Het Zeemonster van Na Een democratische majesteit ÏKduexftaal den Een week verschrikkingen "5? SSL'S I De Bijenwas VRIJDAG 23 APRIL 1937 Vox Carolina Rijke babies KONING GUSTAAF V VAN ZWEDEN Eert monarch die zijn eeuwige jeugd heeft weten te behouden getypeerd door zijn grooten eenvoud Ijverige breier van slippovers Haar doelmatigheid NAAR HET ENCELSCH X Op 'n drogen weg moet uw auto SsSl bij 40 km per uur binnen 16 meter kunnen stoppen. Maar bij |NJa2P* 80 'km per uur is die remweg niet 32, maar 64 meter! De nieuwste modedwaasheid in Amerika. Van hout vervaardigde hoofddeksels worden in den Staat Washington geïntroduceerd cultuur en geest en zijn dus de plannen slechts pseudo-plannen in menschelijken zin. Zij moe' ten dit wel zijn daar in deze plannen der na tuur het gebruik van middelen voorkomt, die voor het dier niet bekend kunnen zijn, en bo vendien strekt zich de doelmatige samenhang ook uit over de groeiprocessen, de lichaamsvor ming, de functies van de inwendige organen, de samenstelling der lichaamsstoffen. Zoo be staat er ook bij de planten een doelmatigheid die niet zonder meer tot strevingen analoog aan menschelijke bedoelingen kan worden her leid. Een en ander is dan ook de grond, dat men in vele wetenschappelijke kringen het onder zoek naar doelmatigheid en planmatigheid vrij heeft gemaakt van wijsgeerige verklaringen en zich beperkt tot het vaststellen van het werke lijke verband, dat er tusschen materiaal en functie bestaat, waarbij dit materiaal gevormd kan zijn als de organen van het organisme of wel de stof kan zijn, waaruit organen zijn ge bouwd. Zoo is b.v. het been doelmatig voor het gaan, het zwemmen of het vliegen, maar zijn ook de chemische substanties, waaruit de beenderen zijn opgebouwd, weer doelmatig voor de physi- sche eigenschappen van het skelet. Op deze wijze kan men zeggen, dat de roode bloedkleur- stof 'n doelmatige substantie is en hetzelfde kan van vele organische stoffen gezegd worden. Breidt men het onderzoek uit door verdieping van scheikundige kennis, dan blijkt de doelma tigheid ook in de eigenschappen van den mole- cuulbouw te bestaan en is er zelfs een doel matigheid in de eigenschappen der anorganische substantie. Voor vele jaren heeft Henderson in een boek (,,The Fitness of the environment") er op ge wezen, dat bijv. levende wezens onbestaanbaar zouden zijn zonder de merkwaardige uitzonder lijke physische en chemische eigenschappen, die het water, de koolstof enz. bezitten. Er is dus een geschiktheid van de doode na tuur om als materiaal voor de levende wezens te dienen. Een interessant voorbeeld van de doelmatig heid van chemische stoffen voor de levende functies werd onlangs geleverd door een on derzoek naar de oriënteering der moleculen in de bijenwas d.w.z. den min of meer kristallijnen bouw, dien deze stof kan bezitten. Uit dit onder zoek blijkt, dat de was als materiaal voor den planmatigen bouw van de zeshoekige cellen van de honingraat in hooge mate doelmatig is. Reeds lang had men opgemerkt, dat de bij hier een materiaal gebruikt, dat in zijn lichaam gevormd en in kleine plaatjes tusschen de segmenten van het achterlijf uit afgescheiden wordt, hetwelk door zijn kneedbaarheid, wa terafsluitend vermogen uiterst geschikt is voor den bouw der cellen, waarin de honing, de voe dingsstof voor het broed en de voorraad voor den winter bewaard wordt. Uit het nauwkeurige onderzoek blijkt nu, dat de was uit moleculen bestaat, die men zich als lange ketens moet voorstellen, welke öf wel onregelmatig door elkander kunnen liggen óf wel gerangschikt zijn en dan 'n kristalstructuur ge ven. Door deze structuur veranderen de mecha