<Kd imfml den day Het Zeemonster van Nagasaki Een wonderlijk heerschap f/ De zorgen van Jimmy EEN KRONINGSBOEK DONDERDAG 15 APRIL 1937 Een van de rijkste mannen ter wereld Vroolijke Brabanders? Voor de a.s. plechtigheid te Londen Het dagelijksch leven van Einstein kort „Ja", suze j De snoepzuchtige stapte, gewapend I Coolen's „Vreemdeling" te Aken Dertiende Sociale Studieweek AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR P C. WODEHOUSE Mijn vader zou de straten van Londen van Charing Cross tot Oxford Circus best met parels kunnen plaveien, indien hij dat in zijn hoofd zou halen," vertelde op zeke ren dag de jonge hindoe Prins Azam Tah glim lachend tegen een van de meest beroemde Lon- densche juweliers. En dit is geen bluf, want de vader van dezen jongen prins, de Nizam van Haidarabad, sou- Verein over 14 millioen onderdanen, is een van de rijkste mannen ter wereld. De feesten, die onlangs bij gelegenheid van den verjaardag van Zijne Hoogheid gegeven werden, spreidden een luister ten toon, waardoor de meest verwende oogen zelfs verblind werden. Het feestprogram vermeldde een défilé, vuur werk, bedeeling van het volk in één woord: heel het apparaat van een ongekende weelde Werd in werking gesteld. Alleen het vuurwerk kostte 500.000 gulden, terwijl eenzelfde bedrag Werd besteed voor den aankoop van duizenden electrische lampen, die moesten dienen voor een reusachtige illuminatie. Om de armen te spij zigen werden 10.000 ossen en 10.000 schapen ge slacht, want volgens Oostersche traditie moest de vorst er voor waken, dat in die dagen nie mand in de hoofdstad honger leed. Na de plechtigheden in de Moskee heeft de Nizam den vertegenwoordiger van den Onder koning van Indië ontvangen; daarna maakte hij een rijtoer in een zilveren koets en terwijl hij door de straten en langs de winkels reed, heeft hij het geld met handenvol uitgestrooid onder het volk, allemaal spiksplinternieuwe munten. De Europeanen staan verwonderd over een dergelijke vrijgevigheid, maar toch behoeven we daarover niet zoo verbaasd te staan, als we we ten dat Prins Nizam heel zijn land aan een dergelijke praal en pracht gewend heeft. Tijdens zijn regeering is het aantal scholen, hospitalen, winkels en fabrieken geweldig uit gebreid. Twee jaar geleden is deze prins be gonnen met den bouw van een Universiteit te Osmanië, die niet minder dan 25 millioen gul den zal kosten, terwijl de terreinen, waarop deze gebouwen-complexen verrijzen, een opper vlakte beslaan van 1500 hectaren. Drie jaar geleden liet de Nizam in Delhi een paleis bou wen van enorme afmetingen, met drie binnen plaatsen en 180 kamers. Dit jaar heeft de vorst aan ieder dorp één radiotoestel ten geschenke gegeven: dit jubileum-cadeau kostte den milden gever een tiental millioenen. Deze groote vrijgevigheid is echter geenszins een mild gebaar van den prins persoonlijk, want al deze giften worden betaald uit de inkomsten van de civiele lijst. Wanneer het persoonlijk fortuin van den vorst aangesproken moet worden, toont hij zich een gierigaard, waarbij de vrek van Molière nog maar een kind was. Niet dat zijn schatkist slecht voorzien is. Hij heeft kelders vol met goud, dat daar met wagens In baren en klompen wordt heengebracht; kost bare steenen, parels, diamanten of saphieren Worden daar in volle koffers bewaard; de eene kist staat boven op de andere gestapeld. In 1932 heeft de vorst juweliers laten komen om deze schatten te catalogiseeren; thans, na vijf jaar, is deze collectie nog niet voor de helft geregis treerd. Zoo verklaren althans de juweliers, want niemand krijgt deze schatten te zien; ze zijn zelfs zoo goed opgeborgen, dat de vorst ze zelf slechts moeilijk kan vinden. De eigenaar van deze fabelachtige schatten schijnt dan ook zelf niet te weten hoe rijk hij precies is. Behalve in uitzonderlijke gevallen is hij zoo armoedig gekleed dat men hem