Voorjaarsavond in Boedapest V oorrangswegen De overval te Wieringen WIE WAS DE UITVERKORENE? STAD, DIE BINDT VOOR HET LEVEN WOENSDAG 5 MEI 1937 Gevangen in haar geheimzinnigen ban, zal men er altijd willen terugkeeren K.L.M. bracht haar dichterbij Instituut voor Doofstommen te St. Michiels-Gestel Aftappen van Maas water Middagzitting van het Permanente Hof Het gaat goed bij de P.T.T. Gunstige resultaten over de eerste drie maanden van dit jaar VLIEGVELD YPENBURG Lager Onderwijswet Vele Eerste-Kamerleden kunnen zich met de voorgestelde wijzigingen vereenigen Ministerieel besluit betreffende de aanwijzing in de Staatscourant verschenen Beslag gelegd op de Plavnik Na cautie kan het schip vertrekken Een gat in de voorpiek NALATIGHEID VAN EEN WISSELWACHTER Een maand hechtenis geëischt BOERDERIJ IN VLAMMEN OPGEGAAN Aanrijding met doodelijken afloop Dood in schacht gevonden De drie verdachten staan te Alkmaar terecht GEVAREN VAN ACROBATIEK OP EEN FIETS Drie kinderen door vrachtauto aangereden Kanovaarder verdronken Een oneerlijke „rechtskundige" Ouder#, past op uw kinderen UIT DE STAATSCOURANT Registratie Onderscheiding NAAR HET ENGELSCH1 (Van onzen specialen verslaggever) Een voorjaarsavond in Boedapest. Hoog op den Blocksberg staat men, bij den Citadel, steil boven rivier en stad. Een lauwe wind speelt om de slapen, ademt nauw hoorbaar in het jonge loo- ver van een boom. Verder is het sttil; alleen van beneden, van honderden meters ver, komt flauw he'i gerucht, aanzwellend en wegstervend als verwij derd zeegeruisch, van de metropool, die het hart kon zijn van Europa, het war me, dieproode, felkloppende hart van ons werelddeel, waar het leven licht is en toch sterk, driftig bewogen, maar evenzeer van een teere melancholie. Hoog op den Blocksberg staat men en tuurt naar de lichten der stad, trillend en wenkend langs den loop van den Donau, de bruglijnen als phosphoriseerend, spiegelend honderdvoudig in het stroomende water. Louter witte lichten naar alle zijden, tot waar het oog reikt, lichten, die slingers vormen en guirlandes, schijnbaar doel loos uitgelegd, lichten, die tot matglanzende nevels vez-vloeien, daar waar straten en boule vards uiteenwijken tot een plein. En al die dui zenden en duizenden lichten leven: zij sidderen nerveus of zij knipoogen gemoedelijk en ver trouwd. Men wordt niet moe dit schouwspel te ge nieten: die stad, die daar ligt aan weerszij den van den breeden stroom met haar mil- lioenenbevolking, die men ziet noch hoort, maar weet dat zij leeft en waakt en werkt daar tusschen die lichten onder den voor jaarshemel van Midden-Ëuropa. En als de wind de wolken weg veegt, koepelt 'n klare sterrenhemel wijduit boven de bergen rondom; dan reiken wateren en techniek elkaar de hand om een wonder te wrochten van schoonheid, dat wellicht zonder weerga is. God en. de mensch hebben samen Boedapest geschapen, heeft men eens geschreven. Inder daad heeft de natuur deze stad op bijzondere wijze gezegend en heeft de mensch naar ver mogen geprofiteerd van al de mogelijkheden, die haar uitzonderlijke ligging bood. Zoo maakt Boedapest op den bezoeker een diepen, onver- getelijken indruk. Aan weerszijden van de ri vier, die door machtige bruggen worden over spannen, legert zich de dubbelstad. Tegen den hoogen rechteroever rijst het oude, historische Boeda met zijn Koninklijken Burcht, de Kro ningskerk, het Visschersbastion. In warme kleu ren wisselt het coloriet der oude gevels, waar- tusschen het jonge groen en de kale rots tel kens uitrijst. Hier zijn de smalle klimmende straten, daar stapelen zich de bonte daken met 'n vreedzamen, blauwen rooksliert uit de schoor- steenen. Boeda is een kleine, intieme provin ciestad, vergeleken bij Pest, de jonge moderne grootstad, die ter linkerzijde van den Donau machtig is uitgegroeid. Juist deze tegenstelling tusschen de inti miteit, schoonheid en historie der oude buur ten en de wereldstadallure, die een