GEESTESVERWARRING IN DE
NIEUWE WERELD
tKdmï&aal van den dag
Het Zeemonster
-l
f:
ALLE ABONNÊ'S op dit blad zijn ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen
De zorgen wan
Jimmy
„TEMPEL DER GENADE"
Jm
LEVENSGEVAAR
DONDERDAG 25 MAART 1937
„Beste vertolkster van
Christus"
Broeder André uit
Montreal
Nieuwe Uitgaven
Duizenden trekken er heenom
zich door een oud~tooneel-
speelster te laten doopen
iiiiiiiii^
IllllIlllllllllIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllli
Verre Reizen, door „Bethanië",
Bloemendaal met teekeningen
van Lode Sengers. Uitg.: van
Munster's Uitg- Mij. A'dam.
l
V
v-
165
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR P. G. WODEHOUSE
„Die Lord Wisbeach nu was vroeger met
Terwijl duizenden in de oude wereld van
hun geloof afvallig worden, uit de Kerk
treden, of zich bij de godloozenbeweging
aansluiten, tasten in andere landen duizenden
jhenschen rond in de duisternis van het onge
loof, die hartstochtelijk zoeken naar de Waar
heid.
Tot welke excessen en dwaasheden de mensch
daarbij echter kan komen, moge blijken uit on
derstaand artikel, dat een duidelijk, doch te
vens een weerzinwekkend beeld geeft van de
geestesverwarring in de Nieuwe Wereld.
In geweldige lichtletters straalt de naam
..Tempel der Genade" tegen den nachtelijken
hemel van Los Angeles. Toen vijf jaar geleden
de jonge tooneelspeelster Aimée Semple Mac-
t'herson, uit Canada afkomstig, den eersten steen
legde voor dit reusachtig bouwwerk, en aan de
Amerikaansche journalisten de verzekering gaf,
dat zij niet aan de verleiding van Hollywood
Zou toegeven, maar dat zij een nieuwen gods
dienst ging stichten, had niemand zelfs maar
een vaag vermoeden, hoe wonderlijk snel deze
Woorden van de schoonste aller moderne profe
tessen werkelijkheid zouden worden. Thans
trekken duizenden pelgrims naar dezen Tempel
der Genade, om zich daar door de voormalige
tooneelspeelster plechtig te laten doopen, en
deelachtig te worden aan de genade, die deze
Welverzorgde, teere vrouwenhand uitdeelt. Haar
godsdienstoefeningen, die een even fantastisch
als bespottelijk schouwspel opleveren, worden
vaak door 6000 tot 8000 menschen bezocht. Van
heinde en verre komen ze toegestroomd, jong
en oud, rijk en arm; gekromde oude vrouwtjes
evengoed als de mondaine dames uit Hollywood,
die een doordringenden geur van parfum ver
spreiden, allen komen om de „beste vertolkster
Van Christus", zooals men Mrs. Aimée in de
Vereenigde Staten noemt, te hooren spreken.
De „Tempel der Genade" is een groote ro
tonde, met in het midden een reusachtig po
dium, dat door een hemelsblauw voorhangsel
is afgesloten. Wanneer de godsdienstoefeningen
een aanvang nemen (gewoonlijk moeten de
deuren reeds lang tevoren door de politie wor
den afgesloten, wijl het gebouw barstensvol is),
ziet men Mrs. Aimée op een gouden troon zit
ten, voor op het podium. Ze is gekleed in een
luchtig linnen gewaad en omringd door een
schaar van knappe jonge meisjes, die, ondanks
haar engelenvleugels en wazige kleederen, toch
Veel overeenkomst hebben met revue-girls. Deze
dwaze eeredienst begint met een rhythmischen
dans van het „Engelenkoor", waarbij twee goo
chelaars staan opgesteld, die in den lichtkegel
Van de schijnwerpers een wonderbaarlijk han
dig spel met zilveren balletjes vertoonen, wel
ker voortdurend glinsteren op de vergaderde
menschenmenigte een eigenaardige, hypnotische
Uitwerking veroorzaken.
Eindelijk verheft zich de priesteres Mrs.
Aimée om haar predikatie te houden. In de
Vereenigde Staten kent men tallooze merk
waardige godsdienstige sekten, maar de geloo-
vigen in den „Tempel der Genade" behooren
toch in velerlei opzichten tot de meest excen
trieke godzoekers die men zich denken kan.
