Met ü&t&aal can den dag X Het Zeemonster van Nagasaki E Een week erschrikkingenl Bij het negervolkje van de Kikujus BABY'S HUIDJE ZEER PRIMITIEVE INBOORLINGEN DINSDAG 27 APRIL 1937 Om de goede en kwade geesten te bevredigen, schrikt de Kikuju voor geen enkel offer terug Minachting voor de hygiëne OROOTE BUS AOc POEDER MHHi li -r Muurschilderingen Magnetische straat reiniging Voor den vrede in het Verre Oosten HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 ct. en 257, zwaarder dan de pieeste andere. Een gevangene van Berchtesgaden ïAR HET ENCELSCH J| i Aan den voet van den Kenya-berg, die in Afrika ligt, ten Zuiden van Abessinië en ten Oosten van het Victoriameer, is een gebied van ongeveer 8000 vierkante kilometers, waar het negervolkje der Kikujus woont. Deze pri mitieve inboorlingen wonen verspreid over de uitgestrekte vlakte. Slechts hier en daar vindt men kleine nederzettingen, aan alle kanten omringd door ondoordringbaar kreupelhout, te midden van een waarachtig aardsch paradijs. De Kikujus zijn geen nomaden; zij bewerken hun akkers en verzorgen hun veestapel. Hun luiheid en lamlendigheid oefenen geen geluk kigen invloed uit op hun gestel. De Kikuju ziet er dan ook heelemaal niet uit als een athleet. Hij is meer middelmatig van gestalte, over 't algemeen heel mager, hij heeft een zeer donkere huid, buitengewoon vooruitspringende jukbeenderen en 'n platten neus. Ofschoon hij op een lage trap van beschaving staat, legt hij toch weer een ware genialiteit aan den dag om het verbruik van zijn krachten tot een minimum terug te brengen. De Kikuju is een heiden en zeer bijgeloovig. De heele wereld wordt volgens hem beheerscht door goede en door kwade geesten, die voort durend er op uit zijn den mensch schade te berokkenen. Om die geesten te bevredigen, schrikt hij voor geen enkel offer terug, het geen tot gevolg heeft dat het vak van toove- naar in het land der Kikujus een bijzonder winstgevende betrekking is. Ofschoon deze landstreek een der meest, vruchtbare is van geheel Afrika heeft de be volking zich niet ontwikkeld zooals het behoort, tengevolge van ziekten en epidemiën die haar decimeeren. Bovendien vertoonen de meeste Kikujus een minachting, of misschien beter ge zegd een totale onbekendheid met de meest elementaire begrippen der hygiëne. Hij deelt zijn ronde hut, waarin geen enkel venster is. en die nauwelijks vier a vijf meter middellijn heeft, met zijn schapen en zijn geiten. Deze primitieve woning wemelt van insecten en wormen, wier voortplantingsproces door niets en niemand wordt gehinderd. Een neger, die zich tenslotte hiervan iets aantrekt omdat hij ziet dat hij gevaar loopt levend te worden op gegeten, ziet geen anderen uitweg dan zijn hut in brand te steken, en op enkele meters af stand een nieuwe te bouwen. Zoodra de hut echter begint te branden vluchten de gladde insecten weg en deze hebben zich reeds voor den heer des huizes geïnstalleerd en meestal verheft de nieuwe woning van den Kikuju zich op een tapijt van wormen. Zich wasschen be schouwt de Kikuju als iets wat het leven nut teloos moeilijk maakt. De moeders wasschen hun kinderen wel eens op de manier zooals dé koeien hun kalveren likken. De kinderen spe len den heelen dag in hun Adamspakje op de kleine binnenplaats tusschen mest en afval en "Wachten daar totdat moeder van den akker huiswaarts keert. Bijna alle kinaeren hebben wormen, de meeste zelfs een lintworm, die hun lichamelijk en geestelijk totaal verzwakt. Dien