idv&tfmL van dm dag Het Zeemonster van Nagasaki r Bij den nieuwen Amsterdamsch directeur van het Conservatorium Werkloozenzorg E Een week erschrikkingenl EEN ONDERHOUD MET WILLEM ANDRIESSEN VRIJDAG 30 APRIL 1937 Lof voor Dresdens werk Nieuw spel van Pater Schreurs IpP'y Een duurtetoeslag? Arbeid en Dienstplicht re Ons land zal den kunstenaar niet als pianist verliezen Geen afscheid van de concertzaal ÉÜI WÊÊHKBÊÊÊÊÊÊÊÊKÊmtaBm Een commissie ingesteld HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 ct. en 25% zwaarder dan de ^rieeste andere. AR HET ENCELSCH J misdadige plannen koesterde, was Let my 1 Waar vinden we een rustig plaatsje, dat was de vraag, welke ons bezig hield toen wij elkander ontmoetten tusschen het gewoel van menschen, die gaan en komen, tusschen treinen die binnenloopen en vertrekken. Willem Andriessen, de nieuw benoemde direc teur van het Amsterdamsch Conservatorium, was zoo juist uit Den Haag in de hoofdstad gearriveerd, om eenige aangelegenheden in ver band met zijn benoeming af te wikkelen en vond hier eenige oogenblikken om ons te woord te staan. En het was geen wonder, dat hij slechts daar zich kon uiten, waar het rustig was. Want het typeert dezen in ons land en in het buitenland gevierden kunstenaar, dat hij zoo vreemd is tegenover drukte en opspraak. Hij is een man van dat verfijnde slag, dat zich geheel weg schenkt aan de kunst en langs den weg van overweging men zou haast zeggen ascese het hoogste tracht te benaderen. In de rust vonden wij het contact. Andriessen vertelde. De taak, waarvoor hij zich nu zag gesteld, scheen hem zeer zwaar toe, temeer omdat zijn voorganger, Sem Dresden, zulk uitstekend werk had verricht. Bewonderend liet hij zich uit over de tot stand koming van het Conservatoriumgebouw aan de Bachstraat en over de stichting van d^ opera klasse, beide het werk van dezen eminenten directeur. Maar dit inzicht beprekende geen pessimisme, want Andriessen wist zich verzekerd van den steun van het bestuur der instelling en van de medewerking der andere leerkrachten, die hem unaniem hadden gekozen tot opvolger van Dresden. „Wanneer valt de datum, dat u uw functie zal aanvaarden?" „Op 1 September, dus bij den aanvang van het nieuwe schooljaar. Ik zal dan piano-onder richt blijven geven, maar ik zal mijn klas wel moeten beperken. Ook ben ik voornemens de leiding van de orkestklasse op mij te nemen en misschien andere vakken te geven, maar daar over moeten eerst nog besprekingen worden ge voerd. Trouwens ik moet mij in nog talrijke zaken inwerken, als b.v. de geheele organisatie van de muziekschool, waarheen mijn interesse bijzonder uitgaat. De muziekschool lijkt mij de onderbouw van geheel het muzikale leven op een Conservato rium en ik geloof, dat daarvan belangrijke resultaten voor den opbloei van het muziekleven in ons land zijn te verwachten." „En.... zult u nog in de concertzalen blijven optreden?" „Het zou niet in het belang van het Conser vatorium zijn, indien ik mij nu geheel terugtrok, al zal ik mijn optreden natuurlijk moeten be perken tot de belangrijkste concerten. O, ja, weet u wat ook zoo aardig is. Ik heb vandaag, bij het bekend worden van mijn benoe ming, veel blijken van belangstelling gekregen. Onder de telegrammen was er ook een van prof. W. Mengelberg, die me hartelijk feliciteerde en den wensch er aan toevoegde, dat ik op prettige wijze mocht samenwerken met het Concert gebouw." Het gesprek liep dan verder over de komende werkzaamheden, over oude en jonge herinnerin gen. Met voldoening sprak Andriessen nog over zijn