Het Zeemonster van Na
Een democratische majesteit
ÏKduexftaal den
Een week
verschrikkingen
"5? SSL'S I
De Bijenwas
VRIJDAG 23 APRIL 1937
Vox Carolina
Rijke babies
KONING GUSTAAF V
VAN ZWEDEN
Eert monarch die zijn eeuwige
jeugd heeft weten te behouden
getypeerd door zijn
grooten eenvoud
Ijverige breier van
slippovers
Haar doelmatigheid
NAAR HET ENCELSCH
X
Op 'n drogen weg moet uw auto
SsSl bij 40 km per uur binnen 16
meter kunnen stoppen. Maar bij
|NJa2P* 80 'km per uur is die remweg
niet 32, maar 64 meter!
De nieuwste modedwaasheid in Amerika. Van hout vervaardigde hoofddeksels
worden in den Staat Washington geïntroduceerd
cultuur en geest en zijn dus de plannen slechts
pseudo-plannen in menschelijken zin. Zij moe'
ten dit wel zijn daar in deze plannen der na
tuur het gebruik van middelen voorkomt, die
voor het dier niet bekend kunnen zijn, en bo
vendien strekt zich de doelmatige samenhang
ook uit over de groeiprocessen, de lichaamsvor
ming, de functies van de inwendige organen,
de samenstelling der lichaamsstoffen. Zoo be
staat er ook bij de planten een doelmatigheid
die niet zonder meer tot strevingen analoog
aan menschelijke bedoelingen kan worden her
leid.
Een en ander is dan ook de grond, dat men
in vele wetenschappelijke kringen het onder
zoek naar doelmatigheid en planmatigheid vrij
heeft gemaakt van wijsgeerige verklaringen en
zich beperkt tot het vaststellen van het werke
lijke verband, dat er tusschen materiaal en
functie bestaat, waarbij dit materiaal gevormd
kan zijn als de organen van het organisme of
wel de stof kan zijn, waaruit organen zijn ge
bouwd.
Zoo is b.v. het been doelmatig voor het gaan,
het zwemmen of het vliegen, maar zijn ook de
chemische substanties, waaruit de beenderen
zijn opgebouwd, weer doelmatig voor de physi-
sche eigenschappen van het skelet. Op deze
wijze kan men zeggen, dat de roode bloedkleur-
stof 'n doelmatige substantie is en hetzelfde kan
van vele organische stoffen gezegd worden.
Breidt men het onderzoek uit door verdieping
van scheikundige kennis, dan blijkt de doelma
tigheid ook in de eigenschappen van den mole-
cuulbouw te bestaan en is er zelfs een doel
matigheid in de eigenschappen der anorganische
substantie.
Voor vele jaren heeft Henderson in een boek
(,,The Fitness of the environment") er op ge
wezen, dat bijv. levende wezens onbestaanbaar
zouden zijn zonder de merkwaardige uitzonder
lijke physische en chemische eigenschappen,
die het water, de koolstof enz. bezitten.
Er is dus een geschiktheid van de doode na
tuur om als materiaal voor de levende wezens
te dienen.
Een interessant voorbeeld van de doelmatig
heid van chemische stoffen voor de levende
functies werd onlangs geleverd door een on
derzoek naar de oriënteering der moleculen in
de bijenwas d.w.z. den min of meer kristallijnen
bouw, dien deze stof kan bezitten. Uit dit onder
zoek blijkt, dat de was als materiaal voor den
planmatigen bouw van de zeshoekige cellen
van de honingraat in hooge mate doelmatig
is. Reeds lang had men opgemerkt, dat de bij
hier een materiaal gebruikt, dat in zijn lichaam
gevormd en in kleine plaatjes tusschen de
segmenten van het achterlijf uit afgescheiden
wordt, hetwelk door zijn kneedbaarheid, wa
terafsluitend vermogen uiterst geschikt is voor
den bouw der cellen, waarin de honing, de voe
dingsstof voor het broed en de voorraad voor
den winter bewaard wordt.
Uit het nauwkeurige onderzoek blijkt nu, dat
de was uit moleculen bestaat, die men zich als
lange ketens moet voorstellen, welke öf wel
onregelmatig door elkander kunnen liggen óf wel
gerangschikt zijn en dan 'n kristalstructuur ge
ven. Door deze structuur veranderen de mecha
nische eigenschappen van dit bouwmateriaal
der bijen. Door langdurig verwarmen, vooral
tot een temperatuur dicht bij het smeltpunt,
neemt de kristallijne structuur toe en is de ho
ningraat meer weerstandkrachtig.