tengevolge is de kindersterfte enorm en de kinderen die in leven blijven, zijn zeer ont vankelijk voor allerlei ziekten. Over het algemeen is het organisme een uit stekend terrein voor allerlei ziekten, of ze be smettelijk zijn of niet. Voortdurend heerschen hier pokken, dysenterie en roodvonk, die elk jaar duizenden slachtoffers maken. Om zich te weer te stellen tegen deze ziekten beschikt de inboorling slechts over de zeer primitieve wetenschap der toovenaars, medicijnmannen en andere kwakzalvers. De Kikuju heeft een bui tengewoon groot vertrouwen in hun praktij ken, al zijn ze nog zoo rampzalig voor hem en hü acht hun bekwaamheid veel grooter dan die van de leden van den sanitairen dienst van de Engelsche regeering. Europeanen hebben maar zelden gelegenheid om de geneeskundige methoden der inboorlin- - waar iedere Moeder „angstig" voor is, om dat het zoo gauw rood en ontstoken wordt, blijft blank, zacht en gaaf door regelmatige behandeling met Zwitsal-Poeder, de „vocht- keerende" Huid- en Kinderpoeder met de eigenschappen van Zwitsal - de zalf met onbegrijpelijke geneeskracht. - Tegen trans piratie, blaren, verbrande en ontstoken huid is Zwitsal-Poeder ook voor ouderen geschikt, zoodat U verstandig doet steeds een bus bij de hand te houden. 8 gen uit het gebied van Kenya te bestudeeren. De neger bewaart met een buitengewonen na ijver zijn „wetenschappelijke" geheimen en de minste nieuwsgierigheid van de blanken voor zijn heelkundige praktijken vervult hem met wantrouwen. Wanneer men er in zou slagen hem bij het toepassen van zijn „wetenschappelijke" methoden te verrassen, dan is men met stomme verbazing geslagen over zooveel onwetendheid en bijgeloof. Wanneer b.v. een neger hooge koorts heeft gooit men hem nu en dan een emmer koud water over het bloote lijf. Verder laat men hem aftreksels van planten en „wonderbaar lijke'' kruiden drinken en wel in zulke enorme hoeveelheden dat de patiënt tenslotte gal be gint te braken. Want de Kikujus zijn er diep van overtuigd, dat om de koorts te verdrijven, men de gal moet kwijt raken, daar deze de koorts verwekt. Wee dengene, die hoofdpijn heeft of aan neuralgie lijdt. Mien bindt om zijn voorhoofd een touw, dat men steeds nauwer aanhaalt, zoodat de oogen van den patiënt uit hun kas sen puilen. Dan wordt de pijnlijke plek met een mes of met een stuk glas opengekrabt, en tenslotte wordt heel het hoofd met roet inge smeerd. Ingewandsziekten komen bij deze vegetariërs slechts zelden voor. Bovendien blijken zij een soort struisvogelmaag te bezitten. Indien zich echter een geval van ingewandziekte voordoet begint de „geneesheer'' den buik van den pa tiënt geweldig te masseeren. Indien dan nog geen verbetering valt te constateeren, gaat hij met zijn knieën op den buik van den zieke stampen, totdat de ziekte wel gedwongen is weg te trekkenWanneer men niet weei wat de patiënt mankeert, wordt het lichaam ingesmeerd met een aftreksel van een vergif tige plant. Vergif trekt het vergif aan, zeggen de Kikujus, en iedere pijn wordt veroorzaakt door een vergif, als tenminste de booze geest niet de hand in het spel heeft. Over wonden maken de Kikujus zich niet be zorgd, ook al zijn ze van nog zoo ernstigen aard. Hij trekt de randen van de wonden tegen elkaar en hecht deze aan elkaar met be hulp van fijne doorns, bij wijze van veilig heidsspelden: dan is het wachten slechts op het lidteeken. Als antiseptische middelen ge bruikt men slechts stof, zand en tabak. Trou