kwartier verder den meest verwenden tourist impo neert, geeft Boedapest een gansch eigen sfeer. En tusschen die twee werelden heeft de natuur een klein aardsch paradijs ge schoven; 't Margaretha-eiland, een lusthof met schaduwrijke boomen en bosschages met een zonnig weidsch rivierstrand. In lente avonden zingen er thans de nachtegalen; jonge en oude menschen luisteren terwijl zij uitzien op de rivier, die het eiland omspoelt, blinkend in het late licht. En rondom ont springen de lichten der stad; vreedzaam gaat Boeda luisteren; Pest, ter linkeroever, kent geen rust, de daverende maalstroom van zijn leven vloeit door den nacht, onon derbroken in den nieuwen dag. Een diepen indruk maakt Boedapest op den vreemdeling, een indruk voor het leven. W:e eenmaal de sfeer dezer stad heeft geproefd, draagt in zich voor altijd een heimwee, een sterk verlangen naar het aroom, dat er, als bü een frissche, geurende voorjaarsbloem, hangt om alle dingen. In Boedapest verstaat men de kunst van te leven. Wie houdt van smaak en van zwier, wie ontvankelijk is voor andere sterke impressies, keert opgetogen uit deze stad weer, voor altijd gevangen in den geheimzinnigen ban van een wereld, zoo geheel anders dan de onze. En vooral zij, die tijdens een verblijf in het Magya- renland tot de ziel van het prachtige volk wis ten door te dringen, zullen er de beste kennis van dragen, gekoesterd door een sterke liefde. Wat zullen wij, na een herhaald bezoek, ver tellen van Boedapest? De herinneringen zijn zoo vele en alle zoo goed. Heugen wij ons zoo'n avond in een klein Hongaarsch restaurant met zigeunermuziek, dat alleen de inboorling kent. Is er grooter weelde denkbaar dan er zich een specialiteit der Hongaarsche keuken te laten voorzetten: Paprika'csirki of Paprikahuhn, be sproeid met een wijn uit de historische oude Bisschopsstad Eger, den Egri Kadarka of Egri Bikaver, donkerrood, bijna zwart glanzend drui vensap, de beste kwaliteiten ter wereld. Van tafeltje tot tafeltje zwerft de zigeuner, de klan ken van zijn instrument nu eens triest sijpelend, dan jagend in felle rhythmen, om eindelijk te vervloeien in klagend-weemoedige melodieën, die den hoorder stilaan bedwelmen. Daar hoort, proeft en beleeft men Hongarije, daar wordt men opgenomen in die levensatmosfeer, die men aanvankelijk niet geheel kan begrijpen, maar die men eindelijk hartstochtelijk lief krijgt. De wijn van Boedapest, de zang, zij hooren onafscheidelijk bij elkander. Luister, nuchtere Hollander, met bei je ooren, met heel je geest en onderga die klanken en melodieën, groeiend uit de ziel van een vreemd volk, dat de diepste roerselen van het leven met liefde en passie wist te vertolken. Luister naar die viool, die als het ware dwars door je heen speelt, die je uiteenrafelt. Luister naar die fluit, de beroemde Asobagy, die de eeuwenoude volkswijzen uitzingt en uitklaagt, weemoedig, vol benauwend heim wee. Wordt gerust, voor dezen eenen keer, senti menteel, als straks, ergens aan een tafeltje, een meisje mee gaat zingen, zonder dat je de woorden verstaat, maar den zin wellicht des te beter. En ledig dan je glas met fonkelenden wijn, het bloed van het land, dat je Hollandsche aderen mag verwarmen en je ruimer doen ade men, alsof een druk, loodzwaar, van je wijkt. Het is voor allen, die Boedapest kennen of wier reisillusies naar land en volk van Hongarije uitgaan, 'n troostrijke wetenschap, dat dit deel der wereld nog slechts 534 uur van ons ver wijderd is, dank zij de luchtverbinding der K. L. M. en dat het bij ingang van den dubbel- daagschen dienst zelfs mogelijk zal zijn een.... dagretourtje te nemen en dan nog anderhalf uur in Boedapest te vertoeven! Datgene im mers, waaraan' men goede herinnering bewaart, waarvan men houdt of waarnaar men verlangt, weet men gaarne in zijn nabijheid. Boedapest met heel zijn levenssfeer is thans weldadig dicht tot ons genaderd, dagelijks verslaat de K. L. M. den afstand. Zij vormt