RXJTMTSPARTÜ
Mdmïiaal den da§
Het Zeemonster van Na
O
V
:<H>
EEen week
erschrikkingenj
W erldoosheids-
verzekering
Ons eigen land
ARBEID VOOR ONS VOLK
LUST 1
Ï7a ioutto, s (WxrrvdS
WOENSDAG 5 MEI 1937
Sterilisatie
Oud IJsselstein
trnuH?
I De winnaar,
tAR HET ENCELSCH Jj
Naar een wettelijke regeling
Een der zaken, waar het nieuwe kabi
net in de komende regeerperiode zijn
schouders onder kan zetten is het tot
stand brengen van een wettelijke regeling
der werkloosheidsverzekering. Zeker zal
dit geschieden, indien de groote partijen
zich ernstig zetten aan de verwezenlijking
van de programma's waarmee zij thans den
verkiezingsstrijd ingaan.
In het maandblad „De Arbeidsmarkt"
heeft een medewerker bijeengezet wat de
verschillende partijen over dit punt in hun
verkiezingsprogramma's vermelden. Hij is
tamelijk teleurgesteld: van de ongeveer 15
partijen hebben er slechts 5 iets over de
Werkloosheidsverzekering in haar program
of verkiezingsmanifesten vermeld. Deze vijf
zijn de Chr. Hist. Unie, de R.K. Staatspartij,
de Vrijheidsbond, de S. D. A. P., en het
Verbond voor Nationaal Herstel. Alle vijf
dringen zij aan op wettelijke regeling van
deze materie; ofschoon er in de wijze,
waarin zij deze regeling verwezenlijkt zou
den willen zien, wel eenig verschil zal zijn.
Zooals men weet vermeldt de R.K. Staats
partij in haar program van actie-1937:
„Wettelijke regeling van de werkloosheids
verzekering en van de steunverleening",
zonder nadere omschrijving, welke overi
gens in een verkiezingsprogram niet goed
op haar plaats zou zijn.
Het zijn inderdaad maar vijf partijen,
maar.... daaronder vier van de grootste.
De voorstanders van wettelijke regeling
en wie is dat niét? behoeven dus waarlijk
niet zoo pessimistisch te zijn. Indien de
groote partijen reëele politiek voeren en
op dit punt tot een compromis komen, kan
er zeker een regeling tot stand gebracht
worden. Dit is beslist wenschelijk, want
reeds al te lang is de steunverleening voor
werp van een besluitenregeering welke
eigenlijk niet meer van dezen tijd is. De
steunverleening aan werkloozen geschiedt
nog immer volgens de Armenwet van 1912,
die de armenzorg aan de gemeenten over
laat. De gemeenten kunnen de geweldige
lasten van de moderne werkloosheid na
tuurlijk niet dragen en zijn aangewezen
op financieelen steun van het Rijk. Het
departement van Sociale Zaken ontleent
aan die financieele machtspositie de be
voegdheid, om algemeene normen voor de
steunverleening te stellen. Erg bevredi
gend is een bevoegdheid, welke meer op
macht dan op recht berust, echter nimmer,
en daarom hopen wij van harte, dat het
komende kabinet in staat zal blijken, een
Voor het geheele Rijk geldende Wet op de
Werkloosheidsverzekering tot stand te bren
gen.
bedreigd. Talrijk zijn de zwaar gesubsidi
eerde instellingen, als de Joodsche Inva
lide, waar men het ziekelijke deel vertroe
telt waartegen op zichzelf natuurlijk niet
geprotesteerd behoeft te worden maar
onderwijl onze werkloozen door niets-doen
laat verzwakken, met ondervoeding laat
bedreigen. Dit soort liefdadigheid is niet te
vergelijken met de Nationaal-socialistisch
gedachte sociale zorg, die zich juist wendt
tot het gezonde deel en gezondhouding van
de weerbaarheid, voor de voortplanting en
voor alles, waartoe het volk een roeping
heeft in dit aardsche bestaan."
Wee de zwakken en invalieden als Mussert
wint!
En N.S.B.
In „Vorming", hetzelfde N.S.B.-blad, dat
de Papoea's als de brengers der bescha
ving uitzendt in Nederland, komt ook
een bedekte aankondiging voor, dat evenals
in Duitschland sterilisatie zal worden inge
voerd, zoodra Mussert de baas zal zijn.
„Het bestaan en het instandblijven van
een volk is afhankelijk aldus heet het
van de levenskracht en den levenswil van
de individuen, waaruit het is saamgesteld.
