Voorjaarsavond in Boedapest
V oorrangswegen
De overval te
Wieringen
WIE WAS
DE UITVERKORENE?
STAD, DIE BINDT VOOR
HET LEVEN
WOENSDAG 5 MEI 1937
Gevangen in haar geheimzinnigen
ban, zal men er altijd
willen terugkeeren
K.L.M. bracht haar
dichterbij
Instituut voor Doofstommen te
St. Michiels-Gestel
Aftappen van Maas
water
Middagzitting van het
Permanente Hof
Het gaat goed bij de
P.T.T.
Gunstige resultaten over de eerste
drie maanden van dit jaar
VLIEGVELD YPENBURG
Lager Onderwijswet
Vele Eerste-Kamerleden kunnen
zich met de voorgestelde
wijzigingen vereenigen
Ministerieel besluit betreffende de
aanwijzing in de Staatscourant
verschenen
Beslag gelegd op de
Plavnik
Na cautie kan het schip vertrekken
Een gat in de voorpiek
NALATIGHEID VAN EEN
WISSELWACHTER
Een maand hechtenis geëischt
BOERDERIJ IN VLAMMEN
OPGEGAAN
Aanrijding met doodelijken afloop
Dood in schacht gevonden
De drie verdachten staan te
Alkmaar terecht
GEVAREN VAN ACROBATIEK
OP EEN FIETS
Drie kinderen door vrachtauto
aangereden
Kanovaarder verdronken
Een oneerlijke „rechtskundige"
Ouder#, past op uw kinderen
UIT DE STAATSCOURANT
Registratie
Onderscheiding
NAAR HET ENGELSCH1
(Van onzen specialen verslaggever)
Een voorjaarsavond in Boedapest.
Hoog op den Blocksberg staat men, bij
den Citadel, steil boven rivier en stad.
Een lauwe wind speelt om de slapen,
ademt nauw hoorbaar in het jonge loo-
ver van een boom. Verder is het sttil;
alleen van beneden, van honderden
meters ver, komt flauw he'i gerucht,
aanzwellend en wegstervend als verwij
derd zeegeruisch, van de metropool, die
het hart kon zijn van Europa, het war
me, dieproode, felkloppende hart van
ons werelddeel, waar het leven licht is
en toch sterk, driftig bewogen, maar
evenzeer van een teere melancholie.
Hoog op den Blocksberg staat men en tuurt
naar de lichten der stad, trillend en wenkend
langs den loop van den Donau, de bruglijnen als
phosphoriseerend, spiegelend honderdvoudig in
het stroomende water. Louter witte lichten naar
alle zijden, tot waar het oog reikt, lichten, die
slingers vormen en guirlandes, schijnbaar doel
loos uitgelegd, lichten, die tot matglanzende
nevels vez-vloeien, daar waar straten en boule
vards uiteenwijken tot een plein. En al die dui
zenden en duizenden lichten leven: zij sidderen
nerveus of zij knipoogen gemoedelijk en ver
trouwd.
Men wordt niet moe dit schouwspel te ge
nieten: die stad, die daar ligt aan weerszij
den van den breeden stroom met haar mil-
lioenenbevolking, die men ziet noch hoort,
maar weet dat zij leeft en waakt en werkt
daar tusschen die lichten onder den voor
jaarshemel van Midden-Ëuropa. En als de
wind de wolken weg veegt, koepelt 'n klare
sterrenhemel wijduit boven de bergen
rondom; dan reiken wateren en techniek
elkaar de hand om een wonder te wrochten
van schoonheid, dat wellicht zonder weerga
is.
God en. de mensch hebben samen Boedapest
geschapen, heeft men eens geschreven. Inder
daad heeft de natuur deze stad op bijzondere
wijze gezegend en heeft de mensch naar ver
mogen geprofiteerd van al de mogelijkheden,
die haar uitzonderlijke ligging bood. Zoo maakt
Boedapest op den bezoeker een diepen, onver-
getelijken indruk. Aan weerszijden van de ri
vier, die door machtige bruggen worden over
spannen, legert zich de dubbelstad. Tegen den
hoogen rechteroever rijst het oude, historische
Boeda met zijn Koninklijken Burcht, de Kro
ningskerk, het Visschersbastion. In warme kleu
ren wisselt het coloriet der oude gevels, waar-
tusschen het jonge groen en de kale rots tel
kens uitrijst. Hier zijn de smalle klimmende
straten, daar stapelen zich de bonte daken met
'n vreedzamen, blauwen rooksliert uit de schoor-
steenen. Boeda is een kleine, intieme provin
ciestad, vergeleken bij Pest, de jonge moderne
grootstad, die ter linkerzijde van den Donau
machtig is uitgegroeid.
