Parlementscrisis in Japan Deckers' ordeningsontwerp VERZOENING ■- Rede Jhr. de Geer ONTBINDING VAN HET LAGERHUIS aby NIJGH EN VAN DITMAR HET BEGIN VANEEN BEGIN PUROL<$> DONDERDAG 1 APRIL 1937 BUITENLANDSCH OVERZICHT Zegepraal der militaire kaste De Mikado van Japan die het. parlement ontbond De Japansche minister-president Hayasji Omroep en pers Minister de Wilde beantwoordt vragen Eeuwfeest te Rotterdam •n HOLLYWOOD-Hoed óp zet INGEKUILDE CONSUMPTIE AARDAPPELEN H. Nijgh, oprichter van de Uitgeverij Nijgh en van Ditmar en van de Nieuwe Rotterdamsche Courant Moeilijke overgangsperiode in het vooruitzicht Geen overdreven optimisme Jhr. Mr. D. J. de Geer De Christelijk-Historische Unie zal niet vragen wie regeert, doch hoe geregeerd wordt „In naam van Oranje, blijf af van ons volk" Begin Februari van dit jaar trad de re- geering-Hirota af om na eenige strub belingen plaats te maken voor het ka- binet-Hayasji. Deze wisseling was lood om oud tjzer. In het parlement vroegen de politieke partijen verwonderd, waarom Hirota eigenlijk vervangen werd, toen bleek dat zijn opvolger Hayasji het zelfde politieke standpunt innam. Er was direct groote twijfel, of de nieuwe regeering niet, evenals de oude, onder invloed stond der militaire kaste. Deze imperialistisch getinte en naar expansie strevende kaste wil het parlement steeds in de richting drijven van grootere uitgaven voor leger en vloot. De (burgerlijke partijen zijni daar niet voor te vinden en wenschen, met op peil houden van leger en vloot, op de eerste plaats de publieke middelen to gebruiken ter financiering -van sociale en administratieve hervormingen, welke inderdaad dringend noodzakelijk zijn. De re- geering-Hayasji deed eenige zwakke pogingen, om zich te onttrekken aan den invloed der militairen. Zij kwam eenigermate tegemoet aan de eischen der burgerlijke partijen. Zij verminderde de belastingen en schortte het ingrijpende belastingplan der vorige regeering op, tegen welk plan vooral in industrie- en handelskringen een heftig verzet was ontstaan. E*e groote partijen trokken uit deze tegemoet komende houding der regeering de conclusie, dat zij van deze regeering niet veel hadden te vreezen. Blijkbaar hebben zij echter haar krachten overschat. Hayasji had de hervor ming van het parlement, die door vorige re geeringen was aangekondigd, maar door de twee groote partijen, de Sejoekai en de Min- seito, vertegenwoordigsters der groote trust, niet werd gewenscht, wel op den achtergrond ge schoven, maar niet vergeten. Dinsdag 1.1. nu eischten deze partijen verlenging der parle mentaire zittingen en maakten van de ver vulling van dezen eisch haar medewerking aan verschillende wetsontwerpen afhankelijk. Tot deze wetsontwerpen behoorden, behalve de Parlementaire hervorming en een wijziging van het stemrecht, ook de wetten betreffende het toezicht op het economisch leven, 'de land bouwhervorming en de wet op de waarborging der militaire geheimen. Al deze wetsontwerpen zouden ten gevolge hebben een sterke beper king van den parlementairen invloed ten gun- £te van het kabinet en van de legerkringen. 13e eischen der genoemde partijen beteekenden een krachtproef. Deze krachtproef mislukte. £>e maghtige leger- en vlootkringen drongen °P de ontbinding van het parlement aan en Hayasji, die eerst geneigd scheen tegen de fascistische tendenzen der militaire kaste te Villen optreden, bukte ten slotte voor den uit die kringen geoefenden aandrang. Op voorstel van Hayasji ontbond de Mikado het parlement in de overtui ging, dat de politieke partijen het aan- hemen der bovengenoemde uiterst belangrijke Wetsontwerpen tegenhielden. lh het officieele communiqué zet de regee- rin£ uiteen, dat zij zich genoodzaakt heeft ge- zien, het parlement te doen ontbinden,aange zien de afgevaardigden den ernst van