Niet alleen dat zij de eenige sekte vormen die
steunt op buitengewone schoonheid van een
Vrouw, maar zij kan er zich ook op beroemen,
dat zij met de meest moderne middelen der too-
öeelkunst te werk gaan.
Terwijl namelijk deze theatrale priesteres
met een diepe, klankvolle stem die alle luiste
raars gevangen houdt, haar toespraak voor
draagt (zij spreekt over het heil en de verlos
sing door de Genade) waarbij zij vaak een aar
dige anecdote vertelt, waarom de toehoorders
moeten lachen, wordt op het podium de gods
dienstoefening, die meer op een uitzonderlijk
tooneelstuk gelijkt, voortgezet.
Zoodra het voorhangsel opzij geschoven is,
ziet men op het draaibare tooneel den „Tempel
der Genade" waarin op gruwelijk realistische
Wijze een electrische stoel staat opgesteld. De
rechters en de getuigen staan rondom dit
beulswerktuig opgesteld, terwijl de voltrekker
van het vonnis op zijn slachtoffer wacht.
Dan verschijnt de beklaagde op het tooneel.
De electrische stoel zal een einde aan zijn leven
maken. In gespannen aandacht en sidderend
Van sensatie wachten de geloovigen op de din
gen die komen gaan. Op het oogenblik dat de
veroordeelde op den electrischen stoel wordt
vastgegespt, verheft zich de slanke gestalte van
de priesteres Mrs. Aimée en zij valt den beul in
de armen. „Neen, hij zal nog niet sterven!"
zoo roept zij uit. Een zucht van verlichting gaat
door den tempel en dan spreekt Mrs. Aimée
Verder: „En precies zooals ik het U hier voor
oogen vertoon, geschiedt het ook ih het geeste
lijk leven. De zondaar kan zelfs in het aange
zicht van de hel nog op het laatste oogenblik
gered worden, wanneer hij slechts aan de ge
nade deelachtig wordt. Door mij kan hij deze
genade verkrijgen, om aan den electrischen
stoel van het andere leven te ontkomen!"
Na deze op brallenden toon gesproken woorden
zijn de aanwezigen door een groot stilzwijgen
bevangen. Het scherm schuift weer dicht, het
tooneel draait langzaam verder, tot zich weer
een nieuw beeld voor het oog der toeschouwers
ontrolt. Temidden van het bovenbeschreven
engelenkoor staat een groote doopvont opge
steld. Nog enkele oogenblikken en hier zal zich
het plechtige doopsel voltrekken.
„Wie meldt zich aan om gedoopt te worden?"
zoo vraagt Mrs. Aimée aan de duizenden die de
godsdienstoefening bijwonen. Vele nieuwelingen,
die onder de betoovering zijn gekomen van deze
merkwaardige gebeurtenissen verklaren zich
bereid om deelachtig te worden aan de genade
die men door het doopsel van Mrs. Aimée kan
verkrijgen. Zij worden naar een kleedkamer ge
bracht, waar zij van hun eigen kleederen worden
ontdaan, en omhangen met luchtige linnen
doeken. Dan volgt de meest bespottelijke ver
tooning van het geheele schouwspel. De begees
terde nieuwelingen worden door de „engelen"
in het doopbekken ondergedompeld, en terwijl
zij weer boven water komen, krijgen zij een
palmtak in de hand gedrukt, om dan druipnat
doch innerlijk gelukkig naar de kleedkamers
terug te keeren. Honderden mannen en vrou
wen ondergaan deze bewerking, die door de
stemmingsvolle melodieën van een muziekge
zelschap worden omlijst.
Het einde van de godsdienstoefening vertoont
wel een beeld, dat alle overige tooneelen in
dwaasheid overtreft. Dansend begeven zich de
jonge meisjes, die daareven nog het engelen
koor vormden, onder de menschenmenigte en
terwijl hun engelenvleugelen zacht op en neer
wiegen, houden zij een collecte met open schaal.
Want heel deze dwaze vertooning kost enorm
veel geld. Mrs. Aimée behoeft zich echter over
gebrek aan belangstelling niet te beklagen en
de collecte brengt duizenden dollars op. Terwijl
de jonge meisjes collecteeren roept Mrs. Aimée
telkens opnieuw met luide stem: „A.u.b. geen
klein geld. Wij willen alleen dollars".
Zoo vereenigt deze godsdienststichter het
practische en nuttige met het ideëele. Het is te
begrijpen, dat zjj op zoekende zielen invloed
uitoefent. Welke vaagheid vindt tegenwoordig
géén aanhangers? Maar een lang leven voor
spellen wij deze sekte niet. Het gaat er een
beetje al te potsierlijk en sensationeel toe, in
de „liturgie" van deze priesteressen.
