RXJTMTSPARTÜ Mdmïiaal den da§ Het Zeemonster van Na O V :<H> EEen week erschrikkingenj W erldoosheids- verzekering Ons eigen land ARBEID VOOR ONS VOLK LUST 1 Ï7a ioutto, s (WxrrvdS WOENSDAG 5 MEI 1937 Sterilisatie Oud IJsselstein trnuH? I De winnaar, tAR HET ENCELSCH Jj Naar een wettelijke regeling Een der zaken, waar het nieuwe kabi net in de komende regeerperiode zijn schouders onder kan zetten is het tot stand brengen van een wettelijke regeling der werkloosheidsverzekering. Zeker zal dit geschieden, indien de groote partijen zich ernstig zetten aan de verwezenlijking van de programma's waarmee zij thans den verkiezingsstrijd ingaan. In het maandblad „De Arbeidsmarkt" heeft een medewerker bijeengezet wat de verschillende partijen over dit punt in hun verkiezingsprogramma's vermelden. Hij is tamelijk teleurgesteld: van de ongeveer 15 partijen hebben er slechts 5 iets over de Werkloosheidsverzekering in haar program of verkiezingsmanifesten vermeld. Deze vijf zijn de Chr. Hist. Unie, de R.K. Staatspartij, de Vrijheidsbond, de S. D. A. P., en het Verbond voor Nationaal Herstel. Alle vijf dringen zij aan op wettelijke regeling van deze materie; ofschoon er in de wijze, waarin zij deze regeling verwezenlijkt zou den willen zien, wel eenig verschil zal zijn. Zooals men weet vermeldt de R.K. Staats partij in haar program van actie-1937: „Wettelijke regeling van de werkloosheids verzekering en van de steunverleening", zonder nadere omschrijving, welke overi gens in een verkiezingsprogram niet goed op haar plaats zou zijn. Het zijn inderdaad maar vijf partijen, maar.... daaronder vier van de grootste. De voorstanders van wettelijke regeling en wie is dat niét? behoeven dus waarlijk niet zoo pessimistisch te zijn. Indien de groote partijen reëele politiek voeren en op dit punt tot een compromis komen, kan er zeker een regeling tot stand gebracht worden. Dit is beslist wenschelijk, want reeds al te lang is de steunverleening voor werp van een besluitenregeering welke eigenlijk niet meer van dezen tijd is. De steunverleening aan werkloozen geschiedt nog immer volgens de Armenwet van 1912, die de armenzorg aan de gemeenten over laat. De gemeenten kunnen de geweldige lasten van de moderne werkloosheid na tuurlijk niet dragen en zijn aangewezen op financieelen steun van het Rijk. Het departement van Sociale Zaken ontleent aan die financieele machtspositie de be voegdheid, om algemeene normen voor de steunverleening te stellen. Erg bevredi gend is een bevoegdheid, welke meer op macht dan op recht berust, echter nimmer, en daarom hopen wij van harte, dat het komende kabinet in staat zal blijken, een Voor het geheele Rijk geldende Wet op de Werkloosheidsverzekering tot stand te bren gen. bedreigd. Talrijk zijn de zwaar gesubsidi eerde instellingen, als de Joodsche Inva lide, waar men het ziekelijke deel vertroe telt waartegen op zichzelf natuurlijk niet geprotesteerd behoeft te worden maar onderwijl onze werkloozen door niets-doen laat verzwakken, met ondervoeding laat bedreigen. Dit soort liefdadigheid is niet te vergelijken met de Nationaal-socialistisch gedachte sociale zorg, die zich juist wendt tot het gezonde deel en gezondhouding van de weerbaarheid, voor de voortplanting en voor alles, waartoe het volk een roeping heeft in dit aardsche bestaan." Wee de zwakken en invalieden als Mussert wint! En N.S.B. In „Vorming", hetzelfde N.S.B.