BIJ PROF. DR. PETER DEBIJE ffldmb&aal van den dag D Het Zeemonster van Nagasaki PRESTO E Een week erschrikkingenj I11"11 ANTI-LA WAAI-BOND I2cts DONDERDAG 22 APRIL 1937 EEN UITGEBREID PROGRAMMA Moderne voorzorgs maatregelen Naar het lichtste metaal Zeepbellen als verklikkers I Kameraad- HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 et. en 25% zwaarder dan de ^neeste andere. VOOR DE SCHOONMAAK NU 2 PAKKEN V00r1 ,AR HET ENCELSCH J Strijd om het absolute nulpunt beoogt een zeer belangrijk wetenschappelijk doel Tusschen de Boltzmann- en de Harnaek strasse, direct naast het „Kaiser Wil- helm-Institut für Zellphysiologie", in het «mmerrijke voorstadje' Dahlem, dat nog tot Groot-Berlijn moet worden gerekend, ligt het Nieuwe „Kaiser-Wilhelm-Institut für Physik", werkplaats van onzen beroemden landgenoot prof. Debye, den Nobelprijswinnaar. Het is een Bebouw met twee vleugels, dat een groote L v°rmt. Aan den uitersten Westkant verheft zich een dikke, ronde toren van 18 meter hoog, die jhet zijn spits dak iets op een middeleeuwschen DUrchttoren gelijkt. Het „Kaiser-Wilhelm-Institut" houdt zich, Sooals men weet, met alle takken van weten skap bezig. Dit „Institut für Physik" is een öer 62 instituten van de „Kaiser-Wilhelm-Ge- Sellschaft". Maar toch komt dit jongste instituut niet in laatste plaats. De geschiedenis van het in stituut begon reeds in het jaar 1914. Toen was "et geld voor den bouw bij elkaar. Maar de Wereldoorlog kwam. Men dacht in Duitschland aan geheel andere dingen dan aan de theoreti sche natuurkunde. In 1917 begon het instituut te werken. Het •hoest zijn bezigheden evenwel beperken tot het verleenen van steun aan wetenschappelijk werk, öat elders verricht werd. Want de stichting "ad nog geen eigen gebouw. Later werd de Z-B. „Notgemeinschaft der Deutschen Wissen schaft" opgericht, die thans „Deutsche For- Schungsgesellschaft" heet; het instituut ver kende aan deze „Notgemeinschaft" steun. Eerst voor een paar jaar kon met den bouw *an een eigen gebouw worden begonnen. De 'Ciding van de Rockefeller-stichting had een Zeer groot bedrag voor den bouw ter beschik king gesteld. Onze landgenoot Dr. Peter De bye, die destijds hoogleeraar in de natuurkun de aan de universiteit in Leipzig was, werd tot directeur benoemd. Geheel naar zijn plannen Werd het instituut gebouwd. Wij loopen door de lange lichte gang van het mstituut. Overal dreunen nog hamerslagen. Het vroolijke geroep der arbeiders vult de ten deele nog leege ruimten. Ook Dr. Hans Joachim Flechtner heeft met Pr°f. Debye en twee zijner medewerkers een ontdekkingstocht door het geheimzinnige labo- fa torium gemaakt. Hier, in deze twee ruimten, aldus een der Jhedewerkers van den hoogleeraar, staan de boogspanningstoestellen voor de Röntgenbuizen He leiding en de isolatoren zijn hier reeds in- Bebouwd. Zij leiden door de muren naar gind- Sche nevenvertrekken, waar de Röntgenbuizen Zullen worden opgericht. Maar de waarneming Z"1 vanuit een andere ruimte plaats vin ben. Door een venster van lood-glas zal men Sijn waarnemingen moeten doen. En de muren yan het vertrek, waar de Röntgenbuizen in komen te staan, zullen onder alle omstandig heden de Röntgenstralen moeten kunnen te- Benhouden. In deze afdeeling zal het onderzoek naar de •"oleculaarstructuur der materie met behulp van de Röntgenbuis plaats vinden. Laat ons eens terugdenken. In de 90er jaren Werden de Röntgenstralen ontdekt. Het was een sensatie op natuurkundig gebied. Spoedig kregen zij ook geneeskundige beteekenis. In het Jaar 1912 gelukte het Paul von Laue, den plaats- yervangenden directeur van het instituut, aan toonen, dat ook kristallen „geröntgt" kon- ben worden: de fijne afstanden tusschen de Regelmatig