SKet veï&aal den dag
Het Zeemonster van Nagasaki
De 40 leden tellende biefgtukclub
NOG EEN JAARTJE...
EEN WAARHEIDS-SERUM
SÏÏtTïïï: De m
De zorgen van
Ml A**
iiHSfiffyii
WOENSDAG 14 APRIL 1937
GESTICHT IN 1768
Op Vrijdag vóór volle maan wor
den de gezamenlijke eet- en
drinkpartijen gehouden
Trouw aan ouden regel
Het Haagje
Studie van het ontstaan
der residentie
De toepassing nog zoo gevaarlijk,
dat deze alleen in uiterste nood
zaak kan geschieden
Deel van de hersenen
„afgesloten"
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR P. G. WODEHOUSE
Vooral Fransche schrijvers in de vorige
eeuw staken gaarne den draak met het
Engelsche clubleven, en wanneer één ding
belachelijker was dan de excentrieke Londen-
sche club dan was het de voorstelling, die de
Pransche schrijvers ervan gaven. Engelschen
vermaakten zich met de parodie evenzeer als
de Pranschen, maar om andere redenen.
De fout, die deze Pransche schrijvers maak
ten, bestond hierin, dat zij 't deden voorkomen
alsof de leden van een excentrieke Engelsche
club ook noodzakelijkerwijze excentrieke men-
schen waren. Het tegendeel is waar. Clubleden
zijn bijna steeds doorsnee-menschen. Maar zoo
als eenige honderden doorsnee-menschen een
regiment vormen, en dan collectief dapper zijn,
zoo vormen een paar honderd doorsnee-men
schen een Engelsche club, en zijn dan collectief
excentriek.
Op den Vrijdag vóór volle maan houden de
Veertig leden van de Beefsteak-Club in de „Sa
racen's Head" te Chelmsford, in Essex, hun
feestmaal.
Het is een der oudste, ontoegankelijkste en
minst-bekende clubs van Engeland. Zij werd
gesticht in Februari 1768, en reeds 169 jaren
achtereen hebben de leden op Vrijdag vóór vol
le maan hun gezamenlijke eet- en drinkpartijen
gehouden.
Evenals het aantal ridders der groote Orden,
zoo is ook het aantal leden van deze club be>
perkt. En wel tot veertig.
Zelfs thans is Essex, met uitzondering van
de onmiddellijk aan Londen grenzende distric
ten, in hoofdzaak' een landbouw-graafschap. In
de achttiende eeuw, toen bijna heel Engeland
aan landbouw en veeteelt gewijd was en, met
uitzondering van Londen, zelfs de grootste ste
den klein waren, was Essex het domein van den
Squire, den landjonker.
De landjonker van die dagen was zelden een
Verfijnde geest. Hij wist heel veel van paarden
af, en zijn gesprekken roken naar den paar
denstal. Maar in tegenstelling met de meeste
tegenwoordige paardenliefhebbers, was hij ook
een liefhebber van paardrijden; hij reed veel
en hij reed woest. Draafde hij door de hobbe
lige straten van Essex' dorpen en landstadjes,
dan snelden de moeders naar buiten, om haar
kinderen in veiligheid te brengen, want de
paardrijdende Squires lieten zich hun genoegen
niet door spelende kinderen vergallen. Zij wa
ren niet inhumaan, maar zij hadden er geen
begrip van dat datgene, wat maatschappelijk
lager stond dan een landjonker, werkelijk tot het
menschdom behoorde. Toen zij het in de ne
gentiende eeuw ontdekten, werden zij de beste
landjonkers ter wereld. Zij waren echter steeds
zeer goed voor zichzelf en voor elkaar, dus voor
diegenen die volgens hun beperkte begrippen
het menschdom vormden, en meestal ook voor
him bedienden, waarvan zij hielden op dezelfde
manier als waarop wij van onze huisdieren
houden.
Van wijn hadden ze evenveel verstand als
van paarden; ze konden er onbegrijpelijk veel
van verdragen, en dronken er bovendien nog
veel meer van dan zij verdragen konden. De
i Jneesten hunner waren ervan overtuigd, dat hun
wijnkelders Gode welgevallige instellingen wa
ren, en dat zij door veel en goeden wijn te
drinken, datgene deden waarvoor zij geschapen
Waren. Men begiet de bloemen en planten, op
dat zij zullen bloeien, en de landjonkers bego
ten zichzelf en elkaar met wijn, opdat ook zij
zouden bloeien.
