GEESTESVERWARRING IN DE NIEUWE WERELD tKdmï&aal van den dag Het Zeemonster -l f: ALLE ABONNÊ'S op dit blad zijn ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen De zorgen wan Jimmy „TEMPEL DER GENADE" Jm LEVENSGEVAAR DONDERDAG 25 MAART 1937 „Beste vertolkster van Christus" Broeder André uit Montreal Nieuwe Uitgaven Duizenden trekken er heenom zich door een oud~tooneel- speelster te laten doopen iiiiiiiii^ IllllIlllllllllIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllli Verre Reizen, door „Bethanië", Bloemendaal met teekeningen van Lode Sengers. Uitg.: van Munster's Uitg- Mij. A'dam. l V v- 165 AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR P. G. WODEHOUSE „Die Lord Wisbeach nu was vroeger met Terwijl duizenden in de oude wereld van hun geloof afvallig worden, uit de Kerk treden, of zich bij de godloozenbeweging aansluiten, tasten in andere landen duizenden jhenschen rond in de duisternis van het onge loof, die hartstochtelijk zoeken naar de Waar heid. Tot welke excessen en dwaasheden de mensch daarbij echter kan komen, moge blijken uit on derstaand artikel, dat een duidelijk, doch te vens een weerzinwekkend beeld geeft van de geestesverwarring in de Nieuwe Wereld. In geweldige lichtletters straalt de naam ..Tempel der Genade" tegen den nachtelijken hemel van Los Angeles. Toen vijf jaar geleden de jonge tooneelspeelster Aimée Semple Mac- t'herson, uit Canada afkomstig, den eersten steen legde voor dit reusachtig bouwwerk, en aan de Amerikaansche journalisten de verzekering gaf, dat zij niet aan de verleiding van Hollywood Zou toegeven, maar dat zij een nieuwen gods dienst ging stichten, had niemand zelfs maar een vaag vermoeden, hoe wonderlijk snel deze Woorden van de schoonste aller moderne profe tessen werkelijkheid zouden worden. Thans trekken duizenden pelgrims naar dezen Tempel der Genade, om zich daar door de voormalige tooneelspeelster plechtig te laten doopen, en deelachtig te worden aan de genade, die deze Welverzorgde, teere vrouwenhand uitdeelt. Haar godsdienstoefeningen, die een even fantastisch als bespottelijk schouwspel opleveren, worden vaak door 6000 tot 8000 menschen bezocht. Van heinde en verre komen ze toegestroomd, jong en oud, rijk en arm; gekromde oude vrouwtjes evengoed als de mondaine dames uit Hollywood, die een doordringenden geur van parfum ver spreiden, allen komen om de „beste vertolkster Van Christus", zooals men Mrs. Aimée in de Vereenigde Staten noemt, te hooren spreken. De „Tempel der Genade" is een groote ro tonde, met in het midden een reusachtig po dium, dat door een hemelsblauw voorhangsel is afgesloten. Wanneer de godsdienstoefeningen een aanvang nemen (gewoonlijk moeten de deuren reeds lang tevoren door de politie wor den afgesloten, wijl het gebouw barstensvol is), ziet men Mrs. Aimée op een gouden troon zit ten, voor op het podium. Ze is gekleed in een luchtig linnen gewaad en omringd door een schaar van knappe jonge meisjes, die, ondanks haar engelenvleugels en wazige kleederen, toch Veel overeenkomst hebben met revue-girls. Deze dwaze eeredienst begint met een rhythmischen dans van het „Engelenkoor", waarbij twee goo chelaars staan opgesteld, die in den lichtkegel Van de schijnwerpers een wonderbaarlijk han dig spel met zilveren balletjes vertoonen, wel ker voortdurend glinsteren op de vergaderde menschenmenigte een eigenaardige, hypnotische Uitwerking veroorzaken. Eindelijk verheft zich de priesteres Mrs. Aimée om haar predikatie te houden. In de Vereenigde Staten kent men tallooze merk waardige godsdienstige sekten, maar de geloo- vigen in den „Tempel der Genade" behooren toch in velerlei opzichten tot de meest excen trieke