Verschil tusschen rechtsch of linksch? Md (M&aal mn dm da§ Het Zeemonster van Nagasaki E)e zorgen van Jimmy TEGENOVERGESTELDE MEENINGEN -v* DONDERDAG 1 APRIL 1937 Geen onmiddellijke betrekkingen tusschen begaafdheid en links- of rechtshandigheid Merkwaardige proeven Sir Eric Phipps Engelands nieuwe ambassadeur te Parijs Nieuwe boeken Van katholieke schrijvers h hazenwindhond Redemptoristen-College te Vaals HOE LANG IS UW REMWEG? DOOR P C. WODEHOUSE Terwijl in vroeger jaren de linkshandigheid oeschouwd werd als een toevallige on deugd, een licht teeken van achterlijk heid, door opvoeding te corrigeeren, hebben de hedendaagsche psychologie en paedagogie over het linksch zijn hun eigen standpunten. Alfred Adler, de schepper van de Individual- psychologie, haalt de linkshandigheid graag aan als een bron van minderwaardigheidsgevoelens bij kinderen. Volgens hem is het natuurlijk, dat hnKshandigen, wanneer zij op school schrijven moeten leeren, het er minder goed afbrengen dan de anderen, wier rechterhand de natuur mee heeft. Ook bij het lezen komen zij achter; want de linkshandigheid drukt immers uit, dat de geheele linker lichaamshelft beter ontwik keld is dan de andere en dus de leiding heeft, en in dat geval richten zich alle bewegingen, dus ook de leesbeweglng, natuurlijkerwijze van rechts naar links, inplaats van omgekeerd, het geen bij de rechtshandigen het geval is. Een Amerikaansch psycholoog, dr. Bolton van de Temple-universiteit te Philadelphia, houdt er een strikt tegenovergestelde meening op na. Volgens hem zijn het juist de linkshandige kin deren, die een zekere superioriteit gaan voelen boven de anderen, omdat zij b.v. links kunnen schrijven en ook rechts, of omdat zij bij ver schillende sporten veel voor hebben door hun natuurlijke links- en aangeleerde rechtshan digheid. De beide standpunten lijken niet onverzoen lijk, zoowel het een als het ander zal wel voor komen. Maar het is zeker typisch, dat de supe- rioriteitsstelhng uit Amerika komt, waar de schooltoestanden zoo geheel anders zijn dan in de oude wereld. Inmiddels doet men goed, tegenover de nor male rechtshandigheid niet geheel uitsluitend de linkshandigheid te stellen. Want er bestaat ook nog hetgeen wij dubbelhandigheid moeten noemen, dat wil dus zeggen een tamelijk sym metrische ontwikkeling der bewegingen en be wegingscombinaties in beide lichaamshelften of althans de aanleg daartoe. Dubbelhandigheid komt vanzelf nauwelijks aan het licht, want een dubbelhandig kind zal door zijn opvoeding ge durende de eerste zeven levensjaren al schijn baar uitgesproken rechtshandig geworden zijn. Toch blijft de aanleg van de linkerzijde be staan, en wanneer er door omstandigheden aan de linker hand of voet eischen gesteld worden, leeren de dubbelhandigen er verras send snel aan beantwooren. Dr. Wiirtz van het Oskar-Heleneheim te Berhjn-Dahlem, het grootste tehuis voor kreu pelen in Middel-Europa, weet hiervan eigen aardige dingen te vertellen. Het is een buiten gewoon moeilijke eisch, waarvoor menschen gesteld worden, wier rechterhand of arm ge- amputeerd is. Hun voornaamste arbeid bestaat er gedurende maanden en maanden in, de bewegingsmogelijkheden van linkerhand en -arm te leeren kennen, beheerschen en com bineeren. Het tempo van vooruitgang is echter geheel verschillend, en dit ook bij menschen, wier levensomstandigheden en begaving voor het overige tamelijk overeenkomen. Hier on derscheiden zich dadelijk de dubbelhandigen van de rechtshandigen. Er zijn linkshandigen, die zich bewonderenswaardig aanpassen, ter wijl uitgesproken rechtshandigen soms eerst laat en soms nooit een gemiddelde handigheid van den linkerarm bereiken. Hoe nu de rechts-, de links- en dubbelhan digen verdeeld zijn? Voornoemde dr. Bolton heeft proeven genomen op honderden studen ten en deed de ervaring op, dat 65 pet. hunner recht'ch waren. 