den tegenwoordigen toestand nietbegrepen! op het oogenblik wordt de grootste samenwerking Vereischt tot verbetering van de parlementaire opvattingen. De stelselmatige tegenwerking van de parlementsleden belemmerde de tot standkoming van belangrijke maatregelen, die betrekking hadden op de landsverdediging en op het economisch evenwicht van het land. Het communiqué beroept zich verder op de bewe ging in het land, ten gunste van een parle mentaire hervorming, die door de houding der afgevaardigden zou zijn versterkt en eindigt met een beroep op het geweten van het volk samenwerking met de regeering, teneinde ^en moeilijkheden te boven te komen. Deze plotselinge ontbinding was een volko men verrassing. Het zal nu van de houding van het kabinet afhangen, of de min of meer fascistische plannen der militairen zullen wor den uitgevoerd. Dit hangt ook af van de hou ding, die de autoriteiten bij de stembus zullen aannemen. Indien de verkiezingen werkelijk VrÜ zullen kunnen worden gehouden, zal er Waarschijnlijk weinig verandering komen in de sterkteverhoudingen der partijen. De reaction- Paire kleine partijen, die min of meer fascis- tisch zijn, verwachten weliswaar een grooten toeloop van kiezers, maar het valt nog te be- Zlen, of deze verwachting gegrond is. Er wordt echter gesproken over de vorming van een nieuwe party, een groote regeeringsparty met medewerking der militaire en nationalistische groepen. Indien het kabinet-Hayasji met deze nieuwe party stichting accoord gaat en druk zal uitoefenen op de verkiezingen, dan gaat Japan een fascistisch tydperk tegemoet. Mochten de nieuwe verkiezingen echter geen oplossing bren gen, dan ligt het voor de hand, dat het kabi net-Hayasji zal aftreden. Men moet dan echter niet gelooven, dat dit een overwinning van het parlement zou beteekenen. Want in dit geval verwacht men, dat de Mikado een zeer sterk naar het leger georiënteerd kabinet zal benoe men, dat desnoods zonder parlement zal re- geeren en de door de militaire kaste geëischte hervormingen zal doordrijven. Dit zou dan be teekenen het inaugureeren van den fascisti- schen staatsvorm. De minister van Binnenlandsche Zaken heeft geantwoord op vragen van den heer Wester man in verband met een overeenkomst in zake het publiceeren der radio-programma's in de dagbladen, welke door het Centraal Bureau voor den Omroep met de Nederlandsche Dagblad pers zou zijn aangegaan. De bedoelde overeenkomst is niet door het Centraal Bureau voor den Omroep in Neder land, doch door de vier algemeene omroeporga nisaties aangegaan. Het is den minister uit een tot hem gericht telegram van de vereeni- ging de Nederlandsche Periodieke Pers ge bleken, dat de omroeporganisaties op 1 Febr. 1937 de toezending van verkorte radio-program ma's aan locale nieuwsbladen hebben stopge zet. Van een aangeteekend schrijven van de omroeporganisaties aan een belangrijke groep van bladen, houdende verbod tot het publi ceeren van radio-programma's is den minister niets bekend. Een alleenpublicatierecht van radioprogram ma's door de dagbladen komt in de overeen komst niet voor. De minister moge er op wijzen, dat de om roeporganisaties krachtens de haar op grond Het huidje blijft gaaf en gezond, in dien U het behandeltmet en droog houdtmetPurolpoeder Purol 30 ct. Purolpoeder 60 ct. van artikel 2 van het radio-reglement 1930 ver leende machtiging ten aanzien van de ver strekking van haar programma's aan derden alleen verplicht zijn tot onderlinge uitwisseling dier programma's. Al hetgeen in de practijk in dezen verder geschiedt, is een aangelegenheid van belanghebbenden onderling. De overeen komst werd dan ook in onderling overleg en in eigen kring getroffen. Ook ten aanzien van de verhouding tusschen omroeporganisaties en nieuwsbladen zal zoo noodig en mogelijk aan belanghebbenden