Md Wiéaal wa den dag Het Zeemonster van Nagasaki F 250 een voet of een oog. Öe zorgen van Jimmy PAUSELIJKE ACADEMIE Nieuwe missie op Borneo ZATERDAG 3 APRIL 1937 De wetenschappen Napoleon vrijmetselaar Ordegeestelijken SJ SST" X- j schuldigen j Heien te Berlijn Een Veronese DOOR P. G. WODEHOUSE Toen in het najaar een verkorte inhoud der Stichtingsacte, het Motu Proprio van Pius XI, in de dagbladen- verscheen, werd baarbij over de voorgeschiedenis van de Pau- £elÜKe Academie der Wetenschappen slechts met ecn enkel woord gerept. En toch is deze voor geschiedenis van belang, wil men de beteeke- 's van den „Wetenschappelijken Senaat", door b Paus thans zelf gekozen, verstaan. In de ge schiedenis van de Pauselijke Academie weer spiegelt zich de verhouding van de Kerk tot het etenschappelijk denken op zichzelf en de in vloed die er van uit de Katholieke levensbe schouwing op werd uitgeoefend. Maar niet al- eeen abstracte theoretische vragen vin- en in de bestudeering der geschiedenis ge gevens ter beantwoording, maar ook het gebeu- van onzen tijd in zijn concreetheid ver- ag zich aan de beelden der historie exempla- sch af te meten, te beoordeelen. Al heerscht er ten aanzien van de hoogste aarden van het geestesleven, religieuze diepte h kracht, zedelijke beslistheid en liefdesbe- ogenheid wel een toenemende twijfel aan voor- 1 gang sinds de „duistere" middeleeuwen, deze ooruitgang wordt veelal wel beaamd, wat de etensohap betreft. Men wijst op den omvang Ver V00raI °P het gebied der natuur- rschijnselen verzameld en op de doordringing an alle lagen der bevolking met den geschema- seerden inhoud van wat de wetenschap als on- mstootelijke kennis verwierf. Men wijst op til t a?ntal universiteiten, laboratoria, boeken en do?"hitten als getuigen van den wil der mo- thp samenleving om alle terreinen van hare .oretische en practische werkzaamheid op ioneilSCllap bouwen- Men wijst op het aantal v ge en oude geleerden, die hun leven on- s, rwaardelijk in dienst van de wetenschap in ri61f Cn besIuif'' ^gen alle cultuurpessimisme lii'r>. de wetenschap in den ongeremden recht- joigen vooruitgang van haar inhoud en de gchn®.mende beheersching zoowel van het men- do,? ^oen alsook van zijn waardeerend oor- cm? hct onmiskenbaar teeken is van een v v,''kkeling naar betere tijden en naar hooger Wa K(.aVing' De rechtmatigheid van deze ver- chting moge betwijfeld worden door hen, die de nCR' Cia' he5; veranderde wereldbeeld, dat vre V'*ct*enscllaP ons bracht, den mensch ver- m van de oorspronkelijke gemeenschap t God en den naaste, de eeuwige Kenbron Zj,n den „arme van geest", toch zullen ook J de concrete macht van dit wereldbeeld moe- j,. erkennen en het door vrome wenschen niet Pai v- vervluchtigen. De stichting van de voort? 6 Academie is dan ook het verheven als i ld van de aanvaarding der wetenschap wa Q?ultuurgoed en meer n°g als beweging naar nin en werkelijkheid. Het is de erken- bezf ethos der wetenschap, hare hoo tde k0rn' verwant kan zijn en be- gelo r te zijn aan den grond van het ware jjj t °h dat in de existentieele gemeenschap in de volstrekte waarheid en werkelijkheid heirf aanvaarding van persoonlijke dienstbaar- neid wortelt. is^ voorgeschiedenis der Pauselijke Academie PanTv- d°°r Pater J- Stein SJ" Prefect der ien i. sterrenwacht, in een tweetal artike- ver' dIC' in de laatste maanden in „Studiën" Zii tn 'len' °p voortreffelijke wijze geteekend. oude °ns 510(3 reeds bij de stichting van het beziel gen°otschap der Lyncaei in 1603 het ni nde ethos ontstoken werd, dat bij elke tte we phase uit de smeulende asch opvlam- jari ZOlf'- Vier j°nge menschen, waarbij de 18- Preder' 0r van het genootschap de Prins een ,1C?,C<3si onderteekenden in Augustus 1603 „Dier? ns' waarvan de aanhef luidde: 'K P doordrongen van de aloude spreuk: schpliii? zeIven", hebben wij ons de vele men- Rehr dwalingen en ellenden voor den geest acht en ons overtuigd, dat het ware geluk hpu,gen is in bet streven naar wijsheid. Wij ebben daarom besloten, ons met hart en ziel °e te leggen op de beoefening der weten- 01aP> in gezamenlijken arbeid volgens vaste gelen." in het door Prins Cesi ontworpen Aoo?e0graphum- de grondwet van de jonge der 6mie' wordt het doel en de werkwijze na- onJÏÏ?»