idv&tfmL van dm dag
Het Zeemonster van Nagasaki
r
Bij den nieuwen
Amsterdamsch
directeur van het
Conservatorium
Werkloozenzorg
E Een week
erschrikkingenl
EEN ONDERHOUD MET
WILLEM ANDRIESSEN
VRIJDAG 30 APRIL 1937
Lof voor Dresdens werk
Nieuw spel van Pater
Schreurs
IpP'y
Een duurtetoeslag?
Arbeid en Dienstplicht
re
Ons land zal den kunstenaar niet
als pianist verliezen
Geen afscheid van de
concertzaal
ÉÜI
WÊÊHKBÊÊÊÊÊÊÊÊKÊmtaBm
Een commissie ingesteld
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 ct. en 25% zwaarder dan de ^rieeste andere.
AR HET ENCELSCH J
misdadige plannen koesterde, was Let my 1
Waar vinden we een rustig plaatsje, dat
was de vraag, welke ons bezig hield toen wij
elkander ontmoetten tusschen het gewoel
van menschen, die gaan en komen, tusschen
treinen die binnenloopen en vertrekken.
Willem Andriessen, de nieuw benoemde direc
teur van het Amsterdamsch Conservatorium,
was zoo juist uit Den Haag in de hoofdstad
gearriveerd, om eenige aangelegenheden in ver
band met zijn benoeming af te wikkelen en vond
hier eenige oogenblikken om ons te woord te
staan.
En het was geen wonder, dat hij slechts daar
zich kon uiten, waar het rustig was. Want het
typeert dezen in ons land en in het buitenland
gevierden kunstenaar, dat hij zoo vreemd is
tegenover drukte en opspraak. Hij is een man
van dat verfijnde slag, dat zich geheel weg
schenkt aan de kunst en langs den weg van
overweging men zou haast zeggen ascese
het hoogste tracht te benaderen.
In de rust vonden wij het contact. Andriessen
vertelde.
De taak, waarvoor hij zich nu zag gesteld,
scheen hem zeer zwaar toe, temeer omdat zijn
voorganger, Sem Dresden, zulk uitstekend werk
had verricht.
Bewonderend liet hij zich uit over de tot stand
koming van het Conservatoriumgebouw aan de
Bachstraat en over de stichting van d^ opera
klasse, beide het werk van dezen eminenten
directeur.
Maar dit inzicht beprekende geen pessimisme,
want Andriessen wist zich verzekerd van den
steun van het bestuur der instelling en van de
medewerking der andere leerkrachten, die hem
unaniem hadden gekozen tot opvolger van
Dresden.
„Wanneer valt de datum, dat u uw functie
zal aanvaarden?"
„Op 1 September, dus bij den aanvang van
het nieuwe schooljaar. Ik zal dan piano-onder
richt blijven geven, maar ik zal mijn klas wel
moeten beperken. Ook ben ik voornemens de
leiding van de orkestklasse op mij te nemen en
misschien andere vakken te geven, maar daar
over moeten eerst nog besprekingen worden ge
voerd. Trouwens ik moet mij in nog talrijke
zaken inwerken, als b.v. de geheele organisatie
van de muziekschool, waarheen mijn interesse
bijzonder uitgaat.
De muziekschool lijkt mij de onderbouw van
geheel het muzikale leven op een Conservato
rium en ik geloof, dat daarvan belangrijke
resultaten voor den opbloei van het muziekleven
in ons land zijn te verwachten."
„En.... zult u nog in de concertzalen blijven
optreden?"
„Het zou niet in het belang van het Conser
vatorium zijn, indien ik mij nu geheel terugtrok,
al zal ik mijn optreden natuurlijk moeten be
perken tot de belangrijkste concerten.
O, ja, weet u wat ook zoo aardig is. Ik heb
vandaag, bij het bekend worden van mijn benoe
ming, veel blijken van belangstelling gekregen.
Onder de telegrammen was er ook een van prof.
W. Mengelberg, die me hartelijk feliciteerde en
den wensch er aan toevoegde, dat ik op prettige
wijze mocht samenwerken met het Concert
gebouw."
