BIJ PROF. DR. PETER DEBIJE
ffldmb&aal van den dag
D
Het Zeemonster van Nagasaki
PRESTO
E Een week
erschrikkingenj
I11"11 ANTI-LA WAAI-BOND
I2cts
DONDERDAG 22 APRIL 1937
EEN UITGEBREID
PROGRAMMA
Moderne voorzorgs
maatregelen
Naar het lichtste
metaal
Zeepbellen als
verklikkers
I Kameraad-
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 et. en 25% zwaarder dan de ^neeste andere.
VOOR DE SCHOONMAAK
NU 2 PAKKEN V00r1
,AR HET ENCELSCH J
Strijd om het absolute nulpunt
beoogt een zeer belangrijk
wetenschappelijk doel
Tusschen de Boltzmann- en de Harnaek
strasse, direct naast het „Kaiser Wil-
helm-Institut für Zellphysiologie", in het
«mmerrijke voorstadje' Dahlem, dat nog tot
Groot-Berlijn moet worden gerekend, ligt het
Nieuwe „Kaiser-Wilhelm-Institut für Physik",
werkplaats van onzen beroemden landgenoot
prof. Debye, den Nobelprijswinnaar. Het is een
Bebouw met twee vleugels, dat een groote L
v°rmt. Aan den uitersten Westkant verheft zich
een dikke, ronde toren van 18 meter hoog, die
jhet zijn spits dak iets op een middeleeuwschen
DUrchttoren gelijkt.
Het „Kaiser-Wilhelm-Institut" houdt zich,
Sooals men weet, met alle takken van weten
skap bezig. Dit „Institut für Physik" is een
öer 62 instituten van de „Kaiser-Wilhelm-Ge-
Sellschaft".
Maar toch komt dit jongste instituut niet in
laatste plaats. De geschiedenis van het in
stituut begon reeds in het jaar 1914. Toen was
"et geld voor den bouw bij elkaar. Maar de
Wereldoorlog kwam. Men dacht in Duitschland
aan geheel andere dingen dan aan de theoreti
sche natuurkunde.
In 1917 begon het instituut te werken. Het
•hoest zijn bezigheden evenwel beperken tot het
verleenen van steun aan wetenschappelijk werk,
öat elders verricht werd. Want de stichting
"ad nog geen eigen gebouw. Later werd de
Z-B. „Notgemeinschaft der Deutschen Wissen
schaft" opgericht, die thans „Deutsche For-
Schungsgesellschaft" heet; het instituut ver
kende aan deze „Notgemeinschaft" steun.
Eerst voor een paar jaar kon met den bouw
*an een eigen gebouw worden begonnen. De
'Ciding van de Rockefeller-stichting had een
Zeer groot bedrag voor den bouw ter beschik
king gesteld. Onze landgenoot Dr. Peter De
bye, die destijds hoogleeraar in de natuurkun
de aan de universiteit in Leipzig was, werd tot
directeur benoemd. Geheel naar zijn plannen
Werd het instituut gebouwd.
Wij loopen door de lange lichte gang van het
mstituut. Overal dreunen nog hamerslagen.
Het vroolijke geroep der arbeiders vult de ten
deele nog leege ruimten.
Ook Dr. Hans Joachim Flechtner heeft met
Pr°f. Debye en twee zijner medewerkers een
ontdekkingstocht door het geheimzinnige labo-
fa torium gemaakt.
Hier, in deze twee ruimten, aldus een der
Jhedewerkers van den hoogleeraar, staan de
boogspanningstoestellen voor de Röntgenbuizen
He leiding en de isolatoren zijn hier reeds in-
Bebouwd. Zij leiden door de muren naar gind-
Sche nevenvertrekken, waar de Röntgenbuizen
Zullen worden opgericht. Maar de waarneming
Z"1 vanuit een andere ruimte plaats vin
ben. Door een venster van lood-glas zal men
Sijn waarnemingen moeten doen. En de muren
yan het vertrek, waar de Röntgenbuizen in
komen te staan, zullen onder alle omstandig
heden de Röntgenstralen moeten kunnen te-
Benhouden.
In deze afdeeling zal het onderzoek naar de
•"oleculaarstructuur der materie met behulp
van de Röntgenbuis plaats vinden.