„Daarom, omdat 't een wil van de schep
ping is, dat het volk en ook het Nederland-
sche volk zich in stand houdt, daarom is
het welbegrepen en natuurlijk eigen belang
en dus geen medelijden om de volks-
genooten, die dreigen te verzwakken, in
stand te houden. Nationaal-socialistische
sociale zorg is dus altijd gericht op het ge-
zondhouden en raakt daartoe het geheele
gezonde, maar arme deel van het volk, in
tegenstelling tot de heerschende valsche
liberale sentimenteele sociale zorg, die zich
hoofdzakelijk tot het zieke deel van ons
volk wendt. Millioenen worden besteed aan
erfzieken, mismaakten en onvolwaardigen,
die voor het volk en zijn toekomst geen be-
teekenis hebben, terwijl het gezonde volks'
deel, dat waarde heeft voor ons volk nu en
hl de toekomst rustig met ondervoeding,
Verzwakking en moreele inzinking wordt
De bloeitijd is er en zal weer scharen van
bezoekers brengen naar IJsselstein en zijn
kostelijke omgeving van boomgaarden,
die het stadje in de Meimaand omgeuren. Ap
pelen en kersen worden hier geteeld, maar
kersen het meest. IJsselstein heet niet voor
niets: de Stichtsche Kersenstad.
Toch is natuurschoon niet het eenige, dat de
vreemdeling hier verwacht. IJsselstein biedt,
behalve dat, verschillende merkwaardigheden,
en deze zullen elkeen aantrekken, die ook maar
de minste historische belangstelling heeft. De
stad heeft namelijk een lang en bewogen ver
leden en nog vele stomme getuigen daarvan
zijn tot in den huidigen tijd gered. Zij zullen
in den loop der jaren aangroeien bovendien,
want behalve de herinneringen, die zich boven
den grond bevinden, zijn er ongetwijfeld nog
vele, die het uur van hun opgraving verwach
ten. Men weet, dat er den jongsten tijd heel
wat zijn bloot gegraven.
Het is maar al te natuurlijk, dat de aarde
hier zooveel voor het nageslacht bewaart: want
IJsselstein heeft in den loop der eeuwen meer
dan eens het treurig lot gekend, van geheel of
gedeeltelijk verwoest en gesloopt te worden.
De eerste maal gebeurde dat in 1349, door de
Utrechtenaren, erfvijanden der IJsselsteiners.
De tweede maal schreef men 1418; ook toen
waren het de Utrechtenaren, die de stad zoo
goed als geheel vernietigden, hiermee een bevel
opvolgend, dat hun landsvrouwe Jacoba van
Beieren hun ten pleziere gegeven had, en wel
nimmer werd een bevel met meer gretigheid
en stiptheid uitgevoerd. Maar vier jaar later
begon men alweer aan den opbouw der stad, die
gesloopt was op de kerken en kloosters en wo
ningen van geestelijke lieden na. In 1482 lagen
de Utrechtenaren opnieuw voor de stad en be
dreigden haar voor de derde maal met dood en
verderf: maar thans kwamen de Hollanders haar
ontzetten.
IJsselstein dankt zijn ontstaan aan den bouw
van 't kasteel IJsselstein 'stein of steen beteekent
huis, kasteel of toren) dat volgens een oor
konde van 1279 toen reeds sedert lang het
eigendom was der Heeren van Amstel. Heden
is van dit kasteel niets meer over dan de gracht,
gedeeltelijk gedempt en een toren, die
echter als eenig monument nog in staat is iets
van de statie en waardige pracht van het
oude kasteel op te roepen. Zoowel van buiten,
door zijn massieven bouw, zijn eigenaardige
gevelverdeeling hoe typisch doen de steile
rondboograampjes in dat groote vlak van roode
baksteentjes, telkels door een rij wit onderbro
ken, aan als van binnen, waar breede traptre
den naar boven leiden, onder nobele gewelven
door. De torenkamer vanwaar door de zwaar
getraliede vensters in den meer dan 'n el diepen
muur een ver uitzicht op de groene gouwen
rondom te genieten valt, zou, zooals de burge
meester van IJsselstein meent, wellicHt zonder
al te veel kosten zijn in te richten voor de ten
toonstelling van verschillende historische be
zienswaardigheden; hiermee ware den bezoekers
van den toren nog een bijzonder doel gegeven.