-blad, dat de Papoea's als de brengers der bescha ving uitzendt in Nederland, komt ook een bedekte aankondiging voor, dat evenals in Duitschland sterilisatie zal worden inge voerd, zoodra Mussert de baas zal zijn. „Het bestaan en het instandblijven van een volk is afhankelijk aldus heet het van de levenskracht en den levenswil van de individuen, waaruit het is saamgesteld. „Daarom, omdat 't een wil van de schep ping is, dat het volk en ook het Nederland- sche volk zich in stand houdt, daarom is het welbegrepen en natuurlijk eigen belang en dus geen medelijden om de volks- genooten, die dreigen te verzwakken, in stand te houden. Nationaal-socialistische sociale zorg is dus altijd gericht op het ge- zondhouden en raakt daartoe het geheele gezonde, maar arme deel van het volk, in tegenstelling tot de heerschende valsche liberale sentimenteele sociale zorg, die zich hoofdzakelijk tot het zieke deel van ons volk wendt. Millioenen worden besteed aan erfzieken, mismaakten en onvolwaardigen, die voor het volk en zijn toekomst geen be- teekenis hebben, terwijl het gezonde volks' deel, dat waarde heeft voor ons volk nu en hl de toekomst rustig met ondervoeding, Verzwakking en moreele inzinking wordt De bloeitijd is er en zal weer scharen van bezoekers brengen naar IJsselstein en zijn kostelijke omgeving van boomgaarden, die het stadje in de Meimaand omgeuren. Ap pelen en kersen worden hier geteeld, maar kersen het meest. IJsselstein heet niet voor niets: de Stichtsche Kersenstad. Toch is natuurschoon niet het eenige, dat de vreemdeling hier verwacht. IJsselstein biedt, behalve dat, verschillende merkwaardigheden, en deze zullen elkeen aantrekken, die ook maar de minste historische belangstelling heeft. De stad heeft namelijk een lang en bewogen ver leden en nog vele stomme getuigen daarvan zijn tot in den huidigen tijd gered. Zij zullen in den loop der jaren aangroeien bovendien, want behalve de herinneringen, die zich boven den grond bevinden, zijn er ongetwijfeld nog vele, die het uur van hun opgraving verwach ten. Men weet, dat er den jongsten tijd heel wat zijn bloot gegraven. Het is maar al te natuurlijk, dat de aarde hier zooveel voor het nageslacht bewaart: want IJsselstein heeft in den loop der eeuwen meer dan eens het treurig lot gekend, van geheel of gedeeltelijk verwoest en gesloopt te worden. De eerste maal gebeurde dat in 1349, door de Utrechtenaren, erfvijanden der IJsselsteiners. De tweede maal schreef men 1418; ook toen waren het de Utrechtenaren, die de stad zoo goed als geheel vernietigden, hiermee een bevel opvolgend, dat hun landsvrouwe Jacoba van Beieren hun ten pleziere gegeven had, en wel nimmer werd een bevel met meer gretigheid en stiptheid uitgevoerd. Maar vier jaar later begon men alweer aan den opbouw der stad, die gesloopt was op de kerken en kloosters en wo ningen van geestelijke lieden na. In 1482 lagen de Utrechtenaren opnieuw voor de stad en be dreigden haar voor de derde maal met dood en verderf: maar thans kwamen de Hollanders haar ontzetten. IJsselstein dankt zijn ontstaan aan den bouw van 't kasteel IJsselstein 'stein of steen beteekent huis, kasteel of toren) dat volgens een oor konde van 1279 toen reeds sedert lang het eigendom was der Heeren van Amstel. Heden is van dit kasteel niets meer over dan de gracht, gedeeltelijk gedempt en een toren, die echter als eenig monument nog in staat is iets van de statie en waardige pracht van het oude kasteel op te roepen. Zoowel van buiten, door zijn massieven bouw, zijn eigenaardige gevelverdeeling hoe typisch doen de steile rondboograampjes in dat groote vlak van roode baksteentjes, telkels door een rij wit onderbro ken, aan als van binnen, waar breede traptre den naar boven leiden, onder nobele gewelven door. De torenkamer vanwaar door de zwaar getraliede vensters in den meer dan 'n el diepen muur een ver uitzicht op de groene gouwen rondom te genieten valt, zou, zooals de burge meester van IJsselstein meent, wellicHt zonder al te veel kosten zijn in te richten voor de ten toonstelling van verschillende historische be zienswaardigheden; hiermee ware den