gelegen moleculen vormden een •■rooster" van zulk een fijnheid, dat de Rönt genstralen, die een zeer korte golf hebben, bij bun doorgang door kristallen gebogen werden. Hiermee was het bewijs geleverd, dat de Rönt genstraling een „golvennatuur" had. Maar aan ben anderen kant had deze proef eveneens een huddel aan de hand gedaan, om de structuur van een kristal zichtbaar te maken. De ver- bere uitwerking van deze werkwijze, die nu °°k bij vloeistoffen en gassen werd toegepast, °P welk gebied vooral Prof. Debye met veel "Ucces proeven nam, leidde dan tot een steeds sterkere verfijning der methode, zoodat het kans mogelijk is, de inwendige samenstelling ^an de gecompliceerde moleculen te onderzoe ben. In de vier vertrekken van het nieuwe in stituut, die voor dezen arbeid speciaal zijn in gericht, zullen deze onderzoekingen worden y°ortgezet. Zij zijn even belangwekkend voor be natuurkunde als voor de scheikunde en de techniek. Dan staan wij in den toren, waarin op het ""Senblik door de arbeiders nog hard wordt ge- Werkt. Hier verheffen zich vier geweldige zui- e". Wij zien hier stolpen met condensatoren ®b „ventielbuizen", die een zigzaglijn vormen. Hit is een inrichting, door Siemens geleverd, Waarin een spanning van drie millioen volt ban worden verkregen. Boven ons, op een boogte van 14 meter, loopt een ijzeren galerij t°hdom den toren en dank zij een z. g. „loop- kat" is het mogelijk, hier de z. g. kathoden- en kanaalstraalbuizen op te hangen, die gewel dige spanningen zullen moeten uithouden. Hier neemt Debye straks zijn proeven op het gebied der „atoomverbrijzeling" en „atoomverande ring". Deze proeven zullen echter niet de fan tastische droomen van het technische „ausnüt- zen" der atoomenergie verwerkelijken. Zij die nen slechts voor wetenschappelijk onderzoek: den bouw van het atoom en de samenstelling van de atoomkern. Ook hier dient weer een beschermende muur, om het naar buiten treden der stralen te ver hinderen. De plaatsen, van waaruit de waar nemers hun oogen den kost moeten geven, zijn nog eens extra beschermd. Een uitste kende ventilatie zorgt voor goede uiterlijke proefvoorwaarden. Voor de spectroscopische onderzoekingen, die de structuur der vloeistoffen zullen moeten na gaan, moeten de ruimten vooral „tempera- tuurvast" worden gebouwd. Van buiten wor den de lichtstralen in de roosterruimte naar binnen gezonden. Dan worden de stralen te ruggekaatst, zoodat de waarneming wederom buiten de ruimte kan plaats vinden. In afzonderlijke gebouwen staan de appara ten, die voor het verkrijgen der lage tempera turen dienen. Want ook het onderzoek bij zeer lage temperaturen behoort tot de taak van Prof. Debye. In étappen wordt de strijd om het absolute nulpunt gestreden. Stikstof wordt vloeibaar gemaakt. Dit geschiedt bij een tem peratuur van 190 gr. Celsius onder nul. Nu komt de tweede etappe: waterstof wordt vloei baar gemaakt bij een temperatuur van minus 250 gr. Celsius. Daarop volgt de derde etappe: wij krijgen vloeibaar heliumgas bij een tempe ratuur van 270 gr. Celsius onder het nulpunt. Een nog lagere temperatuur krijgt men nu door magnetische inwerking, zoodat men het absolute nulpunt, d.i. 273,2 gr. Celsius onder nul, steeds meer nadert. Dit absolute nulpunt is berekend uit de theo rie der gassen. Bij verwarming van één graad zet zich het volume van het gas met 1/273 uit. Daalt de temperatuur van het gas één graad, dan wordt het volume weer 1/273 kleiner. Bij afkoeling tot 273 gr. zou een gas dus theoretisch heelemaal geen volume meer heb ben! Dan zou het gas dus ook geen druk meer kunnen uitoefenen. Daar nu de temperatuur van een gas door den druk, dien het uitoefent, wordt gemeten, heeft het begrip temperatuur