de brug bij uitstek tusschen Nederland en Hongarije. Dezer dagen ontvingen wij het, als altijd, zeer interessante Jaarverslag van het Katholiek Doof stommen-Instituut in Nederland te St. Michiels- Gestel. Het getuigt weer op schitterende wijze van zijn voortdurenden bloei en de uitmuntende zorgen aan het onderwijs en de verpleging van zijn talrijke patiënten gewijd. Het jaar 1936 werd begonnen met 395 doof stomme leerlingen en verpleegden, welk aantal op het eind van het jaar nog bedroeg 378. Deze vermindering was echter uitsluitend toe te schrij ven aan het meer dan gewoon groot aantal leerlingen, dat op het eind van het schooljaar, als zijnde voldoende onderwezen, in de maat schappij kon terugkeeren. Thans echter, nu de zg. voorschool wat nimmer tevoren gebeurde reeds door omtrent 40 kleuters van 3 tot 6 jaar bevolkt is, is het gewone aantal van om trent 400 leerlingen weer bereikt. Na rijp beraad werd ook de leertijd der jon gens met een jaar verlengd, zoodat deze ook thans tien jaren duurt. Dinsdagmiddag te 4 uur heeft het Perma nente Hof van Internationale Justitie de open bare behandeling voortgezet van de procedure tusschen Nederland en België inzake de af tapping van Maaswater. Prof. Telders zijn afgebroken betoog van den voormiddag vervolgend, zeide, dat de Belgische regeering tegenover de door hem uiteengezette argumenten aanvoert, dat zij vertrouwen heeft gehad in de uitlegging van het verdrag, dat gebaseerd is op gelijkheid en op de souverei- niteit van de contracteerende partijen. Art. 5 geeft Nederland het recht, bepaalde hoeveelheden water af te tappen voor de Ne- derlandsche kanalen, maar daartegenover staat, dat Nederland aan België een bepaalde hoeveelheid water moet afstaan, welke hoe veelheid door België gecontroleerd kan worden. Volgens de Belgen zou het Nederlandsche controlerecht drukken ook op den kanalen- aanleg voor het geheele Scheldebassin, welke meening door pl. uitvoerig wordt bestreden. Te ongeveer 6 uur werd de zitting verdaagd tot Woensdagmorgen 10.30 uur. De opbrengst bij het P. T. T.-bedrijf, omvat tende de posterijen, telegrafie, telefonie en postchèque- en girodienst, bedroeg de eerste drie maanden van dit jaar f 17.704.932. Dit is f 881.300 meer dan over de eerste drie maanden van 1936 en f 1.591.832 meer dan de begroo ting. Naar de heer Asjes, commandant van het vliegveld Ypenburg, ons mededeelde, zal van Maandag 10 Mei af het vliegterrein weder wor den opengesteld voor alle militaire toestellen. Blijkens het voorloopig verslag der Eerste Kamer over het ontwerp van wet tot wij ziging van de Lager Onderwijswet 1920 ver klaarden vele leden zich in het algemeen daarmede te kunnen vereenigen. De instemming, in de Tweede Kamer betuigd met het openen van de mogelijkheid, om on derwijs in een streektaal te geven, konden eenlge leden niet deelen. Andere leden achtten het onder de tegen woordige omstandigheden zeker niet zonder belang, dat onder vaderlandsche geschiedenis zal zijn begrepen de eenvoudigste kennis der gemeente-, provinciale- en staatsinrichting van Nederland en onder kennis der natuur de een voudigste kennis van gezondheidsleer. Sommige leden duchtten, als gevolg van de nieuwe bepalingen ten aanzien van de ouder commissies, het gevaar, dat deze colleges zich meer bevoegdheden zullen gaan aanmatigen, dan hun toekomen. B;j het afdeelingsonderzoek van het tweede wetsontwerp tot wijziging der Lager Onderwijs wet 1920 herinnerden verschillende leden aan den gang van zaken ten aanzien van het open baar en het bijzonder lager onderwijs sinds 1933. In den kring van het openbaar onderwijs heeft de ambtsvoorganger van den minister groote teleurstelling gewekt. Op straffe wijze immers, aldus de leden, hier aan het woord, zocht deze bewindsman de „concentratie" bij het openbaar onderwijs te bevorderen, doch hij ging niet na, of tevens beperking van het aan tal bijzondere scholen technisch en politiek mo gelijk zou