de regeling hunner wederzijd- sche belangen worden overgelaten. Men schrijft ons uit Rotterdam: Op 2 April zal het 100 jaar geleden zijn, dat H. Nijgh te Rotterdam een boekhandel vestigde, waaraan reeds enkele jaren later een uitgeverij voor boeken en plaatwerken werd verbonden. H. Nijgh verstond zijn tijd en wist ideeën ln daden om te zetten. Zijn eerste yrooDe daad was de oprichting van de Nieuwe Rotterdam,sche Courant, waarin de veranderde inzichten op cultureel en economisch-politiek gebied tot uiting konden komen. Nadat de krant echter eenmaal haar weg gevonden had, werd zij, even eens onder zijn leiding, een zelfstandige onder neming, die nu ook reeds bijna op een geschie denis van een eeuw kan terugzien. Intusschen bleef H. Nijgh, die den boekhandel reeds spoedig vaarwel had gezegd, zich ook mee kracht op de uitgeverij toeleggen, terwijl in dien tijd tevens de grondslagen werden gelegd van het advertentiebureau. Als uitgever zocht hij steeds naar het beste en zijn hooge opvatting van de taak van den uitgever deed hem niet zelden den financieelen kant uit het oog ver liezen. Wie iets te zeggen had en dit in voor namen stijl kon doen, kon op zijn medewerking rekenen. Niet zelden ook nam hij het initiatiei om de beste amateurs van zijn tijd aan te moedigen. Zoo heeft Multatuli getuigd in de inleiding tot zijn „Wijs mij de plaats waar ik gezaaid heb!", geschreven in 1861, naar aan leiding van de overstrooming in Nederlandsch- Indië, dat de heer Nijgh er in geslaagd was, hem over te halen, een propagandageschrift ten be hoeve van de noodlijdenden in het verre Insu lin de te schrijven. De uitgeverij gaf den stoot tot de oprichting van de drukkerij. Alle uitgaven worden nog steeds op de eigen drukkerij vervaardigd, welke tot een groot en modem bedrijf is gegroeid, met een talrijk personeel. Wij zouden niet volledig zijn, indien wij on der de technische afdeelingen niet noemden de chemigrafische inrichting, die op zichzelf tot de groote bedrijven in Nederland behoort. Als een bijzonderheid zij hier vermeld, dat aan de firma Nijgh Van Ditmar de eer toekomt op dit gebied baanbrekend werk te hebben verricht. Zij was één der eersten, die, toen de houtsneden plaats maakten voor mechanische cliché's, een chemigrafische afdeeling in het leven riep. Deze afdeeling was van groot belang voor de in 1894 opgerichte Wereldkroniek, het bekende fraai geïllustreerde weekblad, dat nog steeds een lust voor het oog is. Deze afdeeling zou, gezien at vele cliché's welke noodig zijn vöor de boekwer ken, tijdschriften, w.o. Economisch-Statistische Berichten, het voornaamste weekblad op econo misch gebied Administratieve Arbeid Al gemeen Zuivel- en Melkhygiënisch Weekblad - De Lichamelijke Opvoeding en 't reclame-druk werk, niet meer kunnen warden gemist. Om tot de uitgeverij terug te keeren, de zoo juist verschenen fondscatalogus der firma om vat ruim 1400 gangbare werken op het gebied van letteren en kunst, kinderlectuur, sport en lichamelijke opvoeding techniek weten schap middelbaar lager en nijverheidson derwijs. Op letterkundig gebied staan de uitgaven van Nijgh Van Ditmar aan de spits, niet alleen voor wat de jongere garde betreft, wij treffen de namen van Willem Schürmann, Louis Cou perus, Aart van der Leeuw, Nescio, Arthur van Schendel, Herman Teirlinck, Karei van de Woestijne en tal van anderen. Zich hoofdzakelijk bepalende tot het uitgeven van oorspronkelijke literatuur, heeft men gc voldoening mogen smaken, dat vele schrijvers, die hun werken bij Nijgh Van Ditmar heb ben uitgegeven, met letterkundige prijzen wer den onderscheiden. Wij noemen in dit verband o.a.: Antoon Coolen Jan Slauerhoff Her man de Man Gerard Walschap Maurice Roelants Aart van der Leeuw Albert Hei man. In het door Nijgh Van Ditmar opgerichte tijdschrift „Forum" vonden