IKetmfiacU van den dag PRESTO Het Zeemonster van Nagasaki 12 cK2- w>ste Huwelijkszwendel He zorgen van DE ENCYCLIEK TEGEN HET COMMUNISME SS.™ "4^ In en uit ïlilLf™" I d roeiboot Jimmy nu 2pakken voor1 DINSDAG 13 APRIL 1937 CALVE- KWALITEIT Gevallen, die aan het ongelooflijke grenzen, worden in de Duitsche pers ter waarschuwing vermeld Strijd tegen het euvel Toscanini Haar beteekenis uiteengezet door den bekenden historicus Goyau Een nieuw tijdschrift VOOR DE SCHOONMAAK SpeGóa/e GjcuiJ&eclirig/ HONIG S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 ct. en 25% zwaarder dan de .jneeste andere. bCTS oLiLCi r\DVjnil £Li O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen UV/»- doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog. DOOR P G. WODEHOUSE In onzen gespecialiseerden tijd hebben ook de misdadigers hun specialiteit, of als men wil hun „hobby". Deze „hobby" past zich noodzakelijkerwijze aan bij plaatselijke om standigheden en nooden, wat ten gevolge heeft, dat er in verschillende landen op het oogenblik fcoo iets als een „nationale" misdaad bestaat. In Nederland is deze van, nu ja, een beetje bnhebbelijken, maar toch van vrij onschuldigen aard. Op het „zwijntjes jagen" kan men moei lijk de doodstraf stellen. Veel erger is de Fran- Sche „crime passionel" en de Engelsche „biga my". Amerika, het land der onbegrensde moge lijkheden, heeft zelfs aan één „nationale" mis daad niet genoeg en „gunmen", „racketeers" en ..kidnappers" vechten daar om de gunst der openbare belangstelling. En ook de Duitsche misdadiger heeft zijn Jiobby." Het is de „Heiratsschwindel". Brengt men een bezoek aan „Alt-Moabit", Zooals in den volksmond het sombere Berlijn- sche Paleis van Justitie naar de stadswijk, waar in het gelegen is, genoemd wordt, dan zal men daar steeds een groot aantal verhandelingen kunnen volgen, waarbij verschillende en dik wijls zelfs dozijnen jonge en niet meer zoo jon ge vrouwen elkaar opvolgen, om te getuigen tegen den man in het bankje van beklaagden, die beloofd had haar te zullen trouwen en die haar in ruil voor deze belofte van haar spaar duitjes heeft afgeholpen. De huwelijkszwendelaar is een zonderling ty pe. Zelden of nooit lijkt hij op een Casanova. Goed-uitziende jongelui leggen zich klaarblij kelijk niet op dit laffe beroep toe, of vinden hun trouwbeloften niet genoeg geloof om als onderpand te kunnen dienen voor een min of meer belangrijke leening? men ziet ze al thans practisch nooit als dramatis personae in dergelijke processen. In den regel is de huwelijkszwendelaar een man, aan wien niets opvalt, behalve dat hij heelemaal niet opvalt. Hij is niet zoo jong meer. draagt onmoderne kleeren, heeft een goedig ge zicht, kortom, hij is het type van den „biederen Ehemann". Aan oudere vrouwen maakt hij Wijs, dat hij ofwel een belangrijke functie be kleedt, ofwel een goed pensioen en een land huisje ergens in de provincie bezit. Tegenover jonge meisjes pleegt hij zich over een zoo pro faan onderwerp als werken niet uit te laten. Hij is dan rijk, wil van het leven genieten, rei zen en groot doen. In beide gevallen lijdt hij echter aan één kwaal: hij heeft op 't oogenblik dringend een paar honderd mark noodig De gevallen van huwelijkszwendel, waarmee de Duitsche pers dagelijks haar lezeressen niet ophoudt te waarschuwen, grenzen aan het on- geloofelijke. Bij voorbeeld: een meisje staat voor een ju- Welierswinkel, waar zij wordt aangesproken door een bejaarden heer, die van juweelen heelemaal geen verstand heeft en haar vraagt, hem te helpen bij de keuze van een ring, dien hij een nichtje van hem cadeau wil doen. Het meisje Voelt zich gevleid, vergezelt den goedgeefschen oom in den winkel en helpt hem een vrij kost baar exemplaar uitzoeken. Wanneer het echter op betalen aankomt, dan constateert hij, tot zijn ö:hrik, dat zijn portefeuille