Per K.L.M. naar Praag en Weenen
'S
DE UITVERKORENE? I
WIE WAS
WE VLIEGEN DE ZON
TEGEMOET
WOENSDAG 12 MEI 1937
Losse indrukken van een korte
omzwerving door twee hoofd
steden van Midden-Europa
In Praag begint het
Oosten
C'
De St. Stephansdom, Weenens bekendste
bouwwerk
In- en uitvoer over April
ONBETAMELIJK OPTREDEN
Meerijden in auto's door politie-
N beambten
Tegen linthebouwing
De meening van de Eerste Kamer
Parijsche Jaarbeurs
Opening en sluiting een week
verzet
Praag in de bloesems van het voorjaar
CONSUMPTIEMELKREGELING
Zuidhollandsche Bond van Melk-*
veehouders oefent critiek uit
BLIKSEM IN BOERDERIJ
GESLAGEN
GEVANGENHOUDING
VERLENGD
Grond in erfpacht
Hoe is de toestand te IJmuiden?
KOSTEN CONTROLE INZAKE
SPANJE
Suppletoire begrooting ingediend
LID AMBTENARENGERECHT
Kolonel H. baron van Voorst tot
Voorst benoemd
SCHILDERIJEN WILLINK
Aangekocht voor Nederl. Musea
Academische examens
Vrachtschip gestrand
voor Zandvoort
Later weer vlot gekomen
Door koe aangevallen
Landbouwersvrouw en kind
ernstig gewond
DROEVIG EINDE VAN EEN
FUIF
In een stukje vleesch gestikt
HOENDERPARK IN VLAMMEN
250 stuks pluimvee omgekomen
UIT DE STAATSCOURANT
Posterijen
Landbouwhoogeschool
Onderscheidingen
'Naar het encelsch™
We vliegen de zon tegemoet, van het Wes
ten naar het Oosten, over de polders
van ons land, over de industriegebieden
lan Duitschland, over bergen, rivieren en
lenzen, van Amsterdam naar Praag en Weenen.
^'les gaat onbemerkt beneden ons voorbij, want
vliegen hoog boven de wolken, waar de zon
feller is met den weerschijn op het wit en waar
te vermoeit.
De zon vermoeit ons en toch zoeken wij haar.
"ij hebben allen deze nostalgie naar het war-
t>le en het lichte en daarom is het een groot
Sfnot naar de zon toe te vliegen, naar het
J'arme en het lichte, dat meer dan bij ons, leeft
111 de landen waar voor ons de zon opgaat.
Met groote vreugde werd daarom de uitnoo-
diging aangenomen van de K.L.M. en de Tsje
chische Luchtvaartmij. om met haar naar
raag en Weenen te vliegen en daar de gast te
*ijQ van de Tsjechische regeering en het Ween-
^he gemeentebestuur.
In Praag leeft het Oosten van Europa. Daar
maakt men kennis met de voor ons zoo
vreemde wereld der Slavische volkeren, waar
achter de nog vreemdere wereld van Azië ver
borgen ligt. Tsjecho Slowakije is een vooruit
geschoven punt van Oost Europa en Praag is
er de hoofdstad van; het centrum van leven
*n vitaliteit, die daar heer.schen.
Zooals elke stad, die ligt aan de grens van
®ee volkerengroepen, van twee taalgroepen,
C&n twee culturen, is Praag oud, zoo oud, dat
het reeds een groote stad was, toen men er in
he geschiedenisboeken voor het eerst van
hoorde. En zooals alle oude steden, die niet op
«merikaansche wijze uit den grond gestampt
jhin of ergens neergesmeten zijn, is 't mooi en
h-Jk; rijk aan gebouwen en plaatsen, waar stuk
hen uit de wereldhistorie voltrokken werden.
~e koningen van Bohemen hebben hier ge
hoond. Tycho Brahe heeft hier zijn astrono
mische studies verricht, Hus is hier hoog
leraar geweest aan de universiteit. Johannes
Cepomucenus stierf hier den marteldood voor
het biechtgeheim en hier leefde Wallenstein,
h'e intrigeerde met half Europa om de kroon
Van Bohemen.
Die gansche oude geschiedenis gaat leven
;®or den bezoeker van Praag, zelfs als hij er
jhaar enkele dagen blijft. Maar er leeft nog
hteer in deze stad. Ket is geen centrum van
htde cultuur en van vergeten geschiedenis, het
is
geen doode en ingemolmde stad, waaraan
'gt verleden alleen zijn wezen geeft en die
h'leen blijft bestaan omdat de tijd vergeten
heeft haar op te ruimen. Zij is ook het cen
tum van een oud volk, dat met een jongen
^cat uit den oorlog gekomen is; dat zich zijn
.'-•"leden bewust is en uit het groote verleden
energie van hard werken voor een groote
°ekomst haalt. Er heerscht in deze stad een
'i-aliteit, die verbijsterend is, omdat zij zich
/•veegt rond de oude gebouwen en de oude
°eken, die langer en standvastiger bestaan
ab de herinneringen der menschen.