Vlak bij dit steenen teeken uit de Middel
eeuwen staat de laat-gothieke kerk, welke in
1911 door brand werd vernield en waarvan de
toren door M. de Klerk zoo eigenaardig geres
taureerd werd. Hij wist een bekroning te ont
werpen, welke, zonder haar tijd te verlooche
nen, verbluffend goed bij het Renaissance-on-
derstuk paste en een geslaagd experiment is.
De kerk zelf is in de zestiende eeuw aan de
Hei-vormden gekomen; het was op Zondag 27
October 1577, dat zij, voorafgegaan door eenige
musketiers-vrijwilligers uit Haarlem, naar de
kloosterkerk trokken. Daarna nam de Her
vormde Gemeente spoedig in omvang toe; en
het w'as slechts door het herhaalde schrijven
van den Raad van den Prins van Oranje, dat
men niet reeds op Allerheiligen de groote kerk
innam. Maar op den feestdag van St. Nicolaas,
aan wien de kerk was toegewijd, beletten de
Hervormden den Roomschen den gewonen
pleehtigen dienst, wierpen de beelden van hun
voetstukken, beroofden de altaren van hun tooi
en richtten de kerk aldus voor den Hervorm
den Eeredienst 'in.
Het is in deze, op zichzelf al zoozeer beziens
waardige kerk, dat zich een grafmonument be
vindt van groote zeldzaamheid, namelijk een,
waarop vier personen in liggende houding le
vensgroot zijn afgebeeld. Een daarvan is „vrouw
Baerte", de beroemde Berta van Heukelom, die
tijdens de gevangenschap van haar gemaal
Gijsbrecht, die hier naast haar ligt, het slot
IJsselstein ruim een jaar heeft verdedigd tegen
een overmachtigen vijand. Het monument, in
zwart marmer uitgevoerd, is gaaf veertiende-
eeuwsch beeldhouwwerk.
Het stadhuis van IJsselstein, met zijn kloe
ke oude trap en zijn fraai intérieur is van
merkwaardigheden vol als een klein museum.
In de mooi gerestaureerde raadzaal met zijn
stemmige zoldering van moer- en kinderbalken
en zijn geheel betegelden ouden schouw han
gen schilderijen, door het Rijksmuseum in
bruikleen afgestaan; de kelder van het raad
huis, op zichzelf al de moeite van een bezoek
waard omwille van zijn interessante kruisge
welven, bergt allerlei uit het oudste en jongere
verleden van stad en streek, zoowel scherven
van Merovingische potten en oeroude urnen
als zware steenen blijdekogels, gildekisten met
enorme sloten, de strafsteenen, die veroordeel
de vrouwen moesten dragen, pistolen uit den
vroegsten tijd dezer moordwerktuigen, oude
munten en allerlei meer.
Maar niet alleen in den raadskelder, ook boven
in het raadhuis, onder den toren, is nog een en
ander te zien behalve een onverwacht mooi
uitzicht op het stadje met zijn typische oude
dakjes en gedrongen bouwtrant, o.a. het fraaie
koperen uurwerk van de klok, die vandaag nog
met groote nauwkeurigheid den tijd aangeeft,
en de dubbele ladder, die eens naar het scha
vot geleid heeft. Dubbel: zoodat de beul zijn
slachtoffer naast zich kon vasthouden op diens
laatsten klimtocht.
In het torentje zelf hangen twee oude klok
ken, waarvan de eene als opschrift draagt:
Toren N. H. Kerk te IJselstein
(Foto Ver. v. Monumentenzorg
Sinte Paulus is mijn naam
Mn Gheluit is voer God bequam
Jan Tolhuus fct.
en de andere:
Soli Deo Gloria Henricus Meurs me fecit 1606
lek ben ghemaekt doer die Schutters verheven
alsmen 1606 heeft geschreven.
Dit is een en ander over IJsselstein, maar
lang niet alles. Zooals reeds boven gezegd, er
zijn bepaald nog vele schatten, die al eeuwen
lang de aarde bewaart. Aan de Zuid-Oostzijde
van de stad ligt een terrein, dat sinds men-
schenheugenis de Nieuwpoort heet, en eigen
aardige onregelmatige welvingen vertoont. Op
dit stuk grond wterden onlangs, bij graafwerk
resten van conterforten van den ouden stadsmuur
gevonden. Trouwens, overal waar men hier de
spade iets dieper in de aarde steekt, stuit men
op de z.g. reuzenmoppen en puin. Tenslotte is
men, op initiatief van IJsselsteins burgemees
ter, Mr. Abbink Spaink en de Vereeniging voor
Vreemdelingenverkeer systematisch gaan gra
ven en heeft toen de fundamenten van het
oude Cistercienserklooster, dat in deze buurt
eens gestaan moet hebben, voor een klein ge
deelte blootgelegd, terwijl ook het koor geloca-
liseerd kon worden. Een straatje van roode reu
zenmoppen en grauwe molensteenen ligt om de
blootgelegde fundamenten heen, en zelfs de
goot is ongeschonden teruggevonden. Een vol
genden keer zullen wij over de opgravingen meer
vertellen.