voor een bede laar of landlooper zou houden. Het is meer dan eens gebeurd, dat voorname gasten bij den vorst te Haidarabad op bezoek kwamen en met groot medelijden den poover-gekleeden man beschouw den, die hen in deze gouden zalen van het pa leis ontving. Zonder uitdrukkelijke toestemming Van den vorst mag er geen enkel paar schoenen, geen enkele broek of jas uit zijn garderobe ver nieuwd of vervangen worden. „Maar ze zien er nog heel goed uit; ik kan Ze nog heel goed dragen," zeide hij tot zijn ouden kamerdienaar, die zijn kleerkast beheert, toen deze van plan was een paar versleten schoenen weg te geven, of een broek die tot op den draad versleten was. Op zekeren dag was de vorst te Calcutta te genwoordig bij de wedrennen. Nizam kreeg zin in een ijsco. Hij verliet dus zijn plaats en om de allergoedkoopste soort te kunnen krijgen, ging hij van de plaats waar de jockey's worden gewogen naar het middenveld. Hij hield daar een koopman aan, vroeg hem wat zijn ijsco's kostten, en toen de koopman zijn prijzen ge noemd had, riep hij uit: „Afzetters! Jullie zou den een fatsoenlijk mensch willen ruïneeren!" En de rijkste man ter wereld had brandenden dorst, maar zonder ijsco keerde hij terug naar Zijn loge. In dit verband is ook heel merkwaardig, dat hij eens uitnoodigingen voor een diner heeft rondgezonden, die geschreven waren op stukjes Papier, die hij van oude brieven had afge scheurd. En deze man, die een prachtige garage heeft, met de meeste luxe-wagens, rijdt bij voorkeur uit Zuinigheid in een oud tweede-hands-Pordje. Hierdoor werd zelfs eens 'n keer een zeer ko mische situatie geschapen. Op een der groote Pleinen van de hoofdstad werd een troepen- Parade gehouden. Heel het „leger" was daarbij tegenwoordig, 'n Schittering van uniformen, helmen met wuivende pluimen, lanciers met Wapperende banieren, die tintelden in het felle Zonlicht.... Want de vorst houdt van soldaten met prachtige uniformen. En de almachtige heerscher over 14 millioen onderdanen kwam daar aangereden onder het schetteren der fan fares, in een oud rammelend Pordje, dat over het plein huppelde als een dolle hond. In 't begin ging alles goed, maar plotseling weigerde het oude, amechtige Pordje. Het kön niet meer. Tevergeefs trachtte de chauffeur de oorzaak van het mankement op te sporen; ten einde raad moest er tenslotte een monteur uit de vorstelijke garage gehaald worden, die in allerijl in een luxe-wagen kwam aangereden om het Pordje te repareeren. Zoo'n wonderlijk heerschap is de Nizam van Haidarabad. In Brabantia Nostra schrijft Mgr. dr. Th. Goossens: „Op mijn schrijftafel ligt een prospectus van een nieuw werk van prof. dr. J. de Vries. Het draagt den titel: „Volk van Nederland", en zal „het innerlijke gezicht van ons Nederlandsche volk toonen", dat Nederlandsche volk, hetwelk, zoo vangt dat prospectus aan, bestaat uit „vroo lijke Brabanders, stugge Friezen, volhardende Zeeuwen, zwijgzame Twentenaren, beweeglijke Limburgers, nuchtere Hollanders." Ik vertrouw, dat het boek beter zal zijn dan het prospectus, want dat „vroolijke Braban ders" is een vloek tegen ons volkskarakter, die, gelijk dat met vloeken gaat, meer wordt ge bezigd èn te pas èn te onpas. Zelfs Timmermans heeft zich er niet vrij van gehouden in zijn Pieter Breughel. Wanneer men vroolijk wil vervangen door blij, dan heb ik er gaarne vrede mede. Vroolijkheid is uitwendig; blijheid inwendig. Blijheid is in het hart, vroolijkheid hoogstens op de tong. De Brabander is niet vroolijk. Op de keper be schouwd, is hij veel meer zwaar op de hand, dan loszinnig; veel meer in zich zelf gekeerd, dan uitbundig. Doch blij is hij in de blijheid van het kindschap Gods. Blij is hij in zijn eenvoud en soberheid. Blij is hij in zijn mede deelzaamheid en goedgeefschheid, zijn gulheid en medelijden. Er bestaan nog zoo veel averechtsche mee ningen over Brabant, binnen