Per K.L.M. naar Praag en Weenen 'S DE UITVERKORENE? I WIE WAS WE VLIEGEN DE ZON TEGEMOET WOENSDAG 12 MEI 1937 Losse indrukken van een korte omzwerving door twee hoofd steden van Midden-Europa In Praag begint het Oosten C' De St. Stephansdom, Weenens bekendste bouwwerk In- en uitvoer over April ONBETAMELIJK OPTREDEN Meerijden in auto's door politie- N beambten Tegen linthebouwing De meening van de Eerste Kamer Parijsche Jaarbeurs Opening en sluiting een week verzet Praag in de bloesems van het voorjaar CONSUMPTIEMELKREGELING Zuidhollandsche Bond van Melk-* veehouders oefent critiek uit BLIKSEM IN BOERDERIJ GESLAGEN GEVANGENHOUDING VERLENGD Grond in erfpacht Hoe is de toestand te IJmuiden? KOSTEN CONTROLE INZAKE SPANJE Suppletoire begrooting ingediend LID AMBTENARENGERECHT Kolonel H. baron van Voorst tot Voorst benoemd SCHILDERIJEN WILLINK Aangekocht voor Nederl. Musea Academische examens Vrachtschip gestrand voor Zandvoort Later weer vlot gekomen Door koe aangevallen Landbouwersvrouw en kind ernstig gewond DROEVIG EINDE VAN EEN FUIF In een stukje vleesch gestikt HOENDERPARK IN VLAMMEN 250 stuks pluimvee omgekomen UIT DE STAATSCOURANT Posterijen Landbouwhoogeschool Onderscheidingen 'Naar het encelsch™ We vliegen de zon tegemoet, van het Wes ten naar het Oosten, over de polders van ons land, over de industriegebieden lan Duitschland, over bergen, rivieren en lenzen, van Amsterdam naar Praag en Weenen. ^'les gaat onbemerkt beneden ons voorbij, want vliegen hoog boven de wolken, waar de zon feller is met den weerschijn op het wit en waar te vermoeit. De zon vermoeit ons en toch zoeken wij haar. "ij hebben allen deze nostalgie naar het war- t>le en het lichte en daarom is het een groot Sfnot naar de zon toe te vliegen, naar het J'arme en het lichte, dat meer dan bij ons, leeft 111 de landen waar voor ons de zon opgaat. Met groote vreugde werd daarom de uitnoo- diging aangenomen van de K.L.M. en de Tsje chische Luchtvaartmij. om met haar naar raag en Weenen te vliegen en daar de gast te *ijQ van de Tsjechische regeering en het Ween- ^he gemeentebestuur. In Praag leeft het Oosten van Europa. Daar maakt men kennis met de voor ons zoo vreemde wereld der Slavische volkeren, waar achter de nog vreemdere wereld van Azië ver borgen ligt. Tsjecho Slowakije is een vooruit geschoven punt van Oost Europa en Praag is er de hoofdstad van; het centrum van leven *n vitaliteit, die daar heer.schen. Zooals elke stad, die ligt aan de grens van ®ee volkerengroepen, van twee taalgroepen, C&n twee culturen, is Praag oud, zoo oud, dat het reeds een groote stad was, toen men er in he geschiedenisboeken voor het eerst van hoorde. En zooals alle oude steden, die niet op «merikaansche wijze uit den grond gestampt jhin of ergens neergesmeten zijn, is 't mooi en h-Jk; rijk aan gebouwen en plaatsen, waar stuk hen uit de wereldhistorie voltrokken werden. ~e koningen van Bohemen hebben hier ge hoond. Tycho Brahe heeft hier zijn astrono mische studies verricht, Hus is hier hoog leraar geweest aan de universiteit. Johannes Cepomucenus stierf hier den marteldood voor het biechtgeheim en hier leefde Wallenstein, h'e intrigeerde met half Europa om de kroon Van Bohemen. Die gansche oude geschiedenis gaat leven ;®or den bezoeker van Praag, zelfs als hij er jhaar enkele dagen blijft. Maar er leeft nog hteer in deze stad. Ket is geen centrum van htde cultuur en van vergeten geschiedenis, het is geen doode en ingemolmde stad, waaraan 'gt verleden alleen zijn wezen geeft en die h'leen blijft bestaan omdat de tijd vergeten heeft haar op te ruimen. Zij is ook het cen tum van een oud volk, dat met een jongen ^cat uit den oorlog gekomen is; dat zich zijn .'