nische eigenschappen van dit bouwmateriaal der bijen. Door langdurig verwarmen, vooral tot een temperatuur dicht bij het smeltpunt, neemt de kristallijne structuur toe en is de ho ningraat meer weerstandkrachtig. De was, die de bijen afscheiden, is eenigszins bros door de gedeeltelijke ordening der mole culen. Het is dus niet direct als bouwmateriaal te gebruiken, want de was zou langs de kristal- vlakken breken. Voor het gebruik wordt de was echter door de bijen met speeksel gekauwd en daardoor in een amorphen toestand gebracht. Is eenmaal de zeshoekige cel gebouwd, dan veroorzaakt de warmte in den bijenkorf 'n her nieuwde kristalstructuur, welke des te sneller intreedt, doordat de binnenwand van de cellen met een gele kleurstof bestreken wordt. Hoe deze kleurstof op de oriënteering der molecu len inwerkt is nog een onopgelost probleem. Behalve de gele was wordt door de bijen ook een bruine was voor bepaalde doeleinden ge bruikt. Deze stof is steeds amorph, bevat een weinig hars en heeft sterk klevende eigenschap pen. Zoo leert dit scheikundig onderzoek, dat de doelmatigheid van de levensgewoonten der bijen niet beperkt blijft tot de eigenlijke verrichtin gen dezer dieren maar zich ook uitstrekt over de Op zekeren dag deze dag ligt ongeveer vijfentwintig jaar terug kreeg Marcus Doppelmann, schrijver en dichter en gros, bezoek van iemand, die meer was dan uitgever, namelijk van den theater-directeur Sevitza van Boekarest. Marcus Doppelmann, die wegens permanent gemis aan geldelijke middelen uitsluitend was ingesteld om overal en bij iedereen elke moge lijke opdracht los te peuteren, meende den hoorn van overvloed" in moderne uitgaaf bij zich te zien binnenstappen. Herr Sevitza, die met een Roemeensch variété-gezelschap op tournée was, zocht een echte ,3erlinerischen" één-acter, een komischen schlager, een nonsens- klucht, en Marcus Doppelmann was hem in de artisten-bar aangewezen als de meest geschik te acteur in dat genre. Marcus Doppelmann deed zijn voordeel met deze openhartigheid, doch Herr Sevitza, die wel iets „van toeten of blazen" afwist, verlangde een mede-auteur. Ook die bestelling werd door Marcus Doppelmann grif geaccepteerd en ter wijl Herr Sevitza binnen tien minuten weer vertrokken was, bevond zich geen kwartier daarna de schrijver en dichter en gros in de artisten-bar achter een halven liter". Aan Peter Sperling, collega in „doen en laten", zette Marcus de situatie uiteen: Herr Sevitza uit Boekarest wilde voor zijn tournée door Duitschland een echte ,3erlinerische" klucht, die door twee bekwame auteurs moest worden bij elkaar geschreven, omdat hij onmis kenbaar van oordeel was, dat één schrijver niet voldoende onzin zou te binnen schieten als noodig was om een klucht te maken, welke Herr Sevitza wenschte. Ter vervollediging van den onzin dus werd Peter aangezocht, die van zelfsprekend accepteerde. De zaak had zelfs een financieele zijde: duizend Mark werd betaald voor den arbeid, d.w.z. 400 vooruit en het restant bij levering van het komisch meester werk. Zoo ontstonden de eigenlijke moeilijkheden: Marcus, die met 200 Mark zijn schulden niet volledig kon betalen, en Peter, die altijd een vriend uit den nood hielp, als hijzelf daaraan ook verdiende. Een accoord kwam tot stand, waarbij Marcus 300 Mark kreeg en Peter net restant, wanneer ter zolderkamer van Marcus werd gearbeid met inbegrip van kost en in woning. Den volgenden morgen reeds werd de klucht begonnen met het dramatisch effect van be zinning na een vroolijken avond ter eere van een lichtzinnig afgesloten overeenkomst. Wat moest er gebeuren, als Herr Sevitza de 600 Mark bij aflevering van het