®- Dit geschrift besluit met een de eeectpH-,°m alle christenvorsten en vooral dienen en h overbeden in eerbied en liefde te „Boven an wetten getrouw te onderhouden, tigen aodleVUllen zij den Algoeden, Almach- dienen en J? 1Ien- Hem bovenal beminnen en Lyncei smeeken. dat Hij den geest der Heiboer, e-°e bestralen met het licht van den tot Heii est' dat Hij hun werk doe gedijen Vorderin r geheeIe Christenheid en tot be- ben riii^ Van vrede en rust en dat hun arbeid vanJ. aan deugd, moge voeren tot de glorie "bet eeuwige leven." 26-i??io.da0hten in bet jaar 1603 een drietal 18-iar- 50nge mannen en formuleerde het een Veranderd151""15' Sindsdien is er veel in Europa Lv^rf61' de vier oprichters der Accademia dei Uit n61 WaS een Nederlander, Jan Van Heek, Nedp ?venter afkomstig, die als vurig Katholiek cum 'iand verüet en in 1601 in Perugia Summa jaren fude 111 de geneeskunde promoveerde, E iaug een avontuurlijken zwerftocht door Waa°Pa maakte, de Academie trouw bleef, n0„rvan Prins Cesi hem „de diamanten zuil" etlJT De jonge Academie nam spoedig £ja nieuwe leden op: „zij mochten geen v °n van Aristoteles zijn, maar vrij en onbe- sci roordeeld staan tegenover de natuurweten- GavP0nder ben was het zesde lid Galileo aiilei, die, zooals Pater Stein vermeldt, „in om Strijd V00r het CoPernikaansche stelsel Pd®r de Lyncaei zijn trouwste aanhangers °bd, door wie hij niet zelden en met recht tot a*o«-«_g/vo o Een afschuwelijke gewoonte van de rookers en de opvoedkundige kellner zelfbedwang en omzichtige kalmte werd ge maand. Onder haar auspiciën liet de Academie Galilei's brieven omtrent de zonnevlekken (1613) en later (1623) zijn „Saggiatore" (proef balans) uitgeven." De Academie, die slechts een klein aantal leden telde, ging door den vroegtijdigen dood van Cesi in 1630 uiteen. De laatst overlevende. Kardinaal Barbarini, stierf in 1679. Eerst in de dagen van de Fransche Revolutie werd een nieuwe poging tot hernieuwde stich ting gewaagd <?n in 1801 werd met goedkeuring van Paus Pius VII, een Academie „Nuovi Lincei" geopend, die na vele lotgevallen eerst in 1838 van Gregorius XVI den eeretitel „Pontificia" ontving. In 1847 verschenen onder Pius IX de nieuwe statuten der Accademia Pontificia dei Nuovi Lincei", die haren arbeid tot 1870 rustig kon voortzetten. In dat jaar kwam met de opheffing van den pauselijken staat een scheiding tot stand, doordat een deel der leden zich als een „Koninklijke" Academie afzonderde. Van de 24 gewone leden te Rome woonachtig, bleven er 14 den Paus getrouw. Onder het Pontificaat van Pius XI beleefde de Academie een tijdperk van verhoogden bloei onder het voorzitterschap van P. Gianfran- ceschi. Door hem voorgelicht, Vatte de Paus het plan van een ingrijpende hervorming op, die door P. Agostino Gernelli, die den in 1934 overleden P. Gianfranceschi als voorzitter opvolgde, werd uitgewerkt. In het Motu Proprio ,,In Multis Solaciis" van 28 October 1936 is deze hervorming doorgevoerd en werd aan de Academie een meer internationaal ka rakter gegeven. Van de zeventig door den Paus zelf gekozen Academici zijn 37 geen Italianen. Evenals onder de vroegere pauselijke Lyncei treft men onder de leden een aantal (omtrent 15) niet-katholieken aan. De algemeene taak der leden der hervormde Academie heeft de Paus omschreven en daarbij de hoop uitgesproken, dat zij „altijd méér en altijd beter de wetenschappen