H
m
ffletwüftaal mn den dag
DELFTSCHE
SLAOLIE
Het Zeemonster van Nagasaki
450ste sterfdag van Broeder Klaas
nare Hoofdpijn
De proefstemming
iilfSfflllllI
mm
Een week
verschrikkingen
GR00TE VEREERING IN
GEHEEL ZWITSERLAND
EMAILLE
EI
VRIJDAG 7 MEI 1937
Neutraliteitsgedachte1
in zijn testament
aefSÏÏJSÏ I De origineele
Sïïr,,°rS£ I kennismaking
Nieuwe generaal der
Carmelieten
In een uiterst moeilijk tijdstip wist
hij de eenheid te redden voor
het Eedgenootschap
KEUKENUITRUSTINGEN
VAN f 21.50 AF
FABRIEK TE DIEREN
Op de groslijst
w ill
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 8 ct. en 25% zwaarder dan de jneeste andere.
CALVÉ- KWALITEIT
A A DrWIMU^C OP dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p 750 bU ?evenslan£e Seheele onËpf5pil^nan^tf ^eid^oogen F 750»" doodeUjkcn0'" Mtoop F 250.-
AI I r AKI INNK S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 kJ\J» verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen aooaenjaen
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGE
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
NAAR HET ENGELSCH
Zwitserland gedenkt dit jaar den 450sten
sterfdag van Nicolaas von der Flüh,
een der bekendste figuren uit zijn
geschiedenis, bij het Zwitsersche volk alge-
toeen bekend onder den populairen eere
haam van „Broeder Klaas". De vorige
Week is te Sachseln, in het kanton Ob-
Walden, bij het Vierwoudstedenmeer, de offi-
eieele gedachtenisplechtigheid gehouden, waar
bij president Motta de voornaamste woordvoer
der was, zoo meldt een Geneefsche correspon
dent aan de N.R.Crt. Doch gedurende den gan-
schen zomer zullen vrijwel iederen Zondag ge
meenschappelijke tochten, telkens uit een an
der kanton, naar Sachseln ondernomen worden
om daar, bij het graf van .Broeder Klaas" in
de katholieke kerk hulde te brengen aan den
man, die in een uiterst moeilijk tijdstip voor het
toenmalige Zwitsersche Eedgenootschap de
eenheid nog wist te reddenen wiens naam
Steeds ook in het protestantsche gedeelte van
Zwitserland in even hoog aanzien is gebleven
als by zyn Katholieke geloofsgenooten.
Nicolaas von der Flüh, die in 1417 te Flüeli
bij Sachseln geboren werd, had aanvankelijk een
leven, dat zich heel weinig van dat zijner mede
burgers, vrijwel allen ijverige boeren, onder
scheidde. Hij was een goed landbouwer, een
braaf echtgenoot, een trouwe vader voor zijn
tien kinderen (vijf meisjes en vijf jongens) en
Werd om zyn rechtvaardigheidszin en helder
Verstand door zijn medeburgers tot hun rechter
Uitverkoren, zy hadden hem zelfs de opperste
leiding van de regeeringszaken van het geheele
kanton willen toevertrouwen, doch Nicolaas von
der Flüh wees deze onderscheiding van de hand.
Hij had, toen hij zyn 50 jaren naderde, integen
deel meer en meer de behoefte gevoeld, zich
Uit het openbare leven terug te trekken, om
zich geheel en al aan godsdienstige overpeinzin
gen te wüden. Dit werd voor hem zelfs een zoo
sterke zielsbehoefte, dat Nicolaas, met goedvin
den van zyn vrouw en kinderen, zelfs besloot
ook zijn huiseiyk geluk vaarwel te zeggen en
een eenzaam kluizenaarsleven te gaan voeren.
