Parlementscrisis in Japan
Deckers' ordeningsontwerp
VERZOENING
■-
Rede Jhr. de Geer
ONTBINDING VAN HET
LAGERHUIS
aby
NIJGH EN VAN DITMAR
HET BEGIN VANEEN
BEGIN
PUROL<$>
DONDERDAG 1 APRIL 1937
BUITENLANDSCH OVERZICHT
Zegepraal der militaire
kaste
De Mikado van Japan die het.
parlement ontbond
De Japansche minister-president
Hayasji
Omroep en pers
Minister de Wilde beantwoordt
vragen
Eeuwfeest te Rotterdam
•n HOLLYWOOD-Hoed
óp zet
INGEKUILDE CONSUMPTIE
AARDAPPELEN
H. Nijgh, oprichter van de Uitgeverij
Nijgh en van Ditmar en van de Nieuwe
Rotterdamsche Courant
Moeilijke overgangsperiode in
het vooruitzicht
Geen overdreven
optimisme
Jhr. Mr. D. J. de Geer
De Christelijk-Historische Unie zal
niet vragen wie regeert, doch
hoe geregeerd wordt
„In naam van Oranje,
blijf af van ons volk"
Begin Februari van dit jaar trad de re-
geering-Hirota af om na eenige strub
belingen plaats te maken voor het ka-
binet-Hayasji. Deze wisseling was lood om oud
tjzer. In het parlement vroegen de politieke
partijen verwonderd, waarom Hirota eigenlijk
vervangen werd, toen bleek dat zijn opvolger
Hayasji het zelfde politieke standpunt innam.
Er was direct groote twijfel, of de nieuwe
regeering niet, evenals de oude, onder invloed
stond der militaire kaste. Deze imperialistisch
getinte en naar expansie strevende kaste wil
het parlement steeds in de richting drijven
van grootere uitgaven voor leger en vloot. De
(burgerlijke partijen zijni daar niet voor te
vinden en wenschen, met op peil houden van
leger en vloot, op de eerste plaats de publieke
middelen to gebruiken ter financiering -van
sociale en administratieve hervormingen, welke
inderdaad dringend noodzakelijk zijn. De re-
geering-Hayasji deed eenige zwakke pogingen,
om zich te onttrekken aan den invloed der
militairen. Zij kwam eenigermate tegemoet
aan de eischen der burgerlijke partijen. Zij
verminderde de belastingen en schortte het
ingrijpende belastingplan der vorige regeering
op, tegen welk plan vooral in industrie- en
handelskringen een heftig verzet was ontstaan.
E*e groote partijen trokken uit deze tegemoet
komende houding der regeering de conclusie,
dat zij van deze regeering niet veel hadden
te vreezen. Blijkbaar hebben zij echter haar
krachten overschat. Hayasji had de hervor
ming van het parlement, die door vorige re
geeringen was aangekondigd, maar door de
twee groote partijen, de Sejoekai en de Min-
seito, vertegenwoordigsters der groote trust, niet
werd gewenscht, wel op den achtergrond ge
schoven, maar niet vergeten. Dinsdag 1.1. nu
eischten deze partijen verlenging der parle
mentaire zittingen en maakten van de ver
vulling van dezen eisch haar medewerking aan
verschillende wetsontwerpen afhankelijk. Tot
deze wetsontwerpen behoorden, behalve de
Parlementaire hervorming en een wijziging van
het stemrecht, ook de wetten betreffende het
toezicht op het economisch leven, 'de land
bouwhervorming en de wet op de waarborging
der militaire geheimen. Al deze wetsontwerpen
zouden ten gevolge hebben een sterke beper
king van den parlementairen invloed ten gun-
£te van het kabinet en van de legerkringen.
13e eischen der genoemde partijen beteekenden
een krachtproef. Deze krachtproef mislukte.
£>e maghtige leger- en vlootkringen drongen
°P de ontbinding van het parlement aan en
Hayasji, die eerst geneigd scheen tegen de
fascistische tendenzen der militaire kaste te
Villen optreden, bukte ten slotte voor den uit
die kringen geoefenden aandrang.