Laat ons eens terugdenken. In de 90er jaren
Werden de Röntgenstralen ontdekt. Het was
een sensatie op natuurkundig gebied. Spoedig
kregen zij ook geneeskundige beteekenis. In het
Jaar 1912 gelukte het Paul von Laue, den plaats-
yervangenden directeur van het instituut, aan
toonen, dat ook kristallen „geröntgt" kon-
ben worden: de fijne afstanden tusschen de
Regelmatig gelegen moleculen vormden een
•■rooster" van zulk een fijnheid, dat de Rönt
genstralen, die een zeer korte golf hebben, bij
bun doorgang door kristallen gebogen werden.
Hiermee was het bewijs geleverd, dat de Rönt
genstraling een „golvennatuur" had. Maar aan
ben anderen kant had deze proef eveneens een
huddel aan de hand gedaan, om de structuur
van een kristal zichtbaar te maken. De ver-
bere uitwerking van deze werkwijze, die nu
°°k bij vloeistoffen en gassen werd toegepast,
°P welk gebied vooral Prof. Debye met veel
"Ucces proeven nam, leidde dan tot een steeds
sterkere verfijning der methode, zoodat het
kans mogelijk is, de inwendige samenstelling
^an de gecompliceerde moleculen te onderzoe
ben. In de vier vertrekken van het nieuwe in
stituut, die voor dezen arbeid speciaal zijn in
gericht, zullen deze onderzoekingen worden
y°ortgezet. Zij zijn even belangwekkend voor
be natuurkunde als voor de scheikunde en de
techniek.
Dan staan wij in den toren, waarin op het
""Senblik door de arbeiders nog hard wordt ge-
Werkt. Hier verheffen zich vier geweldige zui-
e". Wij zien hier stolpen met condensatoren
®b „ventielbuizen", die een zigzaglijn vormen.
Hit is een inrichting, door Siemens geleverd,
Waarin een spanning van drie millioen volt
ban worden verkregen. Boven ons, op een
boogte van 14 meter, loopt een ijzeren galerij
t°hdom den toren en dank zij een z. g. „loop-
kat" is het mogelijk, hier de z. g. kathoden-
en kanaalstraalbuizen op te hangen, die gewel
dige spanningen zullen moeten uithouden. Hier
neemt Debye straks zijn proeven op het gebied
der „atoomverbrijzeling" en „atoomverande
ring". Deze proeven zullen echter niet de fan
tastische droomen van het technische „ausnüt-
zen" der atoomenergie verwerkelijken. Zij die
nen slechts voor wetenschappelijk onderzoek:
den bouw van het atoom en de samenstelling
van de atoomkern.
Ook hier dient weer een beschermende muur,
om het naar buiten treden der stralen te ver
hinderen. De plaatsen, van waaruit de waar
nemers hun oogen den kost moeten geven,
zijn nog eens extra beschermd. Een uitste
kende ventilatie zorgt voor goede uiterlijke
proefvoorwaarden.
Voor de spectroscopische onderzoekingen, die
de structuur der vloeistoffen zullen moeten na
gaan, moeten de ruimten vooral „tempera-
tuurvast" worden gebouwd. Van buiten wor
den de lichtstralen in de roosterruimte naar
binnen gezonden. Dan worden de stralen te
ruggekaatst, zoodat de waarneming wederom
buiten de ruimte kan plaats vinden.
In afzonderlijke gebouwen staan de appara
ten, die voor het verkrijgen der lage tempera
turen dienen. Want ook het onderzoek bij zeer
lage temperaturen behoort tot de taak van
Prof. Debye. In étappen wordt de strijd om
het absolute nulpunt gestreden. Stikstof wordt
vloeibaar gemaakt. Dit geschiedt bij een tem
peratuur van 190 gr. Celsius onder nul. Nu
komt de tweede etappe: waterstof wordt vloei
baar gemaakt bij een temperatuur van minus
250 gr. Celsius. Daarop volgt de derde etappe:
wij krijgen vloeibaar heliumgas bij een tempe
ratuur van 270 gr. Celsius onder het nulpunt.
Een nog lagere temperatuur krijgt men nu
door magnetische inwerking, zoodat men het
absolute nulpunt, d.i. 273,2 gr. Celsius onder
nul, steeds meer nadert.
Dit absolute nulpunt is berekend uit de theo
rie der gassen. Bij verwarming van één graad
zet zich het volume van het gas met 1/273 uit.
Daalt de temperatuur van het gas één graad,
dan wordt het volume weer 1/273 kleiner.
Bij afkoeling tot 273 gr. zou een gas dus
theoretisch heelemaal geen volume meer heb
ben! Dan zou het gas dus ook geen druk meer
kunnen uitoefenen.