Onlangs gaven wij eenige mededeelingen over
het leven van Broeder André uit Montreal in
Canada, die reeds tijdens zijn leven als won
derdoener werd vereerd. De „Universe" meldt
thans, hoe de eerste stappen voor een proces
ter zaligverklaring zullen worden ondernomen,
zoodra verschillende genezingen, die op voor
spraak van den broeder werden verkregen, uit
voerig zijn onderzocht. Het lichaam is intus-
schen bijgezet in een praalgraf, dat pas voltooid
is. Een borstbeeld, dat door den Parijschen
beeldhouwer Charter wordt vervaardigd, zal
daar ook een plaats vinden. Eveneens bewaart
men in de basiliek van Sint Jozef te Montreal
het hart van den broeder in een kristallen vaas,
welke door den aartsbisschop werd verzegeld.
Men mag hier zeker spreken van een devotie,
welke zich op verrassend snelle wijze verbreidt!
Dat het je wel bekomen
mag, kleine vent!"
s Dat sport beslist gezond is,
s Is toch wel buiten kijf,
Ze staalt je kracht, je spieren,
Je longen, heel je lijf.
se En 't wordt aldoor verkondigd,
H Dat door de schoone sport
|e De mensch karaktervoller
E| En veel beheerschter wordt
Hetgeen uit een berichtje
Bij sport van deze week
Misschien, naar 'k moet gaan vreezen,
H Niet heel erg duidelijk bleek.
Want OostenrijkItalië
s Werd wèl met vuur gespeeld
Dat er geen dooden vielen
Heeft maar een haar gescheeld!
=E Zóó erg had zelfs de referee
Het nimmer meegemaakt,
Zoodat hij dezen wedstrijd
Ten slotte heeft gestaakt;
Hoe goed hij 't spel ook leidde,
Met nóg zoo strenge kracht,
Er was geen kans dat hij het
Tot een goed einde bracht.,..
H En tóch mag u niet zeggen:
„Dat is nu sportfatsoen!"
ee Want neen, met sport had immers
Dit voorval niets van doen!
De een'ge, die begrip had
Van echt-sportieven geest,
Is hierbij toch alleen maar
Die referee geweest!
HERMAN KRAMER
Een nieuw Bethanië-boek, dat ons tegelijk
weer een volgend belooft: Naar het hart van de
Spin, ook met platen en kaarten.
De reeks groeit aan, niet zonder dat ook de
waarde van elke.i schakel afzonderlijk ver
hoogd wordt door het geheel dat ze samen be
ginnen te vormen; een kostbare keten, een se
rie jeugdboeken van inhoud, verluchting en uit
voering zonder weerga in ons land of daar
buiten!
Wanneer we deze nieuwe schakel in de
keten wat aandachtiger beschouwen, komt het
ons voor, dat de verborgen edelsmeden, die
hem ciseleerden, steeds toenemen in kunstvaar
digheid, en ook in liefde voor alles wat is en
was en werd door Gods hand.
Er is leven en groei aan te voelen in de op
eenvolging van deze nobelste onzer jeugdboeken.
Maar onveranderd bleef de stem, die van den
aanvang af den toon trof om tot jonge harten
door te dringen, de verteltrant „zoo rustig, zoo
klaar en eenvoudig", wellicht gepuurd uit den
stijl der Evangeliën zelf.
Ditmaal verhaalt ze meer aan de opgroei
ende jongens en meisjes „hoe de Kerk van
Jerusalem de Kerk van Rome is geworden."
Welk schrijver zou er niet van terugschrikken
voor een jeugdboek een onderwerp te kiezen zóó
machtig en moeilijk? De ongenoemde, die daar
in Bethanië aan de voeten van den Meester zit.
begint argeloos en ongekunsteld te verhalen uit
de volheid van haar hart, boeit reeds bij haar
eerste woorden, leidt ons met Paulus en met
Petrus mede, door al hun wederwaardigheden,
beproevingen, veroveringen en schijnbare mis
lukkingen, door alle zich aan hen opdringende
verwikkelingen en problemen, van stad tot stad,
van de eene landstreek de andere door, weer
naar Jerusalem terug en opnieuw vandaar de
stoffige wegen langs, de zee over, de vreemde
kusten tegemoet, Jerusalem, Lydda, Caesarea,
Tarsus, Antiochie, het eiland Cyprus, Lystra,
ten slotte Athene.
