Md Wiéaal wa den dag
Het Zeemonster van Nagasaki
F 250 een voet of een oog.
Öe zorgen van
Jimmy
PAUSELIJKE ACADEMIE
Nieuwe missie op Borneo
ZATERDAG 3 APRIL 1937
De wetenschappen
Napoleon vrijmetselaar
Ordegeestelijken
SJ SST" X- j schuldigen j
Heien te Berlijn
Een Veronese
DOOR P. G. WODEHOUSE
Toen in het najaar een verkorte inhoud der
Stichtingsacte, het Motu Proprio van Pius
XI, in de dagbladen- verscheen, werd
baarbij over de voorgeschiedenis van de Pau-
£elÜKe Academie der Wetenschappen slechts met
ecn enkel woord gerept. En toch is deze voor
geschiedenis van belang, wil men de beteeke-
's van den „Wetenschappelijken Senaat", door
b Paus thans zelf gekozen, verstaan. In de ge
schiedenis van de Pauselijke Academie weer
spiegelt zich de verhouding van de Kerk tot het
etenschappelijk denken op zichzelf en de in
vloed die er van uit de Katholieke levensbe
schouwing op werd uitgeoefend. Maar niet al-
eeen abstracte theoretische vragen vin-
en in de bestudeering der geschiedenis ge
gevens ter beantwoording, maar ook het gebeu-
van onzen tijd in zijn concreetheid ver-
ag zich aan de beelden der historie exempla-
sch af te meten, te beoordeelen.
Al heerscht er ten aanzien van de hoogste
aarden van het geestesleven, religieuze diepte
h kracht, zedelijke beslistheid en liefdesbe-
ogenheid wel een toenemende twijfel aan voor-
1 gang sinds de „duistere" middeleeuwen, deze
ooruitgang wordt veelal wel beaamd, wat de
etensohap betreft. Men wijst op den omvang
Ver V00raI °P het gebied der natuur-
rschijnselen verzameld en op de doordringing
an alle lagen der bevolking met den geschema-
seerden inhoud van wat de wetenschap als on-
mstootelijke kennis verwierf. Men wijst op
til t a?ntal universiteiten, laboratoria, boeken en
do?"hitten als getuigen van den wil der mo-
thp samenleving om alle terreinen van hare
.oretische en practische werkzaamheid op
ioneilSCllap bouwen- Men wijst op het aantal
v ge en oude geleerden, die hun leven on-
s, rwaardelijk in dienst van de wetenschap
in ri61f Cn besIuif'' ^gen alle cultuurpessimisme
lii'r>. de wetenschap in den ongeremden recht-
joigen vooruitgang van haar inhoud en de
gchn®.mende beheersching zoowel van het men-
do,? ^oen alsook van zijn waardeerend oor-
cm? hct onmiskenbaar teeken is van een
v v,''kkeling naar betere tijden en naar hooger
Wa K(.aVing' De rechtmatigheid van deze ver-
chting moge betwijfeld worden door hen, die
de nCR' Cia' he5; veranderde wereldbeeld, dat
vre V'*ct*enscllaP ons bracht, den mensch ver-
m van de oorspronkelijke gemeenschap
t God en den naaste, de eeuwige Kenbron
Zj,n den „arme van geest", toch zullen ook
J de concrete macht van dit wereldbeeld moe-
j,. erkennen en het door vrome wenschen niet
Pai v- vervluchtigen. De stichting van de
voort? 6 Academie is dan ook het verheven
als i ld van de aanvaarding der wetenschap
wa Q?ultuurgoed en meer n°g als beweging naar
nin en werkelijkheid. Het is de erken-
bezf ethos der wetenschap, hare
hoo tde k0rn' verwant kan zijn en be-
gelo r te zijn aan den grond van het ware
jjj t °h dat in de existentieele gemeenschap
in de volstrekte waarheid en werkelijkheid
heirf aanvaarding van persoonlijke dienstbaar-
neid wortelt.
is^ voorgeschiedenis der Pauselijke Academie
PanTv- d°°r Pater J- Stein SJ" Prefect der
ien i. sterrenwacht, in een tweetal artike-
ver' dIC' in de laatste maanden in „Studiën"
Zii tn 'len' °p voortreffelijke wijze geteekend.