Beefsteak-clubs waren er reeds vóór 1768 ge
sticht. In 1711 bestond er al een te Londen, en
de beroemde tooneelspeler Garrick was lid van
een Beefsteak Society. Het doel dier clubs en
vereenigingen was eten en drinken, hetgeen in
een tijd van diep religieus verval een soort eere-
dienst geworden was. De jonkersklassen, die
zich zoozeer bewust waren van haar maat
schappelijke bevoorrechting, wilden bewijzen,
dat zij hun privileges op prijs stelden.
Wat het Latijn was voor de geleerden, was
de wijn voor hen. Alleen was hun wijn veel
zuiverder in zijn soort dan het Latijn der ge
leerden. Zij dronken wijn en dachten in ter-
Kien van wijn althans op hun bijeenkom
sten. Zij gingen weddenschappen aan om zóó
veel flesschen, en wie de regels der Club over
schreed moest een boete betalen van zóóveel
gallons rooden wijn.
Toch was de stichting der Beefsteak-Club te
Chelmsford een teeken, dat de Squires van Es
sex, die niet heel veel verstand, maar het in
stinct van een dier of een natuurmensch had
den, het einde van de heerschappij hunner
klasse voelden naderen. Een maatschappelijke
groep, die zich terugtrekt in een club, heeft op
gehouden een maatschappelijke groep te zijn. De
club is een mausoleum en de groep is „bijge
zet".
De Beefsteak Club bestond voornamelijk van
de bijdragen der leden in den vorm van wijn.
Tegen het midden van de vorige eeuw, toen de
Squire begon te worden wat hij thans is, na-
Kielijk een zeer rustige en fatsoenlijke grond
bezitter, die meestal bijverdiensten zocht in de
City van Londen, ging het de Beefsteak Club
Kiet naar den vleeze (een zeer geoorloofde beeld
spraak, naar ik mij vlei), en in een circulaire
Van 15 Mei 1843 een der vele documenten
Welke in de archieven der club berusten werd
geklaagd over de minderwaardige kwaliteiten
der wijnen, welke de leden den laatsten tijd bij
gedragen hadden.
Thans evenwel verheugt de club zich in groo-
ten bloei. De landadel van Essex rijdt niet meer
paard, en de gesprekken rieken veeleer naar
benzine dan naar den paardenstal. Maar in dit
opzicht onderscheidt de landadel zich niet van
een groot deel der overige bevolking. Zijn be
langen zijn niet meer beperkt tot zijn eigen
landgoederen; de Squires nemen deel aan het
nationale en provinciale leven, en zijn even
nuttige of nuttelooze menschen als het gros
hunner medeburgers. Maar eens in de maand
komen zij in het oude Chelmsford bijeen, en ge
ven zich daar al etend en drinkend over aan de
illusie, dat de tijden hunner voorouders nog
niet geheel tot het verleden behooren. Maar
meer dan een illusie is het niet en beoogt het
ook niet te zijn. Weinigen van de veertig leden
der Beefsteak Club zouden die tijden terugver
langen.
De maaltijden worden steeds gehouden op
Vrijdag, vóór de volle maan. Ook dit laatste is
een illusie. Keerden in de achttiende eeuw de
Squires na een rijk besproeid feestmaal over de
slechte en duistere wegen naar hun haardsteden
terug, dan was de kans dat zij den nek braken
niet gering. Vandaar dat de maaltijden gehou
den werden als de wegen verlicht werden door
de maan. De koplichten der auto's verlichten
thans de effen wegen beter dan de helderste
maan, maar voor geen geld ter wereld zou de
Beefsteak Club den ouden regel ontrouw wor
den en bijeenkomen na de volle maan.
Dit is juist een der eigenaardigheden, waar
aan de Engelschen, als volk, zooveel te danken
hebben.
Van de meeste oude steden in ons land
kent men de geschiedenis punctueel, maar
omtrent het ontstaan van "s-Gravenhage,
onze schoone en deftige residentiestad, is men
niet zoo heel zeker.
Onderzoekers van de laatste jaren hebben
beweerd, dat er in de buurt van de Pastoors
waranda al geruimen tijd vóór den grafelijken
tijd een nederzetting zou zijn geweest. Het
dieper doordringen in onze middeleeuwsche ge
schiedenis, mede in verband met eenige belang
rijke opgravingen in de kuststreek, is aanlei
ding geweest tot die hypothese. Vroeger echter
werd algemeen aangenomen, dat Den Haag
zich geheel naast en als het ware in de scha
duw van het grafelijk jachtslot heeft ontwik
keld. Dit echter dateert uit de 13e eeuw.