bezoekers van den toren nog een bijzonder doel gegeven. Vlak bij dit steenen teeken uit de Middel eeuwen staat de laat-gothieke kerk, welke in 1911 door brand werd vernield en waarvan de toren door M. de Klerk zoo eigenaardig geres taureerd werd. Hij wist een bekroning te ont werpen, welke, zonder haar tijd te verlooche nen, verbluffend goed bij het Renaissance-on- derstuk paste en een geslaagd experiment is. De kerk zelf is in de zestiende eeuw aan de Hei-vormden gekomen; het was op Zondag 27 October 1577, dat zij, voorafgegaan door eenige musketiers-vrijwilligers uit Haarlem, naar de kloosterkerk trokken. Daarna nam de Her vormde Gemeente spoedig in omvang toe; en het w'as slechts door het herhaalde schrijven van den Raad van den Prins van Oranje, dat men niet reeds op Allerheiligen de groote kerk innam. Maar op den feestdag van St. Nicolaas, aan wien de kerk was toegewijd, beletten de Hervormden den Roomschen den gewonen pleehtigen dienst, wierpen de beelden van hun voetstukken, beroofden de altaren van hun tooi en richtten de kerk aldus voor den Hervorm den Eeredienst 'in. Het is in deze, op zichzelf al zoozeer beziens waardige kerk, dat zich een grafmonument be vindt van groote zeldzaamheid, namelijk een, waarop vier personen in liggende houding le vensgroot zijn afgebeeld. Een daarvan is „vrouw Baerte", de beroemde Berta van Heukelom, die tijdens de gevangenschap van haar gemaal Gijsbrecht, die hier naast haar ligt, het slot IJsselstein ruim een jaar heeft verdedigd tegen een overmachtigen vijand. Het monument, in zwart marmer uitgevoerd, is gaaf veertiende- eeuwsch beeldhouwwerk. Het stadhuis van IJsselstein, met zijn kloe ke oude trap en zijn fraai intérieur is van merkwaardigheden vol als een klein museum. In de mooi gerestaureerde raadzaal met zijn stemmige zoldering van moer- en kinderbalken en zijn geheel betegelden ouden schouw han gen schilderijen, door het Rijksmuseum in bruikleen afgestaan; de kelder van het raad huis, op zichzelf al de moeite van een bezoek waard omwille van zijn interessante kruisge welven, bergt allerlei uit het oudste en jongere verleden van stad en streek, zoowel scherven van Merovingische potten en oeroude urnen als zware steenen blijdekogels, gildekisten met enorme sloten, de strafsteenen, die veroordeel de vrouwen moesten dragen, pistolen uit den vroegsten tijd dezer moordwerktuigen, oude munten en allerlei meer. Maar niet alleen in den raadskelder, ook boven in het raadhuis, onder den toren, is nog een en ander te zien behalve een onverwacht mooi uitzicht op het stadje met zijn typische oude dakjes en gedrongen bouwtrant, o.a. het fraaie koperen uurwerk van de klok, die vandaag nog met groote nauwkeurigheid den tijd aangeeft, en de dubbele ladder, die eens naar het scha vot geleid heeft. Dubbel: zoodat de beul zijn slachtoffer naast zich kon vasthouden op diens laatsten klimtocht. In het torentje zelf hangen twee oude klok ken, waarvan de eene als opschrift draagt: Toren N. H. Kerk te IJselstein (Foto Ver. v. Monumentenzorg Sinte Paulus is mijn naam Mn Gheluit is voer God bequam Jan Tolhuus fct. en de andere: Soli Deo Gloria Henricus Meurs me fecit 1606 lek ben ghemaekt doer die Schutters verheven alsmen 1606 heeft geschreven. Dit is een en ander over IJsselstein, maar lang niet alles. Zooals reeds boven gezegd, er zijn bepaald nog vele schatten, die al eeuwen lang de aarde bewaart. Aan de Zuid-Oostzijde van de stad ligt een terrein, dat sinds men- schenheugenis de Nieuwpoort heet, en eigen aardige onregelmatige welvingen vertoont. Op dit stuk grond wterden onlangs, bij graafwerk resten van conterforten van den ouden stadsmuur gevonden. Trouwens, overal waar men hier de spade iets dieper in de aarde steekt, stuit men op de