en buiten de grenzen. Er bestaat nog zoo veel onkunde en onwetendheid daaromtrent. Nog kort geleden ontmoette ik een hooggeleerde uit een der noor delijke universiteitssteden, en het gesprek kwam op het leven, dat naar alle kanten in Brabant uitbreekt. En als een bewijs, dat mijn bezoeker daarvan goed op de hoogte was, zei hij: „Ja, verleden jaar is immers het paleis van Willem II te Tilburg gerestaureerd!" Op 'n drogen weg moet uw auto bij 40 km per uur binnen 16 meter kunnen stoppen. Maar bij 80 km per uur is die remweg niet 32, maar 64 meter! By Novelle en Co. Ltd. te Londen is versche nen een Coronation Service Book, d.w.z. een boek waarin geheel het verloop is aangegeven van de plechtigheid der kroning van Koning George VI en Koningin Elizabeth, op 12 Mei a.s. in Westminster Abbey. Het is de officieele gids, zou men kunnen zeggen, voor deze im mense belangstelling trekkende plechtigheid, een gids voor welks uitgave de opdracht is ge geven door het Stationery Office van Zijne Majesteit, en men vindt er in zoowel den tekst van den Anglikaanschen dienst, met de be schrijving van alle ceremoniën, als de muziek die bij de plechtigheid zal worden uitgevoerd. En uitgezonden Want de heele wereld luistert natuurlijk „mee", op 12 Mei, en voor hen die bij de Radio zitten vooral zal dit Service Book een prachtig middel zijn, om geen syllabe te missen. Novello en Co. zijn in de eerste plaats mu ziekuitgevers. Daarom maakt de uitgave ook een keurigen indruk. De fraaie Engelsche ge zangen zijn met zorg en scherpte gedrukt. De Engelschen zijn aan traditie gehecht. Zoo vindt men in de plechtigheden, behalve veel wat op het Bijbelverhaal is geïnspireerd, ook tal van elementen die nog aan de Katholieke litur gie van de H. Mis zijn ontleend. In het eedsformulier is, zooals men weet, de passage die den katholiek vroeger zoo hatelijk in de ooren klonk, thans verzacht. De koning antwoordt thans met een bevestigende belofte op de vraag van den Aartsbisschop: „Will you to the utmost of your power maintain in the United Kingdom the Protestant Reformed Re ligion established by law?" Het muzikale gedeelte zal zeker een rijkeren indruk maken dan de muziek die we hoorden, toen Prinses Juliana en Prins Bemhard in de Haagsche Sint Jacobskerk in het huwelijk tra den. Behalve de zang van de Haarlemsche Ma- drigaalvereeniging, was toen met muzikale ge deelte wel wat poover. Het beroemde koor van de Westminster en de Westminsters Scholars zullen ons vergasten op veel fraais. Onder de namen van de componisten der motetten, antiek en modern, treffen we aan C. Hubert H. Parry, Edward C. Bairstow, William Byrd, Handel Walford Davies, Christopher Tye Purcell, Or- lande Gibbons, Williams Boyce, George Dyson, S. S. Wesley, William H. Harris, John Mer- beckek, Charles V. Stanford, R. Vaughan Wil liams. De traditie van deze kroningsplechtigheid gaat terug tot op den tijd van Egbert, koning van Wessex (800836). Op order van His Ma jesty's Privy Council en met goedkeuring van den Aartsbischop van Canterbury is het boek samengesteld door Dr. Ernest Bullock, orga nist van Westminster Abbey, en door Sir Wal ford Davies, koninklijk kapelmeester. Vivat Rex Georgius! Vivat Regina Elizabeth! Einstein, die eenmaal de wereld in be roering bracht met zijn Relativiteits theorie en de leer der Vierde Dimensie, is, na zijn verbanning uit Duitschland, in Ame rika weer met beide beenen op den bodem der werkelijkheid terecht gekomen. In de Vereenigde Staten werd hem een leer stoel aan de Universiteit van Princetown aan geboden en een laboratorium, waar de groote geleerde thans practische uitvindingen doet. Beschamend genoeg voor zijn vroegere vader land, waar het gevoel voor relativiteit van aardsche macht nog maar weinig ontwikkeld schijnt. Over het dagelijksche leven van dien professor vertelt „Paris-Soir" de volgende merk waardige