hier derhalve zijn mi nimum grens bereikt. Allerlei stoffen blijken bij dergelijke lage tem peraturen andere eigenschappen te krijgen De strijd om het absolute nulpunt is dus niet te vergelijken mét de jacht naar een sportief record, maar het is een zeer belangrijk weten schappelijk doel. Zoo ziet men, dat het „Institut für Physik" in Dahlem een uitgebreid programma heeft. Dit instituut is niet alleen met de meest moderne instrumenten uitgerust, maar ook de voorzorgs maatregelen, die er getroffen worden, zijn mo dern. Zoo worden b.v. de schakelaars voor het drijven der machines in de afdeeling van de lage temperaturen „ferngesteuert", dus van ver ren afstand bediend. Op deze wijze wordt b.v. het ontploffingsgevaar door vonken in de wa terstofruimte bezworen. Alle ruimten, waarin stralen worden onderzocht, zijn zorgvuldig te gen het naar binnen dringen van vagebondee- rende stralen beveiligd. Moleculair onderzoek en atoomonderzoek, spectroscopie en onderzoek bij lage temperaturendit program toont, dat het nieuwe „Kaiser-Wilhelm-Institut" pro blemen wil oplossen, die thans in het brand punt van de wetenschappelijke belangstel ling staan. Zijn voorbeeldige inrichting en al dus Dr. Flechtner in het „Berliner Tageblatt" vooral de wetenschappelijke naam van zijn directeur doen verwachten, dat de onderzoe- kingsarbeid vruchtbaar zal zijn. De grootste gitaar ter wereld is kort geleden te St. Louis (Ver. Sta ten) gereed gekomen. Het instrument is bij na twee meter lang. Ter vergelijking daar voor een instrument van de gebruikelijke grootte Aan bevordering van de stilte §1 Werd in stilte wel gewerkt, Maar het groot publiek heeft daarvan s Nog niet bijster veel gemerkt. S Thans treedt men ermee naar buiten ff En men gooit het roer nu om, Om meer stilte te verkrijgen, |l Roert men nu de groote trom! j Hoeveel soorten toch van herrie, Claxon, knalpot, fluit en bel, Tram en auto, trein en motor, i Maken 't leven tot een hel! |j Wat moorddadige geluiden Maken ons het leven zuur. In de straten, in de huizen, Ja, tot zelfs in de natuur! H De bestrijding van dat vele Overbodige lawaai Zij nu flink ter hand genomen, Volgehouden, krachtig, taai. Eï S Hoe wij daartoe kunnen helpen? H Wat wij daarvoor kunnen doen? 't Is eenvoudig, want zoo dikwijls M Is 't een kwestie vanfatsoen! Och, we voelen toch ten slotte E Heusch nog wél wat ons niet past, In de eerste plaats komt 't motto: l| Doet elkaar geen overlast! 1| S HERMAN KRAMER illllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllll^ verbrijzelingsexperimenten betrekking hebben zijn uiterst kiein. Het gaat hier over enkele af zonderlijke atomen. Praktische waarde in den zin van het verkrijgen van zóó groote hoe veelheden, dat deze voor de praktijk beteekenis hebben moet men daaraan in het algemeen dan ook ontzeggen. Volgens een mededeeling van dr. W. F. G. Swann te New York voor een wetenschappelijk auditorium echter, laat de scheiding der ele menten in hun isotopen zich hier op zulk 'n voet doorvoeren, dat het mogelijk zou zijn, het daar bij verkregen lichtste metaal voor praktische doeleinden te gebruiken. Men kan nu dus de technische eigenschappen van dit nieuwe metaal gaan onderzoeken. De mogelijkheid van een commercieele toe passing zal echter nog wel een tijdlang op zich laten wachten. De proefnemingen hebben voors hands slechts wetenschappelijke waarde. ING. D. Een licht metaal is een geschenk, dat door de moderne techniek dankbaar met beide han den wordt aanvaard. Speciaal in den vliegtuig bouw heeft dan ook aluminium, vooral in den vorm van harde legeeringen als duraluminium en superduraluminium, een belangrijke aan wending gevonden. Een nog lichtere metaalsoort werd onlangs