KLOOSTERS EN PERSONEELE BELASTING ffldmtiaal mn dag Yictoria, Het Zeemonster van Nagasaki EEen week "BB erschrikkingenl ROOMSCH-ROOD BLOK? Emigratie naar Argentinië ZATERDAG 1 MEI 1937 Dorussie veroorzaakt spanning Het merk, dat alle merken slaat ALGEMEEN NUT VAN HET GEBED ('t geldt voor biscuits en chocolaad), dat goede merk is inderdaad Hoe langer hoe gekker .AR HET ENCELSCH J^f stig kabinet in die hoofdkleuren. Ook van andere zijden worden dergelijke politieke insinuaties gelanceerd, om aan de R.K. Staatspartij stemmen afhandig te maken. Zelfs wordt uit Twente een naamloos ge- cyclostyleerd pamflet rondgezonden met de bedreiging, dat aldus enkele angstig ge maakte Katholieke kiezers liever op de Anti-revolutionnaire dan op. de Katholieke lijst zouden stemmen. Het is echter bekend, dat de R.K. Staats partij verre van een rood-roomsch blok staat. Van den haar aangewreven toeleg is dan ook volstrekt geen sprake. Integendeel gaat het er voor haar om, een zoo groot mogelijk aantal zetels te bemachtigen, om op die wijze mede de basis te kunnen leg gen voor een Kabinet van positief christe lijke samenwerking. Alle kiezers, die hier naar streven, kunnen dus niet beter doen dan de R.K. Staatspartij steunen. U dacht immers, dat a nog best vóór die andere auto het kruispunt kon passeerenl Maar langs den weg moet u dat niet „den ken", u moet 't zeker weten) meermalen buiten zichzelf van woede, en dan klonk het: „Bh... aap, wil je wel eens.... gauw je eten opeten?" Waarop van Soelen dan luid applaudisseerde en aan z'n vrouw vroeg, of zij soms tijd had om een boekje over paedagogie voor de ma en pa van „lieve Dorussie" te koopen Dorussie kende geen grooter genoegen, dan hard van 't eene einde naar het andere einde van de bovenwoning te hollen. Dravende en stampvoetende. Klachten daarover werden door Ma-Dorus blijkbaar voor kennisgeving aange nomen. Haar lieve Dorus ook, waarom zou haar schat dat niet eens mogen doen? Haar lieve ling was onfeilbaar! 't Begon v. Soe len te vervelen: hij schreef er den huisheer over. Deze, een echt burgermannetje, kwam eens kijken, constateerde scheuren, diepe scheuren in het plafond. „Schandelijk, mevrouw! Een schandaal! Maar dat moet uit zijn! Ik zal ze dat wel aan hun verstand brengen!" Eén dag was 't rustig, maar daarna oefende Dorussie zich weer voor het kampioenschap snelwandelen. De zomer kwam in het land en de jeugdige hardlooper vermaakte zich op het balcon. Van Soelen werkte in zijn stadstuintje en Dorus was een en al aandacht, riep maar: „dag, dag!" St.., dacht meneer. Tot op een goeutfti middag, vóór de van Soelens aan tafel zouden gaan, er iets vreeselijks gebeurde. Van Soelen was bezig het gras te knippen, toen er een groote bal juist op z'n nieuwen hoed viel. Buiten zichzelf van woede, nam meneer den bal, en met een talent, een Hederlandsch Elftalspeler waardig, mikte hij hem in het „doel", d. w. z. over de schut ting in de sloot. Resultaat: huilpartij van Do russie. Schreeuw jij maar, dacht meneer en hij ging verder met grassnijden. Doch plotseling 't leek wel of het verwende jong 't er om deed kwam er een kinderschopje naar beneden. Door niets in zijn val belemmerd kwam het vrij hard terecht op Van Soelen's linkerhand, zóó, dat hij zich in z'n vinger sneed. Een ge- weldig-gesmoorde verwensching en rood van woede ging meneer naar de bel, waar hij het meisje vroeg of hij Pa-Dorussie niet eens even mocht spreken. Het gesprek, dat tóen volgde, leent zich min der om er hier 'n beschrijving van te geven! Doch toen van Soelen aan tafel ging, zei hij tot zijn vrouw: „Ziezoo, dat tuig weet, waar het aan toe is! Heb jij ze al eens een opvoedkundig werkje gezonden vrouw?" Mevrouw bleek dat niet gedaan te hebben, vond het, zooals ze