zullen bevorde ren." „Iets anders vragen Wij niet, want in de vervulling van die edele taak bestaat de dienst, dien Wij ten gunste van de Waarheid van hen verwachten," Zoo is de grondgedachte der vier geestdrif tige jongemannen na 333 jaar opnieuw en zeker ook zuiverder geformuleerd. De hoogé plaats, die aan de wetenschap in de menschelijke samenleving toekomt, is daarmede opnieuw gedemonstreerd, want ware wetenschap is niet in strijd met den geest van eenvoud en liefde en richt zich daarom steeds tot het heil der menschheid en tot de eer van God. De voltooiing van een katholieke Uni versiteit zal al uw inspanning eischen, maar het is Mijn vurige en innige wensch^dat gij dit groote werk, van zoo'n verstrekkend belang voor uw land en uw geloof, tot een goed einde zult brengen. Paus Pius XI op de audiëntie bij de heiligverklaring van Petrus Canisius, 20 Mei 1925. Tot nog toe was er slechts één verslag n.l. van de vergadering die door de Loge „La Parfaite Union" in Grenoble gehouden werd, bij gelegenheid van de plechtige inwijding van een Borstbeeld van den keizer aller Fran- schen, waaruit bleek dat Napoleon lid was van de Vrijmetselarij. Thans is in Parijs een nieu we brochure opgediept, die door het Groot- Oosten van Italië was uitgegeven en waarin rapport wordt uitgebracht over de activiteit die de Loge ontwikkeld had bij de geboorte van den Koning van Rome. „Deze arbeid", zoo staat er in de brochure, „is opgedragen aan den Koning van Rome, den eerstgeborene van den machtigen broeder Napoleon van het Groot-Oosten van Italië op den Dertienden van den Derden maand van het jaar van het waar achtige Licht 5811." Deze opdracht komt ook voor op de titelpagina waar zij tusschen zon en maan staat afgebeeld, opdat men het beter zou zien. Verder volgt een uitvoerige beschrijving van de gehouden plech tigheid. De Tempel van Milaan was voor deze gelegenheid bijzonder smaakvol versierd. Ach ter den troon van den achtbaren Loge-meester kon men het opschrift lezen „Aan den Ver heven Lufton Napoleon". Daar „Lufton" in de Moorsche taal, „Zoon van een Vrijmetselaar" beteekent en deze uitdrukking negen maal in bedoelde brochure voorkomt, kan er wel geen twijfel meer bestaan of Keizer Napoleon be hoorde tot de Vrijmetselarij. Bij deze plechtig heid waren de hoogste regeeringsautoriteiten en de voornaamste Logebroeders tegenwoordig; on der meer 32 doorluchte prinsen van het Ko ninklijk Geheim en 31 Inspecteurs-Inquisiteurs, waaronder de Broeders Luosi, minister van Justitie; Di Breme, president van den Senaat; Luini, staatssecretaris; generaal Lechi Teodoro, rechter Pelegatti en vele anderen, die allen, ieder volgens zijn rang, hun plaatsen hadden ingenomen. De leiding bij deze Ritueele Ceremoniën be rustte bij den voorzitter Broeder Solfi, den doorluchten prins van het Koninklijk Geheim, die daarbij geassisteerd werd door de Broeders Bellerio, procureur-generaal bij het Hof van Be roep te Milaan, Corvini en Ferrante Pianta- nida 33. Ook de vrijmetselaarsloges te Milaan „Reale Eugenio", „Reale Gioseffina", „Reale Augusta" en „Imperial Carolina", allemaal namen die aan Bonaparte doen denken, hadden hun afgezan ten naar deze plechtigheden gezonden. Toen allen in vergadering bijeen waren, verscheen Broeder Calepio, vergezeld van verschillende Souvereine Hoofd-inspecteurs 33, vertegenwoor digende den verheven Grootmeester en den Groot-Commandeur van de Orde der Vrijmetse laren in Italië, waarvoor destijds niemand min der fungeerde dan Broeder Eugène Bonaparte, Onderkoning en aangenomen zoon van den keizer der Franschen; toen kon de plechtigheid een aanvang nemen. Op de agenda stond als eerste punt een motie om de geboorte van den Koning van Rome te vieren, den eerstgeborene van Napoleon, „onzen Broeder en Bescherm heer van de Orde der Vrijmetselaren in