Dr. Leyden nu heeft de zaak opnieuw tot
onderwerp van studie gemaakt, en schrijft daar
over in het Haagsche Maandblad: Documenten
zijn er niet bekend, althans geen geschreven
documenten, maar in het wegen- en straten-
net is er een groot stuk oude geschiedenis be
waard gebleven. De namen van die wegen, van
buitenplaatsen, wijken, enz. zijn in den loop
der eeuwen dikwijls leelijk verbasterd. Voor
zichtig behandeld, kunnen zij ons echter nog
heel wat leeren. De toponymie (plaatsnaam-
kunde) is echter een zeer moeilijk en tevens
zeer verleidelijk vak. Met wat durf en wat
combinatievermogen komt men al heel gemak
kelijk tot belangrijk lijkende conclusies. Er
wordt in de laatste jaren zeer veel aan topo
nymie gedaan. Niet altijd op streng weten-
schappelijken grondslag.
De schrijver komt tot deze conclusie:
Tot in betrekkelijk laten tijd laat zich aan-
toonen, dat er geen voldoende gronden zijn om
aan te nemen, dat ter plaatse van de latere
residentie een oudere nederzetting zou hebben
Behalve de nieuwste verkeers-
voorschriften moet u óók nog de
oudste ongevallenoorzaken (roe
keloosheid en drankmisbruik!)
kennen!
bestaan; integendeel: alles wijst er op, dat juist
deze streek nog in het geheel niet bewoond was.
Dit veranderde echter spoedig ten gevolge van
een gebeurtenis, waardoor de algemeene betee-
kenis der geheele kuststreek grondig werd ge
wijzigd: het ontstaan van een doorloopende
waterverbinding van de Maas naar den Rijn
door het delven van een verbinding tusschen
de Vliet en de Schie. Dit is vermoedelijk in de
11e eeuw geschied. Spoedig ontstond er nu
langs de Delft een nieuwe nederzetting met
groote ontwikkelingsmogelijkheden. En dezelfde
waterverbinding werd ook de voorwaarde voor
de groeiende beteekenis van Leiden, dat, zoo
als bekend, vóór de opkomst van Amsterdam
de grootste en belangrijkste stad van Neder
land is geweest. Het nieuwe „Delft" werd ge
graven midden tusschen de twee oudere straten,
de straat van Abtswoude in het Westen en de
straat van Delfgauw in het Oosten. Het ver
keer werd van het land op het water getrokken,
en de beide straten verloren haar voormalige
beteekenis.
Er kon nu ook een nieuwe verbinding tot
stand komen, rechtstreeks van Delft naar de
kust onder Scheveningenen langs die verbin
ding is dan ook weinig later de aslijn van ,het
dorp bij „Die Haghe" ontstaan. Het Westland
en de omgeving van Monster, waar ten gevol
ge van de voortdurende nieuwe aanslibbingen
langs de kust geen bruikbare waterweg gehand
haafd kon blijven, werd tot een dooden hoek,
en de residentie te 's-Gravezande lag veel te
ver af van de nieuwe middelpunten van handel,
nijverheid en verkeer. Zoo werd het jachtslot
bij „Die Haghe" de aangewezen plek voor een
nieuwe vestiging der residentie. Deze bleef on
afhankelijk van de steedsche burgerij, maar
van de nieuwe nederzetting uit kon Delft in
1 'A uur, Leiden in ongeveer 3 uur gaans wor
den bereikt. Buitendien was de strategische
positie van het slot en zijn omgeving, aan het
uiteinde van het Bosch en de „wildernis", in
dien tijd bijzonder gunstig. Pas na en door de
opkomst van Delft if dus vermoedelijk op den
croeen geestgrond rondom de Groote Kerk
in het tegenwoordige hartje van Den Haag een
menschelijke woonstede ontstaan.
Wij meenen dus zonder bezwaar de gevolg
trekking te mogen maken, dat de oude opvat
ting met betrekking tot het ontstaan en den
ouderdom van 's-Gravenhage, reeds 100 jaar
geleden door Van der Aa verkondigd, nog steeds
haar geldigheid heeft behouden en gelooven,
dat het geen aanbeveling verdient door onbe
wezen gissingen op dit terrein allerlei verwar
ring te stichten.
min
imir
„Nog één jaartje dan," zei Kniertje,
En mevrouw de BoerVan Rijk
Gaf daardoor aan Neerland nogmaals
Van haar energie een blijk.
Nóg een jaar zal zij weer spelen,
Blijft zij het tooneel nog trouw,
Kan 't publiek nog weer bewond'ren
Deze opmerkelijke vrouw.
Nóg een jaar bij al die vele
Dat zij op de planken stond,
Dat zij menschenzielen roerde
Tot hun diepsten, stilsten grond.