Het gesprek liep dan verder over de komende
werkzaamheden, over oude en jonge herinnerin
gen. Met voldoening sprak Andriessen nog over
zijn opleiding, die hij van ditzelfde Conserva
torium, waarover hij nu de directie voert en
waaraan hij langen tijd als leeraar heeft mede
gewerkt, heeft genoten.
„Nu ben ik al zooveel jaren in Amsterdam
Voor genoodigden, speelsters en spelers heeft
Pater Jacq Schreurs M.S.C. Zaterdagavond zijn
zoo juist voltooid massa-spel „Weerlicht der
eeuwen" voorgelezen.
Het spel zal door inwoners van Susteren ge
durende de Heiligdomsvaart in Juli a.s. ge
speeld worden op het plein voor de prachtige
uit de 9e eeuw dateerende Munsterkerk.
In het uit twee groote deelen, met vóór en
naspel bestaand tooneelwerk wordt de glorie en
verschrikking, welke in den loop der tijden rond
Suestra woedden, aanschouwelijk voorgesteld.
De lezing maakte diepen indruk op de aan
wezigen.
Voor de regie van het spel is uitgenoodigd de
bekende regisseur Jef. Baarts.
«MM
werkzaam en eindelijk zal ik er dan ook komen
wonen."
Er stak een weinig trots ln deze woorden,
waarmede wij van elkander afscheid namen.
i
Het bestuur van het N.V.V. heeft den
minister van Sociale Zaken een
duurtetoeslag voor de werkloozen in
de werkverschaffing verzocht. Indien men
zich de jongste regeeringsuitspraken over
de werkloozenzorg herinnert, maakt het
verzoek weinig kans.
Toch komt de nood van dezen tijd wel
heel duidelijk tot uitdrukking in een rap
port betreffende onderzoekingen naar den
toestand en de levensomstandigheden van
ondersteunde gezinnen in dezen tijd. Het.
rapport is samengesteld door het Statistisch
Bureau der Gemeente 's-Gravenhage in
opdracht van het Dagelij ksch Bestuur der
Gemeente. Het omvat den toestand in een
130-tal gezinnen, loopende over een tijdvak
van 3 maanden in het voorjaar van 1935.
De Nederl. heeft de vraag gesteld, of de
in het rapport getrokken conclusies thans
nog gelden. M.a.w. of de toestand gebaseerd
op uitvoerige en doorwrochte budget
onderzoekingen wijzigingen ten gunste der
ondersteunden heeft ondergaan. Gezien
echter het feit, dat na de onderzoekingen
de steunregeling onveranderd is gebleven,
afgezien van de mogelijk eenigermate rui
mer verstrekking van enkele levensmidde
len tegen lager prijs, maar dat daartegen
over, mede onder invloed van de depreciatie
van den gulden, de kosten van het levens
onderhoud stijging vertoonen en dat daar
bij de kosten van kleeding, schoeisel en
huisraad scherper omhoog zijn gegaan, is
het bezwaarlijk voor bestrijding vatbaar,
dat thans de ondersteunde gezinnen het
eer moeilijker gekregen hebben. Te meer
daar er nog slechts in geringe mate sprake
is van afneming der werkloosheid.
Dit Haagsche rapport kan beschouwd
worden als een vervolgonderzoek naar den
toestand van ondersteunden: een eerste
onderzoek werd gehouden in 1932 dus
vóór de steunverlaging in 1934 en het
tweede in 1935.
Uitgaande van de normen door prof. dr.
E. Gorter te Leiden gegeven leidden de on
derzoekingen naar de voedingswaarde van
het gebruikte in de gezinnen tot de gevolg
trekking, dat, hoewel gerekend voor alle
gezinnen te zamen de voeding voldoende
genoemd moet worden en ook het eiwit
gehalte dier voeding, en eveneens het vet-
verbruik, er bij de gezinnen individueel in
meer dan 1/5 deel de voeding onvoldoende
geacht moet worden. Onderscheiden naar
de drie categorieën van gesteunden (geor-
ganiseerden, ongeorganiseerden en armlas
tigen) waren de laatsten er 't slechtst aan
toe: meer dan 1/3 deel der gezinnen had een
tekort aan voeding.
Ten opzichte van 1932 was er wat de
georganiseerden betreft, slechts een ach
teruitgang van de waarde der voeding van
4 pet., maar de kosten daarvan daalden
met rond 16 pet., hoewel de kosten van het
levensonderhoud iets stegen. Een bewijs
van sterke versobering.