de jongeren ge legenheid zich te uiten. Het tijdschrift „Film liga", dat aan buitengewoon aesthetische eischen voldeed, was ongetwijfeld een der best uitge- Hoe ook Uw kleeding wezen mag. Zorg da» U daarbij óp let Dat U, om steeds in stijl te zijn, voerde tijdschriften in ons land op dit gebied verschenen. Het Advertentiebureau, dat sedert 1846 deel uitmaakt van Nijgh Van Ditmar, was het eerste bureau in Nederland, dat zich op het ge bied der reclame bewoog. Uit het voorafgaande moge duideiyk zijn ge worden, dat hoewel er tusschen de Nieuwe Rotterdamsche Courant en de firma Nijgh Van Ditmar in het begin van de historie van beide ondernemingen wel eenige verwantschap heeft bestaan, zij na korten tijd geheel zelf standig werden en geheel onafhankelijk van el kaar. Na den oprichter H. Nijgh, die zich in 1864 associeerde met W. N. J. van Ditmar, zijn fir mant geweest de heeren J. C. Nijgh, N. M. A. van Ditmar en H. Nijgh J.C.zn. 1 Januari 1908 werd de firma in een vennootschap omgezet. Toen H. Nijgh J.C.zn. in 1908 directeur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant werd, trad hij af als directeur van Nijgh Van Ditmar N.V., terwijl J. Th. Piek, een schoonzoon van N. M. A. van Ditmar, tot directeur werd be noemd. Eenige jaren werd de N.V. door een éénhoofdige directie bestuurd; in die periode werden de verschillende afdeelingen gesplitst in op zichzelf staande bedrijven. In 1921 volgde de benoeming tot Directeur van D. Zijlstra; de leiding van het bedrijf berust tot op den dag van heden in handen van J. Th. Piek en D. Zijlstra. Bij gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de firma zal van 2 tot en met 8 April in den Rotterdamschen Kunstkring een tentoon stelling worden gehouden, „100 jaar Nijgh Van Ditmar in Vogelvlucht", die retrospectief en representatief een beeld geeft van de presta ties van Nijgh Van Ditmar op de verschillen de door haar bestreken gebieden. Daar zullen zoowel de Uitgeverij als de grafische bedrijven en het reclame-adviesbureau vertegenwoordigd zijn. De Directie zal Vrijdag 2 April in het gebouw Wijnhaven 113 te Rotterdam van half drie tot half vijf receptie houden. De heer Vervoorn heeft aan den minister van Landbouw en Visscherij gevraagd, of het hem bekend is, dat groote hoeveelheden consumptie aardappelen nog ingekuild liggen en door de telers niet verkocht zijn kunnen worden en dat de opbrengst van deze aardappelen voor talrijke boeren de eenige bron van inkomen uit het bedrijf is? Wil de minister bevorderen, dat door het toekennen van een exporttoeslag de overtollige voorraden tegen een loonenden prijs kunnen worden geruimd? Van het voorontwerp Landbouworde- ningswet 1937, zooals dat dezer da gen is gepubliceerd, zal men zich geen al te groote illusies moeten maken. Het is zeer zeker opgezet op een goede basis, en ook de uitwerking ervan kan in vele opzichten voldoen, al zijn er dan ook punten bij, waartegen bezwaar kan wor den gemaakt. Sinds de publicatie ervan hebben we enkele vergaderingen meege maakt van organisaties, wier leden ten nauwste bij de nieuwe wet zijn betrokken en we hebben daar waargenomen, dat men over het algemeen erg optimistisch was ge stemd ten aanzien van het voorontwerp; zoo optimistisch zelfs, dat we meenen daarvoor te moeten waarschuwen. Want dit optimisme zal dra veranderen in teleurstelling, als men teveel verwacht van de nieuwe wet. Allereerst mag men niet vergeten, dat het voorontwerp nog slechts het begin van een begin van een verandering is. Want dit zal nog een groot aantal behandelingen moeten ondergaan voor het in de Kamers komt en dan zal het daar nog wel eenigen tüd duren voor het tot wet geworden is en dan eerst kan men zeggen, dat men aan het begin van een verandering zal staan. In verband met de verkiezingen en met de behandeling der