met vele duizenden marken verdwenen is. Of de juwelier den ring echter nog voor een paar dagen bewaren wil? Hij zal oogenblikkelijk om geld seinen. Hij ver laat den winkel, gaat met het meisje naar een Postkantoor, waar hij een telegrafisch verzoek om een hoog bedrag verzendt, samen drinken zij in een chique café een kopje koffie, twee Uren later heeft het meisje beloofd, over zijn aanbod om haar tot zijn vrouw te maken ern stig na te denken, en nóg een uur later heeft Zij haar heele bezit, een kleine duizend mark. Van de bank gehaald om haar „aanstaande" uit Zijn oogenblikkelijke verlegenheid te helpen. Een ander geval: een jonge vrouw, nota bene hl 't bezit van een doctorstitel, zit in een restau rant, wanneer een deftige heer haar aanspreekt en geleidelijk laat doorschemeren, dat hij een groot, maar niettemin miskend genie is. Vier- en-twintig uur later zijn beiden verloofd en heeft de trouwlustige jongedame haar gansche Vermogen, ruim twintig-duizend mark, toever trouwd aan den man, dien zij eerst in de bank 7an beklaagden zal terugzien! Dit zijn een paar bijzonder sterke gevallen. Hiettemin heeft de gemiddelde huwelijkszwen- delaar hoogstens wat meer geduld, maar be slist niet meer geraffineerdheid noodig om even gunstige resultaten te bereiken. Het spreekt vanzelf, dat het nationaal-socia- lisme in zijn meedoogenloozen strijd tegen de misdaad ook den huwelijkszwendel niet verge ten heeft. Het ondervindt echter in dezen groote moeilijkheden, doordat slechts een betrekkelijk gering percentage der bedrogen vrouwen er zich hoogstens door bijzonder tragische omstandig heden toe verleiden laat, bij de politie haar hood te komen klagen. De kleine „Heirats- sehwindler", de man, die er niet aan denkt, Zijn slachtoffers van haar hebben en hou- Öen te berooven, en die zich tevreden stelt met ..goed voer en een warmen stal" en als het han nog een klein zakcentje, loopt practisch hooit tegen de lamp. Intusschen is Berlijn verrijkt met een instel ling, welke wel eenig zal wezen op deze wereld. In het machtige „Polizeiprasidium" aan den Alexanderplatz kan men tegenwoordig een bu reau bewonderen, hetwelk niets meer of min der is dan eenhuwelijksbureau! Het spreekt vanzelf, dat deze „Eheberatungsstelle" een apart karakter draagt. Men kan er namelijk niet den naam, het portret en den vermogens stand van trouwlustigen verkrijgen, doch in te gendeel alleen maar vernemen, met wien men liever niet in het huwelijksschuitje zal stap pen of probeeren te stappen. Vrouw of meisje, zoo schrijven de kranten, wanneer een man zegt te willen trouwen en hij vertelt u, hoe hij heet, waar hij woont, waar hij werkt, wat hij verdient en hij stelt u aan zijn familie voor, dan moet ge zelf weten, wat ge doet, natuur lijk met dien verstande, dat Duitschland be hoefte heeft aan zooveel mogelijk huwelijken tusschen zooveel mogelijk gezonde menschen en met zooveel mogelijk gezonde kinderen! Maar hebt ge ook maar eenigszins den indruk, dat uw verloofde verstoppertje wil spelen, komt dan oogenblikkelijk naar den „Alex", waar ge het eenige huwelijksbureau zult vinden, dat u volkomen gratis helpt, dat u de waarheid en niets dan de waarheid zegt en dat geen enkel eigen belang, doch uitsluitend uw belang wil dienen! Zooveel eervols kan men inderdaad niet zeg gen van de gewone huwelijksbureaux, welke te Berlijn ongeveer zoo talrijk zijn als ten onzent sigarenwinkels. Niet alle maken het zoo bont als een dergelijk instituut, dat onlangs door de politie werd gesloten, omdat er in den tijd van een jaar niet minder dan vijftig million- naires verhandeld waren, zonder dat er ook maar één huwelijk tot stand kwam! Toch ge beurt er op dit gebied heel veel, dat niet door den beugel kan. Het Derde Rijk houdt niet van halve maat regelen en dus moeten ook huwelijksbureaux geheel op een andere leest geschoeid