Elke stad met haar eigen aard en uitzicht,
elke woning met haar eigen bewoners, de win
kels met hun uitstalling, de werkplaatsen met
hun gerief, de binnenhuizen met hun huisraad,
en ieder mensch met zijn willen en weten, ge
karakteriseerd zóó duidelijk, dat we ons afvra
gen, wat er toch voor kracht schuilt in deze
sobere volzinnen?
Een rijke aanwinst deze „Verre Reizen",
zeker even goed bij de catechisatie als bij den
catechismus, inzicht gevend, den blik ver
ruimend.
Konden onze jongens en meisjes dit voorname
geschenk aan hen waarlijk naar waarde schat
ten, dan was onze cultuur geen stap maar wel
een reuzen schrede gevorderd!
MARIE KOENEN
Op een der zijlijnen van het traject Lenin
gradMoskou, zaten in een 2e klas-rook
coupé vier reizigers te soezen. De scheme
ring was gevallen; ze hadden zoo juist wat ge
geten en wilden nu wat slapen.
Daar ging de deur van den coupé open en
een lange magere gestalte, recht als een kaars,
keurig gekleed, trad binnen. De nieuw aange
komene bleef eenigen tijd staan, zwaar ade
mend, en keek met groote oogen naar de zit
plaatsen.
„Alweer mis," mompelde hij: „wat drommel,
dat wordt toch te bar! Alweer den verkeerden!"
Op dit oogenblik keek een der zittende reizi
gers den man wat scherper aan en riep:
Gregor Ignatief! Ben jij 't? Hoe kom je
hier?"
De magere heer schrok, keek den andfer een
beetje wezenloos aan en drukte hem hartelijk
de hand.
„Wel Loris Zarkof! Hoe toevallig! Ik wist
niet dat je in dezen trein zat."
„Hoe gaat 't?"
„Best. Ik ben alleen m'n coupé kwijt en kan
hem maar niet terugvinden. Stommeling, die ik
ben. Ik zou me zelf wel kunnen schoppen." En
de lange heer zwaaide grinnekend een beetje
heen en weer.
„Na de tweede bel," ging hij voort, „stapte ik
uit, om een glaasje wodka te drinken. Nou, dacht
ik, de reis duurt nog zoo lang, ik moest er nog
maar eentje nemen. Ik dronk het op; daar ging
de derde bel. Ik heb geloopen als een haas en
ben in den eersten den besten wagen gespron
gen. Ik ben een gek! Ik ben de zoon van een
kip!"
„Maar je bent toch nog al in je humeur,"
lachte Loris Zarkof. „Ga zitten, er is ruimte
genoeg."
„Neen, neen, ik moet m'n coupé opzoeken!
Tot ziens!"
,,'t Is donker, en als je niet uitkijkt, val Je
tusschen de wagens. Wacht tot de trein weer
stopt; ga nu maar zitten."
Gregor Ignatief nam na weifelen plaats te
genover z'n vriend. Hij schoof op z'n zitplaats
heen en weer alsof hij op doornen zat.
„Waar ga je heen?" vroeg Loris Zarkof.
„Ik? De ruimte in. tls zoo'n kermis in m'n
hoofd! Ik weet zelf niet goed waar ik heen ga.
Beste kerel, heb je wel eens 'n gelukkig mensch
gezien? Niet? Dan zie je er een voor je: een
buitengewoon gelukkigen sterveling. Absoluut!
Zie je niets aan m'n gezicht?"
„Nou, je lijkt me wel een beetje.... een klein
beetjezoozoo."
„Ik zal er wel vreeselijk stompzinnig uitzien
op t oogenblik. Jammer dat ik geen spiegeltje
heb. Ik zou m'n eigen gezicht wel eens willen
zien. Je gelooft 't misschien niet, maar ik ben
op m'n huwelijksreis. Ben ik de zoon van een
kip of niet?"
„Jij? Ben je getrouwd?"
„Vandaag, kerel. We zijn zóó naar 't station
gegaan."
„Gefeliciteerd hoor! Jij bent me d'r eentje,"
lachte Loris; „zie je er daarom zoo chic uit?"
„Precies. Ik heb allerlei fijne odeurs over me
heen gesprenkeld. 'kZit tot over m'n ooren in
de ij delheid! Geen kopzorg en niet denken,
maar zoo'n gevoel vanhoe moet ik 't noe
men.... nou dat hindert ook niet. 'k Heb me
nog nooit van m'n leven zoo'n branie gevoeld."