Het was zijn bedoeling te dien einde naar
den Elzas te trekken en hy bevond zich reeds
aan den oever van den Run, toen hy plotseling
door een ontmoeting met een landbouwer uit
den omtrek van Bazel er toe bewogen werd nog
één avond aan deze zijde van den Rün door te
brengen. Dit uitstel had wellicht een beslissende
beteekenis voor de toekomst van Nicolaas von
der Flüh en daardoor wellicht ook voor de ge
heele toekomst van Zwitserland, op welks lot
„Broeder Klaas" een tiental jaren later zulk
een gelukkigen invloed zou hebben! Want in
dien éénen nacht, dat hy nog aan deze zyde
van den Run bleef, zeide een mystieke stem
hem, dat hy den Run niet moest oversteken,
doch den terugweg naar zyn geboorteplaats we
der moest aanvaarden. Nicolaas gehoorzaamde
deze stem, legde den langen en moeizamen te
rugweg weder af, totdat hy half verhongerd
neerstortte op een Alp in de buurt van zyn ge
boorteplaats. Vriendeiyke jagers, die hem daar
vonden, droegen den uiterst zwakken man naar
het dal terug, waar hy door de goede zorgen
van zijn dorpsgenooten een kleine kluis kreeg,
om zijn verder leven in godsvrucht door te
brengen.
Het merkwaardige is, dat van dit oogenblik
*f, dus juist toen hy zich van al het aardsche
behoeft Uw dag niet te vergallen. Neem een
"AKKERTJE" en Ge zij ter af. Bovendien, Ge
proeft nietsI Prettig en makkelijk innemen!
AKKER - CACHETS verdrijven spoedig
Hoofdpijn, Kiespijn, Zenuwpijn, Spierpijn.
Overal verkrijgbaar» 52 cent per 12 stuks.
niets meer wilde aantrekken, zijn invloed op
zijn medemenschen en ook op den gang van
de staatszaken der kantons, die toen de Zwitser
sche confederatie vormden, steeds grooter werd.
Want de wüsheid en de onbaatzuchtigheid '.an
den zich uit het wereldsche leven teruggetrok
ken hebbenden „Broeder Klaas", zooals hij
sinds zyn wonen in de eenzame kluis algemeen
genoemd werd, oefenden zulk een aantrekkings
kracht uit op hen, die zich in bijzondere moei-
lykheden bevonden, dat een steeds toenemend
aantal hunner hem opzocht, om zyn goeden
raad in te winnen. Van heinde en ver, zelfs uit
Duitschland en Italië, trok men naar Sachseln
op, om den Kluizenaar te raadplegen.
Dit alles zou echter waarschijnlijk niet vol
doende zyn geweest, om „Broeder Klaas" een
eereplaats in de Zwitsersche geschiedenis te
verzekeren, indien niet de overwinningsroes,
waarin de Zwitsers door het zegevierend af
slaan van den aanval van Karei den Stouten
van Bourgondië geraakt waren, het gevaar had
veroorzaakt enkele jaren na den slag by Nan
cy van 1477 (ook in onze vaderlandsche ge
schiedenis niet onbekend!) het geheele Zwit
sersche Eedgenootschap te doen uiteenspatten.
De overwinning had op de Zwitsers een ver
derfelijke uitwerking gehad: een ernstige de
moralisatie met zelfoverschatting en strijdlust
had zich vooral van de boerenkantons meester
gemaakt. De Zwitsersche confederatie bestond
op dat oogenblik uit acht kantons: vijf boeren
kantons, waaronder natuurlijk de drie „oer-
kantons" Schwyz, Uri en Obwalden behoorden,
uit wier samengaan in 1291 't Zwitsersche Eed
genootschap was geboren en de drie stadskan-
tons Bern, Luzern en Zürich. Deze laatste
vreesden op den duur onderdrukking door de
boerenkantons en eischten daarom, dat Fri-
bourg en Solothurn, die in den strijd tegen Ka-
rel den Stouten reeds hadden medegestreden, in
het Eedgenootschap zouden worden opgenomen.
De boerenkantons verzetten zich tegen de op
neming van deze nieuwe stadskantons, vreezend
dat zij daardoor hun overwicht in de confede
ratie zouden verliezen. De spanning tusschen
de boerenkantons eenerzijds en Bern, Luzern en
Zürich anderzijds werd zoo groot, dat een Zwit
sersche broederoorlog dreigde uit te breken en
het geheele Eedgenootschap dreigde ineen te
storten. Toen werd „Broeder Klaas" de redder
in den nood. Dank zij den bemoeiingen van den
pastoor van Stans Heimo am Grund, die steeds
de groote vertrouwde van Broeder Klaas ge
weest was, besloten de leiders der acht kantons,
alvorens den strijd met de wapenen tegen el
kander te beginnen, aan Broeder Klaas nog de
gelegenheid tot een bemiddelenden raad te bie
den, die de eenheid van het Eedgenootschap zou
kunnen in stand houden.