bijzonderheden. Vanaf den eersten dag dat Einstein in de Vereenigde Staten kwam, is hij steeds een mys terieus type gebleven. In de laatste drie jaar heeft hij b.v. geen enkel nieuw pak gekocht. Hij draagt altijd hetzelfde costuum, dat oor spronkelijk zwart van kleur was, doch dat er thans zeer groenachtig uitziet. Dit pak droeg hij al toen hij nog in Duitschland was. Welis waar heeft de gewone boord plaats moeten maken voor een Schiller-kraag, doch dat is cok het eenige, want zijn haren zijn nog even lang gebleven en ook zijn blikken bril en grijze pantoffels zijn niet veranderd. De .professor" zocals hij door iedereen in Princetown genoemd wordt alsof hij de eenigste was, in deze belangrijke Universiteitsstad staat altijd met de zon op en gaat ook steeds met de zon naar bed. Ook in Duitschland werkte Einstein alleen overdag, want zijn oogen zijn zoo gevoelig, dat hij het electrische licht niet kan verdragen. Hij woont op een klein kamertje op de zesde verdieping van een wolkenkrabber. lederen mor gen gaat hij naar zijn laboratorium en wordt dan steeds vriendelijk gegroet door de werk vrouwen en de straatvegers, de eenige men- schen die in dit vroege uur reeds op straat zijn. Het eenige wat Einstein verlangt is, dat ook de jongen die hem steeds in het laboratorium behulpzaam is, op dat vroege uur present is. Eenigen tijd later komt Dr. Clayton, de mede werker van den professor. Heel den dag eet hij slechts wat fruit en wat groenten, die op een hoek van de tafel staan. Einstein werkt In den tuin van de Universiteit hebben wij Dr. Einstein ontmoet in gezelschap van zijn mede werker, terwijl hij op zijn gemak een cigaret rookte. Wij vroegen den professor ons enkele meoedeelingen te doen over zijn werk, sinds hij in Amerika is. Doch de groote geleerde praat niet graag over zichzelf. Dr. Clayton vertelde ons, dat Ein stein sinds zijn verblijf in Amerika reeds octrooi genomen heeft op 72 nieuwe uitvindingen. Zijn nieuwste zou in een jaar tijds een grondige wijziging kunnen brengen in de techniek van fotografie en film. En waar bestaat deze vinding in? Oh, dat is eenvoudig genoeg: Professor Einstein heeft een nieuw soort lens uitgevon den zoodat men voor het maken van foto grafische opnamen geen diafragma meer noo- dig heeft. Bovendien zal men met toestellen, die van dergelijke lenzen zijn voorzien, opna men kunnen maken waarop de natuurlijke kleuren zijn weergegeven. En welke zijn die andere uitvindingen? Zij liggen allemaal op natuurkundig ge bied. Sommige er van kunnen slechts door de Regeering gebruikt worden, want zij eischen een dusdanig teere behandeling, dat het ge vaarlijk zou zijn, ze in handen te stellen van het gewone publiek. En waarom werkt u zoo heelemaal buiten uw gewoon terrein zoo vroegen wij den pro fessor? Om de Vereenigde Staten en de Regeering te bedanken voor de vriendelijkheid, waarmee men mij ontvangen en bejegend heeft, ant woordde de groote geleerde. Maar er is één ding dat Einstein zelfs in de drie jaar, dat hij in Amerika is, niet heeft kunnen leeren, en dat is Engelsch spreken. De Engelsche honing Heeft u het al gehoord, mevrouw! De heele buurt is er vol van. Hoe kan' het ook anders, 't is een buitengewoon brutaal staaltje. Je begrijpt gewoonweg niet, hoe die lui dat zoo maar durven doen!" Dit was de weinig samenhangende morgen groet van mevrouw Dechrange's dienstbode, in den wandel Suze genoemd. „Gunst, kind, wees een beetje bedaard. Wat bedoel je nu toch eigenlijk." Wat geprikkeld klonk haar stem. Zoo'n druk misbaar en dan nog zoo vroeg in den ochtend. „U wilt toch niet beweren, dat u er niets van hebt gehoord of het misschien niet in het ochtendblad hebt gelezen?" Twee groote vraag- oogen, waaruit mede een levendige opwinding sprak, keken haar aan. Mevrouw Dechrange haalde de schouders op. „Ik weet niet, waar je het over hebt, hoor!" „Natuurlijk over den