En de gelukkige bruidegom sloot even z'n oogen
en wiegelde met z'n hoofd.
„Ik ben walglijk gelukkig," vervolgde hij.
„Denk je maar eens in. Over een minuut ga ik
naar m'n coupé. Daar zit in t hoekje bij het
raam een wezen, dat je.... enfin.... dat je is
toegewijd. Een klein mondje met een klein
neusjekleine vingertjes; het bladluisje van
mijn ziel! Kleine voetjes, niet van die turftrap
pers zooals jouw voeten, maar iets miniatuurs,
nimfachtigs, iets allegorisch. Dat snap je niet,
hè? Jij bent natuurlijk materialist; jij bent een
ongevoelig vrijgezel! Ja, direct over een mi
nuutje ga ik naar m'n coupé. Daar zit ze met
ongeduld op me te wachtenin 't blijde voor
uitzicht van m'n verschijning...." En Gregor
L
i
Het was geen wonder, dat de menschen bang waren voor de
twee vrienden, want toen ze in den tuin van den Amerikaan
kwamen, zagen ze niet, dat het zeemonster hen in de verte
stilletjes achterna kwam. De zoon van den Amerikaan zat bi
den tuin te slapen.
Hfj schrok zich half dood, toen hij wakker werd en het
manster voor zich zag staan. Piet en Drein stonden op een af
stand te roepen. „Zeemonster, laat je dat! Kom hier! Koest!
Kssss!" Maar het gaf niet veel. Eindelijk kreeg Piet het te
pakken door de lus die om zijn nek zat, vast te grijpen.
Drein ging het eerst naar bonnen en vroeg of meneer te
spreken was aan een huisknecht. „Meneer is binnen in zijn
studeerkamer,' zei de huisknecht verschrikt. „Loopt U maar
door, dan zal ik wel even op het zeemonster passend."
Ignatief wiegelde weer met z'n hoofd en grin
nikte verheugd.
„Om ons heen," begon hij weer, „is stilte.
poëtische schemering. Op zoo'n oogenblik zou
ik de heele wereld kunnen omhelzen. Loris
Zarkof, sta me toe dat ik je omhels!"
„Met alle plezier!" En de twee vrienden om
helsden elkaar, terwijl hun medereizigers lach
ten.
„En om de idioterie te bekronen, of zooals de
dichters zeggen, om de illusie te vervolmaken,"
hernam Gregor Ignatief, „ga je naar de restau
ratie en wipt twee of drie glaasjes naar binnen.
En dan gebeurt
er in je hoofd en
in je hart iets De gelukkige
veel mooiers dan
je in 't mooiste
sprookje lezen
kunt. Ik ben een i
onbeduidend
mensch, maar ik krijg een gevoel alsof ik Reen
grenzen meer ken; ik omhels de heele wereld!
Geamuseerd keken de andere heeren naar
den aangeschoten vroolijken bruidegom; ze wer
den aangestoken door z'n vroolijkheid. Ze lach
ten om hem en lachten met hem mee.
„Niet zooveel denken, heeren!" riep Gregor
Ignatief; „niet zooveel denken! Niet alles zoo
uitzoeken! Als je zin hebt om te drinken drink!
Niet philosofeeren, of t goed voor je is of
nietWeg met al die philosofie en psycho
logie!"
Op dat oogenblik kwam de conducteur door
den coupé.
.Luister eens, vriend,'" sprak Gregor Ignatief
hem aan, „als je door coupé 108 komt, kijk dan
even of je ook een dame ziet met een beige
hoed met een groene veer, en zeg haar dat ik
hier zit."
„Zeker, mijnheer, maar no. 108 is er niet in
den trein, wel 118."
„Nou, dan 118. Da's toch 't zelfde? Vertel dan
maar aan die dame, dat haar man lekker als
kip en overgelukkig is."
„Een gelukkig mensch is tegenwoordig wel
een uitzondering mijnheer," merkte een der
medereizigers op. „Je kunt net zoo goed een
witten olifant tegenkomen."
„Ja, en wie z'n schuld is dat?" vroeg Gregor
Ignatief, en strekte uitdagend z'n lange beenen
uit. „Als je niet gelukkig bent, is t je eigen
schuld! Wat dacht u anders? De mensch is de
schepper van z'n eigen geluk. Als je gelukkig
wilt zijn, dan kun je t. Maar je wilt 't niet.
Er staat ook geschreven dat „de wijn het hart
van den man verheugt." Als je je gelukkig voelt
en Je wilt je nog fijner voelen, ga dan naar de
restauratie en drink een borrel. Dat is levens
wijsheid."