opmerkte, maar paarlen voor de zwijnen. Den volgenden ochtend ging van Soelen wat vroeger dan gewoonlijk de deur uit. In het centrum, in een groote boekenzaak kocht hij een handleiding; „Hoe voed ik mijn kind 0??'' Keurig verpakt ging het dien morgen per post naar Ma- en Pa-Dorussie. Van Soelen was bevredigd. En hij kende zijn buren niet meer, behan delde ze vooraan als „lucht" en ging zijns weegs. Toen dat najaar de haard aangelegd moest worden, kreeg de gedienstige opdracht dit te doen metDorussie's houten schopje. „Daar gaat m'n lieve Dorussie", lachte van Soelen. ,,'t Tuig moest het weten!" Neen, christelijke samenwerking De N.S.B.-bladen blijven voortgaan, de Katholieke Staatspartij te beschul digen, aan te sturen op de vorming van een roomsch-rood blok en een toekom- Nu op het merkwaardig arrest van den Hoogen Raad van 16 December 1936, waarbij de Slotzusters van Tegelen vrij verklaard werden van personeele be lasting, in verschillende bladen, ook in dit blad, en zelfs in de Osservatore Romano van 15 April gewezen is, lijkt het mij alleszins dienstig voor den niet-juridisch geschool den lezer uiteen te zetten, waarover de kwestie liep en welke gronden de Hooge Raad voor zijn beslissing aanvoerde. Volgens art. 4, 9, letter d wordt geen belasting geheven wegens het gebruik van perceelen en gedeelten van perceelen, wel ke uitsluitend dienen „als inrichting tot algemeen nut". Deze vrijgestelde perceelen moeten dan gebruikt worden door zedelijke lichamen, vereenigingen in het bezit van rechtspersoonlijkheid of stichtingen, die geen winst beoogen tenzij tot eigen in standhouding of voor armenzorg. Men begrijpt, dat de eene Raad van Be roep vaak een geheel andere opvatting heeft van „algemeen nut" dan een andere Raad van Beroep. En de Inspecteurs der Directe Belastingen insgelijks. Zoo verklaar de de Raad van Beroep I te Amsterdam de, bibliotheek van de Vereeniging ter bevor dering van de belangen des Boekhandels te Amsterdam een inrichting tot algemeen nut en rangschikte de Hooge Raad zelfs een onder toezicht staand botercontröle-sta- tion onder genoemd artikel. Plaatsingbu- reaux voor zeelieden, tehuizen voor arbei ders, gastenkwartieren van kloosters, die nende tot herberging van reizigers, en tal rijke instellingen kunnen volgens de recht spraak niet in de personeele belasting aan geslagen worden. Een patronaatsgebouw, mede gebezigd voor vergaderingen van vereenigingen, die de bevordering van de stoffelijke belangen harer leden beoogen, is echter niet uitslui tend in gebruik als inrichting tot algemeen nut. En een gebouw, waar spiritisten sa menkomen, evenmin. Wanneer patronaatsgebouwen, gebouwen van werklieden en centrale bureaux van vakorganisaties geen aanspraak op vrij stelling hebben, wat dan te denken van kloosters, bewoond door zusters, die geen onderwijs geven, geen zieken verplegen, maar een beschouwend leven leiden? De Inspecteur te Venlo oordeelde, dat een zoo danig klooster te Tegelen niet tot algemeen nut strekte en vorderde een flink bedrag, dat hij weliswaar verminderd had. Voor de zusters bleef het echter een hooge som, waarom zij zich op 8 Januari van het vorig jaar tot den Raad van Beroep wendden. Deze vernietigde nu op 27 Maart d.a.v. de beschikking van 'den Inspecteur, niet omdat de zusters eeuwigdurende aanbidding hou den ten behoeve van de missiën, maar een voudig omdat zij missiezusters zijn en haar inrichting derhalve tot algemeen nut ge bruiken, „waarbij de Raad zich op het standpunt stelt, dat het aan appellante zelf moet worden overgelaten te beoordee- len, of het bidden voor de missiën een ge schikt middel is om haar doel te bereiken." Met deze uitspraak kon de Minister van Financiën zich niet vereenigen, zoodat hij beroep in cassatie