16 pet. ondubbelzinnig linksch en de overige 20 pet. dubbelhandig. Bij deze dubbelhandigheid echter varieerde de graad, want dat beide handen volkomen gelijkwaardig zijn, Is een zelden voorkomend geval. Nu nog lets over de proeven, waardoor men een en ander ontdekt. (Want de meeste men schen weten zelf niet, welke hand hun natuur lijke leidende hand is, en slechts de geheel linkshandigen worden het zich op hinderlijke wijze bewust.) De meest eenvoudige proef is, om den persoon in kwestie de handen te doen vouwen. De bovenliggende duim duidc dan de leidende hand aan. Verder laat men den proef persoon hetzij glijden, hetzij springen. Het been, dat wordt voorgeschoven bij het glijden, of het eerst opgetild bij den sprong, behoort alweer aan de leidende helft. Bij aankomende schaat senrijders verraadt zich al heel duidelijk, welke lichaamshelft het meest ontwikkeld is: zij steu nen vooral op het been, dat hun grootste hou vast is, en slaan het minder ontwikkelde uit. Fijnere proeven, die de verhouding van be gaafdheid der beide handen of voeten zuiverder vaststellen, zijn de volgende, door dr. Bolton toegepast. De kracht der beide handen wordt gemeten met behulp van een dynamometer. Daarna bepaalt een tikproef voor beide han den een getal voor de snelheid en daarmee verbonden beweging, waarna tenslotte de kwes tie der regelmatigheid van de beweging gecon troleerd werd. De leercapaciteit der beide han den wordt anders bepaald. De wijze waarop, is zoo eenvoudig, dat ieder het met gemak zelf ban probeeren. Men begint een stok tusschen de vingers van de rechterhand rond te draaien van rechts naar links, op de wijze zooals een tamboer-majoor zijn staf laat cirkelen. Gedu rende drie minuten gaat men hier mee door, het aantal geslaagde cirkelingen nauwkeurig noteerend. Daarna probeert men dezelfde be weging met de linkerhand in tegenovergestelde richting en eveneens voor drie minuten. Wan neer men dit een keer of zes herhaalt, zal bij rechtshandigen de linkerhand een lager gemid delde van geslaagde draaiingen vertoonen dan de rechter. Maar nu nemen we ter grootere nauwkeurigheid de proef in tegengestelde rich ting, dus draaien den stok met de rechterhand naar rechts en met de linker naar links. Nu zal uitkomen, of de rechtshandige werkelijk een rechtshandige is. In dat geval is ook nu de rechterhand de linker de baas. Maar toont nu de linkerhand meer vaardigheid, dan heeft men met een geval van latente linkshandigheid te doen. Volgens dr. Bolton is het ook een latente linkshandigheid, die sommige biljartspelers er toe brengt, hun biljartqueue met de linkerhand te hanteeren, terwijl zij verder geheel rechtsch zijn. Zulke menschen kunnen zich zonder veel inspanning tot dubbelhandigheid ontwikkelen. Tusschen begaafdheid en links- of rechts handigheid bestaan geen onmiddellijke betrek kingen. De voornaamste oorzaak van de links heid ligt in de neiging van onze hersens en ons lichaam, af te wijken van de zuivere symmetrie of het zuiver evenwicht. Een rechtshandig mensch is linkshersenig, hetgeen beteekent, dat de linker helft van zijn hersens bij den aan vang van iedere beweging in' functie treedt, terwijl iémand, die linkshandig isrechts- hersenig denkt. (Bijzondere correspondentie) De benoeming van Sir Eric Phipps, tot nu toe ambassadeur van Groot-Brittannië te Berlijn, tot ambassadeur te Parijs, heeft in Frankrijk lgvendige voldoening ge wekt. Voor de Franschen staat het vast, dat de benoeming tot ambassadeur te Parijs de hoogst denkbare bekroning is van de loopbaan van een Britsch diplomaat. Hierbij is natuurlijk een dosis ijdelheid in het spel, die den Franschen Parijs nog altijd als het middelpunt der wereld doet zien. j De Franschen geven toe, dat deze benoeming hun