<Kd imfml den day
Het Zeemonster van Nagasaki
Een wonderlijk
heerschap
f/
De zorgen van
Jimmy
EEN KRONINGSBOEK
DONDERDAG 15 APRIL 1937
Een van de rijkste mannen
ter wereld
Vroolijke Brabanders?
Voor de a.s. plechtigheid
te Londen
Het dagelijksch leven
van Einstein
kort „Ja", suze j De snoepzuchtige
stapte, gewapend I
Coolen's „Vreemdeling"
te Aken
Dertiende Sociale
Studieweek
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR P C. WODEHOUSE
Mijn vader zou de straten van Londen van
Charing Cross tot Oxford Circus best
met parels kunnen plaveien, indien hij
dat in zijn hoofd zou halen," vertelde op zeke
ren dag de jonge hindoe Prins Azam Tah glim
lachend tegen een van de meest beroemde Lon-
densche juweliers.
En dit is geen bluf, want de vader van dezen
jongen prins, de Nizam van Haidarabad, sou-
Verein over 14 millioen onderdanen, is een van
de rijkste mannen ter wereld. De feesten, die
onlangs bij gelegenheid van den verjaardag van
Zijne Hoogheid gegeven werden, spreidden een
luister ten toon, waardoor de meest verwende
oogen zelfs verblind werden.
Het feestprogram vermeldde een défilé, vuur
werk, bedeeling van het volk in één woord:
heel het apparaat van een ongekende weelde
Werd in werking gesteld. Alleen het vuurwerk
kostte 500.000 gulden, terwijl eenzelfde bedrag
Werd besteed voor den aankoop van duizenden
electrische lampen, die moesten dienen voor een
reusachtige illuminatie. Om de armen te spij
zigen werden 10.000 ossen en 10.000 schapen ge
slacht, want volgens Oostersche traditie moest
de vorst er voor waken, dat in die dagen nie
mand in de hoofdstad honger leed.
Na de plechtigheden in de Moskee heeft de
Nizam den vertegenwoordiger van den Onder
koning van Indië ontvangen; daarna maakte hij
een rijtoer in een zilveren koets en terwijl hij
door de straten en langs de winkels reed, heeft
hij het geld met handenvol uitgestrooid onder
het volk, allemaal spiksplinternieuwe munten.
De Europeanen staan verwonderd over een
dergelijke vrijgevigheid, maar toch behoeven we
daarover niet zoo verbaasd te staan, als we we
ten dat Prins Nizam heel zijn land aan een
dergelijke praal en pracht gewend heeft.
Tijdens zijn regeering is het aantal scholen,
hospitalen, winkels en fabrieken geweldig uit
gebreid. Twee jaar geleden is deze prins be
gonnen met den bouw van een Universiteit te
Osmanië, die niet minder dan 25 millioen gul
den zal kosten, terwijl de terreinen, waarop
deze gebouwen-complexen verrijzen, een opper
vlakte beslaan van 1500 hectaren. Drie jaar
geleden liet de Nizam in Delhi een paleis bou
wen van enorme afmetingen, met drie binnen
plaatsen en 180 kamers. Dit jaar heeft de vorst
aan ieder dorp één radiotoestel ten geschenke
gegeven: dit jubileum-cadeau kostte den milden
gever een tiental millioenen.
Deze groote vrijgevigheid is echter geenszins
een mild gebaar van den prins persoonlijk, want
al deze giften worden betaald uit de inkomsten
van de civiele lijst.
Wanneer het persoonlijk fortuin van den vorst
aangesproken moet worden, toont hij zich een
gierigaard, waarbij de vrek van Molière nog
maar een kind was.
Niet dat zijn schatkist slecht voorzien is. Hij
heeft kelders vol met goud, dat daar met wagens
In baren en klompen wordt heengebracht; kost
bare steenen, parels, diamanten of saphieren
Worden daar in volle koffers bewaard; de eene
kist staat boven op de andere gestapeld. In 1932
heeft de vorst juweliers laten komen om deze
schatten te catalogiseeren; thans, na vijf jaar,
is deze collectie nog niet voor de helft geregis
treerd. Zoo verklaren althans de juweliers,
want niemand krijgt deze schatten te zien; ze
zijn zelfs zoo goed opgeborgen, dat de vorst ze
zelf slechts moeilijk kan vinden.
De eigenaar van deze fabelachtige schatten
schijnt dan ook zelf niet te weten hoe rijk hij
precies is.