Juist deze tegenstelling tusschen de inti
miteit, schoonheid en historie der oude buur
ten en de wereldstadallure, die een kwartier
verder den meest verwenden tourist impo
neert, geeft Boedapest een gansch eigen
sfeer. En tusschen die twee werelden heeft
de natuur een klein aardsch paradijs ge
schoven; 't Margaretha-eiland, een lusthof
met schaduwrijke boomen en bosschages met
een zonnig weidsch rivierstrand. In lente
avonden zingen er thans de nachtegalen;
jonge en oude menschen luisteren terwijl zij
uitzien op de rivier, die het eiland omspoelt,
blinkend in het late licht. En rondom ont
springen de lichten der stad; vreedzaam
gaat Boeda luisteren; Pest, ter linkeroever,
kent geen rust, de daverende maalstroom
van zijn leven vloeit door den nacht, onon
derbroken in den nieuwen dag.
Een diepen indruk maakt Boedapest op den
vreemdeling, een indruk voor het leven. W:e
eenmaal de sfeer dezer stad heeft geproefd,
draagt in zich voor altijd een heimwee, een sterk
verlangen naar het aroom, dat er, als bü een
frissche, geurende voorjaarsbloem, hangt om
alle dingen.
In Boedapest verstaat men de kunst van te
leven. Wie houdt van smaak en van zwier, wie
ontvankelijk is voor andere sterke impressies,
keert opgetogen uit deze stad weer, voor altijd
gevangen in den geheimzinnigen ban van een
wereld, zoo geheel anders dan de onze. En
vooral zij, die tijdens een verblijf in het Magya-
renland tot de ziel van het prachtige volk wis
ten door te dringen, zullen er de beste kennis
van dragen, gekoesterd door een sterke liefde.
Wat zullen wij, na een herhaald bezoek, ver
tellen van Boedapest? De herinneringen zijn
zoo vele en alle zoo goed. Heugen wij ons zoo'n
avond in een klein Hongaarsch restaurant met
zigeunermuziek, dat alleen de inboorling kent.
Is er grooter weelde denkbaar dan er zich een
specialiteit der Hongaarsche keuken te laten
voorzetten: Paprika'csirki of Paprikahuhn, be
sproeid met een wijn uit de historische oude
Bisschopsstad Eger, den Egri Kadarka of Egri
Bikaver, donkerrood, bijna zwart glanzend drui
vensap, de beste kwaliteiten ter wereld. Van
tafeltje tot tafeltje zwerft de zigeuner, de klan
ken van zijn instrument nu eens triest sijpelend,
dan jagend in felle rhythmen, om eindelijk te
vervloeien in klagend-weemoedige melodieën,
die den hoorder stilaan bedwelmen. Daar hoort,
proeft en beleeft men Hongarije, daar wordt
men opgenomen in die levensatmosfeer, die men
aanvankelijk niet geheel kan begrijpen, maar
die men eindelijk hartstochtelijk lief krijgt.
De wijn van Boedapest, de zang, zij hooren
onafscheidelijk bij elkander. Luister, nuchtere
Hollander, met bei je ooren, met heel je geest
en onderga die klanken en melodieën, groeiend
uit de ziel van een vreemd volk, dat de diepste
roerselen van het leven met liefde en passie
wist te vertolken. Luister naar die viool, die
als het ware dwars door je heen speelt, die je
uiteenrafelt. Luister naar die fluit, de beroemde
Asobagy, die de eeuwenoude volkswijzen uitzingt
en uitklaagt, weemoedig, vol benauwend heim
wee. Wordt gerust, voor dezen eenen keer, senti
menteel, als straks, ergens aan een tafeltje,
een meisje mee gaat zingen, zonder dat je de
woorden verstaat, maar den zin wellicht des te
beter. En ledig dan je glas met fonkelenden
wijn, het bloed van het land, dat je Hollandsche
aderen mag verwarmen en je ruimer doen ade
men, alsof een druk, loodzwaar, van je wijkt.
Het is voor allen, die Boedapest kennen of
wier reisillusies naar land en volk van Hongarije
uitgaan, 'n troostrijke wetenschap, dat dit deel
der wereld nog slechts 534 uur van ons ver
wijderd is, dank zij de luchtverbinding der
K. L. M. en dat het bij ingang van den dubbel-
daagschen dienst zelfs mogelijk zal zijn een....
dagretourtje te nemen en dan nog anderhalf
uur in Boedapest te vertoeven! Datgene im
mers, waaraan' men goede herinnering bewaart,
waarvan men houdt of waarnaar men verlangt,
weet men gaarne in zijn nabijheid. Boedapest
met heel zijn levenssfeer is thans weldadig
dicht tot ons genaderd, dagelijks verslaat de
K. L. M. den afstand. Zij vormt de brug bij
uitstek tusschen Nederland en Hongarije.