oude °ns 510(3 reeds bij de stichting van het
beziel gen°otschap der Lyncaei in 1603 het
ni nde ethos ontstoken werd, dat bij elke
tte we phase uit de smeulende asch opvlam-
jari ZOlf'- Vier j°nge menschen, waarbij de 18-
Preder' 0r van het genootschap de Prins
een ,1C?,C<3si onderteekenden in Augustus 1603
„Dier? ns' waarvan de aanhef luidde:
'K P doordrongen van de aloude spreuk:
schpliii? zeIven", hebben wij ons de vele men-
Rehr dwalingen en ellenden voor den geest
acht en ons overtuigd, dat het ware geluk
hpu,gen is in bet streven naar wijsheid. Wij
ebben daarom besloten, ons met hart en ziel
°e te leggen op de beoefening der weten-
01aP> in gezamenlijken arbeid volgens vaste
gelen." in het door Prins Cesi ontworpen
Aoo?e0graphum- de grondwet van de jonge
der 6mie' wordt het doel en de werkwijze na-
onJÏÏ?»®- Dit geschrift besluit met een
de eeectpH-,°m alle christenvorsten en vooral
dienen en h overbeden in eerbied en liefde te
„Boven an wetten getrouw te onderhouden,
tigen aodleVUllen zij den Algoeden, Almach-
dienen en J? 1Ien- Hem bovenal beminnen en
Lyncei smeeken. dat Hij den geest der
Heiboer, e-°e bestralen met het licht van den
tot Heii est' dat Hij hun werk doe gedijen
Vorderin r geheeIe Christenheid en tot be-
ben riii^ Van vrede en rust en dat hun arbeid
vanJ. aan deugd, moge voeren tot de glorie
"bet eeuwige leven."
26-i??io.da0hten in bet jaar 1603 een drietal
18-iar- 50nge mannen en formuleerde het een
Veranderd151""15' Sindsdien is er veel in Europa
Lv^rf61' de vier oprichters der Accademia dei
Uit n61 WaS een Nederlander, Jan Van Heek,
Nedp ?venter afkomstig, die als vurig Katholiek
cum 'iand verüet en in 1601 in Perugia Summa
jaren fude 111 de geneeskunde promoveerde,
E iaug een avontuurlijken zwerftocht door
Waa°Pa maakte, de Academie trouw bleef,
n0„rvan Prins Cesi hem „de diamanten zuil"
etlJT De jonge Academie nam spoedig
£ja nieuwe leden op: „zij mochten geen
v °n van Aristoteles zijn, maar vrij en onbe-
sci roordeeld staan tegenover de natuurweten-
GavP0nder ben was het zesde lid Galileo
aiilei, die, zooals Pater Stein vermeldt, „in
om Strijd V00r het CoPernikaansche stelsel
Pd®r de Lyncaei zijn trouwste aanhangers
°bd, door wie hij niet zelden en met recht tot
a*o«-«_g/vo o
Een afschuwelijke gewoonte van de rookers en de opvoedkundige kellner
zelfbedwang en omzichtige kalmte werd ge
maand. Onder haar auspiciën liet de Academie
Galilei's brieven omtrent de zonnevlekken
(1613) en later (1623) zijn „Saggiatore" (proef
balans) uitgeven."
De Academie, die slechts een klein aantal
leden telde, ging door den vroegtijdigen dood
van Cesi in 1630 uiteen. De laatst overlevende.
Kardinaal Barbarini, stierf in 1679.
Eerst in de dagen van de Fransche Revolutie
werd een nieuwe poging tot hernieuwde stich
ting gewaagd <?n in 1801 werd met goedkeuring
van Paus Pius VII, een Academie „Nuovi
Lincei" geopend, die na vele lotgevallen eerst
in 1838 van Gregorius XVI den eeretitel
„Pontificia" ontving. In 1847 verschenen onder
Pius IX de nieuwe statuten der Accademia
Pontificia dei Nuovi Lincei", die haren arbeid
tot 1870 rustig kon voortzetten. In dat jaar
kwam met de opheffing van den pauselijken
staat een scheiding tot stand, doordat een deel
der leden zich als een „Koninklijke" Academie
afzonderde. Van de 24 gewone leden te Rome
woonachtig, bleven er 14 den Paus getrouw.
Onder het Pontificaat van Pius XI beleefde
de Academie een tijdperk van verhoogden bloei
onder het voorzitterschap van P. Gianfran-
ceschi. Door hem voorgelicht, Vatte de Paus
het plan van een ingrijpende hervorming op,
die door P. Agostino Gernelli, die den in 1934
overleden P. Gianfranceschi als voorzitter
opvolgde, werd uitgewerkt. In het Motu
Proprio ,,In Multis Solaciis" van 28 October
1936 is deze hervorming doorgevoerd en werd
aan de Academie een meer internationaal ka
rakter gegeven. Van de zeventig door den Paus
zelf gekozen Academici zijn 37 geen Italianen.
Evenals onder de vroegere pauselijke Lyncei
treft men onder de leden een aantal (omtrent
15) niet-katholieken aan.