godzoekers die men zich denken kan. Niet alleen dat zij de eenige sekte vormen die steunt op buitengewone schoonheid van een Vrouw, maar zij kan er zich ook op beroemen, dat zij met de meest moderne middelen der too- öeelkunst te werk gaan. Terwijl namelijk deze theatrale priesteres met een diepe, klankvolle stem die alle luiste raars gevangen houdt, haar toespraak voor draagt (zij spreekt over het heil en de verlos sing door de Genade) waarbij zij vaak een aar dige anecdote vertelt, waarom de toehoorders moeten lachen, wordt op het podium de gods dienstoefening, die meer op een uitzonderlijk tooneelstuk gelijkt, voortgezet. Zoodra het voorhangsel opzij geschoven is, ziet men op het draaibare tooneel den „Tempel der Genade" waarin op gruwelijk realistische Wijze een electrische stoel staat opgesteld. De rechters en de getuigen staan rondom dit beulswerktuig opgesteld, terwijl de voltrekker van het vonnis op zijn slachtoffer wacht. Dan verschijnt de beklaagde op het tooneel. De electrische stoel zal een einde aan zijn leven maken. In gespannen aandacht en sidderend Van sensatie wachten de geloovigen op de din gen die komen gaan. Op het oogenblik dat de veroordeelde op den electrischen stoel wordt vastgegespt, verheft zich de slanke gestalte van de priesteres Mrs. Aimée en zij valt den beul in de armen. „Neen, hij zal nog niet sterven!" zoo roept zij uit. Een zucht van verlichting gaat door den tempel en dan spreekt Mrs. Aimée Verder: „En precies zooals ik het U hier voor oogen vertoon, geschiedt het ook ih het geeste lijk leven. De zondaar kan zelfs in het aange zicht van de hel nog op het laatste oogenblik gered worden, wanneer hij slechts aan de ge nade deelachtig wordt. Door mij kan hij deze genade verkrijgen, om aan den electrischen stoel van het andere leven te ontkomen!" Na deze op brallenden toon gesproken woorden zijn de aanwezigen door een groot stilzwijgen bevangen. Het scherm schuift weer dicht, het tooneel draait langzaam verder, tot zich weer een nieuw beeld voor het oog der toeschouwers ontrolt. Temidden van het bovenbeschreven engelenkoor staat een groote doopvont opge steld. Nog enkele oogenblikken en hier zal zich het plechtige doopsel voltrekken. „Wie meldt zich aan om gedoopt te worden?" zoo vraagt Mrs. Aimée aan de duizenden die de godsdienstoefening bijwonen. Vele nieuwelingen, die onder de betoovering zijn gekomen van deze merkwaardige gebeurtenissen verklaren zich bereid om deelachtig te worden aan de genade die men door het doopsel van Mrs. Aimée kan verkrijgen. Zij worden naar een kleedkamer ge bracht, waar zij van hun eigen kleederen worden ontdaan, en omhangen met luchtige linnen doeken. Dan volgt de meest bespottelijke ver tooning van het geheele schouwspel. De begees terde nieuwelingen worden door de „engelen" in het doopbekken ondergedompeld, en terwijl zij weer boven water komen, krijgen zij een palmtak in de hand gedrukt, om dan druipnat doch innerlijk gelukkig naar de kleedkamers terug te keeren. Honderden mannen en vrou wen ondergaan deze bewerking, die door de stemmingsvolle melodieën van een muziekge zelschap worden omlijst. Het einde van de godsdienstoefening vertoont wel een beeld, dat alle overige tooneelen in dwaasheid overtreft. Dansend begeven zich de jonge meisjes, die daareven nog het engelen koor vormden, onder de menschenmenigte en terwijl hun engelenvleugelen zacht op en neer wiegen, houden zij een collecte met open schaal. Want heel deze dwaze vertooning kost enorm veel geld. Mrs. Aimée behoeft zich echter over gebrek aan belangstelling niet te beklagen en de collecte brengt duizenden dollars op. Terwijl de jonge meisjes collecteeren roept