nationale ijdelheid wel een beetje streelt en zij hopen ook wel, dat deze benoeming de nationale ijdelheid der Duitschers wel een beet je kwetsen zal. Beteekent de promotie van Sir Eric Phipps niet, dat de Engelsche diplomatie aan Parijs toch altijd nog meer belang toekent dan aan Berlijn, en dat „in diplomaticis" al thans Berlijn „nicht über alles'' gaat? Dat men met een werkelijke promotie te doen heeft, moeten ook de cijfers bewijzen, die een onbescheiden boulevard-blad publiceert. Behalve het persoonlijke honorarium van den ambassadeur te Parijs, dat 260.000 francs per jaar bedraagt, toucheert hij bovendien de som van 1.300.000 francs voor representatie-kosten. De vertegenwoordiger van Groot-Brittannië te Berlijn toucheert minder dan 600.000 francs. De ambassadeur te Parijs is dan ook de best betaalde van alle diplomatieke vertegenwoordi gers, die Groot-Brittannië op het Europeesche vasteland onderhoudt en slechts de ambassa deur te Washington leeft op grooteren voet, Het echtpaar Eva PrawitzWeis2, welks prestaties in het kunstrijden op de schaats alom de aandacht trekken zonder twijfel omdat het leven in U.S.A. zoo veel duurder is. De ambassadeur ontvangt ook nog 10.000 francs kleedgeld voor zijn rijk met goud be- stikte ambtskleedij, op voorwaarde echter, dat zijn kleermaker zich strikt aan het voor eens en voor altijd voorgeschreven model houdt. De Engelsche ambassadeur, die te Parijs zoo vaak de mode aangeeft, wanneer hij rok of smoking draagt (Sir George Clark deed dit in hooge mate), mag zich niet de minste phanta- sie veroorloven in zijn ambtsgewaad. Negen knoopen van voren, twee achter, twee op de panden: daarvan mag niet worden afgeweken. Wat nu Sir Phipps persoonlijk betreft, hij heeft een zeer goede Pariische pers. Om te be ginnen merkt men op, dat hij reeds langer in de Parijsche hoofdstad heeft gewoond dan de meeste Parijzenaaars, in totaal zeventien jaren, verdeeld over vier periodes van woonachtigheid. de eerste als student aan de Sorbonne, waar hij het baccalaureaat in de letteren behaalde. Zijn eersten diplomatieken post bekleedde hij vóór den oorlog als secretaris van Sir Francis Bertie. Parijs is overigens erfelijk in de familie der Phipps'. De vader van Sir Eric, Sir Con- stantine was Britsch gezantschapsraad te Parijs, zijn grootvader was de ambassadeur zelf, op volger van mannen met beroemde namen als Wellington, Lord Lytton, markies Dufferin en Lord Derby. Lady Phipps is een zuster van de charmante en zwijgzame Ladv van Sittart, echtgenoote van den staatssecretaris aan het Foreign Office. Wat de katholieken zal interesseeren: zij ging over tot het katholicisme. Zij doet aan poëzie en gaf zelfs in het Fransch een boekje uit over een harer kinderen, dat erg beviel aan André Maurois. Haar vader was Sir Herbert Ward, die beeldhouwde en die onder den titel „Mon,- sieur Poilu" een boek uitgaf, waarin hij den heldenmoed der Fransche soldaten in den we reldoorlog verheerlijkte. Voor de toewijding, waarmee hij in de Vogezen de gewonden ver zorgde, werd hij tot ridder in het Legioen van Eer benoemd en begiftigd met het Fransche oorlogskruis. Lady Phipps heet de edelmoedig heid en grootheid des harten van haar vader te hebben geërfd. Het jongste nummer van het maandblad De Gemeenschap bracht wederom een frag ment uit de levensbeschrijving van den Pastoor van Ars, St. Jean Marie Vianney, door Emile Erens. Doch deze maal was het de laat ste. De boeiende biografie is voltooid en hier mede is aan den beperkten schat der uitste kende Nederlandsche heiligenlevens een nieuw juweel toegevoegd. Naar ons door den uitgever Paul Brand te Hilversum wordt bericht, zal dit voltooide werk nog dit voorjaar in boekvorm verschijnen. Het zal verlucht worden met een aantal merkwaardige, deels tot heden nooit gepubliceerde, foto's en bescheiden, betrekking hebbende op leven en persoon van den pastoor van Ars. Vervolgens zal bij dezelfde uitgeverij het licht zien een apologetische roman, getiteld Journaal van een Doode, door Jan Derks. Het is de eer ste maai, dat van dezen jongen auteur een ro man in boekvorm het licht ziet. Hij publiceerde indertijd in de G.G.G.