De oude burcht, hoog boven de stad, be-
cerscht Praag, maar het leven van nu ontwik-
'e,t zich in de benedenstad, het loopt langs de
m°°te, moderne wegen door het land, het uit
,-ch op de vliegvelden, die in dezen van alle
anten ingesloten staat de havens zijn, die de-
'fde functie hebben als de zeehavens van
eer gelukkige staten. Het nieuwe Praag doet
'cdern aan, het heeft dezelfde uitingen van
ven als alle andere groote steden; de gebou-
eh zijn opgetrokken in denzelfden stijl van
'as en beton, maar toch roept het herinnerin-
m*1 op aan een eigen aard en een eigen wezen,
dinneringen aan Oost Europa. De Slavische
jjCntaliteit spreekt uit de gebouwen, vooral uit
„e inrichtingen van openbaar nut. Men kent
aar niet dat strenge afgescheiden inaividua-
m'ne, men leeft meer gemeenschappelijk. Men
dit ook niet de strenge afzonderlijkheid der
c °ePen, waardoor het mogelijk wordt, dat voor
1 katholieke kerk een gebrandschilderd raam
^°rdt gegeven door een bankinstelling, dat
fcehv vervaardi=d door een vrijmetselaar. Der-
'Jke feiten zijn voor ons, die aan heel an-
"e verhoudingen gewend zijn volkomen onbe-
^'JPelijk. Men verklaart dit niet door te zeg-
^1. dat de bewoners van dezen jongen staat
k'Cer oog hebben voor datgene wat hen ver-
't dan voor hetgeen hen scheidt, want een
^'•'Selijke daad roept herinneringen op aan de
qlssische kerk de orthodoxe weliswaar
c voor den oorlog de vaandels der socialisten
jj. opstandigen zegende. Een mentaliteit, die
deze dingen spreekt, is voor ons niet ge-
,j,akkelijk aanvaardbaar en er blijkt wel uit,
Praag en Rotterdam, die niet verder van
}v 'lar af liggen dan drie uur per vliegtuig, in
denken even ver van elkaar verwijderd zijn
twee werelden.
V?6 Tslechen men hoort het herhaaldelijk
t)( hen voelen zich verwant met ons om
strijd voor de vrijheid. Onzen strijd tegen
a*ije vergelijken zij met hun strijd tegen
stenrijk en zij prijzen ons gelukkig, omdat
eeuwen terug reeds de vrijheid hadden, die
het Jan Comenius mogelijk maakte in Neder
land te leven, nadat hij uit Praag verdreven
was. Dat klinkt erg mooi, maar men vergeet,
dat deze afgevallen priester naar Holland kwam
in een tijd, waarin de vrijheid hier zoo groot
was, dat Brabant twee eeuwen lang onder
drukt zou worden om zijn geloof.
Maar dit vermindert de waardeering van de
Tsjechen niet, die het bezoek van Nederland-
sche journalisten zoozeer op prijs stelden, dat
de minister van Buitenlandsche Zaken van zijn
drukbezetten tijd nog een half uur kon afne
men om ons te ontvangen, evenals de burge
meester van Praag.
Gaat men van Praag naar Weenen, dat per
vliegtuig toch nog ruim een uur verder
ligt, dan is 't alsof men zich reeds op den
terugweg naar huis begeeft. Niet als zou het
een verlichting geven uit Praag te kunnen
vertrekken en zou men daarom het voor velen
aangename gevoel krijgen, dat men weer
naar de eigen vertrouwde omgeving gaat; in
tegendeel, Praag is een bekoorlijke stad, waar
van men niet graag afscheid neemt. Maar het
is een vooruitgeschoven post van Oost Europa,
van een ander volk, terwijl Weenen een stad
Is, waarmee we ons meer verwant voelen, om
dat de bewoners ons nader zijn.
Weenen maakt een grootschen indruk. Praag
is de hoofdstad van een land, was in het vel
leden een voornaam centrum, maar de eerste
indruk, dien men van Weenen krijgt, is, dat
men aangekomen is in de hoofdstad van een
wereldrijk. Alles in deze stad draagt nog de
teekenen van de grootheid der Habsburgers,
het vorstenhuis, dat eens een groot deel van
de wereld beheerschte. Het groote verleden van
deze stad maakt haar toestand van tegenwoor
dig des te schrijnender. Men kan aan alles
zien, dat het land en de stad armer zijn ge
worden, te arm zelfs om deze grootsche stad
volkomen naar waardigheid te kunnen bewonen.