aan de Franklin-Universiteit te Philadelphia als resultaat van laboratorium-proefnemingen ver kregen. Dr. L. B. Rumbaugh, die er experimen teerde op het terrein van atoomdesintegratie, was de ontdekker. Hij gaf het nieuwe metaal den naam van „lithium six". De hoeveelheden waarop dergelijke atoom- Het transport van electriciteit is een kwestie, waarbij tal van problemen rijzen. Vooral in de laatste jaren heeft men daaraan veel aandacht besteed. Steeds meer is men doende bovengrond- sche electrische leidingen door ondergrondsche te vervangen., ze te verkabelen. Dit geschiedt met het doel ze aan de schadelijke invloeden van de weersgesteldheden en tevens aan mecha nische beschadigingen te onttrekken. Natuurlijk dienen ook de kabels onder den grond tegen verwoestende invloeden beschermd te worden en wel voornamelijk tegen vocht. Dit geschiedt daardoor, dat men den eigenlijken ge- leiddraad omgeeft met een „mantel", een uit vele lagen bestaand, volstrekt waterdicht om hulsel. Desondanks treden echter na verloop van tijd poreuze plekken op, die zoo spoedig mogelijk gedicht moeten worden. De moeilijkheid is, deze plaatsen te vinden. Om deze „zieke" plekken op te sporen past men in de Vereenigde Staten in den laatsten tijd een nieuwe methode toe, welke door haar verrassen den eenvoud aan het befaamde ei van den veel- gesmaden ontdekker van dit werelddeel her innert. Men vindt de zwakke plek namelijk door.... zeepbellen blazen! Op bepaalde afstanden wordt de kabelmantei geopend en perst men er stikstof in, nadat men vooraf dezen mantel met een zeepoplossing be streken heeft. Het resultaat is het volgende. Het gas dringt op de verweerde plaatsen naar buiten, komt tot aan de zeepoplossing en blaast deze door zijn druk tot zeepbellen op. Deze zeepbellen wijzen nu de beschadigde plek duidelijk aan. Ing. D. e oorlog woedt in al zijn verbijsterende hevigheid. Regimenten rukken op, in ti railleur-linie of gesloten colonnes; auto treinen, die zorgen voor den aanvoer van mu nitie en proviand, ontmoeten op hun gevaar volle tochten eenvoudige, soms primitieve Roode Kruiswagens. Nauwelijks zijn enkele ge passeerd, of andere vertoonen zich al weer bij de kromming van den weg; een onderbro ken, maar toch eindelooze stoet het somber beeld van eiken dag. Vanuit een rommelige kamer, waarvan de vensters door een granaat totaal vernield zijn, staart sergeant Warfmühle naar dat drukke beweeg op den straatweg, zonder dat hij het echter ziet. Koortsachtig zijn z'n gedachten bezig met eigen zaken, die ook den dood raken. Straks, over enkele minuten wellicht al, zal hij zich voor de militaire rechtbank hebben te ver antwoorden. Plundering is hem ten laste ge legd en daar staat de kogel op. In zijn ransel zijn twee zilveren kandelaars en een goud-be slagen crucifix gevonden, afkomstig van een naburige kerk. Dagenlang was er om het bezit van dit gebouw gevochten met een taaie onver zettelijkheid, die stroomen bloed gekost had. En toen hij op den overwinningsavond, voor hij zijn afgetobde lichaam wat rust zou gunnen, een kruisteeken maakte om de Moeder Gods te bedanken voor zijn lijfsbehoud, toen was plotseling een onbekende vaandrig naast hem komen staan. „Hier bewaar jij dit," en met een vluchtig gebaar had hij Warfmühle de kandelaars en het kruisbeeld in de handen gedrukt, „jij bent katholiek en bij jou zijn ze dus veilig. Als an deren ze gevonden hadden, waren ze mis schienVerdwenen was de vaandrig, op geslokt in de duisternis. Als golden het teere reliquieën, zóó voorzichtig borg Warfmühle de voorwerpen in zijn ransel. Den volgenden mor gen, reeds tijdens de inspectie, had de officier van den dag ze bemerkt en ze hem afgenomen. Rapport was er van