wens, zelfs de meest onschuldige wondjes wor den door de Kikujus met tabakspoeder be strooid.... Malariapatiënten, wier milt gewoonlijk is op gezwollen, worden met een sterk verwarmde metalen staaf bewerkt, zoodat de slachtoffers brullen van de pijn, hetgeen men vaak op een kilometer afstand kan hooren. Men moet wer kelijk sterke zenuwen hebben om deze marte ling te kunnen aanzien. In het land der Kikujus kan iedereen die in het bezit is van een tandenpeuteraar het be roep van tandarts uitoefenen. De voornaamste behandeling bestaat hierin, dat men het in strument tusschen de zieke en de gezonde tand ziet te wringen, waarbij de peuteraar als hef boom moet dienst doen. Onnoodig te zeggen dat ook de gezonde tand maar zelden deze krachtproef kan doorstaan; er is ook bijna geen enkele volwassen Kikuju die tandpijn heeft, om de eenvoudige reden dat hij geen tanden meer in zijn mond heeft, maar dat al zijn tanden aan een draad van varkensharen den nek van een antiloop sieren. Er is geen enkele ziekte, ook al is zij nog zoo gecompliceerd, waar de Kikuju-praktizijn geen raad mee weet. Hij heeft voor iedere kwaal een geneesmiddel, als men het zoo noe men mag. Indien de patiënt niet tevreden is over de behandeling, is er voor hem geen an dere keuze dan te sterven of een beroep re doen op de toovenaars....' Wel moeilijk valt het den Engelschen, hier beschavingsarbeid te verrichten. Muurschildering van Harry Schoonbrood in de R.K. kerk te Roosteren Men schrijft ons uit Roosteren (L.) Er zijn. God lof, nog parochieherders in ons geliefde Zuiden, die zich door het crisismonster niet laten afschrikken en alles met een kinder lijk vertrouwen in handen stellen van den Al- vermogenden Schepper. Tot die parochieherders behoort zeer zeker pastoor Joseph Riga van Roosteren, die het initiatief heeft genomen den Maastrichtschen kunstenaar Henri Schoonbrood te laten schilderen, om den luister van het Godshuis te verhoogen. Vijf groote muurvlakten zijn reeds door Schoonbrood beschilderd, ten eerste de koepel boven het altaar met „Zwevende Engelen", een banderol dragend met toepasselijke spreuk op het Allerheiligste. Op het plafond van het koor zien we Chris tus in den Hof van Olijven en Maria Bood schap en de zijwanden zijn verlucht met voor stellingen van den H. Jacobus den Meerderen en den Limburgschen heilige Gerlachus. Als hoofdtoon voor zijn schilderingen ge bruikte Schoonbrood een zachte geel-grijze kleur, waarop de figuren in sobere kleuren zijn aangebracht. Het ligt in de bedoeling van den kunstenaar op het plafond der kerk de vijf blijde en droevige geheimen aan te brengen. De tü'den zijn voorbij, dat bij aankoop van ieder genoeglijk rammelend tweedehands Fordje, er een groote zak werd bijgeleverd, om de losse onderdeelen in te verzamelen, die tijdens den rit her- en derwaarts vlogen. Toch zou men met al het oud ijzer, dat op onze straten achterblijft, een flink pakhuis kun nen vullen. Nu hebben zeker niet alleen de auto's daaraan schuld we mogen tenminste veronderstellen, dat het geen kwaadaardige automobilisten zullen zijn, die de verraderlijke en gevaarlijke kromme spijkers en de tallooze punaises rondstrooien doch feit is, dat het autoverkeer ondertusschen er in elk geval de meeste onaangenaamheden van onder vindt. In de Canadeesche stad Quebec heeft men een merkwaardige proefneming verricht, met het doel de talrijke auto-ongelukken tengevolge van op straat liggende metalen voorwerpen te ver minderen. Men