SKet veï&aal den dag Het Zeemonster van Nagasaki De 40 leden tellende biefgtukclub NOG EEN JAARTJE... EEN WAARHEIDS-SERUM SÏÏtTïïï: De m De zorgen van Ml A** iiHSfiffyii WOENSDAG 14 APRIL 1937 GESTICHT IN 1768 Op Vrijdag vóór volle maan wor den de gezamenlijke eet- en drinkpartijen gehouden Trouw aan ouden regel Het Haagje Studie van het ontstaan der residentie De toepassing nog zoo gevaarlijk, dat deze alleen in uiterste nood zaak kan geschieden Deel van de hersenen „afgesloten" AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR P. G. WODEHOUSE Vooral Fransche schrijvers in de vorige eeuw staken gaarne den draak met het Engelsche clubleven, en wanneer één ding belachelijker was dan de excentrieke Londen- sche club dan was het de voorstelling, die de Pransche schrijvers ervan gaven. Engelschen vermaakten zich met de parodie evenzeer als de Pranschen, maar om andere redenen. De fout, die deze Pransche schrijvers maak ten, bestond hierin, dat zij 't deden voorkomen alsof de leden van een excentrieke Engelsche club ook noodzakelijkerwijze excentrieke men- schen waren. Het tegendeel is waar. Clubleden zijn bijna steeds doorsnee-menschen. Maar zoo als eenige honderden doorsnee-menschen een regiment vormen, en dan collectief dapper zijn, zoo vormen een paar honderd doorsnee-men schen een Engelsche club, en zijn dan collectief excentriek. Op den Vrijdag vóór volle maan houden de Veertig leden van de Beefsteak-Club in de „Sa racen's Head" te Chelmsford, in Essex, hun feestmaal. Het is een der oudste, ontoegankelijkste en minst-bekende clubs van Engeland. Zij werd gesticht in Februari 1768, en reeds 169 jaren achtereen hebben de leden op Vrijdag vóór vol le maan hun gezamenlijke eet- en drinkpartijen gehouden. Evenals het aantal ridders der groote Orden, zoo is ook het aantal leden van deze club be> perkt. En wel tot veertig. Zelfs thans is Essex, met uitzondering van de onmiddellijk aan Londen grenzende distric ten, in hoofdzaak' een landbouw-graafschap. In de achttiende eeuw, toen bijna heel Engeland aan landbouw en veeteelt gewijd was en, met uitzondering van Londen, zelfs de grootste ste den klein waren, was Essex het domein van den Squire, den landjonker. De landjonker van die dagen was zelden een Verfijnde geest. Hij wist heel veel van paarden af, en zijn gesprekken roken naar den paar denstal. Maar in tegenstelling met de meeste tegenwoordige paardenliefhebbers, was hij ook een liefhebber van paardrijden; hij reed veel en hij reed woest. Draafde hij door de hobbe lige straten van Essex' dorpen en landstadjes, dan snelden de moeders naar buiten, om haar kinderen in veiligheid te brengen, want de paardrijdende Squires lieten zich hun genoegen niet door spelende kinderen vergallen. Zij wa ren niet inhumaan, maar zij hadden er geen begrip van dat datgene, wat maatschappelijk lager stond dan een landjonker, werkelijk tot het menschdom behoorde. Toen zij het in de ne gentiende eeuw ontdekten, werden zij de beste landjonkers ter wereld. Zij waren echter steeds zeer goed voor zichzelf en voor elkaar, dus voor diegenen die volgens hun beperkte begrippen het menschdom vormden, en meestal ook voor him bedienden, waarvan zij hielden op dezelfde manier als waarop wij van onze huisdieren houden. Van wijn hadden ze evenveel verstand als van paarden; ze konden er onbegrijpelijk veel van verdragen, en dronken er bovendien nog veel meer van dan zij verdragen konden. De i Jneesten hunner waren ervan overtuigd, dat hun wijnkelders Gode welgevallige instellingen wa ren, en dat zij door veel en goeden wijn te drinken, datgene deden waarvoor zij geschapen Waren. Men begiet de bloemen en planten, op dat zij zullen bloeien, en de landjonkers bego ten zichzelf en elkaar met wijn, opdat ook zij zouden bloeien. Beefsteak-clubs waren er reeds vóór 1768 ge sticht. In 1711 bestond er al een te Londen, en de beroemde tooneelspeler Garrick was lid van een Beefsteak