Broeder Klaas nam niet rechtstreeks aan de
hierop volgende beraadslagingen in de raad
zaal van Stans, dicht bij het Vierwoudsteden
meer gelegen, deel. Doch zijn woord, uit zün
stille kluis door den pastoor van Stans ter
kennis der vertegenwoordigers der acht kantons
gebracht, beheerschte de beraadslagingen. En
twee dagen vóór Kerstmis 1481 kon eenieder
naar zün kanton de vredesboodschap mede-
nemen, dat het dank zy het wüze bemiddelend
optreden van Broeder Klaas gelukt was de een
heid te bewaren. De kluizenaar, die zelf ook uit
een boerenkanton afkomstig was, had de vüf
boerenkantons ertoe weten te bewegen in de
opneming van Fribourg en Solothurn in de
Zwitsersche confederatie toe te stemmen, nadat
op zyn aandringen de vertegenwoordigers van
Bern, Luzern en Zürich geruststellende verkla
ringen hadden afgelegd, hierop neerkomend,
dat de dorpelingen niet te vreezen zouden heb
ben, dat de stedelingen voortdurend een ge-
meenschappeiyk front tegen de boerenkantons
zouden vormen. Dank zy Broeder Klaas was 't
onderling vertrouwen der leden van het Zwit
sersche Eedgenootschap weder hersteld en met
twee kantons versterkt kon de Zwitsersche con-
federatie met nieuw vertrouwen de toekomst
tegemoet zien. Doch wat zou er gebeurd zün,
vroeg president Motta bü de Nicolaas von der
Flüh-herdenking, indien Broeder Klaas op dit
voor de Zwitsersche eenheid zoo gevaariyke
tijdstip niet geleefd zou hebben en zün wüzen
raad niet gegeven had? „wy zouden ons dan
wellicht thans geen Zwitsers kunnen noemen!"
Het groote succes van 1481 verhoogde natuur-
iyk nog belangrijk het algemeene aanzien van
Broeder Klaas, die van toen af aan hoe langer
hoe meer ook in politieke kwesties geraadpleegd
werd. Men neemt aan, dat hy eigeniyk de eer
ste gezaghebbende Zwitser geweest is, die krach
tig voor een eeuwige neutraliteitspolitiek van
het Zwitsersche Eedgenootschap gepleit heeft.
In ieder geval heeft hij de neutraliteitsgedachte
vooraan geplaatst in zün zoogenaamd „politiek"
testament, dat ook thans nog zeker met de
gevoelens van de groote meerderheid van het
Zwitsersche volk in overeenstemming is en als
volgt luidde: O! lieve Vrienden! Belast u niet
met vreemde aangelegenheden en sluit geen
bondgenootschappen met vreemde heerschers!
Weest op uw hoede tegen tweedracht en eigen
baat, behoedt uw vaderland en staat het trouw
by! Wakkert geen opzetteiyken oorlogslust aan,
doch wanneer iemand u overvalt, strüdt dan
dapper voor vrüheid en vaderland!"
et Maandblad der R. K. Staatspartij
schrijft over de proefstemming op
de groslijst:
Het stemsysteem-1937 is wij moeten
dat eerlijk bekennen een mislukking
geworden. Zij, die het advies stemden,
konden daarmede geen volgorde uitdruk
ken. Die volgorde werd en is bepaald door
de van het. advies afwijkende stemmen.