Zou in 1932 in. 50 pet. der gevallen van on
dervoeding geholpen kunnen worden door
raadgeving omtrent de besteding van het
inkomen, thans zou dit slechts in nog 30
pet. der gevallen mogelijk zijn.
Het geneeskundig onderzoek leidde ge
lukkig tot gunstiger conclusies. Men beden
ke daarbij, dat een tekort aan voeding eerst
na geruim en tijd tot uiterlijk waarneem
bare gevolgen leidt op den lichamelijken
toestand.
Tweemaal werden de ruim 600 personen
aan een geneeskundig onderzoek onderwor
pen en de weging der personen deed zien,
dat bij de kinderen zeker niet van achter
uitgang in voedingstoestand gesproken mag
worden. Moge bij de ouders in het alge
meen ook niet van verminderden voedings
toestand gesproken worden, zoo is toch het
percentage van het gewicht afgenomen van
dien aard (23.4 pet.) dat zeker de vraag
rijst, of niet de ouders zich ten bate van de
kinderen met te weinig voedsel moeten
tevreden stellen.
De uitkomsten van het eerste onderzoek
wezen reeds in deze richting.
Deze uitkomsten werden gunstig beïn
vloed:
a. door de deelneming van kinderen aan
de school voeding;
b. door de omstandigheid dat 22 gezins
hoofden tusschen het le en 2e geneeskun
dig onderzoek gedurende meer dan 4 weken
arbeid hadden weten te vinden en dus de
gezinnen in betere materieele omstandig
heden verkeerden.
Ook in ander opzicht waren er in de ge
zinnen groote materieele zorgen, welke
het nijpendst gevoeld werden bij de voor
ziening in de behoefte van kleeding,
schoeisel en beddegoed/linnengoed.
In vergelijking met den toestand in 1932.
daalden de gezinsuitgaven daarvan in zeer
sterke mate n.l. tezamen met rondom 60 pet.
Aan vernieuwing op dit gebied kon niet
gedacht worden door de gezinnen zelve.
Het rapport verklaart, dat gezinnen veel
vuldig mededeelen, dat het met de voeding
nog wel ging (men denke aan bovenver
melde tekorten), maar dat op deze wijze
doorgaande het kleedingvraagstuk zeker
vast zou loopen en verder, dat hoewel bij
het geneeskundig onderzoek bleek, dat de
onderkleeding wat reinheid betreft goed
verzorgd was, ze er veel haveloozer uitzag bij
het na een half jaar ingestelde tweede on
derzoek.
De moeilijkheden waren op dit gebied
zeer ernstig, hetgeen begrijpelijk is indien
men weet, dat bij het onderzoek in 1932
1/3 deel der gezinshoofden een jaar en
langer werkloos wasin 1935 bijna
deel, of naar verhouding ruim 2 maal zoo
veel.
Ofwel, dat in 1932 1/4 deel der gezins
hoofden langer dan 2 jaar werkloos was en
in 1935 bijna de helft.
Deze omstandigheid moest noodwendig
leiden tot verdere verarming en stijgenden
nood.
De departementale molen maalt lang
zaam. Niettemin schijnt het mini
sterie aan zijn opvolger een keurig
beredderden boedel te willen nalaten en
alle zaken waaraan het begonnen is, ook te
willen afwerken. Vandaar wellicht dat
thans ook de commissie benoemd is, welke
maatregelen moet beramen om zooveel
mogelijk te voorkomen „dat dienst- en
reserveplichtigen ten gevolge van hun
militaire verplichtingen hun burger-be
trekking verliezen of in ander opzicht blij
vend nadeel ondervinden." Reeds in den
zomer van 1935 hebben wij, en verschillen
de andere bladen, over de wenschelijkheid
van wettelijk ingrijpen op dit punt geschre
ven en bij de behandeling-van de Defen-
siebegrooting 1936 is er in de Kamer over
gesproken. Snel heeft deze steen dus niet
gerold, maar de zaak is dan toch in het
onvermijdelijke stadium van een commissie
beland. Moge deze tenminste eenigen spoed
betrachten.
