Voor het a.s. Zomerseizoen Groot verschil van animo d e - f h - n P Den buiten staat op ontluiken a - b - c g - k - m o - q - r - s t - u - VERTELLINGEN VAN SIBOTAK Zorg in en voor de Ziekenkamer Ge ziet den zomer komen ZONDAG 2 MEI 1937 Sandaaltjes, mutsje en tasch Waarop al onze aandacht moet geconcentreerd zijn Natuurlijke hoogtezon in een vliegtuig Rozen en koude ONS PRIJSRAADSEL Het genre van omzetten en koppe len bleek zeer in den smaak te vallen Een „reken"-probleem Oplossing vorig raadsel Prijswinnaars Het nieuwe raadsel - V Recordvlucht van een zwaluw De stad zonder musschen Kaaimannen-vangst BRABANTSCHE BRIEVEN Wie deze smalle, onbeduidende reepjes door de vingers laat glijden, zal zich nauwelijks kunnen voorstellen, welke aller aardigste garneeringen hiervan te maken zijnHet is te beschouwen als een verdienste voor de mode-ontwerpers, dat zij détails uit vroeger tijden als „Nouveautés" op onze voorjaars- en zomertoiletten hebben overgeplant. Op verschillende manieren kan dan ook dit zigzagband worden verwerkt; ten eerste zooals bovenstaande plaatjes aangeven; het kan op den rokzoom worden aangebracht en o zoo goed naden, die we eigenlijk liever niet zien, keurig bedekken. Daarbij voor kinderkleeding een welkome afwisseling Hoewel het misschien wat ongeloofwaardig lijkt is het toch waar, dat dit koude en gure voorjaar een voordeel heeft. Het is moeilijk dit toe te geven, als we onze voor- jaars-garderobe kant en klaar in de kast zien hangen en ondanks ons verlangen die aan te trekken, gedwongen zijn in onze winterjas rond te loopen, die ons al lang verveelt, en in een wollen jurk, die we al haast hadden opgeborgen. En is het ook zoo, dat we het het weer daar buiten vreeselijk kwalijk nemen, dat we zoo blij zijn nog bij een brandende kachel te kun nen kruipen. Maar ondanks al deze booze aan tijgingen tegen het koude voorjaar heeft het toch een voordeel, en dat is dat we nu zoo prachtig den tijd hebben om leuke dingen te maken voor de warme dagen die komen, want we zullen er dan toch maar op rekenen dat ze eens komen. Wat hier volgt, is de beschrijving van een paar sandaaltjes met bijpassend mutsje en tasch, alle van raffia in verschillende kleuren vervaardigd. Voor de sandaaltjes gaan we aldus te werk. We koopen een paar gewone witte schoenen met touwzolen en halen alles er af, zoodat we de enkele zolen overhouden. Dan haken we van vasten een reep raffia, 5 cm. breed en pl.m. 15 cm. lang (dit is afhankelijk van de breedte van den voet en zal dus bij een ieder verschil lend zijn). Deze reep wordt in felle'kleuren ge haakt, bijv. groen, oranje, blauw en geel en Wordt stevig op de zool vastgenaaid met dun touw. Vervolgens wordt er een reepje van 2 cm. breedte en pijn. 1 cm. lengte gehaakt. Dit wordt dubbel geslagen en tegen den achterkant van de zool bevestigd, wat dus ook tegen onze hiel aankomt. Hier doorheen komt 't smalle bandje van 1 cm, wat om onzen enkel geslagen wordt en met een ruimen strik op de wreef vastge maakt, de sandaal tegen uitsloffen zal behoe den. Vervolgens koopen we een stukje wit scha- penleer (wat heel goedkoop is) en plakken dit met syndeticon over de touwzool heen, om de vasthechting van de breede reep te bedekken en onze huid tegen het ruwe touw te bescher men, en dan zijn we klaar en we hebben on gelooflijk aardige sandalen voor de warme zo merdagen. Het mutsje, dat er bij hoort en waarin dus dezelfde vrooljjke kleuren zijn terug te vinden, Na vele jaren geoefend te hebben, is het een Keulschen artist gelukt, de „Indische touwtruc" toe te