Frank rijk en Italië." Het tweede punt betrof de huldiging van den Eerstgeborene van „den machtigsten en ver- dienstvollen Broeder der Vrijmetselaarsorde." Na het gebruikelijke liefdemaal werd een Moderne gezichtsmassage toast uitgebracht op de gezondheid van den „machtigsten Broeder der heele Vrijmetselaars wereld, op de keizerin, zijn verheven gemalin en op Prins Lufton, hun voortreffelijken zoon." Daar bij deze plechtige ceremonie zoowel de familie Bonaparte als het Koninkrijk Italië ver tegenwoordigd was, is het nauwelijks aan te nemen dat het Groot-Oosten van Italië het ge waagd zou hebben den keizer aller Franschen den titel van Vrijmetselaar te geven, wanneer hij dezen reeds niet tevoren zou hebben bezeten. Het historisch feit dat Napoleon vrijmetselaar was valt thans niet meer te ontkennen. De Zusters van Dongen zullen een nieuwe Missiestatie aanvaarden in Oost-Borneo in het gebied, waar de Paters van de H. Familie werk zaam zijn. Het is waarschijnlijk, dat reeds om streeks Augustus van dit jaar drie Zusters daarheen zullen vertrekken. Op de heele wereld zijn er ruim 250.000 ka tholieke mannelijke religieuzen, waaronder 24.270 Jezuieten, 22.527 Franciscanen, 15.125 Broeders der Christelijke Scholen, 12.613 Capu- cijnen, 10.971 Salesianen, 9070 Benedictijnen, 6700 Dominicanen, 6612 Maristen, 6239 Re demptoristen, 4955 Oblaten van Maria, 4449 Franciscaner Conventueelen, 4063 Missionaris sen der Onbevlekte Ontvangenis. De overige ordegeestelijken die over andere congregaties zijn verdeeld hebben allen minder dan 4000 le den. (K. W. P.) Wat ben ik blij dat ik vanavond met je uit ga," zei ze, „ik heb deze week hard gewerkt en veel teleurstellingen achter den rug, maar nu je hier bent, komt het er niet meer op aan. Laten we nu eens heerlijk naar een bioscoop gaan." „Denk niet," antwoordde hij onvergenoegd, „dat je me vanavond naar een bioscoop krijgt." „Wat zeg je nu? En ik heb juist naar een geschikte film voor je uitgekeken. Maar 't hin dert niet. Ik weet in Belvedère, dat nog niet lang geleden geopend is, een gezelschap uit Tunis, dat heel nieuwe dansen uitvoert." „Dank je wel," zei hij weer, „geen Arabische dansen of zooiets; daar heb ik meer dan ge noeg van." „Enfin, zeg me dan eens, wat je eigenlijk zou willen." „Dat weet je heel goed. Op ons gemak dinee- ren in een rustig restaurant, een beetje praten en dan ergens gezellig een kop koffie drinken by muziek." „Neen, dat doe ik absoluut niet!" riep ze be slist. „Ik denk er niet aan, steeds maar jouw zin te doen, want je bent vreeselijk zelfzuchtig. Zeker, dat meen ik, kijk me maar niet zoo ver wonderd aan. Dat komt, omdat nooit iemand eerlijk z'n meening tegenover je durft zeggen. Je bent er zoo aan gewend, dat men alles prach tig van je vindt, omdat je geld hebt, een jong- mensch met ruime middelen bent. Als je droo- men wilt, moet je meisje met je in 't maan licht zitten; als je wilt dansen, moet zij ook dansen. Neen, zeg ik; i k zal tenminste niet aan je grillen toegeven." Even zweeg ze, om adem te scheppen en toen hernam ze: ,,'tls toch eigenlijk schande, Alain. Ik was den heelen dag zóó gelukkig, omdat ik je vanavond zien zou. Ik had gehoopt, dat je me vanavond m'n zorgen en m'n werk enkele uren zou doen vergeten. En nu ben je gekomen en denkt alleen aan je zelf. Ga nu maar heen en kom niet eerder terug, totdat je geleerd hebt ook met de wenschen van anderen rekening te houden." i Dien avond dacht Alain lang na over hetgeen Julie hem gezegd had. Ze had gelijk. Hij was zelfzuchtig. Hij handelde niet zooals 't behoort tegenover z'n verloofde. Is het niet veel edeler, nu en dan aan de wenschen van anderen toe te geven en daardoor anderen gelukkig te maken? Ja, dat was het. Zou hij, de verwende Alain Bourien, wel in staat zijn een vrouw gelukkig te maken? Waar om was hij