Helaas kunnen deze opgravingen met him
allerinteressantste resultaten niet worden voort
gezet, omdat de geldmiddelen ontbreken en nu
is het wachten maar op vereenigingen of par
ticulieren, die het mogelijk zullen maken om te
vervolgen, wat hier begonnen werd en het stuk
vaderlandsche historie, dat hier begraven ligt
en waarover het gras groeit, geheel aan den
dag brengen!
„Wat rijden al die menschen ge
vaarlijk vandaag", dacht u immers
vanmiddag achter het stuur. (Hoe
zegt men dat ook weer van dien
splinter,dien balk en uw oog?...)
Leon Dufranger mocht zijn, waarvoor hij
kon doorgaan, een jongeman die van het
leven genoot, wat het te geven had, een
charmeur, die met zijn berekende manieren
menig meisje het hoofd op hol had gebracht;
een mode-slaaf, die als een mannelijke manne
quin het allereerst de nieuwste snufjes bracht,
een va-banque-speler was hij niet. Vaak kon
men hem in de speelzalen van Monte Carlo
zien; hij vond het er een unieke gelegenheid
om zijn teveel aan vrijen tijd te verdoen en
tegelijkertijd met volle teugen van het mon
daine leven te genieten, maar aan de speeltafels
zelf zat hij bijna nooit. Het was voor hem een
uitgemaakte zaak, dat hij zich niet de luxe kon
permitteeren in enkele oogenblikken een aan
zienlijk aantal francs te verspelen. Zooveel be
zat hij er niet.
Maar nu zat hij al geruimen tijd voor zich
zelf uit te knobbelen, hoe hij er vandaag dan
toch wel toe gekomen was zijn principe zoo te
verloochenen, dat hij meer dan tweehonderd
francs aan den croupier gelaten had. Toen hij
die puzzle niet behoorlijk kon oplossen en zijn
spreekwoordelijk evenwicht dreigde te verliezen,
nam hij een slok van zijn koude café-noir en
dan de „Paris Soir". De meest schreeuwende
head-lines vermochten zijn apathische houding
niet te verdrijven. En zoo kon het gebeuren,
dat hij, zonder het zelf te beseffen, zijn oogen
over de advertentiekolommen liet gaan. Eens
klaps haalde hij de krant met een ruk dichter
naar zich toe en las:
„Waarom verliest u bij het spelen?
Ik bereken uw winstkansen uit de sterren.
U behoeft daarvoor niet te betalen. Zend
mij uw geboortedatum en binnen twee da
gen ontvangt u mijn kosteloos advies. Eerst
als blijkt dat ik u een juisten raad gaf en
u inderdaad gewonnen hebt, zendt u mij de
helft van de winst
Dr. Wilhelm Strampf, psycholoog
en astronoom."
„Tjonge, je zou zoo zeggen!" Halfluid had
Leon Dufranger het al gezegd.
„Pardon!" Twee vragende oogen keken vroo-
lyk geïnteresseerd van achter goud-omrande
brilleglazen Leon aan.
„Ik lees hier zoo juist deze zonderlinge ad
vertentie", en meteen reikte Leon de krant
over.
„U bedoelt die annonce van dr. Strampf?"
Een stralende glimlach kwam op het gelaat van
den tafelgenoot.
'Leon Dufranger knikte onbestemd.
„Kan u aanraden er op in te gaan. In ver
trouwen wil ik u wel zeggen, dat ik er zoo even
fr. 2500 mee verdiend heb! Een mooi sommetje,
niet?" De glimlach werd een opgetogen grijns.
„Vijf en twintig honderd francs! Leon Du
franger schreeuwde bijna:
„Geen centime minder," riposteerde de an
der. „Hier hebt u het gelukaanbrengende adres.