worden Het Duitsche Arbeidsfront heeft in het kader der vrije beroepen een bijzondere categorie van huwelijksbemiddelaars ingesteld, die voortaan hun beroep slechts zullen kunnen uitoefenen, wanneer zij in het bezit zijn van een soort diploma, hetwelk alleen door het vruchtbaar volgen van een specialen cursus kan worden verworven. Begin April komen de Berlijnsche houders van huwelijksbureaux op de schoolbank zitten. Onder de „slogan" van „Geen rijke erfdochters meer, maar gezonde moeders!" krijgen de hu welijksbemiddelaars les van leeraren, die hier voor door de hoogste instantie, namelijk het „rassenpolitisch" bureau der N.S.D.A.P. zijn be noemd, niet alleen in huwelijks- en gezins- recht, maar op de eerste plaats in de grondbe ginselen van het bevolkingsvraagstuk, erfelijk heidsleer, algemeene hygiëne en in het „we tenschappelijke allerlei", waarmede het natio- naal-socialisme meent, een gezond en sterk na-, geslacht te kunnen bewerkstelligen. Excursies zullen gemaakt worden naar gekkenhuizen, kinderklinieken en verschillende wetenschappe lijke inrichtingen, waar het geleerde aan prac- tische voorbeelden kan worden getoetst. Wanneer het van het Derde Rijk afhangt, dan is het uit met de mannen, die zich uit de penarie trachten te redden door te trouwen en met de vrouwen, die alleen maar „verzorgd" willen zijn. Het huwelijksbureau zal dan ook veranderen in een antichambre van de bevöl- kerungspolitische afdeeling van het Rijksmi nisterie voor Volksopvoeding en Propaganda. De beroemde orkest-dirigent Toscanini, die zijn tournee door Europa wegens plotselinge ongesteldheid moest onderbreken, heeft thans te Milaan onder groote belangstelling zijn Vo sten verjaardag gevierd. De groote meester heeft thans een contract afgesloten met een Radio-Vereeniging te New York, om daar in den komenden winter een reeks van tien concerten te dirigeeren, waarvoor Toscanini een bedrag zal ontvangen van bijna 100.000 gulden. Tevoren, in Mei en Juni, zal Toscanini zes concerten dirigeeren in Engeland, waarvoor hij 315.000 Fransche francs zal toucheeren. De encycliek van den Heiligen Vader over het atheïstisch communisme wordt over al druk besproken, evenals die tegen de diep-treurige toestanden onder het nationaal- socialisme in Duitschland. Duidelijk blijkt, dat Zijne Heiligheid het gezonde midden aanbe veelt, en de tot allerlei exces leidende extremis- men schuwt. Het ongeloof en de valsche mystiek worden bestreden, maar onder i e d e r e n vorm, met hooge objectiviteit. In de Figaro zet de bekende historicus Geor ges Goyau, lid van de Académie Frangaise, uit een wat de beteekenis is van de Encycliek te gen het Communisme. Toen Paus Pius XI nog maar kortelings be zit genomen had van den Heiligen Stoel, zoo schrijft hij, heeft de H. Vader heele wagons levensmiddelen naar Rusland gezonden, om te gemoet te komen aan den stoffelijken nood, dien de Bolsjewistische revolutie had teweeggebracht. Thans richt Pius XI zijn blikken naar een ander tekort, n.l. het gebrek aan intellect en zedelijk bewustzijn, waaraan de Communistische Wijsbegeerte den geest en het geweten bloot stelt; dezen grooten nood heeft de H. Vader be schreven in de 126 bladzijden van de nieuwe En cycliek tegen het Communisme, die een belang rijk leerstellig document beteekent. Terwijl de Paus de oogen gericht hield op Rus land, Mexico, Spanje, kon Pius XI vrijmoedig spreken, wel wetend wat hij zeggen ging. De pijnlijke ervaringen die de H. Vader op politiek gebied heeft opgedaan, konden heel goed dienen voor den grondslag van zijn betoogtrant; hij geeft blijk dat hij een goed waarnemer is en tevens een uitmuntend leeraar. Het Communisme is in zich slecht, en ieder een die de Christelijke beschaving wil redden, kan met haar op geen enkel gebied eenigerlei samenwerking toelaten. Ziedaar het onwrikbaar beginsel, dat