Op voorstel van Hayasji ontbond de
Mikado het parlement in de overtui
ging, dat de politieke partijen het aan-
hemen der bovengenoemde uiterst belangrijke
Wetsontwerpen tegenhielden.
lh het officieele communiqué zet de regee-
rin£ uiteen, dat zij zich genoodzaakt heeft ge-
zien, het parlement te doen ontbinden,aange
zien de afgevaardigden den ernst van den
tegenwoordigen toestand nietbegrepen! op
het oogenblik wordt de grootste samenwerking
Vereischt tot verbetering van de parlementaire
opvattingen. De stelselmatige tegenwerking
van de parlementsleden belemmerde de tot
standkoming van belangrijke maatregelen, die
betrekking hadden op de landsverdediging en
op het economisch evenwicht van het land. Het
communiqué beroept zich verder op de bewe
ging in het land, ten gunste van een parle
mentaire hervorming, die door de houding der
afgevaardigden zou zijn versterkt en eindigt
met een beroep op het geweten van het volk
samenwerking met de regeering, teneinde
^en moeilijkheden te boven te komen.
Deze plotselinge ontbinding was een volko
men verrassing. Het zal nu van de houding
van het kabinet afhangen, of de min of meer
fascistische plannen der militairen zullen wor
den uitgevoerd. Dit hangt ook af van de hou
ding, die de autoriteiten bij de stembus zullen
aannemen. Indien de verkiezingen werkelijk
VrÜ zullen kunnen worden gehouden, zal er
Waarschijnlijk weinig verandering komen in de
sterkteverhoudingen der partijen. De reaction-
Paire kleine partijen, die min of meer fascis-
tisch zijn, verwachten weliswaar een grooten
toeloop van kiezers, maar het valt nog te be-
Zlen, of deze verwachting gegrond is. Er wordt
echter gesproken over de vorming van een
nieuwe party, een groote regeeringsparty met
medewerking der militaire en nationalistische
groepen. Indien het kabinet-Hayasji met deze
nieuwe party stichting accoord gaat en druk zal
uitoefenen op de verkiezingen, dan gaat Japan
een fascistisch tydperk tegemoet. Mochten de
nieuwe verkiezingen echter geen oplossing bren
gen, dan ligt het voor de hand, dat het kabi
net-Hayasji zal aftreden. Men moet dan echter
niet gelooven, dat dit een overwinning van het
parlement zou beteekenen. Want in dit geval
verwacht men, dat de Mikado een zeer sterk
naar het leger georiënteerd kabinet zal benoe
men, dat desnoods zonder parlement zal re-
geeren en de door de militaire kaste geëischte
hervormingen zal doordrijven. Dit zou dan be
teekenen het inaugureeren van den fascisti-
schen staatsvorm.
De minister van Binnenlandsche Zaken heeft
geantwoord op vragen van den heer Wester
man in verband met een overeenkomst in zake
het publiceeren der radio-programma's in de
dagbladen, welke door het Centraal Bureau voor
den Omroep met de Nederlandsche Dagblad
pers zou zijn aangegaan.
De bedoelde overeenkomst is niet door het
Centraal Bureau voor den Omroep in Neder
land, doch door de vier algemeene omroeporga
nisaties aangegaan. Het is den minister uit
een tot hem gericht telegram van de vereeni-
ging de Nederlandsche Periodieke Pers ge
bleken, dat de omroeporganisaties op 1 Febr.
1937 de toezending van verkorte radio-program
ma's aan locale nieuwsbladen hebben stopge
zet. Van een aangeteekend schrijven van de
omroeporganisaties aan een belangrijke groep
van bladen, houdende verbod tot het publi
ceeren van radio-programma's is den minister
niets bekend.
Een alleenpublicatierecht van radioprogram
ma's door de dagbladen komt in de overeen
komst niet voor.
De minister moge er op wijzen, dat de om
roeporganisaties krachtens de haar op grond
Het huidje
blijft gaaf en gezond, in
dien U het behandeltmet
en droog houdtmetPurolpoeder
Purol 30 ct. Purolpoeder 60 ct.
van artikel 2 van het radio-reglement 1930 ver
leende machtiging ten aanzien van de ver
strekking van haar programma's aan derden
alleen verplicht zijn tot onderlinge uitwisseling
dier programma's. Al hetgeen in de practijk in
dezen verder geschiedt, is een aangelegenheid
van belanghebbenden onderling. De overeen
komst werd dan ook in onderling overleg en
in eigen kring getroffen. Ook ten aanzien van
de verhouding tusschen omroeporganisaties en
nieuwsbladen zal zoo noodig en mogelijk aan
belanghebbenden de regeling hunner wederzijd-
sche belangen worden overgelaten.