Daar nu de temperatuur van een gas door den
druk, dien het uitoefent, wordt gemeten, heeft
het begrip temperatuur hier derhalve zijn mi
nimum grens bereikt.
Allerlei stoffen blijken bij dergelijke lage tem
peraturen andere eigenschappen te krijgen
De strijd om het absolute nulpunt is dus niet
te vergelijken mét de jacht naar een sportief
record, maar het is een zeer belangrijk weten
schappelijk doel.
Zoo ziet men, dat het „Institut für Physik"
in Dahlem een uitgebreid programma heeft. Dit
instituut is niet alleen met de meest moderne
instrumenten uitgerust, maar ook de voorzorgs
maatregelen, die er getroffen worden, zijn mo
dern. Zoo worden b.v. de schakelaars voor het
drijven der machines in de afdeeling van de
lage temperaturen „ferngesteuert", dus van ver
ren afstand bediend. Op deze wijze wordt b.v.
het ontploffingsgevaar door vonken in de wa
terstofruimte bezworen. Alle ruimten, waarin
stralen worden onderzocht, zijn zorgvuldig te
gen het naar binnen dringen van vagebondee-
rende stralen beveiligd. Moleculair onderzoek
en atoomonderzoek, spectroscopie en onderzoek
bij lage temperaturendit program toont,
dat het nieuwe „Kaiser-Wilhelm-Institut" pro
blemen wil oplossen, die thans in het brand
punt van de wetenschappelijke belangstel
ling staan. Zijn voorbeeldige inrichting en al
dus Dr. Flechtner in het „Berliner Tageblatt"
vooral de wetenschappelijke naam van zijn
directeur doen verwachten, dat de onderzoe-
kingsarbeid vruchtbaar zal zijn.
De grootste gitaar ter
wereld is kort geleden
te St. Louis (Ver. Sta
ten) gereed gekomen.
Het instrument is bij
na twee meter lang.
Ter vergelijking daar
voor een instrument
van de gebruikelijke
grootte
Aan bevordering van de stilte §1
Werd in stilte wel gewerkt,
Maar het groot publiek heeft daarvan s
Nog niet bijster veel gemerkt. S
Thans treedt men ermee naar buiten ff
En men gooit het roer nu om,
Om meer stilte te verkrijgen, |l
Roert men nu de groote trom! j
Hoeveel soorten toch van herrie,
Claxon, knalpot, fluit en bel,
Tram en auto, trein en motor, i
Maken 't leven tot een hel! |j
Wat moorddadige geluiden
Maken ons het leven zuur.
In de straten, in de huizen,
Ja, tot zelfs in de natuur! H
De bestrijding van dat vele
Overbodige lawaai
Zij nu flink ter hand genomen,
Volgehouden, krachtig, taai.
Eï
S Hoe wij daartoe kunnen helpen?
H Wat wij daarvoor kunnen doen?
't Is eenvoudig, want zoo dikwijls M
Is 't een kwestie vanfatsoen!
Och, we voelen toch ten slotte E
Heusch nog wél wat ons niet past,
In de eerste plaats komt 't motto: l|
Doet elkaar geen overlast! 1|
S
HERMAN KRAMER
illllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllll^
verbrijzelingsexperimenten betrekking hebben
zijn uiterst kiein. Het gaat hier over enkele af
zonderlijke atomen. Praktische waarde in
den zin van het verkrijgen van zóó groote hoe
veelheden, dat deze voor de praktijk beteekenis
hebben moet men daaraan in het algemeen
dan ook ontzeggen.
Volgens een mededeeling van dr. W. F. G.
Swann te New York voor een wetenschappelijk
auditorium echter, laat de scheiding der ele
menten in hun isotopen zich hier op zulk 'n voet
doorvoeren, dat het mogelijk zou zijn, het daar
bij verkregen lichtste metaal voor praktische
doeleinden te gebruiken. Men kan nu dus de
technische eigenschappen van dit nieuwe metaal
gaan onderzoeken.
De mogelijkheid van een commercieele toe
passing zal echter nog wel een tijdlang op zich
laten wachten. De proefnemingen hebben voors
hands slechts wetenschappelijke waarde.
ING. D.
Een licht metaal is een geschenk, dat door
de moderne techniek dankbaar met beide han
den wordt aanvaard. Speciaal in den vliegtuig
bouw heeft dan ook aluminium, vooral in den
vorm van harde legeeringen als duraluminium
en superduraluminium, een belangrijke aan
wending gevonden.