De was, die de bijen afscheiden, is eenigszins
bros door de gedeeltelijke ordening der mole
culen. Het is dus niet direct als bouwmateriaal
te gebruiken, want de was zou langs de kristal-
vlakken breken. Voor het gebruik wordt de
was echter door de bijen met speeksel gekauwd
en daardoor in een amorphen toestand gebracht.
Is eenmaal de zeshoekige cel gebouwd, dan
veroorzaakt de warmte in den bijenkorf 'n her
nieuwde kristalstructuur, welke des te sneller
intreedt, doordat de binnenwand van de cellen
met een gele kleurstof bestreken wordt. Hoe
deze kleurstof op de oriënteering der molecu
len inwerkt is nog een onopgelost probleem.
Behalve de gele was wordt door de bijen ook
een bruine was voor bepaalde doeleinden ge
bruikt. Deze stof is steeds amorph, bevat een
weinig hars en heeft sterk klevende eigenschap
pen.
Zoo leert dit scheikundig onderzoek, dat de
doelmatigheid van de levensgewoonten der bijen
niet beperkt blijft tot de eigenlijke verrichtin
gen dezer dieren maar zich ook uitstrekt over de
Op zekeren dag deze dag ligt ongeveer
vijfentwintig jaar terug kreeg Marcus
Doppelmann, schrijver en dichter en gros,
bezoek van iemand, die meer was dan uitgever,
namelijk van den theater-directeur Sevitza van
Boekarest.
Marcus Doppelmann, die wegens permanent
gemis aan geldelijke middelen uitsluitend was
ingesteld om overal en bij iedereen elke moge
lijke opdracht los te peuteren, meende den
hoorn van overvloed" in moderne uitgaaf bij
zich te zien binnenstappen. Herr Sevitza, die
met een Roemeensch variété-gezelschap op
tournée was, zocht een echte ,3erlinerischen"
één-acter, een komischen schlager, een nonsens-
klucht, en Marcus Doppelmann was hem in de
artisten-bar aangewezen als de meest geschik
te acteur in dat genre.
Marcus Doppelmann deed zijn voordeel met
deze openhartigheid, doch Herr Sevitza, die wel
iets „van toeten of blazen" afwist, verlangde
een mede-auteur. Ook die bestelling werd door
Marcus Doppelmann grif geaccepteerd en ter
wijl Herr Sevitza binnen tien minuten weer
vertrokken was, bevond zich geen kwartier
daarna de schrijver en dichter en gros in de
artisten-bar achter een halven liter".
Aan Peter Sperling, collega in „doen en
laten", zette Marcus de situatie uiteen: Herr
Sevitza uit Boekarest wilde voor zijn tournée
door Duitschland een echte ,3erlinerische"
klucht, die door twee bekwame auteurs moest
worden bij elkaar geschreven, omdat hij onmis
kenbaar van oordeel was, dat één schrijver niet
voldoende onzin zou te binnen schieten als
noodig was om een klucht te maken, welke
Herr Sevitza wenschte. Ter vervollediging van
den onzin dus werd Peter aangezocht, die van
zelfsprekend accepteerde. De zaak had zelfs een
financieele zijde: duizend Mark werd betaald
voor den arbeid, d.w.z. 400 vooruit en het
restant bij levering van het komisch meester
werk.
Zoo ontstonden de eigenlijke moeilijkheden:
Marcus, die met 200 Mark zijn schulden niet
volledig kon betalen, en Peter, die altijd een
vriend uit den nood hielp, als hijzelf daaraan
ook verdiende. Een accoord kwam tot stand,
waarbij Marcus 300 Mark kreeg en Peter net
restant, wanneer ter zolderkamer van Marcus
werd gearbeid met inbegrip van kost en in
woning.