Behalve in uitzonderlijke gevallen is hij zoo
armoedig gekleed dat men hem voor een bede
laar of landlooper zou houden. Het is meer dan
eens gebeurd, dat voorname gasten bij den vorst
te Haidarabad op bezoek kwamen en met groot
medelijden den poover-gekleeden man beschouw
den, die hen in deze gouden zalen van het pa
leis ontving. Zonder uitdrukkelijke toestemming
Van den vorst mag er geen enkel paar schoenen,
geen enkele broek of jas uit zijn garderobe ver
nieuwd of vervangen worden.
„Maar ze zien er nog heel goed uit; ik kan
Ze nog heel goed dragen," zeide hij tot zijn
ouden kamerdienaar, die zijn kleerkast beheert,
toen deze van plan was een paar versleten
schoenen weg te geven, of een broek die tot op
den draad versleten was.
Op zekeren dag was de vorst te Calcutta te
genwoordig bij de wedrennen. Nizam kreeg zin
in een ijsco. Hij verliet dus zijn plaats en om
de allergoedkoopste soort te kunnen krijgen,
ging hij van de plaats waar de jockey's worden
gewogen naar het middenveld. Hij hield daar
een koopman aan, vroeg hem wat zijn ijsco's
kostten, en toen de koopman zijn prijzen ge
noemd had, riep hij uit: „Afzetters! Jullie zou
den een fatsoenlijk mensch willen ruïneeren!"
En de rijkste man ter wereld had brandenden
dorst, maar zonder ijsco keerde hij terug naar
Zijn loge.
In dit verband is ook heel merkwaardig, dat
hij eens uitnoodigingen voor een diner heeft
rondgezonden, die geschreven waren op stukjes
Papier, die hij van oude brieven had afge
scheurd.
En deze man, die een prachtige garage heeft,
met de meeste luxe-wagens, rijdt bij voorkeur uit
Zuinigheid in een oud tweede-hands-Pordje.
Hierdoor werd zelfs eens 'n keer een zeer ko
mische situatie geschapen. Op een der groote
Pleinen van de hoofdstad werd een troepen-
Parade gehouden. Heel het „leger" was daarbij
tegenwoordig, 'n Schittering van uniformen,
helmen met wuivende pluimen, lanciers met
Wapperende banieren, die tintelden in het felle
Zonlicht.... Want de vorst houdt van soldaten
met prachtige uniformen. En de almachtige
heerscher over 14 millioen onderdanen kwam
daar aangereden onder het schetteren der fan
fares, in een oud rammelend Pordje, dat over
het plein huppelde als een dolle hond.
In 't begin ging alles goed, maar plotseling
weigerde het oude, amechtige Pordje. Het kön
niet meer. Tevergeefs trachtte de chauffeur de
oorzaak van het mankement op te sporen; ten
einde raad moest er tenslotte een monteur uit
de vorstelijke garage gehaald worden, die in
allerijl in een luxe-wagen kwam aangereden om
het Pordje te repareeren.
Zoo'n wonderlijk heerschap is de Nizam van
Haidarabad.
In Brabantia Nostra schrijft Mgr. dr. Th.
Goossens:
„Op mijn schrijftafel ligt een prospectus van
een nieuw werk van prof. dr. J. de Vries. Het
draagt den titel: „Volk van Nederland", en zal
„het innerlijke gezicht van ons Nederlandsche
volk toonen", dat Nederlandsche volk, hetwelk,
zoo vangt dat prospectus aan, bestaat uit „vroo
lijke Brabanders, stugge Friezen, volhardende
Zeeuwen, zwijgzame Twentenaren, beweeglijke
Limburgers, nuchtere Hollanders."
Ik vertrouw, dat het boek beter zal zijn dan
het prospectus, want dat „vroolijke Braban
ders" is een vloek tegen ons volkskarakter, die,
gelijk dat met vloeken gaat, meer wordt ge
bezigd èn te pas èn te onpas. Zelfs Timmermans
heeft zich er niet vrij van gehouden in zijn
Pieter Breughel.
Wanneer men vroolijk wil vervangen door blij,
dan heb ik er gaarne vrede mede. Vroolijkheid
is uitwendig; blijheid inwendig. Blijheid is in
het hart, vroolijkheid hoogstens op de tong. De
Brabander is niet vroolijk. Op de keper be
schouwd, is hij veel meer zwaar op de hand,
dan loszinnig; veel meer in zich zelf gekeerd,
dan uitbundig. Doch blij is hij in de blijheid
van het kindschap Gods. Blij is hij in zijn
eenvoud en soberheid. Blij is hij in zijn mede
deelzaamheid en goedgeefschheid, zijn gulheid
en medelijden.