diefstal van den be roemden Condé-diamant. Weet u, wat die waard was? Minstens 200.000 pond sterling!" En als om de grootte van dit bedrag beter tot haar mevrouw te doen doordringen, schudde Suze enkele malen haar spichtig hoofdje. „Van den neef van den zwager van mijn zuster heb ik gehoord, hoe het gegaan is. Hij was net bezig met het schoonmaken der ramen van een tegenover gelegen restaurant, toen hij plotseling een hevigen slag achter zich hoorde. Hij keek om en zag, dat de groote winkelruit van de goudsmidszaak van Chotel was inge slagen! Meteen zag hij ook, dat een auto in razende vaart de straat uitreed. Daar moeten de dieven vast hebben ingezeten, zegt hij." Nadrukkelijk waarschuwde de bel, dat iemand toegang wenschte en stuitte zoo met een den woordenstroom van de dienstbode. „Mevrouw," kwam Suze even later terug, en haar stem klonk fluisterend geheimzinnig, „daar staan twee heeren aan de trap, die de heeren Kauffer en Souter willen spreken. Ze zeggen, dat ze van de politie zijn." „Blijf jij maar even hier, dan ga ik zelf wel kijken." Een zacht murmelen van stemmen, gevolgd door voetstappen, die zich in de richting van de z.g. pension-kamer voortbewogen, was het eenige, dat Suze, stijf tegen de kamerdeur aan gedrukt kon hooren. In de pension-kamer troffen de beide heeren die inderdaad rechercheurs bleken te zijn, de bewoners aan, die er zich blijkbaar in het ge heel niet over verbaasden op zoo'n vroeg tijd stip door de politie met een bezoek te worden vereerd. „We zijn op zoek naar den Condé-diamant en hebben zoo'n vermoeden, dat jullie er wel wat meer van zult afweten," deelde een der recher cheurs mede. „U zult er uw motieven wel voor hebben, mijnheer Dupois. Ga dus uw gang," doodbe daard had Souter dit antwoord gegeven. Met de nauwgezetheid van geoefende speur ders doorzochten de beide rechercheurs de ka mer, bij elk van hun bewegingen geobserveerd door de spottend-lachende oogen van Souter en Kauffer, die het blijkbaar een niet-onaar- dige afwisseling in hun vrij verveeld bestaan vonden. De schoorsteen, zoowel als de schilde rijen en de lamp werd van alle kanten be tast en bekeken; zelfs de vloer werd openge broken, maar niets wees er op, dat hier de be roemde diamant verborgen gehouden werd. „Dachten de heeren nu werkelijk," zei Kauffer, toen de beide mannen aanstalten maakten om weg te gaan, „dat wij, aange nomen, dat we er iets mee uitstaande hadden, zoo'n kostelijk steentje hier zouden verbergen? Het spijt mij, mijne heeren, maar ik heb u al tijd voor handiger versleten," met een breeden spotlach opende hij de deur en vergezelde de beide rechercheurs tot aan de trap. Hoewel zij er geen gegronde reden voor had, combineerde Suze den diefstal van den Condé- diamant met dit ongewone politiebezoek aan de heeren Kauffer en Souter. Terwijl ze bor den en pannen, kopjes en schoteltjes met zeep sop te lijf ging, kon zij de gedachte maar niet van zich afzetten. Stel je eens voor, dat zij, als ze straks die kamer een goede beurt gaf, eens dien diamant vond. Dat zou toch eens wat zijn. Ten voeten uit zou ze op de voorpagina van de .Paris Soir" worden afgebeeld. En wat zouden ze in de buurt dan wel niet van haar zeggen. Mevrouw kwam haar storen in haar zoete overpeinzingen van eer en roem. „Suze, ik ga even uit. Doe jij ondertusschen de pension-kamer even aan kant. Maar denk er om, hoor, dat je nu niet weer van de fruit schaal snoept. Mijnheer Souter heeft er zich vanmorgen nog bij mij over beklaagd en ge dreigd, dat, als het weer zou gebeuren, hij op staanden voet zou vertrekken." „Ja mevrouw!" Verwonderd keek mevrouw Dechrange haar aan, zoo beduusd had Suze haar geantwoord. Een bescheiden tikje op de kamerdeur werd onmiddellijk ge- volgd door een j"' met stofzuiger en j dienstbode poetsmandje bin- aiensiooae nen. Ze durfde j de beide man nen nauwelijks aanzien. Als ze inderdaad de