Men schrijft ons uit Rotterdam:
Op 2 April zal het 100 jaar geleden zijn, dat
H. Nijgh te Rotterdam een boekhandel vestigde,
waaraan reeds enkele jaren later een uitgeverij
voor boeken en plaatwerken werd verbonden.
H. Nijgh verstond zijn tijd en wist ideeën ln
daden om te zetten. Zijn eerste yrooDe daad was
de oprichting van de Nieuwe Rotterdam,sche
Courant, waarin de veranderde inzichten op
cultureel en economisch-politiek gebied tot
uiting konden komen. Nadat de krant echter
eenmaal haar weg gevonden had, werd zij, even
eens onder zijn leiding, een zelfstandige onder
neming, die nu ook reeds bijna op een geschie
denis van een eeuw kan terugzien.
Intusschen bleef H. Nijgh, die den boekhandel
reeds spoedig vaarwel had gezegd, zich ook mee
kracht op de uitgeverij toeleggen, terwijl in dien
tijd tevens de grondslagen werden gelegd van
het advertentiebureau. Als uitgever zocht hij
steeds naar het beste en zijn hooge opvatting
van de taak van den uitgever deed hem niet
zelden den financieelen kant uit het oog ver
liezen. Wie iets te zeggen had en dit in voor
namen stijl kon doen, kon op zijn medewerking
rekenen. Niet zelden ook nam hij het initiatiei
om de beste amateurs van zijn tijd aan te
moedigen. Zoo heeft Multatuli getuigd in de
inleiding tot zijn „Wijs mij de plaats waar ik
gezaaid heb!", geschreven in 1861, naar aan
leiding van de overstrooming in Nederlandsch-
Indië, dat de heer Nijgh er in geslaagd was, hem
over te halen, een propagandageschrift ten be
hoeve van de noodlijdenden in het verre Insu
lin de te schrijven.
De uitgeverij gaf den stoot tot de oprichting
van de drukkerij. Alle uitgaven worden nog
steeds op de eigen drukkerij vervaardigd, welke
tot een groot en modem bedrijf is gegroeid, met
een talrijk personeel.
Wij zouden niet volledig zijn, indien wij on
der de technische afdeelingen niet noemden de
chemigrafische inrichting, die op zichzelf tot de
groote bedrijven in Nederland behoort. Als een
bijzonderheid zij hier vermeld, dat aan de firma
Nijgh Van Ditmar de eer toekomt op dit
gebied baanbrekend werk te hebben verricht. Zij
was één der eersten, die, toen de houtsneden
plaats maakten voor mechanische cliché's, een
chemigrafische afdeeling in het leven riep. Deze
afdeeling was van groot belang voor de in 1894
opgerichte Wereldkroniek, het bekende fraai
geïllustreerde weekblad, dat nog steeds een lust
voor het oog is. Deze afdeeling zou, gezien at
vele cliché's welke noodig zijn vöor de boekwer
ken, tijdschriften, w.o. Economisch-Statistische
Berichten, het voornaamste weekblad op econo
misch gebied Administratieve Arbeid Al
gemeen Zuivel- en Melkhygiënisch Weekblad -
De Lichamelijke Opvoeding en 't reclame-druk
werk, niet meer kunnen warden gemist.
Om tot de uitgeverij terug te keeren, de zoo
juist verschenen fondscatalogus der firma om
vat ruim 1400 gangbare werken op het gebied
van letteren en kunst, kinderlectuur, sport en
lichamelijke opvoeding techniek weten
schap middelbaar lager en nijverheidson
derwijs.
Op letterkundig gebied staan de uitgaven van
Nijgh Van Ditmar aan de spits, niet alleen
voor wat de jongere garde betreft, wij treffen
de namen van Willem Schürmann, Louis Cou
perus, Aart van der Leeuw, Nescio, Arthur van
Schendel, Herman Teirlinck, Karei van de
Woestijne en tal van anderen.
Zich hoofdzakelijk bepalende tot het uitgeven
van oorspronkelijke literatuur, heeft men gc
voldoening mogen smaken, dat vele schrijvers,
die hun werken bij Nijgh Van Ditmar heb
ben uitgegeven, met letterkundige prijzen wer
den onderscheiden. Wij noemen in dit verband
o.a.: Antoon Coolen Jan Slauerhoff Her
man de Man Gerard Walschap Maurice
Roelants Aart van der Leeuw Albert Hei
man.