Wij hebben destijds als eenvoudigste re
geling aangegeven een verbod aan den
werkgever om gedurende een tijdperk, zich
uitstrekkende over enkele weken vóór tot
enkele weken na de opkomst in werkelij-
ken dienst van zijn werknemer de dienstbe
trekking op te zeggen.
Wij geven toe dat deze regeling niet
„hermetisch" is, dat zij aan den eenen
kant den dienstplichtige niet volkomen be
schermt, aan den anderen kant voor den
werkgever wel eens lastig kan zijn, door
dat zij ook een gemotiveerd ontslag be
moeilijkt. Maar wij achten deze bezwaren
niet groot en de regeling heeft het be
koorlijke van grooten eenvoud.
Het is gemakkelijk om, zooals een schrij
ver in Econ. Stat. Berichten d.d. 7 April j.l.
doet, zich op werkgeversstandpunt te plaat
sen en iedere regeling af te wijzen, omdat
geen enkele volmaakt feilloos kan zijn.
Maar het is billijker ervan uit te gaan dat
dienstplicht nu eenmaal een last is welke
op de heele bevolking behoort te drukken
en dat de Staat er voor moet zorgen, dat
die last zooveel mogelijk over alle bevol
kingsgroepen verdeeld wordt. Omdat een
wettelijke regeling van deze materie voor
werkgevers in bepaalde gevallen wel eens
lastig kan zijn, behoeft men haar dus niet
achterwege te laten. De dienstplicht zelf
Ze waren het er roerend over eens: Boris
Tarstaroff was een kerel uit één stuk. Ze
dat waren de mijnwerkers van de dag-
ploeg uit de „Alexander II" die in een smalle
gang bij elkaar gegroept, him boterhammen-
voorraad alle eer aandeden.
.Laat ik je maar vertellen," voor Duranoff
verder ging, duwde hij een flink stuk brood
naar binnen en was toen bijna heelemaal niet
meer te verstaan, „dat van de ingenieurs, die in
deze mijn zijn. hij de allerbeste van het puikje
is. Dat is mijn meening."
Een stilte, slechts af en toe verbroken door
het klikken van drinkkannetjes, volgde.
„Ik ken hem al uit den tijd dat hij nog in
de Wolga-mijn werkte, en dat is zeker al een
jaar of tien geleden." Een dunne straal speeksel
spette op den grond, dan vervolgde Milansky:
„En daar heb ik hem leeren kennen als een
kerel, die niet voor een beetje bang is. 'tls hem
op een inspectietocht overkomen, dat de heele
boel boven hem in elkaar stortte. Een geraas
gaf het, hooren en zien verging. Tot in gangen,
die ik weet niet hoever weg lagen, hadden de
mannen het gehoord. Al gauw was het bekend,
dat Tarstaroff in die puinhoop zat. Nou je be
grijpt, voor zijn leven gaven we geen cent. We
wisten wel dat hij altijd een klein pikhouweel
bij zich had, maar wat doe je daarmee, als je
zoo in de penarie zit? En als ik je nou vertel,
dat hij het hem met datzelfde kleine houweeltje
geleverd heeft, een gat te haken, waardoor hij
voldoende lucht kon krijgen, om niet te stik
ken, dan noem ik dat een prestatie, waar je je
petje voor af kan nemen. Menigeen van ons
had hem niet nagedaan, daar kunnen we het
wel eens over zijn."
Een instemmend gemompel, dan was het weer
tijd om verder te gaan
„Ik vind het maar wat fijn, Boris, dat Je mor
genavond thuis bent. Het is de laatste jaren
aldoor zoo geweest, dat je 's avonds dienst had,
als ik jarig was. Dus maken we er nu morgen
een gezellig avondje van."
Blij-glimlachend keek mevrouw Tarstaroff
naar haar man.
,Dat klinkt nu allemaal wel heel aardig, maar
die vriendelijke woordjes kosten me morgen
zeker een duur cadeau, niet?" Kwasi-emstig
zag Boris Tarstaroff zijn vrouwtje aan Vroo-
lijk, vief klein nest, jij weet met een paar woor
den de meest naargeestige gedachten te ver
drijven. Dit laatste dacht hij alleen, maar zeg
gen deed hij het vanzelfsprekend niet.
„Moet je dan nu nog naar een geschenk om
zien? Waar heb je gisteravond dan gezeten?