passen. Zoo als men weet zien fakirs er kans toe, z.g.n. in een touw te klimmen, dat in de lucht zweeft. De Keulenaar heeft de truc ontmaskerd en laat hierboven zien, hoe een kind langs het opgerichte touw omhoog klimt maken we aldus: er wordt een absoluut aan sluitend bolletje gemaakt. We beginnen dus met een schijfje te haken en dan is het een kwestie van meerderen en minderen een goeden pas vorm ontstaat alleen maar, als we ieder oogen- blik eventjes probeeren of het wel goed aan sluit. Is het klaar, dan vlechten we een neel dikke vlecht van alle kleurtjes en naaien die er om heen zóó, dat, wanneer we het mutsje op hebben, de vlecht op die plaats zit, als ware het onze eigen vlecht, terwijl dus nog een randje van het bolletje zelf vrij blijft. Dit maakt een alleraardigst effect, wat tegelijkertijd zeer mo dern is. En dan de tasch, die er ongetwijfeld bijhoort om, wanneer we naar buiten trekken, er ons heele hebben en houwen in mpe te kunnen ne men. Ook deze is weer heel eenvoudig. We ha ken twee groote ronde schijven van naturel en bovengenoemde kleuren. En de grootte? Die is volkomen afhankelijk van den persoon, die de tasch zal gebruiken. U weet het, de eene vrouw moet nu eenmaal persé alle mogelijke bezittin gen ten allen tijde bij zich weten, om gelukkig te zijn en de andere is volkomen tevreden met de helft. Wie dus een groote tasch wil hebben, haakt een paar flinke schijven. Die haken we dan met een flinke breede reep aan elkaar en laten de hengsels uit den binnenkant van de tasch komen, om het motief van de gekleurde cirkels niet te breken. En met deze tasch is het drietal voltooid één waarvan u dezen zomer veel pleizier en ge mak kunt beleven. MARIJE. Hoe keurig we ook op onze woning zijn, in de ziekenkamer moet alles nog een tikje beter gedaan worden dan elders in ons huis. Immers, de patiënt, of de ziekte nu zeer ernstig is of minder ernstig, is op de zieken kamer aangewezen en moet daarin dus alle comfort en pleizierige dingen vinden, die een gezond mensch in het geheele huis en daar buiten vindt. Bovendien mist een zieke al zoo veel, dat men gezond zijnde niet eens meer waardeert, dat we ons uiterste best moeten doen om dit gemis zoo klein mogelijk te maken. Bij voorkeur nemen we dus als ziekenvertrek een vroolijke, zonnige kamer, waar goed ge lucht kan worden en die vooral niet te klein is. De heele kamer moet rustig, luchtig en uiterst zindelijk gehouden worden en de genezende zonnestralen moeten ongehinderd binnen kun nen komen, echter zoo, dat ze den patiënt niet hinderen. De meubels neemt men bij voorkeur van gelakt hout of ijzer, zoodat ze met een vochtigen doek afgestoft kunnen worden. Het stof wordt hierdoor grondig weggenomen, zoo dat we niet altijd behoeven rond te loopen met een stofdoek of zeilzwabber. Hierdoor wordt de rast in de kamer ten zeerste gebaat. Het bed moet aan drie zijden minstens vrij staan, zoodat men de(n) zieke aan alle kanten kan helpen. Ook moet het bed niet te laag zijn, dit is en voor verpleegster en voor ver pleegde zeer vermoeiend. Het is natuurlijk veel vroolijker om overdag een niet te zware licht gekleurde sprei over het bed te leggen en bij voorkeur geeft men ook mooi beddegoed. Als het beddegoed verwisseld moet worden, moet men er op toezien, dat het schoone linnen niet koud is, het moet dus eerst bij een kachel of door middel van warmwaterkruiken worden gewarmd. Te veel licht kan ook hinderlijk zijn en dus plaatst men het bed zoo, dat de patiënt niet het directe licht in de oogen krijgt, maar toch ook weer niet zoo, dat hij niet