H m ffletwüftaal mn den dag DELFTSCHE SLAOLIE Het Zeemonster van Nagasaki 450ste sterfdag van Broeder Klaas nare Hoofdpijn De proefstemming iilfSfflllllI mm Een week verschrikkingen GR00TE VEREERING IN GEHEEL ZWITSERLAND EMAILLE EI VRIJDAG 7 MEI 1937 Neutraliteitsgedachte1 in zijn testament aefSÏÏJSÏ I De origineele Sïïr,,°rS£ I kennismaking Nieuwe generaal der Carmelieten In een uiterst moeilijk tijdstip wist hij de eenheid te redden voor het Eedgenootschap KEUKENUITRUSTINGEN VAN f 21.50 AF FABRIEK TE DIEREN Op de groslijst w ill HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 ct. en 25% zwaarder dan de jneeste andere. CALVÉ- KWALITEIT A A DrWIMU^C OP dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p 750 bU ?evenslan£e Seheele onËpf5pil^nan^tf ^eid^oogen F 750»" doodeUjkcn0'" Mtoop F 250.- AI I r AKI INNK S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 kJ\J» verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen aooaenjaen AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGE bij verlies van een hand, een voet of een oog. NAAR HET ENGELSCH Zwitserland gedenkt dit jaar den 450sten sterfdag van Nicolaas von der Flüh, een der bekendste figuren uit zijn geschiedenis, bij het Zwitsersche volk alge- toeen bekend onder den populairen eere haam van „Broeder Klaas". De vorige Week is te Sachseln, in het kanton Ob- Walden, bij het Vierwoudstedenmeer, de offi- eieele gedachtenisplechtigheid gehouden, waar bij president Motta de voornaamste woordvoer der was, zoo meldt een Geneefsche correspon dent aan de N.R.Crt. Doch gedurende den gan- schen zomer zullen vrijwel iederen Zondag ge meenschappelijke tochten, telkens uit een an der kanton, naar Sachseln ondernomen worden om daar, bij het graf van .Broeder Klaas" in de katholieke kerk hulde te brengen aan den man, die in een uiterst moeilijk tijdstip voor het toenmalige Zwitsersche Eedgenootschap de eenheid nog wist te reddenen wiens naam Steeds ook in het protestantsche gedeelte van Zwitserland in even hoog aanzien is gebleven als by zyn Katholieke geloofsgenooten. Nicolaas von der Flüh, die in 1417 te Flüeli bij Sachseln geboren werd, had aanvankelijk een leven, dat zich heel weinig van dat zijner mede burgers, vrijwel allen ijverige boeren, onder scheidde. Hij was een goed landbouwer, een braaf echtgenoot, een trouwe vader voor zijn tien kinderen (vijf meisjes en vijf jongens) en Werd om zyn rechtvaardigheidszin en helder Verstand door zijn medeburgers tot hun rechter Uitverkoren, zy hadden hem zelfs de opperste leiding van de regeeringszaken van het geheele kanton willen toevertrouwen, doch Nicolaas von der Flüh wees deze onderscheiding van de hand. Hij had, toen hij zyn 50 jaren naderde, integen deel meer en meer de behoefte gevoeld, zich Uit het openbare leven terug te trekken, om zich geheel en al aan godsdienstige overpeinzin gen te wüden. Dit werd voor hem zelfs een zoo sterke zielsbehoefte, dat Nicolaas, met goedvin den van zyn vrouw en kinderen, zelfs besloot ook zijn huiseiyk geluk vaarwel te zeggen en een eenzaam kluizenaarsleven te gaan voeren. Het was zijn bedoeling te dien einde naar den Elzas te trekken en hy bevond zich reeds aan den oever van den Run, toen hy plotseling door een ontmoeting met een landbouwer uit den omtrek van Bazel er toe bewogen werd nog één avond aan deze zijde van den Rün door te brengen. Dit uitstel had wellicht een beslissende beteekenis voor de toekomst van Nicolaas