Society. Het doel dier clubs en vereenigingen was eten en drinken, hetgeen in een tijd van diep religieus verval een soort eere- dienst geworden was. De jonkersklassen, die zich zoozeer bewust waren van haar maat schappelijke bevoorrechting, wilden bewijzen, dat zij hun privileges op prijs stelden. Wat het Latijn was voor de geleerden, was de wijn voor hen. Alleen was hun wijn veel zuiverder in zijn soort dan het Latijn der ge leerden. Zij dronken wijn en dachten in ter- Kien van wijn althans op hun bijeenkom sten. Zij gingen weddenschappen aan om zóó veel flesschen, en wie de regels der Club over schreed moest een boete betalen van zóóveel gallons rooden wijn. Toch was de stichting der Beefsteak-Club te Chelmsford een teeken, dat de Squires van Es sex, die niet heel veel verstand, maar het in stinct van een dier of een natuurmensch had den, het einde van de heerschappij hunner klasse voelden naderen. Een maatschappelijke groep, die zich terugtrekt in een club, heeft op gehouden een maatschappelijke groep te zijn. De club is een mausoleum en de groep is „bijge zet". De Beefsteak Club bestond voornamelijk van de bijdragen der leden in den vorm van wijn. Tegen het midden van de vorige eeuw, toen de Squire begon te worden wat hij thans is, na- Kielijk een zeer rustige en fatsoenlijke grond bezitter, die meestal bijverdiensten zocht in de City van Londen, ging het de Beefsteak Club Kiet naar den vleeze (een zeer geoorloofde beeld spraak, naar ik mij vlei), en in een circulaire Van 15 Mei 1843 een der vele documenten Welke in de archieven der club berusten werd geklaagd over de minderwaardige kwaliteiten der wijnen, welke de leden den laatsten tijd bij gedragen hadden. Thans evenwel verheugt de club zich in groo- ten bloei. De landadel van Essex rijdt niet meer paard, en de gesprekken rieken veeleer naar benzine dan naar den paardenstal. Maar in dit opzicht onderscheidt de landadel zich niet van een groot deel der overige bevolking. Zijn be langen zijn niet meer beperkt tot zijn eigen landgoederen; de Squires nemen deel aan het nationale en provinciale leven, en zijn even nuttige of nuttelooze menschen als het gros hunner medeburgers. Maar eens in de maand komen zij in het oude Chelmsford bijeen, en ge ven zich daar al etend en drinkend over aan de illusie, dat de tijden hunner voorouders nog niet geheel tot het verleden behooren. Maar meer dan een illusie is het niet en beoogt het ook niet te zijn. Weinigen van de veertig leden der Beefsteak Club zouden die tijden terugver langen. De maaltijden worden steeds gehouden op Vrijdag, vóór de volle maan. Ook dit laatste is een illusie. Keerden in de achttiende eeuw de Squires na een rijk besproeid feestmaal over de slechte en duistere wegen naar hun haardsteden terug, dan was de kans dat zij den nek braken niet gering. Vandaar dat de maaltijden gehou den werden als de wegen verlicht werden door de maan. De koplichten der auto's verlichten thans de effen wegen beter dan de helderste maan, maar voor geen geld ter wereld zou de Beefsteak Club den ouden regel ontrouw wor den en bijeenkomen na de volle maan. Dit is juist een der eigenaardigheden, waar aan de Engelschen, als volk, zooveel te danken hebben. Van de meeste oude steden in ons land kent men de geschiedenis punctueel, maar omtrent het ontstaan van "s-Gravenhage, onze schoone en deftige residentiestad, is men niet zoo heel zeker. Onderzoekers van de laatste jaren hebben beweerd, dat er in de buurt van de Pastoors waranda al geruimen tijd vóór den grafelijken tijd een nederzetting zou zijn geweest. Het dieper doordringen in onze middeleeuwsche ge schiedenis, mede in verband met eenige belang rijke opgravingen in de kuststreek, is aanlei ding geweest tot die hypothese. Vroeger echter werd algemeen aangenomen, dat Den Haag zich geheel naast en als het ware in de scha duw van het grafelijk jachtslot heeft ontwik keld. Dit echter dateert uit de 13e eeuw. Dr. Leyden