KLOOSTERS EN PERSONEELE
BELASTING
ffldmtiaal mn dag
Yictoria,
Het Zeemonster van Nagasaki
EEen week "BB
erschrikkingenl
ROOMSCH-ROOD BLOK?
Emigratie naar
Argentinië
ZATERDAG 1 MEI 1937
Dorussie
veroorzaakt
spanning
Het merk, dat alle merken slaat
ALGEMEEN NUT VAN
HET GEBED
('t geldt voor biscuits en chocolaad),
dat goede merk is inderdaad
Hoe langer hoe gekker
.AR HET ENCELSCH J^f
stig kabinet in die hoofdkleuren. Ook van
andere zijden worden dergelijke politieke
insinuaties gelanceerd, om aan de R.K.
Staatspartij stemmen afhandig te maken.
Zelfs wordt uit Twente een naamloos ge-
cyclostyleerd pamflet rondgezonden met de
bedreiging, dat aldus enkele angstig ge
maakte Katholieke kiezers liever op de
Anti-revolutionnaire dan op. de Katholieke
lijst zouden stemmen.
Het is echter bekend, dat de R.K. Staats
partij verre van een rood-roomsch blok
staat. Van den haar aangewreven toeleg is
dan ook volstrekt geen sprake. Integendeel
gaat het er voor haar om, een zoo groot
mogelijk aantal zetels te bemachtigen, om
op die wijze mede de basis te kunnen leg
gen voor een Kabinet van positief christe
lijke samenwerking. Alle kiezers, die hier
naar streven, kunnen dus niet beter doen
dan de R.K. Staatspartij steunen.
U dacht immers, dat a nog best
vóór die andere auto het kruispunt
kon passeerenl Maar langs
den weg moet u dat niet „den
ken", u moet 't zeker weten)
meermalen buiten zichzelf van woede, en dan
klonk het: „Bh... aap, wil je wel eens....
gauw je eten opeten?"
Waarop van Soelen dan luid applaudisseerde
en aan z'n vrouw vroeg, of zij soms tijd had
om een boekje over paedagogie voor de ma en
pa van „lieve Dorussie" te koopen
Dorussie kende geen grooter genoegen, dan
hard van 't eene einde naar het andere einde
van de bovenwoning te hollen. Dravende en
stampvoetende. Klachten daarover werden door
Ma-Dorus blijkbaar voor kennisgeving aange
nomen. Haar lieve Dorus ook, waarom zou haar
schat dat niet eens mogen doen? Haar lieve
ling was onfeilbaar!
't Begon v. Soe
len te vervelen:
hij schreef er den
huisheer over.
Deze, een echt
burgermannetje,
kwam eens kijken,
constateerde
scheuren, diepe
scheuren in het plafond. „Schandelijk, mevrouw!
Een schandaal! Maar dat moet uit zijn! Ik zal
ze dat wel aan hun verstand brengen!" Eén dag
was 't rustig, maar daarna oefende Dorussie zich
weer voor het kampioenschap snelwandelen.
De zomer kwam in het land en de jeugdige
hardlooper vermaakte zich op het balcon. Van
Soelen werkte in zijn stadstuintje en Dorus was
een en al aandacht, riep maar: „dag, dag!"
St.., dacht meneer. Tot op een goeutfti middag,
vóór de van Soelens aan tafel zouden gaan, er
iets vreeselijks gebeurde. Van Soelen was bezig
het gras te knippen, toen er een groote bal juist
op z'n nieuwen hoed viel. Buiten zichzelf van
woede, nam meneer den bal, en met een talent,
een Hederlandsch Elftalspeler waardig, mikte
hij hem in het „doel", d. w. z. over de schut
ting in de sloot. Resultaat: huilpartij van Do
russie.