z.g. reuzenmoppen en puin. Tenslotte is men, op initiatief van IJsselsteins burgemees ter, Mr. Abbink Spaink en de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer systematisch gaan gra ven en heeft toen de fundamenten van het oude Cistercienserklooster, dat in deze buurt eens gestaan moet hebben, voor een klein ge deelte blootgelegd, terwijl ook het koor geloca- liseerd kon worden. Een straatje van roode reu zenmoppen en grauwe molensteenen ligt om de blootgelegde fundamenten heen, en zelfs de goot is ongeschonden teruggevonden. Een vol genden keer zullen wij over de opgravingen meer vertellen. Helaas kunnen deze opgravingen met him allerinteressantste resultaten niet worden voort gezet, omdat de geldmiddelen ontbreken en nu is het wachten maar op vereenigingen of par ticulieren, die het mogelijk zullen maken om te vervolgen, wat hier begonnen werd en het stuk vaderlandsche historie, dat hier begraven ligt en waarover het gras groeit, geheel aan den dag brengen! „Wat rijden al die menschen ge vaarlijk vandaag", dacht u immers vanmiddag achter het stuur. (Hoe zegt men dat ook weer van dien splinter,dien balk en uw oog?...) Leon Dufranger mocht zijn, waarvoor hij kon doorgaan, een jongeman die van het leven genoot, wat het te geven had, een charmeur, die met zijn berekende manieren menig meisje het hoofd op hol had gebracht; een mode-slaaf, die als een mannelijke manne quin het allereerst de nieuwste snufjes bracht, een va-banque-speler was hij niet. Vaak kon men hem in de speelzalen van Monte Carlo zien; hij vond het er een unieke gelegenheid om zijn teveel aan vrijen tijd te verdoen en tegelijkertijd met volle teugen van het mon daine leven te genieten, maar aan de speeltafels zelf zat hij bijna nooit. Het was voor hem een uitgemaakte zaak, dat hij zich niet de luxe kon permitteeren in enkele oogenblikken een aan zienlijk aantal francs te verspelen. Zooveel be zat hij er niet. Maar nu zat hij al geruimen tijd voor zich zelf uit te knobbelen, hoe hij er vandaag dan toch wel toe gekomen was zijn principe zoo te verloochenen, dat hij meer dan tweehonderd francs aan den croupier gelaten had. Toen hij die puzzle niet behoorlijk kon oplossen en zijn spreekwoordelijk evenwicht dreigde te verliezen, nam hij een slok van zijn koude café-noir en dan de „Paris Soir". De meest schreeuwende head-lines vermochten zijn apathische houding niet te verdrijven. En zoo kon het gebeuren, dat hij, zonder het zelf te beseffen, zijn oogen over de advertentiekolommen liet gaan. Eens klaps haalde hij de krant met een ruk dichter naar zich toe en las: „Waarom verliest u bij het spelen? Ik bereken uw winstkansen uit de sterren. U behoeft daarvoor niet te betalen. Zend mij uw geboortedatum en binnen twee da gen ontvangt u mijn kosteloos advies. Eerst als blijkt dat ik u een juisten raad gaf en u inderdaad gewonnen hebt, zendt u mij de helft van de winst Dr. Wilhelm Strampf, psycholoog en astronoom." „Tjonge, je zou zoo zeggen!" Halfluid had Leon Dufranger het al gezegd. „Pardon!" Twee vragende oogen keken vroo- lyk geïnteresseerd van achter goud-omrande brilleglazen Leon aan. „Ik lees hier zoo juist deze zonderlinge ad vertentie", en meteen reikte Leon de krant over. „U bedoelt die annonce van dr. Strampf?" Een stralende glimlach kwam op het gelaat van den tafelgenoot. 