naar buiten kan kijken, 's Avonds moet de gelegenheid bestaan een lichtje achter de(n) zieke aan te brengen, dat indien noodig met een groen schermpje kan worden bedekt. Medicijnfleschjes en artikelen, die bij de ver pleging noodig zijn, moeten vanzelfsprekend uiterst zindelijk worden gehouden en zooveel mogelijk uit het gezicht bewaard worden. Men kan achter het bed een klein tafeltje zetten, dat met een handdoek bedekt wordt. Degene, die verpleegt, mag nooit harde man chetten of knoopen aan de mouwen hebben. Iemand die ziek is, is toch al gevoeliger dan een gezond mensch en kan ontzettend veel hin der daarvan hebben. Bij voorkeur stroopt men dus de mouwen op als men helpt. Wij kunnen verder veel tot het wel voelen van onze(n) patiënt bijdragen door er voor te zor gen, dat de kamer er steeds gezellig en netjes uitziet. Er moeten dus altijd een paar bloemen staan of een aardig groen plantje. Niets is zoo slecht als gedeprimeerdheid en die moeten we dus zoo snel mogelijk op de vlucht jagen. Het is zeer hinderlijk, als we sterk riekende bloemen in de ziekenkamer hebben, daarom letten we er natuurlijk op, dat dit niet het geval is. Maar er zijn zooveel bloemen zonder veel geur, dat er altijd wel iets te vinden is. Omdat een patiënt zoo gevoelig is voor aller lei geuren, maken we ook nooit iets van voed sel of drinken in de kamer gereed. Het is wel voorgekomen, dat uitsluitend door de lucht van het een of ander alle lust erin verdween. Als we bij het opdoen van de spijzen er voor zor gen dat ze er zoo smakelijk mogelijk uitzien, zal dit ook veel bijdragen om den eetlust te bevorderen. Alles doen we dan op keurige kleine schaaltjes en letten er bijzonder op, dat er geen restjes op de randjes gemorst worden en wat niet gebruikt wordt, moet direct uit de zieken kamer worden verwijderd. Het schoonmaken van de kamer moet het liefst 's morgens gebeuren en dan zoo vlug en geruischloos mogelijk. Daarbij behoeven we na tuurlijk niet te zeggen, dat er dan ook terdege gelucht wordt; een kamerscherm kan hierbij uitstekende diensten bewijzen, om den directen luchtstroom van de(n) patiënt af te houden. Als verwarming in een ziekenkamer is gas heel geschikt, mits en dat is een zeer be langrijke noodzakelijkheid de afvoer en ven tilatie goed zijn. Het stoken van anthraciet geeft voor een ziekenkamer altijd nog te veel stof. Het is ook zaak streng op het bezoek toe te zien. Men moet er altijd op letten, dat er geen sombere gesprekken gehouden worden, dat er geen verhalen van andere ziektegevallen wor den opgedischt, maar dat er alleen prettige dingen verteld worden, die afleiding geven en waaraan de patiënt na het bezoek met genoe gen kan denken. Wanneer men den dokter instructies omtrent verpleging, diëet en dergelijke zaken te vragen heeft, doe men dat niet in het bijzijn van de(n) patiënt. Dat herinnert te veel aan de ziekte en bovendien zal de dokter zich veel duidelijker kunnen uitspreken, als hij niet bang behoeft te zijn, dat er een verkeerde uitlegging aan zijn woorden zal kunnen worden gegeven. De verpleging is een zeer dankbare taak, maar verlangt van ons ontzettend veel toewijding, geduld en liefde. En vergeet bij de verpleging nooit, dat een opgewekte geest in den regel meer bijdraagt tot de genezing, dan alle medicijnen tezamen. Mocht onverhoopt genezing niet meer mogelijk zijn, dan nog zal een opgewekte sfeer veel van het lijden kunnen verzachten. Een Amerikaansche dokter heeft eenige ver keersvliegtuigen tot vliegende zonnebadin richtingen laten verbouwen. De cabines zijn uit een