Schreeuw jij maar, dacht meneer en hij ging
verder met grassnijden. Doch plotseling 't
leek wel of het verwende jong 't er om deed
kwam er een kinderschopje naar beneden. Door
niets in zijn val belemmerd kwam het vrij
hard terecht op Van Soelen's linkerhand,
zóó, dat hij zich in z'n vinger sneed. Een ge-
weldig-gesmoorde verwensching en rood van
woede ging meneer naar de bel, waar hij het
meisje vroeg of hij Pa-Dorussie niet eens even
mocht spreken.
Het gesprek, dat tóen volgde, leent zich min
der om er hier 'n beschrijving van te geven! Doch
toen van Soelen aan tafel ging, zei hij tot zijn
vrouw: „Ziezoo, dat tuig weet, waar het aan
toe is! Heb jij ze al eens een opvoedkundig
werkje gezonden vrouw?"
Mevrouw bleek dat niet gedaan te hebben,
vond het, zooals ze opmerkte, maar paarlen
voor de zwijnen.
Den volgenden ochtend ging van Soelen wat
vroeger dan gewoonlijk de deur uit. In het
centrum, in een groote boekenzaak kocht hij
een handleiding; „Hoe voed ik mijn kind 0??''
Keurig verpakt ging het dien morgen per post
naar Ma- en Pa-Dorussie.
Van Soelen was bevredigd.
En hij kende zijn buren niet meer, behan
delde ze vooraan als „lucht" en ging zijns weegs.
Toen dat najaar de haard aangelegd moest
worden, kreeg de gedienstige opdracht dit te
doen metDorussie's houten schopje.
„Daar gaat m'n lieve Dorussie", lachte van
Soelen. ,,'t Tuig moest het weten!"
Neen, christelijke samenwerking
De N.S.B.-bladen blijven voortgaan, de
Katholieke Staatspartij te beschul
digen, aan te sturen op de vorming
van een roomsch-rood blok en een toekom-
Nu op het merkwaardig arrest van den
Hoogen Raad van 16 December 1936,
waarbij de Slotzusters van Tegelen
vrij verklaard werden van personeele be
lasting, in verschillende bladen, ook in dit
blad, en zelfs in de Osservatore Romano van
15 April gewezen is, lijkt het mij alleszins
dienstig voor den niet-juridisch geschool
den lezer uiteen te zetten, waarover de
kwestie liep en welke gronden de Hooge
Raad voor zijn beslissing aanvoerde.
Volgens art. 4, 9, letter d wordt geen
belasting geheven wegens het gebruik van
perceelen en gedeelten van perceelen, wel
ke uitsluitend dienen „als inrichting tot
algemeen nut". Deze vrijgestelde perceelen
moeten dan gebruikt worden door zedelijke
lichamen, vereenigingen in het bezit van
rechtspersoonlijkheid of stichtingen, die
geen winst beoogen tenzij tot eigen in
standhouding of voor armenzorg.
Men begrijpt, dat de eene Raad van Be
roep vaak een geheel andere opvatting
heeft van „algemeen nut" dan een andere
Raad van Beroep. En de Inspecteurs der
Directe Belastingen insgelijks. Zoo verklaar
de de Raad van Beroep I te Amsterdam de,
bibliotheek van de Vereeniging ter bevor
dering van de belangen des Boekhandels te
Amsterdam een inrichting tot algemeen nut
en rangschikte de Hooge Raad zelfs een
onder toezicht staand botercontröle-sta-
tion onder genoemd artikel. Plaatsingbu-
reaux voor zeelieden, tehuizen voor arbei
ders, gastenkwartieren van kloosters, die
nende tot herberging van reizigers, en tal
rijke instellingen kunnen volgens de recht
spraak niet in de personeele belasting aan
geslagen worden.
Een patronaatsgebouw, mede gebezigd
voor vergaderingen van vereenigingen, die
de bevordering van de stoffelijke belangen
harer leden beoogen, is echter niet uitslui
tend in gebruik als inrichting tot algemeen
nut. En een gebouw, waar spiritisten sa
menkomen, evenmin.