nu heeft de zaak opnieuw tot onderwerp van studie gemaakt, en schrijft daar over in het Haagsche Maandblad: Documenten zijn er niet bekend, althans geen geschreven documenten, maar in het wegen- en straten- net is er een groot stuk oude geschiedenis be waard gebleven. De namen van die wegen, van buitenplaatsen, wijken, enz. zijn in den loop der eeuwen dikwijls leelijk verbasterd. Voor zichtig behandeld, kunnen zij ons echter nog heel wat leeren. De toponymie (plaatsnaam- kunde) is echter een zeer moeilijk en tevens zeer verleidelijk vak. Met wat durf en wat combinatievermogen komt men al heel gemak kelijk tot belangrijk lijkende conclusies. Er wordt in de laatste jaren zeer veel aan topo nymie gedaan. Niet altijd op streng weten- schappelijken grondslag. De schrijver komt tot deze conclusie: Tot in betrekkelijk laten tijd laat zich aan- toonen, dat er geen voldoende gronden zijn om aan te nemen, dat ter plaatse van de latere residentie een oudere nederzetting zou hebben Behalve de nieuwste verkeers- voorschriften moet u óók nog de oudste ongevallenoorzaken (roe keloosheid en drankmisbruik!) kennen! bestaan; integendeel: alles wijst er op, dat juist deze streek nog in het geheel niet bewoond was. Dit veranderde echter spoedig ten gevolge van een gebeurtenis, waardoor de algemeene betee- kenis der geheele kuststreek grondig werd ge wijzigd: het ontstaan van een doorloopende waterverbinding van de Maas naar den Rijn door het delven van een verbinding tusschen de Vliet en de Schie. Dit is vermoedelijk in de 11e eeuw geschied. Spoedig ontstond er nu langs de Delft een nieuwe nederzetting met groote ontwikkelingsmogelijkheden. En dezelfde waterverbinding werd ook de voorwaarde voor de groeiende beteekenis van Leiden, dat, zoo als bekend, vóór de opkomst van Amsterdam de grootste en belangrijkste stad van Neder land is geweest. Het nieuwe „Delft" werd ge graven midden tusschen de twee oudere straten, de straat van Abtswoude in het Westen en de straat van Delfgauw in het Oosten. Het ver keer werd van het land op het water getrokken, en de beide straten verloren haar voormalige beteekenis. Er kon nu ook een nieuwe verbinding tot stand komen, rechtstreeks van Delft naar de kust onder Scheveningenen langs die verbin ding is dan ook weinig later de aslijn van ,het dorp bij „Die Haghe" ontstaan. Het Westland en de omgeving van Monster, waar ten gevol ge van de voortdurende nieuwe aanslibbingen langs de kust geen bruikbare waterweg gehand haafd kon blijven, werd tot een dooden hoek, en de residentie te 's-Gravezande lag veel te ver af van de nieuwe middelpunten van handel, nijverheid en verkeer. Zoo werd het jachtslot bij „Die Haghe" de aangewezen plek voor een nieuwe vestiging der residentie. Deze bleef on afhankelijk van de steedsche burgerij, maar van de nieuwe nederzetting uit kon Delft in 1 'A uur, Leiden in ongeveer 3 uur gaans wor den bereikt. Buitendien was de strategische positie van het slot en zijn omgeving, aan het uiteinde van het Bosch en de „wildernis", in dien tijd bijzonder gunstig. Pas na en door de opkomst van Delft if dus vermoedelijk op den croeen geestgrond rondom de Groote Kerk in het tegenwoordige hartje van Den Haag een menschelijke woonstede ontstaan. Wij meenen dus zonder bezwaar de gevolg trekking te mogen maken, dat de oude opvat ting met betrekking tot het ontstaan en den ouderdom van 's-Gravenhage, reeds 100 jaar geleden door Van der Aa verkondigd, nog steeds haar geldigheid heeft behouden en gelooven, dat het geen aanbeveling verdient door onbe wezen gissingen op dit terrein allerlei verwar ring te stichten. min imir „Nog één jaartje dan," zei Kniertje, En mevrouw de BoerVan Rijk Gaf daardoor aan Neerland nogmaals Van haar energie een blijk. Nóg een jaar zal zij weer spelen, Blijft zij het tooneel nog trouw, Kan 't publiek nog weer bewond'ren Deze opmerkelijke vrouw. Nóg een jaar bij al die vele Dat zij op de planken