stof vervaardigd, die de ultra-vio lette stralen ongehinderd doorlaten. Door wan den werden acht ruimtes gemaakt, zoodat de passagiers zich gerust kunnen uitkleeden voor het zonnebad. De vliegtuigen zoeken hoogten van 2000 tot 4000 meter op; men beweert, dat een zonnebad van tien minuten dezelfde uitwerking heeft als een zonnebad van twee uur op de aarde. Gedurende de laatste jaren heeft men in de gebieden van het Hooge Noorden pogin gen gedaan om planten te laten acclima- tiseeren, die anders alleen in de gematigde luchtstreken groeien. Deze pogingen hebben bui tengewoon gunstige resultaten gehad. Vooral voor 't experiment van een Canadeeschen boer in den staat Manitoba, die reeds binnen den Poolcirkel ligt, heeft men groote belangstelling. Na jaren lange pogingen, met het doel, om ook voor het koude Canada een flora te verkrijgen, heeft hij een roos gekweekt, die bestand is tegen 'n koude van 30 graden Celsius. Het betreft hier een kruising van de Canadeesche prairieroos met eenige Europeesche soorten. Aangemoedigd door dit succes onderneemt de kweeker nu verdere pogingen, om ook planten als koren en vrucht- boomen te kweeken. Uit de omstandigheid, dat het aantal in zendingen ruim driemaal zoo groot was als dat van de vorige week, meenen we wel te mogen afleiden, dat deze opgaaf niet zoo zwaar was als de vorige. Toch spreekt ook in dezen de meerdere animo voor het eene of het andere genre een woordje mee: ze ker is, dat dit genre van omzetten en koppelen bij de meesten zeer in den smaak valt. Het werd ons eenige malen nog eens apart gezegd: „Een pracht van een opgaaf" kwam er een „Niet te moeilijk, maar toch ook niet te gemakkelijk een exemplaar van het soort, waarvoor ik mij meerdere malen houd aanbe volen". Uit een ander gewest luidde het: „Inderdaad een prachtraadsel te meer voor een regenachtigen Zondag, zoodat men, in plaats van zich te vervelen, aangenaam bezig wordt gehouden." Zullen we ook nog even een leuke ontboeze ming uit het Limburgsche land bekend ma ken? „Dat was werken, zwoegen, zorgen! Zondagavond! Maandagmorgen! Maar toch kreeg het ouderpaar 't Heele lijstje voor elkaar". Hier volgt de oplossing van het vorig raad sel. We verrichten het verlangde anagram- en koppelspel als volgt: Overste Geestelijk Nijlpaard Spatader Niemand Stoomtram Tarwebrood Legeering Enterhaak Paragraaf Sportpark Literair Alchimist Velerlei Op de plaats der kruisjes alzoo: September en April. De uitgeloofde prijzen vielen bij loting ten deel aan: J. de Bree, Bijleveldstraat 24, Utrecht; Mej. J. v. d. Hurk, Adm. de Ruyterweg 159 II, Amsterdam (W.)A. C. v. d. Krogt, Emmastraat 73, Arnhem; O. Stavenuiter, St. Josephstraat 23, Alkmaar; H. J. Terlingen, Alb. Grootlaan 31, Naarden; A. C. van IJzendoorn, Rembrandt- laan 9, Heemskerk. Deze week geven wij een „reken"-probleem volgens bijgaand schema: Dit „reken'-probleem is een „optelling" van 7 „termen", de eerste „term" is abc, de tweede def, enz. i Uit het woord, door a aangeduid, neemt men de letters weg van het woord, door b aangege ven, en uit het restant schrapt men de letters van het woord, door c aangeduid. Op dezelfde wijze handelt men met de1, met gh—i, enz. Telt men nu de 7 termen samen, m. a. w.: voegt men de letters, die men op de 7 regels overhield, bij elkaar, dan verkrijgt men een kort en veelzeggend spreekwoord. a plaats in Groningen b windstreek c schapenvacht d bewoner van een der werelddeelen e woonschip f maand g plaats in Zuid-Holland h voorzetsel i echtgenoote k plaats in Noord-Holland 1 insect m bodemverheffing n - bonne o