grond- wetswyziging zal het nog wel even duren voor het in de Kamer aan de orde komt. En daar bij loopt men theoretisch althans, in hoe verre dit practisch ook zal zyn laten we in deze niet politieke rubriek buiten beschouwing de kans, dat het politieke leven een zoo danige ontwikkeling neemt, dat er een andere minister van Landbouw komt, die een heel andere gedachte heeft van 'ordening. Men prijze den dag niet voor het avond is, en een wetsontwerp niet voor het wet is, en dan nog alleen als het goed is. Als het zoover is gekomen, dat dit wetsont werp wet is, dan nog zal het eenigen tijd du ren voor men iets ervaart van de werking er van. Er is dan immers niets meer gebeurd, dan het leggen van een grondslag voor de ordening van den landbouw. Alles zal nog moeten worden opgebouwd. Als de verschil lende raden zijn samengesteld, zullen zij den eersten tijd nog moeten zoeken naar de beste werkwijze. De oude maatregelen en werkwijze zullen moeten worden gelikwideerd en in dit overgangstijdperk van oud naar nieuw zal de toestand waarschijnlijk nog meer verward zyn dan thans omdat men hier, evenals by elke overgangsperiode, rekening zal moeten hou den met den ouden en met den nieuwen toe stand. Het is daarenboven te verwachten, dat juist in de komende jaren de land bouw weer aan ernstige schomme lingen onderhevig zal zyn, evenals in de tweede helft der vorige decade en wederom door de positie van de wereldgraanmarkt. Stond men toen voor een teveel, voor zoo groote voorraden, dat het verbruik verre beneden de productie bleef, thans is een omgekeerde tendenz waarneembaar. Zelfs met de sterk toegenomen Russische pro ductie is het op het oogenblik zoover, dat de wereldvoorraden verbruikt zyn en dat sommige deskundigen zelfs tegen 1938 een tekort voorzeggen. Argentinië heeft op het oogenblik al een embargo op granen, hoe wel daar aanstonds moet worden bijge voegd, dat hier ook speculatieve doeleinden, althans voor een deel, mee beoogd kunnen worden. Deze veranderde toestand zal di rect zijn invloed doen gelden op de akker bouwbedrijven en op de veredelingsbedry- ven, indirect ook op alle andere bedrijven. In deze veranderende, onzekere omstandig heden zullen de nieuwe organen moeten wer ken; zy zullen nog geen traditie hebben, zij zullen hun vorm nog niet ganschelük gevon den hebben; er zullen van hen gevraagd worden een groote doortastendheid, zeer zuiver in zicht en een groot aanpassingsvermogen. Nu zal het niet anders kunnen, dan dat een aan tal ambtenaren van het huidige stelsel over genomen wordt in het nieuwe stelsel, en ook deze ambtenaren zullen zich de bovengevraag- de eigenschappen moeten eigen maken. In de nieuwe organen zullen ook zitting heb ben vertegenwoordigers van handel en nyver- heid, wier belangen niet altijd gelijk zijn aan die van den landbouw. Dat zij ook mede te beslissen zullen hebben is zeer goed, maar de tegenstelling der belangen zal het werk der organen niet vereenvoudigen. Dit alles is niet geschreven om een wan- hoopsstemming en een pessimisme te kweeken tegenover de nieuwe regeling, maar wel om te waarschuwen voor al te groote verwachtingen en voor overdreven optimisme, die te snel in teleurstelling zouden omslaan. De boeren moe ten niet gaan denken, dat nu de landbouw gered is, maar zij mogen wel verheugd zyn, omdat de regelingen nu in ieder geval een ge zonder basis zullen krijgen. Het is niet aan te nemen, dat minister Deckers van bovengenoemde moeilijkheden en van nog vele andere niet op de hoogte is ge weest bij het samenstellen van zijn vooront werp. Dat hij desondanks toch een begin heeft gemaakt met een nieuwe wet en dat hy toch den moed heeft gehad het probleem van de ordening niet alleen theoretisch, maar ook daadwerkelijk aan te pakken, is zeer te prijzen. Hij zal het daarbij moeilijker hebben, dan