-reeks een kleine drama tische schets, getiteld „Oordeel" en stond aan verschillende tijdschriften gedichten en drama tische fragmenten af. Jan Derks, die mede redacteur was van De Nieuwe Gemeenschap, doch zich uit dit maandblad terugtrok, waarna het ophield te bestaan, heeft ook de redactie gevoerd van het weekblad Vrijdag. Zijn roman „Journaal van een Doode", zco vernemen wij uit het prospectus van Paul Brand, „verdedigt den geloovigen mensch tegen de aantijging, dat hij niet moedig genoeg zou zijn om het leven te beamen zooals het is." De hoofdpersoon, die aanvankelijk er naar streeft, zonder God „eer lijk en vermetel'1 te leven, komt tot de gevolg trekking, dat de waarlijk levende mensch öf ge- loovig moet zijn öf dom. Langs welke wegen hij hiertoe komt, zal de roman ons verhalen. Tenslotte kondigt Paul Brand voor het voor jaar aan een nieuw boek van Anton van Duin kerken, dat ten titel zal dragen „Verscheurde Christenheid". Hieromtrent deelt 't prospectus mede: „In dit boek tracht de schrijver te verklaren om welke redenen de invloed van de christelijke liefdeleer op de geestelijke ontwikkeling van Europa sedert de zestiende eeuw zoo sterk af nam. Hij ontleedt de kenmerken van de be schavingsperiode, die achter ons ligt, in het liche van de Evangelische openbaring. Eerst wijst hij op het nieuwe wereldbeeld, dat om streeks 1500 ontstaat, om vervolgens de groote maatschappelijke, wijsgeerige en staatkundige strevingen van het humanisme te schetsen. De geestesgesteldheid, die aanleiding gaf tot de Hervorming en de mentaliteit, welke na de Hervorming ontstond, worden daarna geschil derd. Hoe allerlei christelijke waarden, gemengd met onchristelijke of zelfs anti-christelijke be- standdeelen het schijnbare evenwicht van de burgerlijke samenleving bedreigen en hoe deze maatschappij zich hiertegen wapent, is het on derwerp van de volgende hoofdstukken. Einde lijk wijst de schrijver op de beginselen, volgens welke het tragisch verscheurde Europa van he den in Christus kan worden hersteld. In den gewonen zin apologetisch is dit werk niet. Het wekt echter op tot bezinning over de waarden die door het evangelie aan de mensch- heid werden gegeven. Het wijst op de christe lijke mystiek, en op de eenheid van het Mys tieke Lichaam van Christus. Waarheden, die in de praktijk ook door katholieken veronacht zaamd werden, komen door de tragiek van on zen tijd in nieuw licht. Nu blijkt hoe wé,ar en hoe onmisbaar ze zijn, ook voor het practische leven. Pessimisme of defaitisme zijn vreemd aan dit boek, zooals aan al het werk van dezen schrijver. Maar de stof, waarover hij den laat- sten tijd, blijkens vele kleinere publicaties, on ophoudelijk nadacht, werd door hem behan deld met een verantwoordelijkheidsbesef, hem opgedrongen door den ernst van den tijd." Pim Puckeray was geen jager, maar toch bezat hij een pracht van een hazenwind- hond. Pim was kolossaal zuinig op zijn hond en zonder het beest te verwennen, had het een pracht leven. Puckeray wist zijn hond „in conditie" te hou den, hij was trotsch op hem en hij was dol met hem. Pim snoefde op zijn hond bij al zijn vrien den. Doch hij bekende ook gulweg, dat hij al leen om dezen hond veel gaf en totaal geen interesse had voor andere honden, ook niet van het hazenwindhonden-ras. En wie de geschiede nis kende van Pim Puckeray en zijn hazenwind, kon die voorliefde volkomen begrijpen en waar- deeren. Hij heeft mij die ook eens verteld op een