'Leon Dufranger knikte onbestemd. „Kan u aanraden er op in te gaan. In ver trouwen wil ik u wel zeggen, dat ik er zoo even fr. 2500 mee verdiend heb! Een mooi sommetje, niet?" De glimlach werd een opgetogen grijns. „Vijf en twintig honderd francs! Leon Du franger schreeuwde bijna: „Geen centime minder," riposteerde de an der. „Hier hebt u het gelukaanbrengende adres. Onfeilbaar, mijnheer. Verbijsterend!" De ver dere exclamaties hoorde Leon Dufranger niet meer. Hij las slechts het onberispelijk geschre ven briefje van den astronoom, prentte het adres in zijn geheugen, dacht aan zijn eigen verloren francs en stapte, na een haastigen maar correeten afscheidsgroet heen, recht naar de Rue de Bonheur no. 47. Voor een imposante villa, omgeven door een prachtig verzorgden tuin, waarin een ongeken de bloemenschat geurde, bleef hij een oogen- blik staan. Dan opende hij resoluut het tuin hek en belde even later aan. Een gedistingeerd uitziende bediende deed Leon Dufranger open en leidde hem over dikke, geluiddempende tapijten door een lange, mar meren gang naar een anti-chambre, met ver fijnden smaak gemeubileerd. Naar dit alles te oordeelen, moesten de adviezen van dr. Strampf wel deugdelijk zijn en zijn fifty-fifty- systeem hem een niet-onaanzienlijk bedrag op leveren. Het onderhoud met den psycholoog en astro noom, een klein, leelijk, pafferig-dik, schuw mannetje, duurde maar kort. Leon Dufranger liet hem zijn geboortedatum en adres zien en De bewoners die rondom Artis woonden waren echter niet tevreden. lederen nacht opnieuw begon het zeemonster weer lawaai te schoppen, waardoor de menschen geen oog konden dicht doen. Twee hunner trokken een jagerspak aan en namen een geweer, waarmede ze den dierentuin introkken om het Het zeemonster morste zoo verschrikkelijk veel water, dat er een werkvrouw werd aangenomen om den bak steeds met nieuwe emmers bij te vullen. Ze werd gewaarschuwd door Drein, dat er een paar verdachte individuen om het hok heenslopen. Ijlings ging ze er naar toe en gooide den heeren een emmer 's Avonds lazen Drein en Piet in de krant, dat ze beiden benoemd waren tot eerelid van het natuurkundig genootschap, doordat ze alle moeilijkheden en gevaren zoo dapper hadden doorstaan. Gelukkig lachend keken beiden, elkaar aan. monster dood te schieten. Ze werden gelukkig bijtijds gesnapt, water over hun hoofd. in ruil daarvoor droeg hij de wetenschap met zich, dat dr. Strampf zelf nooit het Casino be zocht; een plechtig gedane belofte, van wijlen zijn hoogvereerden vader weerhield hem ervan. Prompt twee dagen later bracht de post Leon Dufranger in een zwaar verzegelde enveloppe het correct beschreven papiertje, dat Leon voor zich zelf als een bij uitstek waardevol document taxeerde: „M. H. Uit het sterrenbeeld heb ik voor u gele zen, dat u 5 November a.s. om 5 uur nm. precies aan tafel V moet spelen. Zet fr. 5000 op zwart en vrouwe Fortuna zal uw inzet verdubbelen. De helft van uw winst zie ik daarna zoo spoedig mogelijk tegemoet. Uw dr. Dr. Strampf." Wel een uur te vroeg had Leon Dufranger zich den 5den November een plaatsje verzekerd aan speeltafel 5. Het was rustig in de zalen en ook voor het spel bestond toen nog weinig be langstelling. Onophoudelijk raadpleegde Dufran- gerzijn horloge, 't Was of die wij- wilden afhouden I die toch verloor j van een dol avontuur, dat, als het falikant uitpakte, voor hem een financieele débacle van de eerste grootte beteekende. Zou die dr. Strampf het nu wel altijd aan het juiste eind hebben? Hij was per saldo toch ook maar een mensch, die zich kon vergissen. Zou hij er niet wijzer aan doen het advies aan de werkelijkheid te toetsen, door om 5 uur denk beeldig zijn fr. 5000 te zetten en dan eens te zien wat de roulette Daar bemerkte eensklaps Leon Dufranger, vlak naast zich, zijn terras-kennis, die hem in zulke overtreffende bewoordingen de juistheid van dr. Strampf's adviezen had verkondigd. Met één slag was alle onzekerheid van Leon geweken. Hij zou zijn fr. 5000.om precies 5 uur op zwart zetten. Tergend langzaam verliep minuut na minuut. De zaal vulde zich steeds meer, zoodat tegen 5 uur alle speeltafels bezet waren. Nog twee minuten realiseerde Leon zich, toen hij voor