instelde. Z.Exc. wees er op, dat niet beslissend is de omschrijving van het doel der vereeniging in haar statu ten, maar het feitelijk gebruik, dat van het perceel wordt gemaakt, terwijl daarbij mede moet worden gelet op de middelen, waardoor de vereeniging haar doel tracht te bereiken. Welnu, niet was weersproken, dat het klooster te Tegelen wordt gebezigd: 1. tot het dag en nacht bidden voor de missiën; 2. tot het verrichten van winstgevenden arbeid door het maken en herstellen van kleedingstukken voor missionarissen en 't vervaardigen van handwerkjes; 3. tot het exploiteeren van een kleine boerderij ter voorziening in het levenson derhoud van de kloostergemeenschap. Het arrest, waarbij de Hooge Raad het beroep van den Minister verwierp, is nog duidelijker dan de beslissing van den Roer- mondschen Raad van Beroep. Wij lezen, dat de vereeniging van slotzusters te Tege len 190 geprofeste leden telt, van wie er 77 in de missie verblijven. De bezigheid van allen zonder uitzondering is echter hoofd zakelijk het gebed tot bevordering van het missiewerk. Hoewel vast staat, dat ook de zusters in de missie zich niet onledig hou den met onderwijs, ziekenverpleging en dergel., maar steeds binnen de kloostermu ren blijven om te bidden, overwoog de Hoo ge Raad toch, „dat het missiewerk, zich ten doel stellende het op Christelijken grond slag brengen van ontwikkeling en bescha ving, als strekkende tot algemeen nut moet worden beschouwd." Maar is het bidden van de Tegelsche zusters dan missiewerk? Zeker, antwoordde ons hoogste rechtscol lege, want „naar het oordeel van een zeer talrijk deel der bevolking wordt het mis siewerk door gebed, evenals door andere middelen van den godsdienst, daadwerkelijk bevorderd", zoodat de Raad van Beroep te Roermond, „zoowel met het oog op het doel als ten aanzien der aangewende middelen" terecht heeft aangenomen, dat het klooster te Tegelen „uitsluitend als inrichting tot algemeen nut" wordt gebruikt. Dat deze principieele, echt christelijke uitspraak om meer dan een reden van groot belang is, spreekt van zelf. Hoewel hier het gebed in verband met het missiewerk wordt beschouwd, liggen er toch gewichtige con sequenties ln dit arrest voor menig kloos ter. Is het de taak der leden onzedelijkheid, alcoholisme en allerlei volkskwalen te be strijden om zoodoende betere menschen te vormen %n een betere maatschappij te ver krijgen, dan strekt zoo'n klooster ongetwij feld tot algemeen nut en valt het niet on der de personeele belasting. Men bedenke echter wel, dat een klooster, wil het vrijstelling verkrijgen, zijn algemeen christelijk doel in zijn civielrechtelijke sta- tuten zoo breed mogelijk moet omschreven hebben wil het met succes opkomen tegen een aanslag in de personeele belasting. Mij is tenminste een Trappistenklooster be kend dat krachtens art. 4, 1, letter d een inrichting tot algemeen nut wilde zijn, daar het ziekenvertrekken en een apotheek ten dienste der kloosterlingen had. Zulk een doel is veel te beperkt. Wil men wettelijk een inrichting tot algemeen nut zijn, dan moet men de algemeene christelijke begin selen naar voren brengen en uitvoeren, zoo als de Tegelsche zusters hebben gedaan. Wij danken den Hoogen Raad voor zijn principieele uitspraak, die ons overtuigd zegt, dat wij in een Christelijk Nederland leven, hetwelk het gebed als het voornaam ste middel tot eigen zaligheid en redding van anderen beschouwt. Mr. VAN DEURNE. Grond voor onze boeren? Reeds in 1934 hebben wij de aandacht van den Nederlandschen exporthan- del op Zuid-Amerika gevestigd. Nu dit werelddeel bereisd wordt door de Ne- derlandsche handelsmissie onder Jhr. van Karnebeek, staan de daar gelegen staten bij ons in het middelpunt der belangstelling. Men heeft ook