In het door Nijgh Van Ditmar opgerichte
tijdschrift „Forum" vonden de jongeren ge
legenheid zich te uiten. Het tijdschrift „Film
liga", dat aan buitengewoon aesthetische eischen
voldeed, was ongetwijfeld een der best uitge-
Hoe ook Uw kleeding
wezen mag.
Zorg da» U daarbij óp let
Dat U, om steeds in stijl te zijn,
voerde tijdschriften in ons land op dit gebied
verschenen.
Het Advertentiebureau, dat sedert 1846 deel
uitmaakt van Nijgh Van Ditmar, was het
eerste bureau in Nederland, dat zich op het ge
bied der reclame bewoog.
Uit het voorafgaande moge duideiyk zijn ge
worden, dat hoewel er tusschen de Nieuwe
Rotterdamsche Courant en de firma Nijgh
Van Ditmar in het begin van de historie van
beide ondernemingen wel eenige verwantschap
heeft bestaan, zij na korten tijd geheel zelf
standig werden en geheel onafhankelijk van el
kaar.
Na den oprichter H. Nijgh, die zich in 1864
associeerde met W. N. J. van Ditmar, zijn fir
mant geweest de heeren J. C. Nijgh, N. M. A.
van Ditmar en H. Nijgh J.C.zn. 1 Januari 1908
werd de firma in een vennootschap omgezet.
Toen H. Nijgh J.C.zn. in 1908 directeur van
de Nieuwe Rotterdamsche Courant werd, trad
hij af als directeur van Nijgh Van Ditmar
N.V., terwijl J. Th. Piek, een schoonzoon van
N. M. A. van Ditmar, tot directeur werd be
noemd. Eenige jaren werd de N.V. door een
éénhoofdige directie bestuurd; in die periode
werden de verschillende afdeelingen gesplitst in
op zichzelf staande bedrijven. In 1921 volgde de
benoeming tot Directeur van D. Zijlstra; de
leiding van het bedrijf berust tot op den dag
van heden in handen van J. Th. Piek en D.
Zijlstra.
Bij gelegenheid van het honderdjarig bestaan
van de firma zal van 2 tot en met 8 April in
den Rotterdamschen Kunstkring een tentoon
stelling worden gehouden, „100 jaar Nijgh
Van Ditmar in Vogelvlucht", die retrospectief
en representatief een beeld geeft van de presta
ties van Nijgh Van Ditmar op de verschillen
de door haar bestreken gebieden. Daar zullen
zoowel de Uitgeverij als de grafische bedrijven
en het reclame-adviesbureau vertegenwoordigd
zijn.
De Directie zal Vrijdag 2 April in het gebouw
Wijnhaven 113 te Rotterdam van half drie tot
half vijf receptie houden.
De heer Vervoorn heeft aan den minister van
Landbouw en Visscherij gevraagd, of het hem
bekend is, dat groote hoeveelheden consumptie
aardappelen nog ingekuild liggen en door de telers
niet verkocht zijn kunnen worden en dat de
opbrengst van deze aardappelen voor talrijke
boeren de eenige bron van inkomen uit het
bedrijf is?
Wil de minister bevorderen, dat door het
toekennen van een exporttoeslag de overtollige
voorraden tegen een loonenden prijs kunnen
worden geruimd?
Van het voorontwerp Landbouworde-
ningswet 1937, zooals dat dezer da
gen is gepubliceerd, zal men zich
geen al te groote illusies moeten maken.
Het is zeer zeker opgezet op een goede
basis, en ook de uitwerking ervan kan in
vele opzichten voldoen, al zijn er dan ook
punten bij, waartegen bezwaar kan wor
den gemaakt. Sinds de publicatie ervan
hebben we enkele vergaderingen meege
maakt van organisaties, wier leden ten
nauwste bij de nieuwe wet zijn betrokken
en we hebben daar waargenomen, dat men
over het algemeen erg optimistisch was ge
stemd ten aanzien van het voorontwerp;
zoo optimistisch zelfs, dat we meenen
daarvoor te moeten waarschuwen.
Want dit optimisme zal dra veranderen in
teleurstelling, als men teveel verwacht van de
nieuwe wet.