zoo'n egoïst. Kon hij als levensge zellin 'n betere vrouw vinden dan Julie Rufaer? Julie, die zoo'n degelijk, verstandig meisje was in haar eenvoudige, maar keurige avondjapon, met haar gestopte zijden kousen en haar man tel van 't vorig jaar? Ze was zoo flink in haar armoede. Ze werkte hard zes dagen in de week. Hoe had hij haar dezen éénen genoeglijken avond kunnen weigeren? Toen hij zich dien avond heel laat te ruste begaf, had Alain een vast besluit genomen. Hij t\ tsopp zou Julie geluk- i A-'ts schen en verlan- gens op zjj te zetten. Dat besluit stemde hem tot kalmte en hij viel spoedig in slaap. Verkwikt en blij gestemd ontwaakte hij den volgenden morgen. Hij stond op en zong onder 't aankleeden een vroolijk liedje, iets dat hij zich niet herinnerde ooit gedaan te hebben. „Vanavond nog," dacht hij, „ga ik naar Julie en vraag haar vergiffenis." Hij legde de laatste hand aan z'n toilet, toen de telefoonbel rinkelde. „Hallo!" riep een welbekende stem. „Ben jü daar, Alain? Ik heb den heelen nacht niet kun nen slapen. Ik heb mij ongelukkig gevoeld en voel rge dat nog, omdat ik gisteravond zoo on aangenaam tegen je geweest ben. Vergeef me, Alain. Ik weet zelf niet wat me mankeerde; ik had schuld „Toch niet," onderbrak haar de jonge man, „niet jij, maar ik was de schuldige. Den heelen nacht heb ik er over nagedacht, Julie. Ik be loof je, ik zal anders worden „Dwaasheid," viel zij in, „het behoeft, neen, het moet volstrekt niet anders worden. Het is heerlijk, een man te hebben, die je dwingt je meening, je wenschen aan hem op te offeren., die je niet in alles je zin geeft. Ik wou je juist zeggen, dat ik vanavond vrij ben en geen enkel plan zal maken. Ik zal alles doen waar je zin in hebt." Met een zucht hing Alain Bourien de telefoon op en mompelde: „Wat zijn en blijven die vrouwen toch raad selachtige wezens! Ik zet het iederen man om te leeren, hoe het haar naar den zin te maken." Het monopolie van 't heien, dat Amster dam scheen te hebben, is opgeheven. Op het oogenblik sissen op den Pots dammer Platz, dus in het hartje van Berlijn, twee heimachines. Zij spuiten het heele plein vol met stoom en rook. De palen, die in den grond moeten worden gestampt, zijn ijzeren staven, die een lengte van eventjes 30 meter hebben. Amsterdams Centraal-Station, en Beurs van Berlage, waar blijft ge? Zelfs de caissons van het Amsterdamsche Wesfelijke viaduct drongen niet zoo diep in het ingewand van Moeder Aarde. En dan te bedenken, dat de zandplaat, het 'Scandinavisch diluvium, dat het Amsterdamsche heiersgilde zoekt gelijk de gouddelver zijn edele metaal, in Amsterdam circa 10 tot 20 meter onder de aarde ligt, maar te Berlijn aan de oppervlakte te vinden is! Het Berlijnsche publiek begrijpt er niets van. Het had nog nooit een hei-stelling gezien, en het zware hei-blok, dat van 30 meter hoogte op het metalen hoofd van Jut valt, maakt op de Berlijners een vreemden indruk. Dan dat suizen van den stoom, de lucht van natte aar de en rook, en die bergen zand midden op de straat! Terwijl de twee hei-machines met el kaar wedijveren in vlijt en kracht. Niet, dat Berlijn thans huizen op palen gaat bouwen. Het raadsel is slechts, dat er een ondergrondsche spoorweg-verbinding tusschen „Potsdamer Bahnhof" en „Anhalter Bahn- hoff" midden door het hartje van Berlijn wordt Ook het zeemonster had spoedig een geschikt plaatsje gevon- In den loop van den dag was het bericht, dat het zeemonster den. Op den grond wilde het niet liggen. Het was daar zeker was aangekomen, tot in de verste uithoeken van de streek be te warm. Dus kronkelde het beest zich om den palmboom. Het kend en alles kwam naar de kust om te kijken: inlanders, was maar goed, dat deze erg buigzaam Was, anders was hij zeker plantage-opzichters en soldaten. Het zeemonster keek trotsch afgeknapt. op al