in ons blad kunnen lezen, hoe Philips juist te Buenos Aires een nieuwe fabriek heeft geopend, een voor beeld dat door de Erven Lucas Bols nog gevolgd zal worden. Zuid-Amerika biedt echter niet alleen mogelijkheden voor import van goederen en kapitaal, maar ook voor immigratie, speciaal van landbouwers. De Directeur van het Bureau voor Handelsinlichtingen te Amsterdam, die in dezen tijd veel vragen omtrent de Zuid-Amerikaansche republie ken tot zich gericht ziet, schrijft ons daar omtrent het volgende: „Wanneer men in aanmerking neemt, dat Argentinië een oppervlakte beslaat, die gelijk is aan 29 pCt. van de uitgestrektheid van Europa en overwegende, dat drie vierde gedeelte van den bodem geschikt is voor den landbouw, maar dat slechts een tiende daarvan voor verschillende culturen wordt gebruikt, komt men tot de conclusie, dat er aanleiding bestaat voor de Argentijnsche Regeering om de aandacht te wijden aan het vraagstuk van de immigratie. De Regeering van Argentinië bevordert de immigratie van landbouwers zooveel zij kan. Bij aankomst wordt den immigrant op regeeringskosten logies verleend in een modern, ruim immigranten-hotel. Zijn ba gage, gereedschappen en meubelen worden vrijgesteld van invoerrechten. Hij wordt met zijn familie gratis vervoerd naar de plaats van zijn bestemming en hij ont vangt inlichtingen betreffende landbouw en industrie door middel van cinematogra- phische lezingen in zijn eigen taal. De landerijen worden door den kolonist gekocht op afbetaling of, indien hij in het geheel geen aanvangskapitaal bezit kan hij het land pachten tegen betaling van 3 pCt. van de waarde van het land. Als voorwaarde wordt gesteld, dat de kolonist werkelijk boer is, gehuwd en kinderen heeft." De Argentijnsche landbouw is zeer veel zijdig en produceert zoowel alle soorten graan en aardappelen als rijst, grondnoten, katoen en suiker. Niet minder belangrijk zijn veeteelt en zuivelindustrie. Het bevolkingsprobleem in Nederland drukt niet het minst op den boerenstand. De theorie van Malthus, dat de bevolking zich sneller vermenigvuldigt dan de be staansmogelijkheid hoe onjuist zij in 't algemeen ook gebleken is gaat voor deze bevolkings groep wel op. De werkgelegen heid in de andere bedrijfstakken is voor- loopig ook nog niet bepaald schitterend, zoodat iedere mogelijkheid van emigratie verdient, ernstig onderzocht te worden. In dien Argentinië en wellicht ook andere Zuid-Amerikaansche republieken reëele kansen biedt, waarom zouden dan geen flinke Hollandsche boerenzoons, die in ons land nauwelijks een bestaan kunnen vin den, naar dat land verhuizen óm er een nieuwe Nederlandsche gemeenschap te stichten, zooals onze voorouders dat in Zuid-Afrika deden? Hier ligt o.i. een taak voor de boeren-or- ganisaties, opdat eventueele emigratie de gelijk worde voorbereid en het contact met het moederland ook in den vreemde be waard blijft. Wij hopen dat althans de ka tholieke standsorganisaties der boeren aan deze mogelijkheden hun volle aandacht zullen schenken. Dezer dagen werd te Cuxhaven de bekende opera van Handel „Judas Maccabaeus" opge voerd in een nieuwe bewerking van Johannes Meyer. In den nieuwen tekst zijn alle Oud Testamentische namen achterwege gelaten. Zijn ze soms vervangen door die van Wodan, Donar, Preya e.t.q.? Handel draait zich om in zijn graf. Het had al lang gespannen, maar nu was het dan toch eindelijk tot de lang-ver- wachte uitbarsting gekomen. Zoo iets kan op den duur ook niet uitblijven, móet tot een conflict leiden, tot groote onaangenaamheden en hoogloopende ruzies. Méneer van Soelen, een goede dertiger, was werkzaam op een der grootste bankinstellingen in de hoofdstad. Hij had er een zeer goede be trekking en door zijn buitengewone plichtsbe