de zooveelste maal zijn horloge opsloeg. Verbeeld de hij het zich, dat zijn kennis ook telkens con troleerde, hoe laat het was? Idioot, schold Leon Dufranger zich zelf, dacht jij, dat alle men schen zoo aan een minuut hingen.... Apropos, even ziennog veertig seconden. Zenuwach tig omklemde zijn rechterhand met de kost bare fiches.... vijfduizend francs.... nog twintig seconden.... als die dr. Strampf nu eens verkeerdtien seconden.... zweet druppels parelden op Leon Dufranger's kaken en slapen.... Vijf uur precies.... Onvast kwam zijn hand naar voren, even weifelde hy, dan ontspanden zich zijn vingers.... Leon Du franger had fr. 5000.op zwart gezet. Dan deed het balletje zijn enerveerend werk. Eerst met een vaart, dan steeds langzamer, kalmer, cirkelde het rond, dan gleed het naar beneden, botste terug en sprong dan weg. „Zeventien zwart oneven enmanque". Zakelijk-kortaf klonk de stem van den crou pier; dan harkte hij de fiches naar zich toe en deelde de winst uit. Leon Dufranger juichte. Het bloed steeg hem naar het hoofd en bepaald pompoen-rood in casseerde hij de waardevolle, paarlemoer-inge legde schijven. Zijn terras-kennis zag lijkbleek en scheen aanvechtingen te hebben om te ra zen. Uit zijn vestzak puilde een correct-be- schreven papiertje, met de initialen W. S. „Ik heb toch precies gedaan, wat hy me raadde" en het beduimelde papiertje raadple gend, knikte hij bevestigend. „Ik heb om 5 uur precies 5.000.gezet op rood." Meêlijwekkend- zielig verliet hy het Casino; den vroolijk voort stappenden Leon Dufranger bemerkte hy niet. Schreeuwende krantenjongens overvielen hem, zoo gauw ze buiten kwamen. „Lees de arrestatie van den oplichter dr. Wil helm Strampf. Zijn Casino-zwendel ontmas kerd. Talloozen gedupeerd." Vliegensvlug gingen eindeloos vele oogen paren over de vet-gedrukte kranten-regels. Een detective had de schurk-praktijken van den psycholoog en astronoom dr. Wilhelm Strampf ontmaskerd. Het systeem berustte op het een voudige principe, dat elkaar volkomen vreemde personen het advies kregen op denzelfden dag, op denzelfden tijd, aan dezelfde tafel een even groote som te zetten. Alleen de kleur verschil de. De eene helft verloor, de andere helft won en de oplichter voer er in ieder geval wel by. Leon Dufranger lachte, in zyn zak had hy een winst, die hy niet meer behoefde te deelen; zijn terras-kennis steunde, al zyn spaarcentjes had hij verspeeld; in de politieel zat dr. Wil helm Strampf, de man, die altyd won, maar nu zijn speelkapitaal, zijn truc en voorloopig al thans, zijn leventje van zalig weinig-doen kwyt was. 9 tot 1/t uur vóór zonsopgang zijn geluidssignalen verbo den: knippert dan met de koplichten ols attentiesein GELUIDSSIGNAAL VERBODEN ATT p A DOMMÜ *G op blad zUn ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen U *7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 b^ een onSeval met f* /nil m b!^ TerUe? va? eelL band» J-\ I .1 iT. /A 1*11^1 JQ, jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A I t»v« verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A wUi doodelijken afloop een voet 01 een oog. AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL „Een paar dagen. Hij zal niet terug zijn vóór Maandag." En nu was het Donderdag! Steeds meer be gaf mij de moed. Het was nauwelijks vier uur geleden, sinds ze mijn betrekking tot Valentine rentmore had ontdekt en in dien tijd had ze hiij afgesneden van allen bijstand, dien haar zoon of haar kamenier mij zouden kunnen bieden. liven boog ik mijn hoofd over mijn bord. Oollins sloeg mij oplettend gade; en als ik nu bnjk had gegeven van bijzondere ontroering, dan zou zij hier mjSSChien iets abnormaals in hebben gezien. „Deze reis van Mr. Garbutt zal uw Australi sche plannen toch niet