kunstzinnig pro duct niet zou uitbetalen? Zooiets was meer voorgekomen; de directie had de klucht en de schrijvers mochten achter hun zwaar verdiende geld aan. En van Berlijn naar Boekarest is een aardige wandeling. Allerlei spookbeelden ver schenen, waarvan „procedeeren" het afschu welijkste was. Vóór het bewijs geleverd was, afgezien van de gebruikelijke „verdagingen" dat de eenacter wel geslaagd was en een suc ces beteekende, zouden beide auteurs vereeuwigd zijn, vooral daar Marcus reeds den weg van verhon- UC CCTl~(lCt6V gering bewandel- I de en Peter dien 'UCLtl J\ld7 CUS paardenmiddel moest worden gevonden om zeker te zijn, dar het geld zou binnenkomen. Krampachtig zetten zich de kunstenaars aan het denkenPeter kreeg de verlossende idee. „Gevonden," verklaarde hij, „de klucht be gint op het kantoor van een theater-directeur. Laten we eerst den onzin bij elkaar zoeken, ik schrijf tenslotte het begin." Marcus begreep de zaak volkomen en na vier dagen tobben en zwoegen was de „humor" in en aan elkaar gekleefd, doch zeker niet zonder een beslist verdienstelijk resultaat. Toen dicteerde Peter aan Marcus de inlei dende scène: „Een woedende theater-directeur, vijftiger, loopt hoogst opgewonden in zijn kantoor heen en weer, terwijl hij zijn boekhouder den vol genden brief dicteert: Zeer geachte heer. Wan neer u bij ontvangst van dit schrijven niet on middellijk de 600 Mark betaalt, die wij volgens overeenkomst moeten ontvangen voor de op lossing der moeilijkheden bij uw tournée, is u de grootste zwendelaar en bedrieger die be staat, en dat wil tegenwoordig heel wat zeggen. Indien u wel betaalt, verklaar ik u een gentle man, en dat zal u ook niet iederen dag ge beuren." Aldus werd het „eerste tooneel", gevolgd door de eerder bedachte kwinkslagen, netjes verpakt bij Herr Sevitza bezorgd. Den volgenden dag reeds kwam het geld telegrafisch met een enkel begeleidend woord: .Levering ontvangen. Opvatting weinit origineel, maar dialoog suggestief." stoffen, die hierbij gebruikt worden. Ten deeie zijn deze stoffen in het lichaam der dieren zelf gevormd, ten deele afkomstig van de planten. Hunne scheikundige eigenschappen zijn ver klaarbaar uit den molecuulbouw, uiteindelijk uit physische wetten. Zoo blijkt opnieuw dat de natuur als geheel een planmatigen samenhang bezit, die alleen verstaanbaar is door uit te gaan van opvattingen omtrent de werkelijkheid en haren oorsprong, welke niet door natuuron derzoek maar door wijsgeerige bezinning te ver werven zijn. Dezen zomer zal het 10 jaar geleden zijn, dat de „Vox Carolina", het Nijmeegsch Studenten blad, werd opgericht. Oorspronkelijk maandblad, werd het na eenige jaren in een weekblad om' gezet. Door een redactie van redacteuren en oud redacteuren is bij gelegenheid van dit tweede lustrum een bundeling samengesteld van de beste en de meest karakteriseerende bijdragen gedurende deze periode in de „Vox Carolina' gepubliceerd. Deze bundel, die een 200 pagina's omvat, zal medio Mei bij N.V. Dekker en van de Vegt te Nijmegen verschijnen en is ook voor buiten staanders verkrijgbaar. Deel uitmaken van een vijfling is in finan cieel opzicht op deze wereld blijkbaar even benijdenswaard als een rijke erfgenaam zijn, zoo meldt de Times uit Ottawa. Op verzoek van de oppositie in het parlement van Ontario heeft de regeering, als toeziend voogdes van de vijfling van Dionne, uittreksels bekend ge maakt van de bankrekening der gezusters, die binnenkort drie jaar oud zullen worden, en die in een uitstekende gezondheid verkeeren. De babies stonden tot 26 Juli 1934 onder voog dijschap van anderen, en kwamen pas in Ju ni 1935 onder voogdijschap van den