-•"leden bewust is en uit het groote verleden energie van hard werken voor een groote °ekomst haalt. Er heerscht in deze stad een 'i-aliteit, die verbijsterend is, omdat zij zich /•veegt rond de oude gebouwen en de oude °eken, die langer en standvastiger bestaan ab de herinneringen der menschen. De oude burcht, hoog boven de stad, be- cerscht Praag, maar het leven van nu ontwik- 'e,t zich in de benedenstad, het loopt langs de m°°te, moderne wegen door het land, het uit ,-ch op de vliegvelden, die in dezen van alle anten ingesloten staat de havens zijn, die de- 'fde functie hebben als de zeehavens van eer gelukkige staten. Het nieuwe Praag doet 'cdern aan, het heeft dezelfde uitingen van ven als alle andere groote steden; de gebou- eh zijn opgetrokken in denzelfden stijl van 'as en beton, maar toch roept het herinnerin- m*1 op aan een eigen aard en een eigen wezen, dinneringen aan Oost Europa. De Slavische jjCntaliteit spreekt uit de gebouwen, vooral uit „e inrichtingen van openbaar nut. Men kent aar niet dat strenge afgescheiden inaividua- m'ne, men leeft meer gemeenschappelijk. Men dit ook niet de strenge afzonderlijkheid der c °ePen, waardoor het mogelijk wordt, dat voor 1 katholieke kerk een gebrandschilderd raam ^°rdt gegeven door een bankinstelling, dat fcehv vervaardi=d door een vrijmetselaar. Der- 'Jke feiten zijn voor ons, die aan heel an- "e verhoudingen gewend zijn volkomen onbe- ^'JPelijk. Men verklaart dit niet door te zeg- ^1. dat de bewoners van dezen jongen staat k'Cer oog hebben voor datgene wat hen ver- 't dan voor hetgeen hen scheidt, want een ^'•'Selijke daad roept herinneringen op aan de qlssische kerk de orthodoxe weliswaar c voor den oorlog de vaandels der socialisten jj. opstandigen zegende. Een mentaliteit, die deze dingen spreekt, is voor ons niet ge- ,j,akkelijk aanvaardbaar en er blijkt wel uit, Praag en Rotterdam, die niet verder van }v 'lar af liggen dan drie uur per vliegtuig, in denken even ver van elkaar verwijderd zijn twee werelden. V?6 Tslechen men hoort het herhaaldelijk t)( hen voelen zich verwant met ons om strijd voor de vrijheid. Onzen strijd tegen a*ije vergelijken zij met hun strijd tegen stenrijk en zij prijzen ons gelukkig, omdat eeuwen terug reeds de vrijheid hadden, die het Jan Comenius mogelijk maakte in Neder land te leven, nadat hij uit Praag verdreven was. Dat klinkt erg mooi, maar men vergeet, dat deze afgevallen priester naar Holland kwam in een tijd, waarin de vrijheid hier zoo groot was, dat Brabant twee eeuwen lang onder drukt zou worden om zijn geloof. Maar dit vermindert de waardeering van de Tsjechen niet, die het bezoek van Nederland- sche journalisten zoozeer op prijs stelden, dat de minister van Buitenlandsche Zaken van zijn drukbezetten tijd nog een half uur kon afne men om ons te ontvangen, evenals de burge meester van Praag. Gaat men van Praag naar Weenen, dat per vliegtuig toch nog ruim een uur verder ligt, dan is 't alsof men zich reeds op den terugweg naar huis begeeft. Niet als zou het een verlichting geven uit Praag te kunnen vertrekken en zou men daarom het voor velen aangename gevoel krijgen, dat men weer naar de eigen vertrouwde omgeving gaat; in tegendeel, Praag is een bekoorlijke stad, waar van men niet graag afscheid neemt. Maar het is een vooruitgeschoven post van Oost Europa, van een ander volk, terwijl Weenen een stad Is, waarmee we ons meer verwant voelen, om dat de bewoners ons nader zijn. Weenen