Er bestaan nog zoo veel averechtsche mee
ningen over Brabant, binnen en buiten de
grenzen. Er bestaat nog zoo veel onkunde en
onwetendheid daaromtrent. Nog kort geleden
ontmoette ik een hooggeleerde uit een der noor
delijke universiteitssteden, en het gesprek kwam
op het leven, dat naar alle kanten in Brabant
uitbreekt. En als een bewijs, dat mijn bezoeker
daarvan goed op de hoogte was, zei hij: „Ja,
verleden jaar is immers het paleis van Willem
II te Tilburg gerestaureerd!"
Op 'n drogen weg moet uw auto
bij 40 km per uur binnen 16
meter kunnen stoppen. Maar bij
80 km per uur is die remweg
niet 32, maar 64 meter!
By Novelle en Co. Ltd. te Londen is versche
nen een Coronation Service Book, d.w.z. een
boek waarin geheel het verloop is aangegeven
van de plechtigheid der kroning van Koning
George VI en Koningin Elizabeth, op 12 Mei
a.s. in Westminster Abbey. Het is de officieele
gids, zou men kunnen zeggen, voor deze im
mense belangstelling trekkende plechtigheid,
een gids voor welks uitgave de opdracht is ge
geven door het Stationery Office van Zijne
Majesteit, en men vindt er in zoowel den tekst
van den Anglikaanschen dienst, met de be
schrijving van alle ceremoniën, als de muziek
die bij de plechtigheid zal worden uitgevoerd.
En uitgezonden
Want de heele wereld luistert natuurlijk
„mee", op 12 Mei, en voor hen die bij de Radio
zitten vooral zal dit Service Book een prachtig
middel zijn, om geen syllabe te missen.
Novello en Co. zijn in de eerste plaats mu
ziekuitgevers. Daarom maakt de uitgave ook
een keurigen indruk. De fraaie Engelsche ge
zangen zijn met zorg en scherpte gedrukt.
De Engelschen zijn aan traditie gehecht. Zoo
vindt men in de plechtigheden, behalve veel
wat op het Bijbelverhaal is geïnspireerd, ook tal
van elementen die nog aan de Katholieke litur
gie van de H. Mis zijn ontleend.
In het eedsformulier is, zooals men weet, de
passage die den katholiek vroeger zoo hatelijk
in de ooren klonk, thans verzacht. De koning
antwoordt thans met een bevestigende belofte
op de vraag van den Aartsbisschop: „Will you
to the utmost of your power maintain in the
United Kingdom the Protestant Reformed Re
ligion established by law?"
Het muzikale gedeelte zal zeker een rijkeren
indruk maken dan de muziek die we hoorden,
toen Prinses Juliana en Prins Bemhard in de
Haagsche Sint Jacobskerk in het huwelijk tra
den. Behalve de zang van de Haarlemsche Ma-
drigaalvereeniging, was toen met muzikale ge
deelte wel wat poover. Het beroemde koor van
de Westminster en de Westminsters Scholars
zullen ons vergasten op veel fraais. Onder de
namen van de componisten der motetten, antiek
en modern, treffen we aan C. Hubert H. Parry,
Edward C. Bairstow, William Byrd, Handel
Walford Davies, Christopher Tye Purcell, Or-
lande Gibbons, Williams Boyce, George Dyson,
S. S. Wesley, William H. Harris, John Mer-
beckek, Charles V. Stanford, R. Vaughan Wil
liams.
De traditie van deze kroningsplechtigheid
gaat terug tot op den tijd van Egbert, koning
van Wessex (800836). Op order van His Ma
jesty's Privy Council en met goedkeuring van
den Aartsbischop van Canterbury is het boek
samengesteld door Dr. Ernest Bullock, orga
nist van Westminster Abbey, en door Sir Wal
ford Davies, koninklijk kapelmeester.
Vivat Rex Georgius!
Vivat Regina Elizabeth!
Einstein, die eenmaal de wereld in be
roering bracht met zijn Relativiteits
theorie en de leer der Vierde Dimensie,
is, na zijn verbanning uit Duitschland, in Ame
rika weer met beide beenen op den bodem der
werkelijkheid terecht gekomen.
In de Vereenigde Staten werd hem een leer
stoel aan de Universiteit van Princetown aan
geboden en een laboratorium, waar de groote
geleerde thans practische uitvindingen doet.
Beschamend genoeg voor zijn vroegere vader
land, waar het gevoel voor relativiteit van
aardsche macht nog maar weinig ontwikkeld
schijnt. Over het dagelijksche leven van dien
professor vertelt „Paris-Soir" de volgende merk
waardige bijzonderheden.