staat. De eerste commissie van voogden kon .slechts" 30.500 dollar voor de vijfling bijeengaren, maar de tegenwoordige voogden, bestaande uit den minister van openbare gezondheid van Onta rio, een rechter, den dokter van de-afcinderea, en hun vader, heeft het fortuin van de vijf ling in de afgeloopen jaren flink kunnen ver- hoogen. In het geheel zijn 24 contracten voor de kinderen gesloten met firma's die daar re clame mee kunnen maken. Een firma die ka lenders maakt, heeft voor het voorrecht de vijfling van Dionne te mogen noemen byn«* 60.000 dollar betaald, dan volgt een poppenfa- briek met 25.000 dollar, een biscuitfabriek met 10.000 dollar en nog een serie zeep-, baby- voedsel- en hoestdrankjes-fabrikanten met 8000, 6000 en minder dollar. Een contract met de Fox Film heeft 350.000 dollar opgeleverd, de Pathé heeft 40.000 betaald. Aan de debetzijde van de rekening staan ech ter ook eenige niet onbelangrijke posten. Meer dan 50.000 dollar is uitgegeven aan den bouw van de kinderkamer voor de vijf zusters, met logeerkamers voor kindermeisjes, pleegzusters etc. Aan voedsel en kleeding van de babies is bijna 40.000 dollar uitgegeven. Dr. Defoe, die een wakend oog op den gezondheidstoestand van de vijfling houdt, krijgt daarvoor 200 dol lar per maand, en de ouders krijgen een zak geld van 100 dollar per maand. De kinderen schijnen ook een diep besef te hebben van him verplichtingen tegenover de kerk, want in het afgeloopen jaar hebben zij totaal 200 dollar gestort in het zakje van de plaatselijke kerk. Intusschen is geen critiek op het financieel beleid der voogden gehoord, en verwacht men dat de geldstroom nog geleidelijk zal aanzwel len, zoodat de kinderen, tegen den tijd dat zij meerderjarig zijn geworden, elk voor zich wel millionnaire zullen zijn. Ieder jaar keeren tegen de lente in de bladen de afbeeldingen weer, waarop de slanke, grijze koning Gustaaf V van Zweden van zynwinter- Vacantie en tennis-genoegens terugkeert naar zijn land. Over dezen populairen monarch ver haalt ons „Paris-Soir" aardige bijzonderheden. Wanneer men een koning wil zien, zooals wij ons die voorstellen in volle majesteit met een hermelijnen mantel omhangen, gekroond, een scepter in de hand, terwijl diamanten en parels schitteren en alle rijkdommen ter wereld zijn tentoongespreid, dan moet men naar Londen gaan. Wanneer Gustaaf V, de Koning van Zweden, het parlement opent schitteren wel honderd toillioen paarlen en diamanten, die echter op een tafel naast hem liggen, bij zijn hermelijnen toantel. En rechts daarvan, met een glimlach op zijn gelaat, de koning, die ondanks zijn 79 jaar eeuwig jeugdig deze woorden spreekt: i,De zitting van mijn parlement is geopend." Daarna gaat hij thuis lunchen, waar zijn Fransche kok Augustin Dubois de geliefkoosde gerechten van den vorst heeft gereed gemaakt. Dat is de koning van Zweden: purper draagt hij niet. Want deze monarch wordt juist gety peerd door zijn grooten eenvoud. Ik geloof dat zelfs zijn meest vurige bewonderaars niet boos zullen zijn, wanneer het geheim ontsluierd Wordt hoe deze vorst zijn eeuwige jeugd heeft Weten te behouden. Ziehier zijn dagorde. De vorst vangt den dag aan met tien minuten gymnastiek (Zweedsch natuurlijk)daarna neemt hij een koud bad. Wanneer hij zich gekleed heeft, gaat hij naar de eetkamer, vanwaar hij een heerlijk uitzicht heeft over zijn geliefd Stockholm, dat daar op het water drijft. De huisknecht dient hier feeds tien Jaar hetzelfde ontbijt op, n.l. haver- tooutsche pap, haring (op Zweedsche wijze toe bereid) en koffie met melk. Daarbij eet de koning tiwee dikke sneden brood, goed met boter besmeerd. Het ontbijt van den