Den volgenden morgen reeds werd de klucht
begonnen met het dramatisch effect van be
zinning na een vroolijken avond ter eere van
een lichtzinnig afgesloten overeenkomst. Wat
moest er gebeuren, als Herr Sevitza de 600
Mark bij aflevering van het kunstzinnig pro
duct niet zou uitbetalen? Zooiets was meer
voorgekomen; de directie had de klucht en de
schrijvers mochten achter hun zwaar verdiende
geld aan. En van Berlijn naar Boekarest is een
aardige wandeling. Allerlei spookbeelden ver
schenen, waarvan „procedeeren" het afschu
welijkste was. Vóór het bewijs geleverd was,
afgezien van de gebruikelijke „verdagingen"
dat de eenacter wel geslaagd was en een suc
ces beteekende, zouden beide auteurs vereeuwigd
zijn, vooral daar
Marcus reeds den
weg van verhon- UC CCTl~(lCt6V
gering bewandel- I
de en Peter dien 'UCLtl J\ld7 CUS
paardenmiddel
moest worden gevonden om zeker te zijn, dar
het geld zou binnenkomen.
Krampachtig zetten zich de kunstenaars aan
het denkenPeter kreeg de verlossende idee.
„Gevonden," verklaarde hij, „de klucht be
gint op het kantoor van een theater-directeur.
Laten we eerst den onzin bij elkaar zoeken, ik
schrijf tenslotte het begin."
Marcus begreep de zaak volkomen en na vier
dagen tobben en zwoegen was de „humor" in
en aan elkaar gekleefd, doch zeker niet zonder
een beslist verdienstelijk resultaat.
Toen dicteerde Peter aan Marcus de inlei
dende scène:
„Een woedende theater-directeur, vijftiger,
loopt hoogst opgewonden in zijn kantoor heen
en weer, terwijl hij zijn boekhouder den vol
genden brief dicteert: Zeer geachte heer. Wan
neer u bij ontvangst van dit schrijven niet on
middellijk de 600 Mark betaalt, die wij volgens
overeenkomst moeten ontvangen voor de op
lossing der moeilijkheden bij uw tournée, is u
de grootste zwendelaar en bedrieger die be
staat, en dat wil tegenwoordig heel wat zeggen.
Indien u wel betaalt, verklaar ik u een gentle
man, en dat zal u ook niet iederen dag ge
beuren."
Aldus werd het „eerste tooneel", gevolgd door
de eerder bedachte kwinkslagen, netjes verpakt
bij Herr Sevitza bezorgd.
Den volgenden dag reeds kwam het geld
telegrafisch met een enkel begeleidend
woord: .Levering ontvangen. Opvatting weinit
origineel, maar dialoog suggestief."
stoffen, die hierbij gebruikt worden. Ten deeie
zijn deze stoffen in het lichaam der dieren zelf
gevormd, ten deele afkomstig van de planten.
Hunne scheikundige eigenschappen zijn ver
klaarbaar uit den molecuulbouw, uiteindelijk uit
physische wetten. Zoo blijkt opnieuw dat de
natuur als geheel een planmatigen samenhang
bezit, die alleen verstaanbaar is door uit te
gaan van opvattingen omtrent de werkelijkheid
en haren oorsprong, welke niet door natuuron
derzoek maar door wijsgeerige bezinning te ver
werven zijn.
Dezen zomer zal het 10 jaar geleden zijn, dat
de „Vox Carolina", het Nijmeegsch Studenten
blad, werd opgericht. Oorspronkelijk maandblad,
werd het na eenige jaren in een weekblad om'
gezet.
Door een redactie van redacteuren en oud
redacteuren is bij gelegenheid van dit tweede
lustrum een bundeling samengesteld van de
beste en de meest karakteriseerende bijdragen
gedurende deze periode in de „Vox Carolina'
gepubliceerd.
Deze bundel, die een 200 pagina's omvat, zal
medio Mei bij N.V. Dekker en van de Vegt te
Nijmegen verschijnen en is ook voor buiten
staanders verkrijgbaar.
Deel uitmaken van een vijfling is in finan
cieel opzicht op deze wereld blijkbaar even
benijdenswaard als een rijke erfgenaam zijn,
zoo meldt de Times uit Ottawa. Op verzoek
van de oppositie in het parlement van Ontario
heeft de regeering, als toeziend voogdes van
de vijfling van Dionne, uittreksels bekend ge
maakt van de bankrekening der gezusters, die
binnenkort drie jaar oud zullen worden, en
die in een uitstekende gezondheid verkeeren.