„U zegt, mijnheer, dat de mensch de schep
per van z'n eigen geluk is. Maar hoe kan dat,
als kiespijn of een lastige schoonmoeder al vol
doende zijn, om al z'n geluk weg te jagen? Als
we op t oogenblik een spoorwegongeluk kregen,
zou u wel anders praten."
„Onzin," verklaarde de gelukkige bruidegom.
„Er gebeurt maar eens in 't jaar een spoorweg
ongeluk. Een ongeluk is een uitzondering! Weg
er mee! Ik wil er niet over praten. O, hier stop
pen we, geloof ik."
„Waar ga Je nu heen?" vroeg Loris Zarkof,
„naar Moskou of nog verder naar 't Zuiden?"
„Wat klets Je nou? Ik kan toch niet verder
naar t Zuiden gaan, als ik naar t Noorden ga?"
„Maar Moskou ligt niet in 't Noorden."
„Dat weet ik, maar we zijn op weg naar
Leningrad."
„We gaan naar Moskou," verzekerde Zarkof.
„Naar Moskou? Hoe bedoel je dat?" verbaasde
zich de bruidegom.
,Voor welk station heb je een kaartje?"
„Voor Leningrad."
„Dan kan ik Je niet feliciteeren. Je zit ln den
verkeerden trein."
Een minuut van stilte volgde. Toen stond
Gregor Ignatief op en keek wezenloos het ge
zelschap rond.
„Je zult in Barrinaf in den verkeerden trein
zjjn gesprongen. Toen je je glaasjes wodka op
had, ben je den verkeerden kant opgeloopen."
Gregor Ignatief werd bleek en greep z'n hoed.
„Stommeling, die ik ben" riep hij verontwaar
digd. .Mispunt! De duivel verslinde mij! Wat
nu? M'n vrouw zit in den anderen trein! Ze is
moederziel alleen, ze zit op me te wachten, ze
maakt zich doodelijk ongerust. O, wat ben ik
een gek!"
Hij viel op de bank en kromp ineen, alsof
iemand op z'n eksteroogen getrapt had.
„Wat ben ik toch diep ongelukkig!" klaagde
hij. „Wat moet ik beginnen, wat moet ik be
ginnen?"
„Och," troostten hem z'n medereizigers, „dat
komt best in orde. Je telegrafeert aan je vrouw
en je probeert den sneltrein naar Leningrad te
pakken. Dan haal je haar in."
„Den sneltrein naar Leningrad!" jammerde
Gregor Ignatief, de schepper van z'n eigen ge
luk, „hoe kom ik ln den sneltrein naar Lenin
grad? Mijn vrouw heeft al t geld."
En de gelukkige, eenige uren geleden in t
huwelijk getreden bruidegom borg snikkend z'n
gelaat in een met fijne odeurs besprenkelden
zakdoek.
Gaspedalen zijn gewillig! Maar
als uw autosnelheid verdubbelt
wordt uw remweg (afstand, noodig
om te stoppen) 2x2—4
maal zoo groot!
oo-17 7CA bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 7ttrt m bij een ongeval met H 250e™
j. ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen Wa doodelfjken afloop
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
•uiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiHiHHiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiHitiiiiiniiiuï
inIllnu
42
Meneer Sturgis knikte.
„Weet wat u bedoelt. Zag dat ding in de
♦rant," zei hij kort. „Ja?
„Nu, is het curieus, maar bijna van begin af
Aan voelde ik mij niet op mijn gemak. Als ik
Heg, dat de jongeman er vrij echt uitzag, bedoel
lk daarmee, dat hij mijn echtgenoot en mijn
nichtje, die hier bij ons woont, werkelijk om
den tuin wist te leiden. Maar ik had bepaalde
Vedenen, waarop ik nu niet behoef in te gaan,
«m op mijn hoede te zijn, en ik was op mijn
hoede. Mijn wantrouwen steeg nog, toen mijn
hian de meening uitte, dat hij den jongeman al
eens eerder had gezien en wel als een van de
Passagiers op de „Atlantic," het schip, waarmee
WÜ terugkeerden, terwijl die man echter be
weert met de „Coronia" te zijn aangekomen."
„Bent u daar zeker van, mevrouw Pett? Zei
hij positief, dat hij vanmorgen was aangeko-
toen?"