zijn. Hij achtte het voldoende, den wensch te kennen te geven, dat het bijzonder onderwijs zou volgen. Het resultaat werd zeer gering. Ten opzichte van het bijzonder onderwijs wordt thans in principe niets veranderd. Ter wijl volgens het ontwerp van 1935 opheffing van bijzondere scholen zou kunnen geschieden naar subjectieve opvattingen, berust deze thans overeenkomstig den wensch der tegenstanders van paragraaf 12, op objectieve normen. Vele andere leden spraken hnn voldoe ning er over uit, dat tn gemeen overleg een compromis is gevonden in het zoo moei lijke vraagstuk der „concentratie" van scho len, waarmede vrijwel alle groepen zich hebben kunnen vereenigen en waarbij het beginsel van de vrijheid van onderwijs on gerept werd bewaard. Ik zou graag wat teekeningen van u willen zien. Hoe is uw naam ook weer? Ivan Krozd- mosskeyewietsky. O ja, die herin ner Ik me nog heel goed. (Muskete). De Staatscourant van Dinsdag bevat de ministerieele beschikking betreffende de aanwijzing van voorrangswegen, bedoeld in de motor- en rijwielwet en in het motor en rijwielreglement. Met ingang van 4 Juli as. zijn als voor rangswegen aangewezen de hieronder te noemen rijkswegen (de in die wegen lig gende bij gemeenten in beheer en onder houd zijnde traversen niet inbegrepen): Weg AmsterdamLarenBaarnAmers foort, weg AmersfoortWoudenberg. weg MoordrechtRotterdam, van het kruispunt met den middelweg te Moordrecht tot punt van aansluiting van ouden rijksweg, bij weg van Terbregge te Hillegersberg, weg Amsterdam SassenheimHaagsche Schouw's Gravenhage, voor wat betreft: a. wegvak Amsterdam Spaarnwouderdwarsweg, b. wegvak 's Graven hageSassenheim, te beginnen met den straat weg door het Haagsche Bosch, tot de postbrug te Sassenheim, alsmede het Noordelijk deel van den Benoordenhoutschen weg te 's Gravenhage, weg AmsterdamHaarlem, van den Hoofdweg te Amsterdam Haarlem, weg AmsterdamVel- sen van den nieuwen weg in den Grooten IJpolder te Amsterdam tot nabij het nieuwe stoompontveer over het Noordzeekanaal te Vel- sen, weg AmsterdamWieringen, van de Meeuwenlaan te Amsterdam tot den Zessteden- weg bij het Slochter, weg Haarlem—Sassen heim, niet inbegrepen het wegvak tusschen de Noorgrens der gemeente Heemstede en een punt gelegen 150 M. Noordwaarts van de Oude Posthuisstraat te Heemstede, weg Haarlem— Velsen—Alkmaar— Van Ewijcksluis—Wieringen —ZurigHarlingenLeeuwarden, weg 's Gra venhageRotterdam, weg RotterdamDord recht Moerdijk Princenhage Zundert grens, voor wat betreft: a. wegvak tusschen den verbindingsweg I te IJsselmonde en den ouden rijksweg RotterdamEwijndrecht, alsmede ge noemden verbindingsweg I, b. wegvak Dordrecht —Willemsdorp, van den Zuidendijk tot de brug over het Hollandsch Diep, weg Loosduinen NaaldwijkMaasdijk, weg De Bilt—Huis ter HeideHoevelaken, weg Huis ter HeideEde Arnhem met uitzondering van het oude weg vak bij Ede tusschen km 7.5 en km 10, we? UtrechtDe BiltDriebergenArnhem (hierin is het nieuwe wegvak bij Amerongen tusschen km 98.130 en km 98.426 begrepen en niet het oude wegvak door Amerongen), weg Utrecht Vianen Zaltbommel Hedel 's Hertogen bosch, weg VianenGorinchemKeizersveer Breda, weg HoevelakenNijkerkHattemer- broekZwolle, weg HoevelakenApeldoorn Deventer, weg ZwolleBerkumMeppelPijle- brugAssen—HarenGroningen, weg Zwolle Deventer, weg DeventerHoltenGoorHen geloOldenzaalDenekampGrens, weg Ol- denzaalDe Poppe (grens), weg Deventer GorsselZutphen, weg ZutphenWarnsveld Goor, weg ZutphenDierenArnhem, weg ArnhemLentNijmegen, van de Rijnbrug te Arnhem tot de Waalbrug te Nijmegen, niet in begrepen de oude "wegvakken onder Elden en onder Lent, weg Nijmegen—Venlo, weg Bergen op Zoom—WouwPrincenhageBreda, weg Bergen op ZoomWoensdrechtKruiningen Goes's Heer Arendskerke—NieuwlandMid delburg; weg Moerdijkbrug—Breda, weg 's Her togenbosch—VughtEindhoven, weg Breda— Tilburg, weg VughtTilburgGoirlegrens, weg Venlogrens (-Straelen), weg VenloRoer mond, weg