I
I Zoekt gij betrouwbaar I I Plaats dan een „Omroeper
Personeel? 1 1 V71\LrV/a I/VVJ£: voor 80.000 gezinnen
VOSSEN EN BEER
Een avontuur van Reintje de vos
DONDERDAG 15 APRIL 1937
armmmminTiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinnnirimiiiiiiimmrmiiiTminrimiiimniiniinnnnimnmiimiinnHiiiiiiiiira
eiiinininilliiiiiimmimmimralimmmiiiiimminiimimimmimiiiiHiinuttiniimintimiiiiiiiiininiiius
VLIEGMACHINE
Een overzicht tijdens de huldiging van H. K. H. Prinses Juliana
en Z. K. H. Prins Bernhard op de Brink te Baarn ter gelegenheid
van de feestelijke ontvangst van het vorstelijk echtpaar
LEESWIJZER
IN T ZONNETJE
ÖE
re
la
de
Jo
ve
de
or
Zi
lu:
oo
W<
he
We
ko
we
ele
te
SlE
de
mi
Ni
ko
ee:
do
hi;
he
de
da
te;
de
ho
ge
go
Os
de
de
VlE
ge
we
Pli
aa
ge:
ge
ee;
al
va
aa;
gie
Dia
1
he<
in
bai
Wo
kis
hee
scr
is i
tre
wa
ziji
zei:
I
s set
pre
I
arr
laa
eer
te
ftie
dei
leis
var
ge®
toe
Ze
out:
toe
sch
der
C
ger
In
de
gin
gev
eer
koss
no«j
der
En
do»
kii*
r
hij
rot
Pa;
Bei
I
ine
zul
1
toi
Plc
Pa
te?
he
Wai
Zor.
toei;
he
da
CS
en in den kleinen kring, die zóó ontstaan
is, neemt de vos plaats.
X X
o
X
X X X X
o o
X X
XX XX
o o
X X
XX XX
o O
X X
XX XX
O O
X X
XX XX
o o
X X
X
X X - vossenhol
o - vos
- beer
Midden in den grooten cirkel gaat een
der spelers staan, die den beer voorstelt.
De leider begint nu op 'n fluit of mond
harmonica, of iets anders, een stukje
muziek te spelen en onmiddellijk beginnen
de jongens of meisjes, die een vossenhol
voorstellen, dan plotseling om hun vos
rond te dansen. Eensklaps zwijgt dan de
muziek, de holen vallen uit elkaar, door
dat de handen worden losgelaten; de vos
sen ontsnappen uit hun holen en rennen
naar den beer toe.
Voordat ze er echter zijn, begint de
muziek weer te spelen. De vossen geven nu
elkaar de hand en vormen nu 'n cirkel
rondom den armen beer, die zenuwachtig
brommend en met wilde armbewegingen
heen en weer loopt.
Eensklaps zwijgt de muziek nu weer,
de vossen laten elkaar los en rennen
weer terug naar een of ander hol, dat ze
te pakken kunnen krijgen.
Ook de beer doet daarvoor zijn best.
Als de holen alle bezet zijn, blijft er dus
één dier over, dat niet vlug genoeg ge
weest is.
Dit dier moet op zijn beurt weer midden
in den kring gaan staan als „beer"; de
muziek zet weer in en het spel begint op
nieuw.
Natuurlijk kan de leider, bij gebrek aan
een muziekinstrument, zich ook behelpen
met fluitsignalen of handgeklap, maar de
vroolijke muziek maakt het veel leuker.
Dit is nou eens een spelletje, dat ook
kleinere jongens heel leuk vinden.
Om dit leuke spel te spelen heb je een
groot aantal deelnemers noodig. Het kan
natuurlijk ook wel met weinig jongens of
meisjes gespeeld worden, maar hoe grooter
de troep deelnemers, hoe spannender het
wordt.