Onfeilbaar, mijnheer. Verbijsterend!" De ver
dere exclamaties hoorde Leon Dufranger niet
meer. Hij las slechts het onberispelijk geschre
ven briefje van den astronoom, prentte het
adres in zijn geheugen, dacht aan zijn eigen
verloren francs en stapte, na een haastigen maar
correeten afscheidsgroet heen, recht naar de
Rue de Bonheur no. 47.
Voor een imposante villa, omgeven door een
prachtig verzorgden tuin, waarin een ongeken
de bloemenschat geurde, bleef hij een oogen-
blik staan. Dan opende hij resoluut het tuin
hek en belde even later aan.
Een gedistingeerd uitziende bediende deed
Leon Dufranger open en leidde hem over dikke,
geluiddempende tapijten door een lange, mar
meren gang naar een anti-chambre, met ver
fijnden smaak gemeubileerd. Naar dit alles te
oordeelen, moesten de adviezen van dr.
Strampf wel deugdelijk zijn en zijn fifty-fifty-
systeem hem een niet-onaanzienlijk bedrag op
leveren.
Het onderhoud met den psycholoog en astro
noom, een klein, leelijk, pafferig-dik, schuw
mannetje, duurde maar kort. Leon Dufranger
liet hem zijn geboortedatum en adres zien en
De bewoners die rondom Artis woonden waren echter niet
tevreden. lederen nacht opnieuw begon het zeemonster weer
lawaai te schoppen, waardoor de menschen geen oog konden
dicht doen. Twee hunner trokken een jagerspak aan en namen
een geweer, waarmede ze den dierentuin introkken om het
Het zeemonster morste zoo verschrikkelijk veel water, dat er
een werkvrouw werd aangenomen om den bak steeds met
nieuwe emmers bij te vullen. Ze werd gewaarschuwd door Drein,
dat er een paar verdachte individuen om het hok heenslopen.
Ijlings ging ze er naar toe en gooide den heeren een emmer
's Avonds lazen Drein en Piet in de krant, dat ze beiden
benoemd waren tot eerelid van het natuurkundig genootschap,
doordat ze alle moeilijkheden en gevaren zoo dapper hadden
doorstaan. Gelukkig lachend keken beiden, elkaar aan.
monster dood te schieten. Ze werden gelukkig bijtijds gesnapt, water over hun hoofd.
in ruil daarvoor droeg hij de wetenschap met
zich, dat dr. Strampf zelf nooit het Casino be
zocht; een plechtig gedane belofte, van wijlen
zijn hoogvereerden vader weerhield hem ervan.
Prompt twee dagen later bracht de post Leon
Dufranger in een zwaar verzegelde enveloppe
het correct beschreven papiertje, dat Leon voor
zich zelf als een bij uitstek waardevol document
taxeerde:
„M. H.
Uit het sterrenbeeld heb ik voor u gele
zen, dat u 5 November a.s. om 5 uur nm.
precies aan tafel V moet spelen. Zet fr. 5000
op zwart en vrouwe Fortuna zal uw inzet
verdubbelen. De helft van uw winst zie ik
daarna zoo spoedig mogelijk tegemoet.
Uw dr.
Dr. Strampf."
Wel een uur te vroeg had Leon Dufranger
zich den 5den November een plaatsje verzekerd
aan speeltafel 5. Het was rustig in de zalen en
ook voor het spel bestond toen nog weinig be
langstelling. Onophoudelijk raadpleegde Dufran-
gerzijn horloge, 't
Was of die wij-
wilden afhouden I die toch verloor j
van een dol
avontuur, dat, als
het falikant uitpakte, voor hem een financieele
débacle van de eerste grootte beteekende.
Zou die dr. Strampf het nu wel altijd aan
het juiste eind hebben? Hij was per saldo toch
ook maar een mensch, die zich kon vergissen.
Zou hij er niet wijzer aan doen het advies aan
de werkelijkheid te toetsen, door om 5 uur denk
beeldig zijn fr. 5000 te zetten en dan eens te
zien wat de roulette
Daar bemerkte eensklaps Leon Dufranger,
vlak naast zich, zijn terras-kennis, die hem in
zulke overtreffende bewoordingen de juistheid
van dr. Strampf's adviezen had verkondigd.
Met één slag was alle onzekerheid van Leon
geweken. Hij zou zijn fr. 5000.om precies
5 uur op zwart zetten.
Tergend langzaam verliep minuut na minuut.