opgemaakt, voorloopige verhooren afgenomen, toen was hij in arrest gesteld. En nu: wachten, eindeloos wachten tusschen zwaar-bewapende makkers, die zijn cipiers ge worden zijn. „Sergeant Warfmühle!" Een stentorstem roept zijn naam door het licht-verwoeste schoolge bouw. Een siddering gaat den man door de le den. Dan staat hij op en loopt kaarsrecht naar de zittingzaal, op den voet gevolgd door zijn bewakers. Als beleefde hij de gebeurtenissen van dien gedenkwaardigen avond opnieuw, zoo nauwge zet doet sergeant Warfmühle zijn verhaal van die merkwaardige ontmoeting met den hem onbekenden vaandrig. Een lange rij getuigen komt en gaat, model-gekleed en met glanzend- gepoetste schoenen. Niets weten ze te verklaren, dat in het nadeel van Warfmühle kan worden uitgelegd, maar ook het omgekeerde is niet het geval. Dan buigt de president, een in den dienst vergrijsde militair, zich voorover. Overredend klinkt zijn stem. „Kom aan, Warfmühle, spreek nu toch de waarheid! Als je bij je ontkenning blijft, kun nen we niet veel voor je doen; dat moet je zelf begrijpen." Zijn oogen keeren zich langzaam naar het venster en het daarachter liggende speelveld, begrensd door een zwart-geblakerden muur, waartegen kerkroovers geplaatst kun nen worden. Langzaam komt Warfmühle overeind, zijn blikken dwalen over de leden der balie; angst en hulpeloosheid teekenen zich op zijn gezicht, terwijl dikke zweetdruppels langs slapen en voorhoofd paarlen. „Mijne heeren, ik blijf bij mijn verklaring, ik heb slechts de waarheid gesproken." Even kijkt hij om zich heen, als zoekt hij naar een teeken van instemming met zijn fiere woorden maar niets of niemand beweegt zich. Dan gaat hij weer zitten. De president leunt achterover in zijn stoel en overdenkt den innerlijken strijd om het le ven, die zich zoo juist vlak voor hem heeft vol- t Was dus erg begrijpelijk, dat 't hoofd der Turksche politie zich in verbinding stelde met den president om dezen te vragen of dat allemaal mocht. De president dacht ernstig na en zei toen: „Laat ze maar verder trekken, dan zijn we ze het gauwste weer kwijt." Op het vliegveld hadden Drein en Piet den volgenden morgen een prettige ontmoeting. Daar zagen ze een Hollandschen piloot, die met een K.L.M.-toestel op weg was naar Amsterdam. De be groeting was allerhartelijkst en de piloot nam Drein en Piet mee om ze voor te stellen aan de passagiers. Maar dat waren heelemaal geen aardige menschen. Ze waren erg verwaand en keken vooral Drein erg uit de hoogte aan. Ze vonden zeker, dat hij er niet deftig genoeg uitzag. De heeren namen niet eens hun sigaar uit den mond, toen ze zeiden: „Hoe gaat het?" trokken. De aanklager en de verdediging put ten zich uit in juridische spitsvondigheden; dan wordt de beklaagde weggeleid, de rechtbank moet zich beraden. In de half-donkere gang leunt sergeant Warfmühle tegen den muur, gedachteloos rookt hij een sigaret. Niemand spreekt.... Van bui tenaf komt het holle geluid van voorbij mar- cheerende soldaten. Een nog jonge man, vergezeld van een korpo raal-schrijver, stuift de gang binnen, zegt heesch en opgewonden enkele woorden tegen de wacht en verdwijnt dan haastig in de rechtszaal. Warf mühle haalt ge dachteloos aan zijn sigaret, die de vingertoppen bij kans schroeit. Zelfs het stem- menrumoer uit de aangrenzende zaal brengt geen verandering in zijn apathische houding. Een tikje op zijn schouder brengt hem tot de werkelijkheid terug en gedwee stapt hij de rechtzaal weer binnen. Met een slag kletteren de geweerkolven achter hem neer op den grond, als hij zijn plaats op het beklaagden bankje weer heeft ingenomen. Hij bemerkt noch de opgewondenheid der balie, noch dringt het tot hem door, wat de openbare aanklager