maakt een grootschen indruk. Praag is de hoofdstad van een land, was in het vel leden een voornaam centrum, maar de eerste indruk, dien men van Weenen krijgt, is, dat men aangekomen is in de hoofdstad van een wereldrijk. Alles in deze stad draagt nog de teekenen van de grootheid der Habsburgers, het vorstenhuis, dat eens een groot deel van de wereld beheerschte. Het groote verleden van deze stad maakt haar toestand van tegenwoor dig des te schrijnender. Men kan aan alles zien, dat het land en de stad armer zijn ge worden, te arm zelfs om deze grootsche stad volkomen naar waardigheid te kunnen bewonen. Maar dwars door alles heen heeft de Weener zijn goeden moed bewaard, zijn vriendelijkheid en gastvrijheid, zijn energie. Men ontvangt den gast met een hartelijkheid en een spontaneïteit, als bestonden er geen moeilijkheden. Zijn le vensblijheid is voor hem een middel geweest om zich door de moeilijke tijden heen te slaan. De wijze, waarop dit geschiedt, is bewonderens waardig. Naast het oude Weenen met zijn grootsche bouwwerken, die getuigen van het groote ver leden der stad, toont de Weener zijn gasten met trots het nieuwe Weenen, dat opgebouwd wordt met een modern zakelijk doorzettings vermogen. Wat deze stad tegenwoordig nog doen kan op gebied van bruggenbouw en wegenaan leg, verdient de grootste bewondering, ook van ons, die toch op het gebied van bruggenbouw een en ander gewend zijn. Ook ten aanzien van de volkshuisvesting, de watervoorziening en tal van andere dingen, wordt tegenwoordig te Weenen gewerkt met verbijsterende energie. Men kan aan alles zien, dat de bewoners van "Weenen leven in hoop op de toekomst en ver wachten, dat de glorie van hun stad slechts tijdelijk ten onder is gegaan. Van Weenen vliegen we weer terug, via Praag naar Amsterdam. Dwars door de wolken heen, tot we, als we de bergen over zijn, de wolken achter ons laten en Duitschland zien liggen in de glans van de zon. Nu, in het val len van den avond, vliegen we de zon achterna, naar het Westen, als jagend achter een geluk en een schoonheid, immer voor ons onbereik baar. Heimwee naar de zon blijft immer onbe vredigd. Blijkens mededeeling van het Centraal Bu reau voor de Statistiek bedroeg de waarde van den Nederlandschen invoer (zonder goud en zilver) over April 1937 142 millioen (v. m. 125 millioen). De waarde van den uitvoer beliep over April 101 millioen. (v. m. 94 millioen). Het percentage van den invoer, gedekt door uitvoer, bedroeg over April 71,1 (v. m. 75,3). Naar aanleiding van een klacht en een daar naar ingesteld onderzoek, is den Minister van Justitie gebleken, dat politiebeambten misbruik maken van hun bevoegdheid auto's te laten stoppen, met de bedoeling om, zonder dat eenig dienstbelang zulks rechtvaardigt, te vra gen te mogen meerijden. Een dergelijk optreden van een politieman is onbetamelijk en het aanzien van het gezag van de politie wordt erdoor geschaad. Op verlangen van den Minister is nu aan de daarvoor in aanmerking komende autoriteiten een rondschrijven gezonden, waarin vorenbe doelde handelingen worden verboden. Blijkens het voorloopig verslag der 'Eer ste Kamer over het ontwerp van wet tot vaststelling van bepalingen tot het in het verkeersbelang tegengaan van lintbebou wing langs wegen onder beheer van het Rijk of op het rijkswegenplan voorkomende, spraken eenige leden hun leedwezen er over uit, dat de voorgestelde bepalingen niet rechtstreeks zijn gericht op het tegengaan van lintbebouwing, doch in de eerste plaats ten doel hebben behartiging van het ver keersbelang, hetwelk men dan door tegen