De redeneering, dat in de praktijk het
advies in ruime mate niet wordt gevolgd
en dus de geadviseerde volgorde er vanzelf
wel in zou komen, is gebleken fout te kun
nen uitkomen. Er is ditmaal zóó sterk op
het advies gestemd, dat daardoor de volg
orde der geadviseerden te zeer aan toeval,
aan een klein getal afwijkende stemmen,
is overgelaten. Vandaar de onverwachte
uitslag in Tilburg, waar Mr. Steenberghe als
lijstvoerder werd vervangen door Dr. Mol-
ler. In Holland gebeurde bijna hetzelfde
met Dr. Beaufort. En in Den Bosch was het
verschil der eerste drie candidaten mini
maal:
Deckers met 51.481 stemmen-
Van Poll 51.411
Teulings 51.387
Op zichzelf is met deze wijzigingen van
de geadviseerde volgorde geen candidaat
geschaad. Maar het toevalselement en de
onjuiste wijze, waarop de beslissing over de
volgorde is gelegd, komen er scherp mede
naar voren.
De vraag, of hierin verandering zal moe
ten worden gebracht, komt later wel aan
de orde.
Alleen willen wij hier nog even vastleg-
gen, dat voor ieder, die ons stemsysteem
kent, de conclusie, als zou de uitslag een
politieke „uitspraak" in zich bevatten
met name voor den uitslag in Den Bosch
een dwaasheid is. Sommige buitenstaan
ders hebben gemeend die conclusie te mo
gen stellen, zonder dat zij iets wisten van
onze stemmethode. Daarom waren zij er
faliekant naast! Maar de gelegenheid om
in onze rijen niet door ons, maar door hen
gewenschte tegenstellingen op te roepen,
heeft men niet voorbij kunnen laten gaan
Het zij hun gegund. Wij weten beter.
Hieruit blijkt echter wèl, dat een juist
kiessysteem niet alleen intern van belang
is, maar ook voor onze positie naar buiten
een rol speelt, althans spelen kan. En
daarom zal het probleem wel weer bekeken
moeten worden!
Doch het probleem kan men dan beper
ken tot het stemsysteem. De nieuwe
kiesprocedure, zooals die in het regle
ment is neergelegd, heeft in alle opzichten
goed voldaan en tot geen moeilijkheden
aanleiding gegeven.
De opkomst der partijleden was over het
geheel genomen zéér goed. Als altijd maken
de groote steden het slechtste figuur. Dit
is het nog niet opgeloste vraagstuk van
de massa-organisatie en van de functio
neering daarvan in de groote steden. Wij
erkennen de groote moeilijkheden daaraan
verbonden. Met een verzuchting: dat dat
toch eens anders moet worden, zijn we er
niet af! En wij maken ons geen illusie, dat
de intensiteit van onze organisatie in de
groote steden, en in de steden in het al
gemeen, tot dezelfde hoogte waren op te
voeren als op het platteland. Dit is een
voudig onmogelijk!
Iets anders is om de middelen op te spo
ren, om een aanzienlijke verbetering daar
in te brengen. Daarover praten we nog eens
na 26 Mei!
Henk Beunsma las den brief van zyn
vriend nog eens over: „Je moest beslist
komen, het wordt een gezellige fuif, waar
o.a. ook aanwezig zal zijn een achternichtje van
Frits Veen, dat werkelük een schoonheid is. Een
introductiekaart ligt thuis voor je klaar."
Henk, de Leidsche student, sprong overeind.
Het menu, zooals zijn vriend Pierre het be
schreef, zag er niet kwaad uit, te deksels niet.
Zijn horloge wees ruim 18 uur. Als hij wat
voortmaakte, haalde hü den trein van 19.07 uur
nog.
Nadat hij zün hospita de noodige inlichtin
gen had verstrekt, stalde deze smoking, ge
steven overhemd, schoone boord, sokken, lak
schoenen, enz. lüt op bed en zoo kon Henk om
18.45 uur met versnelden pas naar het station
trekken.
De stationsklok wees 19.06 uur. Allemachtig,
zün horloge liep achter. Met een vaartje stoof
hy voor het loket. Fluks een kaartje, dan bok
ste hy den controleur buna omver.... de trein
zette zich al in beweging. Een spurtje, een
sprongetje op de treeplank, met een ruk ging
de coupédeur open en Henk was binnen.
Uitermate vroolijk groette hü een medereizig
ster. Deze, een jeugdige, knappe verschuiling,
zag een tikje uit de hoogte op hem neer.
,,'t Is een damescoupé," beantwoordde ze zün
groet met nadruk.