De algemeene taak der leden der hervormde
Academie heeft de Paus omschreven en daarbij
de hoop uitgesproken, dat zij „altijd méér en
altijd beter de wetenschappen zullen bevorde
ren." „Iets anders vragen Wij niet, want in de
vervulling van die edele taak bestaat de dienst,
dien Wij ten gunste van de Waarheid van hen
verwachten,"
Zoo is de grondgedachte der vier geestdrif
tige jongemannen na 333 jaar opnieuw en zeker
ook zuiverder geformuleerd. De hoogé plaats,
die aan de wetenschap in de menschelijke
samenleving toekomt, is daarmede opnieuw
gedemonstreerd, want ware wetenschap is niet
in strijd met den geest van eenvoud en liefde
en richt zich daarom steeds tot het heil der
menschheid en tot de eer van God.
De voltooiing van een katholieke Uni
versiteit zal al uw inspanning
eischen, maar het is Mijn vurige
en innige wensch^dat gij dit groote werk,
van zoo'n verstrekkend belang voor uw
land en uw geloof, tot een goed einde zult
brengen.
Paus Pius XI op de audiëntie bij de
heiligverklaring van Petrus Canisius,
20 Mei 1925.
Tot nog toe was er slechts één verslag n.l.
van de vergadering die door de Loge „La
Parfaite Union" in Grenoble gehouden
werd, bij gelegenheid van de plechtige inwijding
van een Borstbeeld van den keizer aller Fran-
schen, waaruit bleek dat Napoleon lid was van
de Vrijmetselarij. Thans is in Parijs een nieu
we brochure opgediept, die door het Groot-
Oosten van Italië was uitgegeven en waarin
rapport wordt uitgebracht over de activiteit die
de Loge ontwikkeld had bij de geboorte van
den Koning van Rome. „Deze arbeid", zoo
staat er in de brochure, „is opgedragen aan
den Koning van Rome, den eerstgeborene van
den machtigen broeder Napoleon van het
Groot-Oosten van Italië op den Dertienden van
den Derden maand van het jaar van het waar
achtige Licht 5811."
Deze opdracht komt ook voor op de titelpagina
waar zij tusschen zon en maan staat afgebeeld,
opdat men het beter zou zien. Verder volgt een
uitvoerige beschrijving van de gehouden plech
tigheid. De Tempel van Milaan was voor deze
gelegenheid bijzonder smaakvol versierd. Ach
ter den troon van den achtbaren Loge-meester
kon men het opschrift lezen „Aan den Ver
heven Lufton Napoleon". Daar „Lufton" in de
Moorsche taal, „Zoon van een Vrijmetselaar"
beteekent en deze uitdrukking negen maal in
bedoelde brochure voorkomt, kan er wel geen
twijfel meer bestaan of Keizer Napoleon be
hoorde tot de Vrijmetselarij. Bij deze plechtig
heid waren de hoogste regeeringsautoriteiten en
de voornaamste Logebroeders tegenwoordig; on
der meer 32 doorluchte prinsen van het Ko
ninklijk Geheim en 31 Inspecteurs-Inquisiteurs,
waaronder de Broeders Luosi, minister van
Justitie; Di Breme, president van den Senaat;
Luini, staatssecretaris; generaal Lechi Teodoro,
rechter Pelegatti en vele anderen, die allen,
ieder volgens zijn rang, hun plaatsen hadden
ingenomen.
De leiding bij deze Ritueele Ceremoniën be
rustte bij den voorzitter Broeder Solfi, den
doorluchten prins van het Koninklijk Geheim,
die daarbij geassisteerd werd door de Broeders
Bellerio, procureur-generaal bij het Hof van Be
roep te Milaan, Corvini en Ferrante Pianta-
nida 33.
Ook de vrijmetselaarsloges te Milaan „Reale
Eugenio", „Reale Gioseffina", „Reale Augusta"
en „Imperial Carolina", allemaal namen die aan
Bonaparte doen denken, hadden hun afgezan
ten naar deze plechtigheden gezonden. Toen
allen in vergadering bijeen waren, verscheen
Broeder Calepio, vergezeld van verschillende
Souvereine Hoofd-inspecteurs 33, vertegenwoor
digende den verheven Grootmeester en den
Groot-Commandeur van de Orde der Vrijmetse
laren in Italië, waarvoor destijds niemand min
der fungeerde dan Broeder Eugène Bonaparte,
Onderkoning en aangenomen zoon van den
keizer der Franschen; toen kon de plechtigheid
een aanvang nemen. Op de agenda stond als
eerste punt een motie om de geboorte van den
Koning van Rome te vieren, den eerstgeborene
van Napoleon, „onzen Broeder en Bescherm
heer van de Orde der Vrijmetselaren in Frank
rijk en Italië."