De babies stonden tot 26 Juli 1934 onder voog
dijschap van anderen, en kwamen pas in Ju
ni 1935 onder voogdijschap van den staat. De
eerste commissie van voogden kon .slechts"
30.500 dollar voor de vijfling bijeengaren, maar
de tegenwoordige voogden, bestaande uit den
minister van openbare gezondheid van Onta
rio, een rechter, den dokter van de-afcinderea,
en hun vader, heeft het fortuin van de vijf
ling in de afgeloopen jaren flink kunnen ver-
hoogen. In het geheel zijn 24 contracten voor
de kinderen gesloten met firma's die daar re
clame mee kunnen maken. Een firma die ka
lenders maakt, heeft voor het voorrecht de
vijfling van Dionne te mogen noemen byn«*
60.000 dollar betaald, dan volgt een poppenfa-
briek met 25.000 dollar, een biscuitfabriek met
10.000 dollar en nog een serie zeep-, baby-
voedsel- en hoestdrankjes-fabrikanten met 8000,
6000 en minder dollar. Een contract met de
Fox Film heeft 350.000 dollar opgeleverd, de
Pathé heeft 40.000 betaald.
Aan de debetzijde van de rekening staan ech
ter ook eenige niet onbelangrijke posten. Meer
dan 50.000 dollar is uitgegeven aan den bouw
van de kinderkamer voor de vijf zusters, met
logeerkamers voor kindermeisjes, pleegzusters
etc. Aan voedsel en kleeding van de babies is
bijna 40.000 dollar uitgegeven. Dr. Defoe, die
een wakend oog op den gezondheidstoestand
van de vijfling houdt, krijgt daarvoor 200 dol
lar per maand, en de ouders krijgen een zak
geld van 100 dollar per maand. De kinderen
schijnen ook een diep besef te hebben van
him verplichtingen tegenover de kerk, want
in het afgeloopen jaar hebben zij totaal 200
dollar gestort in het zakje van de plaatselijke
kerk.
Intusschen is geen critiek op het financieel
beleid der voogden gehoord, en verwacht men
dat de geldstroom nog geleidelijk zal aanzwel
len, zoodat de kinderen, tegen den tijd dat zij
meerderjarig zijn geworden, elk voor zich wel
millionnaire zullen zijn.
Ieder jaar keeren tegen de lente in de bladen
de afbeeldingen weer, waarop de slanke, grijze
koning Gustaaf V van Zweden van zynwinter-
Vacantie en tennis-genoegens terugkeert naar
zijn land. Over dezen populairen monarch ver
haalt ons „Paris-Soir" aardige bijzonderheden.
Wanneer men een koning wil zien, zooals wij
ons die voorstellen in volle majesteit met een
hermelijnen mantel omhangen, gekroond, een
scepter in de hand, terwijl diamanten en parels
schitteren en alle rijkdommen ter wereld zijn
tentoongespreid, dan moet men naar Londen
gaan.
Wanneer Gustaaf V, de Koning van Zweden,
het parlement opent schitteren wel honderd
toillioen paarlen en diamanten, die echter op
een tafel naast hem liggen, bij zijn hermelijnen
toantel. En rechts daarvan, met een glimlach
op zijn gelaat, de koning, die ondanks zijn 79
jaar eeuwig jeugdig deze woorden spreekt:
i,De zitting van mijn parlement is geopend."
Daarna gaat hij thuis lunchen, waar zijn
Fransche kok Augustin Dubois de geliefkoosde
gerechten van den vorst heeft gereed gemaakt.
Dat is de koning van Zweden: purper draagt
hij niet. Want deze monarch wordt juist gety
peerd door zijn grooten eenvoud. Ik geloof dat
zelfs zijn meest vurige bewonderaars niet boos
zullen zijn, wanneer het geheim ontsluierd
Wordt hoe deze vorst zijn eeuwige jeugd heeft
Weten te behouden.
Ziehier zijn dagorde. De vorst vangt den dag
aan met tien minuten gymnastiek (Zweedsch
natuurlijk)daarna neemt hij een koud bad.
Wanneer hij zich gekleed heeft, gaat hij naar
de eetkamer, vanwaar hij een heerlijk uitzicht
heeft over zijn geliefd Stockholm, dat daar op
het water drijft. De huisknecht dient hier
feeds tien Jaar hetzelfde ontbijt op, n.l. haver-
tooutsche pap, haring (op Zweedsche wijze toe
bereid) en koffie met melk. Daarbij eet de
koning tiwee dikke sneden brood, goed met
boter besmeerd. Het ontbijt van den vorst is
even eenvoudig als hij zelf. Het is het ontbijt
dat ook een gewone arbeider zich kan ver-
Oorloven.