RoermondGeleenMaastricht, weg MaastrichtHeerVaals, weg HeerEysden (grens), weg MaastrichtWilre (grens), weg Maastrichtgrens (-Bilsen), weg Maastricht grens (-Smeermaes). Oef, dat is er een, die nog niet gedresseerd is! (I.'Auto). Het Yoego-Slavische vrachtschip Plavnik, Jat Zondag nabij het lichtschip Noordhinder in aanvaring is geweest met het Engelsche ss. Alecto dat bij deze aanvaring is gezonken, waarbij tien leden der bemanning zijn omge komen, is te Vlissingen binnengebracht. De reederij van de Alecto heeft n.l. op de Plavnik beslag laten leggen. Het schip zal niet kunnen vertrekken, alvo rens cautie zal zijn gesteld. Dinsdagmiddag is bij een duikeronderzoek vastgesteld, dat de Plavnik een groot gat in de voorpiek eeft, juist boven de kimkiel, drie meter onder de waterlijn. Het is een verticaal gat van ongeveer twee meter lengte en ruim 'n halven meter breedte. Het is dan ook onbegrijpelijk, dat de schotten het indringende water hebben kunnen tegen houden. De kapitein van de Plavnik wilde onder deze omstandigheden zelfs niet meer op de reede blijven liggen, waarop twee sleepbooten het schip in de haven van Vlissingen hebben ge bracht. Waarschijnlijk zal nu eerst een bekis ting worden aangebracht, waarna het schip m een dok, vermoedelijk te Rotterdam, zal wor den opgenomen om te repareeren. Wegens overtreding van art. 165 van het Wet boek van Strafrecht, waarbij gestraft wordt de gene, aan wiens schuld te wijten is, dat gevaar ontstaat voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, moest zich voor de Haagsche rechtbank verantwoorden de 52-jarige wisselwachter A. B., werkzaam op het Holland sche Spoorstation te 's Gravenhage. Op 29 December van het vorige jaar had n.l. op het emplacement van dat station een bot sing tusschen een goederentrein en een rangee renden trein plaats, omdat B. vergeten had. een wissel om te zetten. Persoonlijke ongelukken waren niet voorgevallen, doch de schade was vrij groot geweest. De officier van justitie, mr. P. R. Blok, vor derde, mede in verband met de omstandigheid dat B. in 1930 al eens voor een dergelijk feit was veroordeeld, een hechtenisstraf van een maand. De verdediger, mr. Witlox te 's Hertogenbosch, betoogde in zijn pleidooi, dat de dagvaarding de feiten onjuist had weergegeven. Op dezen grond concludeerde hij tot vrijspraak. Mocht de recht bank hierin niet meegaan, dan vroeg pleiter een voorwaardelijke straf op te leggen, eventueel met een kleine geldboete. Uitspraak 18 Mei. In de kapitale boerderij te Rosmalen (N. Br.), bewoond door landbouwer G. Zwanenberg, is Dinsdagmiddag brand ontstaan. Het vuur breidde zich snel uit en al spoedig stond de geheele boerderij in lichter laaie. De inboedel ging verloren. Slechts wat landbouw gereedschap werd gered. De plaatselijke brandweer kon weinig tegen de vuurzee uitrichten. De boerderij brandde ge heel uit. Huis en inboedel. waren laag verze kerd. Te Rotterdam is het vijfjarige meisje E. Boeker uit de Infirmeriestraat op den hoek van die straat en den Oostzeedijk. toen zij onver wacht overstak, onder een auto geraakt, die bestuurd werd door den vijftigjarigen L. L. de H. Deze trachtte nog door sterk remmen een anarijding te voorkomen, maar dit bleek niet meer mogelijk. Het kind werd tegen de straat gesmakt en bekwam een ernstige schedelbreuk en een eroote hoofdwonde. In zeer zorgwekkenden toestand is het meisje naar het ziekenhuis aan den Coolsingel ver voerd, waar het later is overleden. De 40-jarige mijnwerker P. Beumers is Dins dagmiddag omstreeks twee uur, door arbeiders, die hem moesten aflossen, dood gevonden in een mijnschacht. De man is vermoedelijk ach terover naar beneden gevallen. Zijn hoofd was geheel verbrijzeld. Dinsdag stonden voor de Alkmaareche rechtband terecht de Wieringsche arbeiders Arie M., Marinus L. en Henricus Gregorius L., die er van werden beschuldigd op 31 December 1936, des avonds te Wieringen den veehouder Jacob Snooy te