Het tweede punt betrof de huldiging van den
Eerstgeborene van „den machtigsten en ver-
dienstvollen Broeder der Vrijmetselaarsorde."
Na het gebruikelijke liefdemaal werd een
Moderne gezichtsmassage
toast uitgebracht op de gezondheid van den
„machtigsten Broeder der heele Vrijmetselaars
wereld, op de keizerin, zijn verheven gemalin en
op Prins Lufton, hun voortreffelijken zoon."
Daar bij deze plechtige ceremonie zoowel de
familie Bonaparte als het Koninkrijk Italië ver
tegenwoordigd was, is het nauwelijks aan te
nemen dat het Groot-Oosten van Italië het ge
waagd zou hebben den keizer aller Franschen
den titel van Vrijmetselaar te geven, wanneer
hij dezen reeds niet tevoren zou hebben bezeten.
Het historisch feit dat Napoleon vrijmetselaar
was valt thans niet meer te ontkennen.
De Zusters van Dongen zullen een nieuwe
Missiestatie aanvaarden in Oost-Borneo in het
gebied, waar de Paters van de H. Familie werk
zaam zijn. Het is waarschijnlijk, dat reeds om
streeks Augustus van dit jaar drie Zusters
daarheen zullen vertrekken.
Op de heele wereld zijn er ruim 250.000 ka
tholieke mannelijke religieuzen, waaronder
24.270 Jezuieten, 22.527 Franciscanen, 15.125
Broeders der Christelijke Scholen, 12.613 Capu-
cijnen, 10.971 Salesianen, 9070 Benedictijnen,
6700 Dominicanen, 6612 Maristen, 6239 Re
demptoristen, 4955 Oblaten van Maria, 4449
Franciscaner Conventueelen, 4063 Missionaris
sen der Onbevlekte Ontvangenis. De overige
ordegeestelijken die over andere congregaties
zijn verdeeld hebben allen minder dan 4000 le
den.
(K. W. P.)
Wat ben ik blij dat ik vanavond met je
uit ga," zei ze, „ik heb deze week hard
gewerkt en veel teleurstellingen achter
den rug, maar nu je hier bent, komt het er niet
meer op aan. Laten we nu eens heerlijk naar
een bioscoop gaan."
„Denk niet," antwoordde hij onvergenoegd,
„dat je me vanavond naar een bioscoop krijgt."
„Wat zeg je nu? En ik heb juist naar een
geschikte film voor je uitgekeken. Maar 't hin
dert niet. Ik weet in Belvedère, dat nog niet
lang geleden geopend is, een gezelschap uit
Tunis, dat heel nieuwe dansen uitvoert."
„Dank je wel," zei hij weer, „geen Arabische
dansen of zooiets; daar heb ik meer dan ge
noeg van."
„Enfin, zeg me dan eens, wat je eigenlijk
zou willen."
„Dat weet je heel goed. Op ons gemak dinee-
ren in een rustig restaurant, een beetje praten
en dan ergens gezellig een kop koffie drinken
by muziek."
„Neen, dat doe ik absoluut niet!" riep ze be
slist. „Ik denk er niet aan, steeds maar jouw
zin te doen, want je bent vreeselijk zelfzuchtig.
Zeker, dat meen ik, kijk me maar niet zoo ver
wonderd aan. Dat komt, omdat nooit iemand
eerlijk z'n meening tegenover je durft zeggen.
Je bent er zoo aan gewend, dat men alles prach
tig van je vindt, omdat je geld hebt, een jong-
mensch met ruime middelen bent. Als je droo-
men wilt, moet je meisje met je in 't maan
licht zitten; als je wilt dansen, moet zij ook
dansen. Neen, zeg ik; i k zal tenminste niet aan
je grillen toegeven."
Even zweeg ze, om adem te scheppen en toen
hernam ze: ,,'tls toch eigenlijk schande, Alain.
Ik was den heelen dag zóó gelukkig, omdat ik
je vanavond zien zou. Ik had gehoopt, dat je
me vanavond m'n zorgen en m'n werk enkele
uren zou doen vergeten. En nu ben je gekomen
en denkt alleen aan je zelf. Ga nu maar heen
en kom niet eerder terug, totdat je geleerd hebt
ook met de wenschen van anderen rekening te
houden." i
Dien avond dacht Alain lang na over hetgeen
Julie hem gezegd had. Ze had gelijk. Hij was
zelfzuchtig. Hij handelde niet zooals 't behoort
tegenover z'n verloofde. Is het niet veel edeler,
nu en dan aan de wenschen van anderen toe te
geven en daardoor anderen gelukkig te maken?
Ja, dat was het.