Dezer dagen ontvingen wij het, als altijd, zeer
interessante Jaarverslag van het Katholiek Doof
stommen-Instituut in Nederland te St. Michiels-
Gestel. Het getuigt weer op schitterende wijze
van zijn voortdurenden bloei en de uitmuntende
zorgen aan het onderwijs en de verpleging van
zijn talrijke patiënten gewijd.
Het jaar 1936 werd begonnen met 395 doof
stomme leerlingen en verpleegden, welk aantal
op het eind van het jaar nog bedroeg 378. Deze
vermindering was echter uitsluitend toe te schrij
ven aan het meer dan gewoon groot aantal
leerlingen, dat op het eind van het schooljaar,
als zijnde voldoende onderwezen, in de maat
schappij kon terugkeeren. Thans echter, nu de
zg. voorschool wat nimmer tevoren gebeurde
reeds door omtrent 40 kleuters van 3 tot 6
jaar bevolkt is, is het gewone aantal van om
trent 400 leerlingen weer bereikt.
Na rijp beraad werd ook de leertijd der jon
gens met een jaar verlengd, zoodat deze ook
thans tien jaren duurt.
Dinsdagmiddag te 4 uur heeft het Perma
nente Hof van Internationale Justitie de open
bare behandeling voortgezet van de procedure
tusschen Nederland en België inzake de af
tapping van Maaswater.
Prof. Telders zijn afgebroken betoog van den
voormiddag vervolgend, zeide, dat de Belgische
regeering tegenover de door hem uiteengezette
argumenten aanvoert, dat zij vertrouwen heeft
gehad in de uitlegging van het verdrag, dat
gebaseerd is op gelijkheid en op de souverei-
niteit van de contracteerende partijen.
Art. 5 geeft Nederland het recht, bepaalde
hoeveelheden water af te tappen voor de Ne-
derlandsche kanalen, maar daartegenover
staat, dat Nederland aan België een bepaalde
hoeveelheid water moet afstaan, welke hoe
veelheid door België gecontroleerd kan worden.
Volgens de Belgen zou het Nederlandsche
controlerecht drukken ook op den kanalen-
aanleg voor het geheele Scheldebassin, welke
meening door pl. uitvoerig wordt bestreden.
Te ongeveer 6 uur werd de zitting verdaagd
tot Woensdagmorgen 10.30 uur.
De opbrengst bij het P. T. T.-bedrijf, omvat
tende de posterijen, telegrafie, telefonie en
postchèque- en girodienst, bedroeg de eerste
drie maanden van dit jaar f 17.704.932. Dit is
f 881.300 meer dan over de eerste drie maanden
van 1936 en f 1.591.832 meer dan de begroo
ting.
Naar de heer Asjes, commandant van het
vliegveld Ypenburg, ons mededeelde, zal van
Maandag 10 Mei af het vliegterrein weder wor
den opengesteld voor alle militaire toestellen.
Blijkens het voorloopig verslag der Eerste
Kamer over het ontwerp van wet tot wij
ziging van de Lager Onderwijswet 1920 ver
klaarden vele leden zich in het algemeen
daarmede te kunnen vereenigen.
De instemming, in de Tweede Kamer betuigd
met het openen van de mogelijkheid, om on
derwijs in een streektaal te geven, konden
eenlge leden niet deelen.
Andere leden achtten het onder de tegen
woordige omstandigheden zeker niet zonder
belang, dat onder vaderlandsche geschiedenis
zal zijn begrepen de eenvoudigste kennis der
gemeente-, provinciale- en staatsinrichting van
Nederland en onder kennis der natuur de een
voudigste kennis van gezondheidsleer.
Sommige leden duchtten, als gevolg van de
nieuwe bepalingen ten aanzien van de ouder
commissies, het gevaar, dat deze colleges zich
meer bevoegdheden zullen gaan aanmatigen,
dan hun toekomen.
B;j het afdeelingsonderzoek van het tweede
wetsontwerp tot wijziging der Lager Onderwijs
wet 1920 herinnerden verschillende leden aan
den gang van zaken ten aanzien van het open
baar en het bijzonder lager onderwijs sinds
1933. In den kring van het openbaar onderwijs
heeft de ambtsvoorganger van den minister
groote teleurstelling gewekt. Op straffe wijze
immers, aldus de leden, hier aan het woord,
zocht deze bewindsman de „concentratie" bij
het openbaar onderwijs te bevorderen, doch hij
ging niet na, of tevens beperking van het aan
tal bijzondere scholen technisch en politiek mo
gelijk zou zijn. Hij achtte het voldoende, den
wensch te kennen te geven, dat het bijzonder
onderwijs zou volgen. Het resultaat werd zeer
gering.