De spelers worden verdeeld in groepjes
van vier; deze groepjes gaan in een groo
ten kring staan. In ieder afzonderlijk
groepje wordt één speler als vos aange
wezen, de andere drie stellen samen het
vossenhol voor. Ze geven elkaar de hand
vouwzijde naar elkaar en vouw den drie
hoek (fig. B). Nu steken we een strook pa
pier, die even lang is als een zijde van het
oorspronkelijke vierkant, onder de beide
naar elkander toegevouwen punten van fig.
B. Daarna vouwen we den top van den
driehoek naar omlaag (fig. C). Dan moet
de naar beneden gevouwen top weer omge
vouwen worden zooals fig. D aangeeft.
Daarna vouwen we de heele vliegmachine
in de lengte dubbel (fig. E) en vouwen ten
slotte de vleugels en den staart langs de
stippellijn om.
W. STUURMAÏÏi
De ministers Van Lidth de Jeude»
Gelissen en Deckers brachten Woens
dag te den Haag een bezoek aan d«
Egyptische Kamer van Koophandel;
De onderzeeërs O 12 en O 14 zijn Woensdag uit den Helder naar West Indië vertrokken, waar zij
het tlottieijevaartuig .Johan Maurrts van Nassau* gaan aflossen. De schepen bij het verlaten der haven
van Nieuwediep
Voor het eerst na den rampzaligen tocht van eenige maanden geleden, heeft men Woensdag te Zandvoort
weer met de reddingboot van de N. Z. Hollandsche Redding Mij. geoefend. De dappere redders kiezen
met hun boot het ruime sop
Knip een reep stevig
papier van 12 c.M. lang
en 3 c.M. breed. Bekijk
nu de teekening eens
goed. Het zwart, dat je
ziet is een lint, dat
door het papier heen
gevlochten is. Overal
waar 't zwart ophoudt
en weer begint is dus
een knip in het papier
gegeven. Het beste is
om eerst den bladwij
zer te calqueeren en
hem dan precies op het
midden dubbel te vou
wen. Je kunt dan heel
gemakkelijk langs de
gecalqueerde lijntjes de
knipjes geven. Dus goed
oppassen maar, dat je
niet te ver knipt. De
grijze driehoekjes op
den bladwijzer kun je
mooi kleuren, of als je
veel van plakken
houdt, knip je ze van
gekleurd papier en
plakt ze daarna op. De
einden van het lint
rafel je uit.
Vouw 'n vierkant stuk papier, dat niet
dik maar toch stevig moet zijn, dubbel
(fig. A). Buig dan de beide hoeken aan de
Ik wandel met m'n póppekind
Zoo heerlijk op en neer,
In 't zonnetje, in onze straat,
Want het is prachtig weer.
M'n lieve kleine póppekind
Had van den winter griep.
Ze hoestte zóó, dat ze des nachts
Haast heelemaal niet sliep!
De dokter (dat is broertje Kees)
Zei: „ze moet véél in de lucht,
Véél in de zon, dan gaat de hoest
Vanzelf wel op de vlucht!"
En als de zon nu lekker schijnt,
Neem ik m'n póppekind.
En 'k wandel met de kleine schat,
Die dat wat prettig vindt!
Ze krijgt al roode wangen hoor,
En eten doet zenou....
„Ik blief niet meer., ik héb genoeg..
Dat zegt ze nu niet gauw!
Als nu die warme lentezon
Een poosje nog zoo schijnt,
Dan wed ik, dat die nare hoest
Vast heelemaal verdwijnt!
R. F. W.
Het afscheid voor het vertrek van de
O 12 en O 14, die Woensdag de
haven van Nieuwediep verlieten met
bestemming naar West-lndië
„Waarom niet? Tegen jou durf ik het
gerust opnemen!"
De vos lachte nog harder.
„We zullen tot aan den oever van de
rivier loopen," zei de slak, „en je krijgt bo
vendien een lichaamslengte voor!"
De vos keek de slak verbaasd aan.
„Meen je dat nu?" vroeg hij.
„Wis en zeker," antwoordde de slak.
De vos ging voor de slak staan en deze
kleefde zich vast aan het uiterste puntje
van den vössestaart terwijl zij riep:
„Ik zal wel tellen, één, tweedrie!"