Zou hij, de verwende Alain Bourien, wel in
staat zijn een vrouw gelukkig te maken? Waar
om was hij zoo'n egoïst. Kon hij als levensge
zellin 'n betere vrouw vinden dan Julie Rufaer?
Julie, die zoo'n degelijk, verstandig meisje was
in haar eenvoudige, maar keurige avondjapon,
met haar gestopte zijden kousen en haar man
tel van 't vorig jaar? Ze was zoo flink in haar
armoede. Ze werkte hard zes dagen in de week.
Hoe had hij haar dezen éénen genoeglijken
avond kunnen weigeren?
Toen hij zich dien avond heel laat te ruste
begaf, had Alain
een vast besluit
genomen. Hij t\ tsopp
zou Julie geluk- i A-'ts
schen en verlan-
gens op zjj te
zetten. Dat besluit stemde hem tot kalmte en
hij viel spoedig in slaap.
Verkwikt en blij gestemd ontwaakte hij den
volgenden morgen. Hij stond op en zong onder
't aankleeden een vroolijk liedje, iets dat hij
zich niet herinnerde ooit gedaan te hebben.
„Vanavond nog," dacht hij, „ga ik naar Julie
en vraag haar vergiffenis."
Hij legde de laatste hand aan z'n toilet, toen
de telefoonbel rinkelde.
„Hallo!" riep een welbekende stem. „Ben jü
daar, Alain? Ik heb den heelen nacht niet kun
nen slapen. Ik heb mij ongelukkig gevoeld en
voel rge dat nog, omdat ik gisteravond zoo on
aangenaam tegen je geweest ben. Vergeef me,
Alain. Ik weet zelf niet wat me mankeerde;
ik had schuld
„Toch niet," onderbrak haar de jonge man,
„niet jij, maar ik was de schuldige. Den heelen
nacht heb ik er over nagedacht, Julie. Ik be
loof je, ik zal anders worden
„Dwaasheid," viel zij in, „het behoeft, neen,
het moet volstrekt niet anders worden. Het is
heerlijk, een man te hebben, die je dwingt je
meening, je wenschen aan hem op te offeren.,
die je niet in alles je zin geeft. Ik wou je juist
zeggen, dat ik vanavond vrij ben en geen enkel
plan zal maken. Ik zal alles doen waar je zin
in hebt."
Met een zucht hing Alain Bourien de telefoon
op en mompelde:
„Wat zijn en blijven die vrouwen toch raad
selachtige wezens! Ik zet het iederen man om
te leeren, hoe het haar naar den zin te maken."
Het monopolie van 't heien, dat Amster
dam scheen te hebben, is opgeheven.
Op het oogenblik sissen op den Pots
dammer Platz, dus in het hartje van Berlijn,
twee heimachines. Zij spuiten het heele plein
vol met stoom en rook. De palen, die in den
grond moeten worden gestampt, zijn ijzeren
staven, die een lengte van eventjes 30 meter
hebben. Amsterdams Centraal-Station, en Beurs
van Berlage, waar blijft ge? Zelfs de caissons
van het Amsterdamsche Wesfelijke viaduct
drongen niet zoo diep in het ingewand van
Moeder Aarde. En dan te bedenken, dat de
zandplaat, het 'Scandinavisch diluvium, dat het
Amsterdamsche heiersgilde zoekt gelijk de
gouddelver zijn edele metaal, in Amsterdam
circa 10 tot 20 meter onder de aarde ligt, maar
te Berlijn aan de oppervlakte te vinden is!
Het Berlijnsche publiek begrijpt er niets van.
Het had nog nooit een hei-stelling gezien, en
het zware hei-blok, dat van 30 meter hoogte
op het metalen hoofd van Jut valt, maakt op
de Berlijners een vreemden indruk. Dan dat
suizen van den stoom, de lucht van natte aar
de en rook, en die bergen zand midden op de
straat! Terwijl de twee hei-machines met el
kaar wedijveren in vlijt en kracht.
Niet, dat Berlijn thans huizen op palen gaat
bouwen. Het raadsel is slechts, dat er een
ondergrondsche spoorweg-verbinding tusschen
„Potsdamer Bahnhof" en „Anhalter Bahn-
hoff" midden door het hartje van Berlijn wordt
Ook het zeemonster had spoedig een geschikt plaatsje gevon- In den loop van den dag was het bericht, dat het zeemonster
den. Op den grond wilde het niet liggen. Het was daar zeker was aangekomen, tot in de verste uithoeken van de streek be
te warm. Dus kronkelde het beest zich om den palmboom. Het kend en alles kwam naar de kust om te kijken: inlanders,
was maar goed, dat deze erg buigzaam Was, anders was hij zeker plantage-opzichters en soldaten. Het zeemonster keek trotsch
afgeknapt. op al die belangstellenden neer.