allen, die na hem op hun terrein een dergelijke poging ondernemen. Want zijn navolgers kun nen gebruik maken van de ervaringen met deze wet opgedaan, terwyi fde minister van Land bouw een totaal nieuw terrein betreedt. De oplossing van het probleem der ordening zal niet eenvoudig zijn; de minister van Land bouw zal de eerste zyn, die dit ervaart. De Christeiyk-Historische Unie heeft heden in „Bellevue" te Amsterdam haar jaariyksche algemeene vergadering gehouden. De voorzitter, Jhr. Mr. D. J. de Geer, opende de bijeenkomst met een rede, waarin hy de po litieke situatie belichtte en de taak der partij uiteenzette. Spr. wees daarbij op de bijzondere beteekenis der vergadering in verband met de komende verkiezing, die tevens een uitspraak zal bren gen over de aanhangige grondwetsherziening. Het eerste zal in de gegeven omstandigheden méér op den voorgrond treden dan het laatste; de aanhangige grondwetsherziening toch is weinig ingrijpend. In het kort verdedigde spr. drie punten, die in Kamerdebatten ernstig wer den aangevochten: de mogelijkheid, om leden van het parlement van hun lidmaatschap vervallen te verklaren, indien zij een streven tot uitdrukking brengen, gericht op verandering van de rechtsorde, met toepassing van onwettige middelen; de bepaling, dat voortaan niet meer tot lid van het Parlement gekozen zal kunnen worden iemand, die veroordeeld is tot gevangenisstraf van één jaar of langer; en de opheffing der „immuniteit" van de kamerleden voor dë ge vallen van opruiing en schending van geheimen. Deze drie punten zijn de eenige, waartegen by de eerste lezing een vrij aanzienlijke minder heid zich bleef verzetten, en die dan ook by de tweede lezing, wanneer twee derden der stem men vereischt zyn, eenïg gevaar zullen loopen. Een reden te meer om den ernst dezer verkie zing niet te onderschatten. Doch ligt hierin niet de voornaamste betee kenis van deze verkiezing? Haar voornaamste beteekenis ontleent zij aan het feit, dat on voorziene omstandigheden uitgesloten voor vier jaar het beeld van onze Tweede Kamer zal worden vastgelegd. Dat is in dit tüdsgewricht een belangrijk gebeuren. Na zeven jaren economische depressie die haar diepe sporen heeft nagelaten ook op an der dan economisch terrein staan wy op dit oogenblik voor een onmiskenbare opleving in een groot deel der wereld. Tegenover dit lichtpunt staat echter als omstandigheid, die de blijdschap tempert, het feit, dat reeds heel duideiyk biykt, dat de vermindering van de werkloosheid geen geiyken tred zal houden met het herstel in het bedrijfsleven. Allerlei factoren, o.a. de ingetreden mechanisatie, staan hierby in den weg. Te vreezen is dan ook, dat de da ling van ons werkloosheidscijfer, althans langs natuurlijken weg, een tragen en moei lijken gang zal hebben. Ieder kabinet, dat straks het bewind zal voeren, zal zich voor den ernst van dit vraagstuk zien gesteld. Een andere reden tot getemperde vreugd is, dat in menigen bedrijfstak, en wel inzonderheid in den voor ons land zoo vitalen land- en tuin bouw, de opleving nog nauwelijks gevoeld wordt. Vervolgens gaat in eenige landen het econo misch herstel gepaard met een politieke en sociale onrust, die op sommige oogenblikken reeds het ergste heeft doen vreezen. Frankrijk en Noord-Amerika vormen er de meest benau wende voorbeelden van. Erger dan dit alles is ten slotte de span ning, die is ingetreden in de internationale verhoudingen. Alle groote mogendheden berei den zich thans voor op een nieuwen wereld oorlog, een waarby die van 1914 kinderspel zou zijn. Het ziet er dus, alles te zamen genomen, on danks de opleving nog niet heel zonnig uit in de wereld. De C.H. Unie zal, zooals het ontwerp ver- kiezings-manifest zegt voor haar beginselen den stryd voeren, onder iedere constellatie die zich na de stembus zal