maakte daarbij gebruik van een nieuwe straatreinigingsmachine, waarvan het hoofdbe standdeel gevormd werd door een groote mag neet. Het eerste experiment strekte zich uit over een afstand van 6 mijl. De magnetische borstel „veegde" 18 pond spijkers, schroeven en andere metalen voorwerpen van den weg op! Bjj andere ritten verkreeg men daaraan even redige resultaten. Deze hebben ook andere Canadeesche steden ertoe gebracht, tot aanschaffing van dergelijke reinigingswagens over te gaan. De „Nationale Raad der Christelijke Kerken in Japan", die eenigen tijd geleden een beroep had gedaan op de Christenen van China om wederzijdsche vriendschappelijke betrekkingen aan te knoopen, heeft thans van den „Nationalen Raad der Christelijke Kerken in China" bericht ontvangen, dat zij ten zeerste met bedoeld voor stel instemt en dat zij de Japansche afge vaardigden van den Nationalen Raad uitnoo- digt tot een bespreking die in begin Mei zal gehouden worden te Peiping, Sjanghai of el ders en waar men de juiste middelen zal trach ten aan te geven voor het bevorderen van den vrede in het Verre Oosten. Vandaag moest de zaak eigenlijk al zeer vroeg gesloten zijn geweest. Rie Herberts moest gauw-gauw haar schrijfmachine wat schoonmaken, dan liep ze naar de safe, om de boeken op te bergen. Ze had met Gerard Hendriks tot laat in den avond gewerkt, stond op het punt om heen te gaan en pakte de laat ste brieven bij elkaar. „Moet er nog wat bezorgd worden?" zei ze, met dezelfde opgewektheid als waarmee ze 's morgens op kantoor kwam. „Ik behoef dus niets mee te nemen?" vroeg ze nog eens bij de deur. Toen er geen antwoord kwam, verliet ze het vertrek. Hendriks zat gebogen over zijn boeken. Hij hoorde de stem nog naklinken, maar onbepaald, want het lot, dat hem slag op slag had toege bracht, had hem onmachtig en toegeeflijk ge maakt. De koopman zat gebogen over zijn boeken; de laatste woorden klonken nog in zijn ooren. Hij probeerde ze van zich af te schudden en zijn gedachten op de naaste toekomst te con- centreeren. Lang rekende hij na, wat hij en zijn moeder in de volgende maanden noodig zouden hebben; zette een streep onder de ver minderingen, maar er bleef nauwelijks iets over, als de schuldeischers voldaan werden. Zijn blik rustte op de safe, waarin het geld van de vennootschap bewaard werd. Wanneer de ander hem maar niet in den steek gelaten nad, zou alles nog goed zijn gegaan. Maar diè had zich in veiligheid gesteld en wat ging het hem aan, wat er van den naam Hendriks terecht kwam? Hij zag zich plotseling bij de safe staan, terwijl hij zorgvuldig de papieren van zijn com pagnon naging, welke hij met den advocaat had samengesteld. Hendriks ging met een ruk rechtop in zijn bureaustoel zitten, inhaleerde hartstochtelijk den sigarettenrook en speelde met het sigaret tendoosje. Als hij nu niet heel goed oppaste, zou hij zijn zenuwen niet de baas blijven. Hij was niet zoo gezond als juffrouw Herberts, hij moest zijn kracht sparen. Moeizaam boog hij zich over de boeken en schreef met bevende hand post onder post. Maar terwijl hij zijn oogen op het witte papier gevestigd hield, zag hij weer zichzelf duidelijk bij de brandkast, de papieren van den ander in de handen. Hij speelde met zijn gedachten. Als hij wilde, kon hij wel over de grens komen en twee, drie dagen voorsprong krijgen. Men vertrouwde hem, hij kon voorgeven, een zakenreis naar Berlijn te maken. Maar zijn moeder zou hem niet vol gen, hij mocht ook niet verder