vorst is even eenvoudig als hij zelf. Het is het ontbijt dat ook een gewone arbeider zich kan ver- Oorloven. En de koning gebruikt dit ontbijt iederen dag, jaar in jaar uit, onverschillig of hij in Lapland vertoeft of aan de Rivièra. Soms eet de vorst wel eens een gefcruffeerde kip of eend. Waarbij hij dan enkele glazen Bordeaux-wijn drinkt, die een van zijn vele vrienden „tusschen de twee zeeën" hem heeft gestuurd, tegelijk toet de beste wenschen voor zijn gezondheid. In Zweden, waar de Socialisten aan het bewind zijn, vertelde de koning eens tegen zijn vrien den: „Mijn zoon de kroonprins zal misschien hooit den troon bestijgen. Maar dan wordt hij toch zeker tot President van de Republiek ge kozen, voor heel zijn leven." De voorzitter van den Ministerraad, in wiens gezelschap deze woorden gebezigd werden, voeg de hieraan toe: „Ja, en hij wordt gekozen met algemeene stemmen." Het zou moeilijk zijn de populariteit te be schrijven, die koning Gustaaf van Zweden in zijn land geniet. Ik wil slechts één treffend staaltje aanhalen. Het bekende groote sociaal democratische dagblad van Zweden „Socialde- tookraten" had zich tot devies gekozen „Vrij heid, gelijkheid, broederschap." Op zekeren dag waren deze woorden uit den kop van het blad verdwenen. De voorzitter van den Minis terraad zei den volgendend dag: „Wij kunnen die woorden gerust weglaten, want dat alles is hij ons reeds werkelijkheid geworden." Toen aan den voorzitter van den Minister- toad eens gevraagd werd, wie de beste bridge- speler was van Zweden, antwoordde hij: „Ja, dat is moeilijk te zeggen! Hm, hm, ik denk dat het de koning is." Maar toen ik aan den koning vroeg wie het beste bridge speelde in Zweden, antwoordde hij: „Ja, dat is moeilijk te zeggen! Hm, hm, ik denk dat het de voorzitter van den Minister- toad is." Weet ge wat de koning doet, terwijl zün volk Werkt, slaapt of zich amuseert? Wel, de koning is een ijverig breier en al zijn Vrienden dragen een slippover waarin de let ters „G. V." zijn verwerkt. Nu ik toch over het intieme leven van Gus taaf V enkele onbescheiden mededeelingen heb gedaan, wil ik hieraan nog toevoegen, dat de koning van Zweden iederen morgen om 7 uur koningin Astrid opbelde. De koning van Zwe den zei dan tot zijn. nichtje: „Mijn klein meis je, heb je vanmorgen je havermoutsche pap Wel gegeten?" Koningin Astrid, de prinses waar de koning Zooveel van hield, is thans gestorven. Maar ik stel me voor, dat de koning thans naar andere hoofdsteden van Europa, aan het hof van 't Zeemonster scheen niet goed te kunnen hebben, dat Piet Zooto beleecHging hadden de passagiers nog niet ondervonden Toen de vliegmehine te Amsterdam was aangekomen, liet de en Drein zoo vernederend Werden behandeld. Het stak eens- en ze eischten van den piloot, dat deze onmiddellijk zou op- piloot het toestel onmiddellijk in den steek en stapte in een klaps snuivend zijn kop vooruit, zoodat de dames en heeren stijgen om ze naar Amsterdam te brengen, waar zooiets onmo- auto, waarmede hij in razende vaart naar den dierentuin reed angstig begonnen te gillen. De dames gilden „Brand!", de gelijk was. Weemoedig staarde het zeemonster van Nagasaki de om te vertellen, dat hij Drein en Piet met het zeemonster ge- heeren schreeuwden „Moord!" vliegmachine na. zien had. andere koningen, waar familieleden van hem wonen, informeert: „Mijn klein meisje, heb je je havermoutsche pap wel gegeten vanmor gen?" Het is algemeen bekend, dat deze slanke ko ning der Vikingers uitstekend tennis speelt. Maar met één feit en in enkele regels wil ik dezen vorst nog uitteekenen. Op zexeren dag zal de contröleman van een groot concertge bouw tot