opleiding, die hij van ditzelfde Conserva torium, waarover hij nu de directie voert en waaraan hij langen tijd als leeraar heeft mede gewerkt, heeft genoten. „Nu ben ik al zooveel jaren in Amsterdam Voor genoodigden, speelsters en spelers heeft Pater Jacq Schreurs M.S.C. Zaterdagavond zijn zoo juist voltooid massa-spel „Weerlicht der eeuwen" voorgelezen. Het spel zal door inwoners van Susteren ge durende de Heiligdomsvaart in Juli a.s. ge speeld worden op het plein voor de prachtige uit de 9e eeuw dateerende Munsterkerk. In het uit twee groote deelen, met vóór en naspel bestaand tooneelwerk wordt de glorie en verschrikking, welke in den loop der tijden rond Suestra woedden, aanschouwelijk voorgesteld. De lezing maakte diepen indruk op de aan wezigen. Voor de regie van het spel is uitgenoodigd de bekende regisseur Jef. Baarts. «MM werkzaam en eindelijk zal ik er dan ook komen wonen." Er stak een weinig trots ln deze woorden, waarmede wij van elkander afscheid namen. i Het bestuur van het N.V.V. heeft den minister van Sociale Zaken een duurtetoeslag voor de werkloozen in de werkverschaffing verzocht. Indien men zich de jongste regeeringsuitspraken over de werkloozenzorg herinnert, maakt het verzoek weinig kans. Toch komt de nood van dezen tijd wel heel duidelijk tot uitdrukking in een rap port betreffende onderzoekingen naar den toestand en de levensomstandigheden van ondersteunde gezinnen in dezen tijd. Het. rapport is samengesteld door het Statistisch Bureau der Gemeente 's-Gravenhage in opdracht van het Dagelij ksch Bestuur der Gemeente. Het omvat den toestand in een 130-tal gezinnen, loopende over een tijdvak van 3 maanden in het voorjaar van 1935. De Nederl. heeft de vraag gesteld, of de in het rapport getrokken conclusies thans nog gelden. M.a.w. of de toestand gebaseerd op uitvoerige en doorwrochte budget onderzoekingen wijzigingen ten gunste der ondersteunden heeft ondergaan. Gezien echter het feit, dat na de onderzoekingen de steunregeling onveranderd is gebleven, afgezien van de mogelijk eenigermate rui mer verstrekking van enkele levensmidde len tegen lager prijs, maar dat daartegen over, mede onder invloed van de depreciatie van den gulden, de kosten van het levens onderhoud stijging vertoonen en dat daar bij de kosten van kleeding, schoeisel en huisraad scherper omhoog zijn gegaan, is het bezwaarlijk voor bestrijding vatbaar, dat thans de ondersteunde gezinnen het eer moeilijker gekregen hebben. Te meer daar er nog slechts in geringe mate sprake is van afneming der werkloosheid. Dit Haagsche rapport kan beschouwd worden als een vervolgonderzoek naar den toestand van ondersteunden: een eerste onderzoek werd gehouden in 1932 dus vóór de steunverlaging in 1934 en het tweede in 1935. Uitgaande van de normen door prof. dr. E. Gorter te Leiden gegeven leidden de on derzoekingen naar de voedingswaarde van het gebruikte in de gezinnen tot de gevolg trekking, dat, hoewel gerekend voor alle gezinnen te zamen de voeding voldoende genoemd moet worden en ook het eiwit gehalte dier voeding, en eveneens het vet- verbruik, er bij de gezinnen individueel in meer dan 1/5 deel de voeding onvoldoende geacht moet worden. Onderscheiden naar de drie categorieën van gesteunden (geor- ganiseerden, ongeorganiseerden en armlas tigen) waren de laatsten er 't slechtst aan toe: meer dan 1/3 deel der gezinnen had een tekort aan voeding. Ten opzichte van 1932 was er wat de georganiseerden betreft, slechts een ach teruitgang van de waarde der voeding van 4 pet., maar de kosten daarvan daalden met rond 