door Pius XI op plechtige wijze is verkondigd, met de bedoeling om alle gevaren te bezweren en om iederen vorm van samenwer king uit te sluiten. Op verschillend terrein der Katholieke Actie bestaan organisaties, die zich ook op sociaal terrein bewegen, zooals bijv. de Jonge Werk man. Juist deze sociale activiteit die de J. W. ontwikkelt, zou in bepaalde omstandigheden den indruk kunnen wekken dat er tusschen hen en de communisten wat hun actie betreft een zeker evenwijdig loopend streven zou bestaan. Met 'n scherpzinnigen blik heeft Pius XI heel de draag wijdte van dit probleem overzien. Daar het van groot belang is dat het opgroeiend geslacht van de Jonge Werkman de Christelijke beschaving voor den ondergang behoedt en de Paus is ervan overtuigd, dat de J. W. haar wil red den kan de H. Vader geen enkele samenwer king dulden, met een leer die zuiver atheïstisch is. Zoo zijn hier de grenspalen opgericht: de be zorgdheid van den H. Vader en ook de zorg waarmee de J. W. zelf vervuld moet zijn voor het welzijn van de zielen der Communisten, wil en zal hen krachtdadig beschermen tegen het offensief der Communistische leer. In den strijd tegen het Communisme, zoo verklaart de H. Vader, moeten de priesters in de voorste gelederen staan: allen moeten met woord en daad in het strijdperk treden. Men kan wel geen meer formeele uitspraak wenschen en aan de geestelijkheid zou men moeilijker een meer omlijnd program kunnen aangeven. Weliswaar tracht men van Commuistische zijde heel lief te doen tegen bepaalde katho lieke kringen, doch met het oog op de absolute negatie van al wat Christelijk is door het Com munisme, dat God en de Souvereine uitspraken van de Kerk wil wegvagen, blijft de Paus er zich tegen verzetten. Achter de geestelijkheid moet de Katholieke geestelijkheid zich aaneensluiten om het ge vaar onder het oog te zien. Maar Paus Pius XI gaat nog eèn stap verder: tegenover de verderfelijke consequenties van het Communisme roept de Paus de hulp in van de burgerlijke autoriteiten. Ik herinner me nog hoe van bepaalde katholieke zijde enkele jaren ge leden geprotesteerd werd tegen de maatregelen die door kanselier Dollfuss werden genomen te gen de revolutionnaire elementen in Weenen; het zou gemakkelijk zijn, in de Encycliek van Paus Pius XI een duidelijke rechtvaardiging te vinden voor dergelijke maatregelen. De Paus verklaart uitdrukkelijk dat de samenleving „wet telijke dwangmaatregelen moet toepassen en zich moet verzetten tegen de actie van individuen of bepaalde groepen, die het algemeen welzijn zouden kunnen schaden"; de Staat moet alles ir het werk stellen om te voorkomen dat een god- looze propaganda verwoestingen aanricht op haar grondgebied. Het woord van Pius XI bedoelt een wekroep te zijn. Een alarmkreet tegenover het dreigend communistisch gevaar. Maar tevens is het be doeld als een waarschuwing tegenover de verla tenheid ('t zijn de woorden van de Encycliek zelf!) waarin het economisch liberalisme de massa der arbeiders heeft achtergelaten. Het is een mooie taak voor de jonge priesters, van den kansel af dezen alarmkreet en deze waarschuwing te doen weerklinken en de woor den van den H. Vader op populaire wijze te ver klaren. Zij zullen daardoor het programma van den H. Vader helpen verwezenlijken, en zij mo gen aan hun geloovigen geen enkele waarheid onthouden, ook al moge deze dan nog zoo hard zijn tegenover de Communistische leer. Aan de hand van de Encycliek „Quadragesimo Anno" zullen ze heel goed de lijnen kunnen uit stippelen voor de nieuwe sociale ordening, waar door de toekomstige christelijke generaties de bouwers kunnen worden van een nieuwe maat schappij. Vaak genoeg moeten zij hooren dat Pius XI van hen verdedigers wil maken van een com munistisch systeem, dat heeft afgedaan. Met de encycliek „Quadragesimo Anno" in handen zul len