Ten opzichte van het bijzonder onderwijs
wordt thans in principe niets veranderd. Ter
wijl volgens het ontwerp van 1935 opheffing
van bijzondere scholen zou kunnen geschieden
naar subjectieve opvattingen, berust deze thans
overeenkomstig den wensch der tegenstanders
van paragraaf 12, op objectieve normen.
Vele andere leden spraken hnn voldoe
ning er over uit, dat tn gemeen overleg
een compromis is gevonden in het zoo moei
lijke vraagstuk der „concentratie" van scho
len, waarmede vrijwel alle groepen zich
hebben kunnen vereenigen en waarbij het
beginsel van de vrijheid van onderwijs on
gerept werd bewaard.
Ik zou graag
wat teekeningen van
u willen zien. Hoe is
uw naam ook weer?
Ivan Krozd-
mosskeyewietsky.
O ja, die herin
ner Ik me nog heel
goed. (Muskete).
De Staatscourant van Dinsdag bevat de
ministerieele beschikking betreffende de
aanwijzing van voorrangswegen, bedoeld in
de motor- en rijwielwet en in het motor
en rijwielreglement.
Met ingang van 4 Juli as. zijn als voor
rangswegen aangewezen de hieronder te
noemen rijkswegen (de in die wegen lig
gende bij gemeenten in beheer en onder
houd zijnde traversen niet inbegrepen):
Weg AmsterdamLarenBaarnAmers
foort, weg AmersfoortWoudenberg. weg
MoordrechtRotterdam, van het kruispunt
met den middelweg te Moordrecht tot punt van
aansluiting van ouden rijksweg, bij weg van
Terbregge te Hillegersberg, weg Amsterdam
SassenheimHaagsche Schouw's Gravenhage,
voor wat betreft: a. wegvak Amsterdam
Spaarnwouderdwarsweg, b. wegvak 's Graven
hageSassenheim, te beginnen met den straat
weg door het Haagsche Bosch, tot de postbrug
te Sassenheim, alsmede het Noordelijk deel van
den Benoordenhoutschen weg te 's Gravenhage,
weg AmsterdamHaarlem, van den Hoofdweg
te Amsterdam Haarlem, weg AmsterdamVel-
sen van den nieuwen weg in den Grooten
IJpolder te Amsterdam tot nabij het nieuwe
stoompontveer over het Noordzeekanaal te Vel-
sen, weg AmsterdamWieringen, van de
Meeuwenlaan te Amsterdam tot den Zessteden-
weg bij het Slochter, weg Haarlem—Sassen
heim, niet inbegrepen het wegvak tusschen de
Noorgrens der gemeente Heemstede en een
punt gelegen 150 M. Noordwaarts van de Oude
Posthuisstraat te Heemstede, weg Haarlem—
Velsen—Alkmaar— Van Ewijcksluis—Wieringen
—ZurigHarlingenLeeuwarden, weg 's Gra
venhageRotterdam, weg RotterdamDord
recht Moerdijk Princenhage Zundert
grens, voor wat betreft: a. wegvak tusschen den
verbindingsweg I te IJsselmonde en den ouden
rijksweg RotterdamEwijndrecht, alsmede ge
noemden verbindingsweg I, b. wegvak Dordrecht
—Willemsdorp, van den Zuidendijk tot de brug
over het Hollandsch Diep, weg Loosduinen
NaaldwijkMaasdijk, weg De Bilt—Huis ter
HeideHoevelaken, weg Huis ter HeideEde
Arnhem met uitzondering van het oude weg
vak bij Ede tusschen km 7.5 en km 10, we?
UtrechtDe BiltDriebergenArnhem (hierin
is het nieuwe wegvak bij Amerongen tusschen
km 98.130 en km 98.426 begrepen en niet het
oude wegvak door Amerongen), weg Utrecht
Vianen Zaltbommel Hedel 's Hertogen
bosch, weg VianenGorinchemKeizersveer
Breda, weg HoevelakenNijkerkHattemer-
broekZwolle, weg HoevelakenApeldoorn
Deventer, weg ZwolleBerkumMeppelPijle-
brugAssen—HarenGroningen, weg Zwolle
Deventer, weg DeventerHoltenGoorHen
geloOldenzaalDenekampGrens, weg Ol-
denzaalDe Poppe (grens), weg Deventer
GorsselZutphen, weg ZutphenWarnsveld
Goor, weg ZutphenDierenArnhem, weg
ArnhemLentNijmegen, van de Rijnbrug te
Arnhem tot de Waalbrug te Nijmegen, niet in
begrepen de oude "wegvakken onder Elden en
onder Lent, weg Nijmegen—Venlo, weg Bergen
op Zoom—WouwPrincenhageBreda, weg
Bergen op ZoomWoensdrechtKruiningen
Goes's Heer Arendskerke—NieuwlandMid
delburg; weg Moerdijkbrug—Breda, weg 's Her
togenbosch—VughtEindhoven, weg Breda—
Tilburg, weg VughtTilburgGoirlegrens,
weg Venlogrens (-Straelen), weg VenloRoer
mond, weg RoermondGeleenMaastricht, weg
MaastrichtHeerVaals, weg HeerEysden
(grens), weg MaastrichtWilre (grens), weg
Maastrichtgrens (-Bilsen), weg Maastricht
grens (-Smeermaes).