Wanneer patronaatsgebouwen, gebouwen
van werklieden en centrale bureaux van
vakorganisaties geen aanspraak op vrij
stelling hebben, wat dan te denken van
kloosters, bewoond door zusters, die geen
onderwijs geven, geen zieken verplegen,
maar een beschouwend leven leiden? De
Inspecteur te Venlo oordeelde, dat een zoo
danig klooster te Tegelen niet tot algemeen
nut strekte en vorderde een flink bedrag,
dat hij weliswaar verminderd had. Voor de
zusters bleef het echter een hooge som,
waarom zij zich op 8 Januari van het vorig
jaar tot den Raad van Beroep wendden.
Deze vernietigde nu op 27 Maart d.a.v. de
beschikking van 'den Inspecteur, niet omdat
de zusters eeuwigdurende aanbidding hou
den ten behoeve van de missiën, maar een
voudig omdat zij missiezusters zijn en haar
inrichting derhalve tot algemeen nut ge
bruiken, „waarbij de Raad zich op het
standpunt stelt, dat het aan appellante
zelf moet worden overgelaten te beoordee-
len, of het bidden voor de missiën een ge
schikt middel is om haar doel te bereiken."
Met deze uitspraak kon de Minister van
Financiën zich niet vereenigen, zoodat hij
beroep in cassatie instelde. Z.Exc. wees er
op, dat niet beslissend is de omschrijving
van het doel der vereeniging in haar statu
ten, maar het feitelijk gebruik, dat van
het perceel wordt gemaakt, terwijl daarbij
mede moet worden gelet op de middelen,
waardoor de vereeniging haar doel tracht
te bereiken. Welnu, niet was weersproken,
dat het klooster te Tegelen wordt gebezigd:
1. tot het dag en nacht bidden voor de
missiën;
2. tot het verrichten van winstgevenden
arbeid door het maken en herstellen van
kleedingstukken voor missionarissen en 't
vervaardigen van handwerkjes;
3. tot het exploiteeren van een kleine
boerderij ter voorziening in het levenson
derhoud van de kloostergemeenschap.
Het arrest, waarbij de Hooge Raad het
beroep van den Minister verwierp, is nog
duidelijker dan de beslissing van den Roer-
mondschen Raad van Beroep. Wij lezen,
dat de vereeniging van slotzusters te Tege
len 190 geprofeste leden telt, van wie er 77
in de missie verblijven. De bezigheid van
allen zonder uitzondering is echter hoofd
zakelijk het gebed tot bevordering van het
missiewerk. Hoewel vast staat, dat ook de
zusters in de missie zich niet onledig hou
den met onderwijs, ziekenverpleging en
dergel., maar steeds binnen de kloostermu
ren blijven om te bidden, overwoog de Hoo
ge Raad toch, „dat het missiewerk, zich ten
doel stellende het op Christelijken grond
slag brengen van ontwikkeling en bescha
ving, als strekkende tot algemeen nut moet
worden beschouwd." Maar is het bidden
van de Tegelsche zusters dan missiewerk?
Zeker, antwoordde ons hoogste rechtscol
lege, want „naar het oordeel van een zeer
talrijk deel der bevolking wordt het mis
siewerk door gebed, evenals door andere
middelen van den godsdienst, daadwerkelijk
bevorderd", zoodat de Raad van Beroep te
Roermond, „zoowel met het oog op het doel
als ten aanzien der aangewende middelen"
terecht heeft aangenomen, dat het klooster
te Tegelen „uitsluitend als inrichting tot
algemeen nut" wordt gebruikt.
Dat deze principieele, echt christelijke
uitspraak om meer dan een reden van groot
belang is, spreekt van zelf. Hoewel hier het
gebed in verband met het missiewerk wordt
beschouwd, liggen er toch gewichtige con
sequenties ln dit arrest voor menig kloos
ter. Is het de taak der leden onzedelijkheid,
alcoholisme en allerlei volkskwalen te be
strijden om zoodoende betere menschen te
vormen %n een betere maatschappij te ver
krijgen, dan strekt zoo'n klooster ongetwij
feld tot algemeen nut en valt het niet on
der de personeele belasting.