avond, dat ik hem als goeden buur bezocht en we genoeglijk bij het haardvuur in zijn oude Engelsche schouw zaten te rooken en genoten van een glas wijn, dat ons zijn allerliefst vrouwtje had ingeschonken. Al eerder had ik Pim's hond geprezen; ik deed het ook nu, want zooals het dier daar op een vacht bij het vuur lag uitgestrekt, was het inderdaad een prachtige en hoogst elegante hond. „Die hond is in betrekkelijken zin een deel van mijn geluk," zei Puckeray. Ik keek hem waarschijnlijk wat ongeloovig aan. „Ja, inderdaad," herhaalde Puckeray. „Ken je de geschiedenis van mijn huwelijk?" Ik schudde ontkennend het hoofd. „Nu ja, ieder huwelijk heeft zijn geschiede nis, maar de onze is wel merkwaardig, niet waar, Mary?" vroeg Pim aan zijn jong vrouwtje, dat als een volmaakt gelukkige vrouw bij ons zat, werkend aan een prachtig stuk kant. „Ja, vertel het nog maar eens," lachte zij en in haar oogen stond de blijdschap van een vrouw, die gelukkig is met het genoegen, dat een man er in vindt over hun geluk te spreken. „Je moet weten," begon Pim zijn verhaal, „dat ik mijn vrouw leerde kennen in Sussex. Haar vader had daar een prachtig landgoed en een verschrikkelijke hpbbyhij was dol op ja gen. Ik geloof, dat hij overigens meer gaf om zijn honden dan om de jacht. Hij had een pracht collectie en hazenwinden waren zijn spe cialiteit. Toen ik in Merryhill kwam, behoorde dit tot de eerste nieuwtjes, die ik hoorde. Kort daarop maakte ik op de tennisbanen kennis met zijn dochter Mary. Vanaf dat moment," lachte Pim, „interesseerde mij de familie Devonshire. Mary en ik waren heel gauw meer dan goede vrienden, maar onze zaak stond hopeloos. Er was een concurrent, een zoon van Lord Bakons had bij den ouden heer Devonshire de voor keur. Hij bezat een klinkenden naam, relaties en weet ik wat nog meer; ik had vrijwel niets anders dan het accoord van Mary. Doch ook zij wist niet bij Devonshire te be reiken, dat hij toestemming gaf tot ons huwe lijk. „Ik vind Pim een heel geschikten kerel" zei hij steeds, „maar tot een huwelijk kan ik, wat hem betreft, mijn medewerking niet verleenen." Mary heeft het toen met een list geprobeerd, zij tastte Devonshire in zijn zwak, om mij een kans te geven. Luister. Wij waren, wat meer gebeurde, op een avond bij Devonshire uitgenoodigd, Bakons zoowel als ik. Wij vermaakten ons op de gebruikelijke en van hartelijke gastvrijheid getuigende manier en waren meer beleefd dan oprecht in onze be wondering voor de verhalen van onzen gast- 't - J v 4 Het onvrijwillige "bad, of de al te scherp geslepen schaatsen Nauwelijks hadden ze zes passen gedaan of Drein Drentel begon den stationschef uit te schelden. Dit was natuurlijk erg flauw van Drein. De stationschef werd erg kwaad en gooide een seintoestelletje, dat hy in zijn hand had, naar hem toe. Natuuriyk kreeg Piet Prikkel het tegen zijn hoofd aan. Met veel ruzie kwamen Drein en Piet aan den oever van de Gele Zee. Ze hadden veel geluk, want toevallig ontdekte Piet Prikkel een groot vlot, dat daar kant en klaar lag. „Als we het zeemonster daar eens op vastbonden," stelde Piet voor. Dit idee vond bij Drein veel bijval en weldra zaten ze op het vlot, nadat ze het zeemonster er goed op hadden vastgebonden. De zee was erg rustig en ze vonden het beiden een prettig tochtje. Na drie dagen Was de aardigheid er af en zie waren biy, dat ze land ontdekten. heer over zijn voortreffelijke stoeterij van hon den. Opeens stond Mary van haar stoel op en met een goedkeuring' van Devonshire, zeide zy ons het volgende: „Jelui beiden hebt mij meerdere malen reeds om mijn hand gevraagd en jelui hebt nog steeds geen beslissend antwoord gekregen. Het is zoo moeilijk voor me om te antwoorden, en daarom heb ik besloten mijn toestemming aan het lot over te laten. Jelui brengt hier, vandaag