Een nog lichtere metaalsoort werd onlangs
aan de Franklin-Universiteit te Philadelphia als
resultaat van laboratorium-proefnemingen ver
kregen. Dr. L. B. Rumbaugh, die er experimen
teerde op het terrein van atoomdesintegratie,
was de ontdekker. Hij gaf het nieuwe metaal
den naam van „lithium six".
De hoeveelheden waarop dergelijke atoom-
Het transport van electriciteit is een kwestie,
waarbij tal van problemen rijzen. Vooral in de
laatste jaren heeft men daaraan veel aandacht
besteed. Steeds meer is men doende bovengrond-
sche electrische leidingen door ondergrondsche
te vervangen., ze te verkabelen. Dit geschiedt
met het doel ze aan de schadelijke invloeden
van de weersgesteldheden en tevens aan mecha
nische beschadigingen te onttrekken.
Natuurlijk dienen ook de kabels onder den
grond tegen verwoestende invloeden beschermd
te worden en wel voornamelijk tegen vocht. Dit
geschiedt daardoor, dat men den eigenlijken ge-
leiddraad omgeeft met een „mantel", een uit
vele lagen bestaand, volstrekt waterdicht om
hulsel. Desondanks treden echter na verloop van
tijd poreuze plekken op, die zoo spoedig mogelijk
gedicht moeten worden.
De moeilijkheid is, deze plaatsen te vinden.
Om deze „zieke" plekken op te sporen past men
in de Vereenigde Staten in den laatsten tijd een
nieuwe methode toe, welke door haar verrassen
den eenvoud aan het befaamde ei van den veel-
gesmaden ontdekker van dit werelddeel her
innert.
Men vindt de zwakke plek namelijk door....
zeepbellen blazen!
Op bepaalde afstanden wordt de kabelmantei
geopend en perst men er stikstof in, nadat men
vooraf dezen mantel met een zeepoplossing be
streken heeft. Het resultaat is het volgende. Het
gas dringt op de verweerde plaatsen naar buiten,
komt tot aan de zeepoplossing en blaast deze
door zijn druk tot zeepbellen op. Deze zeepbellen
wijzen nu de beschadigde plek duidelijk aan.
Ing. D.
e oorlog woedt in al zijn verbijsterende
hevigheid. Regimenten rukken op, in ti
railleur-linie of gesloten colonnes; auto
treinen, die zorgen voor den aanvoer van mu
nitie en proviand, ontmoeten op hun gevaar
volle tochten eenvoudige, soms primitieve
Roode Kruiswagens. Nauwelijks zijn enkele ge
passeerd, of andere vertoonen zich al weer bij
de kromming van den weg; een onderbro
ken, maar toch eindelooze stoet het somber
beeld van eiken dag.
Vanuit een rommelige kamer, waarvan de
vensters door een granaat totaal vernield zijn,
staart sergeant Warfmühle naar dat drukke
beweeg op den straatweg, zonder dat hij het
echter ziet. Koortsachtig zijn z'n gedachten
bezig met eigen zaken, die ook den dood raken.
Straks, over enkele minuten wellicht al, zal hij
zich voor de militaire rechtbank hebben te ver
antwoorden. Plundering is hem ten laste ge
legd en daar staat de kogel op. In zijn ransel
zijn twee zilveren kandelaars en een goud-be
slagen crucifix gevonden, afkomstig van een
naburige kerk. Dagenlang was er om het bezit
van dit gebouw gevochten met een taaie onver
zettelijkheid, die stroomen bloed gekost had. En
toen hij op den overwinningsavond, voor hij
zijn afgetobde lichaam wat rust zou gunnen,
een kruisteeken maakte om de Moeder Gods
te bedanken voor zijn lijfsbehoud, toen was
plotseling een onbekende vaandrig naast hem
komen staan.
„Hier bewaar jij dit," en met een vluchtig
gebaar had hij Warfmühle de kandelaars en
het kruisbeeld in de handen gedrukt, „jij bent
katholiek en bij jou zijn ze dus veilig. Als an
deren ze gevonden hadden, waren ze mis
schienVerdwenen was de vaandrig, op
geslokt in de duisternis. Als golden het teere
reliquieën, zóó voorzichtig borg Warfmühle de
voorwerpen in zijn ransel. Den volgenden mor
gen, reeds tijdens de inspectie, had de officier
van den dag ze bemerkt en ze hem afgenomen.