Nog een jaar zal zij ons spelen
's Levens vreugd en 's levens leed
Met een waarheid, met een diepte,
Die slechts zij te geven weet.
Wat een rijkdom, wat een schoonheid
En ontroering, groot en veel,
Gaf deez' fijne kunst-naresse
Van ons Vaderlandsch tooneel.
Wat een energie en sterkte,
En een pracht vitaliteit,
Wat een ware, sterke roeping,
Wat een onverwin'lijkheid!
Bij de grootheid van dit kunnen
Is de lof slechts holle klank,
Hier is Neerland stil van eerbied,
Van bewond'ring en van dank.
HERMAN KRAMER 1
ïïlllll llllll IHIIIII lllll lllllllll III llll lllll llltlltll llll IIIIIIIIHIIIIMIIIIIII lillik
Een instrument, waarmede „geregistreerd"
kan worden of iemand opzettelijk onwaar
heid spreekt, werd reeds verscheidene ja
ren geleden uitgevonden. Het berust hierop, dat
een bepaald deel van de hersenen in werking
gesteld wordt door wie iets vertelt, waarvan
hij weet, dat het in strijd met de feitelijKe
waarheid is.
Welk nut dit instrument in criminologisch op
zicht ook moge hebben, de resultaten schijnen
toch beperkt en in hoofdzaak negatief geweest
te zijn. Zoo maakt het een verschil of iemand,
wien een verhoor afgenomen wordt, een leugen
bedenkt, dan wel een van te voren zorgvuldig
opgemaakte leugen eenvoudig vertolkt. Som
mige personen met levendige fantasie kunnen
zich zoo „indenken" in hun eigen verzinsels,
dat zij het bewustzijn van te liegen geheel of
grootendeels verliezen, wanneer zij hun val-
sche verklaringen afleggen. Het is een welbe
kend verschijnsel, dat „opsnijders" hun eigen
verhalen gelooven, na ze eenige malen ver
teld te hebben, en hun fantasieën zien alsof
ze op werkelijke voorvallen betrekking hebben.
Het constateeren van leugens langs dezen w«
zal dus verschillende resultaten hebben, naar
mate de personen, met wie de proeven genomen
worden, zelf meer of minder onder den indruk
verkeeren van het feit, dat zij leugens vertel
len. Bovendien zijn de meeste verklaringen van
dien aard aaneenschakelingen van waarheid
en verzinsel, en het kan voorkomen dat, terwijl
iemand de waarheid vertelt, zijn brem onder
den invloed verkeert van de leugen, die hij
een minuut later debiteeren zal. Kortom: het
instrument zal aantoonen, dat een getuige on
betrouwbaar is, dat hij liegt, maar hel zal
slechts op zeer gebrekkige wijze kunnen aan
toonen welke passages wél, en welke passages
niet in overeenstemming met de waarheid zijn.
En zelfs wanneer het mogelijk is langs dezen
weg de leugen op te sporen, het is volkomen
onmogelijk datgene op te sporen wat nog veel
belangrijker is, namelijk de waarheid.
Er is ook sprake geweest van een soortgelijk
In een café te New-York zat een jonge, ma
gere artist. Het ging hem slecht; in tijden
had hij reeds geen behoorlijk engagement
kunnen krijgen en zijn acrobatische toeren wer
den alleen door het weinig talrijk publiek van
een zocveelste hands variété in een onmo
gelijke wijk van de hoofdstad slechts heel ma
tig gewaardeerd. Banner loerde op een kans,
hij wist dat hij in zijn nummer goed was, hij
behoefde slechts „ontdekt" te worden om naam
te maken enin Amerika is alles mogelijk
op de meest verrassende wijze.
Terwijl de artist zat te piekeren, werd zijn
aandacht plotseling getrokken door twee hee-
ren, die aan een tafeltje in zijn buurt op vrij
luiden toon een „crisis"-gesprek voerden. Ban
ner begreep uit het gesprek, dat één der hee-
ren manager, bedrijfsleider, was in een pas ge
opend groot warenhuis.
„Maar ondanks de enorme uitgaven, de kost
bare etalages en de geweldige reclame, gaat de
zaak allerellendigst. De massa gaat voorbij;
enkelen gaan kijken en gaan binnen, maar de
massa, die de enkelen meezuigt, die gaat langs
de deuren voorbij. Waar is de idee, de aan
dacht op ons huis te vestigen? Ik weet dat de
directie er een tienduizend dollar voor over zou
hebben, wanneer iemand de menschenmenigte
tenminste voor een kwartier kon vasthouden
en de aandacht op ons huis wist te vestigen."