jong persoon p dienstbode q hoop r kariading s smal, nauw t plaats in Overijsel u lidwoord v deel van een horloge. Onder de inzenders van een goede oplossing worden weer zes fraaie prijzen verloot. Oplossingen worden tot Donderdagmiddag 12 uur ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht. i ornithologische klingen heeft de ontdek- T king groot opzien gebaard, dat de Europee- X sche zwaluwen hun wintervlucht tot Zuid- Afrika uitstrekken. Reeds dertig jaar geleden is men begonnen den zwaluwen kleine ringen om hun pooten te binden, zoodat men nader hand kon zien, welke afstanden zij afgelegd hadden. Ondanks deze maatregelen was het tot nu toe echter nog niet gelukt, den tocht van deze vogels tot Zuid-Afrika te volgen; men nam dan ook aan, dat het grootste deel van de vogels den winter doorbracht in Noord- Af rika. Nu werd echter in Januari van dit jaar een zwaluw in Betsjoeanaland in Zuid-Afrika gevonden, die in Juni van het vorige jaar in de Hongaarsche stad Füged een ring om den poot gekregen had. Deze tocht over een afstand van 8500 K.M. is een recordvlucht van een zwaluw. In Duitschland is men bezig met de systema tische bestrijding van musschen, als zijnde scha delijk voor den landbouw. Daarbij heeft men een interessante ontdekking gedaan: het stadje Altenau in den Harz kent geen musschen. De bewoners van Altenau beschouwen het eenvou dig als een feit, dat sijsjes, vinken en meesjes in de boomen der tuinen en in de beboschte om- Gedurende mijn verblijf op Borneo was ik eens getuige van een wel zeer bijzondere methode, om op krokodillen te jagen. Een vuurwapen, klem of strik bleek bij deze vangst geheel overbodig te zijn. Het vangen van deze beesten is lang niet gemakkelijk en daarbij zeer gevaarlijk. Niet alleen, dat ze in het water, ondanks hun afmeting, welke soms wel zeven meter bedraagt, bijzonder vlug zijn, maar ook op het land moet men hen niet onderschatten. Het is dan ook geraden op een eerbiedigen af stand te blijven, daar ze met hun staart ge weldige klappen kunnen uitdeelen. Zoo kwamen eens eenige Inlanders mij over haast roepen, om een vriend hulp te verleenen, die met zoo'n reptiel in gevecht was geraakt en door 'n geduchten klap met den staart van het monster ter aarde was geveld. Mijn sohbat had een beenfractuur bekomen en ook eenige ribben gebroken. In bewusteloozen toestand moest ik hem per tandoe naar het hospitaal laten vervoeren. De krokodil, welke een paar kogels in den kop had gekregen en daardoor zwaar gewond was, had toch nog kans gezien naar de rivier te waggelen en te ontkomen. In de laatste maanden waren er bij het ba den in de rivier weer eenige vrouwen en kinde ren aan deze monsters ten prooi gevallen en 't was wel noodig, de streek van dit onge dierte te zuiveren. Een Moeroetsche priester. Hadji Manoek ge naamd, bekend om zijn hypnotische kracht, had al meermalen getoond, zelfs deze ongure beesten onder zijn macht te kunnen brengen, waarom ik besloot zijn medewerking in te roe pen. Hij was bereid mij ter wille te zijn en vroeg, hem eenige bosch kippen te bezorgen, waarna hij fluks zijn werk aanving. Zooals gewoonlijk bij dergelijke gevaarlijke bezigheden, werd er eerst gebeden, daar men de geesten gunstig wilde stemmen. De Inlan ders hóuden den krokodil voor een heilig dier en bovendien bestaat de mogelijkheid, dat de geest van een afgestorven familielid er in ge huisvest is. De Hadji nam na het gebed een der kippen, sloeg die aan een stevigen ijzeren haak, welke door een touw bevestigd was aan een drijvend stuk hout, dat als dobber