zij deze bewering kunnen weerleggen. En men zal bemerken dat het nieuwe Pauselijke do- cpment tegen het Communisme als een licht baak is om het Scheepje van Petrus te verlichten op zijn vaart door de gevaarlijke duisternis van de twintigste eeuw. Zoo is het inderdaad. Het atheïstisch gevaar keeren! Maar ook diep overtuigd zijn, dat er zwaar gezondigd is tegen de naastenliefde, waar door stroomingen als de communistische wel moesten ontstaan. Ze zaten knusjes in een roeiboot. Fien liet d'r hand in 't water zakken en keek naar het jongmensch op de roeibank. Ze zag er ontstemd uit. „Je hebt nog niet eens gevraagd," begon ze, „waarom ik niet met je trouwen wil." „Nu je 't zegt," grinnikte hij, „neen." „Waarom wil ik niet met je trouwen?" „Dat zul je zelf wel 't beste weten," grinnik te hij weer. „Of had ik soms iets anders moe ten zeggen?" „Eigenlijk moest ik je maar aan je lot over laten," hernam Fien, „maar voor je bestwil zal ik je het waarom maar zeggen." „Dat wist ik wél." „Jouw ongeluk is, Christoffel, dat je te nuch ter, te tam bent. Ik zou net zoo goed met een koe of een oester kunneh trouwen." „Op school heb ik geleerd, dat de koe een nuttig dier is, en de oester ook." „Juist een antwoord voor jou, Christoffel. Een andere man zou opstuiven als hij met een koe of een oester vergeleken werd, maar jou kan 't niet schelen." „Geen zier, hoor!" „Waarom," vroeg Fien met toenemende drift „word je niet kwaad? Waarom zeg je niet: houd je wafel, of zoo iets. Waarom kun je niet op treden?" „Als 't heet weer is," zei Christoffel, „doe ik dat liever niet. Daar word je maar slaperig van. Maar ik weet het al; je trouwt liever met een woesten kerel." „Ik wil een man, die op kan treden; een man van karakter," verzekerde Fien. „En wat is er op mijn karakter aan te mer ken?" „Een man, die weet wat hij wil, en die weet te krijgen wat hij wil." „Ik weet wat ik wil; ik wil met je trouwen!" „Maar je krijgt 't niet." „Dat schijnt zoo," gaf Christoffel toe. Nadat, hij dit kalm gezegd had, roeide hij de boot naar 't midden van de beek. „Maar a propos, zullen we een plekje zoeken om een bo terham te eten?" „Heel goed," zei Fien, en keek strak naar Christoffel. Hij was een groote, gespierde jon ge man, die even handig in het hanteeren der roeiriemen was als onhandig in de liefde. „Hoe vind je dat eilandje?" vroeg Christof fel, toen ze aan een driesprong van waterwe gen kwamen. Hij roeide naar den kant en Fien sprong uit de boot op het eiland. Toen trad, wellicht voor 't eerst in z'n leven, Christoffel op. Hij sprong zelf niet aan land, maar stiet de boot af, ging met z'n rug naar 't eiland, dus naar Fien zit ten en stak op z'n gemak een sigaret op. „Christoffel!" riep Fien, „wat voer je uit?" Tot eenig antwoord tuurde de jonge man met aandacht naar 't vuur van z'n sigaret. „Zeg eens, wat moet dat?" vroeg Fien on geduldig. Christoffel blies luchtige rookkringetjes. „Christoffel!" „Houd je toch stil," maande hij. „Mannen met stille kracht leuteren niet!" „Wat bedoel je toch met dien onzin?" Nu blies de eenzame in de boot een dikke rookwolk uit door z'n neusgaten. „Heerejee, hij wil grappig zijn!" smaalde Fien. „Heelemaal niet; ik oefen me alleen maar om een man van karakter te worden, wat jij zoo graag wilt." „O, ik haat je; je bent een mispunt." „En je hield zoo van mannen, die optreden! Daarom heb ik je naar dit eiland verbannen." „Verbannen!?" „Ja," en Christoffel roeide een eindje ver der het water op. „En ik heb de broodjes. Over een half uur kom ik eens hooren, of je me een man vindt, die weet te krijgen wat hij heb ben wil." „O, wat heb ik een hekel aan je; ik wil je niet meer zien." „Maar misschien wil je wel eens een broodje zien," lachte Christoffel, en hield er een ter gend in de hoogte. Om de waarheid te zeggen, was hijzelf ver baasd en verschrikt over z'n eigen