dieven waren.... maar dan hadden de re chercheurs ze toch zeker wel meegenomen. „Zoo Suze, kom jij onze kamer weer eens een beetje in orde brengen. Wat een rommel heb ben die heeren gemaakt hè! Nu, dan gaan wij een stukje wandelen, maar denk er om meisje, die appelen op die schaal zijn voor ons en niet voor jou, je begrijpt me wel, hè!! en met een vriendelijk knikje gingen ze heen. Hoe nauw gezet en ijverig Suze zich ook van haar taak kweet, telkens en telkens weer gingen haar oogen naar de schaal midden op tafel met die kostelijke, fel-rood gekleurde appelen. Zouden ze er nu wel erg in hebben, als ze voor eén keer er nog eens een van afnam. Haar beter ik weerhield haar tweemaal, maar voor den der den keer bezweek Suze. „Ga weg of ik pak je weg" gichelde ze en nam meteen zoo'n groote bellefleur van de schaal. Gretig zette ze haar tanden er in, beet door, dan eensklaps bemerkte ze, dat ze op iets hards stootte. Met een ruk trok ze den appel terug en met het harde voorwerp nog tusschen haar tanden geklemd, keek ze met groote schrikoogen naar wat ze in haar hand hield. Uit den appel was het klokhuis verwij derd en dat lastige karwijtje was met zooveel omzichtigheid verricht, dat er aan den buiten kant niets van te bemerken was geweest. Voor zichtig haalde Suze het stuk appel uit haar mond en wat ze al zoo half en half vermoed had, bleek nu waar te zijn: de Condé-diamant was in den appel verborgen. Als was er het leven mee gemoeid, zoo hard rende Suze naar de nabijgelegen politiepost. Mevrouw Dechrange, die ze onderweg pas seerde, zag ze niet eens. Hijgend van het harde loopen en opgewonden over de onverwachte vondst, duurde het wel eenigen tijd voor Suze in staat was den diénst- doenden inspecteur haar sensationeel nieuws mede te deelen. Nog geen kwartier was er sindsdien verloopen of Kauffer en Souter, in gezelschap van twee flink uit de kluiten gewassen rechercheurs, stapten hetzelfde posthuis "binnen, even be daard als zij zich 's morgens hadden getoond, toen hun kamer doorzocht werd. Toen ze ech ter Suze en den stukgebeten appel zagen, be grepen ze terecht, dat ontkennen hen niet zou baten. „Het spijt me eigenlijk wel wat voor mijn mevrouw," was het laatste, dat Suze zei, toen zij de politiepost verliet, „want nu is ze door mijn snoepzucht haar beide pensiongasten kwijt!" Zoodra de dieven de agenten zagen aankomen, namen ze de vlucht, zoo hard ze konden. Wel probeerde de politie hen nog te vangen, maar het lukte niet. De kerels liepen als hazen, t Voornaamste Was, dat Piet en Drein ongestoord verder kon den trekken. Zoo kwamen ze langzamerhand! in een groot oerwoud terecht. Je kon hier duidelijk aan de boomen zien, dat hier nog nooit een mensch was geweest. Eeuwenoude boomen groeiden schots en scheef door elkaar en van alle kanten hoorde je het gebrul van wilde dieren. Gelukkig bleven de laatsten op een afstand, omdat ze bang waren voor het zeemonster. Alleen had Drein Drentel, die eigen wijs in zijn eentje was gaan wandelen, nog een avontuur met een ratelslang. Gelukkig had deze laatste geen honger en keek hij Drein alleen maar lachend aan. De onlangs te Berlijn opgerichte „Deutsch Niederlandische Gesellschaft", wier eerepresi dent Hertog Adolf Friedrich van Mecklenburg is (voorzitter is Staatsraad E. Helfferich, de broer van den te vroeg gestorven leider der Duitsch-Nationalen, terwijl Dr. E. Petri, de vroegere voorzitter der thans ontbonden Deutsch-Niederlandische Werkgemeinschaft, het secretariaat waarneemt), weert zich. Dank zij haar initiatief zal de „Vreemdeling" van Antoon Coolen, die het Nederlandsche en wel in het bijzonder het Brabantsche volksleven zoo natuurgetrouw uitbeeldt, te Aken worden gespeeld door het Stedelijk Theater. De eerste opvoering zal op Dinsdag 13 April plaats heb ben. Coolen zelf zal hierbij aanwezig zijn, ter wijl er ook van andere Nederlandsche