En de koning gebruikt dit ontbijt iederen
dag, jaar in jaar uit, onverschillig of hij in
Lapland vertoeft of aan de Rivièra. Soms eet
de vorst wel eens een gefcruffeerde kip of eend.
Waarbij hij dan enkele glazen Bordeaux-wijn
drinkt, die een van zijn vele vrienden „tusschen
de twee zeeën" hem heeft gestuurd, tegelijk
toet de beste wenschen voor zijn gezondheid. In
Zweden, waar de Socialisten aan het bewind
zijn, vertelde de koning eens tegen zijn vrien
den: „Mijn zoon de kroonprins zal misschien
hooit den troon bestijgen. Maar dan wordt hij
toch zeker tot President van de Republiek ge
kozen, voor heel zijn leven."
De voorzitter van den Ministerraad, in wiens
gezelschap deze woorden gebezigd werden, voeg
de hieraan toe: „Ja, en hij wordt gekozen met
algemeene stemmen."
Het zou moeilijk zijn de populariteit te be
schrijven, die koning Gustaaf van Zweden in
zijn land geniet. Ik wil slechts één treffend
staaltje aanhalen. Het bekende groote sociaal
democratische dagblad van Zweden „Socialde-
tookraten" had zich tot devies gekozen „Vrij
heid, gelijkheid, broederschap." Op zekeren
dag waren deze woorden uit den kop van het
blad verdwenen. De voorzitter van den Minis
terraad zei den volgendend dag: „Wij kunnen
die woorden gerust weglaten, want dat alles is
hij ons reeds werkelijkheid geworden."
Toen aan den voorzitter van den Minister-
toad eens gevraagd werd, wie de beste bridge-
speler was van Zweden, antwoordde hij: „Ja,
dat is moeilijk te zeggen! Hm, hm, ik denk
dat het de koning is."
Maar toen ik aan den koning vroeg wie het
beste bridge speelde in Zweden, antwoordde
hij: „Ja, dat is moeilijk te zeggen! Hm, hm, ik
denk dat het de voorzitter van den Minister-
toad is."
Weet ge wat de koning doet, terwijl zün volk
Werkt, slaapt of zich amuseert?
Wel, de koning is een ijverig breier en al zijn
Vrienden dragen een slippover waarin de let
ters „G. V." zijn verwerkt.
Nu ik toch over het intieme leven van Gus
taaf V enkele onbescheiden mededeelingen heb
gedaan, wil ik hieraan nog toevoegen, dat de
koning van Zweden iederen morgen om 7 uur
koningin Astrid opbelde. De koning van Zwe
den zei dan tot zijn. nichtje: „Mijn klein meis
je, heb je vanmorgen je havermoutsche pap
Wel gegeten?"
Koningin Astrid, de prinses waar de koning
Zooveel van hield, is thans gestorven. Maar ik
stel me voor, dat de koning thans naar andere
hoofdsteden van Europa, aan het hof van
't Zeemonster scheen niet goed te kunnen hebben, dat Piet Zooto beleecHging hadden de passagiers nog niet ondervonden Toen de vliegmehine te Amsterdam was aangekomen, liet de
en Drein zoo vernederend Werden behandeld. Het stak eens- en ze eischten van den piloot, dat deze onmiddellijk zou op- piloot het toestel onmiddellijk in den steek en stapte in een
klaps snuivend zijn kop vooruit, zoodat de dames en heeren stijgen om ze naar Amsterdam te brengen, waar zooiets onmo- auto, waarmede hij in razende vaart naar den dierentuin reed
angstig begonnen te gillen. De dames gilden „Brand!", de gelijk was. Weemoedig staarde het zeemonster van Nagasaki de om te vertellen, dat hij Drein en Piet met het zeemonster ge-
heeren schreeuwden „Moord!" vliegmachine na. zien had.
andere koningen, waar familieleden van hem
wonen, informeert: „Mijn klein meisje, heb je
je havermoutsche pap wel gegeten vanmor
gen?"
Het is algemeen bekend, dat deze slanke ko
ning der Vikingers uitstekend tennis speelt.
Maar met één feit en in enkele regels wil ik
dezen vorst nog uitteekenen. Op zexeren dag
zal de contröleman van een groot concertge
bouw tot hem zeggen: „Majesteit dit is de
beste revue die wij in de laatste 50 jaar ver
toond hebben."