„Oh, wat aardig," zei hü, de koele ontvangst
absoluut negeerend. „Ik ben," vervolgde hy,
„steeds ongelukkig met dergelijke dingen, maar
nu verheugt het me toch, dat het lot me in
een damescoupé heeft geworpen."
Het meisje keek uit het raampje en speelde
stommetje.
„Mejuffrouw?"
„Münheer!"
„Werkelijk, ik kon het niet helpen. Ik vraag
U beleefd verontschuldiging voor mün indrin
gen. U gelooft me toch wel, als ik U zeg, dat ik
de laatste 100 meter in recordtyd heb ge-
loopen, om dezen trein te halen?"
Ze haalde de schouders op, zweeg, greep een
boek uit haar tasch en begon te lezen.
Hü zei niets meer en neuriede zachtjes tus
schen zün tanden. Intusschen nam hü het
meisje nauwkeurig op. Ze zag er piekfijn uit.
Alsof ze naar een soiréetje ging. En buitenge
woon knap was ze ook. Henk genoot in stilte
van haar verschüning, al had ze hem nog zoo
koel bejegend.
Toen na een half uurtje de trein stilhield,
rees Henk overeind, verliet de coupé, maar niet
dan nadat hy het kartonnen bordje „Vrouwen"
bij zich gestoken had.
De fuif was reeds geruimen tyd aan den
gang, toen Henk en Pierre de zaal binnen
kuierden.
„Oef!" hield Henk ineens stil. „Ga eens
voor me staan. Daar zweeft waarachtig mün
onbekende reisgenoote, van wie ik je straks
verteld heb."
„Die?" riep de ander uit. „Dat is het beroem
de achternichtje van Frits Veen!"
„Wraak, Pierre, revanche. Roep Frits, dan
zullen we hiernaast in een box even krijgsraad
houden.
Frits werd erbij gehaald en in vertrouwen
genomen.
„Wat wil je n
eigenlijk, Henk?"
de regelen der
kunst overrom- 1
peld wordt en het succesje voor mij is."
„Geef je kaartje, dan zal ik het haar brengen."
„Mün kaartje? Stop, een helder oogen
blik!" Hij griste in zijn binnenzak en haalde
er het bordje „Vrouwen" uit.
Ziezoo, menschen, "daar gaat-ie."
Op de keerzüde trok hij in sierletters zyn
naam, met eronder: jur. student.
„Frits, jü brengt het; Pierre en ik volgen je
op den voet. Zoodra ze het gelezen heeft, treed
ik buigend naar voren. Begrepen?"
„Accoord." Frits begaf zich in de zaal, de an
deren bleven ongezien in zijn nabyheid.
Belly, mün vriend Henk Beunsma, zou graag
met je kennis maken en verzocht me, je zün
hyper-modem visitekaartje aan te bieden."
Het meisje nam ten hoogste verbaasd het
bordje „Vrouwen" aan, dat Frits haar zonder
blikken of blozen overhandigde. Ze las op den
achterkant en toen ze opkeek, stond Henk in
de meest correcte buiging voor haar.
„Mijnheer Beunsma!"
„Juffrouw
Belly Verkroost."
„Mag ik het genoegen hebben voor den vol
genden dans?"
„Heel graag, maar ik heb geen jaszak en ben
niet zulke abnormaal groote visite-kaartjes ge
wend."
„Ik zal het voor u bewaren; als u er ten
minste prüs op stelt, het te bewaren."
„Ja, zeker, het is zoo'n origineele kennisma
king geweest, dat ik het „corpus delicti" dat
zou het hier wel kunnen zyn, nietwaar myn
heer de jurist? graag wil houden."
Ze dansten en wisten toen nog niet, dat een
paar jaar later bij gelegenheid van een vroo
lijk bruiloftsfeest op het midden der tafel het
groen omiyste, ietwat groezelig „visitekaartje"
zou prijken, dat voor Henk en Nelly den weg
naar het levensgeluk had geopend.
Het generaalkapittel van de Ongeschoeide Car
melieten te Venetië koos als Generaal der Orde
den Hoogeerw. Pater Petrus Thomas van de
Carmelmaagd, in de wereld Dr. Vittorio Sioli.