Toen echter een der omstanders het beest begon te plagen,
verloor het dier zijn geduld. Plotseling schoot zijn lange, scherpe
tong te voorschijn en als de plaaggeest niet spoedig had ge
maakt dat hij wegkwam, was hij leelijk terecht gekomen. De
tong was zoo scherp als een dolk.
tot stand gebracht. Het is een traject van de
nieuwe „SU-Bahn", een ondergrondschen spoor
weg, die de verschillende kopstations van Ber
lijn (Stettiner Bahnhof, Potsdamer Bahnhof.
Anhalter Bahnhof en Görlitzer Bahnhof) met
de „SCadtbahn", d.i. de viaducten-spoorweg, die
dWars door Berlijn gaat, zal verbinden, en cue
tevens aansluiting heeft op den „Ondergrond"
de „U-Bahn". Twee trajecten van dezen nieu
wen ondergrondschen spoorweg zijn klaar; er
wordt reeds op gereden. Men kan thans, met
dezen nieuwen „ondergrond", van Stettiner
Bahnhof Bahnhof Friederichstrasse, het belang
rijkste station aan de „Stadtbahn", bereiken
en kan dan nog verder rijden tot aan Unter
den Linden in de onmiddellijke nabijheid van
Adlon-Hotel en Brandenburger Tor. Een aan
sluitend traject is over enkele weken in gereed
heid gebracht en verbindt den Brandenburger
Tor met Potsdamer Bahnhof aan den Pots
damer Platz. Dan zal de trein uit Potsdam
en het Wannseegebied ondergronds tot aan
Stettiner Bahnhof doorrijden en vervolgens
koers naar het Noorden zetten, naar Velten,
Oranienburg of Bemau.
Het moeilijkste gedeelte van dezen nieuwen
ondergrondschen spoorweg is wel de verbin
ding tusschen Potsdamer Bahnhof en Anhal
ter Bahnhof. De tunnel loopt hier onder de
drukke Saaxlandstrasse, die niet al te breed
is. Aan weerszijden van de Saarlandstrasse ver
heffen zich huizen van 5, 6, 7 verdiepingen
lot paleizen van 10 verdiepingen en wolken
krabbers van 16 verdiepingen toe. Op den Pots
damer Platz moet deze nieuwe lijn onder den
ouden ondergrond, die den Wilhelmplatz met
Gleisdreieck verbindt, worden doorgeleid. Het
overstapstation krijgt hier onderaardsche per
rons onder elkaar, zooals dat nu reeds op
den Nollendorfplatz bestaat. Daar zijn oeze
ijzeren staven van 30 meter lengte voor noodig
en daarvoor hebben de Berlijnsche „Tiefbau-
ingenieure" heimachines laten aanrukken.
Maar treurt niet, gij Amsterdamsche heiers,
Want uw monopolie mag nu gebroken zijn, een
heierslied wordt te Berlijn nog niet gezongen.
Het Duitsche volk mag poëtisch zijn en graag
zingen, maar een Duitsch heierslied is nog niet
getoonzet. En het zal ook wel niet getoonzet
worden. Want straks, als de nieuwe onder
grondsche spoorweg klaar is, worden de hei
machines terzijde gesteld. En over enkele jaren
zal geen enkele Berlijner zich nog herinne
ren, dat er te Berlijn ook eens geheid werd.
In de National Galery te Londen is een
origineel schilderij van Veronese ontdekt, voor
stellend een Madonna met juweelen. In de
vorige eeuw was het schilderij bij testament
aan de National Galery vermaakt, maar de
deskundigen meenden toen dat het een copie
was en men had het kunstwerk in depót ge
houden. Thans heeft men ingezien dat het een
origineel werk van Veronese is en het doek
prijkt in een der voornaamste zalen van het
museum.
At T 17 A op dit blad zijn Ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen T7 - bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door jp 750 HnrXïb ken6 V ïf 1 nnn
Ml .1 ,1*, Vf IN IN tL O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 Wv» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodenjken anoop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
■'"■""""uiMiiiiiiiiiiiiimiiiiifiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHniinHH"
"""""illinium
49
Alle opgewektheid verstierf uit meneer
r°cker's gelaat,
an i denk ook weI> dat ik den een of
deren dag terug zal moeten. Maar nu net de
uzen bezig zijnzij hebben de leiding, weet
en
■.Maar bent u dan weggegaan zonder iets te
^Sgen?"
d "lk Het een briefje achter voor je stiefmoe-
vert Waarin ik vertelde, dat ik naar Amerika
Jin k' om een beetje vacantie te nemen.
tny, ik durf er niet aan denken, wat ze met
J zal doen, als ik terugkom!"
hul 5e gerust, paps! Zeg tegen haar, dat het
veld de Plaats is voor de vrouw en het wedstrijd-
w d.de plaats voor den man! U moet ook een
"eetje durven!"