Vanaf den eersten dag dat Einstein in de
Vereenigde Staten kwam, is hij steeds een mys
terieus type gebleven. In de laatste drie jaar
heeft hij b.v. geen enkel nieuw pak gekocht.
Hij draagt altijd hetzelfde costuum, dat oor
spronkelijk zwart van kleur was, doch dat er
thans zeer groenachtig uitziet. Dit pak droeg
hij al toen hij nog in Duitschland was. Welis
waar heeft de gewone boord plaats moeten
maken voor een Schiller-kraag, doch dat is
cok het eenige, want zijn haren zijn nog even
lang gebleven en ook zijn blikken bril en grijze
pantoffels zijn niet veranderd. De .professor"
zocals hij door iedereen in Princetown genoemd
wordt alsof hij de eenigste was, in deze
belangrijke Universiteitsstad staat altijd met
de zon op en gaat ook steeds met de zon naar
bed.
Ook in Duitschland werkte Einstein alleen
overdag, want zijn oogen zijn zoo gevoelig, dat
hij het electrische licht niet kan verdragen.
Hij woont op een klein kamertje op de zesde
verdieping van een wolkenkrabber. lederen mor
gen gaat hij naar zijn laboratorium en wordt
dan steeds vriendelijk gegroet door de werk
vrouwen en de straatvegers, de eenige men-
schen die in dit vroege uur reeds op straat
zijn.
Het eenige wat Einstein verlangt is, dat ook
de jongen die hem steeds in het laboratorium
behulpzaam is, op dat vroege uur present is.
Eenigen tijd later komt Dr. Clayton, de mede
werker van den professor. Heel den dag eet
hij slechts wat fruit en wat groenten, die op
een hoek van de tafel staan. Einstein werkt
In den tuin van de Universiteit hebben wij Dr.
Einstein ontmoet in gezelschap van zijn mede
werker, terwijl hij op zijn gemak een cigaret
rookte. Wij vroegen den professor ons enkele
meoedeelingen te doen over zijn werk, sinds hij
in Amerika is.
Doch de groote geleerde praat niet graag
over zichzelf. Dr. Clayton vertelde ons, dat Ein
stein sinds zijn verblijf in Amerika reeds octrooi
genomen heeft op 72 nieuwe uitvindingen. Zijn
nieuwste zou in een jaar tijds een grondige
wijziging kunnen brengen in de techniek van
fotografie en film.
En waar bestaat deze vinding in?
Oh, dat is eenvoudig genoeg: Professor
Einstein heeft een nieuw soort lens uitgevon
den zoodat men voor het maken van foto
grafische opnamen geen diafragma meer noo-
dig heeft. Bovendien zal men met toestellen,
die van dergelijke lenzen zijn voorzien, opna
men kunnen maken waarop de natuurlijke
kleuren zijn weergegeven.
En welke zijn die andere uitvindingen?
Zij liggen allemaal op natuurkundig ge
bied. Sommige er van kunnen slechts door de
Regeering gebruikt worden, want zij eischen
een dusdanig teere behandeling, dat het ge
vaarlijk zou zijn, ze in handen te stellen van
het gewone publiek.
En waarom werkt u zoo heelemaal buiten
uw gewoon terrein zoo vroegen wij den pro
fessor?
Om de Vereenigde Staten en de Regeering
te bedanken voor de vriendelijkheid, waarmee
men mij ontvangen en bejegend heeft, ant
woordde de groote geleerde.
Maar er is één ding dat Einstein zelfs in de
drie jaar, dat hij in Amerika is, niet heeft
kunnen leeren, en dat is Engelsch spreken.
De Engelsche honing
Heeft u het al gehoord, mevrouw! De heele
buurt is er vol van. Hoe kan' het ook
anders, 't is een buitengewoon brutaal
staaltje. Je begrijpt gewoonweg niet, hoe die
lui dat zoo maar durven doen!"
Dit was de weinig samenhangende morgen
groet van mevrouw Dechrange's dienstbode, in
den wandel Suze genoemd.
„Gunst, kind, wees een beetje bedaard. Wat
bedoel je nu toch eigenlijk." Wat geprikkeld
klonk haar stem. Zoo'n druk misbaar en dan
nog zoo vroeg in den ochtend.
„U wilt toch niet beweren, dat u er niets van
hebt gehoord of het misschien niet in het
ochtendblad hebt gelezen?" Twee groote vraag-
oogen, waaruit mede een levendige opwinding
sprak, keken haar aan.
Mevrouw Dechrange haalde de schouders op.
„Ik weet niet, waar je het over hebt, hoor!"
„Natuurlijk over den diefstal van den be
roemden Condé-diamant. Weet u, wat die
waard was? Minstens 200.000 pond sterling!"