von der Flüh en daardoor wellicht ook voor de ge heele toekomst van Zwitserland, op welks lot „Broeder Klaas" een tiental jaren later zulk een gelukkigen invloed zou hebben! Want in dien éénen nacht, dat hy nog aan deze zyde van den Run bleef, zeide een mystieke stem hem, dat hy den Run niet moest oversteken, doch den terugweg naar zyn geboorteplaats we der moest aanvaarden. Nicolaas gehoorzaamde deze stem, legde den langen en moeizamen te rugweg weder af, totdat hy half verhongerd neerstortte op een Alp in de buurt van zyn ge boorteplaats. Vriendeiyke jagers, die hem daar vonden, droegen den uiterst zwakken man naar het dal terug, waar hy door de goede zorgen van zijn dorpsgenooten een kleine kluis kreeg, om zijn verder leven in godsvrucht door te brengen. Het merkwaardige is, dat van dit oogenblik *f, dus juist toen hy zich van al het aardsche behoeft Uw dag niet te vergallen. Neem een "AKKERTJE" en Ge zij ter af. Bovendien, Ge proeft nietsI Prettig en makkelijk innemen! AKKER - CACHETS verdrijven spoedig Hoofdpijn, Kiespijn, Zenuwpijn, Spierpijn. Overal verkrijgbaar» 52 cent per 12 stuks. niets meer wilde aantrekken, zijn invloed op zijn medemenschen en ook op den gang van de staatszaken der kantons, die toen de Zwitser sche confederatie vormden, steeds grooter werd. Want de wüsheid en de onbaatzuchtigheid '.an den zich uit het wereldsche leven teruggetrok ken hebbenden „Broeder Klaas", zooals hij sinds zyn wonen in de eenzame kluis algemeen genoemd werd, oefenden zulk een aantrekkings kracht uit op hen, die zich in bijzondere moei- lykheden bevonden, dat een steeds toenemend aantal hunner hem opzocht, om zyn goeden raad in te winnen. Van heinde en ver, zelfs uit Duitschland en Italië, trok men naar Sachseln op, om den Kluizenaar te raadplegen. Dit alles zou echter waarschijnlijk niet vol doende zyn geweest, om „Broeder Klaas" een eereplaats in de Zwitsersche geschiedenis te verzekeren, indien niet de overwinningsroes, waarin de Zwitsers door het zegevierend af slaan van den aanval van Karei den Stouten van Bourgondië geraakt waren, het gevaar had veroorzaakt enkele jaren na den slag by Nan cy van 1477 (ook in onze vaderlandsche ge schiedenis niet onbekend!) het geheele Zwit sersche Eedgenootschap te doen uiteenspatten. De overwinning had op de Zwitsers een ver derfelijke uitwerking gehad: een ernstige de moralisatie met zelfoverschatting en strijdlust had zich vooral van de boerenkantons meester gemaakt. De Zwitsersche confederatie bestond op dat oogenblik uit acht kantons: vijf boeren kantons, waaronder natuurlijk de drie „oer- kantons" Schwyz, Uri en Obwalden behoorden, uit wier samengaan in 1291 't Zwitsersche Eed genootschap was geboren en de drie stadskan- tons Bern, Luzern en Zürich. Deze laatste vreesden op den duur onderdrukking door de boerenkantons en eischten daarom, dat Fri- bourg en Solothurn, die in den strijd tegen Ka- rel den Stouten reeds hadden medegestreden, in het Eedgenootschap zouden worden opgenomen. De boerenkantons verzetten zich tegen de op neming van deze nieuwe stadskantons, vreezend dat zij daardoor hun overwicht in de confede ratie zouden verliezen. De spanning tusschen de boerenkantons eenerzijds en Bern, Luzern en Zürich anderzijds werd zoo groot, dat een Zwit sersche broederoorlog dreigde uit te breken en het geheele Eedgenootschap dreigde ineen te storten. Toen werd „Broeder Klaas" de redder in den nood. Dank zij den bemoeiingen van