16 pet., hoewel de kosten van het levensonderhoud iets stegen. Een bewijs van sterke versobering. Zou in 1932 in. 50 pet. der gevallen van on dervoeding geholpen kunnen worden door raadgeving omtrent de besteding van het inkomen, thans zou dit slechts in nog 30 pet. der gevallen mogelijk zijn. Het geneeskundig onderzoek leidde ge lukkig tot gunstiger conclusies. Men beden ke daarbij, dat een tekort aan voeding eerst na geruim en tijd tot uiterlijk waarneem bare gevolgen leidt op den lichamelijken toestand. Tweemaal werden de ruim 600 personen aan een geneeskundig onderzoek onderwor pen en de weging der personen deed zien, dat bij de kinderen zeker niet van achter uitgang in voedingstoestand gesproken mag worden. Moge bij de ouders in het alge meen ook niet van verminderden voedings toestand gesproken worden, zoo is toch het percentage van het gewicht afgenomen van dien aard (23.4 pet.) dat zeker de vraag rijst, of niet de ouders zich ten bate van de kinderen met te weinig voedsel moeten tevreden stellen. De uitkomsten van het eerste onderzoek wezen reeds in deze richting. Deze uitkomsten werden gunstig beïn vloed: a. door de deelneming van kinderen aan de school voeding; b. door de omstandigheid dat 22 gezins hoofden tusschen het le en 2e geneeskun dig onderzoek gedurende meer dan 4 weken arbeid hadden weten te vinden en dus de gezinnen in betere materieele omstandig heden verkeerden. Ook in ander opzicht waren er in de ge zinnen groote materieele zorgen, welke het nijpendst gevoeld werden bij de voor ziening in de behoefte van kleeding, schoeisel en beddegoed/linnengoed. In vergelijking met den toestand in 1932. daalden de gezinsuitgaven daarvan in zeer sterke mate n.l. tezamen met rondom 60 pet. Aan vernieuwing op dit gebied kon niet gedacht worden door de gezinnen zelve. Het rapport verklaart, dat gezinnen veel vuldig mededeelen, dat het met de voeding nog wel ging (men denke aan bovenver melde tekorten), maar dat op deze wijze doorgaande het kleedingvraagstuk zeker vast zou loopen en verder, dat hoewel bij het geneeskundig onderzoek bleek, dat de onderkleeding wat reinheid betreft goed verzorgd was, ze er veel haveloozer uitzag bij het na een half jaar ingestelde tweede on derzoek. De moeilijkheden waren op dit gebied zeer ernstig, hetgeen begrijpelijk is indien men weet, dat bij het onderzoek in 1932 1/3 deel der gezinshoofden een jaar en langer werkloos wasin 1935 bijna deel, of naar verhouding ruim 2 maal zoo veel. Ofwel, dat in 1932 1/4 deel der gezins hoofden langer dan 2 jaar werkloos was en in 1935 bijna de helft. Deze omstandigheid moest noodwendig leiden tot verdere verarming en stijgenden nood. De departementale molen maalt lang zaam. Niettemin schijnt het mini sterie aan zijn opvolger een keurig beredderden boedel te willen nalaten en alle zaken waaraan het begonnen is, ook te willen afwerken. Vandaar wellicht dat thans ook de commissie benoemd is, welke maatregelen moet beramen om zooveel mogelijk te voorkomen „dat dienst- en reserveplichtigen ten gevolge van hun militaire verplichtingen hun burger-be trekking verliezen of in ander opzicht blij vend nadeel ondervinden." Reeds in den zomer van 1935 hebben wij, en verschillen de andere bladen, over de wenschelijkheid van wettelijk ingrijpen op dit punt geschre ven en bij de behandeling-van de Defen- siebegrooting 1936 is er in de Kamer over gesproken. Snel heeft deze steen dus niet gerold, maar de zaak is dan toch in het onvermijdelijke stadium van een commissie beland. Moge deze tenminste eenigen spoed betrachten. Wij