Allereerst mag men niet vergeten, dat het
voorontwerp nog slechts het begin van een
begin van een verandering is. Want dit zal
nog een groot aantal behandelingen moeten
ondergaan voor het in de Kamers komt en
dan zal het daar nog wel eenigen tüd duren
voor het tot wet geworden is en dan eerst
kan men zeggen, dat men aan het begin van
een verandering zal staan. In verband met de
verkiezingen en met de behandeling der grond-
wetswyziging zal het nog wel even duren voor
het in de Kamer aan de orde komt. En daar
bij loopt men theoretisch althans, in hoe
verre dit practisch ook zal zyn laten we in
deze niet politieke rubriek buiten beschouwing
de kans, dat het politieke leven een zoo
danige ontwikkeling neemt, dat er een andere
minister van Landbouw komt, die een heel
andere gedachte heeft van 'ordening. Men
prijze den dag niet voor het avond is, en een
wetsontwerp niet voor het wet is, en dan nog
alleen als het goed is.
Als het zoover is gekomen, dat dit wetsont
werp wet is, dan nog zal het eenigen tijd du
ren voor men iets ervaart van de werking er
van. Er is dan immers niets meer gebeurd,
dan het leggen van een grondslag voor de
ordening van den landbouw. Alles zal nog
moeten worden opgebouwd. Als de verschil
lende raden zijn samengesteld, zullen zij den
eersten tijd nog moeten zoeken naar de beste
werkwijze. De oude maatregelen en werkwijze
zullen moeten worden gelikwideerd en in dit
overgangstijdperk van oud naar nieuw zal de
toestand waarschijnlijk nog meer verward zyn
dan thans omdat men hier, evenals by elke
overgangsperiode, rekening zal moeten hou
den met den ouden en met den nieuwen toe
stand.
Het is daarenboven te verwachten, dat
juist in de komende jaren de land
bouw weer aan ernstige schomme
lingen onderhevig zal zyn, evenals in de
tweede helft der vorige decade en wederom
door de positie van de wereldgraanmarkt.
Stond men toen voor een teveel, voor zoo
groote voorraden, dat het verbruik verre
beneden de productie bleef, thans is een
omgekeerde tendenz waarneembaar. Zelfs
met de sterk toegenomen Russische pro
ductie is het op het oogenblik zoover, dat
de wereldvoorraden verbruikt zyn en dat
sommige deskundigen zelfs tegen 1938 een
tekort voorzeggen. Argentinië heeft op het
oogenblik al een embargo op granen, hoe
wel daar aanstonds moet worden bijge
voegd, dat hier ook speculatieve doeleinden,
althans voor een deel, mee beoogd kunnen
worden. Deze veranderde toestand zal di
rect zijn invloed doen gelden op de akker
bouwbedrijven en op de veredelingsbedry-
ven, indirect ook op alle andere bedrijven.
In deze veranderende, onzekere omstandig
heden zullen de nieuwe organen moeten wer
ken; zy zullen nog geen traditie hebben, zij
zullen hun vorm nog niet ganschelük gevon
den hebben; er zullen van hen gevraagd worden
een groote doortastendheid, zeer zuiver in
zicht en een groot aanpassingsvermogen. Nu
zal het niet anders kunnen, dan dat een aan
tal ambtenaren van het huidige stelsel over
genomen wordt in het nieuwe stelsel, en ook
deze ambtenaren zullen zich de bovengevraag-
de eigenschappen moeten eigen maken.
In de nieuwe organen zullen ook zitting heb
ben vertegenwoordigers van handel en nyver-
heid, wier belangen niet altijd gelijk zijn aan
die van den landbouw. Dat zij ook mede te
beslissen zullen hebben is zeer goed, maar de
tegenstelling der belangen zal het werk der
organen niet vereenvoudigen.
Dit alles is niet geschreven om een wan-
hoopsstemming en een pessimisme te kweeken
tegenover de nieuwe regeling, maar wel om
te waarschuwen voor al te groote verwachtingen
en voor overdreven optimisme, die te snel in
teleurstelling zouden omslaan. De boeren moe
ten niet gaan denken, dat nu de landbouw
gered is, maar zij mogen wel verheugd zyn,
omdat de regelingen nu in ieder geval een ge
zonder basis zullen krijgen.
Het is niet aan te nemen, dat minister
Deckers van bovengenoemde moeilijkheden en
van nog vele andere niet op de hoogte is ge
weest bij het samenstellen van zijn vooront
werp. Dat hij desondanks toch een begin heeft
gemaakt met een nieuwe wet en dat hy toch
den moed heeft gehad het probleem van de
ordening niet alleen theoretisch, maar ook
daadwerkelijk aan te pakken, is zeer te prijzen.