Toen zei je dat je in verband met mijn ver
jaardag noodzakelijk even de stad in moest.
Met den nadruk op „noodzakelijk"?"
„Die slag is jou! Maar hoe zit dat eigenlijk,
is voor de betrokken jongelieden bijna
nooit een pretje.
Het zou ook wenschelijk zijn indien door
de Nederlandsche en Ned.-Indische regee
ringen eens de aandacht gevestigd werd op
het onsociale gedrag van die Indische on
dernemingen, die alléén personeel aanne
men hetwelk vrij is van militaire verplich
tingen in Indië. Daardoor zijn alle Neder
landsche reserve-officieren reeds bij voor
baat uitgesloten. Niettemin heeft de Ne
derlandsche en de Indische volksge
meenschap die reserve-officieren brood-
noodig en is het in het geheel niet in het
nationaal belang hen bij vacatures op deze
wijze achter te stellen. Wettelijke maat
regelen hiertegen zijn waarschijnlijk wel
niet mogelijk en een commissie kan dus
achterwege blijven.
Maar moreele drang van Overheid en
publieke opinie is alleszins gerechtvaar
digd.
Er zouden dan ook ongetwijfeld ongelukken gebeurd zijn als Intusschen had de meneer een goed heenkomen gezocht. Hij
Piet en Drein niet hadden ingegrepen en het zeemonster een klom op den erker van een huis en wist zoo naar boven te
paar flinke rookwolken in zijn snuit hadden geblazen. Daardbor komen, waar hij door een raam verdween. Nauwelijks was de
week het dier verschrikt achteruit, want tegen sigarenrook kon rook opgetrokken of het zeemonster ging weer achter den
het niet. ^aeneeT aan-
Gedurende eenige oogenblikken Was Piet Prikkel geheel
radeloos. „De brander,'" hijgdé Drein Drentel. „Prachtig,"
vond Piet. Hij holde gauw naar de brandwacht en zeU „Jullie
moeten gauw komen, want het zeemonster is losgebroken en er
gebeuren misschien ongelukken!"
krijg ik nog wat te drinken vanavond, ik droog
gewoonweg uit."
„Wat voor muizenissen jouw gedachten van
avond weer hebben bezig gehouden, dat mag
de hemel weten. Je hebt al minstens drie kop
pen thee gedronken!"
,Dan zal ik me verder wel met wat hemel
water tevreden moeten stellen, 'tls fraai hoor!"
Zoo plagend-
pratend vlogen
de weinige vrije j tt f water
uren van ir. Bo- Lli^L CJULC!
ris Tarstaroff om. j
De meest pessi- éZ7 C1§t i
mistische gedach-
ten en die had
hij er den laatsten tijd nog al wat bleven in
den regel bij de huisdeur achter. Maar zoo gauw
hij deze achter zich dicht trok en weer naar de
mijn ging, besprongen ze hem allemaal in eenen
tegelijk, als wilden ze hem «vermeesteren. Maar
daar was Boris Tarstaroff de man niet naar.
Dagenlang was hij nu al bezig met den deso-
laten toestand, waarin schacht II verkeerde. Al
verscheidene malen was hij er in afgedaald en
had minutieuse onderzoekingen gedaan. En tel
kens was hij versterkt in de meening, dat daar
drastisch moest worden ingegrepen, anders zou
binnen heel korten tijd morgen wellicht
of direct al misschien? het grondwater de
wanden doorbreken. En dan.... aan de cata-
strophale gevolgen, die honderden menschen-
levens zouden kunnen eischen, wilde Boris Tar
staroff niet denken. Evenmin als de mijndirectie
er aan dacht, hem de noodige voorzieningen te
laten aanbrengen.
Den volgenden morgen aan de mijn, direct
bij zijn komst, wachtte hem een verbijsterende
boodschap. De groote dynamo's, die voor den
waterafvoer van schacht II dienden, moesten
worden gedemonteerd en door kleinere vervan
gen. Een grimmige uitdrukking kwam op zijn
gezicht. Deze uitdrukking was er nog, toen hij in
de kooi mee omlaag ging en de arbeiders el
kaar met verwondering deed aankijken. Maar
Boris Tarstaroff's plannen stonden onwrikbaar
vast.
„Duranoff!" Afgebeten klonk het.