hebben destijds als eenvoudigste re geling aangegeven een verbod aan den werkgever om gedurende een tijdperk, zich uitstrekkende over enkele weken vóór tot enkele weken na de opkomst in werkelij- ken dienst van zijn werknemer de dienstbe trekking op te zeggen. Wij geven toe dat deze regeling niet „hermetisch" is, dat zij aan den eenen kant den dienstplichtige niet volkomen be schermt, aan den anderen kant voor den werkgever wel eens lastig kan zijn, door dat zij ook een gemotiveerd ontslag be moeilijkt. Maar wij achten deze bezwaren niet groot en de regeling heeft het be koorlijke van grooten eenvoud. Het is gemakkelijk om, zooals een schrij ver in Econ. Stat. Berichten d.d. 7 April j.l. doet, zich op werkgeversstandpunt te plaat sen en iedere regeling af te wijzen, omdat geen enkele volmaakt feilloos kan zijn. Maar het is billijker ervan uit te gaan dat dienstplicht nu eenmaal een last is welke op de heele bevolking behoort te drukken en dat de Staat er voor moet zorgen, dat die last zooveel mogelijk over alle bevol kingsgroepen verdeeld wordt. Omdat een wettelijke regeling van deze materie voor werkgevers in bepaalde gevallen wel eens lastig kan zijn, behoeft men haar dus niet achterwege te laten. De dienstplicht zelf Ze waren het er roerend over eens: Boris Tarstaroff was een kerel uit één stuk. Ze dat waren de mijnwerkers van de dag- ploeg uit de „Alexander II" die in een smalle gang bij elkaar gegroept, him boterhammen- voorraad alle eer aandeden. .Laat ik je maar vertellen," voor Duranoff verder ging, duwde hij een flink stuk brood naar binnen en was toen bijna heelemaal niet meer te verstaan, „dat van de ingenieurs, die in deze mijn zijn. hij de allerbeste van het puikje is. Dat is mijn meening." Een stilte, slechts af en toe verbroken door het klikken van drinkkannetjes, volgde. „Ik ken hem al uit den tijd dat hij nog in de Wolga-mijn werkte, en dat is zeker al een jaar of tien geleden." Een dunne straal speeksel spette op den grond, dan vervolgde Milansky: „En daar heb ik hem leeren kennen als een kerel, die niet voor een beetje bang is. 'tls hem op een inspectietocht overkomen, dat de heele boel boven hem in elkaar stortte. Een geraas gaf het, hooren en zien verging. Tot in gangen, die ik weet niet hoever weg lagen, hadden de mannen het gehoord. Al gauw was het bekend, dat Tarstaroff in die puinhoop zat. Nou je be grijpt, voor zijn leven gaven we geen cent. We wisten wel dat hij altijd een klein pikhouweel bij zich had, maar wat doe je daarmee, als je zoo in de penarie zit? En als ik je nou vertel, dat hij het hem met datzelfde kleine houweeltje geleverd heeft, een gat te haken, waardoor hij voldoende lucht kon krijgen, om niet te stik ken, dan noem ik dat een prestatie, waar je je petje voor af kan nemen. Menigeen van ons had hem niet nagedaan, daar kunnen we het wel eens over zijn." Een instemmend gemompel, dan was het weer tijd om verder te gaan „Ik vind het maar wat fijn, Boris, dat Je mor genavond thuis bent. Het is de laatste jaren aldoor zoo geweest, dat je 's avonds dienst had, als ik jarig was. Dus maken we er nu morgen een gezellig avondje van." Blij-glimlachend keek mevrouw Tarstaroff naar haar man. ,Dat klinkt nu allemaal wel heel aardig, maar die vriendelijke woordjes kosten me morgen zeker een duur cadeau, niet?" Kwasi-emstig zag Boris Tarstaroff zijn vrouwtje aan Vroo- lijk, vief klein nest, jij weet met een paar woor den de meest naargeestige gedachten te ver drijven. Dit laatste dacht hij alleen, maar zeg gen deed hij het vanzelfsprekend niet. „Moet je dan nu nog naar een geschenk om zien? Waar heb je gisteravond dan gezeten? Toen zei je dat je in verband met mijn ver jaardag noodzakelijk even de stad in moest. Met den nadruk op „noodzakelijk"?" „Die slag is jou! Maar hoe zit dat eigenlijk, is voor de betrokken jongelieden bijna nooit een pretje. Het zou ook wenschelijk zijn indien door de Nederlandsche en Ned.