den pastoor van Stans Heimo am Grund, die steeds de groote vertrouwde van Broeder Klaas ge weest was, besloten de leiders der acht kantons, alvorens den strijd met de wapenen tegen el kander te beginnen, aan Broeder Klaas nog de gelegenheid tot een bemiddelenden raad te bie den, die de eenheid van het Eedgenootschap zou kunnen in stand houden. Broeder Klaas nam niet rechtstreeks aan de hierop volgende beraadslagingen in de raad zaal van Stans, dicht bij het Vierwoudsteden meer gelegen, deel. Doch zijn woord, uit zün stille kluis door den pastoor van Stans ter kennis der vertegenwoordigers der acht kantons gebracht, beheerschte de beraadslagingen. En twee dagen vóór Kerstmis 1481 kon eenieder naar zün kanton de vredesboodschap mede- nemen, dat het dank zy het wüze bemiddelend optreden van Broeder Klaas gelukt was de een heid te bewaren. De kluizenaar, die zelf ook uit een boerenkanton afkomstig was, had de vüf boerenkantons ertoe weten te bewegen in de opneming van Fribourg en Solothurn in de Zwitsersche confederatie toe te stemmen, nadat op zyn aandringen de vertegenwoordigers van Bern, Luzern en Zürich geruststellende verkla ringen hadden afgelegd, hierop neerkomend, dat de dorpelingen niet te vreezen zouden heb ben, dat de stedelingen voortdurend een ge- meenschappeiyk front tegen de boerenkantons zouden vormen. Dank zy Broeder Klaas was 't onderling vertrouwen der leden van het Zwit sersche Eedgenootschap weder hersteld en met twee kantons versterkt kon de Zwitsersche con- federatie met nieuw vertrouwen de toekomst tegemoet zien. Doch wat zou er gebeurd zün, vroeg president Motta bü de Nicolaas von der Flüh-herdenking, indien Broeder Klaas op dit voor de Zwitsersche eenheid zoo gevaariyke tijdstip niet geleefd zou hebben en zün wüzen raad niet gegeven had? „wy zouden ons dan wellicht thans geen Zwitsers kunnen noemen!" Het groote succes van 1481 verhoogde natuur- iyk nog belangrijk het algemeene aanzien van Broeder Klaas, die van toen af aan hoe langer hoe meer ook in politieke kwesties geraadpleegd werd. Men neemt aan, dat hy eigeniyk de eer ste gezaghebbende Zwitser geweest is, die krach tig voor een eeuwige neutraliteitspolitiek van het Zwitsersche Eedgenootschap gepleit heeft. In ieder geval heeft hij de neutraliteitsgedachte vooraan geplaatst in zün zoogenaamd „politiek" testament, dat ook thans nog zeker met de gevoelens van de groote meerderheid van het Zwitsersche volk in overeenstemming is en als volgt luidde: O! lieve Vrienden! Belast u niet met vreemde aangelegenheden en sluit geen bondgenootschappen met vreemde heerschers! Weest op uw hoede tegen tweedracht en eigen baat, behoedt uw vaderland en staat het trouw by! Wakkert geen opzetteiyken oorlogslust aan, doch wanneer iemand u overvalt, strüdt dan dapper voor vrüheid en vaderland!" et Maandblad der R. K. Staatspartij schrijft over de proefstemming op de groslijst: Het stemsysteem-1937 is wij moeten dat eerlijk bekennen een mislukking geworden. Zij, die het advies stemden, konden daarmede geen volgorde uitdruk ken. Die volgorde werd en is bepaald door de van het. advies afwijkende stemmen. De redeneering, dat in de praktijk het advies in ruime mate niet wordt gevolgd en dus de geadviseerde volgorde er vanzelf wel in zou komen, is gebleken fout te kun nen uitkomen. Er is ditmaal zóó sterk op het advies gestemd, dat daardoor de volg orde der geadviseerden te zeer aan toeval, aan een klein getal afwijkende