En als om de grootte van dit bedrag beter tot
haar mevrouw te doen doordringen, schudde
Suze enkele malen haar spichtig hoofdje.
„Van den neef van den zwager van mijn
zuster heb ik gehoord, hoe het gegaan is. Hij
was net bezig met het schoonmaken der ramen
van een tegenover gelegen restaurant, toen hij
plotseling een hevigen slag achter zich hoorde.
Hij keek om en zag, dat de groote winkelruit
van de goudsmidszaak van Chotel was inge
slagen! Meteen zag hij ook, dat een auto in
razende vaart de straat uitreed. Daar moeten
de dieven vast hebben ingezeten, zegt hij."
Nadrukkelijk waarschuwde de bel, dat
iemand toegang wenschte en stuitte zoo met
een den woordenstroom van de dienstbode.
„Mevrouw," kwam Suze even later terug, en
haar stem klonk fluisterend geheimzinnig,
„daar staan twee heeren aan de trap, die de
heeren Kauffer en Souter willen spreken. Ze
zeggen, dat ze van de politie zijn."
„Blijf jij maar even hier, dan ga ik zelf wel
kijken."
Een zacht murmelen van stemmen, gevolgd
door voetstappen, die zich in de richting van
de z.g. pension-kamer voortbewogen, was het
eenige, dat Suze, stijf tegen de kamerdeur aan
gedrukt kon hooren.
In de pension-kamer troffen de beide heeren
die inderdaad rechercheurs bleken te zijn, de
bewoners aan, die er zich blijkbaar in het ge
heel niet over verbaasden op zoo'n vroeg tijd
stip door de politie met een bezoek te worden
vereerd.
„We zijn op zoek naar den Condé-diamant en
hebben zoo'n vermoeden, dat jullie er wel wat
meer van zult afweten," deelde een der recher
cheurs mede.
„U zult er uw motieven wel voor hebben,
mijnheer Dupois. Ga dus uw gang," doodbe
daard had Souter dit antwoord gegeven.
Met de nauwgezetheid van geoefende speur
ders doorzochten de beide rechercheurs de ka
mer, bij elk van hun bewegingen geobserveerd
door de spottend-lachende oogen van Souter
en Kauffer, die het blijkbaar een niet-onaar-
dige afwisseling in hun vrij verveeld bestaan
vonden. De schoorsteen, zoowel als de schilde
rijen en de lamp werd van alle kanten be
tast en bekeken; zelfs de vloer werd openge
broken, maar niets wees er op, dat hier de be
roemde diamant verborgen gehouden werd.
„Dachten de heeren nu werkelijk," zei
Kauffer, toen de beide mannen aanstalten
maakten om weg te gaan, „dat wij, aange
nomen, dat we er iets mee uitstaande hadden,
zoo'n kostelijk steentje hier zouden verbergen?
Het spijt mij, mijne heeren, maar ik heb u al
tijd voor handiger versleten," met een breeden
spotlach opende hij de deur en vergezelde de
beide rechercheurs tot aan de trap.
Hoewel zij er geen gegronde reden voor had,
combineerde Suze den diefstal van den Condé-
diamant met dit ongewone politiebezoek aan
de heeren Kauffer en Souter. Terwijl ze bor
den en pannen, kopjes en schoteltjes met zeep
sop te lijf ging, kon zij de gedachte maar niet
van zich afzetten. Stel je eens voor, dat zij,
als ze straks die kamer een goede beurt gaf,
eens dien diamant vond. Dat zou toch eens wat
zijn. Ten voeten uit zou ze op de voorpagina
van de .Paris Soir" worden afgebeeld. En wat
zouden ze in de buurt dan wel niet van haar
zeggen.
Mevrouw kwam haar storen in haar zoete
overpeinzingen van eer en roem.
„Suze, ik ga even uit. Doe jij ondertusschen
de pension-kamer even aan kant. Maar denk
er om, hoor, dat je nu niet weer van de fruit
schaal snoept. Mijnheer Souter heeft er zich
vanmorgen nog bij mij over beklaagd en ge
dreigd, dat, als het weer zou gebeuren, hij op
staanden voet zou vertrekken."
„Ja mevrouw!" Verwonderd keek mevrouw
Dechrange haar aan, zoo beduusd had Suze haar
geantwoord.
Een bescheiden tikje op de kamerdeur werd
onmiddellijk ge-
volgd door een j"'
met stofzuiger en j dienstbode
poetsmandje bin- aiensiooae
nen. Ze durfde j
de beide man
nen nauwelijks aanzien. Als ze inderdaad de
dieven waren.... maar dan hadden de re
chercheurs ze toch zeker wel meegenomen.