-Indische regee ringen eens de aandacht gevestigd werd op het onsociale gedrag van die Indische on dernemingen, die alléén personeel aanne men hetwelk vrij is van militaire verplich tingen in Indië. Daardoor zijn alle Neder landsche reserve-officieren reeds bij voor baat uitgesloten. Niettemin heeft de Ne derlandsche en de Indische volksge meenschap die reserve-officieren brood- noodig en is het in het geheel niet in het nationaal belang hen bij vacatures op deze wijze achter te stellen. Wettelijke maat regelen hiertegen zijn waarschijnlijk wel niet mogelijk en een commissie kan dus achterwege blijven. Maar moreele drang van Overheid en publieke opinie is alleszins gerechtvaar digd. Er zouden dan ook ongetwijfeld ongelukken gebeurd zijn als Intusschen had de meneer een goed heenkomen gezocht. Hij Piet en Drein niet hadden ingegrepen en het zeemonster een klom op den erker van een huis en wist zoo naar boven te paar flinke rookwolken in zijn snuit hadden geblazen. Daardbor komen, waar hij door een raam verdween. Nauwelijks was de week het dier verschrikt achteruit, want tegen sigarenrook kon rook opgetrokken of het zeemonster ging weer achter den het niet. ^aeneeT aan- Gedurende eenige oogenblikken Was Piet Prikkel geheel radeloos. „De brander,'" hijgdé Drein Drentel. „Prachtig," vond Piet. Hij holde gauw naar de brandwacht en zeU „Jullie moeten gauw komen, want het zeemonster is losgebroken en er gebeuren misschien ongelukken!" krijg ik nog wat te drinken vanavond, ik droog gewoonweg uit." „Wat voor muizenissen jouw gedachten van avond weer hebben bezig gehouden, dat mag de hemel weten. Je hebt al minstens drie kop pen thee gedronken!" ,Dan zal ik me verder wel met wat hemel water tevreden moeten stellen, 'tls fraai hoor!" Zoo plagend- pratend vlogen de weinige vrije j tt f water uren van ir. Bo- Lli^L CJULC! ris Tarstaroff om. j De meest pessi- éZ7 C1§t i mistische gedach- ten en die had hij er den laatsten tijd nog al wat bleven in den regel bij de huisdeur achter. Maar zoo gauw hij deze achter zich dicht trok en weer naar de mijn ging, besprongen ze hem allemaal in eenen tegelijk, als wilden ze hem «vermeesteren. Maar daar was Boris Tarstaroff de man niet naar. Dagenlang was hij nu al bezig met den deso- laten toestand, waarin schacht II verkeerde. Al verscheidene malen was hij er in afgedaald en had minutieuse onderzoekingen gedaan. En tel kens was hij versterkt in de meening, dat daar drastisch moest worden ingegrepen, anders zou binnen heel korten tijd morgen wellicht of direct al misschien? het grondwater de wanden doorbreken. En dan.... aan de cata- strophale gevolgen, die honderden menschen- levens zouden kunnen eischen, wilde Boris Tar staroff niet denken. Evenmin als de mijndirectie er aan dacht, hem de noodige voorzieningen te laten aanbrengen. Den volgenden morgen aan de mijn, direct bij zijn komst, wachtte hem een verbijsterende boodschap. De groote dynamo's, die voor den waterafvoer van schacht II dienden, moesten worden gedemonteerd en door kleinere vervan gen. Een grimmige uitdrukking kwam op zijn gezicht. Deze uitdrukking was er nog, toen hij in de kooi mee omlaag ging en de arbeiders el kaar met