dienst deed. Op ver schillende plaatsen werd nu dit aas in de rivier uitgezet en werkelijk in minder dan geen tijd waren er drie krokodillen gevangen. Zoodra de dieren voelen, dat ze in hun vrij heid belemmerd zijn, raken ze van streek en komen met wijd uitgestrekte pooten aan de oppervlakte drijven. Slechts een klein gedeelte van hun schedeldak en oogen kan men waar nemen. Toen het reptiel dicht bij den wal was ge komen, hurkte de Hadji 'rustig neer en begon het dier te hypnotiseeren. Onafgebroken staarae hij het dier aan, totdat het geheel onder zijn invloed kwam en machteloos werd, zich te be wegen. Op dit moment begaf Simanoek zich naar het monster, sneed het met een vlijmscherpe pa rang een stuk vleesch uit den staart, en ging doodkalm schrijlings op het dier zitten, om de pooten vast te binden. Gebeurt het, dat de dieren weer tot bewust zijn komen, dan wordt het opnieuw gehypnoti seerd en het einde is, dat ze, stevig gebonden, onder het gejuich der Inlanders naar dén Europeeschen gezagvoerder worden gebracht, die voor eiken afgekapten en bij hem ingelè- verden staart een rijksdaalder uitkeert. geving huizen, terwijl de musschen er niet voor komen. Het nabij gelegen plaatsje Zellerfeld is echter het paradijs voor de musschen. Men heeft er reeds vaak over nagedacht, waardoor het eigenlijk veroorzaakt werd, dat in Altenau geen musschen voorkomen. De verklaring, dat de roofvogels de musschen uit de bosschen ver drijven, is niet bevredigend, omdat dan ook elders de musschen zouden moeten ontbreken. Tot nu toe hebben de ornithologen dit geval nog niet kunnen verklaren. Waarom is het menu van daag duurder? De papierprijzen zijn ge stegen, mijnheer. II Travaso Ulvenhout, 29 April Amico, Als ge den deuzen onder oew oogen krijgt, dan zitten we in de Meimaand. En als ik, mee dat gedacht zoo 'ns onwillekeurig m'nen erf opkijk, dan ja, dan is er in den kruinagel nog nie veul blom te bespeuren....! Den bloei is 'n bietje laat van 't jaar; 't tij nog schralekes. Maar éénen troost: lang kan 't niemeer duren! Heel den buiten staat op ontluiken. Over 't geboomt en struikgewas peerlt den groenen daauw van Mei. En 't jonge blad, gekreukeld nog van den pas ontsprongen bolster, wiegt op 't nuchter veurjaarswindeke lijk keersenvlam- mekes in den blaauwen dag. Allee! Ge ziet den zomer komen. Ge ziet 'm woelen in blom- en bladbolster. Ge ziet 'm spoken deur 't roestgroene hout, dat beeft van nieuwe levenskracht. Zien? Ge proeft 't nieuwe tij als ge diep asemt en de straffe lentelocht koel deur oew dikke winterbloed krioelt. Maar ge mot nie denken dat hier van bloei niks te bespeuren valt! Den pruimenboogerd van m'nen overbuur hee geblossemd, tot schuimens toe! In tintelwitte vlokken blonken- blossemtrossen lijk bruids- boekee's deur den vruchtenhof'nen kijk wijd! Eénen diepen kijk van stillen, reinen bloei! Eénen zwanger van zoeten biommengeur tus- schen de lage boomkens onder den blossemen- den sluier, die 't intieme hoveke scheidde van den buiten. En als den boogerd leeg ging sneeuwen in dwerlend blommewit ,en ook den grijzen, pro peren eerde mee blossem oversluierd lag, dan ja, dan leek dieën pruimenboogerd van den Kees wel van 't kostelijkst Japansche porce- lein, gemonteerd mee blinkend zonnegoud. Neeë, ge mot nie denken, dat hier van bloei nog niks te bespeuren viel. Maar 's avonds is 't nog veul koud! Dan is 't nogwinter. Dan trekken we de deuren achter ons goed toe; dan stoken we de plattebuis nog lekker warm en ja, dan giert 'nen feilen Noordwes ter jankend deur de schouw. Er zijn nog