in de war sturen?" vroeg ik kalm. B „Australische plannen?" echode zij, en, op kijkend, zag ik haar een veelbeteekenenden blik Wisselen met Collins. Zoodra ik dien waarnam, begreep ik, dat de Australische reis maar een verzinsel was geweest, dat zeker onder de in geving van het oogenblik bedacht was, om een excuus te hebben, om my weg te zenden; dat zy er dus enkel maar over gesproken had tegen over haar zoon en mij en dat mjjn vraag Collins nu ook weer zoo ongerijmd moest lyken, dat ze die zeker voor een hallucinatie hield. „O, neen," ging Mrs. Garbutt voort met een blik, die zeker beduidde: „Let maar eens op, hoe ik zooveel mogelijk met haar meepraat!" „Consuelo's bezoek aan zijn tante zal van geenerlei invloed zijn op de reis naar Australië." „Heeft u per telegram gehoord van de ziekte van uw bloedverwante?" vroeg ik weer, daar het mij waarlijk zeer interesseerde, hoe zy Consuelo had bewogen, nu te vertrekken. „Indirect, ja. Ze was de zuster van wijlen mijn echtgenoot, geen Foundeyre, ziet u. Haar zaak waarnemer heeft den onzen getelegrafeerd en die heeft toen weer een telegram uit Londen aan mijn zoon gezonden." Ik geloofde er geen woord van; het was alles maar een verzinsel, om Consuelo uit den weg te hebben! Het zou immers een vergeefsche stryd worden tegen een vrouw van haar gewetenloos heid, haar talent voor intrigueeren en haar groote vastberadenheid. Ik begon my nu ook vreeseiyk ongerust te maken, dat Kibble dien avond niet meer in leven zou zijn. Ik had wel gehoord en gelezen van menschen, die verscheidene dagen zonder voedsel hadden doorgebracht; by voorbeeld schipbreukelingen; maar die waren hun vasten dan begonnen in gezonden staat. Maar die on gelukkige had daar waarschynlyk al dien tyd gelegen met gebroken ledematen en dus ver zwakt door pyn en koorts, Dien heelen middag lag ik op de rustbank in de zitkamer en leed verschrikkelijk naar lichaam en geest, ofschoon ik mij wist te beheerschen met onmenschelijke inspanning. Hoe Mrs. Garbutt de gedachte zoo lang had kunnen verdragen aan hetgeen er aan den ande ren kant van het park voorviel, kon ik mij niet begrijpen; maar toen de schemering intrad, be gon haar gelaat sporen te toonen van geestelijk lijden. Zij werd rusteloos; telkens legde ze haar handwerk neer, nam het dan weer op en toen ze gewaar werd, dat ik naar haar keek, wierp ze het eindelijk op tafel. Ze zat enkele minuten stil met gesloten oogen en sprong toen ineens weer op, trad aan het venster en vroeg: „Hoorde u iets?" „Wat meent u?" „Hoorde u niet een kreet, als van iemand, die in nood verkeert?" „Neen, toch niet." Ze stond mij een oogenblik doordringend aan te kijken; toen keerde zy zich ineens om en begon zenuwachtig het vertrek op en neer te loopen. Wy wisselden geen woord meer, tot Collins aanklopte met de waarschuwing, dat het tyd was, om zich te kleeden voor het diner. „U verwacht my vanmiddag toch niet, Mrs. Garbutt?" vroeg ik, want ik voelde mij niet in staat, om nu ook nog heel den langen avond in haar gezelschap door te brengen. Dit was haar blijkbaar een verlichting, of schoon ze nog haar spijt betuigde. •A A propos, Miss Phillips," zei ze, toen ik mij gereed maakte, naar mijn eigen appartement te gaan. „De bel op uw kamer schijnt niet meer te werken; als u iets noodig heeft, komt u dan gerust hier bellen. Nu mijn zoon weg is, loopt niemand op de corridor dan Collins en wij beiden." „Dank u," antwoordde ik kort en ging. Ik vond de kamenier bezig naar het vuur op myn kamer te kijken en trachtte haar al in een gesprek te wikkelen, maar waarschijnlijk was zij doodsbang om alleen met my te zijn. Het eenige, dat ik uit haar wijs werd, was, dat alleen Mrs. Garbutt en ik aan dien kant van het huis sliepen wat, voorwaar, mijn gevoe len van veiligheid