denken. Hij zag, hoe de menschen over hem spraken, hoe juf frouw Herberts inlichtingen over de zaak moest geven, over de laatste uitgaven aan beambten en schuldeischers. Maar de regen werd niet minder. Het regende aan een stuk door en weldra stond het land een Meter diep onder water, 't Zeemonster kreeg allemaal witte plekken op zijn huid. Dat kwam omdat het niet tegen zoet water kon, daar ging de heele huid van uitbijten. Aan de Hongaarsehe grens werden Drein en Piet aangehouden door een grensbeambte. Als je wat van het eene land in het andere brengt, moet je ervoor betalen, zei de beambte. „Hebben jullie wat bij je?" „Ik heb niets bij mij," zei Piet. „En dat dan," zei de beambte, terwijl hij op het zeemonster wees. „O, dat is een zeemonster," zei Piet, „ik wist niet, dat je daarvoor moest betalen. Toen kreeg hij een briefje, waarop hij dertig gulden moest betalen. Daarna konden ze weer verder trekken. Waarom zou hij vluchten? Hij zou te moe zijn, daar in het buitenland met zijn verleden. Hij zou de kracht missen, om opnieuw te be ginnen. Zijn handen beroerden de sleutels, die tusschen de boeken lagen; de gestalte bij de safe was verdwenen. Maar zijn vingers tastten nerveus, wanneer zou het tijd zijn, om de safe te openen? Vandaag niet, morgen misschien? Plotseling werd er op de deur geklopt: juf frouw Herberts kwam binnen en lachte hem op haar rustige, frissche manier toe. .Pardon, stoor ik? Ik had mj nog wat verge- j" ten." Hendriks f was opgespron- r\ r> 7 gen, hij voelde, Parapluie dat hjj zich on- zinnig verschrikt had getoond. Het meisje nam de kamer scherp op en liep naar de kast. „Wat zoekt u, juffrouw Herberts?" „Ach, het is niets; ik heb mijn parapluie er gens laten staan." Hendriks zuchtte opgelucht. „TJ moet niet zoo lang werken," zei het meisje plotseling scherp, bleef voor Hendriks staan en keek een beetje onderzoekend in de boeken. Hij zag eruit alsof ze hem geslagen had. „Ik moet van alles en nog wat bijwerken," zei Hendriks. Juffrouw Herberts begreep hem en beet zich op de lippen. Dan sprak ze weer met nadruk: „Het staat er met de zaak niet goed voor, wel?" „Hoe komt u daarbij?" ,Jk weet immers dat het er heel slecht mee gaat," zei ze na een poosje. „Maar misschien hangt alles er wel van af, dat u den moed niet laat zakken." „Kletspraatjes," dacht hü, wrevelig over haar zich mengen in zijn zaken en hij wachtte dat de andere zou gaan. Maar juffrouw Herberts bleef talmend staan en Hendriks zag haar frissche gelaatstrekken, waarover het blonde, kroezige haar een beetje verward krulde. Hij wilde boos zijn, maar hij verheugde zich over haar scherpzinnigheid. „Wenscht u nog iets, juffrouw Herberts?" „Ja, word niet kwaad op me, maar u mag hier vanavond niet langer blüven." De oogen van Hendriks fonkelden, maar al gauw begon hü verlegen te glimlachen. „Dat gaat u niets aan, juffrouw Herberts, laat u dat gezegd zijn." Maar zij had moed gekregen. „Ik ga niet eerder weg, of u moet meegaan." De ander was opgestaan en staarde haar haast radeloos aan; dan voelde hü een hulpelooze dankbaarheid over zich komen. Hü glimlachte voor zich heen, knikte en keek in het kleine vergenoegde ge zicht. De regen sloeg luidruchtig tegen de ramen; de wind gierde. „Laat u me nog een poosje nier blijven; hoe kan ik nu met zulk weer uitgaan," zei Hendriks vriendelük. Alle verlegenheid was plotseling uit het ge zicht van het meisje verdwenen. Het geluk over zijn toegeeflijkheid sprankelde uit haar oogen. Zij knikte