dagen, als ik 's middags van stad kom, dat m'n handen peers zien van kou. De wegels leeg en grijs van winter, de velden ver laten van 't bonte vee, dat hier of daar in hoe ken bij malkaar verscholen ligt, de warme lij ven teugen malkaar aangedrukt. Neeë 't is straf weer en zoo zie ik me mee Pinkster nog in mijnen duffel naar de kerk gaan! Maar wat prakizeer ik....? In 'n uur kan 't veranderen! Want 't is toch Meimaand! Maand van Onslievrouwke! Op den oogenblik zweeft Ze, op 'nen wolk van blommendons, overschenen mee den tinte lenden sprankel van gouwen keersenlicht, in ons kerkske. Den bloei is al gekropen over de trejen van d'altaren, naar den zoom van heu- ren blaauwen mantel. 'Nen schuim van rhododendrum, 'nen peerl van hortensia's, 'nen wolk van smeltenden violen- kleur hebben we gebrocht aan Heur voete kens. En deur heel deuzen bonten kleurenboekee slingeren de sprankels van wel duuzend rozen- hoeikens, alles gegroeid en gebloeid in den eer de en in de harten van ons durpke. Neeë, ge mot nie peinzen, dat hier de Mei maand nie bloeit, al staat den winter nog alti) mee één been in 't veurjaar. Den hof is al „donker" van den uitgeloopen notenkroon. Straf en pril staat 't sterke, jonge loof al aan de takken, die ge haast al nie meer zien kunt! Zwaar ruischt ie al, als den avond wind deur dieën kroon woelt. Den boschbojem bloeit in vlinderteere kleuren. De klokkebei daauwt in groenen blossem, van d' anemoon staan de kelken open in kiemen zoo zacht lijk pastel. Gouwen regen druipt in tros- sels uit de kruinen en den vurig-rooien en den suikerwitten meidoorn beginnen al zoet te geu ren over de wegels. Nog eventjes en ze bloeien in klonters op 't jonge, donkere loof, hangen ze in vlokkend blossemschuim van de heggen! D'n kruinagel perst al melkblank en violet uit den groenen tros neeë, ge mot wèl be grijpen, amico, den buiten viert Meimaand, horre! Even stellig als den Ulvenhouter! Van de week, als ik 's morgens vroeg in den akker kwam, dan brak den dag open, allee hij brak deur, tot in m'n zielement. 'Nen waaier van gouwen kleurendons wierd daar opengevou wen, of gunder den hemel zou opengaan. Den Oosterkim brokkelde kapot in kleuren- bonken, die weer wegdreven in gouwen violet, in groenen kristal, in peerlmoeren weerglan- zings. Dreven in 'nen wemel van gloeiend zonnepoeier omwel, ze mediteeren bij deu zen Arbeid van God. Hooger begost de zonneschijf te rijzen, in 'nen verblindenden aureool, uit 'nen kelk van louter edelsteenen-kleuren De madelievekes wierden wakker, bij 't rijzen van den nieuwen dag. De blommekes klokten heur kelkskes open, om toch maar niks te mis sen, van den eersten zonnepiek nog nie, die de blommekes sjuust efkens aantipte. De weareld veranderde. Wierd wakker bij bietjes. Schaduwkes streepten al deur de velden, die sjuust nog strak en graauw, „levenloos" zich strekten onder 'nen egaal-grijzen hemel. Tc Had langen tijd daar stil gestaan en kou trok langs m'n beenen. Ik voelde 't, als d' eerste zonnewarmte over m'n handen kroelde. Warm kwam de zon op. Dat beloofde 'nen vol-zomerschen dag. Den eersten veugel floot. 'Nen leeuwerik klapte zingend naar de zon. 