Mrs. Aimée telkens opnieuw met luide stem: „A.u.b. geen klein geld. Wij willen alleen dollars". Zoo vereenigt deze godsdienststichter het practische en nuttige met het ideëele. Het is te begrijpen, dat zjj op zoekende zielen invloed uitoefent. Welke vaagheid vindt tegenwoordig géén aanhangers? Maar een lang leven voor spellen wij deze sekte niet. Het gaat er een beetje al te potsierlijk en sensationeel toe, in de „liturgie" van deze priesteressen. Onlangs gaven wij eenige mededeelingen over het leven van Broeder André uit Montreal in Canada, die reeds tijdens zijn leven als won derdoener werd vereerd. De „Universe" meldt thans, hoe de eerste stappen voor een proces ter zaligverklaring zullen worden ondernomen, zoodra verschillende genezingen, die op voor spraak van den broeder werden verkregen, uit voerig zijn onderzocht. Het lichaam is intus- schen bijgezet in een praalgraf, dat pas voltooid is. Een borstbeeld, dat door den Parijschen beeldhouwer Charter wordt vervaardigd, zal daar ook een plaats vinden. Eveneens bewaart men in de basiliek van Sint Jozef te Montreal het hart van den broeder in een kristallen vaas, welke door den aartsbisschop werd verzegeld. Men mag hier zeker spreken van een devotie, welke zich op verrassend snelle wijze verbreidt! Dat het je wel bekomen mag, kleine vent!" s Dat sport beslist gezond is, s Is toch wel buiten kijf, Ze staalt je kracht, je spieren, Je longen, heel je lijf. se En 't wordt aldoor verkondigd, H Dat door de schoone sport |e De mensch karaktervoller E| En veel beheerschter wordt Hetgeen uit een berichtje Bij sport van deze week Misschien, naar 'k moet gaan vreezen, H Niet heel erg duidelijk bleek. Want OostenrijkItalië s Werd wèl met vuur gespeeld Dat er geen dooden vielen Heeft maar een haar gescheeld! =E Zóó erg had zelfs de referee Het nimmer meegemaakt, Zoodat hij dezen wedstrijd Ten slotte heeft gestaakt; Hoe goed hij 't spel ook leidde, Met nóg zoo strenge kracht, Er was geen kans dat hij het Tot een goed einde bracht.,.. H En tóch mag u niet zeggen: „Dat is nu sportfatsoen!" ee Want neen, met sport had immers Dit voorval niets van doen! De een'ge, die begrip had Van echt-sportieven geest, Is hierbij toch alleen maar Die referee geweest! HERMAN KRAMER Een nieuw Bethanië-boek, dat ons tegelijk weer een volgend belooft: Naar het hart van de Spin, ook met platen en kaarten. De reeks groeit aan, niet zonder dat ook de waarde van elke.i schakel afzonderlijk ver hoogd wordt door het geheel dat ze samen be ginnen te vormen; een kostbare keten, een se rie jeugdboeken van inhoud, verluchting en uit voering zonder weerga in ons land of daar buiten! Wanneer we deze nieuwe schakel in de keten wat aandachtiger beschouwen, komt het ons voor, dat de verborgen edelsmeden, die hem ciseleerden, steeds toenemen in kunstvaar digheid, en ook in liefde voor alles wat is en was en werd door Gods hand. Er is leven en groei aan te voelen in de op eenvolging van deze nobelste onzer jeugdboeken. Maar onveranderd bleef de stem, die van den aanvang af den toon trof om tot jonge harten door te dringen, de verteltrant „zoo rustig, zoo klaar en eenvoudig", wellicht gepuurd uit den stijl der Evangeliën zelf. Ditmaal verhaalt ze meer aan de opgroei ende jongens en meisjes „hoe de Kerk van Jerusalem de Kerk van Rome is geworden." Welk schrijver zou er niet van terugschrikken voor een jeugdboek een onderwerp te kiezen zóó machtig en moeilijk? De ongenoemde, die daar in Bethanië aan de voeten van den Meester zit. begint argeloos en ongekunsteld te verhalen uit de volheid van haar hart, boeit reeds bij haar eerste woorden, leidt ons met Paulus en met Petrus mede, door al hun