stond, Dat zij menschenzielen roerde Tot hun diepsten, stilsten grond. Nog een jaar zal zij ons spelen 's Levens vreugd en 's levens leed Met een waarheid, met een diepte, Die slechts zij te geven weet. Wat een rijkdom, wat een schoonheid En ontroering, groot en veel, Gaf deez' fijne kunst-naresse Van ons Vaderlandsch tooneel. Wat een energie en sterkte, En een pracht vitaliteit, Wat een ware, sterke roeping, Wat een onverwin'lijkheid! Bij de grootheid van dit kunnen Is de lof slechts holle klank, Hier is Neerland stil van eerbied, Van bewond'ring en van dank. HERMAN KRAMER 1 ïïlllll llllll IHIIIII lllll lllllllll III llll lllll llltlltll llll IIIIIIIIHIIIIMIIIIIII lillik Een instrument, waarmede „geregistreerd" kan worden of iemand opzettelijk onwaar heid spreekt, werd reeds verscheidene ja ren geleden uitgevonden. Het berust hierop, dat een bepaald deel van de hersenen in werking gesteld wordt door wie iets vertelt, waarvan hij weet, dat het in strijd met de feitelijKe waarheid is. Welk nut dit instrument in criminologisch op zicht ook moge hebben, de resultaten schijnen toch beperkt en in hoofdzaak negatief geweest te zijn. Zoo maakt het een verschil of iemand, wien een verhoor afgenomen wordt, een leugen bedenkt, dan wel een van te voren zorgvuldig opgemaakte leugen eenvoudig vertolkt. Som mige personen met levendige fantasie kunnen zich zoo „indenken" in hun eigen verzinsels, dat zij het bewustzijn van te liegen geheel of grootendeels verliezen, wanneer zij hun val- sche verklaringen afleggen. Het is een welbe kend verschijnsel, dat „opsnijders" hun eigen verhalen gelooven, na ze eenige malen ver teld te hebben, en hun fantasieën zien alsof ze op werkelijke voorvallen betrekking hebben. Het constateeren van leugens langs dezen w« zal dus verschillende resultaten hebben, naar mate de personen, met wie de proeven genomen worden, zelf meer of minder onder den indruk verkeeren van het feit, dat zij leugens vertel len. Bovendien zijn de meeste verklaringen van dien aard aaneenschakelingen van waarheid en verzinsel, en het kan voorkomen dat, terwijl iemand de waarheid vertelt, zijn brem onder den invloed verkeert van de leugen, die hij een minuut later debiteeren zal. Kortom: het instrument zal aantoonen, dat een getuige on betrouwbaar is, dat hij liegt, maar hel zal slechts op zeer gebrekkige wijze kunnen aan toonen welke passages wél, en welke passages niet in overeenstemming met de waarheid zijn. En zelfs wanneer het mogelijk is langs dezen weg de leugen op te sporen, het is volkomen onmogelijk datgene op te sporen wat nog veel belangrijker is, namelijk de waarheid. Er is ook sprake geweest van een soortgelijk In een café te New-York zat een jonge, ma gere artist. Het ging hem slecht; in tijden had hij reeds geen behoorlijk engagement kunnen krijgen en zijn acrobatische toeren wer den alleen door het weinig talrijk publiek van een zocveelste hands variété in een onmo gelijke wijk van de hoofdstad slechts heel ma tig gewaardeerd. Banner loerde op een kans, hij wist dat hij in zijn nummer goed was, hij behoefde slechts „ontdekt" te worden om naam te maken enin Amerika is alles mogelijk op de meest verrassende wijze. Terwijl de artist zat te piekeren, werd zijn aandacht plotseling getrokken door twee hee- ren, die aan een tafeltje in zijn buurt op vrij luiden toon een „crisis"-gesprek voerden. Ban ner begreep uit het gesprek, dat één der hee- ren manager, bedrijfsleider, was in een pas ge opend groot warenhuis. „Maar ondanks de enorme uitgaven, de kost bare etalages en de geweldige reclame, gaat de zaak allerellendigst. De massa gaat voorbij; enkelen gaan kijken en gaan binnen, maar de massa, die de enkelen meezuigt, die gaat langs de deuren voorbij. Waar is de idee, de aan dacht op ons huis te vestigen? Ik weet dat de directie er een tienduizend dollar voor over zou hebben, wanneer iemand de menschenmenigte tenminste voor een kwartier kon