„Jawel, positief. Ongelukkigerwijze was ik
hiet in de gelegenheid om me van de waar
heid daarvan te vergewissen, ook niet om
te constateereu, of mijn man het bü het rechte
eind had, want ik kan nu eenmaal niet goed
tegen de zee, en gedurende de heele reis ben
ik bijna niet aan dek geweest. Maar, zooals ik
zeg, ik vertrouwde de zaak niet. Ik wist niet,
hoe ik mijn wantrouwen zou kunnen rechtvaar
digen, totdat ik me herinnerde, dat mijn nieuwe
butler, Skinner, pas uit het huis van mijn zuster
is gekomen.''
„Dat is die man, die me daar net binnen
liet?"
„Precies. Hij kwam een paar dagen geleden in
mijn dienst, direct nadat hij uit Londen was
aangekomen. Ik besloot te wachten tot Skinner
den jongeman ontmoet had. Toen die bedrieger
voor den eersten keer hier in huis kwam, was
mijn man bij hem, die de deur met zijn sleutel
open maakte, dus toen zag de butler hem niet."
„Ik begrijp het," zei meneer Sturgis, „die
scherp den hond, Aïda, aankeek, die opgestaan
was en aan zijn enkels snuffelde. U dacht, dat
als Skinner den jongeman herkende, dat een
bewijs voor zijn echtheid zou zijn?"
„Juist."
„Herkende hij hem?"
„Jawel, maar wacht. Ik ben nog niet klaar
met mijn verhaal. Hij herkende hem. En voor-
loopig was ik dus gerustgesteld, maar ik ver
trouwde ook dien Skinner niet. Ik moet nu
nog vertellen, dat men mij voor hem gewaar
schuwd had. Ik zal u man en paard noemen:
het was Lord Wisbeach, een Engelsch edelman,
met wien we al langen tijd erg intiem zijn, die
me waarschuwde. Hij is een van de Shropshire
Wisbeaches."
Jimmy Crocker heel goed bekend. Hij kwam
vandaag bü ons lunchen en ontmoette den be
drieger dus. Lord Wisbeach deed, alsof hij hem
herkende, om hem zoodoende te doen gelooven,
dat hij veilig was. Maar na tafel kwam de Lord
bij me en vertelde me, dat hij dien man in
werkelijkheid nooit van zijn leven gezien had
en dat het, wie het ook mocht zijn, in geen
geval mijn neef James Crocker was."
Zij hield op met haar verhaal en keek meneer
Sturgis verwachtingsvol aan. De detective
lachte een rustig glimlachje.
„En ook dat is nog niet alles. Er is nog iets.
Meneer Pett heeft altijd iemand als huis-
gymnastlekleeraar hier gehad, een zekeren Jerry
Mitchell. Gisteren heb ik dien man ontslagen
op gronden, waarop ik thans niet hoef in te
gaan. Vandaag, juist toen u binnenkwam, vroeg
die man, die zich Jimmy Crocker noemt, mij, of
ik Jerry Mitchell niet wilde laten terug keeren
om hem zijn betrekking weer te laten waarne
men. Komt dat u ook niet verdacht voor,
meneer Sturgis?"
De detective sloot zijn oogen en lachte weer
zijn rustig glimlachje. Toen opende hij zijn
oogen en keek mevrouw Pett scherp aan.
„Dat is een van de aardigste gevallen, waar
aan ik de laatste jaren heb deelgenomen," zei
hij. „Mevrouw Pett, laat me u eens wat vertel
len. Het is nu eenmaal een eigenaardigheid van
me, dat ik nooit een gezicht vergeet. U zegt,
dat de jongeman beweert, vanmorgen te zijn
aangekomen? Wel, Ik heb hem meer dan een
week geleden zelf gezien in een restaurant aan
Broadway."
„Heusch?"
„Hij was toen in gesprek met.... Jerry
(Mitchell. Ik ken Jerry Mitchell goed van aan
zien."
Mevrouw Pett slaakte een lichten uitroep.
„En die butler van u; Skinner; zal ik u van
hem eens iets vertellen? U weet wellicht, dat als
de groote detective-agentschappen Andersen en
zoo, iemand moeten opsporen, zij in den regel
de kleinere agentschappen, zooals het mijne,
verzoeken, voor dat geval met hen samen te
werken. Dat spaart tijd uit en vergroot het
operatieterrein. Nu bewijzen wü Andersen graag
'n dienst en de zaak van Andersen is groot ge
noeg om ons dat te laten doen. Enfin, een paar
dagen geleden kwam een vriend van me, die bij
Andersen verbonden is, met een stapel por
tretten bij me, die hem uit Londen waren toe
gestuurd. Van het een of andere privé-
deteetive-bureau of van Scotland-Yard, dat weet
ik niet. Ook weet ik niet, waarom men de per
sonen zocht, maar men had Anderson verzocht,
hem op te sporen en rapport uit te brengen. Mijn
bijzondere gave om gezichten te onthouden is
Anderson al verscheidene keeren heel goed van
pas gekomen. Ik bestudeerde de foto's nauw
keurig en nam er een paar mee. Ik heb er een
bij me." Hij tastte ln zijn zak. .Herkent u dit?"