Men bedenke echter wel, dat een klooster,
wil het vrijstelling verkrijgen, zijn algemeen
christelijk doel in zijn civielrechtelijke sta-
tuten zoo breed mogelijk moet omschreven
hebben wil het met succes opkomen tegen
een aanslag in de personeele belasting. Mij
is tenminste een Trappistenklooster be
kend dat krachtens art. 4, 1, letter d een
inrichting tot algemeen nut wilde zijn, daar
het ziekenvertrekken en een apotheek ten
dienste der kloosterlingen had. Zulk een
doel is veel te beperkt. Wil men wettelijk
een inrichting tot algemeen nut zijn, dan
moet men de algemeene christelijke begin
selen naar voren brengen en uitvoeren, zoo
als de Tegelsche zusters hebben gedaan.
Wij danken den Hoogen Raad voor zijn
principieele uitspraak, die ons overtuigd
zegt, dat wij in een Christelijk Nederland
leven, hetwelk het gebed als het voornaam
ste middel tot eigen zaligheid en redding
van anderen beschouwt.
Mr. VAN DEURNE.
Grond voor onze boeren?
Reeds in 1934 hebben wij de aandacht
van den Nederlandschen exporthan-
del op Zuid-Amerika gevestigd. Nu
dit werelddeel bereisd wordt door de Ne-
derlandsche handelsmissie onder Jhr. van
Karnebeek, staan de daar gelegen staten
bij ons in het middelpunt der belangstelling.
Men heeft ook in ons blad kunnen lezen,
hoe Philips juist te Buenos Aires een
nieuwe fabriek heeft geopend, een voor
beeld dat door de Erven Lucas Bols nog
gevolgd zal worden.
Zuid-Amerika biedt echter niet alleen
mogelijkheden voor import van goederen
en kapitaal, maar ook voor immigratie,
speciaal van landbouwers. De Directeur van
het Bureau voor Handelsinlichtingen te
Amsterdam, die in dezen tijd veel vragen
omtrent de Zuid-Amerikaansche republie
ken tot zich gericht ziet, schrijft ons daar
omtrent het volgende:
„Wanneer men in aanmerking neemt,
dat Argentinië een oppervlakte beslaat, die
gelijk is aan 29 pCt. van de uitgestrektheid
van Europa en overwegende, dat drie vierde
gedeelte van den bodem geschikt is voor
den landbouw, maar dat slechts een tiende
daarvan voor verschillende culturen wordt
gebruikt, komt men tot de conclusie, dat er
aanleiding bestaat voor de Argentijnsche
Regeering om de aandacht te wijden aan
het vraagstuk van de immigratie.
De Regeering van Argentinië bevordert
de immigratie van landbouwers zooveel zij
kan. Bij aankomst wordt den immigrant
op regeeringskosten logies verleend in een
modern, ruim immigranten-hotel. Zijn ba
gage, gereedschappen en meubelen worden
vrijgesteld van invoerrechten. Hij wordt
met zijn familie gratis vervoerd naar de
plaats van zijn bestemming en hij ont
vangt inlichtingen betreffende landbouw
en industrie door middel van cinematogra-
phische lezingen in zijn eigen taal.
De landerijen worden door den kolonist
gekocht op afbetaling of, indien hij in het
geheel geen aanvangskapitaal bezit kan hij
het land pachten tegen betaling van 3 pCt.
van de waarde van het land. Als voorwaarde
wordt gesteld, dat de kolonist werkelijk
boer is, gehuwd en kinderen heeft."
De Argentijnsche landbouw is zeer veel
zijdig en produceert zoowel alle soorten
graan en aardappelen als rijst, grondnoten,
katoen en suiker. Niet minder belangrijk
zijn veeteelt en zuivelindustrie.