Banner stond op. Vastberaden stapte hij op
het tafeltje der beide heeren toe en zei:
„Was u dat ernst over die tienduizend dollar
voor een goede reclame?"
De manager keek den artist ontstemd aan,
doch Amerikaansch-correct antwoordde hij
toch:
„Indien u het weten wilt, inderdaad, het was
hooge ernst."
„All right!" zei Banner. „Voor tweeduizend
dollar verklaar ik mij bereid een menschen-
massa zelfs een half uur voor uw warenhuis op
te houden."
„Dan zal ik u in verbinding brengen met mijn
directie," tastte de bedrijfsleider onmiddellijk
toe.
Den volgenden dag werd Banner aan de di
rectie van het warenhuis voorgesteld en een
contract werd gesloten, waarin Banner, behalve
een kapitaaltje, tevens de kans van zijn leven
zag.
Twee dagen later had, tegen het sper-uur,
een geweldige oploop voor het warenhuis plaats.
In een zwart tricot klauterde een man tegen
den gevel van een wolkenkrabber op, waarin
gelijkvloers het warenhuis was gevestigd. Er
was een ongeloofelijke handigheid noodig om
langs uitstekende randen, kozijnen en venster
banken zig-zag naar boven te komen, doch Ban
ner kende geen vrees, hij zag slechts zijn succes
voor oogen.
Onophoudelijk werd de menigte, die dit waag
stuk stond aan te zien, grooter. De groep werd
steeds dichter en er was slechts aandacht voor
dit huiveringwekkend, sensationeele schouwspel.
Duizenden stonden tenslotte opgepropt in de
straat, het verkeer stokte volkomen en er was
niemand die daar een oogenblik zich aan er
gerde. Steeds hooger klom de zonderlinge zoe
ker tegen een
enormen lood-
den af was 't een j r
ietwat boeiend ge- "VllC§
zicht, dien man j
tegen den muur
heen en weer te zien bewegen, têrwijl hij lang
zaam hooger kwam.
„Een vlieg, net een vlieg!" riep er een tus
schen de toeschouwers en onmiddellijk ging de
treffende vergelijking van mond tot mond. In
derdaad, zoo meterhoog boven de menschenme
nigte scheen de artist in zijn zwart tricot als
een menschelijke vlieg.
Mr. Riley, de manager, was opgetogen; het
plan was een geweldig succes. Banner was juist
tusschen de negende en tiende verdieping, toen
het half uur voorbij was. De straat beneden
hem was zwart van de menschen; Banner zag
geen figuren meer, van zijn hoogte scheen het
hem of de straat en het plein voor het waren
huis slechts met een groote zwarte uitloopende
vlek was bedekt.
Mr. Riley was haastig met de lift naar boven
gegaan; daar rukte hij op de tiende verdieping
een raam open en riep naar Banner, die hier
vlak bij hem was:
„Prachtig, prachtig! Blijf nog 'n poosje bezig,
jongeman!"
Banner hijgde van inspanning; toch riep hij
terug: „Het half uur is om, mr. Riley. Ik ben
ver genoeg geklauterd. Iedere minuut, die ik
nog langer hier blijf, moet u honderd dollar
kosten."
„AU right," sloot Riley onmiddellijk een con
tract, „ik zal je waarschuwen, als het vol
doende is."
In den tijd, dat Banner nog wat hooger klom,
deden pers en fotografen hun werk en een haas
tig opgestelde luidspreker vestigde de aandacht
op het warenhuis, dat het publiek deze echt
Amerikaansche sensatie had gebracht.
Den volgenden dag hadden de bladen ver
slagen, foto's en advertenties van 't warenhuis
over dit dol-brutale waagstuk. Het warenhuis
had een reuzenreclame gehad en 't succes bleef
niet uit.
Banner's naam was gevestigd als „mensche
lijke vlieg" en.... zijn geslaagde waaghalzerij
had hem een kapitaal in nog geen uur tijds
opgebracht.