trachting en groote accuratesse stond hij in hoog aanzien bij zijn superieuren. Eiken dag was hij een der laatsten, die het kantoor ver lieten en dan kon men hem, keurig als hij was, met afgemeten tred vlug naar de naastbijzijnde tramhalte zien loopen, steeds een der groote dagbladen in zijn linkerzak. Dan ging hij naar huis, om te zien, of zijn vrouw al thuis was. Het echtpaar was kinderloos en mevrouw deed veel aan maatschappelijk werk. Maar dat huis! Ja, dat werd voor van Soelen èn voor zijn vrouw langzamerhand een waar kruis! Een gemeenschappelijke opgang met bovenburen geeft nu eenmaal géén vrijheid. In den beginne was alles goed gegaan. Toen die vermadeleide bovenburen pas getrouwd waren, was 't zoo erg niet. Hij, handelaar in radio artikelen, leek wel een geschikte kerel; zij was een Duitsche, voelde zich nog wat onwennig in de nieuwe Hollandsche omgeving. Van Soelen en zijn vrouw brachten een enkelen keer een bezoek; sporadisch, zoo eens in de twee maan den. Goede buren is best, maar meer ook niet, zei mevrouw. En meneer was het hiermee vol komen eens. Doch toen kwam de ellende! De bovenbuur werd verrast met 'n rechtschapen jongen, wien men o. m. den naam van Dorus gaf. En het duurde niet lang, of Dorus liet zich hóóren. Vooral des nachts was hij dikwijls erg luidkeels uitgevallen. Nu wilde het toeval, dat de slaapkamers der beide echtelieden juist onder elkaar gelegen waren. En bijna eiken nacht werd van Soelen wakker door het luidruchtig gezang van den jongen wereldburger. Doch méér nog, dan ergerde hij zich onuitsprekelijk aan hetgeen Dorus' mama zei. 'tWas „Dorussie" voor en „Dorussie, lieve Dorussie" na. Ze lijkt wel niet goed wijs, bromde van Soelen dan, terwijl hij pogingen deed om verder te slapen. Van dat oogenblik af was de goede verstandhouding aan merkelijk koeler geworden. Men groette elkaar nog wel, doch alleen maar omdat het zoo hoorde. Dorussie werd grooter, Dorussie werd drie jaren.... Dorussie bleek een verwend ondeugend jong te zijn, dat in alles zijn zin kreeg. Aan huilen geen gebrek! Evenmin aan stampvoeten! Als hij niet eten wilde, raakte de Pa van Dorus VroolijJce lentetocht Intusschen was het zeemonster in een zaal terecht gekomen waar juist een feestvergadering werd gehouden. Het vloog de zaal door en sloeg met zijn groote vinnen alle lampen kapot, waardoor de zaal eensklaps in diepe duisternis was gehuld. De heeren die op het podium stonden waren gek van angst. Onderwijl waren alle leden van de brandweer bij elkaar ge trommeld. Ze moesten bijna allen van buiten komen, waar zii juist meededen aan een groot muziekconcours buiten de stad. Ze liepen hard, netjes achter elkaar in een rijtje. De brandweer had het monster gauw bedwongen en Weldra stevig gebonden veilig en wel aan Piet en Drein afgeleverd. Dienzelfden avond namen de vrienden in de groote zaal af scheid van de bevolking en geholpen door de brandweer werd het zeemonster eindelijk aan Artis afgeleverd. A 17 A D/^T\TTVTtr >C op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen U *7^0 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door TE* *7®^ft bij een ongeval met i-T /Km m A I .1 .r. A\ I li I*1. Ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A %J\J» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A 9 Uvt doodelijken afloop wv' AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog. *4 „Dan zal het gebeuren! Maar gun uzelve nog even den tijd, om bij te komen. U kunt immers na de lunch gaan; maar in dezen toestand moet u niet vertrekken." „II zult mij dus laten gaan?" riep ik, koortsachtitg zijn hand vattend. „U zult mij niet dwingen, om hier tegen mijn wil te blijven?" Hij schrikte en een vuurroode blos overtoog zijn beschaamd gelaat. „Neen," zei hij