Oef, dat is er een, die nog niet
gedresseerd is! (I.'Auto).
Het Yoego-Slavische vrachtschip Plavnik, Jat
Zondag nabij het lichtschip Noordhinder in
aanvaring is geweest met het Engelsche ss.
Alecto dat bij deze aanvaring is gezonken,
waarbij tien leden der bemanning zijn omge
komen, is te Vlissingen binnengebracht. De
reederij van de Alecto heeft n.l. op de Plavnik
beslag laten leggen.
Het schip zal niet kunnen vertrekken, alvo
rens cautie zal zijn gesteld.
Dinsdagmiddag is bij een duikeronderzoek
vastgesteld, dat de Plavnik een groot gat in de
voorpiek eeft, juist boven de kimkiel, drie
meter onder de waterlijn.
Het is een verticaal gat van ongeveer twee
meter lengte en ruim 'n halven meter breedte.
Het is dan ook onbegrijpelijk, dat de schotten
het indringende water hebben kunnen tegen
houden.
De kapitein van de Plavnik wilde onder deze
omstandigheden zelfs niet meer op de reede
blijven liggen, waarop twee sleepbooten het
schip in de haven van Vlissingen hebben ge
bracht. Waarschijnlijk zal nu eerst een bekis
ting worden aangebracht, waarna het schip m
een dok, vermoedelijk te Rotterdam, zal wor
den opgenomen om te repareeren.
Wegens overtreding van art. 165 van het Wet
boek van Strafrecht, waarbij gestraft wordt de
gene, aan wiens schuld te wijten is, dat gevaar
ontstaat voor het verkeer door mechanische
kracht over een spoorweg, moest zich voor de
Haagsche rechtbank verantwoorden de 52-jarige
wisselwachter A. B., werkzaam op het Holland
sche Spoorstation te 's Gravenhage.
Op 29 December van het vorige jaar had n.l.
op het emplacement van dat station een bot
sing tusschen een goederentrein en een rangee
renden trein plaats, omdat B. vergeten had. een
wissel om te zetten. Persoonlijke ongelukken
waren niet voorgevallen, doch de schade was
vrij groot geweest.
De officier van justitie, mr. P. R. Blok, vor
derde, mede in verband met de omstandigheid
dat B. in 1930 al eens voor een dergelijk feit
was veroordeeld, een hechtenisstraf van een
maand.
De verdediger, mr. Witlox te 's Hertogenbosch,
betoogde in zijn pleidooi, dat de dagvaarding de
feiten onjuist had weergegeven. Op dezen grond
concludeerde hij tot vrijspraak. Mocht de recht
bank hierin niet meegaan, dan vroeg pleiter een
voorwaardelijke straf op te leggen, eventueel
met een kleine geldboete.
Uitspraak 18 Mei.
In de kapitale boerderij te Rosmalen (N.
Br.), bewoond door landbouwer G. Zwanenberg,
is Dinsdagmiddag brand ontstaan.
Het vuur breidde zich snel uit en al spoedig
stond de geheele boerderij in lichter laaie. De
inboedel ging verloren. Slechts wat landbouw
gereedschap werd gered.
De plaatselijke brandweer kon weinig tegen
de vuurzee uitrichten. De boerderij brandde ge
heel uit. Huis en inboedel. waren laag verze
kerd.
Te Rotterdam is het vijfjarige meisje E.
Boeker uit de Infirmeriestraat op den hoek van
die straat en den Oostzeedijk. toen zij onver
wacht overstak, onder een auto geraakt, die
bestuurd werd door den vijftigjarigen L. L. de
H. Deze trachtte nog door sterk remmen een
anarijding te voorkomen, maar dit bleek niet
meer mogelijk.
Het kind werd tegen de straat gesmakt en
bekwam een ernstige schedelbreuk en een
eroote hoofdwonde.
In zeer zorgwekkenden toestand is het meisje
naar het ziekenhuis aan den Coolsingel ver
voerd, waar het later is overleden.
De 40-jarige mijnwerker P. Beumers is Dins
dagmiddag omstreeks twee uur, door arbeiders,
die hem moesten aflossen, dood gevonden in
een mijnschacht. De man is vermoedelijk ach
terover naar beneden gevallen. Zijn hoofd was
geheel verbrijzeld.