verwondering deed aankijken. Maar Boris Tarstaroff's plannen stonden onwrikbaar vast. „Duranoff!" Afgebeten klonk het. .Jawel, mijnheer." „Over een half uur precies schakel je de dy namo's voor schacht n uit! Ik heb twintig man nen noodig, die niet voor een kleintje vervaard zijn. Binnen den kortst mogelijken tijd moeten onder in schacht n de wanden gestut worden. Het water kan elk oogenblik doorbreken. Ik zeg je dit, opdat je precies weet waar je aan toe bent. tls levensgevaarlijk, dat weet ik Even een pauze. „Vrijwilligers voor!" Een commando als van een Pruisisch cavalerie-commandant. Met een spontaneïteit, die hij niet had dur ven verwachten, meldden zich tweemaal zooveel mannen als hij noodig had. Een kleine selectie, dan roetschte de kooi omlaag. Op en af ging de lift, met materiaal, zware balken, bakken cement, ijzeren haken, ladders. Tot aan hun middel in het vieze water rond- plenzend, werkten de mannen in koortsachtige haast, onder het alziende oog van Boris Tarsta roff, die ook zelf, als was hij de eerste de beste, de zware binten aansjouwde. Plotseling ver stomde het monotoon gedreun van de dynamo's, en de stilte, die volgde, dreef tot grooteren spoed. Druipnat van mijnwater en zweet, zwoegden de mannen. Reeds was men begonnen den nood- muur met cement te versterken. Het einde van het afmattende werk naderde. Daar schoot met een kletterenden slag een armdikke waterstraal uit een plotseling ontstaan gat, vlak boven de pas aangebrachte binten. Zonder zich een oogen blik te beraden, snelde Boris Tarstaroff een ladder op. Twee, drie, vier mannen volgden hem, anderen reikten balken aan. Bovenmen- schelijk was de inspanning, maar het lukte: het gat werd gedicht, eerst primitief, dan wat steviger, maar het hield. Nu was de schacht gered en met haar het leven en minstens het levensonderhoud van honderden menschen. „Milansky, als de weerlicht naar boven en zeg Duranoff dat hij de dynamo's meteen weer inschakelt." Minuten van gespannen wachten volgden, daar, eindelijk, klinkt opnieuw het vertrouwde motor- gezoem. Langzaam, heel langzaam aan, maar toch duidelijk waarneembaar, zakte het water. Een blijde tinteling doorvoer de mannen, welke zich in niets anders openbaarde dan in de in tense belangstelling, waarmede ze het zakkende water volgden. Het vormelijk bedankje van de directie woog niet op tegen het gulle onthaal, waarmede Bo ris Tarstaroff in de hall van zijn woning werd overvallen, als waardeering voor een simpel ver jaringsgeschenk Stootvast Vuurvast Zuurvast G i f t v r ij abr. te Dieren 13 Dank zjj mijn overijlen was ik de eerste, die de zitkamer binnentrad en tot mijn verbazing vond ik een dikken brief op mij wachten, geslo ten in een enveloppe, die ik zelve geadresseerd had achtergelaten bij mijn hospita in Londen. Een andere enveloppe was daarin gesloten, ge adresseerd in Val's handschrift aan: „Miss Wad man, door vriendelijke tusschenkomst van Mrs. Spink." Wat klopte mij het hart bij het zien daar van! Het was een grauwe, saaie ochtend. De wind was gaan liggen, maar het regende gestadig. Ik trad aan het venster, om mijn brief te lezen. Het was een lange: vier zijdjes, dicht ineengeschreven, en dan nog een extra half vel letje. Ik was op het punt, om te gaan lezen, toen ik Mrs. Garbutt ineens vlak bij mij hoorde zeggen: „Goeden morgen!" Ijlings liet ik den brief weer in de enveloppe glijden en trad uit de vensternis te voorschijn aan de ontbijttafel, Wat was dat een inspanning, om kalm het maal te gebruiken, of er niets haperde aan mijn verhouding tot die