Hij zal het daarbij moeilijker hebben, dan
allen, die na hem op hun terrein een dergelijke
poging ondernemen. Want zijn navolgers kun
nen gebruik maken van de ervaringen met deze
wet opgedaan, terwyi fde minister van Land
bouw een totaal nieuw terrein betreedt. De
oplossing van het probleem der ordening zal
niet eenvoudig zijn; de minister van Land
bouw zal de eerste zyn, die dit ervaart.
De Christeiyk-Historische Unie heeft heden
in „Bellevue" te Amsterdam haar jaariyksche
algemeene vergadering gehouden.
De voorzitter, Jhr. Mr. D. J. de Geer, opende
de bijeenkomst met een rede, waarin hy de po
litieke situatie belichtte en de taak der partij
uiteenzette.
Spr. wees daarbij op de bijzondere beteekenis
der vergadering in verband met de komende
verkiezing, die tevens een uitspraak zal bren
gen over de aanhangige grondwetsherziening.
Het eerste zal in de gegeven omstandigheden
méér op den voorgrond treden dan het laatste;
de aanhangige grondwetsherziening toch is
weinig ingrijpend. In het kort verdedigde spr.
drie punten, die in Kamerdebatten ernstig wer
den aangevochten:
de mogelijkheid, om leden van het parlement
van hun lidmaatschap vervallen te verklaren,
indien zij een streven tot uitdrukking brengen,
gericht op verandering van de rechtsorde, met
toepassing van onwettige middelen;
de bepaling, dat voortaan niet meer tot lid
van het Parlement gekozen zal kunnen worden
iemand, die veroordeeld is tot gevangenisstraf
van één jaar of langer; en de opheffing der
„immuniteit" van de kamerleden voor dë ge
vallen van opruiing en schending van geheimen.
Deze drie punten zijn de eenige, waartegen
by de eerste lezing een vrij aanzienlijke minder
heid zich bleef verzetten, en die dan ook by de
tweede lezing, wanneer twee derden der stem
men vereischt zyn, eenïg gevaar zullen loopen.
Een reden te meer om den ernst dezer verkie
zing niet te onderschatten.
Doch ligt hierin niet de voornaamste betee
kenis van deze verkiezing? Haar voornaamste
beteekenis ontleent zij aan het feit, dat on
voorziene omstandigheden uitgesloten voor
vier jaar het beeld van onze Tweede Kamer zal
worden vastgelegd. Dat is in dit tüdsgewricht
een belangrijk gebeuren.
Na zeven jaren economische depressie die
haar diepe sporen heeft nagelaten ook op an
der dan economisch terrein staan wy op dit
oogenblik voor een onmiskenbare opleving in
een groot deel der wereld.
Tegenover dit lichtpunt staat echter als
omstandigheid, die de blijdschap tempert,
het feit, dat reeds heel duideiyk biykt, dat
de vermindering van de werkloosheid geen
geiyken tred zal houden met het herstel in
het bedrijfsleven. Allerlei factoren, o.a. de
ingetreden mechanisatie, staan hierby in
den weg. Te vreezen is dan ook, dat de da
ling van ons werkloosheidscijfer, althans
langs natuurlijken weg, een tragen en moei
lijken gang zal hebben. Ieder kabinet, dat
straks het bewind zal voeren, zal zich voor
den ernst van dit vraagstuk zien gesteld.
Een andere reden tot getemperde vreugd is,
dat in menigen bedrijfstak, en wel inzonderheid
in den voor ons land zoo vitalen land- en tuin
bouw, de opleving nog nauwelijks gevoeld wordt.
Vervolgens gaat in eenige landen het econo
misch herstel gepaard met een politieke en
sociale onrust, die op sommige oogenblikken
reeds het ergste heeft doen vreezen. Frankrijk
en Noord-Amerika vormen er de meest benau
wende voorbeelden van.
Erger dan dit alles is ten slotte de span
ning, die is ingetreden in de internationale
verhoudingen. Alle groote mogendheden berei
den zich thans voor op een nieuwen wereld
oorlog, een waarby die van 1914 kinderspel zou
zijn.
Het ziet er dus, alles te zamen genomen, on
danks de opleving nog niet heel zonnig uit in de
wereld.