Den volgenden dag gebeurde er iets vreeseiyks. Het zee- Piet en Drein kwamen buiten adem aanhollen. „Sluit alle
monster was losgebroken. Radeloos holde de directeur van den gangen af," gilde Piet. Het was te laat. Het zeemonster bleek
dierentuin <Ie deur uit om het beest te zoeken. Aan Piet en ree(jg over ^et hek geklommen te zyn. Dat zag er mooi uitl
Drein werd een telegram gezonden.
Op straat heerschte de grootste opgewondenheid. Als een
loopend vuurtje ging het door de stad, dat het zeemonster van
Nagasaki losgebroken Was en in zün eentje door de stad mar
cheerde. De drukste straten werden afgezet. Niemand mocht
er ir.eer door.
Hü werd te Genua geboren in 1893 en is dus 44
jaar oud. Als kind bezocht hü vaak de kerk van
den H. Carolus, toebehoorend aan de Orde van
den Carmel. Hij voltooide zijn studies aan het
bisschoppeiyk College van zün vaderstad. In
1914 werd hij onder de wapenen geroepen en
ingedeeld bij de artillerie. In den strijd bü
Carso werd hij zwaar gewond. Ofschoon hy van
zün wonden herstelde, kon hij toch niet meer
voor den krügsdienst gebruikt worden en hy
verliet met den rang van officier het leger.
In 1920 vroeg hij om opname in den Carmel
en twee jaar later werd hij met pauselijke dis
pensatie tot priester gewijd. Na zijn wyding
was hij leeraar der letterkunde in het College
van Arenzano der Paters Carmelieten. Daarna
mocht hy acht jaar verbiyven in het klooster
te Varazze, een eremitage.
In 1930 werd hij gekozen tot Provinciaal der
provincie van Genua. Hij bleef dit ambt beklee-
den ook gedurende het volgende triennaat. Na
6 jaren koos hem het provinciaal-kapittel met
hoogere volmachten tot prior van het klooster
der H. Moeder Anna te Genua. En nu, nauwe-
iyks een jaar later, wordt hy geroepen tot de
hoogste waardigheid in de Orde.
De nieuwe generaal heeft zich als program
gesteld op de eerste plaats de verschillende
Spaansche provincies, die zoo ontzettend in de
vervolging geleden hebben en die zooveel mar
telaars en martelaressen tellen, zoo spoedig mo
gelijk te herstellen. Als tweede punt staan de
missies op zün program. Moge God en de Car-
melmoeder hem tot dit alles de kracht geven.
Zijn benoeming werd met vreugde begroet,
vooral ook door Kardinaal Rossi, den Pro
tector der Orde, zelf een kind der Orde, en
door den Patriarch van Venetië, eveneens een
ongeschoeiden Carmeliet, die verschillende kee-
ren zijn medebroeders, in zyn residentie ver
gaderd, bezocht.
16
Ik moest een oogenblik tegen den muur leunen,
om weer wat op adem te komen. Het geval stond
er nu hopeloos voor. Ik werd gevangen gehouden
en zag niemand dan Mrs. Garbutt en Collins en
dié zou al wat ik haar vertelde, opvatten als de
Wartaal van een bezetene.... En intusschen zou
die arme man omkomen!
Nog één kansje was er: zou ik Collins niet
kunnen bewegen, om een brief van mij aan Val
te posten, zonder dat haar meesteresse er van
af zou weten? Aan deze gedachte klampte ik mü
Vast als een drenkeling aan een stroohalm.
Ik ging terug naar mijn kamer en schreef deze
enkele woorden:
„Foundeyre Abbey, Hampshire.
Kom dadeiyk by mü aan bovenstaand
adres. Vraag naar Miss Phillips. Maar haast
je!
BERNICE."
Misschien dat Collins toch wel te bewegen zou
*Ün, om dit briefje te posten, als zy zag, dat het
enkel maar een beroep was op een vriend.
Ik stak de enveloppe bij mü en bleef heel dien
nacht opzitten, al die lange, eenzame uren, mü
afvragend, wat die wel beduiden zouden voor
dien man daar ginds in het vooruitzicht van
een eenzamen, smarteiyken dood in de koude en
de duisternis.
HOOFDSTUK VI
Vrijdag. Tegen den morgen viel ik in een
diepen slaap en het eerste geluid, dat tot my
doordrong, was een zacht op en neer stappen in
het vertrek daarnaast.