gaan van lintbebouwing hoopt te bereiken. Wegens die strekking nu van het wetsont werp, waarbij het verkeersbelang primair, de bestrijding van de lintbebouwing secundair is, trokken deze leden in twijfel, of men aan de hand van de ontworpen bepalingen inderdaad afdoende paal en perk zal kunnen stellen aan de in steeds sterkere mate voorkomende schen nis van natuurschoon ter oorzake van de lint bebouwing. Verscheidene leden, vooropstellende, dat zij de lintbebouwing een euvel achten, niet alleen uit een oogpunt van verkeersbelang, doch ook wegens de vernietiging van natuurschoon, er door veroorzaakt, hadden nochtans ernstige bezwaren tegen de ontworpen regeling, al er kenden zij aanstonds, dat deze ten deele tege moet komt aan de bedenkingen, welke de Eer ste Kamer indertijd had ingebracht tegen een vorig wetsontwerp aangaande hetzelfde on derwerp. De bezwaren van de hier aan het woord zijnde leden betroffen voornamelijk hetgeen wordt voorgesteld in de artikelen 8 tot en met 10 nopens bouwverbod en uitwegen en het ont breken van een volkomen eerbiediging van het burgerlijk recht op uitweg. Vele andére leden verklaarden, zich met dit wetsontwerp volkomen te kunnen vereenigen. Eenige leden oordeelden de voorgestelde re geling omtrent de schadevergoeding onvol doende. Wijders waren verscheidene leden van mee ning, dat de rechtmatige aanspraak op ver goeding van hem, die een burgerlijk recht op uitweg heeft, in de voorgestelde regeling niet genoegzaam erkenning vindt. Het Bestuur van de Parijsche Jaarbeurs heeft op algemeen verzoek van de deelnemers beslo ten de opening en sluiting van de Jaarbeurs een week te verzetten, teneinde deze te doen samenvallen met de eerste twee weken van de Tentoonstelling. De Parijsche Jaarbeurs wordt dus gehouden van Zaterdag 22 Mei tot en met Maandag 7 Juni 1937. In verband hiermede is .de geldigheidsduur der Jaarbeursretourbiljetten als volgt gewij zigd: voor de heenreis van 17 Mei tot en met 7 Juni 1937; voor de terugreis van 22 Mei tot en met 12 Juni 1937. De Zuidhollandsche Bond van Melkveehou ders heeft een algemeene ledenvergadering ge houden, ter bespreking van de* consumptiemelk- regeling, zulks in verband met de sedert eenige weken ingetreden verlaging van den melkprijs met een cent. De vergadering, welke zeer druk bezocht was, oefende ernstige kritiek op de houding van de Crisis Zuivel Centrale, daar alleen de handel bij de verlaging gebaat is. Besloten werd, telegrammen te zenden aan de koningin en aan minister Colijn, waarin de aandacht op deze materie wordt gevestigd en verzocht wordt, bemiddelend op te treden in het conflict tusschen den bond en de Crisis Zuivel Centrale. Na uitvoerige discussie vereenigde de ver gadering zich met het voorstel der afdeeling IJselmonde, om, wanneer de verlaging binnen drie dagen niet ongedaan zal zün gemaakt, het hoofdbestuur te machtigen, geheel naar bevind van zaken te handelen. Omstreeks zeven uur is Dinsdagavond door blikseminslag de boerderij van den landbouwer P. Dellevoet te Rosmalen in brand geraakt. In een ommezien stond de geheele boerderij in lichter laaie. Zij brandde geheel uit. De Haagsche rechtbank heeft voor een ter mijn van 30 dagen de gevangenhouding ver lengd van notaris J., die als verdacht van verduistering van een bedrag van ongeveer 60.000, de vorige maand werd gearresteerd. En hoe gaat het met den eetlust? Heel slecht, dokter. Ik heb zelfs geen trek in dingen, die u me verboden hebt (Hummel) De heer Van Kempen, lid der Tweede Kamer, heeft aan den minister van Financiën ge vraagd, of het den