er niet op verbeterde en toen ging zij met de verontschuldiging, dat haar meesteres op haar wachtte. Bij de deur wendde Zij zich nog eens tot mij met de geruststelling: „Daar u ongesteld is, Miss, blijf ik den heelen avond in de kamer hier naast zitten; dus als u iets noodig heeft, dan roept u maar en ik ben dadelijk by u." In ieder geval zou ik mijn poging tot ontsnap pen nog moeten uitstellen tot bedtijd. Zoodra Collins weg was, haalde ik den sleutel uit myn deur en stopte dien in een reet tus- schen het beschot en den vloer. Er zat een gren del aan de binnenzijde van de deur en ik wilde niet riskeeren, dat ik weer opgesloten werd. Ik geloof, dat ik het grootste deel van den avond sliep, want de zekerheid, dat er in de kamer daarnaast toch niets zou gesproken wor den, waarnaar ik te luisteren had, gedurende een uur op z'n minst, schonk mij rust. Toen ik wakker werd en op myn horloge keek, zag ik, dat het tien uur was en dat ik dus twee volle uren moest hebben geslapen. Enkele minuten later klopte Collins aan, met een blad, waarop mijn souper stond. „Kan ik vanavond nog iets voor u doen. Miss?" vroeg zy. „Dank je," antwoordde ik. „Het is bedtijd." „Nog niet geheel, Miss, maar Mrs. Garbutt is al een oogenblik geleden naar haar kamer ge gaan en nu zal ik haar voorbeeld maar volgen, omdat ik nog wat moe ben van mijn reis van vanmorgen." „Dat begrijp ik. Goeden-nacht!" „Goeden-nacht, Miss!" Het was nog: „niet geheel" de gewone bedtijd; dus zou ik een uur wachten. Ik wilde niets bederven door overijling. Toen ik het in de kamer daar naast elf uur hoorde slaan, kleedde ik mij, ging op de corri dor met myn schoenen in de hand en keek be hoedzaam om my heen. Er brandde maar één klein lichtje en de zijgang, die naar de deur leidde, was geheel in het duister gehuld. Dat kwam er niet op aan, dacht ik: die gang liep toch recht-toe, recht-aan, zonder krommin gen. Ik wilde geen lucifer opsteken voor het geringe leven, dat dit allicht maakte. Dus ging ik verder op den tast langs den muur, tot ik de deur bereikteIk duwde er tegen, maar ze week niet onder myn aanrakingIk duwde nóg wat harder en wéér wat harder maar zonder succes. Toen drong ineens de waarheid tot my door: ik was opgesloten! Gedurende een oogenblik stond ik als versla gen; toen bedacht ik ineens, dat er aan den anderen kant van de corridor ook nog een deur was, die naar de hoofdtrap leidde. Ik mocht im mers geen gelegenheid onbeproefd laten! Myn hart bonsde bij de gedachte, dat ik de kamer van Mrs. Garbutt moest passeeren. Als zy al sliep, met hetgeen zij op haar geweten had, dan zou het toch wel een hazenslaapje wezen. Als een plank maar éven, al was het dan ook nóg zoo licht, kraakte, dan zou zy te voorschijn schieten en dan.... Maar toch moest ik doorzetten: hoe kon ik nu naar bed gaan, wetende, dat die arme man nie mand anders had, die hem helpen kon. Telkens sloop ik een paar schreden voort, bleef dan even staan luisteren en ging weer verder. tot ik eindelijk en ten slotte de groote, dubbele deur aan het eind van de corridor bereikte, die ik ook gesloten vond! Ik was inderdaad gevan gen! Wat moest ik nu beginnen? Met voorzichtig heid had ik niets bereikt. Zou ik dan nu eens open tegenstand probeeren?.... Zou ik een van de kamers binnengaan, daar alarm slaan, door maar te blijven bellen?.... Maar alle deuren aan weerszijden van de corridor waren afge sloten! Zóó zeer was ik de wanhoop nabij, dat ik er niets meer om gaf, of ik leven maakte of niet. Mrs. Garbutt moest dan wel in diepen slaap zijn, als ze niets had gehoord; maar waarschijnlijk achtte zy het ook niet noodig, om te voorschijn te komen, want ik was immers geheel afge sloten van de buitenwereld? jCWordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 9