stoutmoe digheid. Hij begon zich ook een beetje over z'n plagerij te schamen. Hij vond dat hij zich niet erg gentleman-like had gedragen, niets Chris- toffel-achtig. En alleen de gedachte, dat als hij bij Fien terug zou komen en excuus vragen zou, ze hem in haar woede en drift misschien een draai om z'n ooren zou geven, weerhield hem, direct tot haar terug te keeren. Met z'n horloge in de hand, wachtte Fien zat nog op dezelfde plek. Hij bleef een eindje van den kant en trok een ontstemd gezicht. „En?" vroeg hij. „Ja, Christoffel?" „Ben ik een oester?" „Neen, Christoffel." „Een koe?" „Neen, christoffel." „Wat ben ik dan?" „Een heele lieve jongen." Christoffel stiet naar den kant en sprong op 't eiland. Toen ze naar huis roeiden, voeren ze langs den anderen kant van 't eiland. Christoffel trok de riemen in en keek, ten hoogste verwonderd. Er was daar een brug getje, dat het eiland verbond met de weiden achter 't dorp. „Wat een geluk," riep hij, „dat je die brug niet gezien hebt. Dan was m'n heele plan om eens flink op te treden, mislukt." Fien stak d'r hand in t water en zei: „Zoo, denk je dat?" „Natuurlijk; als je 't eiland over was ge wandeld en je had dat bruggetje gezien...." Fien lachte. „Maar ventje," zei ze, „wat dacht je dan. dat ik anders gedaan had?" Aangekondigd wordt het verschijnen van een nieuw tijdschrift, getiteld „De Schal mei", kultureel maandblad voor het Zui den, en geredigeerd door Ilja Destinov, Rob Franquinet, Paul Haimon, Jan Hul, Jean Huys- mans, Jehan Kuypers, René Smeets. Deze re dacteuren zijn jonge Limburgsche dichters, schilders en journalisten. Het redactiesecreta riaat berust bij Jehan Kuypers, Munsterplein 14 te Roermond. De beginselverklaring op den propectus be richt: Welkom mag het verschijnsel genoemd wor den, wanneer een volk terug schouwend naar het verledene ontdekt dat het zich zelf onder hypnose van vreemde stelsels tot vijand wordt. Een vredebrengende toekomst mag het ver wachten, -wanneer het zich zelf weer bewust wordt, en in plaats van onderlingen kamp slechts strijd voert tegen datgene wat niet overeenkomt met eigen landaard en traditie. Een gerechtvaardigde en noodzakelijke opzet zal het dan ook genoemd mogen worden, dat zulk een volk een eigen orgaan krijgt, waarin al zijn kultureele uitingen hun plaats kunnen vinden; verre van chauvinisme staat de goede gewestelijke ontwikkeling overeenkomstig eigen aard en zeden. Dit maandblad wil bewijzen hoe het Zuiden der Nederlanden geestelijken rijkdom biedt, niet ter accentueering tusschen Noord en Zuid, maar mede ter erkenning van beider recht en waarde. Het wil de weergave zijn van al het geen er in en rond Limburg leeft aan kunst, kuituur en wetenschap. Niemand sluiten wij uit! Want ons eenig doel is: .Hendracht en bloei op dit schoon stuk Nederland!" Maar Piet had er niet op gerekend, dat de slang een probaat middeltje had om wanbetalers te straffen. Voor Piet wist wat er gebeurde, had zij haar staart losgelaten en.,., hoepla, daar ging Piet kopje onder. „Zal je nu betalen of niet," riep de slang lachend. „Ja, ja," antwoordde Piet proestend. „Je krijgt twee dubbeltjes als je me er maar uithaalt." „Eerst betalen," antwoordde de slang. Piet betaalde, de slang kronkelde weer omhoog en Piet stond weldra wëer op den grond, kletsnat. Niet ver daarvandaan zaten twee moedelooze ontdekkings reizigers. Ze waren er slecht aan toe, daar ze niets te eten of te drinken hadden. „Weet je wat," zeiden ze tegen elkaar, „als we dat zeemonster van Piet Prikkel en Drein Drentel maar konden bemachtigen, dan zouden we veel geld kunnen verdienen. AT I "E* ADAMNTCC °P dit blad Zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen U 7^0 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p *7 bij een ongeval met p m ""iiiiiiniiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiniiiiiiiiii 67 „Was deze brave kerel met de ontvoering bezig?" vroeg hij. „Jawel," zei juffrouw Trimble. „Onderweg hield 'k hem aan. Hij had buiten een auto staan. hield hem en dien ander daar in bedwang biet mijn revolver en bracht beiden hiernaar toe!" Jerry," zei meneer Pett, „het is jouw schuld biet, dat het niet lukte, en er zal je niet om *e kort gedaan worden. Je zou geslaagd zijn, als £r niemand in het midden was gekomen. Je f%t toch dat sommetje om dat boerderijtje koopen, weet je wel. Dat komt in orde. En ?a nu maar gauw naar je bed! Er is niets, wat Je hier houdt." „Zeg eris!" riep juffrouw Trimble, van haar tuk gebracht uit. „Wilt u zeggen, dat u geen ervolging instelt? Hebt u dan niet gehoord. at ik hem betrapte, terwijl hij den jongen wilde "htvoeren?" „Ik heb hem opgedragen den jongen te ont beren!" snauwde meneer Pett. „Peter Mieneer Pett zag er uit als een kleine leeuw, toen hij zijn vrouw tegemoet trad. Hij brieschte. Alles wat hij van Ogden ooit had moeten ver duren, kwam hem voor den geest en gaf hem kracht om te zeggen, wat hij zeggen wilde. „Twee jaar lang heb ik geprobeerd, om je dien jongen naar een goede school te doen zen den, en jij wilde er niets van hooren. Ik kon niet dulden, dat hij hier nog langer door het huis bleef luieren, en dus droeg ik Jerry Mitchell op, hem naar een vriend mee te nemen, die een hondenhospitaal heeft op Long Island en Ogden daar te houden, totdat hij een beetje een behoor lijke jongen was geworden. Voor het oogenblk heb je dat heele plannetje bedorven met dien detective, maar ik blijf het een uitstekend plan vinden. Ik stel je nu voor de keus. Je kunt dien jongen de volgende week naar een kostschool sturen, ofwel hij gaat naar den vriend van Jerry Mitchell. Ik wensch hem niet langer meer hier in huis te hebben, luierend in mijn stoel en mijn sigaretten op-paffend. Wat zal het zijn?" „Maar, Peter!" „Nou?" „Als ik hem naar een school stuur, kan hij ontvoerd worden." „Dat zal hem geen kwaad doen. Dat heeft hij juist noodig. En, in ieder geval, als dat ge beurt, zal ik de rekening wel betalen, niet zonder genoegen. En zorg nu, dat hij in zijn bed komt! Morgen kun je beginnen met naar een school uit te zien. Goeie grut!" Hij hinkte naar de schrijftafel en staarde naar het bovenblad. „Wie heeft dien rommel op mijn tafel gemaakt? Het is treurig! Ver draaid treurig! Het eenige vertrek in huis, dat ik voor mezelf vraag, waar ik een beetje rust kan vinden, en dat moet je dan terugvinden als een kroeg, met koffie en allerlei rommel over mijn schrijftafel!" „Dat is geen koffie, Peter," zei mevrouw Pett vriendelijk. Zij werd zich nu bewust, dat die man haar er onder had. „Het is Willy's spring stof! Lord Wisbeach ik bedoel den man, die zich voor Lord Wisbeach uitgaf heeft het daar laten vallen." „Laten vallen? Wel, waarom ontplofte het dan niet en blies het niet het heele huis de lucht in, nou?" Mevrouw Pett keek hulpeloos naar Willy, die zijn vingers door zijn haren streek en met zijn oogen rolde. „Er was gelukkig een kleine misrekening in mijn formule, oom Peter," zei hij. „Ik zal ze morgen even moeten over zien. Of het trinitro- totuoal Meneer Pett uitte een scherpen kreet. Hij sloeg met beide vuisten in de lucht. Het leek, alsof hij krankzinnig geworden was. „Heeft daarvoor.... die schelvisch al dien tijd op mijn kosten geleefd heb ik hem daar voor al dien tijd onderhouden die die domkop, die hier het weelderigste leventje ge noot en ondertusschen voor gek rondliep met een springstof, die nu nog niet eens ontplofte ook!" Hij strekte beschuldigend zijn arm naar den uitvinder uit. „Je wilt het morgen nog eens over zien! Ja, dat kun je ook, maar na zes uur, morgenavond; vóór dien tijd werk je bij mij in het kantoor, waar je allang had moeten zijn." j Krijgszuchtig keek hij door het vertrek, „En nu 1 zullen jullie wel