hebben overval len om hem van zijn geld te berooven. De toedracht der zaak was ongeveer als volgt: De beroovers troffen Snooy op zijn erf achter zijn woning aan, terwijl hij een brandende lamp in de hand had. Een van hen sloeg Snooy de lamp uit de hand, terwijl zij hem geza menlijk aanvielen hem toeroepende: Geef op je geld, of wij slaan je hersens in. Snooy verde digde zich wat hij kon, maar tegen drie man was hij niet opgewassen, zoodat hij tenslotte op den grond werd gewerkt. De aanranders gingen boven op hem liggen en bonden zijn handen en voeten, om vervolgens een portemon- naie, inhoudende f 160.uit een van zijn zak ken te halen. Na den overval werd door de politie 'n streng onderzoek ingesteld, dat aanvankelijk geen re sultaat had, maar tenslotte kreeg men tegen de drie hierboven genoemde verdachten zulke sterke aanwijzingen, dat zij konden worden ge arresteerd. Zij ontkenden echter hardnekkig. Als getuigen werden in deze zaak gehoord Ane Bergsma, brigadier majoor te Purmerend, voorheen te Wieringen, Jac. Snooy, de beroof de, Simon Snooy, landbouwer te Wieringen. Al- bert de Wit, landbouwersknecht. Simon Schel- tus, caféhouder, Floris Verhagen, landbouwer, Pieter Laan, koopman, Catharina Zuiderduin, z.b., allen te Wieringen. Aan Arie M. was als verdediger toegevoegd Mr. Kamminga, terwijl Mr. Bromberg Marinus L. verdedigde. Henricus L. wilde zich geen verdediger zien toegevoegd. Na getuigenverhoor eischte de Officier van Justitie tegen M. L. 3 jaar, tegen A. M. 234 jaar en tegen H. L. eveneens 234 jaar gevan genisstraf. Op verzoek van zijn verdediger, mr. Kam minga, werd M. voorloopig op vrije voeten ge steld. Uitspraak 11 Mei. Vanochtend reden op den Oosterhamrit- kade te Groningen twee zoontjes van de familie Sluiter, respectievelijk tien en zeven jaar, en een vriendje, de tienjarige H. Sch*at, op één -iets, toen zij door nog onbekende oorzaak door een vrachtauto werden aangereden. Het vriendje werd ernstig gewond en kreeg o. m. een been breuk, een bekkenfractuur en inwendige kneu zingen. Een der broertjes liep inwendige kneu zingen op. De knaapjes werden naar het R. K. Ziekenhuis overgebracht. Het derde jongetje kreeg schaafwonden en kon naar huis worden gebracht. In het IJselmeer is Dinsdag de 22-jarige D. B. bij het kanovaren verdronken. De kano werd getrokken door een motorboot, riotseling ging B. in zijn kano staan, waardoor het vaartuigje kantelde. De bevaarder ver dween in de diepte. Onmiddellijk ging men aan het dreggen, doch tot resultaat heeft dit niet geleid. Om zeven uur in den avond was het lijk nog niet opgehaald. De Haagsche rechtbank heeft den „rechts kundige" M. L. C. te Amsterdam wegens ver duistering van gelden ten nadeele van een zijner cliënten veroordeeld tot een gevangenis straf van een jaar. De officier van justitie had acht maanden geëischt. Het driejarig dochtertje van de familie Drab- bels te Castenray is in een put gevallen en ver dronken. Het tweejarig zoontje van den landbouwer Jansen is aan het Veulen te Venray onder een vrachtauto gekomen en gedood. De inspecteur der registratie en domeinen J. Jaarsma is verplaatst van Sn eek naar Assen. Benoemd tot officier in de orde van Oranje- Nassau de heer J. H. Bitters, hoofdadministra teur der N.V. Deli-Maatschappij, „Met enkele lessen bereik je nog niet veel!" meende tante weer. „Ze mag nu al vrij goed zijn in de grammaire, het eenige, waarmee haar uit spraak verbeterd kan worden, is een verblijf van een paar maanden in het buitenland. Ik zou dus voorstellen, dat zij eenigen tijd de kost school van Fraulein Behnke in Lüdwied bij Keulen bezoekt. De meisjes Webster gaan daar in November heen en dan kan Anna de reis met haar maken." „Naar kostschool gaan!" riep ik. „Maar, tan teIk was juist klaar met les hebben. Hoe zou ik nu weer kunnen beginnen?.... Boven dien, ik ben al uit geweest met Penelope en nu kan ik toch niet weer'n schoolmeisje worden!" „Die beslissing zou