beslist, „ik beloof u, dat u hier niet tegen uw wil zult blijven; ofschoon ik ook niet begrijp, hoe me gedachte bij u opkwam!" „Welke gedachte?" vroeg Mrs. Garbutt, ter wijl zij de kamer binnenkwam met een medicijn glas in de hand. „Is zij beter, Con?" „Ja, moeder, en zóó veel beter, dat ze er zelfs op staat, vandaag nog naar Londen te gaan." Zijn moeders gelaat betrok van onuitsprekelijk misnoegen. „Maar waarom," vroeg ze langzaam, „is uw terugkeer naar Londen van zoo groot belang?" M't Is ook niet van zoo groot belang," prevelde ik, „maar ik moet gaan, Mrs. Garbutt. Waarlijk; ik moét gaan!" „Ja, als 't moet, dan moét 't," zei ze met groote beslistheid. En zich omkeerend, verliet ze het vertrek met het glas in de hand. „Nu hebt u het verbruid, daar kunt u van op aan!" zei Consuelo, naar mij kijkend. „U hebt moeder zoo vreeselijk beleedigd, dat ze u niet eens den kalmeerenden drank geeft, dien ze voor u heeft klaar gemaakt." Eer hij nog uitgesproken had, was Mrs. Gar butt weer in de kamer. „Daar u zich nu eenmaal voorgenomen heeft, dat u vandaag naar Londen wilt terugkeeren, zou het toch verstandiger zijn, dat u nog wat rusten ging vóór de lunch." „Ja, dat is zoo," gaf ik toe, stond op en wilde naar mijn eigen kamer gaan, maar werd weer zoo duizelig, dat ik wankelde, zoodat Consuelo mij vlug te hulp kwam. Mrs. Garbutt stond mij na te kijken en onder dien achtervolgenden blik ging ik mij hoe lan ger hoe ellendiger voelen. „Ik vrees, dat u niet heel sterk is," zei ze kalm. „Dit is nu al de tweede keer in drie dagen, dat u zoo'n flauwte heeft. Uw hart is toch niet aangedaan?" „O, neen, in het geheel niet," antwoordde ik beslist. Maar ze glimlachte eens, of ze dit niet precies kon aannemen en ging voort: „In ieder geval zou ik maar eens goed rust nemen. En nu Collins uit is, zal ik u even naar uw kamer brengen. Ik ben een uitstekende ver pleegster, zooals Con kan getuigen. Eerst moet u eens goed slapen en als u dan wat kalmer is, zullen wij eens nader praten over uw vertrek. Als u het zóó zou kunnen schikken, dat u hier nog wat zou kunnen blijven, dan zou ik dit als een gunst opvatten. Con, help Miss Phillips naar haar kamer; dan zal ik een kalmeerenden drank voor haar gereed maken." Ik nam den arm aan, dien de jongen man mij bood, en, terwijl hij bij het scheiden mijn hand nog een oogenblik in de zijne hield, zei hij: „Kon ik toch maar iets voor u doen! U weet niet, hoe ongelukkig u er uitziet, met uw ge zwollen oogleden en dat bleeke gezichtje! Zorg maar, dat u aan de lunch weer de oude is, want anders zou ik nog tot een wanhoopsdaad kunnen overgaan!" Toen hij door den corridor ging, ontmoette hij zijn moeder, die uit haar eigen kamer kwam en hij hield zich even op, om een paar woorden met haar te wisselen. Blijkbaar vroeg hij haar iets naar aanleiding van den inhoud van het glas, dat zij in de hand had, want ze keek eens naar mij, terwijl ik nog aan mijn deur stond, kwam vlug naar mij toe en zei, terwijl wij samen mijn kamer binnengingen: „Waarlijk, Con's bezorgdheid voor u is wat overdreven en niet bepaald complimenteus voor mij als uw verpleegster! Hij hoopte, dat ik toch vooral den drank niet te sterk had gemaakt, hij vindt u zoo'n bijzonder teer schepseltje." Mrs. Garbutt hielp mij nu uitkleeden heel zacht en vriendelijk; maar, wetende, wat ik wist, rilde ik onder haar aanraking en moest ik mij geweld aandoen, om geen blijk te geven van mijn afkeer, Toen ik in bed was, bracht ze mij den drank, maar mijn hand trilde zóó, terwijl ik het glas aan de lippen bracht, dat ruim een derde van den inhoud over mijn sprei gemorst werd. Gelukkig keek Mrs. Garbutt niet en zoo wist ze niet, dat ik niet den heelen inhoud van het glas had geleegd. Het was mij haast onmogelijk, om