wederwaardigheden, beproevingen, veroveringen en schijnbare mis lukkingen, door alle zich aan hen opdringende verwikkelingen en problemen, van stad tot stad, van de eene landstreek de andere door, weer naar Jerusalem terug en opnieuw vandaar de stoffige wegen langs, de zee over, de vreemde kusten tegemoet, Jerusalem, Lydda, Caesarea, Tarsus, Antiochie, het eiland Cyprus, Lystra, ten slotte Athene. Elke stad met haar eigen aard en uitzicht, elke woning met haar eigen bewoners, de win kels met hun uitstalling, de werkplaatsen met hun gerief, de binnenhuizen met hun huisraad, en ieder mensch met zijn willen en weten, ge karakteriseerd zóó duidelijk, dat we ons afvra gen, wat er toch voor kracht schuilt in deze sobere volzinnen? Een rijke aanwinst deze „Verre Reizen", zeker even goed bij de catechisatie als bij den catechismus, inzicht gevend, den blik ver ruimend. Konden onze jongens en meisjes dit voorname geschenk aan hen waarlijk naar waarde schat ten, dan was onze cultuur geen stap maar wel een reuzen schrede gevorderd! MARIE KOENEN Op een der zijlijnen van het traject Lenin gradMoskou, zaten in een 2e klas-rook coupé vier reizigers te soezen. De scheme ring was gevallen; ze hadden zoo juist wat ge geten en wilden nu wat slapen. Daar ging de deur van den coupé open en een lange magere gestalte, recht als een kaars, keurig gekleed, trad binnen. De nieuw aange komene bleef eenigen tijd staan, zwaar ade mend, en keek met groote oogen naar de zit plaatsen. „Alweer mis," mompelde hij: „wat drommel, dat wordt toch te bar! Alweer den verkeerden!" Op dit oogenblik keek een der zittende reizi gers den man wat scherper aan en riep: Gregor Ignatief! Ben jij 't? Hoe kom je hier?" De magere heer schrok, keek den andfer een beetje wezenloos aan en drukte hem hartelijk de hand. „Wel Loris Zarkof! Hoe toevallig! Ik wist niet dat je in dezen trein zat." „Hoe gaat 't?" „Best. Ik ben alleen m'n coupé kwijt en kan hem maar niet terugvinden. Stommeling, die ik ben. Ik zou me zelf wel kunnen schoppen." En de lange heer zwaaide grinnekend een beetje heen en weer. „Na de tweede bel," ging hij voort, „stapte ik uit, om een glaasje wodka te drinken. Nou, dacht ik, de reis duurt nog zoo lang, ik moest er nog maar eentje nemen. Ik dronk het op; daar ging de derde bel. Ik heb geloopen als een haas en ben in den eersten den besten wagen gespron gen. Ik ben een gek! Ik ben de zoon van een kip!" „Maar je bent toch nog al in je humeur," lachte Loris Zarkof. „Ga zitten, er is ruimte genoeg." „Neen, neen, ik moet m'n coupé opzoeken! Tot ziens!" ,,'t Is donker, en als je niet uitkijkt, val Je tusschen de wagens. Wacht tot de trein weer stopt; ga nu maar zitten." Gregor Ignatief nam na weifelen plaats te genover z'n vriend. Hij schoof op z'n zitplaats heen en weer alsof hij op doornen zat. „Waar ga je heen?" vroeg Loris Zarkof. „Ik? De ruimte in. tls zoo'n kermis in m'n hoofd! Ik weet zelf niet goed waar ik heen ga. Beste kerel, heb je wel eens 'n gelukkig mensch gezien? Niet? Dan zie je er een voor je: een buitengewoon gelukkigen sterveling. Absoluut! Zie je niets aan m'n gezicht?" „Nou, je lijkt me wel een beetje.... een klein beetjezoozoo." „Ik zal er wel vreeselijk stompzinnig uitzien op t oogenblik. Jammer dat ik geen spiegeltje heb. Ik zou m'n eigen gezicht wel eens willen zien. Je gelooft 't misschien niet, maar ik ben op m'n huwelijksreis. Ben ik de zoon van een kip of niet?" „Jij? Ben je getrouwd?" „Vandaag, kerel. We zijn zóó naar 't station gegaan." „Gefeliciteerd hoor! Jij bent me d'r eentje," lachte Loris; „zie je er daarom zoo chic uit?" „Precies. Ik heb allerlei fijne odeurs over me heen gesprenkeld. 