Het bevolkingsprobleem in Nederland
drukt niet het minst op den boerenstand.
De theorie van Malthus, dat de bevolking
zich sneller vermenigvuldigt dan de be
staansmogelijkheid hoe onjuist zij in 't
algemeen ook gebleken is gaat voor deze
bevolkings groep wel op. De werkgelegen
heid in de andere bedrijfstakken is voor-
loopig ook nog niet bepaald schitterend,
zoodat iedere mogelijkheid van emigratie
verdient, ernstig onderzocht te worden. In
dien Argentinië en wellicht ook andere
Zuid-Amerikaansche republieken reëele
kansen biedt, waarom zouden dan geen
flinke Hollandsche boerenzoons, die in ons
land nauwelijks een bestaan kunnen vin
den, naar dat land verhuizen óm er een
nieuwe Nederlandsche gemeenschap te
stichten, zooals onze voorouders dat in
Zuid-Afrika deden?
Hier ligt o.i. een taak voor de boeren-or-
ganisaties, opdat eventueele emigratie de
gelijk worde voorbereid en het contact met
het moederland ook in den vreemde be
waard blijft. Wij hopen dat althans de ka
tholieke standsorganisaties der boeren aan
deze mogelijkheden hun volle aandacht
zullen schenken.
Dezer dagen werd te Cuxhaven de bekende
opera van Handel „Judas Maccabaeus" opge
voerd in een nieuwe bewerking van Johannes
Meyer. In den nieuwen tekst zijn alle Oud
Testamentische namen achterwege gelaten.
Zijn ze soms vervangen door die van Wodan,
Donar, Preya e.t.q.?
Handel draait zich om in zijn graf.
Het had al lang gespannen, maar nu was
het dan toch eindelijk tot de lang-ver-
wachte uitbarsting gekomen. Zoo iets kan
op den duur ook niet uitblijven, móet tot een
conflict leiden, tot groote onaangenaamheden
en hoogloopende ruzies.
Méneer van Soelen, een goede dertiger, was
werkzaam op een der grootste bankinstellingen
in de hoofdstad. Hij had er een zeer goede be
trekking en door zijn buitengewone plichtsbe
trachting en groote accuratesse stond hij in
hoog aanzien bij zijn superieuren. Eiken dag
was hij een der laatsten, die het kantoor ver
lieten en dan kon men hem, keurig als hij was,
met afgemeten tred vlug naar de naastbijzijnde
tramhalte zien loopen, steeds een der groote
dagbladen in zijn linkerzak. Dan ging hij naar
huis, om te zien, of zijn vrouw al thuis was. Het
echtpaar was kinderloos en mevrouw deed veel
aan maatschappelijk werk.
Maar dat huis! Ja, dat werd voor van Soelen
èn voor zijn vrouw langzamerhand een waar
kruis! Een gemeenschappelijke opgang met
bovenburen geeft nu eenmaal géén vrijheid. In
den beginne was alles goed gegaan. Toen die
vermadeleide bovenburen pas getrouwd waren,
was 't zoo erg niet. Hij, handelaar in radio
artikelen, leek wel een geschikte kerel; zij was
een Duitsche, voelde zich nog wat onwennig in
de nieuwe Hollandsche omgeving. Van Soelen
en zijn vrouw brachten een enkelen keer een
bezoek; sporadisch, zoo eens in de twee maan
den. Goede buren is best, maar meer ook niet,
zei mevrouw. En meneer was het hiermee vol
komen eens.
Doch toen kwam de ellende! De bovenbuur
werd verrast met 'n rechtschapen jongen, wien
men o. m. den naam van Dorus gaf. En het
duurde niet lang, of Dorus liet zich hóóren.
Vooral des nachts was hij dikwijls erg luidkeels
uitgevallen.