minister bekend is, da£ te IJmuiden een groot aantal fabrieksgebouwen op door den Staat der Nederlanden in erfpacht uitgegeven gronden leeg staat en of de minis ter bereid is mede te deelen van hoevele der in IJmuiden op erfpacht-grond gevestigde be drijven de jaarlijksche canon niet of door der den (de bank) wordt betaald. Zijn door het Rijk aanvankelijk in, erfpacht uitgegeven gronden om niet aan het Rijk te ruggegeven of door het Rijk opgevorderd, ge zien den hoogen achterstalligen erfpachtsca non? Worden deze verhuurd en zoo ja, op welke wijze wordt de huur dan berekend? Is de meening gerechtvaardigd, dat de lasten van de ongewijzigde erfpachtsvoorwaarden een beletsel 'zijn om nieuwe ondernemingen op de thans onbenutte terreinen te vestigen, en is de minister bereid verlaging van den canon te overwegen ook voor de ondernemingen, die nu nog, zij het ook met inspanning van alle krach ten, den strijd om het bestaan voortzetten? •Vreest de minister niet, dat menige onder nemer, die te IJmuiden zijn bedrijf zou willen vestigen, daarvan afziet zoodra hij kennis neemt van de zeer eenzijdige erfpachtsvoor waarden, die de staat den daarvoor in aanmer king komenden bedrijven ter teekening voor legt? Voorts vraagt de heer Van Kempen na der onderzoek naar den toestand van de te IJmuiden op erfpacht-grond gevestigde onder nemingen. Ingediend is een wetsontwerp tot verhooging van de begrooting van Buitenlandsche Zaken voor 1937 met een bedrag van f 155.000 als aandeel van Nederland in de kosten van de internationale contróle tot het tegengaan van toevoer van wapentuig en vrijwilligers naar Spanje. Deze contróle brengt belangrijke kosten me de, welke geschat zün op 900.000 pond sterlins over een jaar, indien dat toezicht zoo lang zou voortduren. De regeeringen zijn het eens ge worden daartoe een internationaal fonds te stichten, waartoe de regeeringen in overeenge komen verhoudingen zullen bijdragen. Het aan deel van Nederland zal 1.9 pCt. bedragen. Het is voor deze door Nederland bü te dragen som, dat bij deze suppletoire begrooting de wette- lijke goedkeuring wordt gevraagd. Bü beschikkingen van den minister van Staat, minister van Defensie a.i. is: op het daartoe door hem gedaan verzoek, eervol ont heven uit zijn functie van militair lid van het ambtenarengerecht te 's Gravenhage de adju dant in buitengewonen dienst van H. M. de Koningin luitenant-generaal J. J. G. baron van Voorst tot Voorst, commandant van het veld leger, tevens commandant der vesting Holland; en benoemd tot militair lid van het ambtena rengerecht te 's Gravenhage de kolonel H. F. M. baron van Voorst tot Voorst, inspecteur der cavalerie, tevens commandant der lichte bri gade. De kunstverzamelaar Eduard baron von der Heydt heeft in de kunstzaal van Lier te Am sterdam aangekocht de schilderüen Landschap met Statue en Landschap met Koeien, beide aoor A. C. Willink. Op verzoek van de directies heeft baron von der Heydt het eerste in bruikleen afgestaan aan het Stedelijk Museum te Amsterdam, het tweede aan het Gemeente Museum te 's-Gra- venhage. Beide schilderijen zijn in de ten toonstellingscollecties opgenomen. LEIDEN. Doctoraal examen geneeskunde, de heer J. J. A. A. Hodde. Dinsdagmiddag omstreeks vier uur is een vrachtschip recht voor Zandvoort, op een K.M. afstand van de kust, aan den grond geloopen. Vermoedelijk is deze stranding te wüten aan het slechte zicht tijdens een hevige regenbui. Het bleek te zün de Russische houtboot Wekcha Sheksha. Kort na de stranding zün de sleepbooten Hector en Nestor van het bureau Wijsmuller van