*ïeneer Crocker schudde zijn hoofd in twijfel.
Zee gaat allemaal heel gemakkelijk, dat te
Wijf]011, a5s ie drieduizend mijl van huis ver
goed0 bent' maar je kent je stiefmoeder even
d als ik, Jimmy. Kijk hier maar naar haar
ter! Ik denk niet, dat je lang genoeg in huis
bent geweest, om dat te ervaren, maar ze is
precies haar zuster Eugenia. Zij is de baas en de
oude Pett doet, wat zij beveelt. Ik geloof, dat het
met mij precies hetzelfde is, Jimmy. Er is nu
eenmaal een type man, dat altijd geregeerd
wordt door een of ander bepaald type vrouw. Ik
ben zoo'n type man en je stiefmoeder is zoo'n
type vrouw. Nee, nee, ik denk niet, dat ik er
aan ontkom. Ik moet mijn tijd hier maar zoo
goed mogelijk zien te besteden."
Er was wel iets waars in wat hij zei en
Jimmy wist dat. Hij veranderde nu van onder
werp.
„Enfin, denk daar maar niet aan. Het heeft
geen zin zich bezorgd te maken over de toe
komst. Vertel me liever eens, waar u dat „er is
gedekt, mevrouw" en zoo geleerd hebt? Hoe hebt
u überhaupt butler kunnen worden?"
„Dat heeft Bayliss me geleerd, in Londen.
En, natuurlijk, heb ik vaak genoeg voor butler
moeten spelen, toen ik nog aan het tooneel
was."
Jimmy zei een oogenblik niets.
„Hebt u ooit voor ontvoerder gespeeld, vader?"
vroeg hij eindelijk.
„Zeker. Ik was „Chicago Ed" in een bandie-
tenspel, getiteld „Dezen Kant Uit". Ja, daar moet
jij me zelfs in gezien hebben. Dat heb ik toen
heel goed kunnen doen."
Jimmy knikte.
„Natuurlijk. Ik wist wel, dat ik u eens in die
rol gezien moest hebben. U kwam op in die
duistere scène en toen
„Knipte het licht aan en...."
„Hield u die bende in bedwang met een ge
weer? Dat was prachtig spel van u, paps!"
„Het was heel aardig," zei meneer Crocker,
bescheiden. „Er zat wat in dat stuk. Ik wou,
dat ik maar weer eens de kans kreeg, om als
ontvoerder op te treden. Daar kun je je in
geven."
„U zult zoo nog eens optreden," zei Jimmy.
„Ik ben met een klein ontwerp voor een stuk
bezig, dat al direct met een ontvoering begint."
„Een tooneelstuk, Jim. Heusch. Jij? Waar?"
„Hierin dit huis! Het heet „De ontvoering
van Ogden," en vanavond gaat de première."
Meneer Crocker keek zijn zoon aan. Jimmy
scheen niet erg duidelijk.
„Een amateur-toonel-avond?" vroeg hij op
goed geluk.
„In dien zin, dat de acteurs geen gage krij
gen, ja. Paps, u kent dien jongen boven toch
wel, Ogden? Wel, het is heel eenvoudig. Ik zou
graag willen, dat u hem voor mij schaakte."
Meneer Crocker ging zitten. Hij schudde het
hoofd.
„Ik begrijp er niets van."
„Natuurlijk niet. Ik ben nog niet begonnen
met het uitleggen. Pa, gedurende uw zwerf
tochten door deze vertrekken en gangen, zult u
ook wel een meisje hebben opgemerkt met
prachtig rood-gouden haar, denk ik?"
„Annie Chester?"
„Annie Chester. Ik ga met haar trouwen."
„Jimmy!"
„Maar zij weet er nog niets van. Nu let goed
op, wat ik zeg, vader! Vijf jaar geleden schreef
Annie Chester een boek, een verzenbundel. Het
staat daarginds op den lessenaar. Indertijd
werkte ik aan de Kroniek. Ik schreef hoonend
over die gedichten in de Kroniek. Begint u er
iets van te begrijpen?"
„En nu kan zij je niet uitstaan?"
„Precies. Houd dat goed vast, want dat is
het, waarop die heele geschiedenis is opge
bouwd."
Meneer Crocker onderbrak hem.
„Maar ik begrijp nietje zegt zelf dat ze
boos op je is. Maar hoe is het dan mogelijk, dat
jullie tweeën zoo stralend hier binnenkwamen,
toen ik jullie vanmorgen opendeed?"