'kZit tot over m'n ooren in de ij delheid! Geen kopzorg en niet denken, maar zoo'n gevoel vanhoe moet ik 't noe men.... nou dat hindert ook niet. 'k Heb me nog nooit van m'n leven zoo'n branie gevoeld." En de gelukkige bruidegom sloot even z'n oogen en wiegelde met z'n hoofd. „Ik ben walglijk gelukkig," vervolgde hij. „Denk je maar eens in. Over een minuut ga ik naar m'n coupé. Daar zit in t hoekje bij het raam een wezen, dat je.... enfin.... dat je is toegewijd. Een klein mondje met een klein neusjekleine vingertjes; het bladluisje van mijn ziel! Kleine voetjes, niet van die turftrap pers zooals jouw voeten, maar iets miniatuurs, nimfachtigs, iets allegorisch. Dat snap je niet, hè? Jij bent natuurlijk materialist; jij bent een ongevoelig vrijgezel! Ja, direct over een mi nuutje ga ik naar m'n coupé. Daar zit ze met ongeduld op me te wachtenin 't blijde voor uitzicht van m'n verschijning...." En Gregor L i Het was geen wonder, dat de menschen bang waren voor de twee vrienden, want toen ze in den tuin van den Amerikaan kwamen, zagen ze niet, dat het zeemonster hen in de verte stilletjes achterna kwam. De zoon van den Amerikaan zat bi den tuin te slapen. Hfj schrok zich half dood, toen hij wakker werd en het manster voor zich zag staan. Piet en Drein stonden op een af stand te roepen. „Zeemonster, laat je dat! Kom hier! Koest! Kssss!" Maar het gaf niet veel. Eindelijk kreeg Piet het te pakken door de lus die om zijn nek zat, vast te grijpen. Drein ging het eerst naar bonnen en vroeg of meneer te spreken was aan een huisknecht. „Meneer is binnen in zijn studeerkamer,' zei de huisknecht verschrikt. „Loopt U maar door, dan zal ik wel even op het zeemonster passend." Ignatief wiegelde weer met z'n hoofd en grin nikte verheugd. „Om ons heen," begon hij weer, „is stilte. poëtische schemering. Op zoo'n oogenblik zou ik de heele wereld kunnen omhelzen. Loris Zarkof, sta me toe dat ik je omhels!" „Met alle plezier!" En de twee vrienden om helsden elkaar, terwijl hun medereizigers lach ten. „En om de idioterie te bekronen, of zooals de dichters zeggen, om de illusie te vervolmaken," hernam Gregor Ignatief, „ga je naar de restau ratie en wipt twee of drie glaasjes naar binnen. En dan gebeurt er in je hoofd en in je hart iets De gelukkige veel mooiers dan je in 't mooiste sprookje lezen kunt. Ik ben een i onbeduidend mensch, maar ik krijg een gevoel alsof ik Reen grenzen meer ken; ik omhels de heele wereld! Geamuseerd keken de andere heeren naar den aangeschoten vroolijken bruidegom; ze wer den aangestoken door z'n vroolijkheid. Ze lach ten om hem en lachten met hem mee. „Niet zooveel denken, heeren!" riep Gregor Ignatief; „niet zooveel denken! Niet alles zoo uitzoeken! Als je zin hebt om te drinken drink! Niet philosofeeren, of t goed voor je is of nietWeg met al die philosofie en psycho logie!" Op dat oogenblik kwam de conducteur door den coupé. .Luister eens, vriend,'" sprak Gregor Ignatief hem aan, „als je door coupé 108 komt, kijk dan even of je ook een dame ziet met een beige hoed met een groene veer, en zeg haar dat ik hier zit." „Zeker, mijnheer, maar no. 108 is er niet in den trein, wel 118." „Nou, dan 118. Da's toch 't zelfde? Vertel dan maar aan die dame, dat haar man lekker als kip en overgelukkig is." „Een gelukkig mensch is tegenwoordig wel een uitzondering mijnheer," merkte een der medereizigers op. „Je kunt net zoo goed een witten olifant tegenkomen." „Ja, en wie z'n schuld is dat?" vroeg Gregor Ignatief, en strekte uitdagend z'n lange beenen uit. „Als je niet gelukkig bent, is t je eigen schuld! Wat dacht u anders? De mensch is de schepper van z'n eigen geluk. Als je gelukkig wilt zijn, dan kun je t. Maar