instrument, dat hierop berust, dat het ver-
teUen van een leugen een gemoedstoestand ver
oorzaakt, welke geregistreerd kan worden. Een
ieder zou namelijk, ook al is hij zich hiervan
niet bewust, door het opdisschen van een op
zettelijke leugen geschokt worden. Beweerd
wordt evenwel, dat die schokken vaak geheel
onevenredig zijn aan de beteekenis van de
leugen, die ze veroorzaakt. Zij kunnen boven
dien veeleer hun oorzaak vinden in de ge
dachte aan de verzwegen waarheid dan in het
vertellen van een leugen. Zoo zal een vrouwe
lijke getuige van 41 jaar, die uit ijdelheid ver
klaart dat zij 35 is, een buiten alle verhouding
formidabele leugen registreeren, daar in haar
gemoedsleven die leeftijdskwestie, welke voor de
zaak, waarin zij verhoord wordt, van niet het
minste belang is, een hoogst gewichtige rol
speelt. Aan den anderen kant kan hetgeen zij
verklaart omtrent het karakter van een der
personen in het geding van de grootste Detee-
kenis zijn; zij kan, door jaloezie gedreven, het
karakter van een andere vrouw opzettelijk veel
te slecht afschilderen, of, door sympathie be-
heerscht, een karakter opzettelijk veel te
gunstig voorstellen, zonder dat een leugen ge
registreerd wordt.
Ten slotte komt het herhaaldelijk voor, dat
een getuige, ofschoon zinnend op een leugen,
of met een vooruit opgemaakte leugen gewa
pend, toch onder den indruk van het oogen
blik min of meer automatisch de waarheid zegt;
77/77777/77
Een van de twee ontdekkingsreizigers sloop stilletjes naar de Drein Drentel en Piet Prikkel lagen intusschen achter een
schuur, waar Piet en Drein het zeemonster van Nagasaki hadden schutting en konden alles zien. „Drein," zei Piet, „ze willen
opgesloten. Juist verscheen het dier voor een der ramen. Dat zal ons beestje stelen. Loop jij gauw naar het dorp en haal de po-
nog niet meevallen om dat beest mee te nemen, dacht de ontdek- litie." Zoo hard als zijn kleine beentjes het toelieten, holde
kingsreiziger. Drein weg.
Weldra kwam: de politie al aanzetten. De aanvoerder was een
Engelsch soldaat, want Piet en Drein waren al binnen de grenzen
van Engelsch-Indië. Hij werd gevolgd door twee Inlandsche po
litie-agenten, elk met een geweer over den schouder.
in zulk een geval evenwel zou er leugen geregis
treerd kunnen worden.
Wij mogen dus aannemen, dat dergelijke uit
vindingen slechts een zeer beperkte en eenigs-
zins twijfelachtige waarde hebben. Het spreekt
overigens vanzelf, dat de resultaten nooit als
bewijsmateriaal mochten worden aangewend;
zij konden evenwel van nut zijn bij het voor
onderzoek, bij het recherche-werk.
Van onnoemelijk veel grooter waarde is een
middel, dat beschreven wordt in een pas in
Engeland verschenen boek door een Ameri-
kaanschen criminoloog, Henry Morton Robin
son. Door dit middel immers kan een verdachte
of getuige gedwongen worden de zuivere waar
heid te spreken. Op het oogenblik evenwel is de
toepassing nog zoo gevaarlijk, dat deze alleen
kan plaats hebben in geval van de alleruiterste
noodzakelijkheid.
Het middel heet scopolamine (waarschijnlijk
van het Grieksche skopeo, dat bespieden, uit
kijken, ontdekken beteekent), maar wordt ook
„truthseruui" (waarheidsserum) genoemd. Het
is gemaakt van bilzekruid, en Dr. R. E. House,
van Texas, die het eens bij een verloskundige
bewerking gebruikte, ontdekte dat het zekere
deelen van het brein buiten werking stelde,
terwijl toch het geheugen, het gehoor en de
spraak van de patiënte onaangetast bleven.
Bij nader onderzoek bleek dat het deel ^an
de hersenen, dat aldus „afgesloten" werd, dat
was, hetwelk gewoonlijk gebruikt wordt voor het
uitdenken van „vertelsels tot zelf-bescherming"
m. a. w. leugens. Een persoon, die onder een
invloed verkeert van scopolamine, is in het
volle bezit van al zijn vermogens; alleen be
schikt hij niet over het orgaan, dat dient voor
het uitdenken van leugens.
Wellicht doordat dit deel der hersenen buiten
werking gesteld wordt, functioneert een ander
deel des te scherper, zoodat iemand die met
scopolamine behandeld wordt, zich feiten her
inneren gaat, die sinds lang in zijn geheugen
begraven waren.
Schitterende resultaten zijn met het serum
bereikt door den officier van justitie te Bir
mingham, in den staat Alabama. Daar waren
in een jaar tijds 26 personen door middel van
bijlslagen vermoord. De officier had 12 ver
dachten doen arresteeren en door toepassing
van 't serum op elk hunner was hij binnen
drie dagen in het bezit van heel de ingewik
kelde geschiedenis, zooals deze zich in werke
lijkheid afgespeeld had. De afgelegde bekente
nissen mocht hij bij de behandeling der zaak
niet gebruiken, maar zij hadden hem den weg
gewezen, die voerde naar de wettelijke en over
tuigende bewijzen van de schuld der verdach
ten.
Dat dit middel zoo uiterst zelden toegepast
wordt, verklaart Mr. Robinson hiermede, dat
het hoogst gevaarlijk is, en gemakkelijk den
dood tengevolge kan hebben, indien het niet
toegediend wordt door een geneesheer, die er
ten volle mede vertrouwd is. Vandaar dat maar
weinige officieren van justitie het wagen er
gebruik van te maken.
ATT TT* A Uop dit blad zijn ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen 17 750 m bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door ¥7 *7bij een ongeval met p 250 m
,/A I .1 r. /A lal 111 1 r. jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen I %J\J» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen t %J\J doodelijken afloop A
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
"iiiimimiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimmiiiiimiiiiiii
"KI li nn 11| 1111| M11| 111 n n n n in 11| 11| M nm n 11| in
58
„Ik hoop, dat je het voelt Eugenia; des te
beter is het voor ons beiden. Het spijt me, dit
standpunt te moeten innemen, maar je hebt te
veel van me geëischt. Jij bent een vrouw en je
Weet, wat het voor een man beteekent, vijf jaar
Jang geen fatsoenlijk spelletje meer te zien. Ik
ben er bijna onder bezweken, en wensch niet de
Proef nog eens te doorstaan. Als meneer Pett mü
als zijn butler hier wil houden, dan neem ik het
aan. Wil hij niet, dan zal ik toch wel ergens een
baantje vinden. Maar, wat er ook gebeurt, ik
blijf in Amerika!"
Meneer Pett liet een goedkeurend gebrom
hooren.
>.Er is voor u altijd een plaats in mijn huis!"
Zei hij. „Als ik 'n butler kan krijgen die
.Maar, Bingley, hoe kun je nu een butler
*Ün?"
..Dan moet u maar eens komen kijken," zei
■"«neer Pett enthousiast.
„Het is wonderlijk! Men zou zeggen, dat hij
veertig jaar lang in de hoogste kringen zijn
ambt heeft uitgeoefend!"
Die lofprijzing maakte geen indruk op
mevrouw Crocker. Zij barstte in tranen uit.
Dat was een heel nieuwe ervaring voor haar
man, en hij keek haar ietwat angstig aan, ter
wijl zijn vastbesloten gedrag een beetje begon
te slinken onder dezen onverwachten aanval.
„Eugenia!"
Mevrouw Crocker veegde haar tranen af.
„Dat kan ik niet verdragen," snikte ze. „Al
die jaren heb ik gewerkt en mijn best gedaan,
en nu, als het geluk zoo dichtbij isBingley,
toe kom terug! Nog maar voor een kort tijdje."
Meneer Crocker staarde vlak voor zich uit.
„Een kort tijdje? Wel, die Lord Percy Whipple
geschiedenis ik weet wel, dat jij, Jimmy,
gegronde redenen zult gehad hebben, om hem
af te rossen, maar, werkelijk, na die ge
schiedenis met Lord Percy is er niet veel kans
meer, dat
„Jawel! Jawel! Het heeft allemaal geen ver
schil gemaakt! Den volgenden dag is Lord Percy
bij ons geweest met een blauw oog, de arme
jongen en zei, dat James een sportieve man
was, en dat hij hem nader wilde leeren kennen!
Hij zei, dat hij zich nooit tot iemand zoo aan
getrokken had gevoeld, en hij wilde van hem
weten, hoe een slag, rechtsche hoekslag zei
hij, geloof ik werd toegebracht. De heele
affaire heeft James werkelijk in zijn achting
doen stijgen en mevrouw Corstorphine zegt, dat
de Hertog van Devizes het verslag van het ge
vecht nog dienzelfden avond aan den eersten
minister heeft voorgelezen en dat zij zich toen
beiden bijna een beroerte gelachen hebben."
Jimmy was diep getroffen. Een dergelijken
sportleven geest had hij bij zijn tegenstander
heelemaal niet verwacht.
„Percy heeft gelijk!" zei hij enthousiast. „Paps,
je moet teruggaan. Het is niet meer dan bil
lijk!"
„Maar, Jimmy, jij zult het toch zeker wel be
grijpen? Er valt maar één spel tusschen de
Reuzen en de Filistijnen, dan komen de
„Dapperen" uit, en het seizoen is nog pas half
voorbij!"
Mevrouw Crocker keek hem smeekend aan.