Nu wilde het toeval, dat de slaapkamers der
beide echtelieden juist onder elkaar gelegen
waren. En bijna eiken nacht werd van Soelen
wakker door het luidruchtig gezang van den
jongen wereldburger. Doch méér nog, dan
ergerde hij zich onuitsprekelijk aan hetgeen
Dorus' mama zei. 'tWas „Dorussie" voor en
„Dorussie, lieve Dorussie" na. Ze lijkt wel niet
goed wijs, bromde van Soelen dan, terwijl hij
pogingen deed om verder te slapen. Van dat
oogenblik af was de goede verstandhouding aan
merkelijk koeler geworden. Men groette elkaar
nog wel, doch alleen maar omdat het zoo
hoorde.
Dorussie werd grooter, Dorussie werd drie
jaren.... Dorussie bleek een verwend ondeugend
jong te zijn, dat in alles zijn zin kreeg. Aan
huilen geen gebrek! Evenmin aan stampvoeten!
Als hij niet eten wilde, raakte de Pa van Dorus
VroolijJce lentetocht
Intusschen was het zeemonster in een zaal terecht gekomen
waar juist een feestvergadering werd gehouden. Het vloog de
zaal door en sloeg met zijn groote vinnen alle lampen kapot,
waardoor de zaal eensklaps in diepe duisternis was gehuld. De
heeren die op het podium stonden waren gek van angst.
Onderwijl waren alle leden van de brandweer bij elkaar ge
trommeld. Ze moesten bijna allen van buiten komen, waar zii
juist meededen aan een groot muziekconcours buiten de stad.
Ze liepen hard, netjes achter elkaar in een rijtje.
De brandweer had het monster gauw bedwongen en Weldra
stevig gebonden veilig en wel aan Piet en Drein afgeleverd.
Dienzelfden avond namen de vrienden in de groote zaal af
scheid van de bevolking en geholpen door de brandweer werd
het zeemonster eindelijk aan Artis afgeleverd.
A 17 A D/^T\TTVTtr >C op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen U *7^0 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door TE* *7®^ft bij een ongeval met i-T /Km m
A I .1 .r. A\ I li I*1. Ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A %J\J» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A 9 Uvt doodelijken afloop wv'
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
*4
„Dan zal het gebeuren! Maar gun uzelve nog
even den tijd, om bij te komen. U kunt immers
na de lunch gaan; maar in dezen toestand
moet u niet vertrekken."
„II zult mij dus laten gaan?" riep ik,
koortsachtitg zijn hand vattend. „U zult mij niet
dwingen, om hier tegen mijn wil te blijven?"
Hij schrikte en een vuurroode blos overtoog
zijn beschaamd gelaat.
„Neen," zei hij beslist, „ik beloof u, dat u hier
niet tegen uw wil zult blijven; ofschoon ik ook
niet begrijp, hoe me gedachte bij u opkwam!"
„Welke gedachte?" vroeg Mrs. Garbutt, ter
wijl zij de kamer binnenkwam met een medicijn
glas in de hand. „Is zij beter, Con?"
„Ja, moeder, en zóó veel beter, dat ze er zelfs
op staat, vandaag nog naar Londen te gaan."
Zijn moeders gelaat betrok van onuitsprekelijk
misnoegen.
„Maar waarom," vroeg ze langzaam, „is uw
terugkeer naar Londen van zoo groot belang?"
M't Is ook niet van zoo groot belang," prevelde
ik, „maar ik moet gaan, Mrs. Garbutt. Waarlijk;
ik moét gaan!"
„Ja, als 't moet, dan moét 't," zei ze met groote
beslistheid. En zich omkeerend, verliet ze het
vertrek met het glas in de hand.
„Nu hebt u het verbruid, daar kunt u van op
aan!" zei Consuelo, naar mij kijkend. „U hebt
moeder zoo vreeselijk beleedigd, dat ze u niet
eens den kalmeerenden drank geeft, dien ze voor
u heeft klaar gemaakt."
Eer hij nog uitgesproken had, was Mrs. Gar
butt weer in de kamer.