die belangstellenden neer. Toen echter een der omstanders het beest begon te plagen, verloor het dier zijn geduld. Plotseling schoot zijn lange, scherpe tong te voorschijn en als de plaaggeest niet spoedig had ge maakt dat hij wegkwam, was hij leelijk terecht gekomen. De tong was zoo scherp als een dolk. tot stand gebracht. Het is een traject van de nieuwe „SU-Bahn", een ondergrondschen spoor weg, die de verschillende kopstations van Ber lijn (Stettiner Bahnhof, Potsdamer Bahnhof. Anhalter Bahnhof en Görlitzer Bahnhof) met de „SCadtbahn", d.i. de viaducten-spoorweg, die dWars door Berlijn gaat, zal verbinden, en cue tevens aansluiting heeft op den „Ondergrond" de „U-Bahn". Twee trajecten van dezen nieu wen ondergrondschen spoorweg zijn klaar; er wordt reeds op gereden. Men kan thans, met dezen nieuwen „ondergrond", van Stettiner Bahnhof Bahnhof Friederichstrasse, het belang rijkste station aan de „Stadtbahn", bereiken en kan dan nog verder rijden tot aan Unter den Linden in de onmiddellijke nabijheid van Adlon-Hotel en Brandenburger Tor. Een aan sluitend traject is over enkele weken in gereed heid gebracht en verbindt den Brandenburger Tor met Potsdamer Bahnhof aan den Pots damer Platz. Dan zal de trein uit Potsdam en het Wannseegebied ondergronds tot aan Stettiner Bahnhof doorrijden en vervolgens koers naar het Noorden zetten, naar Velten, Oranienburg of Bemau. Het moeilijkste gedeelte van dezen nieuwen ondergrondschen spoorweg is wel de verbin ding tusschen Potsdamer Bahnhof en Anhal ter Bahnhof. De tunnel loopt hier onder de drukke Saaxlandstrasse, die niet al te breed is. Aan weerszijden van de Saarlandstrasse ver heffen zich huizen van 5, 6, 7 verdiepingen lot paleizen van 10 verdiepingen en wolken krabbers van 16 verdiepingen toe. Op den Pots damer Platz moet deze nieuwe lijn onder den ouden ondergrond, die den Wilhelmplatz met Gleisdreieck verbindt, worden doorgeleid. Het overstapstation krijgt hier onderaardsche per rons onder elkaar, zooals dat nu reeds op den Nollendorfplatz bestaat. Daar zijn oeze ijzeren staven van 30 meter lengte voor noodig en daarvoor hebben de Berlijnsche „Tiefbau- ingenieure" heimachines laten aanrukken. Maar treurt niet, gij Amsterdamsche heiers, Want uw monopolie mag nu gebroken zijn, een heierslied wordt te Berlijn nog niet gezongen. Het Duitsche volk mag poëtisch zijn en graag zingen, maar een Duitsch heierslied is nog niet getoonzet. En het zal ook wel niet getoonzet worden. Want straks, als de nieuwe onder grondsche spoorweg klaar is, worden de hei machines terzijde gesteld. En over enkele jaren zal geen enkele Berlijner zich nog herinne ren, dat er te Berlijn ook eens geheid werd. In de National Galery te Londen is een origineel schilderij van Veronese ontdekt, voor stellend een Madonna met juweelen. In de vorige eeuw was het schilderij bij testament aan de National Galery vermaakt, maar de deskundigen meenden toen dat het een copie was en men had het kunstwerk in depót ge houden. Thans heeft men ingezien dat het een origineel werk van Veronese is en het doek prijkt in een der voornaamste zalen van het museum. At T 17 A op dit blad zijn Ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen T7 - bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door jp 750 HnrXïb ken6 V ïf 1 nnn Ml .1 ,1*, Vf IN IN tL O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 Wv» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodenjken anoop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL ■'"■""""uiMiiiiiiiiiiiiimiiiiifiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHniinHH" """""illinium 49 Alle opgewektheid verstierf uit meneer r°cker's gelaat, an i denk ook weI> dat ik den een of deren dag terug zal moeten. Maar nu net de uzen bezig zijnzij hebben de leiding, weet en ■.Maar bent u dan