En de koning zal hem antwoorden: „Mijn
vriend, laten we niets overdrijven."
„Majesteit, gij hebt gelijk. Wij begrijpen uw
bescheidenheid. Applaudisseeren de koningen
dan niet meer dan anderen?"
„Weineen, zooals iedereen."
Dat is hem echt, de koning van Zweden: de
meest eenvoudige man die zich zoowel aan de
Rivièra, als te Parijs en te Stockholm weet te
vermaken, de oude en toch eeuwig jonge
gentleman, waaraan de kleine schooljongens
van 8 jaar gerust kunnen vragen:
„Pardon mijnheer, kunt u mij misschien zeg
gen hoe laat het is?"
Wanneer men over de doelmatigheid in
de natuur spreekt, kan dit het uitgangs
punt zijn voor nieuwe vragen en be
schouwingen, die als de kringen op een water
vlak, door een geringe plaatselijke beroering
gewekt, zich steeds verder uitbreiden. Ten aan
zien van de doelmatigheid vraagt men naar
de doeleinden zelf, naar hun oorsprong, hun
verband en hun kenbaarheid. Zoover verwij
dert zich daarbij het denken van zijn uitgangs
punt, dat het dit vergetend soms eindigt met
een ontkenning van een doelmatigheid in de
natuur of deze als een schijnbare opvat.
Men kan alleen over doelmatigheid spreken,
als er ook een planmatigheid bestaat en een
bepaald ding of verschijnsel zich tot een plan
verhoudt als middel tot uitvoering. Als een
mensch het plan heeft iets te maken, b.v. een
huis of iets te doen bijv. zich te verdedigen,
dan gebruikt hij voor de uitvoering van dit
voornemen bepaalde hulpmiddelen en wel kiest
hij materiaal, dat zekere eigenschappen heeft,
dingen van bepaalde stevigheid, gewicht, vorm
enz.
Het is gemakkelijk in te zien, dat wat doel was
bij het eene plan, weer materiaal kan worden
bij een ander plan en zoo zijn de verschillende
voorwerpen en gebeurtenissen in velerlei plan
matige relaties verbonden.
Iets dergelijks schijnt er ook in de natuur te
bestaan.
Door de verschijnselen der levende natuur
wordt men gedwongen planmatigen samenhang
aan te nemen. Men drukt dit op verschillende
wijze uit. Men spreekt over een streven naar
zelfbehoud en behoud van de soort, waaraan
weer minder omvattende strevingen onderge
schikt zijn. Er is dan een doelstreven bi) het
voedsel zoeken, bij vluchten en verdedigen, bij
nestbouw en verzorgen der jongen enz. De doel
matigheid berust zoo op planmatig werkende
tendenzen, die middelen kiezen en gebruiken
en het levende gebeuren wordt in deze be
schouwing analoog met het menschelijk doen
opgevat. Beperkt nien den blik tot de dierenwe
reld, dan schijnt het, dat deze veronderstelde
analogie zeer redelijk is, al is het onmisken
baar, dat op één punt en wel een zeer belang
rijk punt de analogie niet opgaat. De planma
tigheid van het menschelijk werk berust immers
op het verstandelijk ontwerpen van plannen
waarin alle geestelijke functies en cultuurver
schijnselen samen vloeien. Bij 't dier ontbreken
A I I P A D/^MTVTÊ'^C op dit blad zijn Ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen ¥7 m bl-i levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 - bU een ongeval met 17 /{\ft m
A I .1 .F. A I v{ r. ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
Het meisje kwam onmiddellijk terug en ver-
tocht mij, haar te volgen, daar Mrs. Garbutt mij
°htvangen wilde.
Wy gingen langs de deur, die op myn kamer
Volgde en die vermoedeiyk naar de zitkamer
feidde, waarvan Collins my gesproken had, naar
die daarnaast; en nadat het meisje geklopt
«ad, deed ze die voor my open.
Ik vond Mrs. Garbutt voor de toilettafel zitten
{het een kapmantel om en Collins was bezig,
«et haar van haar meesteres op te maken. Toen
de kamer binnenliep, zag ik, dat het een
®laap- en kleedkamer tegelijk was en dat er
vele weelderige toiletartikelen stonden, die men
diet verwacht zou hebben by zulk een strenge,
érnstige vrouw.