een paar woorden van dank te zeggen, toen ze het glas weer van mij overnam. Ze verliet mij met den wensch, dat ik gauw in slaap zou vallen, waarna ik mij haastte, Val's brief te lezen. Dit was zijn eerste teeken van leven aan mij sinds onze verdeeldheid, maar de eigenlijke aan leiding daartoe werd niet door hem aangeroerd en van een verzoening werd ook niet gesproken Mogelijk meende hü, dat van mij de eerste stap daartoe moest uitgaan, daar ik boos van hem gescheiden was. De brief luidde als volgt: „Beste Bernice, Ik verkeer in een staat van zoo grooten twijfel en verbazing, dat ik dien niet langer dragen kan en je dus schrijf, om je te verzoe ken, mij het een en ander op te lossen. Vanochtend riepen zaken mij weer naar Londen en toen ik daarheen was gegaan in een huis in Jermynstreet, zag ik uit het venster van de eerste verdieping een jonge dame dat huis verlaten en den weg oversteken, die zóó sprekend op je leek, dat, als je het zelf niet was, je vast een dubbelgangster hebt! Daar ik om verschillende redenen mij daar omtrent, zekerheid wilde yerschaffen, volgde ik haar onmiddellijk; maar de jonge dame verdween en ik kon haar niet weervinden. Ik ging terug naar het huis, deed enkele vragen, en toen ik tot de ontdekking kwam, dat de jonge dame, die er zoo pas geweest was, zaken had willen doen met denzelfden per soon, dien ik had komen opzoeken, begreep ik, dat jij het moest zijn en begaf ik mij on middellijk naar het adres in Keppelstreet, dat je vader mij gezonden had. Hier werd mij meegedeeld, dat je Londen den vorigen dag verlaten had om een betrek king als gezelschapsdame te aanvaarden o, jou doordrijfstertje! en Mrs. Spink was van meening, dat ik mij vergist had omtrent de jongedame in Jermynstreet; maar met mij zelf ben ik het daaromtrent nog niet eens. Had de ontmoeting toevallig op straat plaats gevonden, dan zou ik geloofd hebben aan de gelijkenis van een dubbelgangster; maar, zoo als de zaken nü staan, is het géén toevallige samenloop Heb je je soms de moeite getroost, om mij overal na te gaan in Londen, waardoor je mij ook gevolgd bent in het huis in Jermynstreet? En, zoo jé,, wat was je bedoeling, om te trach ten in het bezit te komen van het pakje, dat door mijn vriend voor mij in bewaring was gegeven bij de hospita? Ben je mogelijk tot de ontdekking gekomen, wat het bevat, on danks mijn verlangen, dat je er niéts van af zou weten? Ik hoop van harte van niét, want Dit was al. De rest op het halve velletje was ik kwijt het halve velletje, dat mij verraden had aan Mrs. Garbutt. Dus Val was er óók al op uit, om in het bezit te komen van het geheimzinnige pakje en, wat méér was, te oordeelen naar de bewoordingen van den brief: hij scheen het te hebben gekre gen. Wat zou er nu gebeuren? Zou hij op Foun- deyre komen en er mij vinden? Maar dat kon toch niet: Mrs. Spink had natuurlijk gewei gerd, hem mijn adres te geven, maar had wél gezorgd, mij den brief door te sturen. Wat zou dat geheimzinnige pakje toch bevatten?.... En wat nog verwonderlijker was: hoe kon het nu zóó samentreffen, dat de Garbutts van Foundeyre Abbey in Hampshire en Mr. Brent- more, bankdirecteur in Earlstoke in Essex, er beiden evenzeer op uit waren, om het pakje te bemachtigen, dat Mr. Kribble had achterge laten bij zijn hospita in Jermynstreet? Gedurende eenigen tijd leidden deze gissingen mij af van andere zaken, mijn eigen veiligheid betreffende; maar ineens keerde ik toch tot dit onderwerp terug, toen ik den knop van de deur hoorde omdraaien. Ik had nauwelijks den tijd, om met de hand over de oogen te strijken, toen iemand heel zachtjes de kamer binnenkwam, aan het bed trad en aandachtig luisterde naar mijn adem haling. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10