„Zoo Suze, kom jij onze kamer weer eens een
beetje in orde brengen. Wat een rommel heb
ben die heeren gemaakt hè! Nu, dan gaan wij
een stukje wandelen, maar denk er om meisje,
die appelen op die schaal zijn voor ons en niet
voor jou, je begrijpt me wel, hè!! en met een
vriendelijk knikje gingen ze heen. Hoe nauw
gezet en ijverig Suze zich ook van haar taak
kweet, telkens en telkens weer gingen haar
oogen naar de schaal midden op tafel met die
kostelijke, fel-rood gekleurde appelen. Zouden
ze er nu wel erg in hebben, als ze voor eén
keer er nog eens een van afnam. Haar beter ik
weerhield haar tweemaal, maar voor den der
den keer bezweek Suze.
„Ga weg of ik pak je weg" gichelde ze en
nam meteen zoo'n groote bellefleur van de
schaal. Gretig zette ze haar tanden er in, beet
door, dan eensklaps bemerkte ze, dat ze op
iets hards stootte. Met een ruk trok ze den
appel terug en met het harde voorwerp nog
tusschen haar tanden geklemd, keek ze met
groote schrikoogen naar wat ze in haar hand
hield. Uit den appel was het klokhuis verwij
derd en dat lastige karwijtje was met zooveel
omzichtigheid verricht, dat er aan den buiten
kant niets van te bemerken was geweest. Voor
zichtig haalde Suze het stuk appel uit haar
mond en wat ze al zoo half en half vermoed
had, bleek nu waar te zijn: de Condé-diamant
was in den appel verborgen.
Als was er het leven mee gemoeid, zoo hard
rende Suze naar de nabijgelegen politiepost.
Mevrouw Dechrange, die ze onderweg pas
seerde, zag ze niet eens.
Hijgend van het harde loopen en opgewonden
over de onverwachte vondst, duurde het wel
eenigen tijd voor Suze in staat was den diénst-
doenden inspecteur haar sensationeel nieuws
mede te deelen.
Nog geen kwartier was er sindsdien verloopen
of Kauffer en Souter, in gezelschap van twee
flink uit de kluiten gewassen rechercheurs,
stapten hetzelfde posthuis "binnen, even be
daard als zij zich 's morgens hadden getoond,
toen hun kamer doorzocht werd. Toen ze ech
ter Suze en den stukgebeten appel zagen, be
grepen ze terecht, dat ontkennen hen niet zou
baten.
„Het spijt me eigenlijk wel wat voor mijn
mevrouw," was het laatste, dat Suze zei, toen
zij de politiepost verliet, „want nu is ze door
mijn snoepzucht haar beide pensiongasten
kwijt!"
Zoodra de dieven de agenten zagen aankomen, namen ze de
vlucht, zoo hard ze konden. Wel probeerde de politie hen nog
te vangen, maar het lukte niet. De kerels liepen als hazen,
t Voornaamste Was, dat Piet en Drein ongestoord verder kon
den trekken.
Zoo kwamen ze langzamerhand! in een groot oerwoud terecht.
Je kon hier duidelijk aan de boomen zien, dat hier nog nooit
een mensch was geweest. Eeuwenoude boomen groeiden schots
en scheef door elkaar en van alle kanten hoorde je het gebrul
van wilde dieren.
Gelukkig bleven de laatsten op een afstand, omdat ze bang
waren voor het zeemonster. Alleen had Drein Drentel, die eigen
wijs in zijn eentje was gaan wandelen, nog een avontuur met
een ratelslang. Gelukkig had deze laatste geen honger en keek
hij Drein alleen maar lachend aan.
De onlangs te Berlijn opgerichte „Deutsch
Niederlandische Gesellschaft", wier eerepresi
dent Hertog Adolf Friedrich van Mecklenburg
is (voorzitter is Staatsraad E. Helfferich, de
broer van den te vroeg gestorven leider der
Duitsch-Nationalen, terwijl Dr. E. Petri, de
vroegere voorzitter der thans ontbonden
Deutsch-Niederlandische Werkgemeinschaft,
het secretariaat waarneemt), weert zich. Dank
zij haar initiatief zal de „Vreemdeling" van
Antoon Coolen, die het Nederlandsche en wel
in het bijzonder het Brabantsche volksleven
zoo natuurgetrouw uitbeeldt, te Aken worden
gespeeld door het Stedelijk Theater. De eerste
opvoering zal op Dinsdag 13 April plaats heb
ben. Coolen zelf zal hierbij aanwezig zijn, ter
wijl er ook van andere Nederlandsche en Duit-
sche cultureele zijde belangstelling voor deze
Akensche opvoering blijkt te bestaan.