schelms. „Laat het maar regenen, mijnheer Hendriks, komt u onder nujn para pluie, maar u blijft niet hier." En terwül baar stem van innerlüke vreugde beefde, keek zij langs hem heen. ,Het kan voorkomen, dat ook mannen een parapluie noodig hebben; wü, vrouwen, moeten ze dan aanbieden." Het is geen sinecure om Führer te zün, en zeker niet wanneer men zooveel vijanden in de wereld telt als de heer Hitier. Hoe uitgebreid de voorzorgsmaatregelen zün, die genomen worden voor de vrijheid van on zen vriend Adolf, wordt beschreven in het blad .Herner Bund". Daarin verscheen een artikel van den Zwitserschen journalist Werner, die dezer dagen toestemming verkreeg, om den Duitschen rü'kskanselier, Adolf Hitler, in zün particuliere woning Berghof, op den Obersalz- berg bü Berchtesgaden, een bezoek te brengen. Kort buiten Berchtesgaden, na de eerste steile bocht, zoo vertelt hü, is er al prikkel draad over den weg gespannen, dat ons toe roept: „Tot hiertoe en niet verder!" Een kilometer verder is de weg, dien wü be gaan, reeds voor niet-officieel verkeer verbo den. Particuliere auto's moeten een omweg maken van 15 KM. Maar ook de auto's, die binnen dit cordon de villa van Hitier naderen, en dus al geschift zün, worden streng bewaakt. Zoo deelt Werner hierover mede, dat het op de eenige plaats, van waaruit Hitler's huis een oogenblik in de verte te zien is, aan alle chauf feurs nadrukkelijk verboden is, stil te houden. Het laatste gedeelte van den weg is ook voor de toegelaten gasten' versperd. Aan den voet van den heuvel, waarop de Villa gelegen is, staat een bord: ..Verboden weg!" Eerst dan begint de laatste controle of liever de laatste serie controle-maatregelen. Rond het huis van den Führer is voor vele mannen iets te doen. Ononderbroken wordt Hitler's huis bewaakt door 150 S.S.-mannen en tientallen controleplaatsen moeten gepasseerd worden om in de nabüheid te kunnen komen. De vroegere omgeving van Berghof scheen niet te voldoen aan de hermetische controle want, volgens Werner, heeft de Duitsche staat hier reeds 46 huizen aangekocht en afgebroken. ATT I? A D/^IVTIVTU >C °P dit blad zijn ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen p1 *7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T7 *7 CH bij een ongeval met p 2R0." e^, /A I il iFi /\JjL/1 11T r. jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A f Ul/t verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A i doodelijken afloop 6611 01 AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 10 Dit was dan wel een vreemde samenloop!.... Wat deed Valentine Brentmore in dit huis in Jermynstreet?Wie was die geheimzinnige Mr. Kibble en wat had Valentine met hem uit te staan? Maar misschien was het ook Mr. Kibble niet, naar wien hij vroeg. Er waren onge twijfeld nog andere pensionnaires in huis. Gertrude Mannings' geschiedenis van het knappe meisje in de taxi flitste mü door het hoofd en ik vroeg mü al af, of hier ook soms enkele dames konden wonen. In ieder geval was het dan wel een hoogst- eigenaardig samentreffen, dat Valentine juist daar had aangebeld, op het oogenblik, dat ik er wasZou ik hier den volgenden dag nog eens aangaan en er achter zien te komen, wat de reden was, dat Val er zich had vertoond? Intusschen moest ik teruggaan naar Mrs. Gar- butt; zü zou er zich toch al over verwonderen, waarom ik mü zoo lang had opgehouden. Ik was voortgeijld in blinde haast, zonder acht te slaan op den weg, dien ik volgde en ik kende