menschen! M!rs. Garbutt was één en al beminnelijkheid; ze was zeker blij, van mij af te komen, dacht ik terwijl haar zoon zooveel werk van mij maakte, dat het mij onmogelijk zou zijn ge weest, onder welke omstandigheden dan ook, op Poundeyre Abbey te blijven. „Welk rijtuig komt er voor Miss Phillips, moeder?" vroeg hij, toen ik opstond van tafel. „Het ponywagentje." „Mag ik u dan naar het station rijden, Miss Phillips?" Mrs. Garbutt antwoordde voor mij op beslisten toon: ,Dat gaat niet, Consuelo! Ik stuur Collins naar Londen met denzelfden trein en er kun nen geen vier personen in het wagentje, behalve de koffers." Daar ik begreep, dat er wel eenige woorden wisseling zou volgen tusschen moeder en zoon, maakte ik, dat ik zoo gauw mogelijk de kamer verliet. Ging Collins met denzelfden trein? Waar om?Misschien om te controieeren, dat ik daar veilig uit de buurt weg was?.... Maar niets zou mij dwingen, naar Londen terug te keeren, voor ik mij degelijk overtuigd had, dat er in den toren niemand in nood ver keerde. Het zou wel niet zoo makkelijk zijn, als Collins ook naar de stad ging, maar ik zou eenvoudig mijn koffer aan het station laten staan en dan den geg tenig vragen naar de nastorieu Toen ik klaar was, om te vertrekken, sloot ik mijn slaapkamerdeur en ging naar de sombere, eikenhouten kast met de bedoeling, om het cement weer aan te brengen in het sleutelgat, waar ik het uitgehaald had. Ik had een kaars meegenomen en was juist op het punt, de be werking te beginnen, toen ik uit de kamer daarnaast en op een toon van de grootste verras sing den naam van mijn verloofde hoorde uit spreken: „Valentine Brentmore." Ik stond stil met kloppend hart: zou ik er nu achterkomen, in welke betrekking Val stond tot het geheim? „Valentine Brentmore?" herhaalde Mrs. Gar butt. „Wat zeg je nu? Hoe kan die naam hier zijn weg vinden? Laat eens kijken!" Consuelo trad zeker tot aan de schrijftafel en toen volgde een gekraak, of er een velletje papier overgereikt werd.... Alweer een verschrikking! Had ik in mijn haast misschien het losse velletje laten vallen en nog al dat deel van den brief, waar de onder- teekening op stond, en hadden zij dat gevon den? „Valentine Brentmore!" herhaalde Mrs. Gar butt. „Dat staat er duidelijk genoeg! Con, sluit de deur en kom* hier. Ik heb een ontdekking gedaan. Weet je, wat dit is?Het is een deel van een brief van Valentine Brentmore aan dat meisje, die Miss Phillips! Zij zat een brief te lezen in de vensternis, waar jij dit gevonden hebt, toen ik binnenkwam, om te ontbijten; en in haar haast, om het voor mij te verbergen, j»oet »i dit stak Rebben laten yaüen," „Maar waarom zou die Brentmore aan Miss Phillips schrijven?" „Vat je dat dan niet?" vroeg zijn moeder onge duldig. „Doorzie je den heelen toeleg niet? Die Brentmore en dat meisje zijn verloofd. Hij spreekt Kibble en hoort van hem dezelfde ongerijmde geschiedenis, die hij ons verteld heeft; en omdat Brentmore de partij is, die er het meeste voordeel bij heeft, zal hij natuurlijk meer geneigd zijn, er geloof aan te slaan dan wij. Dan gaat hij naar huis en herhaalt de ge schiedenis voor zijn verloofde. Misschien vertelt hij haar wel zooals hij tegen Kibble zei dat hij graag iets zou willen weten van de men schen, die op het oogenblik op het familiegoed zijn, eer hij ze verdrijft. Dan ziet zij kans op een aardige romance: ze leest mijn advertentie in de .Lost" en komt hier, om zich van alles omtrent ons op de hoogte te stellen, zonder er Brentmore iets van te vertellen. Kijk maar: hij weet niet eens, waar zij is, want hij