je wilt 't niet. Er staat ook geschreven dat „de wijn het hart van den man verheugt." Als je je gelukkig voelt en Je wilt je nog fijner voelen, ga dan naar de restauratie en drink een borrel. Dat is levens wijsheid." „U zegt, mijnheer, dat de mensch de schep per van z'n eigen geluk is. Maar hoe kan dat, als kiespijn of een lastige schoonmoeder al vol doende zijn, om al z'n geluk weg te jagen? Als we op t oogenblik een spoorwegongeluk kregen, zou u wel anders praten." „Onzin," verklaarde de gelukkige bruidegom. „Er gebeurt maar eens in 't jaar een spoorweg ongeluk. Een ongeluk is een uitzondering! Weg er mee! Ik wil er niet over praten. O, hier stop pen we, geloof ik." „Waar ga Je nu heen?" vroeg Loris Zarkof, „naar Moskou of nog verder naar 't Zuiden?" „Wat klets Je nou? Ik kan toch niet verder naar t Zuiden gaan, als ik naar t Noorden ga?" „Maar Moskou ligt niet in 't Noorden." „Dat weet ik, maar we zijn op weg naar Leningrad." „We gaan naar Moskou," verzekerde Zarkof. „Naar Moskou? Hoe bedoel je dat?" verbaasde zich de bruidegom. ,Voor welk station heb je een kaartje?" „Voor Leningrad." „Dan kan ik Je niet feliciteeren. Je zit ln den verkeerden trein." Een minuut van stilte volgde. Toen stond Gregor Ignatief op en keek wezenloos het ge zelschap rond. „Je zult in Barrinaf in den verkeerden trein zjjn gesprongen. Toen je je glaasjes wodka op had, ben je den verkeerden kant opgeloopen." Gregor Ignatief werd bleek en greep z'n hoed. „Stommeling, die ik ben" riep hij verontwaar digd. .Mispunt! De duivel verslinde mij! Wat nu? M'n vrouw zit in den anderen trein! Ze is moederziel alleen, ze zit op me te wachten, ze maakt zich doodelijk ongerust. O, wat ben ik een gek!" Hij viel op de bank en kromp ineen, alsof iemand op z'n eksteroogen getrapt had. „Wat ben ik toch diep ongelukkig!" klaagde hij. „Wat moet ik beginnen, wat moet ik be ginnen?" „Och," troostten hem z'n medereizigers, „dat komt best in orde. Je telegrafeert aan je vrouw en je probeert den sneltrein naar Leningrad te pakken. Dan haal je haar in." „Den sneltrein naar Leningrad!" jammerde Gregor Ignatief, de schepper van z'n eigen ge luk, „hoe kom ik ln den sneltrein naar Lenin grad? Mijn vrouw heeft al t geld." En de gelukkige, eenige uren geleden in t huwelijk getreden bruidegom borg snikkend z'n gelaat in een met fijne odeurs besprenkelden zakdoek. Gaspedalen zijn gewillig! Maar als uw autosnelheid verdubbelt wordt uw remweg (afstand, noodig om te stoppen) 2x2—4 maal zoo groot! oo-17 7CA bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 7ttrt m bij een ongeval met H 250e™ j. ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen Wa doodelfjken afloop bij verlies van een hand, een voet of een oog. •uiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiHiHHiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiHitiiiiiniiiuï inIllnu 42 Meneer Sturgis knikte. „Weet wat u bedoelt. Zag dat ding in de ♦rant," zei hij kort. „Ja? „Nu, is het curieus, maar bijna van begin af Aan voelde ik mij niet op mijn gemak. Als ik Heg, dat de jongeman er vrij echt uitzag, bedoel lk daarmee, dat hij mijn echtgenoot en mijn nichtje, die hier bij ons woont, werkelijk om den tuin wist te leiden. Maar ik had bepaalde Vedenen, waarop ik nu niet behoef in te gaan, «m op mijn hoede te zijn, en ik was op mijn hoede. Mijn wantrouwen steeg nog, toen mijn hian de meening uitte, dat hij den jongeman al eens eerder had gezien en wel als een van de Passagiers op de „Atlantic," het schip, waarmee WÜ terugkeerden, terwijl die man echter be weert met de „Coronia" te zijn aangekomen." „Bent u daar zeker van, mevrouw Pett? Zei hij positief, dat hij vanmorgen was