hem zeggen: „Majesteit dit is de beste revue die wij in de laatste 50 jaar ver toond hebben." En de koning zal hem antwoorden: „Mijn vriend, laten we niets overdrijven." „Majesteit, gij hebt gelijk. Wij begrijpen uw bescheidenheid. Applaudisseeren de koningen dan niet meer dan anderen?" „Weineen, zooals iedereen." Dat is hem echt, de koning van Zweden: de meest eenvoudige man die zich zoowel aan de Rivièra, als te Parijs en te Stockholm weet te vermaken, de oude en toch eeuwig jonge gentleman, waaraan de kleine schooljongens van 8 jaar gerust kunnen vragen: „Pardon mijnheer, kunt u mij misschien zeg gen hoe laat het is?" Wanneer men over de doelmatigheid in de natuur spreekt, kan dit het uitgangs punt zijn voor nieuwe vragen en be schouwingen, die als de kringen op een water vlak, door een geringe plaatselijke beroering gewekt, zich steeds verder uitbreiden. Ten aan zien van de doelmatigheid vraagt men naar de doeleinden zelf, naar hun oorsprong, hun verband en hun kenbaarheid. Zoover verwij dert zich daarbij het denken van zijn uitgangs punt, dat het dit vergetend soms eindigt met een ontkenning van een doelmatigheid in de natuur of deze als een schijnbare opvat. Men kan alleen over doelmatigheid spreken, als er ook een planmatigheid bestaat en een bepaald ding of verschijnsel zich tot een plan verhoudt als middel tot uitvoering. Als een mensch het plan heeft iets te maken, b.v. een huis of iets te doen bijv. zich te verdedigen, dan gebruikt hij voor de uitvoering van dit voornemen bepaalde hulpmiddelen en wel kiest hij materiaal, dat zekere eigenschappen heeft, dingen van bepaalde stevigheid, gewicht, vorm enz. Het is gemakkelijk in te zien, dat wat doel was bij het eene plan, weer materiaal kan worden bij een ander plan en zoo zijn de verschillende voorwerpen en gebeurtenissen in velerlei plan matige relaties verbonden. Iets dergelijks schijnt er ook in de natuur te bestaan. Door de verschijnselen der levende natuur wordt men gedwongen planmatigen samenhang aan te nemen. Men drukt dit op verschillende wijze uit. Men spreekt over een streven naar zelfbehoud en behoud van de soort, waaraan weer minder omvattende strevingen onderge schikt zijn. Er is dan een doelstreven bi) het voedsel zoeken, bij vluchten en verdedigen, bij nestbouw en verzorgen der jongen enz. De doel matigheid berust zoo op planmatig werkende tendenzen, die middelen kiezen en gebruiken en het levende gebeuren wordt in deze be schouwing analoog met het menschelijk doen opgevat. Beperkt nien den blik tot de dierenwe reld, dan schijnt het, dat deze veronderstelde analogie zeer redelijk is, al is het onmisken baar, dat op één punt en wel een zeer belang rijk punt de analogie niet opgaat. De planma tigheid van het menschelijk werk berust immers op het verstandelijk ontwerpen van plannen waarin alle geestelijke functies en cultuurver schijnselen samen vloeien. Bij 't dier ontbreken A I I P A D/^MTVTÊ'^C op dit blad zijn Ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen ¥7 m bl-i levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 - bU een ongeval met 17 /{\ft m A I .1 .F. A I v{ r. ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog. Het meisje kwam onmiddellijk terug en ver- tocht mij, haar te volgen, daar Mrs. Garbutt mij °htvangen wilde. Wy gingen langs de deur, die op myn kamer Volgde en die vermoedeiyk naar de zitkamer feidde, waarvan Collins my gesproken had, naar die daarnaast; en nadat het meisje geklopt «ad, deed ze die voor my open. Ik vond Mrs. Garbutt voor de toilettafel zitten {het een kapmantel om en Collins was bezig, «et haar van haar meesteres op te maken. Toen de kamer binnenliep, zag ik, dat het een ®laap- en kleedkamer tegelijk was en dat er vele weelderige toiletartikelen stonden, die men diet verwacht zou hebben by zulk een strenge, érnstige vrouw. „Komt u hier, als-'t-u-blieft, Miss Phillips en «eem mij niet kwaiyk, dat er voortgegaan wordt ton mijn tollet, terwijl ik met u praat. Ik ben tot iaat en we hebben vanavond gasten te «toeeren. U wilde my spreken? Moet ik Collins togsturen?" „O neen," begon ik haastig en daar ik b£ia niet wist, hoe ik nu met myn nieuws te voor- schyn zou komen, liet ik er onmiddeliyk op vol gen: „Ik wilde u alleen meedeelen, dat ten minste ik denk, dat u het weten moet er iemand opgesloten is in de ruïne van den toren van het park en...." Ineens hield ik op, verbaasd door de uitwer king van myn woorden. Mrs. Garbutt stak eerst de handen omhoog, die tot nog toe in haar schoot hadden gelegen en moest zich toen vast houden aan de toiletafel; haar gezicht, dat al bleek was geweest, zag er nu uit, wit als van een doode en zij hield den blik op my ge richt met een uitdrukking, die verschrikkelijk was, om waar te nemen. Toen ik naar Collins keek, vond ik, dat zü my eveneens ontzet aanstaarde en dat haar bezige handen trilden als een espenblad. Gedurende enkele seconden werd er geen ge luid vernomen in het vertrek; toen had Mrs. Garbutt haar zelfbeheersching herwonnen en wenkte mij, dat ik een stoel zou nemen. „U moet mij myn ontsteltenis maar niet ten kwade duiden," zei ze, „maar het is nu al zóó lang geleden, dat ik over dit onderwerp het laatst heb hooren spreken, dat het mij een soort schok bezorgde. Geef my een glas water, Collins, en ga dan gauw voort met mijn haar. Ik zal toch al laat zyn, vrees ik. Wat zijn uw redenen, om te denken, dat er iemand opgesloten zit in Friar's Tower?" „Ik hoorde een kreet, Mrs. Garbutt." „Hebt u iemand gezien?" „Neen, ik...." „Neem my niet kwaiyk, dat ik u even in de rede val: is u naar de ruïne geweest? Vanmid dag?" „Ja, ik was...." „Beantwoord eerst myn vragen: op welken tyd?" „Nog geen twintig minuten geleden. Ik ben pas terug en ben zoo gauw mogeiyk by u geko men." „Wat hoorde u eigeniyk, of verbeeldde u zich te hooren?" „Een langen kreet om hulp." „Wéér was u, toen u dien hoorde?" vroeg zy met veelbeteekenenden blik naar Collins in den spiegel. „Toen ik by de groote ruïne stond." „Zóó ver weg? Hoe kunt u er dan zeker van zyn, dat het geluid uit den toren kwam?" „Het kon nergens anders vandaan komen, Mrs. Garbutt." „Dat is waar. Maar," half-overredend „denkt u niet eerder, dat het maar een spel van uw verbeelding was?" „Neen, ik ben er zeker van, dat ik den kreet hoorde." „En toén u dien hoorde, heeft u onmiddeliyk rechtsomkeert gemaakt, zonder een oogenblik te wachten?" „Een paar seconden heb ik wel gewacht; mis schien den tyd, dien u zou noodig hebben, om tot twintig te tellen. Maar toen voelde ik my ineens zóó verschrikt, dat ik den heelen weg naar het huis teruggerend ben." „Wat deed u daar eigeniyk?" Ik stamelde zoo iets van, dat ik „een wande- I ling was gaan maken voor tydverdrijf." Maar zonder naar eenig excuus te willen luisteren, zei ze: „Het spijt my, dat u dit overkomen is, Miss Phillips; maar het is uw eigen schuld. Als jongedames er alleen op uittrekken op onbe kende plaatsen en dat in de schemering, dan is het niet te verwonderen, als ze min-aange- name avonturen beleven. Toch had ik liever gehad, dat het niét gebeurd was; vooral op uw eersten avond hier." Ik voelde, dat er meer school achter die woorden en achter haar heele manier van doen, dan ik wel op dat oogenblik begrypen kon, maar vroeg enkel: „Zou u niet iemand daarheen sturen, Mrs. Garbutt, om te