De C.H. Unie zal, zooals het ontwerp ver-
kiezings-manifest zegt voor haar beginselen
den stryd voeren, onder iedere constellatie die
zich na de stembus zal voordoen, onder alle po
litieke verhoudingen, en welk bewind ook met
de leiding van 's lands zaken zal worden belast.
Men heeft in deze zinsnede willen lezen een
zekere bereidverklaring tot zittingnemen in een
of ander toekomstig kabinet.
De zinsnede beteekent natuurlijk juist het te
gendeel. Zij wil zeggen, dat niet de samenstel
ling van het kabinet, maar het te voeren re-
geeringsbeleid beteekenis voor ons heeft en be
slissend zal zijn voor onze houding.
De strijd gaat voor ons niet om regeermacht,
maar om de goede beginselen, die, onder welk
bewind ook, in het parlement moeten verkondigd
en beleden worden.
Wij kiezen afgevaardigden, van wie wy
vertrouwen, dat zij die beginselen zullen be-
lyden óók tegenover een kabinet, waarin
bevriende elementen zitten, en óók, indien
daarvoor reden is tot,steun van een ka
binet, waarin die elementen niet zitten;
aldus handelen wy tevens in den geest van
onzen grooten voorganger, Mr. de Savornin
Lohman. Niet de vraag, door wie, maar
de vraag, hoe geregeerd werd, gaf voor
hem steeds den doorslag. Daardoor heeft hy
dan ook meermalen in zijn parlementaire
loopbaan aan een andersdenkend kabinet,
maar dat met zijn gevoelens rekening hield,
loyalen steun verleend. Wanneer sommigen
thans van de kiezers een uitspraak vragen
omtrent de toekomstige kabinetsformatie,
dan is dit één dier uitwassen van het par
lementaire stelsel, die wij niet zullen op
houden te bestrijden. Ook dit eischt ons
beginsel.
Na nog enkele woorden te hebben gewyd aan
de algemeene vraag, of het nauwe verband, dat
ook in het manifest gelegd wordt tusschen de
christelyke levensbeschouwing en het staat-
Generaal Ludendorff, de groote
veldheer en medewerker van veld
maarschalk von Hindenburg, heeft
zich met den Führer van het Derde Rijk
Adolf Hitler verzoend. Dit is een bericht
van veelzijdige beteekenis. Men weet, dat
generaal Ludendorff wel groote veldheer-
qualiteiten aan den dag heeft gelegd,
maar tevens blijk heeft gegeven van wei
nig groothartigheid. Na den oorlog kwam
er een breuk tusschen von Hindenburg
en Ludendorff, een breuk, waaraan Lu-
dendorff's eerzucht en ijdelheid en na
ijver niet vreemd zijn geweest. Luden
dorff sloot zich aanvankelijk aan bij de
Hitlerbeweging en in 1923 was hij van
de kloppartij bij de Feldhermbrücke in
München. Hij behoorde echter niet tot
de zestien nazi's, die toen vielen en later
in bronzen sarcophagen in de onmiddel
lijke omgeving van het Bruine Huis in
de Beiersche hoofdstad als helden-mar
telaren in het openbaar werden bijgezet.
Evenals tusschen Hindenburg en Luden
dorff ontstond er een verwijdering tus
schen Ludendorff en Hitier. De oude ge
neraal trok zich uit het openbare leven
terug en wedijverde met zijn echtgenoote
in het in woord en schrift bestrijden van
het Christendom als een pestilentie voor
het zuivere Deutschtum. Zijn dom-hei-
densch geschrijf, en dat van zijn echt
genoote, mocht al niet de volledige in
stemming hebben van de „positief"
Christelijke machthebbers, het werd in
ieder geval vaak minder moeilijkheden
in den weg gelegd dan aan de verdediging
van het Christendom in de Katholieke
pers, in Bisschoppelijke brieven en zelfs
in de encycliek van den Paus. Een paar
maal is er sprake van geweest, dat de
mokkende Achilles-Ludendorff, die zich
op de meest beslissende momenten van
de nationaal-socialistische revolutie vol
komen afzijdig had gehouden, met eerbe
wijzen uit zijn tent zou worden gelokt.
Zelfs heeft het gerucht indertijd de ron
de gedaan, dat Hitler van plan zou zijn
geweest hem een veldmaarschalksstaf
aan te bieden, maar dat Ludendorff voor
die eer bedankte. De viering van Luden
dorff's zeventigsten verjaardag werd
vrijwel een nationaal-socialistische mis
lukking. Zij werd strikt beperkt tot een
huldiging door de legerautoriteiten.