stemmen, is overgelaten. Vandaar de onverwachte uitslag in Tilburg, waar Mr. Steenberghe als lijstvoerder werd vervangen door Dr. Mol- ler. In Holland gebeurde bijna hetzelfde met Dr. Beaufort. En in Den Bosch was het verschil der eerste drie candidaten mini maal: Deckers met 51.481 stemmen- Van Poll 51.411 Teulings 51.387 Op zichzelf is met deze wijzigingen van de geadviseerde volgorde geen candidaat geschaad. Maar het toevalselement en de onjuiste wijze, waarop de beslissing over de volgorde is gelegd, komen er scherp mede naar voren. De vraag, of hierin verandering zal moe ten worden gebracht, komt later wel aan de orde. Alleen willen wij hier nog even vastleg- gen, dat voor ieder, die ons stemsysteem kent, de conclusie, als zou de uitslag een politieke „uitspraak" in zich bevatten met name voor den uitslag in Den Bosch een dwaasheid is. Sommige buitenstaan ders hebben gemeend die conclusie te mo gen stellen, zonder dat zij iets wisten van onze stemmethode. Daarom waren zij er faliekant naast! Maar de gelegenheid om in onze rijen niet door ons, maar door hen gewenschte tegenstellingen op te roepen, heeft men niet voorbij kunnen laten gaan Het zij hun gegund. Wij weten beter. Hieruit blijkt echter wèl, dat een juist kiessysteem niet alleen intern van belang is, maar ook voor onze positie naar buiten een rol speelt, althans spelen kan. En daarom zal het probleem wel weer bekeken moeten worden! Doch het probleem kan men dan beper ken tot het stemsysteem. De nieuwe kiesprocedure, zooals die in het regle ment is neergelegd, heeft in alle opzichten goed voldaan en tot geen moeilijkheden aanleiding gegeven. De opkomst der partijleden was over het geheel genomen zéér goed. Als altijd maken de groote steden het slechtste figuur. Dit is het nog niet opgeloste vraagstuk van de massa-organisatie en van de functio neering daarvan in de groote steden. Wij erkennen de groote moeilijkheden daaraan verbonden. Met een verzuchting: dat dat toch eens anders moet worden, zijn we er niet af! En wij maken ons geen illusie, dat de intensiteit van onze organisatie in de groote steden, en in de steden in het al gemeen, tot dezelfde hoogte waren op te voeren als op het platteland. Dit is een voudig onmogelijk! Iets anders is om de middelen op te spo ren, om een aanzienlijke verbetering daar in te brengen. Daarover praten we nog eens na 26 Mei! Henk Beunsma las den brief van zyn vriend nog eens over: „Je moest beslist komen, het wordt een gezellige fuif, waar o.a. ook aanwezig zal zijn een achternichtje van Frits Veen, dat werkelük een schoonheid is. Een introductiekaart ligt thuis voor je klaar." Henk, de Leidsche student, sprong overeind. Het menu, zooals zijn vriend Pierre het be schreef, zag er niet kwaad uit, te deksels niet. Zijn horloge wees ruim 18 uur. Als hij wat voortmaakte, haalde hü den trein van 19.07 uur nog. Nadat hij zün hospita de noodige inlichtin gen had verstrekt, stalde deze smoking, ge steven overhemd, schoone boord, sokken, lak schoenen, enz. lüt op bed en zoo kon Henk om 18.45 uur met versnelden pas naar het station trekken. De stationsklok wees 19.06 uur. Allemachtig, zün horloge liep achter. Met een vaartje stoof hy voor het loket. Fluks een kaartje, dan bok ste hy den controleur buna omver.... de trein zette zich al in beweging. Een spurtje, een sprongetje op de treeplank, met een ruk ging de coupédeur open en Henk was binnen. Uitermate vroolijk groette hü een medereizig