Dinsdag stonden voor de Alkmaareche
rechtband terecht de Wieringsche arbeiders
Arie M., Marinus L. en Henricus Gregorius
L., die er van werden beschuldigd op 31
December 1936, des avonds te Wieringen den
veehouder Jacob Snooy te hebben overval
len om hem van zijn geld te berooven.
De toedracht der zaak was ongeveer als volgt:
De beroovers troffen Snooy op zijn erf achter
zijn woning aan, terwijl hij een brandende lamp
in de hand had. Een van hen sloeg Snooy
de lamp uit de hand, terwijl zij hem geza
menlijk aanvielen hem toeroepende: Geef op je
geld, of wij slaan je hersens in. Snooy verde
digde zich wat hij kon, maar tegen drie man
was hij niet opgewassen, zoodat hij tenslotte
op den grond werd gewerkt. De aanranders
gingen boven op hem liggen en bonden zijn
handen en voeten, om vervolgens een portemon-
naie, inhoudende f 160.uit een van zijn zak
ken te halen.
Na den overval werd door de politie 'n streng
onderzoek ingesteld, dat aanvankelijk geen re
sultaat had, maar tenslotte kreeg men tegen
de drie hierboven genoemde verdachten zulke
sterke aanwijzingen, dat zij konden worden ge
arresteerd. Zij ontkenden echter hardnekkig.
Als getuigen werden in deze zaak gehoord
Ane Bergsma, brigadier majoor te Purmerend,
voorheen te Wieringen, Jac. Snooy, de beroof
de, Simon Snooy, landbouwer te Wieringen. Al-
bert de Wit, landbouwersknecht. Simon Schel-
tus, caféhouder, Floris Verhagen, landbouwer,
Pieter Laan, koopman, Catharina Zuiderduin,
z.b., allen te Wieringen.
Aan Arie M. was als verdediger toegevoegd
Mr. Kamminga, terwijl Mr. Bromberg Marinus
L. verdedigde.
Henricus L. wilde zich geen verdediger zien
toegevoegd.
Na getuigenverhoor eischte de Officier van
Justitie tegen M. L. 3 jaar, tegen A. M. 234
jaar en tegen H. L. eveneens 234 jaar gevan
genisstraf.
Op verzoek van zijn verdediger, mr. Kam
minga, werd M. voorloopig op vrije voeten ge
steld.
Uitspraak 11 Mei.
Vanochtend reden op den Oosterhamrit-
kade te Groningen twee zoontjes van de familie
Sluiter, respectievelijk tien en zeven jaar, en
een vriendje, de tienjarige H. Sch*at, op één
-iets, toen zij door nog onbekende oorzaak door
een vrachtauto werden aangereden. Het vriendje
werd ernstig gewond en kreeg o. m. een been
breuk, een bekkenfractuur en inwendige kneu
zingen. Een der broertjes liep inwendige kneu
zingen op. De knaapjes werden naar het R. K.
Ziekenhuis overgebracht. Het derde jongetje
kreeg schaafwonden en kon naar huis worden
gebracht.
In het IJselmeer is Dinsdag de 22-jarige
D. B. bij het kanovaren verdronken.
De kano werd getrokken door een motorboot,
riotseling ging B. in zijn kano staan, waardoor
het vaartuigje kantelde. De bevaarder ver
dween in de diepte. Onmiddellijk ging men aan
het dreggen, doch tot resultaat heeft dit niet
geleid. Om zeven uur in den avond was het lijk
nog niet opgehaald.
De Haagsche rechtbank heeft den „rechts
kundige" M. L. C. te Amsterdam wegens ver
duistering van gelden ten nadeele van een
zijner cliënten veroordeeld tot een gevangenis
straf van een jaar. De officier van justitie had
acht maanden geëischt.
Het driejarig dochtertje van de familie Drab-
bels te Castenray is in een put gevallen en ver
dronken.
Het tweejarig zoontje van den landbouwer
Jansen is aan het Veulen te Venray onder een
vrachtauto gekomen en gedood.
De inspecteur der registratie en domeinen
J. Jaarsma is verplaatst van Sn eek naar Assen.
Benoemd tot officier in de orde van Oranje-
Nassau de heer J. H. Bitters, hoofdadministra
teur der N.V. Deli-Maatschappij,
„Met enkele lessen bereik je nog niet veel!"
meende tante weer. „Ze mag nu al vrij goed zijn
in de grammaire, het eenige, waarmee haar uit
spraak verbeterd kan worden, is een verblijf van
een paar maanden in het buitenland. Ik zou
dus voorstellen, dat zij eenigen tijd de kost
school van Fraulein Behnke in Lüdwied bij
Keulen bezoekt. De meisjes Webster gaan daar
in November heen en dan kan Anna de reis
met haar maken."