Het Akensch Theater is reeds velen Neder
landers. vooral uit Brabant en Limburg, be
kend, dank zij de z.g. theater-treinen, die de
Nederlandsche Spoorwegen naar de oude kei-
zer-stad lieten loopen Eerste krachten werken
aan het Akensch Theater mee.
Wij wijzen er nog op, dat Coolens „Vreemde
ling" ook op het program van het Stedelijk
Theater in Preiburg staat, terwijl het ni^fc uit
gesloten is, dat ook een theater te Berlijn in
het a.s. seizoen de „Vreemdeling" zal spelen.
Begin Augustus wordt in Rolduc de dertiende
Sociale Studieweek gehouden. Als onderwerp van
de besprekingen zullen behandeld worden de
laatste drie pauselijke encyclieken over: Het
Communisme, de Kath. Kerk in Duitschland en
de toestand in Mexico.
ATT A "D/^TVHVTC 'O op dit blad zijn ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen p 7 levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7m eeu ongeval met H /Hl I
A\ .1 ,P, A It Pi jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen X f UV/« doodelijken afloop
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
'tiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii minimi iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiimiimiiitti
,,,"i mi mi inn inn nut linn mi mi mil nil i urn mnmiiiMimiiiiiiiiiuiiii
59
„Maar heusch, je zult toch zeker iets, dat vijf
jaar geleden gebeurde, nu niet meer laten gel
den?"
„Ik vergeef u dat nooit!"
„Zoo, nou, en daarnet, toen Willy's bom op
dringen stond, wierp je je in mijn armen."
Annie bloosde.
„Ik verloor mijn evenwicht."
„Waarom probeerde u dat te herstellen? We
stonden immers toch op het punt allemaal in de
dicht te vliegen?"
Annie beet op haar lip.
„U was wreed en harteloos. Doet het er toe,
"oe lang dat geleden is? Wanneer u er toen
106 in staat was...."
„Ach, wees toch redelijk! Wil je de moge-
hikheid ontkennen, dat iemand sterk veran
deren kan? Kiik dan naar je zelf! Vijf jaar ge-
leden was je een dichteres van kleinere grootte.
Nu ben je een amateur-kinderontvoerster
een aardig meisje, bij wier komst de menschen
hun kinderen opsluiten en op den sleutel gaan
zitten. Wat mij betreft, ik was vijf jaar geleden
een hartelooze bruut van een vent. Nu ben ik
een sober, ernstig zakenman, speciaal door je
oom uitgenoodigd om hem te helpen, zijn wan
kele zaak weer op haar pooten te komen zetten,
Waarom nu niet het verleden begraven. Boven
dien, zonder, dat ik me zelf wil prijzen, wil
ik toch wel je aandacht hiervoor vragen, be
denk ook eens, wat ik al niet voor je gedaan heb!
Je hebt zelf toegegeven, dat je karakter anders
geworden is door mijn toedoen. Als ik er niet
geweest was, zou je nu waarschijnlijk nog erger
dingen doen, dan verzen schrijven. Daarvoor
heb ik je behoed en nu versmaad je mij!"
„Ik haat u!" zei Annie.
Jimmy ging naar de schrijftafel en nam een
klein boek op.
„Leg dat terug!"
„Oh, ik wilde juist de Liefde's Begrafenis
lezen. Het hoort er zoo'n beetje bij, vind ik.
Denk nu eens aan je zelf, zooals je nu bent,
en herinner je dan, dat die verbetering aan
my valt toe te schrijven. Hier zijn we er!
Liefde's Begrafenis: „Mijn hart is dood
Annie rukte hem het boek uit de handen en
smeet het weg. Het vloog omhoog, rakelings
over de leuning van de galerij en viel met een
plof daarboven op den vloer. Zij keek hem met
fonkelende oogen aan. Toen keerde zij zich om.
„Neemt u me niet kwalijk," zei ze stijf. >>Ik
vergat me."
„Dat komt van je haren," zei Jimmy bedaard.
„Jij moet wel gauw opgewonden zijn, met zoo'n
prachtigen goudglans over je haar. Je moest
eigenlijk den een of anderen man trouwen, een
vastberaden kerel, met blauwe oogen, donker
haar, glad geschoren, zoowat vijf voet elf en
met toekomst in zaken. Die zal je wel in toom
weten te houden, als dat noodig is."
„Meneer Crocker!"
„Ja, heel zachtzinnig natuurlijk. Hij zal het
vriendelijk doen, zonder je te kwetsen, maar hij
zal flink zijn."