weggegaan zonder iets te ^Sgen?" d "lk Het een briefje achter voor je stiefmoe- vert Waarin ik vertelde, dat ik naar Amerika Jin k' om een beetje vacantie te nemen. tny, ik durf er niet aan denken, wat ze met J zal doen, als ik terugkom!" hul 5e gerust, paps! Zeg tegen haar, dat het veld de Plaats is voor de vrouw en het wedstrijd- w d.de plaats voor den man! U moet ook een "eetje durven!" *ïeneer Crocker schudde zijn hoofd in twijfel. Zee gaat allemaal heel gemakkelijk, dat te Wijf]011, a5s ie drieduizend mijl van huis ver goed0 bent' maar je kent je stiefmoeder even d als ik, Jimmy. Kijk hier maar naar haar ter! Ik denk niet, dat je lang genoeg in huis bent geweest, om dat te ervaren, maar ze is precies haar zuster Eugenia. Zij is de baas en de oude Pett doet, wat zij beveelt. Ik geloof, dat het met mij precies hetzelfde is, Jimmy. Er is nu eenmaal een type man, dat altijd geregeerd wordt door een of ander bepaald type vrouw. Ik ben zoo'n type man en je stiefmoeder is zoo'n type vrouw. Nee, nee, ik denk niet, dat ik er aan ontkom. Ik moet mijn tijd hier maar zoo goed mogelijk zien te besteden." Er was wel iets waars in wat hij zei en Jimmy wist dat. Hij veranderde nu van onder werp. „Enfin, denk daar maar niet aan. Het heeft geen zin zich bezorgd te maken over de toe komst. Vertel me liever eens, waar u dat „er is gedekt, mevrouw" en zoo geleerd hebt? Hoe hebt u überhaupt butler kunnen worden?" „Dat heeft Bayliss me geleerd, in Londen. En, natuurlijk, heb ik vaak genoeg voor butler moeten spelen, toen ik nog aan het tooneel was." Jimmy zei een oogenblik niets. „Hebt u ooit voor ontvoerder gespeeld, vader?" vroeg hij eindelijk. „Zeker. Ik was „Chicago Ed" in een bandie- tenspel, getiteld „Dezen Kant Uit". Ja, daar moet jij me zelfs in gezien hebben. Dat heb ik toen heel goed kunnen doen." Jimmy knikte. „Natuurlijk. Ik wist wel, dat ik u eens in die rol gezien moest hebben. U kwam op in die duistere scène en toen „Knipte het licht aan en...." „Hield u die bende in bedwang met een ge weer? Dat was prachtig spel van u, paps!" „Het was heel aardig," zei meneer Crocker, bescheiden. „Er zat wat in dat stuk. Ik wou, dat ik maar weer eens de kans kreeg, om als ontvoerder op te treden. Daar kun je je in geven." „U zult zoo nog eens optreden," zei Jimmy. „Ik ben met een klein ontwerp voor een stuk bezig, dat al direct met een ontvoering begint." „Een tooneelstuk, Jim. Heusch. Jij? Waar?" „Hierin dit huis! Het heet „De ontvoering van Ogden," en vanavond gaat de première." Meneer Crocker keek zijn zoon aan. Jimmy scheen niet erg duidelijk. „Een amateur-toonel-avond?" vroeg hij op goed geluk. „In dien zin, dat de acteurs geen gage krij gen, ja. Paps, u kent dien jongen boven toch wel, Ogden? Wel, het is heel eenvoudig. Ik zou graag willen, dat u hem voor mij schaakte." Meneer Crocker ging zitten. Hij schudde het hoofd. „Ik begrijp er niets van." „Natuurlijk niet. Ik ben nog niet begonnen met het uitleggen. Pa, gedurende uw zwerf tochten door deze vertrekken en gangen, zult u ook wel een meisje hebben opgemerkt met prachtig rood-gouden haar, denk ik?" „Annie Chester?" „Annie Chester. Ik ga met haar trouwen." „Jimmy!" „Maar zij weet er nog niets van. Nu let goed op, wat ik zeg, vader! Vijf jaar geleden schreef Annie Chester een boek, een verzenbundel. Het staat daarginds op den lessenaar. Indertijd werkte ik aan de Kroniek. Ik schreef hoonend over die gedichten in de Kroniek. Begint u er iets van te begrijpen?" „En nu kan zij je niet uitstaan?" „Precies. Houd dat goed vast, want dat is het, waarop die heele geschiedenis is opge bouwd." Meneer Crocker onderbrak hem. „Maar ik begrijp nietje zegt zelf dat ze boos op je is. Maar hoe is het dan mogelijk, dat jullie tweeën zoo stralend hier binnenkwamen, toen ik jullie vanmorgen opendeed?" „Ik verwachtte