IJmuiden naar Zandvoort vertrokken om her schip vlot te trekken. Zij behoefden even wel geen dienst te doen, daar de Wekcha Shek sha op eigen kracht vlot kon komen. Het schip heeft de reis naar IJmuiden voort gezet. Een ernstig ongeluk heeft zich Dinsdagmid dag voorgedaan in een weide, gelegen aan de Karstraat te Beek en Donk. De vrouw van den landbouwer Van der Hey- den wilde in de weide de koeien gaan melken. Haar driejarig dochtertje liep met haar mede. In de weide gekomen, werd het kind door een koe tegen den grond geworpen, waarna de moeder zich haastte het kind overeind te hel pen. De koe liep evenwel ook de vrouw omver, trapte haar en bewerkte haar met de horens. Een onmiddellük ontboden geneesheer liet moeder en kind naar het R. K. gasthuis te Helmond vervoeren. De toestand van de vrouw is hoogst zorgwekkend. Het kind brak een been tje. Maandagavond heeft een aantal jongelui in hotel Veluwe te Nunspeet feest gevierd, waarbü een en ander werd gedronken. Na afloop be gaven zü zich op weg naar huis, tijdens welke wandeling de ï<2-jarige B. B. nog wat gedron ken heeft. In kennelijken staat van dronken schap werd hij naar zün woning gebracht. In den nacht heeft B. overgegeven, een stukje vleesch bleef hierbü in de keel steken, waardoor hü stikte. Waarschünlijk tengevolge van kortsluiting is een felle brand uitgebroken in het hoenderpark van den landbouwer A. te Veenhorst onder de gemeente Boekei. Het gebouw, met de geheele levende have, bestaande uit ruim 250 stuks pluimvee, is in vlammen opgegaan. Verzekering dekt gedeeltelijk de schade. Bü beschikking van den directeur-generaal der Posterüen, Telegrafie en Telefonie is met ingang van 1 Juli 1937 aangewezen als direc teur van het post-, telegraaf- en telefoonkan toor te Alphen a. d. Rün de referendaris der Posterijen, Telegrafie en Telefonie P. Janzen, thans te Enschede. Bü K. B. is aan de referendaris der Poste rüen, Telegrafie en Telefonie, R. W. Langereis, aangewezen als directeur van het Post- en Tele graafkantoor te Heerlen, met ingang van 1 Juni 1937 op zijn verzoek eervol ontslag ver leend. Bij beschikking van den minister van Land bouw en Visscherü is, voor het tijdvak van 16 Mei 1937 tot 76 Mei 1938, wederom benoemd tot tijdelijk assistent aan de Landbouwhooge school te Wageningen, A. C. Schuffelen, aldaar. Bü beschikking van den minister van Land bouw en Visscherij is, voor het tijdvak van 16 Mei 1937 tot 16 Mei 1938. wederom benoemd tot tüd. vast-assistent aan de Landbouwhooge school te Wageningen ir. M. Rosanoff, aldaar. Bü K. B. is benoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassau A R. v. Nes Czn..te Rijsoord gemeente Ridderkerk, oud-secretaris van de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Vlasindustrie. Bü K. B. is toegekend de aan de orde van Oranje-Nassau verbonden eere-medaille in zil ver, aan J. Hes, in dienst van de familie Van Hoboken, te Rotterdam. 1HHBS hadden gereden met een verbazende Üj' rt, zeker met de bedoeling, om den verloren kv, v°or een deel althans, in te halen en in een t)c 'tier kwamen wij in Herne Hill aan, waar andere reiziger uitstapte. n we er al?" riep Medge innig-teleurge- tp], en bloosde, terwijl er een ondeugende tin- k ^6 verscheen in de oogen van den jongen "1. ^bn*eZe reis was afschuwelijk traag in den be ts, en verschrikkelijk vlug op het einde!" Ik J" Verheugde mij over den keer, dien de za- Vpr Benomen hadden en zat heel tevreden en ®eten in mijn hoekje. HOOFDSTUK VII Vj^r,t' is een heel korte reis van Herne Hill naar "Da-station en bij die gelegenheid was het dan wel