„Komt u hier, als-'t-u-blieft, Miss Phillips en
«eem mij niet kwaiyk, dat er voortgegaan wordt
ton mijn tollet, terwijl ik met u praat. Ik ben
tot iaat en we hebben vanavond gasten te
«toeeren. U wilde my spreken? Moet ik Collins
togsturen?"
„O neen," begon ik haastig en daar ik b£ia
niet wist, hoe ik nu met myn nieuws te voor-
schyn zou komen, liet ik er onmiddeliyk op vol
gen: „Ik wilde u alleen meedeelen, dat ten
minste ik denk, dat u het weten moet er
iemand opgesloten is in de ruïne van den toren
van het park en...."
Ineens hield ik op, verbaasd door de uitwer
king van myn woorden. Mrs. Garbutt stak eerst
de handen omhoog, die tot nog toe in haar
schoot hadden gelegen en moest zich toen vast
houden aan de toiletafel; haar gezicht, dat
al bleek was geweest, zag er nu uit, wit als
van een doode en zij hield den blik op my ge
richt met een uitdrukking, die verschrikkelijk
was, om waar te nemen.
Toen ik naar Collins keek, vond ik, dat zü my
eveneens ontzet aanstaarde en dat haar bezige
handen trilden als een espenblad.
Gedurende enkele seconden werd er geen ge
luid vernomen in het vertrek; toen had Mrs.
Garbutt haar zelfbeheersching herwonnen en
wenkte mij, dat ik een stoel zou nemen.
„U moet mij myn ontsteltenis maar niet ten
kwade duiden," zei ze, „maar het is nu al zóó
lang geleden, dat ik over dit onderwerp het
laatst heb hooren spreken, dat het mij een soort
schok bezorgde. Geef my een glas water, Collins,
en ga dan gauw voort met mijn haar. Ik zal
toch al laat zyn, vrees ik. Wat zijn uw redenen,
om te denken, dat er iemand opgesloten zit in
Friar's Tower?"
„Ik hoorde een kreet, Mrs. Garbutt."
„Hebt u iemand gezien?"
„Neen, ik...."
„Neem my niet kwaiyk, dat ik u even in de
rede val: is u naar de ruïne geweest? Vanmid
dag?"
„Ja, ik was...."
„Beantwoord eerst myn vragen: op welken
tyd?"
„Nog geen twintig minuten geleden. Ik ben pas
terug en ben zoo gauw mogeiyk by u geko
men."
„Wat hoorde u eigeniyk, of verbeeldde u zich
te hooren?"
„Een langen kreet om hulp."
„Wéér was u, toen u dien hoorde?" vroeg zy
met veelbeteekenenden blik naar Collins in den
spiegel.
„Toen ik by de groote ruïne stond."
„Zóó ver weg? Hoe kunt u er dan zeker van
zyn, dat het geluid uit den toren kwam?"
„Het kon nergens anders vandaan komen,
Mrs. Garbutt."
„Dat is waar. Maar," half-overredend
„denkt u niet eerder, dat het maar een spel van
uw verbeelding was?"
„Neen, ik ben er zeker van, dat ik den kreet
hoorde."
„En toén u dien hoorde, heeft u onmiddeliyk
rechtsomkeert gemaakt, zonder een oogenblik te
wachten?"
„Een paar seconden heb ik wel gewacht; mis
schien den tyd, dien u zou noodig hebben, om
tot twintig te tellen. Maar toen voelde ik my
ineens zóó verschrikt, dat ik den heelen weg
naar het huis teruggerend ben."
„Wat deed u daar eigeniyk?"
Ik stamelde zoo iets van, dat ik „een wande-
I ling
was gaan maken voor tydverdrijf." Maar
zonder naar eenig excuus te willen luisteren, zei
ze:
„Het spijt my, dat u dit overkomen is, Miss
Phillips; maar het is uw eigen schuld. Als
jongedames er alleen op uittrekken op onbe
kende plaatsen en dat in de schemering, dan
is het niet te verwonderen, als ze min-aange-
name avonturen beleven. Toch had ik liever
gehad, dat het niét gebeurd was; vooral op uw
eersten avond hier."
Ik voelde, dat er meer school achter die
woorden en achter haar heele manier van doen,
dan ik wel op dat oogenblik begrypen kon, maar
vroeg enkel:
„Zou u niet iemand daarheen sturen, Mrs.