ster. Deze, een jeugdige, knappe verschuiling, zag een tikje uit de hoogte op hem neer. ,,'t Is een damescoupé," beantwoordde ze zün groet met nadruk. „Oh, wat aardig," zei hü, de koele ontvangst absoluut negeerend. „Ik ben," vervolgde hy, „steeds ongelukkig met dergelijke dingen, maar nu verheugt het me toch, dat het lot me in een damescoupé heeft geworpen." Het meisje keek uit het raampje en speelde stommetje. „Mejuffrouw?" „Münheer!" „Werkelijk, ik kon het niet helpen. Ik vraag U beleefd verontschuldiging voor mün indrin gen. U gelooft me toch wel, als ik U zeg, dat ik de laatste 100 meter in recordtyd heb ge- loopen, om dezen trein te halen?" Ze haalde de schouders op, zweeg, greep een boek uit haar tasch en begon te lezen. Hü zei niets meer en neuriede zachtjes tus schen zün tanden. Intusschen nam hü het meisje nauwkeurig op. Ze zag er piekfijn uit. Alsof ze naar een soiréetje ging. En buitenge woon knap was ze ook. Henk genoot in stilte van haar verschüning, al had ze hem nog zoo koel bejegend. Toen na een half uurtje de trein stilhield, rees Henk overeind, verliet de coupé, maar niet dan nadat hy het kartonnen bordje „Vrouwen" bij zich gestoken had. De fuif was reeds geruimen tyd aan den gang, toen Henk en Pierre de zaal binnen kuierden. „Oef!" hield Henk ineens stil. „Ga eens voor me staan. Daar zweeft waarachtig mün onbekende reisgenoote, van wie ik je straks verteld heb." „Die?" riep de ander uit. „Dat is het beroem de achternichtje van Frits Veen!" „Wraak, Pierre, revanche. Roep Frits, dan zullen we hiernaast in een box even krijgsraad houden. Frits werd erbij gehaald en in vertrouwen genomen. „Wat wil je n eigenlijk, Henk?" de regelen der kunst overrom- 1 peld wordt en het succesje voor mij is." „Geef je kaartje, dan zal ik het haar brengen." „Mün kaartje? Stop, een helder oogen blik!" Hij griste in zijn binnenzak en haalde er het bordje „Vrouwen" uit. Ziezoo, menschen, "daar gaat-ie." Op de keerzüde trok hij in sierletters zyn naam, met eronder: jur. student. „Frits, jü brengt het; Pierre en ik volgen je op den voet. Zoodra ze het gelezen heeft, treed ik buigend naar voren. Begrepen?" „Accoord." Frits begaf zich in de zaal, de an deren bleven ongezien in zijn nabyheid. Belly, mün vriend Henk Beunsma, zou graag met je kennis maken en verzocht me, je zün hyper-modem visitekaartje aan te bieden." Het meisje nam ten hoogste verbaasd het bordje „Vrouwen" aan, dat Frits haar zonder blikken of blozen overhandigde. Ze las op den achterkant en toen ze opkeek, stond Henk in de meest correcte buiging voor haar. „Mijnheer Beunsma!" „Juffrouw Belly Verkroost." „Mag ik het genoegen hebben voor den vol genden dans?" „Heel graag, maar ik heb geen jaszak en ben niet zulke abnormaal groote visite-kaartjes ge wend." „Ik zal het voor u bewaren; als u er ten minste prüs op stelt, het te bewaren." „Ja, zeker, het is zoo'n origineele kennisma king geweest, dat ik het „corpus delicti" dat zou het hier wel kunnen zyn, nietwaar myn heer de jurist? graag wil houden." Ze dansten en wisten toen nog niet, dat een paar jaar later bij gelegenheid van een vroo lijk bruiloftsfeest op het midden der tafel het groen omiyste, ietwat groezelig „visitekaartje" zou prijken, dat voor Henk en Nelly den weg naar het levensgeluk had geopend. Het generaalkapittel van de Ongeschoeide Car melieten te Venetië koos als Generaal der Orde den Hoogeerw. Pater Petrus Thomas van de Carmelmaagd, in de wereld