die buurt in het geheel niet; dus riep ik een taxi aan en liet mü naar het magazün van Swan Edgar brengen. Zoodra Mrs. Garbutt mij den winkel zag bin nenkomen met leege handen, veranderde haar gelaat geheel van uitdrukking, en toen ik dit waarnam, wist ik met absolute zekerheid, dat ze tegen mij gelogen had, wat betreft den inhoud van het pakje; dat hier iets ernstigers achter school, dan dat zij enkel de gevolgen duchtte van een „lastige" bui van haar zoon! Er moest haar dan wel ontzettend veel gelegen zün asm het bezit van dat geheimzinnige pakje, of ze zou niet zoo ontsteld zijn door mijn niet-slagen. Ze had echter even snel haar zelfbeheersching herwonnen als op den vorigen dag, toen ik haar verschrikt had door mün geschiedenis, van den kreet in den toren. „Dus 't is u niet gelukt?" vroeg ze op stroe ven toon. „Neen, het is mü niet gelukt." Toen keerde zü zich om en ging voort met haar inkoopen doen; maar blükbaar had ze moeite, haar gedachten te bepalen bü die onbe- langrüke dingen. Geen enkelen keer keek ze naar mü, of sprak ze tegen mü, tot ze klaar was met haar bestel lingen; maar niet zoodra waren wü buiten, of ze zei: „Laten we hier even voor dien hoedenwinkel küken en vertel mü dan eens, wat er gebeurd is." ,De vrouw des huizes deelde mü mee, dat Mr. Kibble order achtergelaten had, dat het pakje aan niemand afgegeven mocht worden dan aan dengene, die een briefje zou laten zien, dat hü eigenhandig onderteekend had." Mrs. Garbutt lachte en met zóó'n vreemden klank, dat ik onwillekeurig naar haar küken moest. „Het treft mü, van welke kleinigheid het leven van den mensch soms afhangt," zei ze, als antwoord op mijn vragenden blik. „Hoe vreemd, dat ik dat onbeduidend iets van dat briefje ver geten had! Voor het oogenblik zullen we er niet verder over spreken. Nadat wü geluncht hebben, zal ik daar wel voor zorgen. U ziet er toch niet tegenop, om nóg eens te gaan, als'ik het briefje heb?" „Weet u dan, waar Mr. Kibble is?" riep ik. „Ik zou weten, waar Mr. Kibble is?" herhaalde ze langzaam. „Waarom vraagt u mij dit?" „Omdat hü al vermist is sinds gisteren- oochtend vroeg en zün hospita zich ongerust over hem begint te maken, omdat hü in het ge heel geen vrienden heeft in Londen." „Hoe verschrikkelük!" merkte zü op, meer tot zichzelve dan tot mü en steeds voor zich uit starend met dien vagen blik. „Het lükt wel het begin van zoo'n mysterieus geval, waarvan je wel eens leest in de bladen. U schünt een lang gesprek te hebben gevoerd met die persoon. Heeft ze u nog iets anders verteld?" Dit vragende, hield ze strak den blik op mü gericht, of ze mü dóór en dóór wilde küken. „Neen, niets andersO, ja, toch. Eén ding nog: Ze zei, dat Mr. Kibble rechtstreeks van de boot bü haar gekomen was, na twin tig „Stil!" viel ze my in de rede, „daar komt Consuelo. Geen woord nu meer daarvan! Kom je ons halen, Con?" vroeg ze luchtig, toen hü naderbij kwam en iets mompelde van dat hü het wachten moe was. Maar, ondanks hun houding van onbezorgd heid, zag ik hen blikken van verstandhouding wisselen, waarna Consuelo heel somber bleef kijken. Maar toch werd hü gaandeweg wat op gewekter en, toen de lunch afgeloopen was, stelde hü voor, of wij dien avond naar de come- die zouden gaan en in een hotel zouden over nachten, iets, wat zün moeder onmiddellük ver wierp, op de meest besliste wüze. „Nu, als de dames mü dan geen gezelschap willen houden," zei hij, zijn overjas aantrek kend, „dan ga ik alleen." Mrs. Garbutt stond