.Jawel, mijnheer."
„Over een half uur precies schakel je de dy
namo's voor schacht n uit! Ik heb twintig man
nen noodig, die niet voor een kleintje vervaard
zijn. Binnen den kortst mogelijken tijd moeten
onder in schacht n de wanden gestut worden.
Het water kan elk oogenblik doorbreken. Ik
zeg je dit, opdat je precies weet waar je aan
toe bent. tls levensgevaarlijk, dat weet ik
Even een pauze.
„Vrijwilligers voor!" Een commando als van
een Pruisisch cavalerie-commandant.
Met een spontaneïteit, die hij niet had dur
ven verwachten, meldden zich tweemaal zooveel
mannen als hij noodig had. Een kleine selectie,
dan roetschte de kooi omlaag. Op en af ging
de lift, met materiaal, zware balken, bakken
cement, ijzeren haken, ladders.
Tot aan hun middel in het vieze water rond-
plenzend, werkten de mannen in koortsachtige
haast, onder het alziende oog van Boris Tarsta
roff, die ook zelf, als was hij de eerste de beste,
de zware binten aansjouwde. Plotseling ver
stomde het monotoon gedreun van de dynamo's,
en de stilte, die volgde, dreef tot grooteren spoed.
Druipnat van mijnwater en zweet, zwoegden de
mannen. Reeds was men begonnen den nood-
muur met cement te versterken. Het einde van
het afmattende werk naderde. Daar schoot met
een kletterenden slag een armdikke waterstraal
uit een plotseling ontstaan gat, vlak boven de
pas aangebrachte binten. Zonder zich een oogen
blik te beraden, snelde Boris Tarstaroff een
ladder op. Twee, drie, vier mannen volgden
hem, anderen reikten balken aan. Bovenmen-
schelijk was de inspanning, maar het lukte:
het gat werd gedicht, eerst primitief, dan wat
steviger, maar het hield. Nu was de schacht
gered en met haar het leven en minstens het
levensonderhoud van honderden menschen.
„Milansky, als de weerlicht naar boven en
zeg Duranoff dat hij de dynamo's meteen weer
inschakelt."
Minuten van gespannen wachten volgden, daar,
eindelijk, klinkt opnieuw het vertrouwde motor-
gezoem. Langzaam, heel langzaam aan, maar
toch duidelijk waarneembaar, zakte het water.
Een blijde tinteling doorvoer de mannen, welke
zich in niets anders openbaarde dan in de in
tense belangstelling, waarmede ze het zakkende
water volgden.
Het vormelijk bedankje van de directie woog
niet op tegen het gulle onthaal, waarmede Bo
ris Tarstaroff in de hall van zijn woning werd
overvallen, als waardeering voor een simpel ver
jaringsgeschenk
Stootvast Vuurvast
Zuurvast G i f t v r ij
abr. te Dieren
13
Dank zjj mijn overijlen was ik de eerste, die
de zitkamer binnentrad en tot mijn verbazing
vond ik een dikken brief op mij wachten, geslo
ten in een enveloppe, die ik zelve geadresseerd
had achtergelaten bij mijn hospita in Londen.
Een andere enveloppe was daarin gesloten, ge
adresseerd in Val's handschrift aan: „Miss Wad
man, door vriendelijke tusschenkomst van Mrs.
Spink."
Wat klopte mij het hart bij het zien daar
van!
Het was een grauwe, saaie ochtend. De wind
was gaan liggen, maar het regende gestadig.
Ik trad aan het venster, om mijn brief te
lezen. Het was een lange: vier zijdjes, dicht
ineengeschreven, en dan nog een extra half vel
letje.
Ik was op het punt, om te gaan lezen, toen ik
Mrs. Garbutt ineens vlak bij mij hoorde zeggen:
„Goeden morgen!"
Ijlings liet ik den brief weer in de enveloppe
glijden en trad uit de vensternis te voorschijn
aan de ontbijttafel,
Wat was dat een inspanning, om kalm het
maal te gebruiken, of er niets haperde aan
mijn verhouding tot die menschen!
M!rs. Garbutt was één en al beminnelijkheid;
ze was zeker blij, van mij af te komen,
dacht ik terwijl haar zoon zooveel werk van
mij maakte, dat het mij onmogelijk zou zijn ge
weest, onder welke omstandigheden dan ook,
op Poundeyre Abbey te blijven.