„Ik verwachtte die vraag. De verklaring daar
van is, dat zij niet weet, dat ik Jimmy Crocker
ben."
„Maar je kwam hier en zei toch, dat je Jimmy
Crocker was?"
„Precies. Daar gaat het juist om. Ik maakte
met Annie kennis in Londen en toen nog beter
op de boot. Ik ontdekte, dat Jimmy Crocker de
man was, dien zij het minste kon zetten ter
wereld. Dus nam ik een anderen naam aan. Ik
noemde me Bayliss."
„Bayliss!"
„Ik moest vlug een naam noemen, omdat de
bediende van het passagekantoor wachtte om
mijn biljet in te vullen. Ik had juist getelefo
neerd met Bayliss en zijn naam was de eenige,
die me te binnen schoot. U weet hoe dat gaat,
als u aan een bepaalden naam probeert te den
ken! Maar nu de gevolgen. Bayliss kwam bij me
aan den trein. Annie was daar ook en zag me.
Zij zei: „Goeden avond, meneer Bayliss," of
zooiets en natuurlijk antwoordde Bayliss toen
„Van 't zelfde," of iets dergelijks. Het eenige,
wat er op zat, was, hem als mijn vader voor te
stellen. Dat heb ik toen ook gedaan en nu
denkt Annie, dat ik een jonge man ben, die
Bayliss heet, die naar Amerika is gekomen om
fortuin te maken. Toen gebeurde er weer wat
nieuws. Ik ging met haar lunchen en toen kwam
me daar die idioot van een Reggie Bartling aan
zetten, die om de een of andere reden naar
Amerika is gekomen en hy noemde me by mijn
naam. Ik wist, dat als Annie er achter kwam,
wie ik was, zij niets meer met mij te doen wilde
hebben, dus keek ik Reggie gewoon wèg en zei
hem, dat hij zich moest vergissen. Hij strom
pelde weg, en heeft na dien blunder waarschijn
lijk zelfmoord gepleegd, terwijl ik met Annie
achterbleef om over die merkwaardige gelijkenis
van mij met Jimmy Crocker te praten. Kunt u
alles goed volgen?"
Meneer Crocker, die met gefronst voorhoofd
en andere teekenen van groote aandacht had
zitten luisteren, knikte.
„Ja, ik begrijp dat nu allemaal, maar hoe ben
je nou hier gekomen?"
„Dat is wéér wat anders. Daar komen we ook
nog aan. Het schijnt, dat Annie, die het aan-
minnigste schepsel ter wereld is, en altijd er op
uit, om iemand een pleizier te doen, besloten
heeft, in het eigenbelang van de toekomst
van den jongen, den kleinen Ogden Ford te laten
schaken uit dit huis, waar hy bedorven en
dus volmaakt nutteloos wordt. Zij wil hem naar
iemand zenden op ^ong Island, die hem een
tijdje bij zich houdt en hem de eerste begin
selen van beschaving zal bijbrengen. Haar bond
genoot bij het uitwerken van dit prachtige plan
was Jerry Mitchell."
„Jerry Mitchell?"
„Die, zooals u weet, gisteren ontslagen werd.
Jerry moest het zware werk van het plan ver
richten. Maar, eenmaal ontslagen, kon hij niet
meer meehelpen. Daarom bood ik me in zijn
plaats aan en hier ben ik."
„En dus ga jij dien jongen ontvoeren?"
„Welnee, ik niet, u!"
„Ik?"
„Ja zeker. U geeft een gratis-voorstelling van
het wereldberoemde succes-stuk „Chicago Ed".
Laat me nog even verder verklaren. Tengevolge
van omstandigheden, die ik u nu niet hoef te be
schrijven, kwam Ogden er achter, dat ik werke
lijk Jimmy Crocker ben, en dus wil hij verder
niets met me te maken hebben. Ik had hem ver
teld, dat ik een ontvoerder van beroep was, en
toen stelde hij voor zich te laten schaken, als wy
later de opbrengst samen zouden deelen."
„Goeie genade."
„Ja, het is geen onintelligent kind. Hij heeft
nog heel wat meer van die schitterende ideeën.
Welnu, aangezien hij nu eenmaal weet, dat ik
niet dat ben, waarvoor hij me hield, wil hij
niet met mij meegaan natuurlijk. En nu zult u
me moeten helpen, om alles toch nog tot een
goed einde te brengen. Het moet beslist van
nacht gebeuren, want ik denk wel, dat Ogden,
die nu weet, dat Lord Wisbeach een schurk is,
naar dien heer toe zal gaan en hem hetzelfde
voorstel doen, dat hij my heeft gedaan."
„Lord wisbeach een schurk."
CWordt vervol