Garbutt, om te zien, wie er in den toren opge
sloten is?"
Ze haalde even de schouders op en keek naar
mij met meewarigen glimlach, die my meer
hinderde, dan ik haar wel wilde laten zien.
„Waarde Miss Phillips," ze ze toen, met uit-
tartende kalmte haar handschoenen aantrek
kend, „er kan niemand in den toren gevangen
zitten; voor zoover ik weet, is die niet eens af
gesloten. U heeft zeker een reiziger gehoord,
die zich wat te lang daar had opgehouden en
als u dat niet kunt aannemen, vraagt u er dan
Collins nog eens naar. Die zal u alles vertellen,
wat er van bekend is. Goeden nacht! Ik hoop,
dat u tegen den ochtend er wel van doordrongen
is, dat uw verbeelding u parten speelde."
Ze keerde zich om en liep langzaam het ruime
vertrek door en de deur uit, die Collins voor
haar open hield. Terwyl ik haar slanke, be
vallige gedaante zag verdwynen, voelde ik
toch weer in eens dien onoverkomeiyken afkeer
voor haar koude, staalblauwe oogen en alweer
overviel mij de vrees voor een onbekend, drei
gend gevaar.
„Vertel Miss Phillips de geschiedenis, Collins,'
hoorde ik haar zeggen, toen ze al buiten de deur
was en de kamenier wendde zich tot my met
een bezorgde uitdrukking op haar trouw ge
laat.
„Ik zou ze u liever niet vertellen," begon ze,
terwyi ze de toilettafel opruimde, „maar ais Mrs.
Garbutt het verlangt, dan móet het natuuriyk."
„Nu?" vroeg ik, toen ik zag, dat zy nog
draalde.
,Die kreet, dien u hoorde, was niet van een
menscheiyke stem, Miss: het spookt op Friar's
Tower!"
„Wat een onzin!" riep ik ongeduldig. ,3et
verwondert my, dat Mrs. Garbutt daar zelf ge
loof aan hecht."
„Neen, waariyk, Miss, het is geen onzin. Velen
hebben dienzelfden kreet gehoord van den toren
in de schemering. Niemand gaat er dan ook zoo
dichtby."
,3ure verbeelding! De een spreekt het den
ander na!"
„Maar dat kon dan toch niet doen, Miss,"
zei Collins bescheiden, maar toch met ernstigen
nadruk, „want u had er nooit een woord van
gehoord."
Hier viel niets tegen in te brengen en ik drong
er nu nog eens op aan, dat ze mij de geschie
denis zou vertellen. Het was een legende, zoo
als er zoovele bestaan uit den ruwen riddertijd..
Eenige eeuwen geleden had een van de Foun-
deyre's van Foundeyre Abbey zyn slot verlaten,
om te strijden voor vorst en vaderland en had
zyn moederlooze en eenige dochter achterge
laten onder de hoede van haar biechtvader, een
jongen bedelmonnik, die al drie of vier maan
den gastvrijheid had genoten op de Abbey en
gelogeerd was in het klooster aan den anderen
kant van het park, terwyl hy den heelen dag
by de familie doorbracht. De vader bleef gerui-
men tyd uit en toen hy eindeiyk onverwacht
terugkeerde, kwam hy tot de ontdekking, dat de
„monnik" in het geheel geen monnik was, maar
een aartsvyand van Huize Foundeyre, die ge
profiteerd had van de afwezigheid van den
vader, om de hoop en de eer van het huis te
vernietigen.
In die dagen maakten de hoofden van aan-
zienlyke geslachten korte metten: de heer van
Foundeyre ging naar het klooster aan den
anderen kant van het park, onderhield zich op
vriendschappelyken toon met den zoogenaam-
den monnik, stelde hem voor, den toren te be
klimmen, doorstak hem daar en liet er het ïyk
achter, terwijl hy zorgvuldig de deur sloot en
op zyn terugtocht naar huis de sleutels wierp
in een peilloos diepen put.
„Wat my zoo deed ontstellen, Miss, toen u
Mrs. Garbutt vertelde, dat u dat jammeren had
gehoord," besloot Collins, „was, dat er algemeen
wordt geloofd, dat degenen, die dien kreet van
den toren vernemen, in doodsgevaar verkeeren
ofschoon ze er zelf niets van weten en dat dit
geluid dan een waarschuwing is."
(Wordt vervolgd)