„Welk rijtuig komt er voor Miss Phillips,
moeder?" vroeg hij, toen ik opstond van tafel.
„Het ponywagentje."
„Mag ik u dan naar het station rijden, Miss
Phillips?"
Mrs. Garbutt antwoordde voor mij op beslisten
toon:
,Dat gaat niet, Consuelo! Ik stuur Collins
naar Londen met denzelfden trein en er kun
nen geen vier personen in het wagentje, behalve
de koffers."
Daar ik begreep, dat er wel eenige woorden
wisseling zou volgen tusschen moeder en zoon,
maakte ik, dat ik zoo gauw mogelijk de kamer
verliet.
Ging Collins met denzelfden trein? Waar
om?Misschien om te controieeren, dat ik
daar veilig uit de buurt weg was?....
Maar niets zou mij dwingen, naar Londen
terug te keeren, voor ik mij degelijk overtuigd
had, dat er in den toren niemand in nood ver
keerde. Het zou wel niet zoo makkelijk zijn, als
Collins ook naar de stad ging, maar ik zou
eenvoudig mijn koffer aan het station laten
staan en dan den geg tenig vragen naar de
nastorieu
Toen ik klaar was, om te vertrekken, sloot ik
mijn slaapkamerdeur en ging naar de sombere,
eikenhouten kast met de bedoeling, om het
cement weer aan te brengen in het sleutelgat,
waar ik het uitgehaald had. Ik had een kaars
meegenomen en was juist op het punt, de be
werking te beginnen, toen ik uit de kamer
daarnaast en op een toon van de grootste verras
sing den naam van mijn verloofde hoorde uit
spreken: „Valentine Brentmore."
Ik stond stil met kloppend hart: zou ik er nu
achterkomen, in welke betrekking Val stond tot
het geheim?
„Valentine Brentmore?" herhaalde Mrs. Gar
butt. „Wat zeg je nu? Hoe kan die naam hier
zijn weg vinden? Laat eens kijken!"
Consuelo trad zeker tot aan de schrijftafel en
toen volgde een gekraak, of er een velletje papier
overgereikt werd....
Alweer een verschrikking! Had ik in mijn
haast misschien het losse velletje laten vallen
en nog al dat deel van den brief, waar de onder-
teekening op stond, en hadden zij dat gevon
den?
„Valentine Brentmore!" herhaalde Mrs. Gar
butt. „Dat staat er duidelijk genoeg! Con, sluit
de deur en kom* hier. Ik heb een ontdekking
gedaan. Weet je, wat dit is?Het is een deel
van een brief van Valentine Brentmore aan
dat meisje, die Miss Phillips! Zij zat een brief
te lezen in de vensternis, waar jij dit gevonden
hebt, toen ik binnenkwam, om te ontbijten; en
in haar haast, om het voor mij te verbergen,
j»oet »i dit stak Rebben laten yaüen,"
„Maar waarom zou die Brentmore aan Miss
Phillips schrijven?"
„Vat je dat dan niet?" vroeg zijn moeder onge
duldig. „Doorzie je den heelen toeleg niet?
Die Brentmore en dat meisje zijn verloofd. Hij
spreekt Kibble en hoort van hem dezelfde
ongerijmde geschiedenis, die hij ons verteld
heeft; en omdat Brentmore de partij is, die er
het meeste voordeel bij heeft, zal hij natuurlijk
meer geneigd zijn, er geloof aan te slaan dan
wij. Dan gaat hij naar huis en herhaalt de ge
schiedenis voor zijn verloofde. Misschien vertelt
hij haar wel zooals hij tegen Kibble zei
dat hij graag iets zou willen weten van de men
schen, die op het oogenblik op het familiegoed
zijn, eer hij ze verdrijft. Dan ziet zij kans op
een aardige romance: ze leest mijn advertentie
in de .Lost" en komt hier, om zich van alles
omtrent ons op de hoogte te stellen, zonder er
Brentmore iets van te vertellen. Kijk maar:
hij weet niet eens, waar zij is, want hij zegt
hier: „Je hospita houdt zich trouw aan de be
lofte, die zij je deed en weigert mij, je adres
te geven; maar wel wil ze mijn brief aan je
doorsturen." Con, deze twee moeten elkaar
niet meer ontmoeten, tot we beveiligd zijn tegen
het gevaar, waarmee Kibble ons bedreigt. Dat
meisje is een spion en
„Een spion! Onmogelijk, moeder! Ik zou
„Ik verzeker het je. Con! De staat van zaken
is nu zóó: wij leven boven een vulkaan, die ieder
oogenblik kan uitbarsten.... Door gisteren dat
kind naar het pension van Kibble te sturen, heb
ik letterlijk onze hoofden in den bek van den
iseux KËK&agdl Als ae bier vertrekt, zal
rechtstreeks naar haar verloofde gaan en ver
tellen, dat Kibble vermist wordt en dan zal
Brentmore hier verschijnen om onderzoek naar
hem te doen."