voor den spiegel haar hoed op te zetten, toen ze ineens naar hem toeging en hem enkele scherpe woorden influisterde, waarvan ik alleen verstond: „Wat een laf aard!" en: „Kan daar niet alleen zün." Wat haar argumenten ook waren, ze over won; en hü ging met de belofte, om om half vüf weer met ons samen te komen op Waterloo- station. Zoodra hü weg was, begon zü af te spreken, hoe wij dien middag zouden doorbrengen en iedere vüf minuten waren bezet, zoodat ik wel merkte, dat ze niet wenschte terug te komen op dat gaan naar Jermynstreet; maar tóch kon ik 't er niet bü laten, zonder nog een poging te wagen, om het geheim op te lossen: „En het pakje dan, Mrs. Garbutt? Het pakje schuldbekentenissen? Kunt u den brief krügen van Mr. Kibble?" „Ik zal geen tijd hebben, om daar vandaag nog werk van te maken, maar ik zal- er morgen naar zün kantoor om zenden." „Dus dan kent u hem tóch? Die vrouw in Jermynstreet zal blij zijn, als ze dat hoort. Ze vroeg mij naar het adres van degene, die mü stuurde." Mrs. Garbutt wendde zich ineens om, met zulk een heftigheid, dat ik achteruitdeinsde, daar ik meende, dat ze mij slaan wilde. Mijn beweging deed haar haar zelfbeheer sching herwinnen en kalm vroeg ze, ofschoon nog met vernietigenden blik: „Hebt u haar dat gegeven?" „Natuurlük niet!" antwoordde ik verontwaar digd. „Ik wist immers, dat u uw naam in deze zaak niet wilde vermeld hebben; dus toen er een andere bezoeker kwam, eer ik haar vraag be antwoord had, wachtte ik haar terugkomst niet af en verliet het huis in alle stilte. „Het zou zelfs beter zijn geweest, als er een valsche naam en adres was opgegeven," zei ze peinzend, nauwelijks wetend, dat ze hardop sprak, want, toen ik met grooten nadruk ver klaarde, dat ik dit toch nooit zou hebben ge daan, bood ze haar verontschuldigingen aan. „Het was in het geheel niet gemeend als een voorstel, Miss Phillips. Ik dacht alleen, dat het misschien makkelijker zou zijn geweest in dit geval. Ik weet, hoe verstoord mün zoon zal wezen, als hü hoort, dat ik die schuldbekente nissen van hem heb overgenomen." Dacht ze nu waarlük, dat ik geloofde in dit sprookje? „En ik heb hem zijn leven lang zóó verwend, dat ik hem nu ook geen onnoodig leed wil doen." Ik liet de zaak verder rusten. Morgen om dezen tüd zouden die vrouw en haar zoon met al hun geheimzinnigheden en intrigues mij niéts meer zün! Ze zouden geheel verdwenen wezen uit mün leven. Had ik zelf al niet genoeg moeilükheden, om nu nog betrokken te worden bü dingen, die mü niet aangingen? Natuurlük, als mijn voorgenomen bezoek aan den toren soms tot ontstellende ontdekkingen leidde, dan zou ik mijn plannen moeten veranderen; maar dan nóg zou het Wjtüds genoeg zün, mocht dit soms het geval blijken. Om zeven uur waren we alweer op de Abbey terug. „Ik veronderstel, dat u te moe is, om van avond het oude huis nog eens rond te gaan, Miss Phillif>s," zei Consuelo, toen wij een paar minu ten bü het vuur in de hall uitrustten, eer we naar boven gingen. .Meende je nu dan ook dadehjk, Con?" vroeg Mrs. Garbutt „We dineeren om half acht, dus zal Miss Philips net even gelegenheid hebben, om zich wat op te frisschen." Dit werd met zoo onmiskenbare bedoeling ge zegd, dat het gelijk stond met een uitnoodiging, om met hen te dineeren een invitatie, die ik onder geenerlei omstandigheden zou hebben aangenomen, ook al had ze nu niet zoo samen getroffen met mün voorgenomen tocht naar de ruïne (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 9