aangeko- toen?" „Jawel, positief. Ongelukkigerwijze was ik hiet in de gelegenheid om me van de waar heid daarvan te vergewissen, ook niet om te constateereu, of mijn man het bü het rechte eind had, want ik kan nu eenmaal niet goed tegen de zee, en gedurende de heele reis ben ik bijna niet aan dek geweest. Maar, zooals ik zeg, ik vertrouwde de zaak niet. Ik wist niet, hoe ik mijn wantrouwen zou kunnen rechtvaar digen, totdat ik me herinnerde, dat mijn nieuwe butler, Skinner, pas uit het huis van mijn zuster is gekomen.'' „Dat is die man, die me daar net binnen liet?" „Precies. Hij kwam een paar dagen geleden in mijn dienst, direct nadat hij uit Londen was aangekomen. Ik besloot te wachten tot Skinner den jongeman ontmoet had. Toen die bedrieger voor den eersten keer hier in huis kwam, was mijn man bij hem, die de deur met zijn sleutel open maakte, dus toen zag de butler hem niet." „Ik begrijp het," zei meneer Sturgis, „die scherp den hond, Aïda, aankeek, die opgestaan was en aan zijn enkels snuffelde. U dacht, dat als Skinner den jongeman herkende, dat een bewijs voor zijn echtheid zou zijn?" „Juist." „Herkende hij hem?" „Jawel, maar wacht. Ik ben nog niet klaar met mijn verhaal. Hij herkende hem. En voor- loopig was ik dus gerustgesteld, maar ik ver trouwde ook dien Skinner niet. Ik moet nu nog vertellen, dat men mij voor hem gewaar schuwd had. Ik zal u man en paard noemen: het was Lord Wisbeach, een Engelsch edelman, met wien we al langen tijd erg intiem zijn, die me waarschuwde. Hij is een van de Shropshire Wisbeaches." Jimmy Crocker heel goed bekend. Hij kwam vandaag bü ons lunchen en ontmoette den be drieger dus. Lord Wisbeach deed, alsof hij hem herkende, om hem zoodoende te doen gelooven, dat hij veilig was. Maar na tafel kwam de Lord bij me en vertelde me, dat hij dien man in werkelijkheid nooit van zijn leven gezien had en dat het, wie het ook mocht zijn, in geen geval mijn neef James Crocker was." Zij hield op met haar verhaal en keek meneer Sturgis verwachtingsvol aan. De detective lachte een rustig glimlachje. „En ook dat is nog niet alles. Er is nog iets. Meneer Pett heeft altijd iemand als huis- gymnastlekleeraar hier gehad, een zekeren Jerry Mitchell. Gisteren heb ik dien man ontslagen op gronden, waarop ik thans niet hoef in te gaan. Vandaag, juist toen u binnenkwam, vroeg die man, die zich Jimmy Crocker noemt, mij, of ik Jerry Mitchell niet wilde laten terug keeren om hem zijn betrekking weer te laten waarne men. Komt dat u ook niet verdacht voor, meneer Sturgis?" De detective sloot zijn oogen en lachte weer zijn rustig glimlachje. Toen opende hij zijn oogen en keek mevrouw Pett scherp aan. „Dat is een van de aardigste gevallen, waar aan ik de laatste jaren heb deelgenomen," zei hij. „Mevrouw Pett, laat me u eens wat vertel len. Het is nu eenmaal een eigenaardigheid van me, dat ik nooit een gezicht vergeet. U zegt, dat de jongeman beweert, vanmorgen te zijn aangekomen? Wel, Ik heb hem meer dan een week geleden zelf gezien in een restaurant aan Broadway." „Heusch?" „Hij was toen in gesprek met.... Jerry (Mitchell. Ik ken Jerry Mitchell goed van aan zien." Mevrouw Pett slaakte een lichten uitroep. „En die butler van u; Skinner; zal ik u van hem eens iets vertellen? U weet wellicht, dat als de groote detective-agentschappen Andersen en zoo, iemand moeten opsporen, zij in den regel de kleinere agentschappen, zooals het mijne, verzoeken, voor dat geval met hen samen te werken. Dat spaart tijd uit en vergroot het operatieterrein. Nu bewijzen wü Andersen graag 'n dienst en de zaak van Andersen is groot ge noeg om ons dat te laten doen. Enfin, een paar dagen geleden kwam een vriend van