„Daar u zich nu eenmaal voorgenomen heeft,
dat u vandaag naar Londen wilt terugkeeren,
zou het toch verstandiger zijn, dat u nog wat
rusten ging vóór de lunch."
„Ja, dat is zoo," gaf ik toe, stond op en wilde
naar mijn eigen kamer gaan, maar werd weer
zoo duizelig, dat ik wankelde, zoodat Consuelo
mij vlug te hulp kwam.
Mrs. Garbutt stond mij na te kijken en onder
dien achtervolgenden blik ging ik mij hoe lan
ger hoe ellendiger voelen.
„Ik vrees, dat u niet heel sterk is," zei ze
kalm. „Dit is nu al de tweede keer in drie dagen,
dat u zoo'n flauwte heeft. Uw hart is toch niet
aangedaan?"
„O, neen, in het geheel niet," antwoordde ik
beslist.
Maar ze glimlachte eens, of ze dit niet precies
kon aannemen en ging voort:
„In ieder geval zou ik maar eens goed rust
nemen. En nu Collins uit is, zal ik u even naar
uw kamer brengen. Ik ben een uitstekende ver
pleegster, zooals Con kan getuigen. Eerst moet
u eens goed slapen en als u dan wat kalmer is,
zullen wij eens nader praten over uw vertrek.
Als u het zóó zou kunnen schikken, dat u hier
nog wat zou kunnen blijven, dan zou ik dit als
een gunst opvatten. Con, help Miss Phillips
naar haar kamer; dan zal ik een kalmeerenden
drank voor haar gereed maken."
Ik nam den arm aan, dien de jongen man mij
bood, en, terwijl hij bij het scheiden mijn hand
nog een oogenblik in de zijne hield, zei hij:
„Kon ik toch maar iets voor u doen! U weet
niet, hoe ongelukkig u er uitziet, met uw ge
zwollen oogleden en dat bleeke gezichtje! Zorg
maar, dat u aan de lunch weer de oude is,
want anders zou ik nog tot een wanhoopsdaad
kunnen overgaan!"
Toen hij door den corridor ging, ontmoette hij
zijn moeder, die uit haar eigen kamer kwam en
hij hield zich even op, om een paar woorden
met haar te wisselen. Blijkbaar vroeg hij haar
iets naar aanleiding van den inhoud van het
glas, dat zij in de hand had, want ze keek eens
naar mij, terwijl ik nog aan mijn deur stond,
kwam vlug naar mij toe en zei, terwijl wij
samen mijn kamer binnengingen:
„Waarlijk, Con's bezorgdheid voor u is wat
overdreven en niet bepaald complimenteus voor
mij als uw verpleegster! Hij hoopte, dat ik toch
vooral den drank niet te sterk had gemaakt, hij
vindt u zoo'n bijzonder teer schepseltje."
Mrs. Garbutt hielp mij nu uitkleeden heel
zacht en vriendelijk; maar, wetende, wat ik
wist, rilde ik onder haar aanraking en moest ik
mij geweld aandoen, om geen blijk te geven van
mijn afkeer,
Toen ik in bed was, bracht ze mij den drank,
maar mijn hand trilde zóó, terwijl ik het glas
aan de lippen bracht, dat ruim een derde van
den inhoud over mijn sprei gemorst werd.
Gelukkig keek Mrs. Garbutt niet en zoo wist
ze niet, dat ik niet den heelen inhoud van het
glas had geleegd.
Het was mij haast onmogelijk, om een paar
woorden van dank te zeggen, toen ze het glas
weer van mij overnam. Ze verliet mij met den
wensch, dat ik gauw in slaap zou vallen, waarna
ik mij haastte, Val's brief te lezen.
Dit was zijn eerste teeken van leven aan mij
sinds onze verdeeldheid, maar de eigenlijke aan
leiding daartoe werd niet door hem aangeroerd
en van een verzoening werd ook niet gesproken
Mogelijk meende hü, dat van mij de eerste
stap daartoe moest uitgaan, daar ik boos van
hem gescheiden was.