over een week, 's morgens allebei een echten hazenwindhond, vader zal ze keuren op hun ras zuiverheid en kwaliteit Des j avonds komen jj hon'Jerh>e jelui hierheen en i c 'W1l&el in jelui tegen- i woordigheid zal ik ze voederen met vaders spe- ciale hondenbrood. Wie van de twee honden daarvan het meeste eet, dien zal ik tot man nemen." Ik moet eerlijk toegeven, dat een dergelijke dwaasheid uit den mond van Mary Bakons even erg verwonderde als my. En hoe kwam ik aan een echten hazenwindhond? Bakons had relaties.... maar Mary gaf my 'savonds nog goeden raad. Zij wist iemand in Merryhill. die een hond uit haar vaders kennell bezat en dien mij wel zou willen afstaan. Op den bewusten avond, een week later, voelde ik my hopeloos bespotteiyk, toen al mijn hoop en belangstelling gevestigd was op een hond, die me totaal onver schillig was. Ik behoef niet te vertellen, dat m y n hond winnaar werd en Mary's vader zyn toestemming gestand deed, want je ziet ons hier in ons eigen huis. Er is iets anders, dat ik je nog wilde vertellen. Toen we eenmaal getrouwd waren, begon na de eerste maanden van ons huweiyk my een onhistorische ontevredenheid te plagen. Mary bemerkte het wel en vroeg me er over, tenslotte zeide ik haar: „Zie je, Mary, ik weet dat je veel van me houdt en ik ben ook heel gelukkig met je, maar het ligt me niet goed, dat ik mijn geluk eigen lijk te danken heb aan toevallige omstandighe den, aan de vraatzucht nog wel van dien stom men hond daar." Mijn vrouw gaf mij toen het antwoord, dat mij myn rust teruggaf en er de reden van is, waarom myn hond een eereplaats kreeg in huis: „Beste Pim," zei ze zei zy het nog wat har- teiyker, maar dat doet er hier niet toe „je wist toch dat ik van jou hield en dacht je nu heusch dat ik zoo'n dom risico zou genomen hebben? Toen de honden kwamen, heb ik hen den heelen dag onder mijn hoede genomen. Die van Bakon heb ik, naar vaders wenschen, alles gegeven en jouw hond.... kreeg niets!" In de kloosterkerk hebben de zeereerw. paters Redemptoristen, te Vaals een indrukwekkende afscheidsplechtigheid gehouden, in verband met de sluiting van het St. Clemenscollege, het Ju venaat van de Duitsehe provincie. De plechtig heid werd door tal van geloovigen bijgewoond. In 1873 vestigden zich de Duitsehe Redemp toristen in Vaals, als slachtoffers van den „Kul- turkampf". In 1921 vestigden zich Redempto risten van de Nederlandsche provincie in het klooster, doch in 1928 verlieten ze wederom Vaals en vertrokken naar het nieuwe klooster Nebo bü Nymegen. De Duitsehe Redemptoristen keerden weer terug. Toen werd een deel van het klooster inge richt als Duitsch retraitehuis, het „St. Joseph- heim". Wegens de grensvoorschriften en niet het minst wegens de deviezen-bepalingen, rezen groote moeilijkheden, moest het studenten college gesloten worden. De studenten zyn over geplaatst naar Bonn. In het klooster zyn 7 paters en enkele broeders achtergebleven. De paters zullen zich biyven belasten met de ziel zorg. De zeereerw. pater Schmitz, die reeds langer dan een halve eeuw in Vaals vertoeft, biyft eveneens in Vaals, waar hy zeer populair is ook als biechtvader. Uw remmen moeten in staat zijn uw auto op 'n drogen weg tot stilstand te brengen binnen de onderstaande af standen: Bij 10 km per uur 1 meter Bij 20 km per uur 4 meter Bij 30 km per uur 9 meter Bij 40 km per uur 16 meter Bij 50 km per uur 25 meter Bij 80 km per uur 64 meter Jl T P op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen U 7^0 bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7ClH bij een ongeval met p /*Sl l.» A lil. F. IN Ui O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL by verlies van een hand, een voet of een oog. hui ii ui minimum in milium iiiiiiiiuamii ii ill minium muit minimi