De zaal vulde zich steeds meer, zoodat tegen
5 uur alle speeltafels bezet waren. Nog twee
minuten realiseerde Leon zich, toen hij voor de
zooveelste maal zijn horloge opsloeg. Verbeeld
de hij het zich, dat zijn kennis ook telkens con
troleerde, hoe laat het was? Idioot, schold Leon
Dufranger zich zelf, dacht jij, dat alle men
schen zoo aan een minuut hingen.... Apropos,
even ziennog veertig seconden. Zenuwach
tig omklemde zijn rechterhand met de kost
bare fiches.... vijfduizend francs.... nog
twintig seconden.... als die dr. Strampf nu
eens verkeerdtien seconden.... zweet
druppels parelden op Leon Dufranger's kaken
en slapen.... Vijf uur precies.... Onvast
kwam zijn hand naar voren, even weifelde hy,
dan ontspanden zich zijn vingers.... Leon Du
franger had fr. 5000.op zwart gezet.
Dan deed het balletje zijn enerveerend werk.
Eerst met een vaart, dan steeds langzamer,
kalmer, cirkelde het rond, dan gleed het naar
beneden, botste terug en sprong dan weg.
„Zeventien zwart oneven enmanque".
Zakelijk-kortaf klonk de stem van den crou
pier; dan harkte hij de fiches naar zich toe en
deelde de winst uit.
Leon Dufranger juichte. Het bloed steeg hem
naar het hoofd en bepaald pompoen-rood in
casseerde hij de waardevolle, paarlemoer-inge
legde schijven. Zijn terras-kennis zag lijkbleek
en scheen aanvechtingen te hebben om te ra
zen. Uit zijn vestzak puilde een correct-be-
schreven papiertje, met de initialen W. S.
„Ik heb toch precies gedaan, wat hy me
raadde" en het beduimelde papiertje raadple
gend, knikte hij bevestigend. „Ik heb om 5 uur
precies 5.000.gezet op rood." Meêlijwekkend-
zielig verliet hy het Casino; den vroolijk voort
stappenden Leon Dufranger bemerkte hy niet.
Schreeuwende krantenjongens overvielen hem,
zoo gauw ze buiten kwamen.
„Lees de arrestatie van den oplichter dr. Wil
helm Strampf. Zijn Casino-zwendel ontmas
kerd. Talloozen gedupeerd."
Vliegensvlug gingen eindeloos vele oogen
paren over de vet-gedrukte kranten-regels. Een
detective had de schurk-praktijken van den
psycholoog en astronoom dr. Wilhelm Strampf
ontmaskerd. Het systeem berustte op het een
voudige principe, dat elkaar volkomen vreemde
personen het advies kregen op denzelfden dag,
op denzelfden tijd, aan dezelfde tafel een even
groote som te zetten. Alleen de kleur verschil
de. De eene helft verloor, de andere helft won
en de oplichter voer er in ieder geval wel by.
Leon Dufranger lachte, in zyn zak had hy
een winst, die hy niet meer behoefde te deelen;
zijn terras-kennis steunde, al zyn spaarcentjes
had hij verspeeld; in de politieel zat dr. Wil
helm Strampf, de man, die altyd won, maar nu
zijn speelkapitaal, zijn truc en voorloopig al
thans, zijn leventje van zalig weinig-doen kwyt
was.
9
tot 1/t uur vóór zonsopgang
zijn geluidssignalen verbo
den: knippert dan met de
koplichten ols attentiesein
GELUIDSSIGNAAL VERBODEN
ATT p A DOMMÜ *G op blad zUn ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen U *7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 b^ een onSeval met f* /nil m b!^ TerUe? va? eelL band»
J-\ I .1 iT. /A 1*11^1 JQ, jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A I t»v« verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A wUi doodelijken afloop een voet 01 een oog.
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
„Een paar dagen. Hij zal niet terug zijn vóór
Maandag."
En nu was het Donderdag! Steeds meer be
gaf mij de moed. Het was nauwelijks vier uur
geleden, sinds ze mijn betrekking tot Valentine
rentmore had ontdekt en in dien tijd had ze
hiij afgesneden van allen bijstand, dien haar
zoon of haar kamenier mij zouden kunnen
bieden.
liven boog ik mijn hoofd over mijn bord.
Oollins sloeg mij oplettend gade; en als ik nu
bnjk had gegeven van bijzondere ontroering,
dan zou zij hier mjSSChien iets abnormaals in
hebben gezien.