in een minimum van tüd afgelegd. Er stonden heel wat menschen te wachten op den trein, die ruim drie uur te laat was. Het liep al naar achten en ik hoopte maar, dat tante Anna naar huis gegaan was. Ik merkte haar dan ook niet op, op het perron, en zei tegen Madge: „Ik zie tante niet." „Neen, ik tante Julia evenmin." De rest van de passagiers reden weg met hun vrienden en het perron was nu nagenoeg leeg. De bewondering van Madge had zijn lüf- knecht naar het hotel gezonden met zijn bagage en kwam toen terug naar de plek, waar wij stonden. „Waarschijnlijk kon hü het niet overeenbren gen met zijn ridderlijkheid, om ons aan ons lot over te laten, terwijl hij toch ook niet wist, wat hij moest doon. Ik haastte mij, deze moeilijkheid voor hem uit den weg te ruimen. ,Als tante niet gauw komt, dan zal ik een taxi nemen en rijden mijn vriendin en ik naar tan- te's huis'.' Op dit oogenblik werd ik een groote vrouw ge waar, die op ons afkwam en toen ik haar van wat dichterbij zag, herkende ik haar als Benson, de keukenmeid van mün tante en een oude ge trouwe. „Het spüt mij, dat ik u heb laten wachten, Miss," zei ze, „maar een kruier had mü gezegd, dat de trein aan den anderen kant van het per ron aankwam, dus was ik daar gaan staan. Me vrouw is u zelf komen halen, naar toen ze hoor de, dat de trein vertraging had, is ze naar huis gegaan en heeft mij hierheen gezonden, 't Is zoo'n vochtige avond, niet waar, en ze was bang voor haar rheumatiek." Eer ik hier iets op zeggen kon, viel mün blik op een dame, die achter Benson aankwam, een groote vrouw, met blozend gelaat van hoogst onaangename uitdrukking. Mün vriendin stond met den rug naar haar toe en praatte op levendigen toon met den jongen man, die steeds met bewonderende be langstelling naar haar keek. Miss Kennedy trad op hen toe en legde zwaar de hand op den schouder van haar nichtje. „Wat beduidt dit? Wie is deze man?" vroeg zü. „Hü is de heer, die de reis met ons gemaakt heeft," zei Madge op trillenden toon, want Miss Kennedy zag er echt uit, om bang voor te wor den! „Tenminste, hij heeft een gedeelte van de reis in hetzelfde compartiment met ons gezeten en is heel vriendelük voor ons geweest." „Was er dan geen damescoupé, waar hij je niet lastig hoefde te vallen? Misschien heb je zelf zijn gezelschap gezocht, toen je dat lange oponthoud wat vervelend vond?" „Uw nichtje heeft mün gezelschap niet ge zocht, Madam, en ik heb haar het müne ook niet opgedrongen," zei de jonge man, met strak- ken blik den haren beantwoordend. Ik voelde, dat ik de omstandigheden moest toelichten, daar Madge te zeer van streek was, om te spreken. „Wü hebben heelemaal geen schuld," zei ik flink. „Wü zagen dezen heer in Lüdwied, waar hij logeerde op het slot. Miss Kennedy hield haar vreeselijken blik op mü gericht en in mün verwarring ging ik veel te veel zeggen, „maar wij hebben nooit met hem gesproken. Vandaag wis ten wü niet, dat hij in den trein was tenmin ste, wij wisten het wel, maar we waren toch niet in een zelfden coupé gestapt. Toen ging ons licht uit en de conducteur gaf ons plaatsen in den coupé, waar die heer zat, dat wil zeggen, hü was er toen nog niet, maar hü kwam er later en hü was al even verbaasd ons te zien als wij dat we hem ontmoetten!" Energiek was ik mün toelichting begonnen, maar ik besloot op bijna onhoorbaren toon en met een zeer schuldig gezicht. De tranen scho ten my in de oogen en ik trilde van agitatie. De meesten zouden mün haperende verklaringen in twijfel getrokken hebben en Miss Kennedy stak haar opinie dan ook niet onder stoelen of ban ken: „Er is maar één feit, dat mij recht duidelijk is, in het verwarde verhaal van je vriendin," zei ze op snijdenden toon tegen Madge, „en dat is. dat jij en die man elkaar al vroeger in Lüdwied hebben ontmoet. Deze reis in zijn gezelschap is blijkbaar de voortzetting van een intrigue, die begonnen is, terwijl je daar was." „Madam, ik verzeker u „Ik zal deze zaak later met mün nichtje be spreken, sir. Ik weiger ten eenenmale, met u in gesprek te komen!" Dit zeggende, wendde Miss Kennedy den kam pioen van Madge den rug toe, vatte haar nichtje bij den arm en nam haar mee over het perron naar een leege vigilante. De bagage werd door een kruier aangesleept en Madge werd als 't ware in het voertuig geduwd. Ze wierp den jongen man een smeekenden blik toen en in een ommezien stond hü vlak bü haar en vatte haar handen, die zü hem toege stoken had. ,Kan ik niets voor u doen?" vroeg hü'. „Moet u toegeven aan deze afschuwelijke tirannie?" „Ik moet mijn tante gehoorzamen; ik kan niet anders!" antwoordde zü met gebroken stem „Maar eer ik ga, moet ik u nog wel bedanken voor al uw vriendelükheden en u zeggen, dat ik nooit vergeten zal Deze opmerking werd onvoltooid gelaten, want op dat oogenblik gaf Miss Kennedy den koet sier orders, om af te rijden, en Benson, die ge tuige was geweest van deze scene, zei: „Dat is geen makkelijke dame! Als ze mijn meesteres was, dan zou ik zeker niet lang bij haar in dienst zijn!" Ik antwoordde niet, want ik verlangde, te spreken tot den jongen man, die nog steeds in dezelfde houding het rijtuig nakeek. Ik was van plan hem Madge's naam en adres mee te deelen. zoodat hij, als hij dit wilde, pogingen in het werk kon stellen, haar te bevrüden uit de tirannie van Miss Kennedy. Ik voelde mü wel wat verlegen, om hem aan te spreken, want hü had feitelijk in het geheel geen notitie van mij genomen gedurende de reis. Ik besefte echter, dat ik op dit oogenblik het lot van mün vrien din in handen had! Ik zamelde al mijn moed büeen, trad op hem toe, maar.... ineens riep hü een taxi aan, sprong er in en was weg, zonder één blik mün richting uit..,. Hü had totaal mün bestaan ver geten!.... Ik was zóó uitgeput van vermoeienis en op gewondenheid bü mün aankomst bü tante Anna in Holland Park, dat ik regelrecht naar bed ging. Den volgenden ochtend was ik weer zoo frisch en gezond, als maar verlangd kon worden en geheel voorbereid op het kruisverhoor, waar aan tante mij zou onderwerpen. Dat jaar in het buitenland had mij onder meer zelfbeheersching geleerd en toen tante eens extra haar bril opzette om mü te inspec- teeren, doorstond ik dien blik moedig en knikte haar opgewekt toe, met de verzekering: „Ik ben nu niet meer bang voor u, tante; ik kan „ich" en „monsieur" naar behooren uitspre ken." „Je bent er in vele opzichten op vooruitge gaan, behalve nog in je uitspraak, Anna! Je houding is beter en je bent niet meer zoo ver legen. Je lükt nu precies op Penelope. Toen je nog een kind was hoopte ik, dat je een echte Colville zou worden, maar je bent nu een Trevor en die zijn geen van allen knap." Deze opmerking deed mij nu minder aange naam aan, maar verder konden wij het samen heel goed vinden, den dag, dien ik bü tante doorbracht en zü vroeg mü zelfs, of ik met Kerstmis nog bij haar wilde blüven, maar deze uitnoodiging sloeg ik toch af, daar ik te zeer naar huis verlangde. „Waarom gaat u niet met mü mee, tantetje?" vroeg ik, toen wij den volgenden dag naar het Paddington-station reden. „Vader en Penelope zouden dat ook heel prettig vinden." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 3