en Duit- sche cultureele zijde belangstelling voor deze Akensche opvoering blijkt te bestaan. Het Akensch Theater is reeds velen Neder landers. vooral uit Brabant en Limburg, be kend, dank zij de z.g. theater-treinen, die de Nederlandsche Spoorwegen naar de oude kei- zer-stad lieten loopen Eerste krachten werken aan het Akensch Theater mee. Wij wijzen er nog op, dat Coolens „Vreemde ling" ook op het program van het Stedelijk Theater in Preiburg staat, terwijl het ni^fc uit gesloten is, dat ook een theater te Berlijn in het a.s. seizoen de „Vreemdeling" zal spelen. Begin Augustus wordt in Rolduc de dertiende Sociale Studieweek gehouden. Als onderwerp van de besprekingen zullen behandeld worden de laatste drie pauselijke encyclieken over: Het Communisme, de Kath. Kerk in Duitschland en de toestand in Mexico. ATT A "D/^TVHVTC 'O op dit blad zijn ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen p 7 levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7m eeu ongeval met H /Hl I A\ .1 ,P, A It Pi jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen X f UV/« doodelijken afloop bij verlies van een hand, een voet of een oog. 'tiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii minimi iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiimiimiiitti ,,,"i mi mi inn inn nut linn mi mi mil nil i urn mnmiiiMimiiiiiiiiiuiiii 59 „Maar heusch, je zult toch zeker iets, dat vijf jaar geleden gebeurde, nu niet meer laten gel den?" „Ik vergeef u dat nooit!" „Zoo, nou, en daarnet, toen Willy's bom op dringen stond, wierp je je in mijn armen." Annie bloosde. „Ik verloor mijn evenwicht." „Waarom probeerde u dat te herstellen? We stonden immers toch op het punt allemaal in de dicht te vliegen?" Annie beet op haar lip. „U was wreed en harteloos. Doet het er toe, "oe lang dat geleden is? Wanneer u er toen 106 in staat was...." „Ach, wees toch redelijk! Wil je de moge- hikheid ontkennen, dat iemand sterk veran deren kan? Kiik dan naar je zelf! Vijf jaar ge- leden was je een dichteres van kleinere grootte. Nu ben je een amateur-kinderontvoerster een aardig meisje, bij wier komst de menschen hun kinderen opsluiten en op den sleutel gaan zitten. Wat mij betreft, ik was vijf jaar geleden een hartelooze bruut van een vent. Nu ben ik een sober, ernstig zakenman, speciaal door je oom uitgenoodigd om hem te helpen, zijn wan kele zaak weer op haar pooten te komen zetten, Waarom nu niet het verleden begraven. Boven dien, zonder, dat ik me zelf wil prijzen, wil ik toch wel je aandacht hiervoor vragen, be denk ook eens, wat ik al niet voor je gedaan heb! Je hebt zelf toegegeven, dat je karakter anders geworden is door mijn toedoen. Als ik er niet geweest was, zou je nu waarschijnlijk nog erger dingen doen, dan verzen schrijven. Daarvoor heb ik je behoed en nu versmaad je mij!" „Ik haat u!" zei Annie. Jimmy ging naar de schrijftafel en nam een klein boek op. „Leg dat terug!" „Oh, ik wilde juist de Liefde's Begrafenis lezen. Het hoort er zoo'n beetje bij, vind ik. Denk nu eens aan je zelf, zooals je nu bent, en herinner je dan, dat die verbetering aan my valt toe te schrijven. Hier zijn we er! Liefde's Begrafenis: „Mijn hart is dood Annie rukte hem het boek uit de handen en smeet het weg. Het vloog omhoog, rakelings over de leuning van de galerij en viel met een plof daarboven op den vloer. Zij keek hem met fonkelende oogen aan. Toen keerde zij zich om. „Neemt u me niet kwalijk," zei ze stijf. >>Ik vergat me." „Dat komt van je haren," zei Jimmy bedaard. „Jij moet wel gauw opgewonden zijn, met zoo'n prachtigen goudglans over je haar. Je moest eigenlijk den een of anderen man trouwen, een vastberaden kerel, met blauwe oogen, donker haar, glad geschoren, zoowat vijf voet elf en met toekomst in zaken. Die zal je wel in toom weten te houden, als dat noodig is." „Meneer Crocker!" „Ja, heel zachtzinnig