„Het zal maar voor heel korten tijd zijn,
Bingley. Mevrouw Corstorphine, die er toch wel
wat van weet, zegt, dat jouw naam ongetwijfeld
op de eerstvolgende lijst van de benoemingen
zal staan. Als dat allemaal echter den rug is,
kun je hier zoo vaak en zoolang terugkeeren,
als je verkiest. Wij zouden hier den zomer kun
nen doorbrengen en den winter in Engeland,
zooals je zelf wilt."
Meneer Crocker capituleerde.
„Goed Eugenia, ik zal komen I"
„Bingley! We zullen met de volgende boot
terug moeten keeren. De menschen beginnen
zich af te vragen waar jij gebleven bent. Ik
heb verteld, dat je voor je rust eenigen tijd
op het land doorbracht. Maar ze zullen zeker
achterdocht beginnen te krijgen, als jeniet
dadelijk terugkomt."
Meneer Crocker's gelaat versomberde. Hij had
zich nooit zoo erg aan zijn vrouw gehecht ge
voeld, als nu zij van die onverwachte tranen
weende en hem om allerlei gunsten verzocht
met een stem, die beslist anders geworden was.
Van den anderen kant er rees een visioen
voor zijn oogen van het speelveld op een warmen
achtermiddag, maar hij wilde het niet zien."
„Het is goed," zei hij.
Mieneer Pett bood troostwoorden aan.
„Misschien ben je wel terug voor de groote
Wereld-Serie?"
Meneer Crocker's gezicht klaarde op.
„Dat is waar."
„En de uitslagen krijgt u van mij iederen dag
per telegram, paps," zei Jimmy.
„Blijf jij hier, James? Er is heelemaal geen
reden, waarom je ook niet mee terug zou gaan.
Wanneer je besluit, je gewoonten te verande
ren
„Zeker, dat heb ik ook, maar dat doe ik in
New York. Meneer Pett geeft mij een baantje
bij hem op kantoor. Ik begin van onder op en
zal mij zoo vervolgens omhoog werken."
Meneer Pett sprong bijna omhoog van verras
sing. Hij vond het heerlijk, zijn plannen zoo
te zien slagen. Het was al heel wat, dat hij
eindelijk het besluit had doorgezet, om Willy
Partridge in het rijk der hoogere financieele
wereld binnen te leiden, te beginnen met het
schrijven van adressen, maar dat Jimmy geheel
uit eigen keuze zijn verlangen naar het kan
toor liet uitgaan, vervulde hem met een groote
tevredenheid en hij kon nog maar net voor
komen, dat hij op zijn verkeerden voet ging
dansen.
Maakt u zich om mij geen zorg, paps. Ik
zal wonderen verrichten. Het is vrij gemakkelijk
een groot fortuin te verzamelen. Ik sloeg van
morgen oom Peter gade in zijn kantoor, en hij
doet niets anders dan aan een groote mahonie
houten tafel zitten en aan zoo'n jongen vertellen,
dat hij aan de bezoekers moet zeggen, dat hij
voor dien dag afwezig is. Ik geloof, dat ik het in
dien tak van industrie een heel eind zal kunnen
brengen. Uit het beetje, dat ik er tot nu toe
van gezien heb, moet ik besluiten, dat het vak
voor mij als geknipt is!"
ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK
Jimmy keek Annie aan. Zij waren alleen.
Meneer Pett had zijn bed weer opgezocht en
mevrouw Crocker haar hotel. Meneer Crocker
was op zijn kamer bezig met de verf van zijn
gezicht te verwijderen. Het was heel stil ge
worden in de bibliotheek, toen zij allen vertrok
ken waren.
„Dat is het einde van een aardigen dag," zei
Jimmy.
Annie deed een stap naar de deur.
„Ga niet weg!"
Annie bleef staan.
„Meneer Crocker!" zei ze.
„Jimmy!" verbeterde hij.
„Meneer Crocker!" herhaalde Annie flink.
„Of Algernon, als je dat liever hebt."
„Mag ik vragen Annie keek hem vast aan.
,Mag ik vragen...."
„De menschen," zei Jimmy, „zeggen in den
regel iets onaangenaams, als ze zoo beginnen."
„Mag ik vragen, waarom u zich al die moeite
getroost hebt, om mij voor gek te laten staan?
Waarom hebt u me niet in het begin al kunnen
zeggen, wie u was?"
„Ben je vergeten, wat je allemaal voor leelijke
dingen tegen me vertelde over Jimmy Crocker?
Ik dacht, dat als je wist wie ik was, je niets
meer met me te doen zou willen hebben."
„Dat was een heel juiste gedachte."
(Slot volgt)