afleest. Niets kan hem meer deren, het leven heeft voor hem afgedaan, slechts wil hij zoo lang mogelijk in gedachten verwijlen bij zijn verloofde, aldoor maar weer denken aan zijn moeder. Sergeant Warfmühle!" De melodieuze stem van den president hoort hij wel. Met een koortsachtige flikkering in zijn oogen kijkt hij hem aan. „Namens de rechtbank wil ik je van harte feliciteeren met de gelukkige wending, die deze zaak op het allerlaatste moment nog heeft ge nomen!" Langzaam komt de magere gestalte van den beklaagde overeind; zijn mond is half open ge zakt, onwezenlijk ziet hij den spreker aan. „Zoo even heeft de u onbekende vaandrig zich gemeld en de verklaring, die u heeft af gelegd, bevestigd. U is vrijgesproken!" Warfmühle wankelt. Bijkans drie jaren al heeft hjj van dag tot dag den dood onder de oogen gezien en het deerde hem niet; deze emotie is hem te veel. Voorzichtig wordt hij naar buiten gedragen; de frissche lucht doet hem goed en spoedig keert hij tot het bewustzijn terug. Naast hem knielt de vaandrig. In zijn hand klemt hij een papier, dat Warfmühle onmid dellijk herkent als een verlofpas. Vragend kijkt hij den officier aan. „Dat was op 't kantje af, sergeant. Ik had die kandelaars en dat kruisbeeld in den ransel van een vijandig soldaat gevonton, toen wij de lijken begroeven. Nadat ik ze jMi gegeven had, heb ik er geen oogenblik meer aan gedacht ze weer op te halen. Ik heb n.1. kort daarna een patrouilledienst moeten opknappen, die nogal wat van me vergde. Eerst vanmorgen, toen ik op het perron stond, om voor een week met verlof te gaan, hoorde ik toevallig, dat er van daag iemand terecht moest staan wegens plun dering. Interesseerde het geval mij eerst wei nig, toen ik zooiets als kandelaars en kruisbeeld hoorde mompelen, schoten mij plotseling de ge beurtenissen van dien avond te binnen. Ik heb geloopen, als zat een heele compagiÜe Fran- schen me op de hielen, om hier zoo gauw mo gelijk te zijn. Doodsangsten heb ik uitgestaan, dat beloof ik je. Maar het is niet voor niets geweest en dat vergoedt al heel wat!" Warfmühle kan geen woord uitbrengen. On afgebroken ligt hij naar den verlofpas te kijken. Duizenden en duizenden hunkeren naar zoo'n papiertje, dat hen voor eenigen tijd verlost uit die vreeselijke bloed-hel en terug brengt naar eigen land, eigen huis, vrouw en kinderen, naar alles, wat het leven waarde geeft. Geheel vrij willig heeft deze vaandrig die welhaast unieke gelegenheid laten voorbijgaan en zich gehaast om een hem nagenoeg onbekenden man een onverdiend vonnis te doen ontgaan. Dan ziet Warfmühle op, hij kijkt in de oogen van den vaandrig. Twee mannen, twee soldaten drukken elkaar de hand. ATT T"* P^MMC1 >C op dit blad zijn ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen U *7m bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p *7^(1 m bij een ongeval met p /R() J-\ I ,r, A I T It P. Ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A %J\J» doodelijken afloop x wv AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog. Ik stond nu onder de schaduw van de groote "karren, 'die hun lange, slanke takken op en k®er wuifden in den suizenden wind. Tegen een ~°omstam geleund, verviel ik in een droefgees- R*S gepeins en werd zoo getuige van de ope- •"gsacte van een drama. Ineens hoorde ik het geluid van stemmen, en, ~°"der mij te verroeren, keek ik over den schou- 5,er en zag drie personen naderbij komen: Mrs. "■arbutt en een mij onbekenden, ouderen heer °orop en Mr. Garbutt, er blijkbaar met weer- achteraanslenterend. Ik zag wel, dat ze van plan waren, recht-toe, ®°ht-aan te gaan en dat ze mij dus niet ge- ^aar zouden worden; ik bleef ze dan ook stil B"deslaan en schonk vooral mijn aandacht