die vraag. De verklaring daar van is, dat zij niet weet, dat ik Jimmy Crocker ben." „Maar je kwam hier en zei toch, dat je Jimmy Crocker was?" „Precies. Daar gaat het juist om. Ik maakte met Annie kennis in Londen en toen nog beter op de boot. Ik ontdekte, dat Jimmy Crocker de man was, dien zij het minste kon zetten ter wereld. Dus nam ik een anderen naam aan. Ik noemde me Bayliss." „Bayliss!" „Ik moest vlug een naam noemen, omdat de bediende van het passagekantoor wachtte om mijn biljet in te vullen. Ik had juist getelefo neerd met Bayliss en zijn naam was de eenige, die me te binnen schoot. U weet hoe dat gaat, als u aan een bepaalden naam probeert te den ken! Maar nu de gevolgen. Bayliss kwam bij me aan den trein. Annie was daar ook en zag me. Zij zei: „Goeden avond, meneer Bayliss," of zooiets en natuurlijk antwoordde Bayliss toen „Van 't zelfde," of iets dergelijks. Het eenige, wat er op zat, was, hem als mijn vader voor te stellen. Dat heb ik toen ook gedaan en nu denkt Annie, dat ik een jonge man ben, die Bayliss heet, die naar Amerika is gekomen om fortuin te maken. Toen gebeurde er weer wat nieuws. Ik ging met haar lunchen en toen kwam me daar die idioot van een Reggie Bartling aan zetten, die om de een of andere reden naar Amerika is gekomen en hy noemde me by mijn naam. Ik wist, dat als Annie er achter kwam, wie ik was, zij niets meer met mij te doen wilde hebben, dus keek ik Reggie gewoon wèg en zei hem, dat hij zich moest vergissen. Hij strom pelde weg, en heeft na dien blunder waarschijn lijk zelfmoord gepleegd, terwijl ik met Annie achterbleef om over die merkwaardige gelijkenis van mij met Jimmy Crocker te praten. Kunt u alles goed volgen?" Meneer Crocker, die met gefronst voorhoofd en andere teekenen van groote aandacht had zitten luisteren, knikte. „Ja, ik begrijp dat nu allemaal, maar hoe ben je nou hier gekomen?" „Dat is wéér wat anders. Daar komen we ook nog aan. Het schijnt, dat Annie, die het aan- minnigste schepsel ter wereld is, en altijd er op uit, om iemand een pleizier te doen, besloten heeft, in het eigenbelang van de toekomst van den jongen, den kleinen Ogden Ford te laten schaken uit dit huis, waar hy bedorven en dus volmaakt nutteloos wordt. Zij wil hem naar iemand zenden op ^ong Island, die hem een tijdje bij zich houdt en hem de eerste begin selen van beschaving zal bijbrengen. Haar bond genoot bij het uitwerken van dit prachtige plan was Jerry Mitchell." „Jerry Mitchell?" „Die, zooals u weet, gisteren ontslagen werd. Jerry moest het zware werk van het plan ver richten. Maar, eenmaal ontslagen, kon hij niet meer meehelpen. Daarom bood ik me in zijn plaats aan en hier ben ik." „En dus ga jij dien jongen ontvoeren?" „Welnee, ik niet, u!" „Ik?" „Ja zeker. U geeft een gratis-voorstelling van het wereldberoemde succes-stuk „Chicago Ed". Laat me nog even verder verklaren. Tengevolge van omstandigheden, die ik u nu niet hoef te be schrijven, kwam Ogden er achter, dat ik werke lijk Jimmy Crocker ben, en dus wil hij verder niets met me te maken hebben. Ik had hem ver teld, dat ik een ontvoerder van beroep was, en toen stelde hij voor zich te laten schaken, als wy later de opbrengst samen zouden deelen." „Goeie genade." „Ja, het is geen onintelligent kind. Hij heeft nog heel wat meer van die schitterende ideeën. Welnu, aangezien hij nu eenmaal weet, dat ik niet dat ben, waarvoor hij me hield, wil hij niet met mij meegaan natuurlijk. En nu zult u me moeten helpen, om alles toch nog tot een goed einde te brengen. Het moet beslist van nacht gebeuren, want ik denk wel, dat Ogden, die nu weet, dat Lord Wisbeach een schurk is, naar dien heer toe zal gaan en hem hetzelfde voorstel doen, dat hij my heeft gedaan." „Lord wisbeach een schurk." CWordt vervol

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 13