iiiiiiiiiiMiitiiiiiimiiiiiiiiiiiiiHttiiiiiiiimiiiiiiitiniiiiiiiiiimtiiiimiiiiii 47 Hy hield op. Hij zag de val, waarin hy ge- loopen was, nu duidelijk voor zich. Hy kon dien schurk niet ontmaskeren, zonder zichzelf bloot te geven. En daar schrok hij nog steeds voor terug. Annie's vooroordeel tegen Jimmy Crocker.... mocht dan geworteld zijn in een kleine en dwaze grief, maar het was al vyf Jaren lang doorgegroeid en wie zou kunnen zeggen hoe sterk het thans was. Annie deed een pas naar voren en bleef toen weifelend staan. Toen, alsof zy zich had be dacht, kwam zij dichterby en raakte zyn mouw aan. „Het spyt me," zei ze. Het was stil. „Het spyt me!.... Zy ging weg. Zachtjes sloot ze de deur achter zich. Jimmy wist nauwelijks, dat zy was weg gegaan. Hy zat in den diepen stoel en staarde naar de zoldering, zonder iets te zien. En toen, hoeveel minuten of uren later dat was, zou hy niet hebben kunnen zeggen, deed een scherp geluid van de kruk van de deur hem op staan. Kwam Annie terug? Het was Annie niet. Om den hoek van de deur stak het glurende hoofd van Lord Wis- beach. „O!" zei zijne Lordschap, toen hij Jimmy zag. Het hoofd werd toen teruggetrokken. „Kom hier!" riep Jimmy. Het hoofd kwam weer te voorschijn. „Hebt u het tegen my?" „Ja, ik had het tegen jou." Lord Wisbeach volgde nu het boveneinde van zijn lichaam de kamer in. Hij zag er niet bijzonder verrast of verlegen uit, maar zyn blik dwaalde toch onvast, en hy keek Jimmy schuin aan. Verder dan de deur kwam hy voorloopig bovendien niet. Zijn yagers rustten nog even tjes op de kruk achter hem. Hy achtte het niet waarschynlyk, dat Jimmy van zijn onderhoud met mevrouw Pett op de hoogte was, maar in Jimmy's stem had hy een dreigenden toon ge hoord en Lord Wisbeach was voor alles be dacht op zyn veiligheid. „Men zei me, dat juffrouw Chester hier was," zei hy. „En waarom voor den drommel moet jy juf frouw Chester hebben, jy akelig, glibberig, achterbaksch geboefte?" vroeg Jimmy. De grootste optimist zou nooit hebben durven beweren, dat dit alles vriendelyk werd opge merkt. Lord Wisbeach's vingers klemden zich vaster om de kruk van de deur en het bloed steeg hem naar het gelaat. „Wat beteekent dat allemaal?" zei hy. „Jy ellendige schurk!" Lord Wisbeach werd verlegen met de si tuatie; „Schreeuw niet zoo! Ben je gek? Moeten ze ons hooren?" Jimmy haalde diep adem. „Ik moet verder van je af gaan staan," zei hy rustiger. „Men kan nooit weten, wat er ge beurt, als ik 't niet doe. Ik wil je niet ver moorden." Hij ging langzaam achteruit tot by de schrijf tafel. Hij greep zich daar stevig aan vast. Hij wilde voor alles niet overhaast te werk gaan, en het zien van Gentleman Jack noodde anders heel sterk tot vlug ingrijpen. Hij leunde tegen de schrijftafel, terwijl hij er zich met beide handen stevig aan vast hield. Lord Wisbeach hield zich even stevig vast aan de kruk van de deur. „Juffrouw Chester," zei Jimmy, zich ge weld aandoende om zoo bedaard mogelijk te spreken, „heeft me zoo juist verteld, dat zy beloofd heeft, met je te zullen trouwen." „Juist," zei Lord Wisbeach. „Morgen komt de aankondiging in de krant." Hy had nog een opmerking op de lippen, maar die sprak hij liever niet uit. Hij kon zich eigen lijk niet goed indenken, hoe Jimmy's gevoelens op het oogenblik waren. Hy kon met geen moge lijkheid begrijpen, wat Jimmy er voor bezwaar tegen zou hebben, dat hy zich verloofde met Annie. Niettemin was het duidelijk, dat die kwestie hem om de een of andere reden toch aan het hart ging. Wisbeach constateerde overi gens, dat Jimmy een heej stuk te groot en te forsch van bouw was, om hem voor den gek te kunnen houden. „Waarom niet?" „Het komt morgen niet in de krant," zei Jimmy. „Omdat je morgen zoo ver hier vandaan zult zyn, als je kunt. Tenminste als je gezond verstand hebt." „Wat bedoel je daarmee?" „Dit als je