vasthouden en de aandacht op ons huis wist te vestigen." Banner stond op. Vastberaden stapte hij op het tafeltje der beide heeren toe en zei: „Was u dat ernst over die tienduizend dollar voor een goede reclame?" De manager keek den artist ontstemd aan, doch Amerikaansch-correct antwoordde hij toch: „Indien u het weten wilt, inderdaad, het was hooge ernst." „All right!" zei Banner. „Voor tweeduizend dollar verklaar ik mij bereid een menschen- massa zelfs een half uur voor uw warenhuis op te houden." „Dan zal ik u in verbinding brengen met mijn directie," tastte de bedrijfsleider onmiddellijk toe. Den volgenden dag werd Banner aan de di rectie van het warenhuis voorgesteld en een contract werd gesloten, waarin Banner, behalve een kapitaaltje, tevens de kans van zijn leven zag. Twee dagen later had, tegen het sper-uur, een geweldige oploop voor het warenhuis plaats. In een zwart tricot klauterde een man tegen den gevel van een wolkenkrabber op, waarin gelijkvloers het warenhuis was gevestigd. Er was een ongeloofelijke handigheid noodig om langs uitstekende randen, kozijnen en venster banken zig-zag naar boven te komen, doch Ban ner kende geen vrees, hij zag slechts zijn succes voor oogen. Onophoudelijk werd de menigte, die dit waag stuk stond aan te zien, grooter. De groep werd steeds dichter en er was slechts aandacht voor dit huiveringwekkend, sensationeele schouwspel. Duizenden stonden tenslotte opgepropt in de straat, het verkeer stokte volkomen en er was niemand die daar een oogenblik zich aan er gerde. Steeds hooger klom de zonderlinge zoe ker tegen een enormen lood- den af was 't een j r ietwat boeiend ge- "VllC§ zicht, dien man j tegen den muur heen en weer te zien bewegen, têrwijl hij lang zaam hooger kwam. „Een vlieg, net een vlieg!" riep er een tus schen de toeschouwers en onmiddellijk ging de treffende vergelijking van mond tot mond. In derdaad, zoo meterhoog boven de menschenme nigte scheen de artist in zijn zwart tricot als een menschelijke vlieg. Mr. Riley, de manager, was opgetogen; het plan was een geweldig succes. Banner was juist tusschen de negende en tiende verdieping, toen het half uur voorbij was. De straat beneden hem was zwart van de menschen; Banner zag geen figuren meer, van zijn hoogte scheen het hem of de straat en het plein voor het waren huis slechts met een groote zwarte uitloopende vlek was bedekt. Mr. Riley was haastig met de lift naar boven gegaan; daar rukte hij op de tiende verdieping een raam open en riep naar Banner, die hier vlak bij hem was: „Prachtig, prachtig! Blijf nog 'n poosje bezig, jongeman!" Banner hijgde van inspanning; toch riep hij terug: „Het half uur is om, mr. Riley. Ik ben ver genoeg geklauterd. Iedere minuut, die ik nog langer hier blijf, moet u honderd dollar kosten." „AU right," sloot Riley onmiddellijk een con tract, „ik zal je waarschuwen, als het vol doende is." In den tijd, dat Banner nog wat hooger klom, deden pers en fotografen hun werk en een haas tig opgestelde luidspreker vestigde de aandacht op het warenhuis, dat het publiek deze echt Amerikaansche sensatie had gebracht. Den volgenden dag hadden de bladen ver slagen, foto's en advertenties van 't warenhuis over dit dol-brutale waagstuk. Het warenhuis had een reuzenreclame gehad en 't succes bleef niet uit. Banner's naam was gevestigd als „mensche lijke vlieg" en.... zijn geslaagde waaghalzerij had hem een kapitaal in nog geen uur tijds opgebracht. instrument, dat hierop berust, dat het ver- teUen van een leugen een gemoedstoestand ver oorzaakt, welke geregistreerd kan worden. Een ieder zou namelijk, ook al is hij zich hiervan niet bewust, door het opdisschen van een op zettelijke leugen geschokt worden. Beweerd wordt evenwel, dat die schokken vaak geheel onevenredig zijn aan de beteekenis van de leugen, die ze veroorzaakt. Zij kunnen boven dien veeleer hun oorzaak vinden in de ge dachte aan de verzwegen waarheid dan in het vertellen