Thans echter hebben Ludendorff
en Hitier langdurig met elkaar ge
praat en elkaar gevonden op het
terrein, waarover zij beiden eensgezind
zijn. Ludendorff heeft verklaard, dat hij
de vernietiging van het „schande-ver-
drag" van Versailles door Hitier als een
reddende daad hooglijk waardeert even
als het weerbaarmaken van volk en
staat en de remilitarisatie van het Rijn
gebied. Hitier zeide daartegenover het te
waardeeren, dat Ludendorff dit uoo
waardeerde, en daarmee was de kloof
tusschen beiden gesloten. Het is altijd
mooi als twee menschen zich met elkan
der verzoenen, en het is belangrijk,
wanneer die twee menschen van een im
portantie zijn als Hitier en Ludendorff.
Het ware ons echter liever en voor
Duitschland belangrijker geweest, indien
Hitier zich niet met den militairen en
militanten Christen- en Joden-hater
Ludendorff maar met de Katho
lieke Kerk verzoend had. Tus
schen het Vatikaan en Hitler is óók
een terrein te vinden, waarop beide
elkaar naderen, namelijk het anti-bol-
sjewisme. De Paus is echter een meer
principieele anti-bolsjewist dan Hitier,
omdat de Paus op grond van de Godde
lijke wetten het bolsjewisme radicaal
veroordeelt, terwijl Hitler's anti-bolsje-
wisme slechts is gebaseerd op zuiver
menschelijke gronden, van nationalis-
tischpn, politieken, cultureelen en Duit-
schen aard. Het is in ieder geval te ho
pen, dat Hitier zich niet met de anti
christelijke opvattingen van den op dit
punt ziekelijken Ludendorff heeft ver
zoend, want als dat het geval zou zijn,
zou het er voor de Katholieke Kerk in
Duitschland nóg somberder uitzien dan
het er momenteel uitziet.
kundig optreden, verantwoord is, sloot spr. met
een oproep tot „eenheid in het noodige" die op
dit oogenblik dringender is dan ooit. Wij be
leven een tyd, waarin de meest waardevolle
goederen, ons door het voorgeslacht overgele
verd, in gevaar zijn. Van twee zyden, schyn-
baar tegenovergesteld, maar nauw verwant,
worden zy bedreigd. Fascisme en Communisme,
beide ontsproten aan geweldverheerlijkende ge
schriften, hebben besloten, dat een van hen bei
de de macht in de wereld zal hebben. Er zal
geen dageraad zijn voor wie beide verwerpt.
Hierover zijn zij het eens. Zy bestrijden elkaar
nu in Spanje en zien in dien stryd het prototype
van wat straks overal komen zal, en komen
moet.
In het begin dezer eeuw ging er een schok
door de wereld, toen de Fransche Minister
Viviani in het parlement zeide: „Wij hebben de
lichten des hemels gedoofd, en men zal ze niet
weer aansteken". Het was een vreeselijke uiting,
blijk gevend van bittere vijandschap, maar ten
slotte bleef het oratorie. De vrije verkondiging
van het Evangelie, ook door protestanten, bleef
onaangetast.
Wat wij thans zien gebeuren, is erger. De
beweging der „godloozen" is feitelijk de staats
kerk geworden in het tegenwoordige Rusland,
en al wat daarnaast uit betere tijden aan religie
is overgebleven, verkommert en versmacht onder
den druk van steeds dreigende vervolging.
En ook wat in Duitschland bezig is zich te
ontwikkelen, wekt in toenemende mate zorg.
Het moderne heidendom geniet er onbeperkte
vryheid om de bevolking, en vooral de jeugd,
met zyn leer te besmetten, terwijl de dienaren
van het Evangelie op allerlei wyze in him bewe-
gingsvryheid worden beknot.
Het zyn andere dreigingen, die ons nu om
ringen, en zy komen van andere zyde. Maar
wanneer wy thans, onder invloed van buiten-
landsche dwaalleer, de schennende hand zien
slaan aan het werk der Oranjes, en aan de hooge
goederen, die zij, met opoffering van wat de
wereld hun bood, ja van het leven zelf, onder
Gods zegen voor ons hebben verworven, dan
gaan onze gedachten naar dien geuzenstryd
terug en roepen wy het den nieuwen aanvallers
toe: „In naam van Oranje, biyf af van dit volk,
te duur is zyn vryheid gekocht".