„Deze reis van Mr. Garbutt zal uw Australi
sche plannen toch niet in de war sturen?" vroeg
ik kalm. B
„Australische plannen?" echode zij, en, op
kijkend, zag ik haar een veelbeteekenenden blik
Wisselen met Collins. Zoodra ik dien waarnam,
begreep ik, dat de Australische reis maar een
verzinsel was geweest, dat zeker onder de in
geving van het oogenblik bedacht was, om een
excuus te hebben, om my weg te zenden; dat
zy er dus enkel maar over gesproken had tegen
over haar zoon en mij en dat mjjn vraag Collins
nu ook weer zoo ongerijmd moest lyken, dat
ze die zeker voor een hallucinatie hield.
„O, neen," ging Mrs. Garbutt voort met een
blik, die zeker beduidde: „Let maar eens op,
hoe ik zooveel mogelijk met haar meepraat!"
„Consuelo's bezoek aan zijn tante zal van
geenerlei invloed zijn op de reis naar Australië."
„Heeft u per telegram gehoord van de ziekte
van uw bloedverwante?" vroeg ik weer, daar het
mij waarlijk zeer interesseerde, hoe zy Consuelo
had bewogen, nu te vertrekken.
„Indirect, ja. Ze was de zuster van wijlen mijn
echtgenoot, geen Foundeyre, ziet u. Haar zaak
waarnemer heeft den onzen getelegrafeerd en die
heeft toen weer een telegram uit Londen aan
mijn zoon gezonden."
Ik geloofde er geen woord van; het was alles
maar een verzinsel, om Consuelo uit den weg te
hebben! Het zou immers een vergeefsche stryd
worden tegen een vrouw van haar gewetenloos
heid, haar talent voor intrigueeren en haar
groote vastberadenheid.
Ik begon my nu ook vreeseiyk ongerust te
maken, dat Kibble dien avond niet meer in leven
zou zijn. Ik had wel gehoord en gelezen van
menschen, die verscheidene dagen zonder
voedsel hadden doorgebracht; by voorbeeld
schipbreukelingen; maar die waren hun vasten
dan begonnen in gezonden staat. Maar die on
gelukkige had daar waarschynlyk al dien tyd
gelegen met gebroken ledematen en dus ver
zwakt door pyn en koorts,
Dien heelen middag lag ik op de rustbank in
de zitkamer en leed verschrikkelijk naar lichaam
en geest, ofschoon ik mij wist te beheerschen
met onmenschelijke inspanning.
Hoe Mrs. Garbutt de gedachte zoo lang had
kunnen verdragen aan hetgeen er aan den ande
ren kant van het park voorviel, kon ik mij niet
begrijpen; maar toen de schemering intrad, be
gon haar gelaat sporen te toonen van geestelijk
lijden. Zij werd rusteloos; telkens legde ze haar
handwerk neer, nam het dan weer op en toen
ze gewaar werd, dat ik naar haar keek, wierp
ze het eindelijk op tafel.
Ze zat enkele minuten stil met gesloten oogen
en sprong toen ineens weer op, trad aan het
venster en vroeg:
„Hoorde u iets?"
„Wat meent u?"
„Hoorde u niet een kreet, als van iemand, die
in nood verkeert?"
„Neen, toch niet."
Ze stond mij een oogenblik doordringend aan
te kijken; toen keerde zy zich ineens om en
begon zenuwachtig het vertrek op en neer te
loopen.
Wy wisselden geen woord meer, tot Collins
aanklopte met de waarschuwing, dat het tyd
was, om zich te kleeden voor het diner.
„U verwacht my vanmiddag toch niet, Mrs.
Garbutt?" vroeg ik, want ik voelde mij niet in
staat, om nu ook nog heel den langen avond
in haar gezelschap door te brengen.
Dit was haar blijkbaar een verlichting, of
schoon ze nog haar spijt betuigde.
•A A propos, Miss Phillips," zei ze, toen ik mij
gereed maakte, naar mijn eigen appartement
te gaan. „De bel op uw kamer schijnt niet meer
te werken; als u iets noodig heeft, komt u dan
gerust hier bellen. Nu mijn zoon weg is, loopt
niemand op de corridor dan Collins en wij
beiden."
„Dank u," antwoordde ik kort en ging.
Ik vond de kamenier bezig naar het vuur op
myn kamer te kijken en trachtte haar al in een
gesprek te wikkelen, maar waarschijnlijk was zij
doodsbang om alleen met my te zijn.