voordoen, onder alle po litieke verhoudingen, en welk bewind ook met de leiding van 's lands zaken zal worden belast. Men heeft in deze zinsnede willen lezen een zekere bereidverklaring tot zittingnemen in een of ander toekomstig kabinet. De zinsnede beteekent natuurlijk juist het te gendeel. Zij wil zeggen, dat niet de samenstel ling van het kabinet, maar het te voeren re- geeringsbeleid beteekenis voor ons heeft en be slissend zal zijn voor onze houding. De strijd gaat voor ons niet om regeermacht, maar om de goede beginselen, die, onder welk bewind ook, in het parlement moeten verkondigd en beleden worden. Wij kiezen afgevaardigden, van wie wy vertrouwen, dat zij die beginselen zullen be- lyden óók tegenover een kabinet, waarin bevriende elementen zitten, en óók, indien daarvoor reden is tot,steun van een ka binet, waarin die elementen niet zitten; aldus handelen wy tevens in den geest van onzen grooten voorganger, Mr. de Savornin Lohman. Niet de vraag, door wie, maar de vraag, hoe geregeerd werd, gaf voor hem steeds den doorslag. Daardoor heeft hy dan ook meermalen in zijn parlementaire loopbaan aan een andersdenkend kabinet, maar dat met zijn gevoelens rekening hield, loyalen steun verleend. Wanneer sommigen thans van de kiezers een uitspraak vragen omtrent de toekomstige kabinetsformatie, dan is dit één dier uitwassen van het par lementaire stelsel, die wij niet zullen op houden te bestrijden. Ook dit eischt ons beginsel. Na nog enkele woorden te hebben gewyd aan de algemeene vraag, of het nauwe verband, dat ook in het manifest gelegd wordt tusschen de christelyke levensbeschouwing en het staat- Generaal Ludendorff, de groote veldheer en medewerker van veld maarschalk von Hindenburg, heeft zich met den Führer van het Derde Rijk Adolf Hitler verzoend. Dit is een bericht van veelzijdige beteekenis. Men weet, dat generaal Ludendorff wel groote veldheer- qualiteiten aan den dag heeft gelegd, maar tevens blijk heeft gegeven van wei nig groothartigheid. Na den oorlog kwam er een breuk tusschen von Hindenburg en Ludendorff, een breuk, waaraan Lu- dendorff's eerzucht en ijdelheid en na ijver niet vreemd zijn geweest. Luden dorff sloot zich aanvankelijk aan bij de Hitlerbeweging en in 1923 was hij van de kloppartij bij de Feldhermbrücke in München. Hij behoorde echter niet tot de zestien nazi's, die toen vielen en later in bronzen sarcophagen in de onmiddel lijke omgeving van het Bruine Huis in de Beiersche hoofdstad als helden-mar telaren in het openbaar werden bijgezet. Evenals tusschen Hindenburg en Luden dorff ontstond er een verwijdering tus schen Ludendorff en Hitier. De oude ge neraal trok zich uit het openbare leven terug en wedijverde met zijn echtgenoote in het in woord en schrift bestrijden van het Christendom als een pestilentie voor het zuivere Deutschtum. Zijn dom-hei- densch geschrijf, en dat van zijn echt genoote, mocht al niet de volledige in stemming hebben van de „positief" Christelijke machthebbers, het werd in ieder geval vaak minder moeilijkheden in den weg gelegd dan aan de verdediging van het Christendom in de Katholieke pers, in Bisschoppelijke brieven en zelfs in de encycliek van den Paus. Een paar maal is er sprake van geweest, dat de mokkende Achilles-Ludendorff, die zich op de meest beslissende momenten van de nationaal-socialistische revolutie vol komen afzijdig had gehouden, met eerbe wijzen uit zijn tent zou worden gelokt. Zelfs heeft het gerucht indertijd de ron de gedaan, dat Hitler van plan zou zijn geweest hem een veldmaarschalksstaf aan te bieden, maar dat Ludendorff voor die eer bedankte. De viering van Luden dorff's zeventigsten verjaardag werd vrijwel een nationaal-socialistische mis lukking. Zij werd strikt beperkt tot een huldiging door de legerautoriteiten. Thans echter hebben Ludendorff