ik maar aan ouderen en Wijzeren overlaten," zei tante en wel met zulk een nadruk, dat ik met angst en beven den uit slag tegemoet zag van het onderhoud met vader, dat nu volgen zou. Het was mij een heele verluchting, toen va ders antwoord op het voorstel luidde: «Neen, neen, we zullen het kind thuis houden, Anna. Het zou jammer zijn, om de meisjes te scheiden, nu Nan al zulk goed gezelschap wordt voor Penelope. Wat mij betreft, ik zie er nu nog niet zoo het nut van in, Fransch en Duitsch te kennen, want als het kind ooit buitenslands gaat, dan wordt er immers overal in de hotels en in de groote winkels Engelsch gesproken?" „Ja, maar als zij zich in goede kringen be weegt, dan is Fransch onmisbaar. Men ontmoet overal vreemden en het maakt zoo'n veel bete ren indruk, als men met hen in hun eigen taal converseeren kan. Mijn nichtjes, Mildred en Ethel Vansittart, hadden veel van haar succes te danken aan de vlotheid, waarmee zij Fransch en Duitsch spraken." Gedurende eenigen tijd zei vader niets, maar ik zag aan de uitdrukking op zijn gezicht, dat hij het voorstel in nader beraad nam; want die laatste opmerking van tante had hem in zijn trots geraakt. Mildred en Ethel Vansittart toch waren nicht jes van tante van den kant van haar man en zij waren groote mededingsters van Penelope en mij in haar gunst. Het waren „echte nuffen", vond ik, maar tante was trotsch op haar om haar schoonheid, ofschoon ze zeker meer van ons hield, omdat wij Colville's waren. Na een paar minuten sprak vader: „Ik kan niet zeggen, dat ik nu zoo ingenomen ben met je plan, Anna, want daar komt nog by, dat ik Nan niet veel zal kunnen binnenleiden in de kringen, waarop jy doelt daar zün de tyden te slecht voor! Daarom was ik, eerlük ge zegd, al biy, dat ik Miss Addison nu niet. meer haar salaris hoefde te geven." „De kosten hoeven geen beletsel te zün, Wil liam! Toen ik dit voorstel deed, stond het al by my vast, het school- en het reisgeld te be talen en te zorgen voor mogelyke extra-uitga ven voor Anna's uitrusting. Neen, je hoeft er my niet voor te bedankten," zei ze, toen vader zoo iets prevelde van: „haar groote vriendeiykheid." „Ik zou my liever allerlei opofferingen getroos ten, dan dat ik wist, dat de dochters van myn eenigen broer niet in staat zouden zijn, een pas sende opvoeding te genieten." Vader moest dus wel toegeven en tante zou nog een onverwachte bondgenoote krijgen in Pe nelope. Ik was namelijk een moeiiyk vraagstuk voor haar, want ik was te oud, om eenvoudig in een hoek geschoven te worden en te jong, dan dat zy veel aan my zou hebben als gezelschap. Ze was dus zeker blü, dat ze nog een jaartje van my af zou zijn. Daarom ondersteunde ze al tante's argumenten. Mrs. Webster werd om inlichtingen gevraagd voor de kostschool, waar ze haar dochtertjes heenzond en in antwoord hierop schreef deze dame, dat Fraulein Behnke binnen veertien- da gen zelf in Engeland zou zyn en dat zij bereid was, alle nieuwe leerlingen, die zich by haar wilden aansluiten, onder haar hoede te nemen. Tot myn onuitsprekelijke ergernis werd er over my besloten, dat ik ook van dit geleide zou profiteeren en dat ik de laatste week bij tante Anna zou logeeren, zoodat ik vast met Fraulein kon kennis maken. Toen het mij officieel werd meegedeeld, barst te ik vol verontwaardiging uit: ■Jk ga niet! Dat zou dan juist de eerste week van November zün en dus zoo dicht by Kerst mis? Als u en vader zoo wreed zyn, om my weg te sturen, laat dit dan tenminste na Nieuw jaar wezen!" Tante Anna sloeg in het geheel geen acht op deze uitbarsting. Kalm ging zy voort met het invullen van de ïyst van benoodigdheden, zonder zelfs een enkele maal op te kijken. Hier bereikte ik niets en dus ging ik naar mijn slaapkamer, waar ik in hartstochteiyk snikken uitbarstte. Toen Penelope dan ook een half uur later eens kyken kwam, was ik ontoonbaar en kalm sprak zy: „Als je nu nog langer zoo doorgaat, Nan, dan kan je niet beneden