,Maar hoe zou ze er aan komen, dat Kibble
hier geweest is?"
„Omdat ik het haar verteld heb tenminste,
ik heb haar meegedeeld, dat wij bezoek hebben
gehad van iemand, die pas uit Australië is ge
komen. Als ze nu door Brentmore al van Kibble
gehoord heeft, dan zal ze wel dadelijk hebben
begrepen, wie die Australische bezoeker was. Ze
zal hem vertellen, dat Kibble hier is geweest en
dat hij vermist wordt en Brentmore zal ons
er van verdenken, zijn getuige uit den weg ge
ruimd te hebben en...."
„....en nu is u bang, dat Kibble u verraden
zal, als ze elkaar ontmoeten?"
,Dat is het juist: ze moeten elkaar niét ont
moeten; tenminste niet, vóór wij in het bezit
zjjn van het pakje, waarvan hij ons gesproken
heeft We moeten Miss Phillips ophouden, tot....
Ja binnen!"
,Het ponywagentje staat voor de deur,
Madam," zei Collins.
„Ga Miss Phillips dan even waarschuwen."
Eén en al verbazing, ging ik weer van de kast
naar mijn kamer. Steeds geheimzinniger werd
alles om mij heen. Vooral verwonderlijk kwam
mij voor de vreemde invloed, dien Val's naam
scheen te hebben, zoowel op Mrs. Garbutt als op
haar zoon.
De kamenier stond voor mijn deur. Nu ik er
dus eenmaal zeker van was, dat Mrs. Garbutt
een ware verschrikking, om haar weer te moeten
zien. Hoe toch zou ik afscheid van haar kunnen
nemen, zonder mij te verraden.
Toen ik binnentrad, stond Con op, maar eerst
had ik nog de woorden van zjjn moeder ver
staan: „Vooral niet tusschenbeide treden."
Betrof dat mij? In het eerst hief ze het hoofd
niet op van den brief, dien ze onderhanden had,
terwijl ze tot mij sprak:
,Miss Phillips, ik ga een beroep doen op uw
welwillendheid. Ik heb daar zoo juist iets van
mijn zoon gehoord," dit was maar een inval
lende gedachte, meende ik „wat mij nood
zakelijk van plan doet veranderen. Ik zal eerst
veertien dagen later van huis kunnen gaan en nu
is mijn verzoek, of u uw vertrek nog even lang
wilt uitstellen.... Goede Hemel!" riep ze, haas
tig opstaande, daar ik wankelde en half tegen
de tafel viel, „wat scheelt er aan?.... Gaat u
flauw vallen, Con, kom eens hier. Waarde
Miss Phillips, in dezen toestand kunt u niet naar
Londen reizen! Con, doe haar mantel eens los.
Neen, werkelijk," toen ik een afwijzend ge
baar maakte, „u kunt het huis niet verlaten,
terwijl u zich zóó voelt. Als u dan absoluut wilt
gaan, moet het met een lateren trein zijn. Blijf
jij eens even hier, Con, terwijl ik Collins weg
zend, want anders komt die niet op tijd."
Niet zoodra was zij weg, of ik wendde mij tot
haar zoon, die mijn koude handen wreef.
Waarlijk, die flauwte is van geen belang, Mr.
Garbutt. Thuis heb ik dat zoo dikwijls en nie
mand let er op. Nu de schikkingen toch zijn ge
maakt, zou ik liever vandaag naar Londen
gaan." XWondt vervolgd)