Ik keek op mün horloge; het was pas kwart
over zeven en het ontbyt was niet klaar vóór
half negen.
Dit kon niemand anders zu'n dan Mrs. Gar
butt. Waarom was ze al zoo vroeg bü de hand?
Zou ik eensi gaan kijken?.... Neen, dat durfde
ik niet.
Zeker was het, dat zij zich gekweld voelde door
haar geweten. Waarschüniyk had haar intrigue
iets uit te staan met de bemachtiging van een
fortuin. Collins' opmerking van bezuinigingen,
die haar meesteresse in de huishouding invoerde,
en de toespeling van Mrs. Garbutt op de om
standigheid, dat haar zoon haar geld noodig
had, leidden beide tot deze gevolgtrekking. Maar
aangenomen nu, dat zij slaagde in haar onder
nemen en dat haar misdaad niet ontdekt werd,
hoe zou zy ooit gemoedsrust kunnen hebben?
Onwillekeurig stond ik op en ging in de
oude kast luisteren, met mijn oon aan het sleu
telgat, of mün leven afhing, van hetgeen ik nu
hooren zou.
Ineens hield het heen en weer loopen op en
hoorde ik Mrs. Garbutt op scherp-fulsterenden
toon voor zich heen prevelen:
„Ik zal nog gek worden, als ik in die spanning
blijf verkeeren! Hoe lang zou het nu duren, eer
iemand van den honger omkomt?
Had ik zelf nu gegild, of was zü het geweest?.
Ik wist het niet. En nog verkeerde ik in twüfel,
toen ik ineens een zwaren val hoorde: Mrs.
Garbutt lag in zwijm.
In mün schrik ieder ander gevoelen verge
tend, dan dat zü hulp noodig had, liep ik door
de corridor naar haar kamer en vond haar daar
liggen, met het hoofd op het haardkleedje. Ik zag
duideiyk, dat het geen gewone flauwte was.
Haar gelaatstrekken waren erbarmeiyk ver
wrongen en haar lippen waren met schuim over
dekt.
Ilc belde en keek rond naar iets, waar mee
ik haar tanden vaneen zou weten te krijgen. Ik
vond een ivoren vouwbeen liggen op een open
boek op de schryftafel en, terwyi ik trachtte,
haar dit tusschen de tanden te schuiven, kwam
Collins, half gekleed, het vertrek binnenulen.
Haar eerste woorden bezorgden mü een ge
weldigen schrik.
„Hemel beware!" riep ze en rukte mü het mes
uit de handen. „U hebt haar vermoord!"
Gedurende een oogenblik was ik heftig ont
steld; toen zei ik kalm:
„Zü heeft een beroerte. Zie je dit dan zelf
niet? Ik hoorde haar vallen en kwam kyken,
of ik ook iets voor haar doen kon."
„Neem mü niet kwalijk, Miss. maar ik
schrikte ook zoo, toen ik u over haar gebogen
zag staan met dat ding in de hand."
Van dit gezegde nam ik verder geen notitie en
keek alleen hoe Collins alles om den hals bü
Mrs. Garbutt los maakte.
„Moeten we niet den dokter laten halen?"
vroeg ik. „Zal ik Guthrie naar hem toesturen?"
„Neen, Miss, bluft u maar. U kunt toch niet
beneden komen: de deuren zün afgesloten."
„Geef mü dan den sleutel," zei ik en dacht
by my zelf: „O, kon ik toch maar buiten die ge
sloten deuren komen!"
Maar ze schudde het hoofd:
„Wu hebben geen dokter noodig, Miss. Ik weet
wel, wat ik doen moet. Ik heb haar al meer zoo
gezien. Ik vrees, dat ze weer te veel heeft ge
bruikt van dat nare chloral."
Chloral?.Daarom was ze er zeker zoo door
heen geslapen, toen ik gisterenavond al dat
leven had gemaakt!
„Neemt ze dat dikwüls in, Collins?"
„Enkel, als ze niet slapen kan, Miss. Verleden
zomer, toen Mr. Garbutt zooveel had verloren bij
het wedden op paarden, heeft ze zich aange
wend, om dit in te nemen, en de dokter heeft
haar gewaarschuwd, dat ze zich nog den dood
zou aandoen, als ze daar niet mee ophield."