Mevrouw Pett keek naar de foto. Het stelde een
dikken, vroolijken heer voor.
„Skinner!"
„Precies," zei meneer Sturgis, terwijl hij de
foto weer in zijn zak stak. „Ik herkende hem
direct, toen hij de deur voor me open deed."
„Maar, ik ben er bijna zeker van, dat Skinner
dezelfde man is, die me binnenliet, toen ik mijn
zuster in Londen een bezoek bracht."
„Bijna," herhaalde de detective. ,Hebt u hem
nauwkeurig- opgenomen?"
„Nee, dat niet."
,Het is een veel voorkomend type. Het zou
voor een handigen boef werkelijk gemakkelijk
zijn, om zich uit te geven voor den butler van
uw zuster. Dat zou zeker voldoende zijn, om
iemand, die den butler maar ééns, en dan nog
maar heel even, gezien heeft, om den tuin te
leiden. Wat zij in hun schild voeren, kan lk
nu natuurlijk nog niet zeggen, maar, alles wel
beschouwd, staat het ongeveer vast, dat de man,
die zich uw neef noemt, en de man, die zich
uitgeeft voor den butler van uw zuster, samen
werken, en dat ook Jerry Mitchell iets uitstaande
met hen heeft. Zooals ik zeg, ik kan niet ver
klaren, wat eigenlijk h*n plan is, maar het
lijkt mij vrij zeker, dat het onverwachte ont
slag van Mitchell hun plannen in de war ge
bracht heeft. Dat zou een verklaring zijn voor
zfjn verlangen, om hier weer terug te komen."
„Lord Wisbeach meende, dat z!J zouden pro-
beeren de springstof van mijn neef te stelen.
Misschien hebt u in de kranten gelezen, dat mijn
neef, Willy Partridge, een springstof heeft uit
gevonden, heviger dan een der bestaande. U
zult zijn vader, Dwight Partridge, naWiurlijk wel
gekend hebben."
Meneer Sturgis knikte.
„Zijn vader werkte er nog aan, vlak voor
hij stierf, en Willy heeft de onderzoekingen
na zijn vaders dood voortgezet. Vandaag,
bij de lunch, liet hij ons een buisje zien, dat
heelemaal met de springstof gevuld was.
Hij heeft het ln de brandkast van mijn man
gelegd. Lord Wisbeach meent, dat die schel
men van plan zijn, die proef te stelen, maar
ik heb ook al eens gedacht, of het weer niet
een poging zou zijn, om mijn zoon, Ogden te
schaken. Wat denkt u er van?"
,Het is, voorloopig althans, moeilijk iets met
zekerheid te zeggen. Wij kunnen slechts vast
stellen, dat er inderdaad gecomplotteerd wordt
U hebt zeker geweigerd, dat Mitchell terug zou
komen?"
„Ja Vindt u dat ook niet het verstandigste?"
„Zonder twijfel. Als zijn afwezigheid hun niet
dwars zit, zouden zij er niet zoo op aandringen
hem terug te nemen."
„Wat zullen we nu doen?"
„Wenscht u, dat ik werk van de zaak maak?"
.Natuurlijk!"
Méneer Sturgis fronste de wenkbrauwen.
„Het zou geen zin hebben, als ik zelf hier
kwam. Ongelukkigerwijze heeft de man, die zich
voor uw neef uitgeeft, mij gezien. Als ik hier
nu bleef, zou hij ongetwijfeld verdenking gaan
koesteren. Hij zou op zijn hoede zijn." Hij dacht
na, met gesloten oogen. .Juffrouw Trimble," zei
hij toen.
Hardon?"
„U moet juffrouw Trimble hebben. Zü is een
van zijn knapste werksters. Het is ook juist een
geval voor haar."
„Een vrouw?" vroeg mevrouw Pett sceptisch.
„Een vrouw uit duizenden," zei meneer
Sturgis: „een vrouw uit millioenen."
(Wordt vervolgd)