van een leugen. Zoo zal een vrouwe lijke getuige van 41 jaar, die uit ijdelheid ver klaart dat zij 35 is, een buiten alle verhouding formidabele leugen registreeren, daar in haar gemoedsleven die leeftijdskwestie, welke voor de zaak, waarin zij verhoord wordt, van niet het minste belang is, een hoogst gewichtige rol speelt. Aan den anderen kant kan hetgeen zij verklaart omtrent het karakter van een der personen in het geding van de grootste Detee- kenis zijn; zij kan, door jaloezie gedreven, het karakter van een andere vrouw opzettelijk veel te slecht afschilderen, of, door sympathie be- heerscht, een karakter opzettelijk veel te gunstig voorstellen, zonder dat een leugen ge registreerd wordt. Ten slotte komt het herhaaldelijk voor, dat een getuige, ofschoon zinnend op een leugen, of met een vooruit opgemaakte leugen gewa pend, toch onder den indruk van het oogen blik min of meer automatisch de waarheid zegt; 77/77777/77 Een van de twee ontdekkingsreizigers sloop stilletjes naar de Drein Drentel en Piet Prikkel lagen intusschen achter een schuur, waar Piet en Drein het zeemonster van Nagasaki hadden schutting en konden alles zien. „Drein," zei Piet, „ze willen opgesloten. Juist verscheen het dier voor een der ramen. Dat zal ons beestje stelen. Loop jij gauw naar het dorp en haal de po- nog niet meevallen om dat beest mee te nemen, dacht de ontdek- litie." Zoo hard als zijn kleine beentjes het toelieten, holde kingsreiziger. Drein weg. Weldra kwam: de politie al aanzetten. De aanvoerder was een Engelsch soldaat, want Piet en Drein waren al binnen de grenzen van Engelsch-Indië. Hij werd gevolgd door twee Inlandsche po litie-agenten, elk met een geweer over den schouder. in zulk een geval evenwel zou er leugen geregis treerd kunnen worden. Wij mogen dus aannemen, dat dergelijke uit vindingen slechts een zeer beperkte en eenigs- zins twijfelachtige waarde hebben. Het spreekt overigens vanzelf, dat de resultaten nooit als bewijsmateriaal mochten worden aangewend; zij konden evenwel van nut zijn bij het voor onderzoek, bij het recherche-werk. Van onnoemelijk veel grooter waarde is een middel, dat beschreven wordt in een pas in Engeland verschenen boek door een Ameri- kaanschen criminoloog, Henry Morton Robin son. Door dit middel immers kan een verdachte of getuige gedwongen worden de zuivere waar heid te spreken. Op het oogenblik evenwel is de toepassing nog zoo gevaarlijk, dat deze alleen kan plaats hebben in geval van de alleruiterste noodzakelijkheid. Het middel heet scopolamine (waarschijnlijk van het Grieksche skopeo, dat bespieden, uit kijken, ontdekken beteekent), maar wordt ook „truthseruui" (waarheidsserum) genoemd. Het is gemaakt van bilzekruid, en Dr. R. E. House, van Texas, die het eens bij een verloskundige bewerking gebruikte, ontdekte dat het zekere deelen van het brein buiten werking stelde, terwijl toch het geheugen, het gehoor en de spraak van de patiënte onaangetast bleven. Bij nader onderzoek bleek dat het deel ^an de hersenen, dat aldus „afgesloten" werd, dat was, hetwelk gewoonlijk gebruikt wordt voor het uitdenken van „vertelsels tot zelf-bescherming" m. a. w. leugens. Een persoon, die onder een invloed verkeert van scopolamine, is in het volle bezit van al zijn vermogens; alleen be schikt hij niet over het orgaan, dat dient voor het uitdenken van leugens. Wellicht doordat dit deel der hersenen buiten werking gesteld wordt, functioneert een ander deel des te scherper, zoodat iemand die met scopolamine behandeld wordt, zich feiten her inneren gaat, die sinds lang in zijn geheugen begraven waren. Schitterende resultaten zijn met het serum bereikt door den officier van justitie te Bir mingham, in den staat Alabama. Daar waren in een jaar tijds 26 personen door middel van bijlslagen vermoord. De officier had 12 ver dachten doen arresteeren en door toepassing van 't serum op elk hunner was hij binnen drie dagen in het bezit