komen voor het diner. Ik zou niet graag willen, dat de meisjes je zoo za gen. En als je het nu toch eens goed onder de oogen ziet, dan is er niets, om je zoo ellendig over te maken. Je gaat voor een jaar naar Duitschland en hoe gauwer je gaat, des te gau wer je ook weer terug bent, niet waar?" Ik moest er my immers wel in schikken, of ik nu wilde of niet en toen ik maar eenmaal het hopelooze van myn verzet had aanvaard, begon ik langzamerhand belang te stellen in de nieu we kleeren, die tante Anna my gaf. Gedurende mijn laatste veertien dagen thuis, had ik het nog heel druk. Telkens weer reden wy naar Alston, om te passen, of nog een nood- zakeiyken inkoop te doen en op onzen weg langs The Hall keek ik altijd eens de verlaten opry- laan in, of ik soms Lynette Walbrook niet te zien zou krijgen. Maar het lukte mij niet. Ze scheen nooit anders te durven uitgaan dan op Zondagen naar de kerk en Miss Walbrook bleef geheel binnen, daar ze zeker vastbesloten was, dat ze zich door geen van de plaatselijke groot heden wilde laten beleedigen. Onwillekeurig kwam de gedachte by my op, hoeveel zwaarder my myn verbanning zou zyn gevallen, als de Walbrooks vriendinnen van my waren geweest. Ik voelde mü weer geheel van streek, toen ik de week vóór mijn vertrek met Penelope en tan te Anna naar Londen ging en ik vrees dus, dat ik een al heel weinig aantrekkeiyk uiterlijk had op den dag, dat Fraulein Behnke met mij kwam kennis maken en dat alles nog eens deugdeiyk besproken zou worden. Ze was een typische Duitsche, kort en gezet, met een vriendeiyk, verstandig gezicht, dat mij dadelijk vertrouwen inboezemde. „Dat dwaze nichtje van mij," zei tante, „maakt zich vreeseiyk overstuur bij de gedachte, om naar kostschool te gaan. Zij kan niet eten of slapen, dus u moet maar niet denken, dat zy er altyd zoo slecht uitziet als nu vandaag „O, dat ben ik al lang gewoon," antwoordde Fraulein vriendeiyk. „In 't eerst zün de meisjes steeds in tranen en loopen als een schaduw door het huis, zoodat ik erg met haar te doen heb. Maar ze komen wel gauw weer bij en halen dan haar schade weer in; dat verzeker ik u." zy sprak haar Duitsch goed, maar langzaam. Bij het afscheid klopte zy my aanmoedigend op den schouder en gaf my den raad, om my maar niet te laten terneerslaan. De dagen vlogen om en de ochtend van myn vertrek brak aan. Het was donker en mistig en de lichten waren aan, toen we vóór tienen aan het Victoria-station waren. Hier werd ik voorge steld aan Nora en Amy Webster. Er waren heel weinig reizigers voor den Do- ver-express op dien somberen dag, zoodat Frau lein een heele coupé voor haar gezelschapje al leen had. wy stapten in en de meisjes Webster en ik kropen zoo dicht mogeiyk by het portierraamp je, om alle mogelyke laatste woorden en blikken nog op te vangen. Koloneel en Mrs. Webster brachten hun doch ters weg en ze schenen heel wat te praten te hebben met tante Anna, die een oude vriendin van hen was. Ik vond, dat hun glimlachen en hun geanimeerd gepraat al heel harteloos was en wilde steeds de hand van Penelope in de müne houden en haar telkens nog eens iets zeg gen, maar toen het eindeiyk tot een laatste omhelzing tusschen ons kwam, was ik te ellen dig, om een woord uit te brengen. De trein gleed langzaam uit het station en Nora, Amy en ik wuifden een laatste vaarwel toe aan de vier personen, die op het perron stonden. Toen de mist hen voor ons oog verborg, gingen wy zitten en lieten onze tranen den vrijen loop. De Websters waren jonger dan ik. Het waren aardige, levendige meisjes en toen zy maar een maal over het afscheid heen waren, verlangden ze er erg naar, om iets te hooren van haar toe komstig tehuis, en Fraulein gaf een uitnoodi- gend beeld van Liidwig en de heele inrichting. Die beschrüving had ons allen zeer opgewekt en de reis naar Dover was nu lang niet meer zoo somber, als die in het eerst geleken had. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 3