De brief luidde als volgt:
„Beste Bernice,
Ik verkeer in een staat van zoo grooten
twijfel en verbazing, dat ik dien niet langer
dragen kan en je dus schrijf, om je te verzoe
ken, mij het een en ander op te lossen.
Vanochtend riepen zaken mij weer naar
Londen en toen ik daarheen was gegaan in een
huis in Jermynstreet, zag ik uit het venster
van de eerste verdieping een jonge dame dat
huis verlaten en den weg oversteken, die zóó
sprekend op je leek, dat, als je het zelf niet
was, je vast een dubbelgangster hebt! Daar
ik om verschillende redenen mij daar omtrent,
zekerheid wilde yerschaffen, volgde ik haar
onmiddellijk; maar de jonge dame verdween
en ik kon haar niet weervinden.
Ik ging terug naar het huis, deed enkele
vragen, en toen ik tot de ontdekking kwam,
dat de jonge dame, die er zoo pas geweest was,
zaken had willen doen met denzelfden per
soon, dien ik had komen opzoeken, begreep
ik, dat jij het moest zijn en begaf ik mij on
middellijk naar het adres in Keppelstreet,
dat je vader mij gezonden had.
Hier werd mij meegedeeld, dat je Londen
den vorigen dag verlaten had om een betrek
king als gezelschapsdame te aanvaarden o,
jou doordrijfstertje! en Mrs. Spink was van
meening, dat ik mij vergist had omtrent de
jongedame in Jermynstreet; maar met mij
zelf ben ik het daaromtrent nog niet eens.
Had de ontmoeting toevallig op straat plaats
gevonden, dan zou ik geloofd hebben aan de
gelijkenis van een dubbelgangster; maar, zoo
als de zaken nü staan, is het géén toevallige
samenloop
Heb je je soms de moeite getroost, om mij
overal na te gaan in Londen, waardoor je mij
ook gevolgd bent in het huis in Jermynstreet?
En, zoo jé,, wat was je bedoeling, om te trach
ten in het bezit te komen van het pakje, dat
door mijn vriend voor mij in bewaring was
gegeven bij de hospita? Ben je mogelijk tot
de ontdekking gekomen, wat het bevat, on
danks mijn verlangen, dat je er niéts van af
zou weten? Ik hoop van harte van niét,
want
Dit was al. De rest op het halve velletje was
ik kwijt het halve velletje, dat mij verraden
had aan Mrs. Garbutt.
Dus Val was er óók al op uit, om in het bezit
te komen van het geheimzinnige pakje en, wat
méér was, te oordeelen naar de bewoordingen
van den brief: hij scheen het te hebben gekre
gen.
Wat zou er nu gebeuren? Zou hij op Foun-
deyre komen en er mij vinden? Maar dat kon
toch niet: Mrs. Spink had natuurlijk gewei
gerd, hem mijn adres te geven, maar had wél
gezorgd, mij den brief door te sturen. Wat
zou dat geheimzinnige pakje toch bevatten?....
En wat nog verwonderlijker was: hoe kon het
nu zóó samentreffen, dat de Garbutts van
Foundeyre Abbey in Hampshire en Mr. Brent-
more, bankdirecteur in Earlstoke in Essex, er
beiden evenzeer op uit waren, om het pakje te
bemachtigen, dat Mr. Kribble had achterge
laten bij zijn hospita in Jermynstreet?
Gedurende eenigen tijd leidden deze gissingen
mij af van andere zaken, mijn eigen veiligheid
betreffende; maar ineens keerde ik toch tot dit
onderwerp terug, toen ik den knop van de deur
hoorde omdraaien.
Ik had nauwelijks den tijd, om met de hand
over de oogen te strijken, toen iemand heel
zachtjes de kamer binnenkwam, aan het bed
trad en aandachtig luisterde naar mijn adem
haling.
(Wordt vervolgd)