van heel de ingewik kelde geschiedenis, zooals deze zich in werke lijkheid afgespeeld had. De afgelegde bekente nissen mocht hij bij de behandeling der zaak niet gebruiken, maar zij hadden hem den weg gewezen, die voerde naar de wettelijke en over tuigende bewijzen van de schuld der verdach ten. Dat dit middel zoo uiterst zelden toegepast wordt, verklaart Mr. Robinson hiermede, dat het hoogst gevaarlijk is, en gemakkelijk den dood tengevolge kan hebben, indien het niet toegediend wordt door een geneesheer, die er ten volle mede vertrouwd is. Vandaar dat maar weinige officieren van justitie het wagen er gebruik van te maken. ATT TT* A Uop dit blad zijn ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen 17 750 m bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door ¥7 *7bij een ongeval met p 250 m ,/A I .1 r. /A lal 111 1 r. jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen I %J\J» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen t %J\J doodelijken afloop A bij verlies van een hand, een voet of een oog. "iiiimimiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimmiiiiimiiiiiii "KI li nn 11| 1111| M11| 111 n n n n in 11| 11| M nm n 11| in 58 „Ik hoop, dat je het voelt Eugenia; des te beter is het voor ons beiden. Het spijt me, dit standpunt te moeten innemen, maar je hebt te veel van me geëischt. Jij bent een vrouw en je Weet, wat het voor een man beteekent, vijf jaar Jang geen fatsoenlijk spelletje meer te zien. Ik ben er bijna onder bezweken, en wensch niet de Proef nog eens te doorstaan. Als meneer Pett mü als zijn butler hier wil houden, dan neem ik het aan. Wil hij niet, dan zal ik toch wel ergens een baantje vinden. Maar, wat er ook gebeurt, ik blijf in Amerika!" Meneer Pett liet een goedkeurend gebrom hooren. >.Er is voor u altijd een plaats in mijn huis!" Zei hij. „Als ik 'n butler kan krijgen die .Maar, Bingley, hoe kun je nu een butler *Ün?" ..Dan moet u maar eens komen kijken," zei ■"«neer Pett enthousiast. „Het is wonderlijk! Men zou zeggen, dat hij veertig jaar lang in de hoogste kringen zijn ambt heeft uitgeoefend!" Die lofprijzing maakte geen indruk op mevrouw Crocker. Zij barstte in tranen uit. Dat was een heel nieuwe ervaring voor haar man, en hij keek haar ietwat angstig aan, ter wijl zijn vastbesloten gedrag een beetje begon te slinken onder dezen onverwachten aanval. „Eugenia!" Mevrouw Crocker veegde haar tranen af. „Dat kan ik niet verdragen," snikte ze. „Al die jaren heb ik gewerkt en mijn best gedaan, en nu, als het geluk zoo dichtbij isBingley, toe kom terug! Nog maar voor een kort tijdje." Meneer Crocker staarde vlak voor zich uit. „Een kort tijdje? Wel, die Lord Percy Whipple geschiedenis ik weet wel, dat jij, Jimmy, gegronde redenen zult gehad hebben, om hem af te rossen, maar, werkelijk, na die ge schiedenis met Lord Percy is er niet veel kans meer, dat „Jawel! Jawel! Het heeft allemaal geen ver schil gemaakt! Den volgenden dag is Lord Percy bij ons geweest met een blauw oog, de arme jongen en zei, dat James een sportieve man was, en dat hij hem nader wilde leeren kennen! Hij zei, dat hij zich nooit tot iemand zoo aan getrokken had gevoeld, en hij wilde van hem weten, hoe een slag, rechtsche hoekslag zei hij, geloof ik werd toegebracht. De heele affaire heeft James werkelijk in zijn achting doen stijgen en mevrouw Corstorphine zegt, dat de Hertog van Devizes het verslag van het ge vecht nog dienzelfden avond aan den eersten minister heeft voorgelezen en dat zij zich toen beiden bijna een beroerte gelachen hebben." Jimmy was diep getroffen. Een dergelijken sportleven geest had hij bij zijn tegenstander heelemaal niet verwacht. „Percy heeft gelijk!" zei hij enthousiast. „Paps, je moet teruggaan. Het is niet meer dan bil lijk!" „Maar, Jimmy, jij zult het toch zeker wel be grijpen? Er valt maar één spel tusschen de Reuzen en de Filistijnen, dan komen de „Dapperen" uit, en het seizoen is nog pas