Rapport was er van opgemaakt, voorloopige
verhooren afgenomen, toen was hij in arrest
gesteld.
En nu: wachten, eindeloos wachten tusschen
zwaar-bewapende makkers, die zijn cipiers ge
worden zijn.
„Sergeant Warfmühle!" Een stentorstem roept
zijn naam door het licht-verwoeste schoolge
bouw. Een siddering gaat den man door de le
den. Dan staat hij op en loopt kaarsrecht naar
de zittingzaal, op den voet gevolgd door zijn
bewakers.
Als beleefde hij de gebeurtenissen van dien
gedenkwaardigen avond opnieuw, zoo nauwge
zet doet sergeant Warfmühle zijn verhaal van
die merkwaardige ontmoeting met den hem
onbekenden vaandrig. Een lange rij getuigen
komt en gaat, model-gekleed en met glanzend-
gepoetste schoenen. Niets weten ze te verklaren,
dat in het nadeel van Warfmühle kan worden
uitgelegd, maar ook het omgekeerde is niet het
geval.
Dan buigt de president, een in den dienst
vergrijsde militair, zich voorover. Overredend
klinkt zijn stem.
„Kom aan, Warfmühle, spreek nu toch de
waarheid! Als je bij je ontkenning blijft, kun
nen we niet veel voor je doen; dat moet je zelf
begrijpen." Zijn oogen keeren zich langzaam
naar het venster en het daarachter liggende
speelveld, begrensd door een zwart-geblakerden
muur, waartegen kerkroovers geplaatst kun
nen worden.
Langzaam komt Warfmühle overeind, zijn
blikken dwalen over de leden der balie; angst
en hulpeloosheid teekenen zich op zijn gezicht,
terwijl dikke zweetdruppels langs slapen en
voorhoofd paarlen.
„Mijne heeren, ik blijf bij mijn verklaring,
ik heb slechts de waarheid gesproken." Even
kijkt hij om zich heen, als zoekt hij naar een
teeken van instemming met zijn fiere woorden
maar niets of niemand beweegt zich. Dan gaat
hij weer zitten.
De president leunt achterover in zijn stoel
en overdenkt den innerlijken strijd om het le
ven, die zich zoo juist vlak voor hem heeft vol-
t Was dus erg begrijpelijk, dat 't hoofd der Turksche politie zich
in verbinding stelde met den president om dezen te vragen of dat
allemaal mocht. De president dacht ernstig na en zei toen: „Laat
ze maar verder trekken, dan zijn we ze het gauwste weer kwijt."
Op het vliegveld hadden Drein en Piet den volgenden morgen
een prettige ontmoeting. Daar zagen ze een Hollandschen piloot,
die met een K.L.M.-toestel op weg was naar Amsterdam. De be
groeting was allerhartelijkst en de piloot nam Drein en Piet mee
om ze voor te stellen aan de passagiers.
Maar dat waren heelemaal geen aardige menschen. Ze waren
erg verwaand en keken vooral Drein erg uit de hoogte aan. Ze
vonden zeker, dat hij er niet deftig genoeg uitzag. De heeren
namen niet eens hun sigaar uit den mond, toen ze zeiden:
„Hoe gaat het?"
trokken. De aanklager en de verdediging put
ten zich uit in juridische spitsvondigheden; dan
wordt de beklaagde weggeleid, de rechtbank
moet zich beraden.
In de half-donkere gang leunt sergeant
Warfmühle tegen den muur, gedachteloos rookt
hij een sigaret. Niemand spreekt.... Van bui
tenaf komt het holle geluid van voorbij mar-
cheerende soldaten.
Een nog jonge man, vergezeld van een korpo
raal-schrijver, stuift de gang binnen, zegt
heesch en opgewonden enkele woorden tegen
de wacht en verdwijnt dan haastig in de
rechtszaal. Warf
mühle haalt ge
dachteloos aan
zijn sigaret, die de
vingertoppen bij
kans schroeit.
Zelfs het stem-
menrumoer uit de
aangrenzende zaal brengt geen verandering in
zijn apathische houding.
Een tikje op zijn schouder brengt hem tot de
werkelijkheid terug en gedwee stapt hij de
rechtzaal weer binnen. Met een slag kletteren
de geweerkolven achter hem neer op den
grond, als hij zijn plaats op het beklaagden
bankje weer heeft ingenomen. Hij bemerkt
noch de opgewondenheid der balie, noch dringt
het tot hem door, wat de openbare aanklager
afleest. Niets kan hem meer deren, het leven
heeft voor hem afgedaan, slechts wil hij zoo
lang mogelijk in gedachten verwijlen bij zijn
verloofde, aldoor maar weer denken aan zijn
moeder.
Sergeant Warfmühle!" De melodieuze stem
van den president hoort hij wel. Met een
koortsachtige flikkering in zijn oogen kijkt hij
hem aan.
„Namens de rechtbank wil ik je van harte
feliciteeren met de gelukkige wending, die deze
zaak op het allerlaatste moment nog heeft ge
nomen!"
Langzaam komt de magere gestalte van den
beklaagde overeind; zijn mond is half open ge
zakt, onwezenlijk ziet hij den spreker aan.
„Zoo even heeft de u onbekende vaandrig
zich gemeld en de verklaring, die u heeft af
gelegd, bevestigd. U is vrijgesproken!"
Warfmühle wankelt. Bijkans drie jaren al heeft
hjj van dag tot dag den dood onder de oogen
gezien en het deerde hem niet; deze emotie is
hem te veel. Voorzichtig wordt hij naar buiten
gedragen; de frissche lucht doet hem goed en
spoedig keert hij tot het bewustzijn terug.
Naast hem knielt de vaandrig. In zijn hand
klemt hij een papier, dat Warfmühle onmid
dellijk herkent als een verlofpas. Vragend kijkt
hij den officier aan.
„Dat was op 't kantje af, sergeant. Ik had
die kandelaars en dat kruisbeeld in den ransel
van een vijandig soldaat gevonton, toen wij de
lijken begroeven. Nadat ik ze jMi gegeven had,
heb ik er geen oogenblik meer aan gedacht ze
weer op te halen. Ik heb n.1. kort daarna een
patrouilledienst moeten opknappen, die nogal
wat van me vergde. Eerst vanmorgen, toen ik
op het perron stond, om voor een week met
verlof te gaan, hoorde ik toevallig, dat er van
daag iemand terecht moest staan wegens plun
dering. Interesseerde het geval mij eerst wei
nig, toen ik zooiets als kandelaars en kruisbeeld
hoorde mompelen, schoten mij plotseling de ge
beurtenissen van dien avond te binnen. Ik heb
geloopen, als zat een heele compagiÜe Fran-
schen me op de hielen, om hier zoo gauw mo
gelijk te zijn. Doodsangsten heb ik uitgestaan,
dat beloof ik je. Maar het is niet voor niets
geweest en dat vergoedt al heel wat!"
Warfmühle kan geen woord uitbrengen. On
afgebroken ligt hij naar den verlofpas te kijken.
Duizenden en duizenden hunkeren naar zoo'n
papiertje, dat hen voor eenigen tijd verlost uit
die vreeselijke bloed-hel en terug brengt naar
eigen land, eigen huis, vrouw en kinderen, naar
alles, wat het leven waarde geeft. Geheel vrij
willig heeft deze vaandrig die welhaast unieke
gelegenheid laten voorbijgaan en zich gehaast
om een hem nagenoeg onbekenden man een
onverdiend vonnis te doen ontgaan.
Dan ziet Warfmühle op, hij kijkt in de oogen
van den vaandrig. Twee mannen, twee soldaten
drukken elkaar de hand.
ATT T"* P^MMC1 >C op dit blad zijn ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen U *7m bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p *7^(1 m bij een ongeval met p /R()
J-\ I ,r, A I T It P. Ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A %J\J» doodelijken afloop x wv
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
Ik stond nu onder de schaduw van de groote
"karren, 'die hun lange, slanke takken op en
k®er wuifden in den suizenden wind. Tegen een
~°omstam geleund, verviel ik in een droefgees-
R*S gepeins en werd zoo getuige van de ope-
•"gsacte van een drama.
Ineens hoorde ik het geluid van stemmen, en,
~°"der mij te verroeren, keek ik over den schou-
5,er en zag drie personen naderbij komen: Mrs.
"■arbutt en een mij onbekenden, ouderen heer
°orop en Mr. Garbutt, er blijkbaar met weer-
achteraanslenterend.
Ik zag wel, dat ze van plan waren, recht-toe,
®°ht-aan te gaan en dat ze mij dus niet ge-
^aar zouden worden; ik bleef ze dan ook stil
B"deslaan en schonk vooral mijn aandacht aan
e" onbekende.
Het was een groote, breed-geschouderde man;
"J"ar toch was hij zeer mager. Hij had een
Blad-geschoren gelaat met een gezonde, ge
bonsde tint; de kleur van zijn oogen kon ik
onderscheiden, maar de wenkbrauwen
"ren staalgrijs. Hij was goed gekleed, ofschoon
stijlvol.
Ik zou zélf niet hebben weten te verklaren
waarom ik zoo zeer belangstelde in dezen man;
maar ik voelde mij tot hem aangetrokken. Dit
was zeker degene, van wien Mrs. Garbutt had
gesproken als van een „oplichter", die maar geld
wilde afpersen, maar die nu ook „de gevolgen
zou moeten dragen" van deze handeling.
En die „gevolgen" duchte ik juist zoo met
een tegenpartij als die wreede vrouw; want, dat
zij deze eigenschap bezat, bleek duidelijk uit de
wijze, waarop zij de dunne lippen opeen-ge
klemd hield.
Zou die vreemde logeeren op de Abbey?
Ik hoopte het maar, want ik zou hem graag
leeren kennen. Mrs. Garbutt had immers ge
zegd: „Hij moet hier maar blijven, tot wij zeker
van hem zijn."
Toen ze de plek voorbij waren, waar ik stond,
gingen ze den heelen aanplant langs, tot ein
delijk een groep boomen hen voor mijn oogen
verborg.
Zoodra ze weg waren, moest ik om mijzelf
lachen, zooals hun gaan en komen mij eigen
lijk interesseerde....
Hoe lang ik er toen later nog bleef staan,
weet ik niet; een paar maal had ik al naar huis
willen terugkeeren; maar telkens was het, of
iets mij weerhield en eindelijk besloot ik niet
binnen te gaan, eer de duisternis inviel, want,
met de gordijnen dicht en de lamp aan, zou het
er allicht wat gezelliger uitzien; nü had het veel
van eene gevangenis met die getraliede ven
sters.
Ineens zag ik Mr. Garbutt weer verschijnen
op de plek, waar het drietal uit mijn oog ver
dwenen was. Hij kwam om de boomgroep heen-
geloopen, precies in dezelfde houding, met de
handen in de zakken, als ik hem eerst al ge
zien had. Hij keek niet óp of óm, maar ging
dicht bij den aanplant op een omgevallen boom
stam zitten, blijkbaar in gedachten verdiept.
Hoe lang hij daar nu zat, weet ik niet, maar
het leek mij uren toe, want ik durfde mij niet
verroeren, omdat ik bang was, dat hij anders
mijn tegenwoordigheid ontdekken zou.
Tot mijn groote verlichting verscheen Mrs.
Garbutt ineens achter de groep boomen, ditmaal
alleen.
Zij liep heel anders dan haar zoon; heel snel,
of leven en dood afhing van de haast, waarmee
zij voortschreed. Af en toe bracht zij de hand
naar de zijde en toen ze dichterbij kwam, hoorde
ik haar hijgen.
Even later werd ze haar zoon gewaar en
riep hem, of ze blij was, dat ze hem ontdekt
had. Hij keerde zich om, ging terug en stak zijn
arm door den haren.
„Waarom ben je zoo ver gegaan?" vroeg zij
ademloos. „Waarom heb je niet op mij ge
wacht?"
„Ik heb gedaan, wat u mij gezegd had," ant
woordde hij, op zóó kouden, onverschilligen
toon, dat ik nu toch even boos op hem werd.
U zei, dat al wat ik te doen had, was, uw
orders na te komen; dat ik niet wachten
moest, dus dat hèb ik ook niet gedaan. Is er
iets goeds gekomen van uw onderhoud?
,Ik heb hem tot rede gebracht; tenminste,
hij zal er nu weer een paar dagen niet mee
voortgaan."
„Hoe hebt u het gedaan gekregen?" vroeg hij,
blijkbaar verrast.
Ze antwoordde hem met gebiedend gebaar en
zei:
„Val mij niet lastig met vragen! We hebben
nu een paar dagen speling en laten wij die zoo
goed mogelijk gebruiken. Al wat je noodig hebt
te weten, zal ik je vertellen. Ga maar mee."
Zonder eenigen tegenstand gaf hij toe en ze
wandelden zwijgend weg, voorbij het huis, zoo
dat ik ze uit het oog verloor. Nieuwsgierig
vroeg ik mij af, wat er toch geworden zou zijn
van hun onwelkomen bezoeker en welke midde
len Mrs. Garbutt had gebruikt, om hem „tot
rede te brengen."