zien, wie er in den toren opge sloten is?" Ze haalde even de schouders op en keek naar mij met meewarigen glimlach, die my meer hinderde, dan ik haar wel wilde laten zien. „Waarde Miss Phillips," ze ze toen, met uit- tartende kalmte haar handschoenen aantrek kend, „er kan niemand in den toren gevangen zitten; voor zoover ik weet, is die niet eens af gesloten. U heeft zeker een reiziger gehoord, die zich wat te lang daar had opgehouden en als u dat niet kunt aannemen, vraagt u er dan Collins nog eens naar. Die zal u alles vertellen, wat er van bekend is. Goeden nacht! Ik hoop, dat u tegen den ochtend er wel van doordrongen is, dat uw verbeelding u parten speelde." Ze keerde zich om en liep langzaam het ruime vertrek door en de deur uit, die Collins voor haar open hield. Terwyl ik haar slanke, be vallige gedaante zag verdwynen, voelde ik toch weer in eens dien onoverkomeiyken afkeer voor haar koude, staalblauwe oogen en alweer overviel mij de vrees voor een onbekend, drei gend gevaar. „Vertel Miss Phillips de geschiedenis, Collins,' hoorde ik haar zeggen, toen ze al buiten de deur was en de kamenier wendde zich tot my met een bezorgde uitdrukking op haar trouw ge laat. „Ik zou ze u liever niet vertellen," begon ze, terwyi ze de toilettafel opruimde, „maar ais Mrs. Garbutt het verlangt, dan móet het natuuriyk." „Nu?" vroeg ik, toen ik zag, dat zy nog draalde. ,Die kreet, dien u hoorde, was niet van een menscheiyke stem, Miss: het spookt op Friar's Tower!" „Wat een onzin!" riep ik ongeduldig. ,3et verwondert my, dat Mrs. Garbutt daar zelf ge loof aan hecht." „Neen, waariyk, Miss, het is geen onzin. Velen hebben dienzelfden kreet gehoord van den toren in de schemering. Niemand gaat er dan ook zoo dichtby." ,3ure verbeelding! De een spreekt het den ander na!" „Maar dat kon dan toch niet doen, Miss," zei Collins bescheiden, maar toch met ernstigen nadruk, „want u had er nooit een woord van gehoord." Hier viel niets tegen in te brengen en ik drong er nu nog eens op aan, dat ze mij de geschie denis zou vertellen. Het was een legende, zoo als er zoovele bestaan uit den ruwen riddertijd.. Eenige eeuwen geleden had een van de Foun- deyre's van Foundeyre Abbey zyn slot verlaten, om te strijden voor vorst en vaderland en had zyn moederlooze en eenige dochter achterge laten onder de hoede van haar biechtvader, een jongen bedelmonnik, die al drie of vier maan den gastvrijheid had genoten op de Abbey en gelogeerd was in het klooster aan den anderen kant van het park, terwyl hy den heelen dag by de familie doorbracht. De vader bleef gerui- men tyd uit en toen hy eindeiyk onverwacht terugkeerde, kwam hy tot de ontdekking, dat de „monnik" in het geheel geen monnik was, maar een aartsvyand van Huize Foundeyre, die ge profiteerd had van de afwezigheid van den vader, om de hoop en de eer van het huis te vernietigen. In die dagen maakten de hoofden van aan- zienlyke geslachten korte metten: de heer van Foundeyre ging naar het klooster aan den anderen kant van het park, onderhield zich op vriendschappelyken toon met den zoogenaam- den monnik, stelde hem voor, den toren te be klimmen, doorstak hem daar en liet er het ïyk achter, terwijl hy zorgvuldig de deur sloot en op zyn terugtocht naar huis de sleutels wierp in een peilloos diepen put. „Wat my zoo deed ontstellen, Miss, toen u Mrs. Garbutt vertelde, dat u dat jammeren had gehoord," besloot Collins, „was, dat er algemeen wordt geloofd, dat degenen, die dien kreet van den toren vernemen, in doodsgevaar verkeeren ofschoon ze er zelf niets van weten en dat dit geluid dan een waarschuwing is." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 13