aan e" onbekende. Het was een groote, breed-geschouderde man; "J"ar toch was hij zeer mager. Hij had een Blad-geschoren gelaat met een gezonde, ge bonsde tint; de kleur van zijn oogen kon ik onderscheiden, maar de wenkbrauwen "ren staalgrijs. Hij was goed gekleed, ofschoon stijlvol. Ik zou zélf niet hebben weten te verklaren waarom ik zoo zeer belangstelde in dezen man; maar ik voelde mij tot hem aangetrokken. Dit was zeker degene, van wien Mrs. Garbutt had gesproken als van een „oplichter", die maar geld wilde afpersen, maar die nu ook „de gevolgen zou moeten dragen" van deze handeling. En die „gevolgen" duchte ik juist zoo met een tegenpartij als die wreede vrouw; want, dat zij deze eigenschap bezat, bleek duidelijk uit de wijze, waarop zij de dunne lippen opeen-ge klemd hield. Zou die vreemde logeeren op de Abbey? Ik hoopte het maar, want ik zou hem graag leeren kennen. Mrs. Garbutt had immers ge zegd: „Hij moet hier maar blijven, tot wij zeker van hem zijn." Toen ze de plek voorbij waren, waar ik stond, gingen ze den heelen aanplant langs, tot ein delijk een groep boomen hen voor mijn oogen verborg. Zoodra ze weg waren, moest ik om mijzelf lachen, zooals hun gaan en komen mij eigen lijk interesseerde.... Hoe lang ik er toen later nog bleef staan, weet ik niet; een paar maal had ik al naar huis willen terugkeeren; maar telkens was het, of iets mij weerhield en eindelijk besloot ik niet binnen te gaan, eer de duisternis inviel, want, met de gordijnen dicht en de lamp aan, zou het er allicht wat gezelliger uitzien; nü had het veel van eene gevangenis met die getraliede ven sters. Ineens zag ik Mr. Garbutt weer verschijnen op de plek, waar het drietal uit mijn oog ver dwenen was. Hij kwam om de boomgroep heen- geloopen, precies in dezelfde houding, met de handen in de zakken, als ik hem eerst al ge zien had. Hij keek niet óp of óm, maar ging dicht bij den aanplant op een omgevallen boom stam zitten, blijkbaar in gedachten verdiept. Hoe lang hij daar nu zat, weet ik niet, maar het leek mij uren toe, want ik durfde mij niet verroeren, omdat ik bang was, dat hij anders mijn tegenwoordigheid ontdekken zou. Tot mijn groote verlichting verscheen Mrs. Garbutt ineens achter de groep boomen, ditmaal alleen. Zij liep heel anders dan haar zoon; heel snel, of leven en dood afhing van de haast, waarmee zij voortschreed. Af en toe bracht zij de hand naar de zijde en toen ze dichterbij kwam, hoorde ik haar hijgen. Even later werd ze haar zoon gewaar en riep hem, of ze blij was, dat ze hem ontdekt had. Hij keerde zich om, ging terug en stak zijn arm door den haren. „Waarom ben je zoo ver gegaan?" vroeg zij ademloos. „Waarom heb je niet op mij ge wacht?" „Ik heb gedaan, wat u mij gezegd had," ant woordde hij, op zóó kouden, onverschilligen toon, dat ik nu toch even boos op hem werd. U zei, dat al wat ik te doen had, was, uw orders na te komen; dat ik niet wachten moest, dus dat hèb ik ook niet gedaan. Is er iets goeds gekomen van uw onderhoud? ,Ik heb hem tot rede gebracht; tenminste, hij zal er nu weer een paar dagen niet mee voortgaan." „Hoe hebt u het gedaan gekregen?" vroeg hij, blijkbaar verrast. Ze antwoordde hem met gebiedend gebaar en zei: „Val mij niet lastig met vragen! We hebben nu een paar dagen speling en laten wij die zoo goed mogelijk gebruiken. Al wat je noodig hebt te weten, zal ik je vertellen. Ga maar mee." Zonder eenigen tegenstand gaf hij toe en ze wandelden zwijgend weg, voorbij het huis, zoo dat ik ze uit het oog verloor. Nieuwsgierig vroeg ik mij af, wat er toch geworden zou zijn van hun onwelkomen bezoeker en welke midde len Mrs. Garbutt had gebruikt, om hem „tot rede te brengen." Een plotseling onweerstaanbaar