De vos snelde vooruit, zoo hard, dat de
haren uit zijn pels vlogen. In minder dan
geen tijd was hij aan het doel. Snel draai
de hij zich om, om te zien of de slak al
dichtbij was, maar door de kracht van het
omdraaien vloog de slak van den staart af
en kwam met een sierlijken zwaai aan den
anderen oever van de rivier terecht.
„Kom je onderhand, opschepper?" riep
de vos, „waar blijf je nu met je praatjes?"
„Kalm wat," antwoordde de slak aan
den anderen kant, „ik ben al wel een kwar
tier hier en uit verveling ben ik toen maar
naar dezen oever gezwommen!"
Een half uur stond de vos, met zijn mond
open, dat wonder te overdenken.
„Dat wordt te erg," mompelde hij toen,
„als zelfs een slak harder kan loopen dan
jij, dan wordt het tijd dat je een land op
zoekt waar de dieren nog net zoo zijn als
vroeger."
En met den staart tusschen de beenen
vertrok hij naarja, hoe heet dat land
nu ook weer....
PIET BROOS.
De vos maakte eens een wandelingetje
door het bosch om mogelijk het een
of ander hartig brokje machtig te
worden, toen hij opeens een paard tegen
kwam dat zijn hoofd liet hangen en hem
treurig aankeek.
„Wat nu?" zei de vos, „heb je verdriet?"
„Ja zeker," antwoordde het paard, „en
ik zal je vertellen waarom. Ik ben oud en
het werk dat ik vroeger verrichtte, kan ik
nu allemaal niet meer doen. Mijn baas wil
me niet langer te eten geven. Alleen wan
neer ik een leeuw thuis breng, wil hij me
houden en mag ik in zijn stal blijven."
„En?" vroeg de vos. „waarom breng je
dan geen leeuw thuis?"
Het paard lachte eens en schudde het
hoofd. „Ik een leeuw thuisbrengen!?"
,Js dat zoo iets bizonders," meende Rein-
tje, „ik wil je wel helpen. Je gaat hier mid
den op den weg liggen en steekt je vier
pooten recht in de lucht, net of je dood
bent. Straks kom ik met den leeuw terug,
dus schrik dan niet!"
De vos ging naar den leeuw en zei: „Heer
Leo, daar buiten ligt een dood paard. Als
je het gaat halen kun je er wel drie dagen
van eten."
De leeuw ging direct mee en toen zij bij
het paard kwamen zei Reintje:
„Het zal moeilijk zijn zoo'n grooten buit
naar huis te sleepen, als je wilt zal ik het
Iaan je staart vastbinden, dan kun je er
thuis rustig van genieten."
„Best," zei de leeuw en ging andersom
staan.
De vos bond nu den paardenstaart aan
den staart van den leeuw, maar sjorde er
bovendien zijn achterbeenen bij, zoodat de-
leeuw zijn pooten niet meer bewegen kon.
Toen hij klaar was, klopte hij het paard
op den schouder en riep vroolijk:
„Sta maar op schimmeltje en trekken!"
Het paard sprong op en trok den leeuw
achter zich aan.
De koning van de dieren brulde zoo luid,
dat alle vogels van schrik uit de boomen
vielen. Maar het paard liet hem brullen en
rende in een adem over heuvelen en da
len, langs dorpen en steden naar het huis
van zijn baas.
„Mooi gedaan" riep deze, „nu kun je je
leven lang bij mij blijven en ik zal zorgen
dat je flink te eten krijgt."
„Wat ben ik toch slim," dacht de vos,
terwijl hij lachend het hollende paard na
keek. Juist kroop er een slak over den weg.
„Kun je ook zoo hard loopen?" vroeg de
vos, terwijl hij naar het paard wees „ik
verwed er mijn hoofd onder dat je zelfs
een wedloop met me aan durft gaan."
De slak stak haar vier horens naar bo
ven, keek den vos van onder tot boven
aan en zei toen bedaard: