Met ü&t&aal can den dag
X
Het Zeemonster van Nagasaki
E Een week
erschrikkingenl
Bij het negervolkje van de Kikujus
BABY'S HUIDJE
ZEER PRIMITIEVE
INBOORLINGEN
DINSDAG 27 APRIL 1937
Om de goede en kwade geesten te
bevredigen, schrikt de Kikuju
voor geen enkel offer terug
Minachting voor de
hygiëne
OROOTE BUS AOc POEDER
MHHi
li
-r
Muurschilderingen
Magnetische straat
reiniging
Voor den vrede in het
Verre Oosten
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 ct. en 257, zwaarder dan de pieeste andere.
Een gevangene van
Berchtesgaden
ïAR HET ENCELSCH J|
i
Aan den voet van den Kenya-berg, die in
Afrika ligt, ten Zuiden van Abessinië en ten
Oosten van het Victoriameer, is een gebied
van ongeveer 8000 vierkante kilometers, waar
het negervolkje der Kikujus woont. Deze pri
mitieve inboorlingen wonen verspreid over de
uitgestrekte vlakte. Slechts hier en daar vindt
men kleine nederzettingen, aan alle kanten
omringd door ondoordringbaar kreupelhout, te
midden van een waarachtig aardsch paradijs.
De Kikujus zijn geen nomaden; zij bewerken
hun akkers en verzorgen hun veestapel. Hun
luiheid en lamlendigheid oefenen geen geluk
kigen invloed uit op hun gestel. De Kikuju
ziet er dan ook heelemaal niet uit als een
athleet. Hij is meer middelmatig van gestalte,
over 't algemeen heel mager, hij heeft een zeer
donkere huid, buitengewoon vooruitspringende
jukbeenderen en 'n platten neus. Ofschoon hij
op een lage trap van beschaving staat, legt hij
toch weer een ware genialiteit aan den dag
om het verbruik van zijn krachten tot een
minimum terug te brengen.
De Kikuju is een heiden en zeer bijgeloovig.
De heele wereld wordt volgens hem beheerscht
door goede en door kwade geesten, die voort
durend er op uit zijn den mensch schade
te berokkenen. Om die geesten te bevredigen,
schrikt hij voor geen enkel offer terug, het
geen tot gevolg heeft dat het vak van toove-
naar in het land der Kikujus een bijzonder
winstgevende betrekking is.
Ofschoon deze landstreek een der meest,
vruchtbare is van geheel Afrika heeft de be
volking zich niet ontwikkeld zooals het behoort,
tengevolge van ziekten en epidemiën die haar
decimeeren. Bovendien vertoonen de meeste
Kikujus een minachting, of misschien beter ge
zegd een totale onbekendheid met de meest
elementaire begrippen der hygiëne. Hij deelt
zijn ronde hut, waarin geen enkel venster is.
en die nauwelijks vier a vijf meter middellijn
heeft, met zijn schapen en zijn geiten. Deze
primitieve woning wemelt van insecten en
wormen, wier voortplantingsproces door niets
en niemand wordt gehinderd. Een neger, die
zich tenslotte hiervan iets aantrekt omdat hij
ziet dat hij gevaar loopt levend te worden op
gegeten, ziet geen anderen uitweg dan zijn hut
in brand te steken, en op enkele meters af
stand een nieuwe te bouwen. Zoodra de hut
echter begint te branden vluchten de gladde
insecten weg en deze hebben zich reeds voor
den heer des huizes geïnstalleerd en meestal
verheft de nieuwe woning van den Kikuju zich
op een tapijt van wormen. Zich wasschen be
schouwt de Kikuju als iets wat het leven nut
teloos moeilijk maakt. De moeders wasschen
hun kinderen wel eens op de manier zooals dé
koeien hun kalveren likken. De kinderen spe
len den heelen dag in hun Adamspakje op de
kleine binnenplaats tusschen mest en afval en
"Wachten daar totdat moeder van den akker
huiswaarts keert. Bijna alle kinaeren hebben
wormen, de meeste zelfs een lintworm, die hun
lichamelijk en geestelijk totaal verzwakt. Dien
tengevolge is de kindersterfte enorm en de
kinderen die in leven blijven, zijn zeer ont
vankelijk voor allerlei ziekten.
Over het algemeen is het organisme een uit
stekend terrein voor allerlei ziekten, of ze be
smettelijk zijn of niet. Voortdurend heerschen
hier pokken, dysenterie en roodvonk, die elk
jaar duizenden slachtoffers maken. Om zich
te weer te stellen tegen deze ziekten beschikt
de inboorling slechts over de zeer primitieve
wetenschap der toovenaars, medicijnmannen en
andere kwakzalvers. De Kikuju heeft een bui
tengewoon groot vertrouwen in hun praktij
ken, al zijn ze nog zoo rampzalig voor hem
en hü acht hun bekwaamheid veel grooter dan
die van de leden van den sanitairen dienst van
de Engelsche regeering.
Europeanen hebben maar zelden gelegenheid
om de geneeskundige methoden der inboorlin-
- waar iedere Moeder „angstig" voor is, om
dat het zoo gauw rood en ontstoken wordt,
blijft blank, zacht en gaaf door regelmatige
behandeling met Zwitsal-Poeder, de „vocht-
keerende" Huid- en Kinderpoeder met de
eigenschappen van Zwitsal - de zalf met
onbegrijpelijke geneeskracht. - Tegen trans
piratie, blaren, verbrande en ontstoken huid
is Zwitsal-Poeder ook voor ouderen geschikt,
zoodat U verstandig doet steeds een bus bij
de hand te houden. 8
gen uit het gebied van Kenya te bestudeeren.
De neger bewaart met een buitengewonen na
ijver zijn „wetenschappelijke" geheimen en de
minste nieuwsgierigheid van de blanken voor
zijn heelkundige praktijken vervult hem met
wantrouwen.
Wanneer men er in zou slagen hem bij
het toepassen van zijn „wetenschappelijke"
methoden te verrassen, dan is men met stomme
verbazing geslagen over zooveel onwetendheid
en bijgeloof.
Wanneer b.v. een neger hooge koorts heeft
gooit men hem nu en dan een emmer koud
water over het bloote lijf. Verder laat men
hem aftreksels van planten en „wonderbaar
lijke'' kruiden drinken en wel in zulke enorme
hoeveelheden dat de patiënt tenslotte gal be
gint te braken. Want de Kikujus zijn er diep
van overtuigd, dat om de koorts te verdrijven,
men de gal moet kwijt raken, daar deze de
koorts verwekt.
Wee dengene, die hoofdpijn heeft of aan
neuralgie lijdt. Mien bindt om zijn voorhoofd
een touw, dat men steeds nauwer aanhaalt,
zoodat de oogen van den patiënt uit hun kas
sen puilen. Dan wordt de pijnlijke plek met
een mes of met een stuk glas opengekrabt, en
tenslotte wordt heel het hoofd met roet inge
smeerd.
Ingewandsziekten komen bij deze vegetariërs
slechts zelden voor. Bovendien blijken zij een
soort struisvogelmaag te bezitten. Indien zich
echter een geval van ingewandziekte voordoet
begint de „geneesheer'' den buik van den pa
tiënt geweldig te masseeren. Indien dan nog
geen verbetering valt te constateeren, gaat hij
met zijn knieën op den buik van den zieke
stampen, totdat de ziekte wel gedwongen is
weg te trekkenWanneer men niet weei
wat de patiënt mankeert, wordt het lichaam
ingesmeerd met een aftreksel van een vergif
tige plant. Vergif trekt het vergif aan, zeggen
de Kikujus, en iedere pijn wordt veroorzaakt
door een vergif, als tenminste de booze geest
niet de hand in het spel heeft.
Over wonden maken de Kikujus zich niet be
zorgd, ook al zijn ze van nog zoo ernstigen
aard. Hij trekt de randen van de wonden
tegen elkaar en hecht deze aan elkaar met be
hulp van fijne doorns, bij wijze van veilig
heidsspelden: dan is het wachten slechts op
het lidteeken. Als antiseptische middelen ge
bruikt men slechts stof, zand en tabak. Trou
wens, zelfs de meest onschuldige wondjes wor
den door de Kikujus met tabakspoeder be
strooid....
Malariapatiënten, wier milt gewoonlijk is op
gezwollen, worden met een sterk verwarmde
metalen staaf bewerkt, zoodat de slachtoffers
brullen van de pijn, hetgeen men vaak op een
kilometer afstand kan hooren. Men moet wer
kelijk sterke zenuwen hebben om deze marte
ling te kunnen aanzien.
In het land der Kikujus kan iedereen die in
het bezit is van een tandenpeuteraar het be
roep van tandarts uitoefenen. De voornaamste
behandeling bestaat hierin, dat men het in
strument tusschen de zieke en de gezonde tand
ziet te wringen, waarbij de peuteraar als hef
boom moet dienst doen. Onnoodig te zeggen
dat ook de gezonde tand maar zelden deze
krachtproef kan doorstaan; er is ook bijna geen
enkele volwassen Kikuju die tandpijn heeft,
om de eenvoudige reden dat hij geen tanden
meer in zijn mond heeft, maar dat al zijn
tanden aan een draad van varkensharen den
nek van een antiloop sieren.
Er is geen enkele ziekte, ook al is zij nog
zoo gecompliceerd, waar de Kikuju-praktizijn
geen raad mee weet. Hij heeft voor iedere
kwaal een geneesmiddel, als men het zoo noe
men mag. Indien de patiënt niet tevreden is
over de behandeling, is er voor hem geen an
dere keuze dan te sterven of een beroep re
doen op de toovenaars....'
Wel moeilijk valt het den Engelschen, hier
beschavingsarbeid te verrichten.
Muurschildering van Harry Schoonbrood in de R.K. kerk te Roosteren
Men schrijft ons uit Roosteren (L.)
Er zijn. God lof, nog parochieherders in ons
geliefde Zuiden, die zich door het crisismonster
niet laten afschrikken en alles met een kinder
lijk vertrouwen in handen stellen van den Al-
vermogenden Schepper. Tot die parochieherders
behoort zeer zeker pastoor Joseph Riga van
Roosteren, die het initiatief heeft genomen den
Maastrichtschen kunstenaar Henri Schoonbrood
te laten schilderen, om den luister van het
Godshuis te verhoogen.
Vijf groote muurvlakten zijn reeds door
Schoonbrood beschilderd, ten eerste de koepel
boven het altaar met „Zwevende Engelen", een
banderol dragend met toepasselijke spreuk op
het Allerheiligste.
Op het plafond van het koor zien we Chris
tus in den Hof van Olijven en Maria Bood
schap en de zijwanden zijn verlucht met voor
stellingen van den H. Jacobus den Meerderen
en den Limburgschen heilige Gerlachus.
Als hoofdtoon voor zijn schilderingen ge
bruikte Schoonbrood een zachte geel-grijze
kleur, waarop de figuren in sobere kleuren zijn
aangebracht.
Het ligt in de bedoeling van den kunstenaar
op het plafond der kerk de vijf blijde en
droevige geheimen aan te brengen.
De tü'den zijn voorbij, dat bij aankoop van
ieder genoeglijk rammelend tweedehands Fordje,
er een groote zak werd bijgeleverd, om de losse
onderdeelen in te verzamelen, die tijdens den
rit her- en derwaarts vlogen.
Toch zou men met al het oud ijzer, dat op
onze straten achterblijft, een flink pakhuis kun
nen vullen. Nu hebben zeker niet alleen de
auto's daaraan schuld we mogen tenminste
veronderstellen, dat het geen kwaadaardige
automobilisten zullen zijn, die de verraderlijke
en gevaarlijke kromme spijkers en de tallooze
punaises rondstrooien doch feit is, dat het
autoverkeer ondertusschen er in elk geval de
meeste onaangenaamheden van onder
vindt.
In de Canadeesche stad Quebec heeft men een
merkwaardige proefneming verricht, met het
doel de talrijke auto-ongelukken tengevolge van
op straat liggende metalen voorwerpen te ver
minderen.
Men maakte daarbij gebruik van een nieuwe
straatreinigingsmachine, waarvan het hoofdbe
standdeel gevormd werd door een groote mag
neet.
Het eerste experiment strekte zich uit over
een afstand van 6 mijl. De magnetische borstel
„veegde" 18 pond spijkers, schroeven en andere
metalen voorwerpen van den weg op!
Bjj andere ritten verkreeg men daaraan even
redige resultaten.
Deze hebben ook andere Canadeesche steden
ertoe gebracht, tot aanschaffing van dergelijke
reinigingswagens over te gaan.
De „Nationale Raad der Christelijke Kerken
in Japan", die eenigen tijd geleden een beroep
had gedaan op de Christenen van China om
wederzijdsche vriendschappelijke betrekkingen
aan te knoopen, heeft thans van den „Nationalen
Raad der Christelijke Kerken in China" bericht
ontvangen, dat zij ten zeerste met bedoeld voor
stel instemt en dat zij de Japansche afge
vaardigden van den Nationalen Raad uitnoo-
digt tot een bespreking die in begin Mei zal
gehouden worden te Peiping, Sjanghai of el
ders en waar men de juiste middelen zal trach
ten aan te geven voor het bevorderen van den
vrede in het Verre Oosten.
Vandaag moest de zaak eigenlijk al zeer
vroeg gesloten zijn geweest. Rie Herberts
moest gauw-gauw haar schrijfmachine
wat schoonmaken, dan liep ze naar de safe, om
de boeken op te bergen. Ze had met Gerard
Hendriks tot laat in den avond gewerkt, stond
op het punt om heen te gaan en pakte de laat
ste brieven bij elkaar.
„Moet er nog wat bezorgd worden?" zei ze,
met dezelfde opgewektheid als waarmee ze
's morgens op kantoor kwam.
„Ik behoef dus niets mee te nemen?" vroeg
ze nog eens bij de deur. Toen er geen antwoord
kwam, verliet ze het vertrek.
Hendriks zat gebogen over zijn boeken. Hij
hoorde de stem nog naklinken, maar onbepaald,
want het lot, dat hem slag op slag had toege
bracht, had hem onmachtig en toegeeflijk ge
maakt.
De koopman zat gebogen over zijn boeken;
de laatste woorden klonken nog in zijn ooren.
Hij probeerde ze van zich af te schudden en
zijn gedachten op de naaste toekomst te con-
centreeren. Lang rekende hij na, wat hij en
zijn moeder in de volgende maanden noodig
zouden hebben; zette een streep onder de ver
minderingen, maar er bleef nauwelijks iets
over, als de schuldeischers voldaan werden.
Zijn blik rustte op de safe, waarin het geld van
de vennootschap bewaard werd. Wanneer de
ander hem maar niet in den steek gelaten nad,
zou alles nog goed zijn gegaan. Maar diè had
zich in veiligheid gesteld en wat ging het hem
aan, wat er van den naam Hendriks terecht
kwam? Hij zag zich plotseling bij de safe staan,
terwijl hij zorgvuldig de papieren van zijn com
pagnon naging, welke hij met den advocaat had
samengesteld.
Hendriks ging met een ruk rechtop in zijn
bureaustoel zitten, inhaleerde hartstochtelijk
den sigarettenrook en speelde met het sigaret
tendoosje. Als hij nu niet heel goed oppaste,
zou hij zijn zenuwen niet de baas blijven. Hij
was niet zoo gezond als juffrouw Herberts, hij
moest zijn kracht sparen. Moeizaam boog hij
zich over de boeken en schreef met bevende
hand post onder post. Maar terwijl hij zijn
oogen op het witte papier gevestigd hield, zag
hij weer zichzelf duidelijk bij de brandkast,
de papieren van den ander in de handen.
Hij speelde met zijn gedachten. Als hij wilde,
kon hij wel over de grens komen en twee, drie
dagen voorsprong krijgen. Men vertrouwde hem,
hij kon voorgeven, een zakenreis naar Berlijn
te maken. Maar zijn moeder zou hem niet vol
gen, hij mocht ook niet verder denken. Hij zag,
hoe de menschen over hem spraken, hoe juf
frouw Herberts inlichtingen over de zaak moest
geven, over de laatste uitgaven aan beambten
en schuldeischers.
Maar de regen werd niet minder. Het regende aan een stuk
door en weldra stond het land een Meter diep onder water,
't Zeemonster kreeg allemaal witte plekken op zijn huid. Dat
kwam omdat het niet tegen zoet water kon, daar ging de heele
huid van uitbijten.
Aan de Hongaarsehe grens werden Drein en Piet aangehouden
door een grensbeambte. Als je wat van het eene land in het
andere brengt, moet je ervoor betalen, zei de beambte. „Hebben
jullie wat bij je?"
„Ik heb niets bij mij," zei Piet. „En dat dan," zei de beambte,
terwijl hij op het zeemonster wees. „O, dat is een zeemonster,"
zei Piet, „ik wist niet, dat je daarvoor moest betalen. Toen kreeg
hij een briefje, waarop hij dertig gulden moest betalen. Daarna
konden ze weer verder trekken.
Waarom zou hij vluchten? Hij zou te moe
zijn, daar in het buitenland met zijn verleden.
Hij zou de kracht missen, om opnieuw te be
ginnen. Zijn handen beroerden de sleutels, die
tusschen de boeken lagen; de gestalte bij de
safe was verdwenen. Maar zijn vingers tastten
nerveus, wanneer zou het tijd zijn, om de safe
te openen? Vandaag niet, morgen misschien?
Plotseling werd er op de deur geklopt: juf
frouw Herberts kwam binnen en lachte hem op
haar rustige, frissche manier toe. .Pardon,
stoor ik? Ik had mj
nog wat verge- j"
ten." Hendriks f
was opgespron- r\ r> 7
gen, hij voelde, Parapluie
dat hjj zich on-
zinnig verschrikt
had getoond. Het
meisje nam de kamer scherp op en liep naar
de kast.
„Wat zoekt u, juffrouw Herberts?"
„Ach, het is niets; ik heb mijn parapluie er
gens laten staan."
Hendriks zuchtte opgelucht.
„TJ moet niet zoo lang werken," zei het meisje
plotseling scherp, bleef voor Hendriks staan en
keek een beetje onderzoekend in de boeken.
Hij zag eruit alsof ze hem geslagen had.
„Ik moet van alles en nog wat bijwerken,"
zei Hendriks.
Juffrouw Herberts begreep hem en beet zich
op de lippen. Dan sprak ze weer met nadruk:
„Het staat er met de zaak niet goed voor, wel?"
„Hoe komt u daarbij?"
,Jk weet immers dat het er heel slecht mee
gaat," zei ze na een poosje. „Maar misschien
hangt alles er wel van af, dat u den moed niet
laat zakken."
„Kletspraatjes," dacht hü, wrevelig over haar
zich mengen in zijn zaken en hij wachtte dat
de andere zou gaan. Maar juffrouw Herberts
bleef talmend staan en Hendriks zag haar
frissche gelaatstrekken, waarover het blonde,
kroezige haar een beetje verward krulde. Hij
wilde boos zijn, maar hij verheugde zich over
haar scherpzinnigheid.
„Wenscht u nog iets, juffrouw Herberts?"
„Ja, word niet kwaad op me, maar u mag
hier vanavond niet langer blüven." De oogen
van Hendriks fonkelden, maar al gauw begon
hü verlegen te glimlachen.
„Dat gaat u niets aan, juffrouw Herberts,
laat u dat gezegd zijn."
Maar zij had moed gekregen. „Ik ga niet
eerder weg, of u moet meegaan." De ander was
opgestaan en staarde haar haast radeloos aan;
dan voelde hü een hulpelooze dankbaarheid
over zich komen. Hü glimlachte voor zich heen,
knikte en keek in het kleine vergenoegde ge
zicht.
De regen sloeg luidruchtig tegen de ramen;
de wind gierde. „Laat u me nog een poosje nier
blijven; hoe kan ik nu met zulk weer uitgaan,"
zei Hendriks vriendelük.
Alle verlegenheid was plotseling uit het ge
zicht van het meisje verdwenen. Het geluk over
zijn toegeeflijkheid sprankelde uit haar oogen.
Zij knikte schelms. „Laat het maar regenen,
mijnheer Hendriks, komt u onder nujn para
pluie, maar u blijft niet hier." En terwül baar
stem van innerlüke vreugde beefde, keek zij
langs hem heen. ,Het kan voorkomen, dat ook
mannen een parapluie noodig hebben; wü,
vrouwen, moeten ze dan aanbieden."
Het is geen sinecure om Führer te zün, en
zeker niet wanneer men zooveel vijanden
in de wereld telt als de heer Hitier.
Hoe uitgebreid de voorzorgsmaatregelen zün,
die genomen worden voor de vrijheid van on
zen vriend Adolf, wordt beschreven in het blad
.Herner Bund". Daarin verscheen een artikel
van den Zwitserschen journalist Werner, die
dezer dagen toestemming verkreeg, om den
Duitschen rü'kskanselier, Adolf Hitler, in zün
particuliere woning Berghof, op den Obersalz-
berg bü Berchtesgaden, een bezoek te brengen.
Kort buiten Berchtesgaden, na de eerste
steile bocht, zoo vertelt hü, is er al prikkel
draad over den weg gespannen, dat ons toe
roept: „Tot hiertoe en niet verder!"
Een kilometer verder is de weg, dien wü be
gaan, reeds voor niet-officieel verkeer verbo
den. Particuliere auto's moeten een omweg
maken van 15 KM. Maar ook de auto's, die
binnen dit cordon de villa van Hitier naderen,
en dus al geschift zün, worden streng bewaakt.
Zoo deelt Werner hierover mede, dat het op
de eenige plaats, van waaruit Hitler's huis een
oogenblik in de verte te zien is, aan alle chauf
feurs nadrukkelijk verboden is, stil te houden.
Het laatste gedeelte van den weg is ook voor
de toegelaten gasten' versperd. Aan den voet
van den heuvel, waarop de Villa gelegen is,
staat een bord: ..Verboden weg!"
Eerst dan begint de laatste controle of liever
de laatste serie controle-maatregelen. Rond het
huis van den Führer is voor vele mannen iets
te doen. Ononderbroken wordt Hitler's huis
bewaakt door 150 S.S.-mannen en tientallen
controleplaatsen moeten gepasseerd worden om
in de nabüheid te kunnen komen.
De vroegere omgeving van Berghof scheen
niet te voldoen aan de hermetische controle
want, volgens Werner, heeft de Duitsche staat
hier reeds 46 huizen aangekocht en afgebroken.
ATT I? A D/^IVTIVTU >C °P dit blad zijn ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen p1 *7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T7 *7 CH bij een ongeval met p 2R0." e^,
/A I il iFi /\JjL/1 11T r. jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A f Ul/t verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A i doodelijken afloop 6611 01
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
10
Dit was dan wel een vreemde samenloop!....
Wat deed Valentine Brentmore in dit huis in
Jermynstreet?Wie was die geheimzinnige
Mr. Kibble en wat had Valentine met hem uit
te staan? Maar misschien was het ook Mr.
Kibble niet, naar wien hij vroeg. Er waren onge
twijfeld nog andere pensionnaires in huis.
Gertrude Mannings' geschiedenis van het
knappe meisje in de taxi flitste mü door het
hoofd en ik vroeg mü al af, of hier ook soms
enkele dames konden wonen.
In ieder geval was het dan wel een hoogst-
eigenaardig samentreffen, dat Valentine juist
daar had aangebeld, op het oogenblik, dat ik
er wasZou ik hier den volgenden dag nog
eens aangaan en er achter zien te komen, wat
de reden was, dat Val er zich had vertoond?
Intusschen moest ik teruggaan naar Mrs. Gar-
butt; zü zou er zich toch al over verwonderen,
waarom ik mü zoo lang had opgehouden.
Ik was voortgeijld in blinde haast, zonder acht
te slaan op den weg, dien ik volgde en ik kende
die buurt in het geheel niet; dus riep ik een
taxi aan en liet mü naar het magazün van Swan
Edgar brengen.
Zoodra Mrs. Garbutt mij den winkel zag bin
nenkomen met leege handen, veranderde haar
gelaat geheel van uitdrukking, en toen ik dit
waarnam, wist ik met absolute zekerheid, dat ze
tegen mij gelogen had, wat betreft den inhoud
van het pakje; dat hier iets ernstigers achter
school, dan dat zij enkel de gevolgen duchtte
van een „lastige" bui van haar zoon! Er moest
haar dan wel ontzettend veel gelegen zün asm
het bezit van dat geheimzinnige pakje, of ze
zou niet zoo ontsteld zijn door mijn niet-slagen.
Ze had echter even snel haar zelfbeheersching
herwonnen als op den vorigen dag, toen ik haar
verschrikt had door mün geschiedenis, van den
kreet in den toren.
„Dus 't is u niet gelukt?" vroeg ze op stroe
ven toon.
„Neen, het is mü niet gelukt."
Toen keerde zü zich om en ging voort met
haar inkoopen doen; maar blükbaar had ze
moeite, haar gedachten te bepalen bü die onbe-
langrüke dingen.
Geen enkelen keer keek ze naar mü, of sprak
ze tegen mü, tot ze klaar was met haar bestel
lingen; maar niet zoodra waren wü buiten, of
ze zei:
„Laten we hier even voor dien hoedenwinkel
küken en vertel mü dan eens, wat er gebeurd
is."
,De vrouw des huizes deelde mü mee, dat
Mr. Kibble order achtergelaten had, dat het
pakje aan niemand afgegeven mocht worden
dan aan dengene, die een briefje zou laten zien,
dat hü eigenhandig onderteekend had."
Mrs. Garbutt lachte en met zóó'n vreemden
klank, dat ik onwillekeurig naar haar küken
moest.
„Het treft mü, van welke kleinigheid het
leven van den mensch soms afhangt," zei ze, als
antwoord op mijn vragenden blik. „Hoe vreemd,
dat ik dat onbeduidend iets van dat briefje ver
geten had! Voor het oogenblik zullen we er
niet verder over spreken. Nadat wü geluncht
hebben, zal ik daar wel voor zorgen. U ziet er
toch niet tegenop, om nóg eens te gaan, als'ik
het briefje heb?"
„Weet u dan, waar Mr. Kibble is?" riep ik.
„Ik zou weten, waar Mr. Kibble is?" herhaalde
ze langzaam. „Waarom vraagt u mij dit?"
„Omdat hü al vermist is sinds gisteren-
oochtend vroeg en zün hospita zich ongerust
over hem begint te maken, omdat hü in het ge
heel geen vrienden heeft in Londen."
„Hoe verschrikkelük!" merkte zü op, meer tot
zichzelve dan tot mü en steeds voor zich uit
starend met dien vagen blik. „Het lükt wel het
begin van zoo'n mysterieus geval, waarvan je
wel eens leest in de bladen. U schünt een lang
gesprek te hebben gevoerd met die persoon.
Heeft ze u nog iets anders verteld?"
Dit vragende, hield ze strak den blik op mü
gericht, of ze mü dóór en dóór wilde küken.
„Neen, niets andersO, ja, toch. Eén
ding nog: Ze zei, dat Mr. Kibble rechtstreeks
van de boot bü haar gekomen was, na twin
tig
„Stil!" viel ze my in de rede, „daar komt
Consuelo. Geen woord nu meer daarvan! Kom
je ons halen, Con?" vroeg ze luchtig, toen hü
naderbij kwam en iets mompelde van dat hü
het wachten moe was.
Maar, ondanks hun houding van onbezorgd
heid, zag ik hen blikken van verstandhouding
wisselen, waarna Consuelo heel somber bleef
kijken. Maar toch werd hü gaandeweg wat op
gewekter en, toen de lunch afgeloopen was,
stelde hü voor, of wij dien avond naar de come-
die zouden gaan en in een hotel zouden over
nachten, iets, wat zün moeder onmiddellük ver
wierp, op de meest besliste wüze.
„Nu, als de dames mü dan geen gezelschap
willen houden," zei hij, zijn overjas aantrek
kend, „dan ga ik alleen."
Mrs. Garbutt stond voor den spiegel haar hoed
op te zetten, toen ze ineens naar hem toeging
en hem enkele scherpe woorden influisterde,
waarvan ik alleen verstond: „Wat een laf
aard!" en: „Kan daar niet alleen zün."
Wat haar argumenten ook waren, ze over
won; en hü ging met de belofte, om om half vüf
weer met ons samen te komen op Waterloo-
station.
Zoodra hü weg was, begon zü af te spreken,
hoe wij dien middag zouden doorbrengen en
iedere vüf minuten waren bezet, zoodat ik wel
merkte, dat ze niet wenschte terug te komen
op dat gaan naar Jermynstreet; maar tóch kon
ik 't er niet bü laten, zonder nog een poging te
wagen, om het geheim op te lossen:
„En het pakje dan, Mrs. Garbutt? Het pakje
schuldbekentenissen? Kunt u den brief krügen
van Mr. Kibble?"
„Ik zal geen tijd hebben, om daar vandaag nog
werk van te maken, maar ik zal- er morgen
naar zün kantoor om zenden."
„Dus dan kent u hem tóch? Die vrouw in
Jermynstreet zal blij zijn, als ze dat hoort. Ze
vroeg mij naar het adres van degene, die mü
stuurde."
Mrs. Garbutt wendde zich ineens om, met zulk
een heftigheid, dat ik achteruitdeinsde, daar ik
meende, dat ze mij slaan wilde.
Mijn beweging deed haar haar zelfbeheer
sching herwinnen en kalm vroeg ze, ofschoon
nog met vernietigenden blik:
„Hebt u haar dat gegeven?"
„Natuurlük niet!" antwoordde ik verontwaar
digd. „Ik wist immers, dat u uw naam in deze
zaak niet wilde vermeld hebben; dus toen er een
andere bezoeker kwam, eer ik haar vraag be
antwoord had, wachtte ik haar terugkomst niet
af en verliet het huis in alle stilte.
„Het zou zelfs beter zijn geweest, als er een
valsche naam en adres was opgegeven," zei ze
peinzend, nauwelijks wetend, dat ze hardop
sprak, want, toen ik met grooten nadruk ver
klaarde, dat ik dit toch nooit zou hebben ge
daan, bood ze haar verontschuldigingen aan.
„Het was in het geheel niet gemeend als een
voorstel, Miss Phillips. Ik dacht alleen, dat het
misschien makkelijker zou zijn geweest in dit
geval. Ik weet, hoe verstoord mün zoon zal
wezen, als hü hoort, dat ik die schuldbekente
nissen van hem heb overgenomen." Dacht ze
nu waarlük, dat ik geloofde in dit sprookje?
„En ik heb hem zijn leven lang zóó verwend, dat
ik hem nu ook geen onnoodig leed wil doen."
Ik liet de zaak verder rusten. Morgen om
dezen tüd zouden die vrouw en haar zoon met
al hun geheimzinnigheden en intrigues mij niéts
meer zün! Ze zouden geheel verdwenen wezen
uit mün leven. Had ik zelf al niet genoeg
moeilükheden, om nu nog betrokken te worden
bü dingen, die mü niet aangingen? Natuurlük,
als mijn voorgenomen bezoek aan den toren
soms tot ontstellende ontdekkingen leidde, dan
zou ik mijn plannen moeten veranderen; maar
dan nóg zou het Wjtüds genoeg zün, mocht dit
soms het geval blijken.
Om zeven uur waren we alweer op de Abbey
terug.
„Ik veronderstel, dat u te moe is, om van
avond het oude huis nog eens rond te gaan, Miss
Phillif>s," zei Consuelo, toen wij een paar minu
ten bü het vuur in de hall uitrustten, eer we
naar boven gingen.
.Meende je nu dan ook dadehjk, Con?" vroeg
Mrs. Garbutt „We dineeren om half acht, dus
zal Miss Philips net even gelegenheid hebben,
om zich wat op te frisschen."
Dit werd met zoo onmiskenbare bedoeling ge
zegd, dat het gelijk stond met een uitnoodiging,
om met hen te dineeren een invitatie, die ik
onder geenerlei omstandigheden zou hebben
aangenomen, ook al had ze nu niet zoo samen
getroffen met mün voorgenomen tocht naar de
ruïne
(Wordt vervolgd)