verlangen, om te weten, wat er onmiddellijk achter die boomgroep, of liever dat boschje lag, deed zich bij mij gevoelen. Zonder er mij verder rekenschap van te geven, of dit wel raadzaam zou zijn, liep ik langs den aanplant en keek toen eens voorzich tig uit. Er was niemand te zien. Mr. en Mrs. Gar butt waren waarschijnlijk door een smal deurtje in den steenen muur gegaan, die de omheining vormde van een moestuin, en dan zouden ze zóó den achterkant van het huis zijn binnengegaan. Ik begaf mij nu ook naar dat geheimzinnige boschje, maar wilde niet te gauw loopen, om dat ik anders bang was, dat ik van het huis uit gezien kon worden. Ik deed er dus een minuut of vijf over en toen sloeg ik den hoek om. De boomen waren omheind met horden; ik volgde het voetpaadje daarlangs en liep toen om den anderen kant van het boschje heen. Hier stond ik voor een verrassing: op nog geen hon derd meter van mij af, zag ik een schilderach tige ruïne. Op den voorgrond was een lange muur staande gebleven met sierlijke boogven sters. De zijmuren waren ook vrijwel onbescha digd en van den dikken achtermuur was maar een deel over. Er was ook nog één torentje, dat zelfs in nog beteren staat verkeerde dan de rest van het gebouw, ofschoon het metselwerk op den top hier en daar afgebrokkeld was. „Zoo," zei ik tegen mijzelf, „die ruïne hebben ze zeker aan hun gast laten zien en nu zal hij dit pad verder gevolgd zijn, dat waarschijnlijk de weg is naar het station. Ik ben blij, dat ik dezen verkenningstocht heb gemaakt. Ik weet eigenlijk niet, hoe ik mij den nonsens in het hoofd haalde, maar ik geloof, dat ik op z'n minst verwacht had, een poel of een plas te zien, met duidelijke kenteekenen van een worsteling langs de glibberige kanten." „Wat een mooie ruïne! Vooral in het half duister ligt er zoo'n romantische tint over, die ze in het volle daglicht waarschijnlijk niet hebben zal!" Ik liep langs den langsten muur van de ruïne en zag, dat er aan verbonden waren de bouw vallen van een kerkje, dat mij echter van veel recenter datum leek te zijn dan het vierkante gebouw. Die toren had er dus geen deel van uitgemaakt en ook lag er nog een grasveld tus schen de ruïne en den toren. Terwijl ik naar dien bewusten toren stond te kijken, dien ik dus van eenigen afstand zag, hoorde ik ineens een jammerkreet, of iemand in doodsgevaar verkeerde.... Misschien gedu rende een halve minuut stond ik roerloos, in spanning wachtend, of de kreet zich soms her halen zou, en toen keerde ik terug en vluchtte langs de boomgroep, door den aanplant, en zoo in één vaart het huis binnen en de trap op naar mijn eigen kamerDe verschrikking van die vlucht in het half-duister door het eenzame park laat zich niet beschrijven. Langzamerhand, toen ik de eerste ontstelte nis te boven was, ging ik mij afvragen, wat ik doen zou. Was er soms iemand opgesloten in dien vreeselijken, geïsoleerden toren?.... Daar had het wel allen schijn van en als ik nu geenerlei pogingen in het werk stelde, om den ongelukkigen gevangene te bevrijden, dan zou hy zeker den nacht daar moeten doorbrengen. Ik belde. Er verscheen een dienstmeisje, dat mij inlichtte, dat Collins bezig was, haar meesteres te helpen kleeden voor het diner. „Je zult de boodschap ook wel kunnen doen voor mij," zei ik. ,3reng dan eens de groeten over aan Mrs. Garbutt en vraag haar, of ze mij soms vijf minuten ontvangen kan. Ik zal haar geen seconde langer ophouden. Het meisje keek verrast, terwijl zij het ver trek verliet, blijkbaar vond zij het wat vrij van mij, dat ik zoo iets durfde zeggen. Maar daar trok ik mij niets van aan; in dit geval ging de nood van den gevangene vóór op de étiquette. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 9