„Ze voelde zich zeker gekweld door dat ver
lies aan geld?"
„O, het was verschrikkelijk voor haar, ziet u!
Ze moesten een zware hypotheek nemen op de
Abbey; tenminste, dat heb ik Mr. Guthrie
hooren zeggen. Stil! Ze komt weer bij. Zou u
niet liever uit de kamer gaan, Miss? En zeg hier
niets van. als u komt ontbijten: het zou haar
van streek maken, als zy dacht, dat u er iets
van wist."
Ik keerde mü om, om het vouwbeen weer
op het open boek te leggen, terwyi ik dit deed,
viel mün blik op den titel: „Studiën over de
Werking van Giffen."
Het was een nieuw boek; eerst enkele bladen
waren opengesneden.
Op de voor mü liggende bladzijde werd gehan
deld over arsenicum, zag ik met één oogopslag.
Zonder een woord meer te zeggen, verliet ik
het vertrek. Nu begreep ik ook, waarom Mrs.
Garbutt zoo vroeg al op haar zitkamer was ge
gaan. Ze had in alle stilte op: „De Werking van
Giffen" willen studeeren.
Deze ontdekking was allerminst geruststellend
in mün geval, want als er één persoon ter wereld
was, die zü uit den weg wilde hebben, dan was
ik het.
Ik trad aan het venster en stond uit te kyken,
zonder iets te zien.
Toen Collins een half uur later binnenkwam,
vond ze mü daar nog net zoo en merkte op:
„U ziet er naar uit, of u den heelen nacht niet
geslapen heeft, Miss. En als antwoord keerde ik
mü om, sloeg onstuimig mün armen om haar
hals en riep:
„Neen, dat heb ik ook niet, Collins. Ik heb den
heelen nacht in den grooten stoel opgezeten; ik
kon niet slapen, omdat ik voelde, dat ik gevan
gen zat."
„Gevangen zat, Miss?"
„Ja, gevangen!" riep ik en bleef my steeds
aan haar vastklampen, daar ik troost vond in
de nabijheid van iemand, die geen kwade ge
dachten jegens mü koesterde. „Waarom ben ik
op deze vreeseiyke wüze opgesloten?Collins,
als je een vader hebt, erbarm je dan over mü!
Mijn vader heeft mij zoo innig lief en hy weet
niet eens, waar ik ben. Misschien heb je een
verloofde ook, Collins? Zoo jü, denk dan eens,
wat het voor hem zou wezen, om je zoo ineens
te verliezen; je te verliezen, zonder zelfs te
weten, of je dood was, of nog in leven. Ik heb een
verloofde, Collins een man, die geen schepsel
eenig kwaad zou doen maar omdat hü nu
iets ondernam, dat mij niet beviel, ben ik van
hem weggeloopen, heb mij schuilgehouden en nu
straft de Hemel mü voor dat doordrijven!....
Denk eens aan, wat het voor die beide mahnen
zal zijn, om nooit te weten, hoe het mü ver
ging! Als ze het maar wisten, dan zou ik 't niet
zoo erg vinden. Maar om nu te moeten sterven,
door niemand betreurd!n
„Och, Miss Phillips, wind u toch niet zoo op,
fluisterde ze sussend, toen mün hoofd op haar
schouder viel en ik in snikken uitbarstte. „Hoe
komt u er bij, dat u zou moeten sterven. Wie
heeft u dat wys gemaakt?"
„Wel, zyMrs. Garbutt," kreunde ik, met meer
by machte, mij langer te bedwingen. „Ze zal nuj
vergiftigen, Collins; ze zal mij vergiftigen!....
Het kan wel nooit uitkomen, dat ik door vergif
gestorven ben, maar tóch zal dit zoo wezen. Zoo
zeker als jü en ik hier samen zün, zal je
meesteresse mü vergiftigen!"
„Hoe verschrikkelijk!" riep Collins steeds,
haar wijdopen oogen strak op mij gericht. „Hoe
komt u er toch bü, dat Mrs. Garbutt u eenig leed
zou willen doen?" (Wordt vervolgd.)