half voorbij!" Mevrouw Crocker keek hem smeekend aan. „Het zal maar voor heel korten tijd zijn, Bingley. Mevrouw Corstorphine, die er toch wel wat van weet, zegt, dat jouw naam ongetwijfeld op de eerstvolgende lijst van de benoemingen zal staan. Als dat allemaal echter den rug is, kun je hier zoo vaak en zoolang terugkeeren, als je verkiest. Wij zouden hier den zomer kun nen doorbrengen en den winter in Engeland, zooals je zelf wilt." Meneer Crocker capituleerde. „Goed Eugenia, ik zal komen I" „Bingley! We zullen met de volgende boot terug moeten keeren. De menschen beginnen zich af te vragen waar jij gebleven bent. Ik heb verteld, dat je voor je rust eenigen tijd op het land doorbracht. Maar ze zullen zeker achterdocht beginnen te krijgen, als jeniet dadelijk terugkomt." Meneer Crocker's gelaat versomberde. Hij had zich nooit zoo erg aan zijn vrouw gehecht ge voeld, als nu zij van die onverwachte tranen weende en hem om allerlei gunsten verzocht met een stem, die beslist anders geworden was. Van den anderen kant er rees een visioen voor zijn oogen van het speelveld op een warmen achtermiddag, maar hij wilde het niet zien." „Het is goed," zei hij. Mieneer Pett bood troostwoorden aan. „Misschien ben je wel terug voor de groote Wereld-Serie?" Meneer Crocker's gezicht klaarde op. „Dat is waar." „En de uitslagen krijgt u van mij iederen dag per telegram, paps," zei Jimmy. „Blijf jij hier, James? Er is heelemaal geen reden, waarom je ook niet mee terug zou gaan. Wanneer je besluit, je gewoonten te verande ren „Zeker, dat heb ik ook, maar dat doe ik in New York. Meneer Pett geeft mij een baantje bij hem op kantoor. Ik begin van onder op en zal mij zoo vervolgens omhoog werken." Meneer Pett sprong bijna omhoog van verras sing. Hij vond het heerlijk, zijn plannen zoo te zien slagen. Het was al heel wat, dat hij eindelijk het besluit had doorgezet, om Willy Partridge in het rijk der hoogere financieele wereld binnen te leiden, te beginnen met het schrijven van adressen, maar dat Jimmy geheel uit eigen keuze zijn verlangen naar het kan toor liet uitgaan, vervulde hem met een groote tevredenheid en hij kon nog maar net voor komen, dat hij op zijn verkeerden voet ging dansen. Maakt u zich om mij geen zorg, paps. Ik zal wonderen verrichten. Het is vrij gemakkelijk een groot fortuin te verzamelen. Ik sloeg van morgen oom Peter gade in zijn kantoor, en hij doet niets anders dan aan een groote mahonie houten tafel zitten en aan zoo'n jongen vertellen, dat hij aan de bezoekers moet zeggen, dat hij voor dien dag afwezig is. Ik geloof, dat ik het in dien tak van industrie een heel eind zal kunnen brengen. Uit het beetje, dat ik er tot nu toe van gezien heb, moet ik besluiten, dat het vak voor mij als geknipt is!" ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK Jimmy keek Annie aan. Zij waren alleen. Meneer Pett had zijn bed weer opgezocht en mevrouw Crocker haar hotel. Meneer Crocker was op zijn kamer bezig met de verf van zijn gezicht te verwijderen. Het was heel stil ge worden in de bibliotheek, toen zij allen vertrok ken waren. „Dat is het einde van een aardigen dag," zei Jimmy. Annie deed een stap naar de deur. „Ga niet weg!" Annie bleef staan. „Meneer Crocker!" zei ze. „Jimmy!" verbeterde hij. „Meneer Crocker!" herhaalde Annie flink. „Of Algernon, als je dat liever hebt." „Mag ik vragen Annie keek hem vast aan. ,Mag ik vragen...." „De menschen," zei Jimmy, „zeggen in den regel iets onaangenaams, als ze zoo beginnen." „Mag ik vragen, waarom u zich al die moeite getroost hebt, om mij voor gek te laten staan? Waarom hebt u me niet in het begin al kunnen zeggen, wie u was?" „Ben je vergeten, wat je allemaal voor leelijke dingen tegen me vertelde over Jimmy Crocker? Ik dacht, dat als je wist wie ik was, je niets meer met me te doen zou willen hebben." „Dat was een heel juiste gedachte." (Slot volgt)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 11