Dr. Vittorio Sioli. Den volgenden dag gebeurde er iets vreeseiyks. Het zee- Piet en Drein kwamen buiten adem aanhollen. „Sluit alle monster was losgebroken. Radeloos holde de directeur van den gangen af," gilde Piet. Het was te laat. Het zeemonster bleek dierentuin <Ie deur uit om het beest te zoeken. Aan Piet en ree(jg over ^et hek geklommen te zyn. Dat zag er mooi uitl Drein werd een telegram gezonden. Op straat heerschte de grootste opgewondenheid. Als een loopend vuurtje ging het door de stad, dat het zeemonster van Nagasaki losgebroken Was en in zün eentje door de stad mar cheerde. De drukste straten werden afgezet. Niemand mocht er ir.eer door. Hü werd te Genua geboren in 1893 en is dus 44 jaar oud. Als kind bezocht hü vaak de kerk van den H. Carolus, toebehoorend aan de Orde van den Carmel. Hij voltooide zijn studies aan het bisschoppeiyk College van zün vaderstad. In 1914 werd hij onder de wapenen geroepen en ingedeeld bij de artillerie. In den strijd bü Carso werd hij zwaar gewond. Ofschoon hy van zün wonden herstelde, kon hij toch niet meer voor den krügsdienst gebruikt worden en hy verliet met den rang van officier het leger. In 1920 vroeg hij om opname in den Carmel en twee jaar later werd hij met pauselijke dis pensatie tot priester gewijd. Na zijn wyding was hij leeraar der letterkunde in het College van Arenzano der Paters Carmelieten. Daarna mocht hy acht jaar verbiyven in het klooster te Varazze, een eremitage. In 1930 werd hij gekozen tot Provinciaal der provincie van Genua. Hij bleef dit ambt beklee- den ook gedurende het volgende triennaat. Na 6 jaren koos hem het provinciaal-kapittel met hoogere volmachten tot prior van het klooster der H. Moeder Anna te Genua. En nu, nauwe- iyks een jaar later, wordt hy geroepen tot de hoogste waardigheid in de Orde. De nieuwe generaal heeft zich als program gesteld op de eerste plaats de verschillende Spaansche provincies, die zoo ontzettend in de vervolging geleden hebben en die zooveel mar telaars en martelaressen tellen, zoo spoedig mo gelijk te herstellen. Als tweede punt staan de missies op zün program. Moge God en de Car- melmoeder hem tot dit alles de kracht geven. Zijn benoeming werd met vreugde begroet, vooral ook door Kardinaal Rossi, den Pro tector der Orde, zelf een kind der Orde, en door den Patriarch van Venetië, eveneens een ongeschoeiden Carmeliet, die verschillende kee- ren zijn medebroeders, in zyn residentie ver gaderd, bezocht. 16 Ik moest een oogenblik tegen den muur leunen, om weer wat op adem te komen. Het geval stond er nu hopeloos voor. Ik werd gevangen gehouden en zag niemand dan Mrs. Garbutt en Collins en dié zou al wat ik haar vertelde, opvatten als de Wartaal van een bezetene.... En intusschen zou die arme man omkomen! Nog één kansje was er: zou ik Collins niet kunnen bewegen, om een brief van mij aan Val te posten, zonder dat haar meesteresse er van af zou weten? Aan deze gedachte klampte ik mü Vast als een drenkeling aan een stroohalm. Ik ging terug naar mijn kamer en schreef deze enkele woorden: „Foundeyre Abbey, Hampshire. Kom dadeiyk by mü aan bovenstaand adres. Vraag naar Miss Phillips. Maar haast je! BERNICE." Misschien dat Collins toch wel te bewegen zou *Ün, om dit briefje te posten, als zy zag, dat het enkel maar een beroep was op een vriend. Ik stak de enveloppe bij mü en bleef heel dien nacht opzitten, al die lange, eenzame uren, mü afvragend, wat die wel beduiden zouden voor