„Naar kostschool gaan!" riep ik. „Maar, tan
teIk was juist klaar met les hebben. Hoe
zou ik nu weer kunnen beginnen?.... Boven
dien, ik ben al uit geweest met Penelope en nu
kan ik toch niet weer'n schoolmeisje worden!"
„Die beslissing zou ik maar aan ouderen en
Wijzeren overlaten," zei tante en wel met zulk
een nadruk, dat ik met angst en beven den uit
slag tegemoet zag van het onderhoud met vader,
dat nu volgen zou.
Het was mij een heele verluchting, toen va
ders antwoord op het voorstel luidde:
«Neen, neen, we zullen het kind thuis houden,
Anna. Het zou jammer zijn, om de meisjes te
scheiden, nu Nan al zulk goed gezelschap wordt
voor Penelope. Wat mij betreft, ik zie er nu nog
niet zoo het nut van in, Fransch en Duitsch
te kennen, want als het kind ooit buitenslands
gaat, dan wordt er immers overal in de hotels
en in de groote winkels Engelsch gesproken?"
„Ja, maar als zij zich in goede kringen be
weegt, dan is Fransch onmisbaar. Men ontmoet
overal vreemden en het maakt zoo'n veel bete
ren indruk, als men met hen in hun eigen taal
converseeren kan. Mijn nichtjes, Mildred en
Ethel Vansittart, hadden veel van haar succes
te danken aan de vlotheid, waarmee zij Fransch
en Duitsch spraken."
Gedurende eenigen tijd zei vader niets, maar
ik zag aan de uitdrukking op zijn gezicht, dat
hij het voorstel in nader beraad nam; want die
laatste opmerking van tante had hem in zijn
trots geraakt.
Mildred en Ethel Vansittart toch waren nicht
jes van tante van den kant van haar man en zij
waren groote mededingsters van Penelope en mij
in haar gunst. Het waren „echte nuffen", vond
ik, maar tante was trotsch op haar om haar
schoonheid, ofschoon ze zeker meer van ons
hield, omdat wij Colville's waren.
Na een paar minuten sprak vader:
„Ik kan niet zeggen, dat ik nu zoo ingenomen
ben met je plan, Anna, want daar komt nog by,
dat ik Nan niet veel zal kunnen binnenleiden
in de kringen, waarop jy doelt daar zün de
tyden te slecht voor! Daarom was ik, eerlük ge
zegd, al biy, dat ik Miss Addison nu niet. meer
haar salaris hoefde te geven."
„De kosten hoeven geen beletsel te zün, Wil
liam! Toen ik dit voorstel deed, stond het al by
my vast, het school- en het reisgeld te be
talen en te zorgen voor mogelyke extra-uitga
ven voor Anna's uitrusting. Neen, je hoeft er my
niet voor te bedankten," zei ze, toen vader zoo
iets prevelde van: „haar groote vriendeiykheid."
„Ik zou my liever allerlei opofferingen getroos
ten, dan dat ik wist, dat de dochters van myn
eenigen broer niet in staat zouden zijn, een pas
sende opvoeding te genieten."
Vader moest dus wel toegeven en tante zou
nog een onverwachte bondgenoote krijgen in Pe
nelope. Ik was namelijk een moeiiyk vraagstuk
voor haar, want ik was te oud, om eenvoudig in
een hoek geschoven te worden en te jong, dan
dat zy veel aan my zou hebben als gezelschap.
Ze was dus zeker blü, dat ze nog een jaartje
van my af zou zijn. Daarom ondersteunde ze al
tante's argumenten.
Mrs. Webster werd om inlichtingen gevraagd
voor de kostschool, waar ze haar dochtertjes
heenzond en in antwoord hierop schreef deze
dame, dat Fraulein Behnke binnen veertien- da
gen zelf in Engeland zou zyn en dat zij bereid
was, alle nieuwe leerlingen, die zich by haar
wilden aansluiten, onder haar hoede te nemen.
Tot myn onuitsprekelijke ergernis werd er
over my besloten, dat ik ook van dit geleide
zou profiteeren en dat ik de laatste week bij
tante Anna zou logeeren, zoodat ik vast met
Fraulein kon kennis maken.
Toen het mij officieel werd meegedeeld, barst
te ik vol verontwaardiging uit:
■Jk ga niet! Dat zou dan juist de eerste week
van November zün en dus zoo dicht by Kerst
mis? Als u en vader zoo wreed zyn, om my
weg te sturen, laat dit dan tenminste na Nieuw
jaar wezen!"
Tante Anna sloeg in het geheel geen acht op
deze uitbarsting. Kalm ging zy voort met het
invullen van de ïyst van benoodigdheden, zonder
zelfs een enkele maal op te kijken.
Hier bereikte ik niets en dus ging ik naar mijn
slaapkamer, waar ik in hartstochteiyk snikken
uitbarstte.