zeker allemaal naar bed gaan en iemand wat rust gunnen! Ga weg!" zei hij tegen de detective. Juffrouw Trimble bleef staan. Zij zag hoe mevrouw Pett met Ogden en Willy Patridge, aan het hoofd van een kudde genieën het lokaal verlieten, maar zij zelf bewoog niet. „Ik heb even hard slaap noodig, als een ander, m'neer Pett," zei ze rustig. „Maar ik moet hier blijven. Er komt nog een dame in een taxi van Astorbilt, om dien boef te identificeeren. Zij ver volgt hem voor het een of ander." „Wat? Skinner?" „Zoo noemt hij zich tenminste." „Wat heeft hij gedaan?" „Week nie. Die dame zaltons wel vertelle." Er werd hevig gebeld aan de voordeur. „Ik denk dat ze dat is," zei juffrouw Trimble. „Wie laat haar binnen? Ik kan niet gaan." „Ik zal wel even gaan," zei Annie. Meneer Pett keek meneer Crocker deelne mend aan. „Ik weet niet, wat je uitgespookt hebt, Skinner," zei hij, „maar ik sta aan jouw kant. En als ik je uit de gevangenis kan houden, zal ik het doen. Je bent de fijnste kerel, dien ik ooit ontmoet heb." „Het is de gevangenis niet!" zei meneer Crocker ongelukkig. Een groote, knappe en vastbesloten-uitziende dame kwam de kamer binnen. In de deur bleef zij staan, terwijl zü rond keek. Toen bleef haar blik rusten op meneer Crocker. Een oogenblik bleef zij weifelend naar zijn verkleurd gezicht staren. Turend, trad zij een beetje dichterbij. „Kunt u hem herkennen, mevrouw?" zei juf frouw Trimble. „Bingley!" „Is het de kerel, dien u hebben moet?" „Het is mijn man!" zei mevrouw Crocker „Daar kan hij niet om gearresteerd worden!" zei juffrouw Trimble, uit haar humeur. Eindelijk stak zij de revolver terug in de achteraffe streken van haar japon. „Het is een mooie boel," zei ze, een rimpel in haar voorhoofd trekkend. De oplossing van het geval scheen haar maar matig te bevallen. „Van alle gevalletjes, waar ik ooit mee te doen gehad heb, is dit wel het gekste. Ik moet een bende boeven in de gaten hou den, en als ik dat een heelen slapeloozen nacht lang gedaan heb, blijkt het heele gevalletje een familie-partijtje te zijn." Zij wees met haar duim naar Jimmy. „Zeg, die daar zegt, dat hij de zoon is van dien man. Dat is zeker ook juist?" „Dit is mijn stiefzoon, James Crocker!" Annie uitte een zwakken kreet, maar die ging verloren in het gegrom van juffrouw Trimble. De detective ging weer naar het venster. „Ik geloof, dat ik maar gaan zal," merkte zij schamper op, „vóór het uit komt, dat ik uw dochter Genoveva ben." VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK Mevrouw Crocker wendde zich tot haar echt genoot. „Wel, Bingley?" zei ze, met een harden toon in haar stem. „Wel, Eugenia?" zei meneer Crocker. Er scheen een vreemd licht in meneer Crocker's vriendelijke oogen. Dezen nacht had hij een mirakel zien gebeuren. Hij had een nog geweldiger vrouw dan de zijne onderworpen zien worden door een man, nog makker dan hij zelf, dat had hem versteld doen staan, en het had indruk op hem gemaakt Vroeger zou hij aan zoo iets niet eens gedacht hebben, maar het was klaarblijkelijk mogelijk. Een beetje beslistheid meer was er niet voor noodig. Hij keek eens naar meneer Pett. Die had Eugenia's zuster met drie flinke zinnen over wonnen. Het was te probeeren. „Wat heb jij te zeggen, Bingley?" Meneer Crocker raapte al zijn moed tezamen. „Dit," zei hij. „Ik ben een Amerikaansch bur ger, en ik heb zoo bij mezelf uitgemaakt: de plaats, waar ik thuis hoor, is Amerika. We hoeven daar niet meer over te praten, Eugenia. Het spijt me, als ik je plannen in de war breng, maar ik ga niet terug naar Londen!!!" Onvervaard keek hij zijn sprakelooze vrouw aan. „Ik blijf hier en bezoek hier geregeld de wedstrijden." Mevrouw Crocker opende haar mond, om iets te zeggen, sloot hem, opende hem weer. Toen bemerkte ze, dat ze niets te zeggen wist. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 9