zegt hier: „Je hospita houdt zich trouw aan de be lofte, die zij je deed en weigert mij, je adres te geven; maar wel wil ze mijn brief aan je doorsturen." Con, deze twee moeten elkaar niet meer ontmoeten, tot we beveiligd zijn tegen het gevaar, waarmee Kibble ons bedreigt. Dat meisje is een spion en „Een spion! Onmogelijk, moeder! Ik zou „Ik verzeker het je. Con! De staat van zaken is nu zóó: wij leven boven een vulkaan, die ieder oogenblik kan uitbarsten.... Door gisteren dat kind naar het pension van Kibble te sturen, heb ik letterlijk onze hoofden in den bek van den iseux KËK&agdl Als ae bier vertrekt, zal rechtstreeks naar haar verloofde gaan en ver tellen, dat Kibble vermist wordt en dan zal Brentmore hier verschijnen om onderzoek naar hem te doen." ,Maar hoe zou ze er aan komen, dat Kibble hier geweest is?" „Omdat ik het haar verteld heb tenminste, ik heb haar meegedeeld, dat wij bezoek hebben gehad van iemand, die pas uit Australië is ge komen. Als ze nu door Brentmore al van Kibble gehoord heeft, dan zal ze wel dadelijk hebben begrepen, wie die Australische bezoeker was. Ze zal hem vertellen, dat Kibble hier is geweest en dat hij vermist wordt en Brentmore zal ons er van verdenken, zijn getuige uit den weg ge ruimd te hebben en...." „....en nu is u bang, dat Kibble u verraden zal, als ze elkaar ontmoeten?" ,Dat is het juist: ze moeten elkaar niét ont moeten; tenminste niet, vóór wij in het bezit zjjn van het pakje, waarvan hij ons gesproken heeft We moeten Miss Phillips ophouden, tot.... Ja binnen!" ,Het ponywagentje staat voor de deur, Madam," zei Collins. „Ga Miss Phillips dan even waarschuwen." Eén en al verbazing, ging ik weer van de kast naar mijn kamer. Steeds geheimzinniger werd alles om mij heen. Vooral verwonderlijk kwam mij voor de vreemde invloed, dien Val's naam scheen te hebben, zoowel op Mrs. Garbutt als op haar zoon. De kamenier stond voor mijn deur. Nu ik er dus eenmaal zeker van was, dat Mrs. Garbutt een ware verschrikking, om haar weer te moeten zien. Hoe toch zou ik afscheid van haar kunnen nemen, zonder mij te verraden. Toen ik binnentrad, stond Con op, maar eerst had ik nog de woorden van zjjn moeder ver staan: „Vooral niet tusschenbeide treden." Betrof dat mij? In het eerst hief ze het hoofd niet op van den brief, dien ze onderhanden had, terwijl ze tot mij sprak: ,Miss Phillips, ik ga een beroep doen op uw welwillendheid. Ik heb daar zoo juist iets van mijn zoon gehoord," dit was maar een inval lende gedachte, meende ik „wat mij nood zakelijk van plan doet veranderen. Ik zal eerst veertien dagen later van huis kunnen gaan en nu is mijn verzoek, of u uw vertrek nog even lang wilt uitstellen.... Goede Hemel!" riep ze, haas tig opstaande, daar ik wankelde en half tegen de tafel viel, „wat scheelt er aan?.... Gaat u flauw vallen, Con, kom eens hier. Waarde Miss Phillips, in dezen toestand kunt u niet naar Londen reizen! Con, doe haar mantel eens los. Neen, werkelijk," toen ik een afwijzend ge baar maakte, „u kunt het huis niet verlaten, terwijl u zich zóó voelt. Als u dan absoluut wilt gaan, moet het met een lateren trein zijn. Blijf jij eens even hier, Con, terwijl ik Collins weg zend, want anders komt die niet op tijd." Niet zoodra was zij weg, of ik wendde mij tot haar zoon, die mijn koude handen wreef. Waarlijk, die flauwte is van geen belang, Mr. Garbutt. Thuis heb ik dat zoo dikwijls en nie mand let er op. Nu de schikkingen toch zijn ge maakt, zou ik liever vandaag naar Londen gaan." XWondt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 9