Annie stond bij de deur.
„Voor een meisje met jouw opstandigen aard
is iemand, met wien ze voortdurend kan kib
belen, een levensnoodzakelijkheid. Jij en ik
hebben verwante eigenschappen. Wij zouden een
ideaal gelukkig huwelijk kunnen sluiten. Je zou
sterven van ellende als je door het leven moest
gaan met een menschelijke vloermat, waarin
het woord „welkom" geweven is. JU moet
iemand hebben, die van flinker kaliber is. Jij
hebt, om zoo te zeggen, een vechtersbaas noodig,
met wien je naar hartelust kunt kibbelen. Neem
mij nou; ik mag dan mijn fouten hebben...."
Hij wachtte even.
Annie zweeg.
„Nee, nee!" ging hy verder. „Ik ben zoo
iemand. Ruw weg geven en nemen, is de
hechtste basis voor een gelukkig huweiyk.
Herinner je je dien prachtigen regel van
Tennyson: „We fell out, my wife and I?" Dat
doet voor mijn oogen altijd een visioen van
huiselijk geluk verrijzen. Het is me, als zie
ik ons in onzen levensavond reeds zitten, ieder
aan een kant van den radiator, onze oude leden
warmend, en opdiepend allerlei oude herinne
ringen.... als nog verliefd! Als ik thans uit
jouw leven zou verdwenen, zou je je heel
ellendig voelen. Je zou niemand hebben om
mee te kibbelen. Je zou er net zoo aan toe zyn
als de vrouwelijke jaguar uit de prairie, die,
zooals je zeker wel weet, haar genegenheid voor
haar maat uitdrukt, door hem in het vleezige
deel van zijn poot te bijten. Wanneer zü ooit
op een dag, onder het loopen een hap zywaarts
zou doen en dan niets vinden...."
Van al die dingen, die Annie had willen zeg
gen, kon zy er slechts één uitbrengen. Tot
haar vernedering was het ook het eenige
zwakke, uit de collectie dingen, die ze zeggen
wilde;
„Vraag je me, om met je te trouwen?"
pluist."
„Ik wil niet!"
„Dat denk je nu, omdat ik niet in beste con
ditie ben. Je ziet me nu zenuwachtig, verlegen,
simpel. Maar dat gaat allemaal over; en je zult
verrast en dankbaar zijn, als je me echt begint
te begrijpen."
De deur sloeg met een bons achter Annie
dicht. Jimmy was alleen. Hij ging in gedachten
verzonken in meneer Pett's leunstoel zitten. Hij
stak een sigaret op en rookte peinzend.
Wat stom van hem om zoo te praten! Welk
meisje zou daar tegen gekund hebben? Als er
ooit een oogenblik was geweest, waarin hij
moest smeeken en vleien en ernstig zijn, dan
was het die laatste minuut geweesten hij
had het zóó gedaan!
Tien minuten gingen voorby, Jimmy sprong
van zijn stoel op. Hij meende iemand te hebben
hooren loopen. Hij deed de deur open, maar
de gang was leeg. In een ellendige stemming
keerde hij naar zijn stoel terug. Natuuriyk was
ze niet teruggekomen. Waarom zou ze ook?
Toen riep er iemand.
„Jimmy!"
Weer sprong hy op en keek wild om zich heen.
Toen zag hy naar boveD
Annie leunde over de balustrade van de galerij.
Zij glimlachte.
„Jimmy, ik heb er nog eens over nagedacht.
Ik moet je eerst iets vragen. Geef je toe, dat je
je slecht gedragen hebt, vyf jaar geleden?'
„Ja!" riep Jimmy.
„En dat je sinds dien tijd geen haar beter ge
worden bent?"
„Ja!"
„Dan is het in orde. Je verdient het!"
„Verdienen?"
„Je verdient een meisje te trouwen als ik.
Ik wist niet goed wat te doen, maar nu zie ik
in, dat dit de eenige goede straf is voor je!"
Zij hief een arm op. „Hier is het dooie verleden,
Jimmy! Neem het op, en begraaf het! Wel te
rusten!"
Een klein boekje viel met een plof voor
Jimmy's voeten. Hij bleef er een oogenblik als
verdoofd naar staren. Toen, met een wilden
schreeuw, die zelfs tot meneer Pett's kamer door
drong en dien lijder wakker maakte, juist op het
oogenblik, dat hij, voor den derden keer dien
nacht, pas in slaap was gevallen, rende Jimmy
naar de trap. Aan het einde van de galerij klonk
een vrooiyke lach en toen sloeg er een deur
dicht.
Annie was heengegaan.
EINDE.