dien man daar ginds in het vooruitzicht van een eenzamen, smarteiyken dood in de koude en de duisternis. HOOFDSTUK VI Vrijdag. Tegen den morgen viel ik in een diepen slaap en het eerste geluid, dat tot my doordrong, was een zacht op en neer stappen in het vertrek daarnaast. Ik keek op mün horloge; het was pas kwart over zeven en het ontbyt was niet klaar vóór half negen. Dit kon niemand anders zu'n dan Mrs. Gar butt. Waarom was ze al zoo vroeg bü de hand? Zou ik eensi gaan kijken?.... Neen, dat durfde ik niet. Zeker was het, dat zij zich gekweld voelde door haar geweten. Waarschüniyk had haar intrigue iets uit te staan met de bemachtiging van een fortuin. Collins' opmerking van bezuinigingen, die haar meesteresse in de huishouding invoerde, en de toespeling van Mrs. Garbutt op de om standigheid, dat haar zoon haar geld noodig had, leidden beide tot deze gevolgtrekking. Maar aangenomen nu, dat zij slaagde in haar onder nemen en dat haar misdaad niet ontdekt werd, hoe zou zy ooit gemoedsrust kunnen hebben? Onwillekeurig stond ik op en ging in de oude kast luisteren, met mijn oon aan het sleu telgat, of mün leven afhing, van hetgeen ik nu hooren zou. Ineens hield het heen en weer loopen op en hoorde ik Mrs. Garbutt op scherp-fulsterenden toon voor zich heen prevelen: „Ik zal nog gek worden, als ik in die spanning blijf verkeeren! Hoe lang zou het nu duren, eer iemand van den honger omkomt? Had ik zelf nu gegild, of was zü het geweest?. Ik wist het niet. En nog verkeerde ik in twüfel, toen ik ineens een zwaren val hoorde: Mrs. Garbutt lag in zwijm. In mün schrik ieder ander gevoelen verge tend, dan dat zü hulp noodig had, liep ik door de corridor naar haar kamer en vond haar daar liggen, met het hoofd op het haardkleedje. Ik zag duideiyk, dat het geen gewone flauwte was. Haar gelaatstrekken waren erbarmeiyk ver wrongen en haar lippen waren met schuim over dekt. Ilc belde en keek rond naar iets, waar mee ik haar tanden vaneen zou weten te krijgen. Ik vond een ivoren vouwbeen liggen op een open boek op de schryftafel en, terwyi ik trachtte, haar dit tusschen de tanden te schuiven, kwam Collins, half gekleed, het vertrek binnenulen. Haar eerste woorden bezorgden mü een ge weldigen schrik. „Hemel beware!" riep ze en rukte mü het mes uit de handen. „U hebt haar vermoord!" Gedurende een oogenblik was ik heftig ont steld; toen zei ik kalm: „Zü heeft een beroerte. Zie je dit dan zelf niet? Ik hoorde haar vallen en kwam kyken, of ik ook iets voor haar doen kon." „Neem mü niet kwalijk, Miss. maar ik schrikte ook zoo, toen ik u over haar gebogen zag staan met dat ding in de hand." Van dit gezegde nam ik verder geen notitie en keek alleen hoe Collins alles om den hals bü Mrs. Garbutt los maakte. „Moeten we niet den dokter laten halen?" vroeg ik. „Zal ik Guthrie naar hem toesturen?" „Neen, Miss, bluft u maar. U kunt toch niet beneden komen: de deuren zün afgesloten." „Geef mü dan den sleutel," zei ik en dacht by my zelf: „O, kon ik toch maar buiten die ge sloten deuren komen!" Maar ze schudde het hoofd: „Wu hebben geen dokter noodig, Miss. Ik weet wel, wat ik doen moet. Ik heb haar al meer zoo gezien. Ik vrees, dat ze weer te veel heeft ge bruikt van dat nare chloral." Chloral?.Daarom was ze er zeker zoo door heen geslapen, toen ik gisterenavond al dat leven had gemaakt! „Neemt ze dat dikwüls in, Collins?" „Enkel, als ze niet slapen kan, Miss. Verleden zomer, toen Mr. Garbutt zooveel