Toen Penelope dan ook een half uur later
eens kyken kwam, was ik ontoonbaar en kalm
sprak zy:
„Als je nu nog langer zoo doorgaat, Nan, dan
kan je niet beneden komen voor het diner. Ik
zou niet graag willen, dat de meisjes je zoo za
gen. En als je het nu toch eens goed onder de
oogen ziet, dan is er niets, om je zoo ellendig
over te maken. Je gaat voor een jaar naar
Duitschland en hoe gauwer je gaat, des te gau
wer je ook weer terug bent, niet waar?"
Ik moest er my immers wel in schikken, of
ik nu wilde of niet en toen ik maar eenmaal het
hopelooze van myn verzet had aanvaard, begon
ik langzamerhand belang te stellen in de nieu
we kleeren, die tante Anna my gaf.
Gedurende mijn laatste veertien dagen thuis,
had ik het nog heel druk. Telkens weer reden
wy naar Alston, om te passen, of nog een nood-
zakeiyken inkoop te doen en op onzen weg langs
The Hall keek ik altijd eens de verlaten opry-
laan in, of ik soms Lynette Walbrook niet te
zien zou krijgen. Maar het lukte mij niet. Ze
scheen nooit anders te durven uitgaan dan op
Zondagen naar de kerk en Miss Walbrook bleef
geheel binnen, daar ze zeker vastbesloten was,
dat ze zich door geen van de plaatselijke groot
heden wilde laten beleedigen. Onwillekeurig
kwam de gedachte by my op, hoeveel zwaarder
my myn verbanning zou zyn gevallen, als de
Walbrooks vriendinnen van my waren geweest.
Ik voelde mü weer geheel van streek, toen ik
de week vóór mijn vertrek met Penelope en tan
te Anna naar Londen ging en ik vrees dus, dat
ik een al heel weinig aantrekkeiyk uiterlijk had
op den dag, dat Fraulein Behnke met mij kwam
kennis maken en dat alles nog eens deugdeiyk
besproken zou worden.
Ze was een typische Duitsche, kort en gezet,
met een vriendeiyk, verstandig gezicht, dat mij
dadelijk vertrouwen inboezemde.
„Dat dwaze nichtje van mij," zei tante,
„maakt zich vreeseiyk overstuur bij de gedachte,
om naar kostschool te gaan. Zij kan niet eten
of slapen, dus u moet maar niet denken, dat zy
er altyd zoo slecht uitziet als nu vandaag
„O, dat ben ik al lang gewoon," antwoordde
Fraulein vriendeiyk. „In 't eerst zün de meisjes
steeds in tranen en loopen als een schaduw door
het huis, zoodat ik erg met haar te doen heb.
Maar ze komen wel gauw weer bij en halen dan
haar schade weer in; dat verzeker ik u."
zy sprak haar Duitsch goed, maar langzaam.
Bij het afscheid klopte zy my aanmoedigend op
den schouder en gaf my den raad, om my maar
niet te laten terneerslaan.
De dagen vlogen om en de ochtend van myn
vertrek brak aan. Het was donker en mistig en
de lichten waren aan, toen we vóór tienen aan
het Victoria-station waren. Hier werd ik voorge
steld aan Nora en Amy Webster.
Er waren heel weinig reizigers voor den Do-
ver-express op dien somberen dag, zoodat Frau
lein een heele coupé voor haar gezelschapje al
leen had.
wy stapten in en de meisjes Webster en ik
kropen zoo dicht mogeiyk by het portierraamp
je, om alle mogelyke laatste woorden en blikken
nog op te vangen.
Koloneel en Mrs. Webster brachten hun doch
ters weg en ze schenen heel wat te praten te
hebben met tante Anna, die een oude vriendin
van hen was. Ik vond, dat hun glimlachen en
hun geanimeerd gepraat al heel harteloos was
en wilde steeds de hand van Penelope in de
müne houden en haar telkens nog eens iets zeg
gen, maar toen het eindeiyk tot een laatste
omhelzing tusschen ons kwam, was ik te ellen
dig, om een woord uit te brengen.
De trein gleed langzaam uit het station en
Nora, Amy en ik wuifden een laatste vaarwel toe
aan de vier personen, die op het perron stonden.
Toen de mist hen voor ons oog verborg, gingen
wy zitten en lieten onze tranen den vrijen loop.
De Websters waren jonger dan ik. Het waren
aardige, levendige meisjes en toen zy maar een
maal over het afscheid heen waren, verlangden
ze er erg naar, om iets te hooren van haar toe
komstig tehuis, en Fraulein gaf een uitnoodi-
gend beeld van Liidwig en de heele inrichting.
Die beschrüving had ons allen zeer opgewekt en
de reis naar Dover was nu lang niet meer zoo
somber, als die in het eerst geleken had.
(Wordt vervolgd)