Een plotseling onweerstaanbaar verlangen,
om te weten, wat er onmiddellijk achter die
boomgroep, of liever dat boschje lag, deed zich
bij mij gevoelen.
Zonder er mij verder rekenschap van te
geven, of dit wel raadzaam zou zijn, liep ik
langs den aanplant en keek toen eens voorzich
tig uit.
Er was niemand te zien. Mr. en Mrs. Gar
butt waren waarschijnlijk door een smal
deurtje in den steenen muur gegaan, die de
omheining vormde van een moestuin, en dan
zouden ze zóó den achterkant van het huis zijn
binnengegaan.
Ik begaf mij nu ook naar dat geheimzinnige
boschje, maar wilde niet te gauw loopen, om
dat ik anders bang was, dat ik van het huis
uit gezien kon worden. Ik deed er dus een
minuut of vijf over en toen sloeg ik den hoek
om.
De boomen waren omheind met horden; ik
volgde het voetpaadje daarlangs en liep toen om
den anderen kant van het boschje heen. Hier
stond ik voor een verrassing: op nog geen hon
derd meter van mij af, zag ik een schilderach
tige ruïne. Op den voorgrond was een lange
muur staande gebleven met sierlijke boogven
sters. De zijmuren waren ook vrijwel onbescha
digd en van den dikken achtermuur was maar
een deel over. Er was ook nog één torentje, dat
zelfs in nog beteren staat verkeerde dan de rest
van het gebouw, ofschoon het metselwerk op
den top hier en daar afgebrokkeld was.
„Zoo," zei ik tegen mijzelf, „die ruïne hebben
ze zeker aan hun gast laten zien en nu zal hij
dit pad verder gevolgd zijn, dat waarschijnlijk
de weg is naar het station. Ik ben blij, dat ik
dezen verkenningstocht heb gemaakt. Ik weet
eigenlijk niet, hoe ik mij den nonsens in het
hoofd haalde, maar ik geloof, dat ik op z'n
minst verwacht had, een poel of een plas te zien,
met duidelijke kenteekenen van een worsteling
langs de glibberige kanten."
„Wat een mooie ruïne! Vooral in het half
duister ligt er zoo'n romantische tint over, die
ze in het volle daglicht waarschijnlijk niet
hebben zal!"
Ik liep langs den langsten muur van de ruïne
en zag, dat er aan verbonden waren de bouw
vallen van een kerkje, dat mij echter van veel
recenter datum leek te zijn dan het vierkante
gebouw. Die toren had er dus geen deel van
uitgemaakt en ook lag er nog een grasveld tus
schen de ruïne en den toren.
Terwijl ik naar dien bewusten toren stond te
kijken, dien ik dus van eenigen afstand zag,
hoorde ik ineens een jammerkreet, of iemand
in doodsgevaar verkeerde.... Misschien gedu
rende een halve minuut stond ik roerloos, in
spanning wachtend, of de kreet zich soms her
halen zou, en toen keerde ik terug en vluchtte
langs de boomgroep, door den aanplant, en zoo
in één vaart het huis binnen en de trap op naar
mijn eigen kamerDe verschrikking van die
vlucht in het half-duister door het eenzame
park laat zich niet beschrijven.
Langzamerhand, toen ik de eerste ontstelte
nis te boven was, ging ik mij afvragen, wat ik
doen zou. Was er soms iemand opgesloten in
dien vreeselijken, geïsoleerden toren?.... Daar
had het wel allen schijn van en als ik nu
geenerlei pogingen in het werk stelde, om den
ongelukkigen gevangene te bevrijden, dan zou
hy zeker den nacht daar moeten doorbrengen.
Ik belde. Er verscheen een dienstmeisje, dat
mij inlichtte, dat Collins bezig was, haar
meesteres te helpen kleeden voor het diner.
„Je zult de boodschap ook wel kunnen doen
voor mij," zei ik. ,3reng dan eens de groeten
over aan Mrs. Garbutt en vraag haar, of ze mij
soms vijf minuten ontvangen kan. Ik zal haar
geen seconde langer ophouden.
Het meisje keek verrast, terwijl zij het ver
trek verliet, blijkbaar vond zij het wat vrij van
mij, dat ik zoo iets durfde zeggen. Maar daar
trok ik mij niets van aan; in dit geval ging de
nood van den gevangene vóór op de étiquette.
(Wordt vervolgd)