had verloren bij het wedden op paarden, heeft ze zich aange wend, om dit in te nemen, en de dokter heeft haar gewaarschuwd, dat ze zich nog den dood zou aandoen, als ze daar niet mee ophield." „Ze voelde zich zeker gekweld door dat ver lies aan geld?" „O, het was verschrikkelijk voor haar, ziet u! Ze moesten een zware hypotheek nemen op de Abbey; tenminste, dat heb ik Mr. Guthrie hooren zeggen. Stil! Ze komt weer bij. Zou u niet liever uit de kamer gaan, Miss? En zeg hier niets van. als u komt ontbijten: het zou haar van streek maken, als zy dacht, dat u er iets van wist." Ik keerde mü om, om het vouwbeen weer op het open boek te leggen, terwyi ik dit deed, viel mün blik op den titel: „Studiën over de Werking van Giffen." Het was een nieuw boek; eerst enkele bladen waren opengesneden. Op de voor mü liggende bladzijde werd gehan deld over arsenicum, zag ik met één oogopslag. Zonder een woord meer te zeggen, verliet ik het vertrek. Nu begreep ik ook, waarom Mrs. Garbutt zoo vroeg al op haar zitkamer was ge gaan. Ze had in alle stilte op: „De Werking van Giffen" willen studeeren. Deze ontdekking was allerminst geruststellend in mün geval, want als er één persoon ter wereld was, die zü uit den weg wilde hebben, dan was ik het. Ik trad aan het venster en stond uit te kyken, zonder iets te zien. Toen Collins een half uur later binnenkwam, vond ze mü daar nog net zoo en merkte op: „U ziet er naar uit, of u den heelen nacht niet geslapen heeft, Miss. En als antwoord keerde ik mü om, sloeg onstuimig mün armen om haar hals en riep: „Neen, dat heb ik ook niet, Collins. Ik heb den heelen nacht in den grooten stoel opgezeten; ik kon niet slapen, omdat ik voelde, dat ik gevan gen zat." „Gevangen zat, Miss?" „Ja, gevangen!" riep ik en bleef my steeds aan haar vastklampen, daar ik troost vond in de nabijheid van iemand, die geen kwade ge dachten jegens mü koesterde. „Waarom ben ik op deze vreeseiyke wüze opgesloten?Collins, als je een vader hebt, erbarm je dan over mü! Mijn vader heeft mij zoo innig lief en hy weet niet eens, waar ik ben. Misschien heb je een verloofde ook, Collins? Zoo jü, denk dan eens, wat het voor hem zou wezen, om je zoo ineens te verliezen; je te verliezen, zonder zelfs te weten, of je dood was, of nog in leven. Ik heb een verloofde, Collins een man, die geen schepsel eenig kwaad zou doen maar omdat hü nu iets ondernam, dat mij niet beviel, ben ik van hem weggeloopen, heb mij schuilgehouden en nu straft de Hemel mü voor dat doordrijven!.... Denk eens aan, wat het voor die beide mahnen zal zijn, om nooit te weten, hoe het mü ver ging! Als ze het maar wisten, dan zou ik 't niet zoo erg vinden. Maar om nu te moeten sterven, door niemand betreurd!n „Och, Miss Phillips, wind u toch niet zoo op, fluisterde ze sussend, toen mün hoofd op haar schouder viel en ik in snikken uitbarstte. „Hoe komt u er bij, dat u zou moeten sterven. Wie heeft u dat wys gemaakt?" „Wel, zyMrs. Garbutt," kreunde ik, met meer by machte, mij langer te bedwingen. „Ze zal nuj vergiftigen, Collins; ze zal mij vergiftigen!.... Het kan wel nooit uitkomen, dat ik door vergif gestorven ben, maar tóch zal dit zoo wezen. Zoo zeker als jü en ik hier samen zün, zal je meesteresse mü vergiftigen!" „Hoe verschrikkelijk!" riep Collins steeds, haar wijdopen oogen strak op mij gericht. „Hoe komt u er toch bü, dat Mrs. Garbutt u eenig leed zou willen doen?" (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 15