morgen bij het ontbyt, dit huis niet verlaten hebt, dan zal ik je ontmaskeren." Lord Wisbeach vond zijn positie niet bepaald prettig, maar nu moest hy toch werkelyk lachen. „JU!" „Juist." „Wie ben jy dan wel, mannetje, dat je zoo maar denkt, iemand te kunnen ontmaskeren?" „Ik ben toevallig de neef van mevrouw Pett: Jimmy Crocker." Weer lachte Lord Wisbeach. „O, wou je het zoo probeeren?" „Ja. „Je gaat dus naar mevrouw Pett en zegt, dat je Jimmy Crocker bent en dat ik een schurk ben en dat je alleen maar gedaan had, alsof je me herkende maar me in werkelykheid nog nooit hebt gezien?" precies." „O, dan doe maar geen moeite!" Hy lachte harteiyk. „Ik zal niet beweren, dat het niet handig zou zyn, maar het is al een beetje oud. Het spyt me werkelyk voor je, maar ik heb daar al eerder aan gedacht, dan jy. Ik ben na de lunch direct naar mevrouw Pett gegaan en heb haar iets in dien zin verteld. Denk je nu wer kelijk, dat ze jou dan ook nog zal gaan geloo- ven? Ik garandeer je, dat ik de hoogste troeven heb. Je zult er niet in slagen, my by haar nog verdacht te maken." „Toch geloof ik van wel om de eenvoudige reden, dat ik werkelijk Jimmy Crocker ben." „O, maar natuuriyk ben je dat!" „Precies, dat ben ik zeker." Lord Wisbeach lachte genadig. „Och, ik begrijp wel dat het de moeite waard is, het eens te probeeren, maar ik geloof heusch niet, dat het veel zal uithalen. Ik weet wel, dat je me graag hier vandaan wilt zien, maar dan zul je het heusch anders moeten aanleggen." „Bedrieg je zelf nu maar niet met te meenen, dat ik hier sta te pochen. Kijk hier!" Hij trok plotseling zijn jas uit en wierp ze Lord Wis beach toe. „Kyk maar eens naar het stukje stof, dat de kleermaker in den binnenzak heeft gezet en lees ook het adres: J. Crocker, Drexdale, House, Grosvenor Square, Londen!" Lord Wisbeach nam het kleedingstuk op en keek naar het adres. Hy keek nu een beetje minder uitgelaten, maar hy vocht nog steeds tegen de overtuiging. „Dat is nog geen bewys!" „Misschien niet. Maar als je de reputatie van den kleermaker, die dat maakte in oogen- schouw neemt, zul je moeten toegeven, dat zoo iemand zich toch niet gauw met een oplichter zal associeeren, wel? En als je er bovendien op staat een overtuigend bewijs te hebben, dan kan ik wel gauw even een stuk of zes menschen van de Kroniek bijeenkrygen, die mij herken nen. Of ben je misschien al overtuigd?" Lord Wisbeach gaf het op. „Ik begryp niet, wat je dan eigenlijk aan vangt, maar ik begryp nog minder, waarom je me dat niet eerder gezegd hebt, na de lunch?" „Dat doet er niet toe. Daar had ik myn redenen wel voor. Dat komt er in het geheel niet op aan, maar wat er wel op aan komt, is, dat jy morgenochtend uit dit huis verdwynt. Begrijp je dat goed?" „Ja, ik snap je." „Nu, dat is dan alles. Laat ik je niet lan ger ophouden!" „Zeg luister 's!" Gentleman Jack's stem werd klagend. „Ik vind, dat je iemand toch wel een kans moest geven. Geef me nog gelegenheid om een collega" in Montreal my een telegram te laten sturen, waarin hy me verzoekt direct naar hem toe te komen. Anders zul je natuuriyk direct de politie achter me zetten. De oude dame weet, dat ik zakenrelaties heb in Canada. Je hoeft 't niet erger te maken dan het is. Jimmy dacht even na. „Nu goed dan, daar heb ik ten slotte geen be zwaar tegen." „Dank je wel." „Maar toch houd je je koest." „Ik begryp je niet." Jimmy wees naar de brandkast. „Kom, kom, vriend myner jeugd. Wy hebben geen geheimen voor elkaar, wel? Ik weet, dat je, wat daar in zit, tracht in handen te krygen en je weet, dat ik dat weet. Je blijft nu vannacht nog hier, maar ik raad je aan, stiekem in je kamer te blyven en eens lekker uit te slapen voor je reis. Begryp je me?" „Ja zeker." ,Dat is het dan. Je kunt gaan." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10