me, die bij Andersen verbonden is, met een stapel por tretten bij me, die hem uit Londen waren toe gestuurd. Van het een of andere privé- deteetive-bureau of van Scotland-Yard, dat weet ik niet. Ook weet ik niet, waarom men de per sonen zocht, maar men had Anderson verzocht, hem op te sporen en rapport uit te brengen. Mijn bijzondere gave om gezichten te onthouden is Anderson al verscheidene keeren heel goed van pas gekomen. Ik bestudeerde de foto's nauw keurig en nam er een paar mee. Ik heb er een bij me." Hij tastte ln zijn zak. .Herkent u dit?" Mevrouw Pett keek naar de foto. Het stelde een dikken, vroolijken heer voor. „Skinner!" „Precies," zei meneer Sturgis, terwijl hij de foto weer in zijn zak stak. „Ik herkende hem direct, toen hij de deur voor me open deed." „Maar, ik ben er bijna zeker van, dat Skinner dezelfde man is, die me binnenliet, toen ik mijn zuster in Londen een bezoek bracht." „Bijna," herhaalde de detective. ,Hebt u hem nauwkeurig- opgenomen?" „Nee, dat niet." ,Het is een veel voorkomend type. Het zou voor een handigen boef werkelijk gemakkelijk zijn, om zich uit te geven voor den butler van uw zuster. Dat zou zeker voldoende zijn, om iemand, die den butler maar ééns, en dan nog maar heel even, gezien heeft, om den tuin te leiden. Wat zij in hun schild voeren, kan lk nu natuurlijk nog niet zeggen, maar, alles wel beschouwd, staat het ongeveer vast, dat de man, die zich uw neef noemt, en de man, die zich uitgeeft voor den butler van uw zuster, samen werken, en dat ook Jerry Mitchell iets uitstaande met hen heeft. Zooals ik zeg, ik kan niet ver klaren, wat eigenlijk h*n plan is, maar het lijkt mij vrij zeker, dat het onverwachte ont slag van Mitchell hun plannen in de war ge bracht heeft. Dat zou een verklaring zijn voor zfjn verlangen, om hier weer terug te komen." „Lord Wisbeach meende, dat z!J zouden pro- beeren de springstof van mijn neef te stelen. Misschien hebt u in de kranten gelezen, dat mijn neef, Willy Partridge, een springstof heeft uit gevonden, heviger dan een der bestaande. U zult zijn vader, Dwight Partridge, naWiurlijk wel gekend hebben." Meneer Sturgis knikte. „Zijn vader werkte er nog aan, vlak voor hij stierf, en Willy heeft de onderzoekingen na zijn vaders dood voortgezet. Vandaag, bij de lunch, liet hij ons een buisje zien, dat heelemaal met de springstof gevuld was. Hij heeft het ln de brandkast van mijn man gelegd. Lord Wisbeach meent, dat die schel men van plan zijn, die proef te stelen, maar ik heb ook al eens gedacht, of het weer niet een poging zou zijn, om mijn zoon, Ogden te schaken. Wat denkt u er van?" ,Het is, voorloopig althans, moeilijk iets met zekerheid te zeggen. Wij kunnen slechts vast stellen, dat er inderdaad gecomplotteerd wordt U hebt zeker geweigerd, dat Mitchell terug zou komen?" „Ja Vindt u dat ook niet het verstandigste?" „Zonder twijfel. Als zijn afwezigheid hun niet dwars zit, zouden zij er niet zoo op aandringen hem terug te nemen." „Wat zullen we nu doen?" „Wenscht u, dat ik werk van de zaak maak?" .Natuurlijk!" Méneer Sturgis fronste de wenkbrauwen. „Het zou geen zin hebben, als ik zelf hier kwam. Ongelukkigerwijze heeft de man, die zich voor uw neef uitgeeft, mij gezien. Als ik hier nu bleef, zou hij ongetwijfeld verdenking gaan koesteren. Hij zou op zijn hoede zijn." Hij dacht na, met gesloten oogen. .Juffrouw Trimble," zei hij toen. Hardon?" „U moet juffrouw Trimble hebben. Zü is een van zijn knapste werksters. Het is ook juist een geval voor haar." „Een vrouw?" vroeg mevrouw Pett sceptisch. „Een vrouw uit duizenden," zei meneer Sturgis: „een vrouw uit millioenen." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 13