'Nen tweeden veugel floot. En plotselings „hagelde" den veugeltjeszang uit de hoogte over mijnen kop. Den nieuwen dag was geboren in 'n verglejen schoonheid; blommekes en veugel- tjes wat-en wakker, den daauw glom en „leefde" als veugelenoogskes in 't Jonk gewas. Den smeuïgen eerde van den vetten akker klonterde en koekte zachtjes aan m'n klompen. Hij rook naar 't veurjaar: broeisch, malsch en hartig. Veur m'n plazier klaauwde-n-ik in dieën zwarten grond, grond van m'n eigen, grond waar m'n vader z'n zweet en krachten al ln gelaten had. Grond, dien 'k al zestig jaren ken, ken mee al z'n hebbelijkhedens, z'n wonders, z'n gaven, z'nzurgen. Grond, waarin ik zoo geren ploeter, dien 'k geren aan m'n handen hangen voel, waarin ik gulzig wroeten kan. Grond, waarin, waarveur ik zoo dikwijls m'nen eersten Vaderons opzee, 's morgens, als den dag er z'n eerste licht opstrooide. Grond, zoo dikwijls gezegend deur Onzenlie- venheer, mee rijke vrucht, mee overdadigen oogst, grond die 'n stuk van m'n zielement geworden is! Grond, waarin ook m'n geloof opgroeide, ge lijk mee de vruchten, waar wij altij, altij om vragen....! En als ik ennigt' uren gewerkt had in den stillen huiver van deuzen vroegen morgen, waar in alleen 't windeke vezelde tusschen 't jonk gewas, dan schemerde daar aan den ender 'n moiré van zonnenevel dat er de bloeiende velden in verloren gingen! Streelend schoof 't lage Zuidenwindeke over den bloeienden eerde, lekker in m'n mouwen, over m'n klamme vel. Dan te leven, niks anders dan zoo maar stillekes leven, sjuust lijk 'n boter blom, oew eigen laten beschijnen deur 't pittig zonneke, 'n windeke laten kruipen in oewen nek, over oew borst, langs oew voeten te leven zóó, heelegaar gedachtenloos in de hand van den Schepper van al 't schoons da's één genieting, da's één lieve lust. Wegdrijven als 't ware op dat zachte veur jaar, mee 't windegesuizel om oew slapen da's wegdroomen naar den Hemel, waar louter vrêe en rust is veur 'nen moeigewerkten mensch, veur 'nen moeigevochten mensch, die zat is van geplaag, van konkelarij en gespannen strikken en al.... wat zoo tot de maatschappelijke sa menleving schijnt te hooren. En als ik dan mee sluimer-oogen boven aan den graskant van de Mark lig, zuigende op ki sappig zuringsteeltje en ik kijk de wije schep ping af, over den blekkerenden, vonkenden wa terspiegel, die krioelt van petieterig leven van bekans-onzichtbare schepseltjes ik zie dan verderop m'n Meidurpke rusten op den dons van t nieuwe loover, overwerreld van zonne poeier en onder 'n stilte waar ik mee m'nen vinger wel 'nen put in kan drukken, dan peins ik weg en voel m'n gedachten dooven. Dooven onder 'nen scharlaken tule, die om me henen sluiert op de golfkes van 't zuiderwindeke. Amico, da's rust! Rust, waar elk schepsel, waar vooral den mensch altij naar verlangt! 't Ennigt verlangen eigenlijk. Dan gaat efkens oew ziel uit oew corpus. Dan is oewen geest ontspannen. En dan leeft ge, voor enkele stondekes, 't leven van den water lelie, die niks hoeft te doen, dan te drijven op z'nen groenen schottel, drinken uit de eeuwig volle Mark en uit de overdadige zon, die de schoone, de vorstelijke blom bedienen lijk t aan 'n echte Vorstin van de Lente betaamt! Zulke minuutjes zijn van louter goud. t En- nigste goud dat écht is! Want.... 't hee ah# dezelfde weerde. De weerde vande onbe taalbaarheid! Gelukkig den mensch, die in deuze schoone Meimaand zoo'n paar gouwen stondekes pluk ken mag. En die ge nie „vrijwillig" hoeft op te geven op oew invulbiljet van de belastings Ge hebt er oew eigen „alleen maar" veur te verantwoorden bij Onzenlievenheer en Die is nie zoo streng als 'nen belastinginspecteur. Maar genogt. "k Wou over zo'nen aard van dinges nie geschreven hebben bij den intree van de schoonste maand van 't jaar: de maand van Onslievrouwke. Dus: ik schei er af. Veul groeten van Trui en als altij geen haarke minder van oewen t.a.v. DRE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 7