Het eenige, dat ik uit haar wijs werd, was,
dat alleen Mrs. Garbutt en ik aan dien kant van
het huis sliepen wat, voorwaar, mijn gevoe
len van veiligheid er niet op verbeterde en
toen ging zij met de verontschuldiging, dat haar
meesteres op haar wachtte. Bij de deur wendde
Zij zich nog eens tot mij met de geruststelling:
„Daar u ongesteld is, Miss, blijf ik den heelen
avond in de kamer hier naast zitten; dus als
u iets noodig heeft, dan roept u maar en ik ben
dadelijk by u."
In ieder geval zou ik mijn poging tot ontsnap
pen nog moeten uitstellen tot bedtijd.
Zoodra Collins weg was, haalde ik den sleutel
uit myn deur en stopte dien in een reet tus-
schen het beschot en den vloer. Er zat een gren
del aan de binnenzijde van de deur en ik wilde
niet riskeeren, dat ik weer opgesloten werd.
Ik geloof, dat ik het grootste deel van den
avond sliep, want de zekerheid, dat er in de
kamer daarnaast toch niets zou gesproken wor
den, waarnaar ik te luisteren had, gedurende
een uur op z'n minst, schonk mij rust.
Toen ik wakker werd en op myn horloge keek,
zag ik, dat het tien uur was en dat ik dus twee
volle uren moest hebben geslapen.
Enkele minuten later klopte Collins aan, met
een blad, waarop mijn souper stond.
„Kan ik vanavond nog iets voor u doen. Miss?"
vroeg zy.
„Dank je," antwoordde ik. „Het is bedtijd."
„Nog niet geheel, Miss, maar Mrs. Garbutt is
al een oogenblik geleden naar haar kamer ge
gaan en nu zal ik haar voorbeeld maar volgen,
omdat ik nog wat moe ben van mijn reis van
vanmorgen."
„Dat begrijp ik. Goeden-nacht!"
„Goeden-nacht, Miss!"
Het was nog: „niet geheel" de gewone bedtijd;
dus zou ik een uur wachten. Ik wilde niets
bederven door overijling.
Toen ik het in de kamer daar naast elf uur
hoorde slaan, kleedde ik mij, ging op de corri
dor met myn schoenen in de hand en keek be
hoedzaam om my heen. Er brandde maar één
klein lichtje en de zijgang, die naar de deur
leidde, was geheel in het duister gehuld.
Dat kwam er niet op aan, dacht ik: die gang
liep toch recht-toe, recht-aan, zonder krommin
gen. Ik wilde geen lucifer opsteken voor het
geringe leven, dat dit allicht maakte. Dus ging
ik verder op den tast langs den muur, tot ik de
deur bereikteIk duwde er tegen, maar ze
week niet onder myn aanrakingIk duwde
nóg wat harder en wéér wat harder maar
zonder succes. Toen drong ineens de waarheid
tot my door: ik was opgesloten!
Gedurende een oogenblik stond ik als versla
gen; toen bedacht ik ineens, dat er aan den
anderen kant van de corridor ook nog een deur
was, die naar de hoofdtrap leidde. Ik mocht im
mers geen gelegenheid onbeproefd laten!
Myn hart bonsde bij de gedachte, dat ik de
kamer van Mrs. Garbutt moest passeeren. Als zy
al sliep, met hetgeen zij op haar geweten had,
dan zou het toch wel een hazenslaapje wezen.
Als een plank maar éven, al was het dan ook
nóg zoo licht, kraakte, dan zou zy te voorschijn
schieten en dan....
Maar toch moest ik doorzetten: hoe kon ik nu
naar bed gaan, wetende, dat die arme man nie
mand anders had, die hem helpen kon.
Telkens sloop ik een paar schreden voort, bleef
dan even staan luisteren en ging weer verder.
tot ik eindelijk en ten slotte de groote, dubbele
deur aan het eind van de corridor bereikte, die
ik ook gesloten vond! Ik was inderdaad gevan
gen!
Wat moest ik nu beginnen? Met voorzichtig
heid had ik niets bereikt. Zou ik dan nu eens
open tegenstand probeeren?.... Zou ik een van
de kamers binnengaan, daar alarm slaan, door
maar te blijven bellen?.... Maar alle deuren
aan weerszijden van de corridor waren afge
sloten!
Zóó zeer was ik de wanhoop nabij, dat ik er
niets meer om gaf, of ik leven maakte of niet.
Mrs. Garbutt moest dan wel in diepen slaap zijn,
als ze niets had gehoord; maar waarschijnlijk
achtte zy het ook niet noodig, om te voorschijn
te komen, want ik was immers geheel afge
sloten van de buitenwereld?
jCWordt vervolgd.)