natuurlijk. Hij zal het vriendelijk doen, zonder je te kwetsen, maar hij zal flink zijn." Annie stond bij de deur. „Voor een meisje met jouw opstandigen aard is iemand, met wien ze voortdurend kan kib belen, een levensnoodzakelijkheid. Jij en ik hebben verwante eigenschappen. Wij zouden een ideaal gelukkig huwelijk kunnen sluiten. Je zou sterven van ellende als je door het leven moest gaan met een menschelijke vloermat, waarin het woord „welkom" geweven is. JU moet iemand hebben, die van flinker kaliber is. Jij hebt, om zoo te zeggen, een vechtersbaas noodig, met wien je naar hartelust kunt kibbelen. Neem mij nou; ik mag dan mijn fouten hebben...." Hij wachtte even. Annie zweeg. „Nee, nee!" ging hy verder. „Ik ben zoo iemand. Ruw weg geven en nemen, is de hechtste basis voor een gelukkig huweiyk. Herinner je je dien prachtigen regel van Tennyson: „We fell out, my wife and I?" Dat doet voor mijn oogen altijd een visioen van huiselijk geluk verrijzen. Het is me, als zie ik ons in onzen levensavond reeds zitten, ieder aan een kant van den radiator, onze oude leden warmend, en opdiepend allerlei oude herinne ringen.... als nog verliefd! Als ik thans uit jouw leven zou verdwenen, zou je je heel ellendig voelen. Je zou niemand hebben om mee te kibbelen. Je zou er net zoo aan toe zyn als de vrouwelijke jaguar uit de prairie, die, zooals je zeker wel weet, haar genegenheid voor haar maat uitdrukt, door hem in het vleezige deel van zijn poot te bijten. Wanneer zü ooit op een dag, onder het loopen een hap zywaarts zou doen en dan niets vinden...." Van al die dingen, die Annie had willen zeg gen, kon zy er slechts één uitbrengen. Tot haar vernedering was het ook het eenige zwakke, uit de collectie dingen, die ze zeggen wilde; „Vraag je me, om met je te trouwen?" pluist." „Ik wil niet!" „Dat denk je nu, omdat ik niet in beste con ditie ben. Je ziet me nu zenuwachtig, verlegen, simpel. Maar dat gaat allemaal over; en je zult verrast en dankbaar zijn, als je me echt begint te begrijpen." De deur sloeg met een bons achter Annie dicht. Jimmy was alleen. Hij ging in gedachten verzonken in meneer Pett's leunstoel zitten. Hij stak een sigaret op en rookte peinzend. Wat stom van hem om zoo te praten! Welk meisje zou daar tegen gekund hebben? Als er ooit een oogenblik was geweest, waarin hij moest smeeken en vleien en ernstig zijn, dan was het die laatste minuut geweesten hij had het zóó gedaan! Tien minuten gingen voorby, Jimmy sprong van zijn stoel op. Hij meende iemand te hebben hooren loopen. Hij deed de deur open, maar de gang was leeg. In een ellendige stemming keerde hij naar zijn stoel terug. Natuuriyk was ze niet teruggekomen. Waarom zou ze ook? Toen riep er iemand. „Jimmy!" Weer sprong hy op en keek wild om zich heen. Toen zag hy naar boveD Annie leunde over de balustrade van de galerij. Zij glimlachte. „Jimmy, ik heb er nog eens over nagedacht. Ik moet je eerst iets vragen. Geef je toe, dat je je slecht gedragen hebt, vyf jaar geleden?' „Ja!" riep Jimmy. „En dat je sinds dien tijd geen haar beter ge worden bent?" „Ja!" „Dan is het in orde. Je verdient het!" „Verdienen?" „Je verdient een meisje te trouwen als ik. Ik wist niet goed wat te doen, maar nu zie ik in, dat dit de eenige goede straf is voor je!" Zij hief een arm op. „Hier is het dooie verleden, Jimmy! Neem het op, en begraaf het! Wel te rusten!" Een klein boekje viel met een plof voor Jimmy's voeten. Hij bleef er een oogenblik als verdoofd naar staren. Toen, met een wilden schreeuw, die zelfs tot meneer Pett's kamer door drong en dien lijder wakker maakte, juist op het oogenblik, dat hij, voor den derden keer dien nacht, pas in slaap was gevallen, rende Jimmy naar de trap. Aan het einde van de galerij klonk een vrooiyke lach en toen sloeg er een deur dicht. Annie was heengegaan. EINDE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 9