en Hitier langdurig met elkaar ge praat en elkaar gevonden op het terrein, waarover zij beiden eensgezind zijn. Ludendorff heeft verklaard, dat hij de vernietiging van het „schande-ver- drag" van Versailles door Hitier als een reddende daad hooglijk waardeert even als het weerbaarmaken van volk en staat en de remilitarisatie van het Rijn gebied. Hitier zeide daartegenover het te waardeeren, dat Ludendorff dit uoo waardeerde, en daarmee was de kloof tusschen beiden gesloten. Het is altijd mooi als twee menschen zich met elkan der verzoenen, en het is belangrijk, wanneer die twee menschen van een im portantie zijn als Hitier en Ludendorff. Het ware ons echter liever en voor Duitschland belangrijker geweest, indien Hitier zich niet met den militairen en militanten Christen- en Joden-hater Ludendorff maar met de Katho lieke Kerk verzoend had. Tus schen het Vatikaan en Hitler is óók een terrein te vinden, waarop beide elkaar naderen, namelijk het anti-bol- sjewisme. De Paus is echter een meer principieele anti-bolsjewist dan Hitier, omdat de Paus op grond van de Godde lijke wetten het bolsjewisme radicaal veroordeelt, terwijl Hitler's anti-bolsje- wisme slechts is gebaseerd op zuiver menschelijke gronden, van nationalis- tischpn, politieken, cultureelen en Duit- schen aard. Het is in ieder geval te ho pen, dat Hitier zich niet met de anti christelijke opvattingen van den op dit punt ziekelijken Ludendorff heeft ver zoend, want als dat het geval zou zijn, zou het er voor de Katholieke Kerk in Duitschland nóg somberder uitzien dan het er momenteel uitziet. kundig optreden, verantwoord is, sloot spr. met een oproep tot „eenheid in het noodige" die op dit oogenblik dringender is dan ooit. Wij be leven een tyd, waarin de meest waardevolle goederen, ons door het voorgeslacht overgele verd, in gevaar zijn. Van twee zyden, schyn- baar tegenovergesteld, maar nauw verwant, worden zy bedreigd. Fascisme en Communisme, beide ontsproten aan geweldverheerlijkende ge schriften, hebben besloten, dat een van hen bei de de macht in de wereld zal hebben. Er zal geen dageraad zijn voor wie beide verwerpt. Hierover zijn zij het eens. Zy bestrijden elkaar nu in Spanje en zien in dien stryd het prototype van wat straks overal komen zal, en komen moet. In het begin dezer eeuw ging er een schok door de wereld, toen de Fransche Minister Viviani in het parlement zeide: „Wij hebben de lichten des hemels gedoofd, en men zal ze niet weer aansteken". Het was een vreeselijke uiting, blijk gevend van bittere vijandschap, maar ten slotte bleef het oratorie. De vrije verkondiging van het Evangelie, ook door protestanten, bleef onaangetast. Wat wij thans zien gebeuren, is erger. De beweging der „godloozen" is feitelijk de staats kerk geworden in het tegenwoordige Rusland, en al wat daarnaast uit betere tijden aan religie is overgebleven, verkommert en versmacht onder den druk van steeds dreigende vervolging. En ook wat in Duitschland bezig is zich te ontwikkelen, wekt in toenemende mate zorg. Het moderne heidendom geniet er onbeperkte vryheid om de bevolking, en vooral de jeugd, met zyn leer te besmetten, terwijl de dienaren van het Evangelie op allerlei wyze in him bewe- gingsvryheid worden beknot. Het zyn andere dreigingen, die ons nu om ringen, en zy komen van andere zyde. Maar wanneer wy thans, onder invloed van buiten- landsche dwaalleer, de schennende hand zien slaan aan het werk der Oranjes, en aan de hooge goederen, die zij, met opoffering van wat de wereld hun bood, ja van het leven zelf, onder Gods zegen voor ons hebben verworven, dan gaan onze gedachten naar dien geuzenstryd terug en roepen wy het den nieuwen aanvallers toe: „In naam van Oranje, biyf af van dit volk, te duur is zyn vryheid gekocht".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 9