Maar dwars door alles heen heeft de Weener
zijn goeden moed bewaard, zijn vriendelijkheid
en gastvrijheid, zijn energie. Men ontvangt den
gast met een hartelijkheid en een spontaneïteit,
als bestonden er geen moeilijkheden. Zijn le
vensblijheid is voor hem een middel geweest
om zich door de moeilijke tijden heen te slaan.
De wijze, waarop dit geschiedt, is bewonderens
waardig.
Naast het oude Weenen met zijn grootsche
bouwwerken, die getuigen van het groote ver
leden der stad, toont de Weener zijn gasten
met trots het nieuwe Weenen, dat opgebouwd
wordt met een modern zakelijk doorzettings
vermogen. Wat deze stad tegenwoordig nog doen
kan op gebied van bruggenbouw en wegenaan
leg, verdient de grootste bewondering, ook van
ons, die toch op het gebied van bruggenbouw
een en ander gewend zijn. Ook ten aanzien van
de volkshuisvesting, de watervoorziening en tal
van andere dingen, wordt tegenwoordig te
Weenen gewerkt met verbijsterende energie.
Men kan aan alles zien, dat de bewoners van
"Weenen leven in hoop op de toekomst en ver
wachten, dat de glorie van hun stad slechts
tijdelijk ten onder is gegaan.
Van Weenen vliegen we weer terug, via
Praag naar Amsterdam. Dwars door de wolken
heen, tot we, als we de bergen over zijn, de
wolken achter ons laten en Duitschland zien
liggen in de glans van de zon. Nu, in het val
len van den avond, vliegen we de zon achterna,
naar het Westen, als jagend achter een geluk
en een schoonheid, immer voor ons onbereik
baar. Heimwee naar de zon blijft immer onbe
vredigd.
Blijkens mededeeling van het Centraal Bu
reau voor de Statistiek bedroeg de waarde van
den Nederlandschen invoer (zonder goud en
zilver) over April 1937 142 millioen (v. m.
125 millioen).
De waarde van den uitvoer beliep over April
101 millioen. (v. m. 94 millioen).
Het percentage van den invoer, gedekt door
uitvoer, bedroeg over April 71,1 (v. m. 75,3).
Naar aanleiding van een klacht en een daar
naar ingesteld onderzoek, is den Minister van
Justitie gebleken, dat politiebeambten misbruik
maken van hun bevoegdheid auto's te laten
stoppen, met de bedoeling om, zonder dat
eenig dienstbelang zulks rechtvaardigt, te vra
gen te mogen meerijden.
Een dergelijk optreden van een politieman is
onbetamelijk en het aanzien van het gezag
van de politie wordt erdoor geschaad.
Op verlangen van den Minister is nu aan de
daarvoor in aanmerking komende autoriteiten
een rondschrijven gezonden, waarin vorenbe
doelde handelingen worden verboden.
Blijkens het voorloopig verslag der 'Eer
ste Kamer over het ontwerp van wet tot
vaststelling van bepalingen tot het in het
verkeersbelang tegengaan van lintbebou
wing langs wegen onder beheer van het
Rijk of op het rijkswegenplan voorkomende,
spraken eenige leden hun leedwezen er
over uit, dat de voorgestelde bepalingen niet
rechtstreeks zijn gericht op het tegengaan
van lintbebouwing, doch in de eerste plaats
ten doel hebben behartiging van het ver
keersbelang, hetwelk men dan door tegen
gaan van lintbebouwing hoopt te bereiken.
Wegens die strekking nu van het wetsont
werp, waarbij het verkeersbelang primair, de
bestrijding van de lintbebouwing secundair is,
trokken deze leden in twijfel, of men aan de
hand van de ontworpen bepalingen inderdaad
afdoende paal en perk zal kunnen stellen aan
de in steeds sterkere mate voorkomende schen
nis van natuurschoon ter oorzake van de lint
bebouwing.
Verscheidene leden, vooropstellende, dat zij
de lintbebouwing een euvel achten, niet alleen
uit een oogpunt van verkeersbelang, doch ook
wegens de vernietiging van natuurschoon, er
door veroorzaakt, hadden nochtans ernstige
bezwaren tegen de ontworpen regeling, al er
kenden zij aanstonds, dat deze ten deele tege
moet komt aan de bedenkingen, welke de Eer
ste Kamer indertijd had ingebracht tegen een
vorig wetsontwerp aangaande hetzelfde on
derwerp.
De bezwaren van de hier aan het woord
zijnde leden betroffen voornamelijk hetgeen
wordt voorgesteld in de artikelen 8 tot en met
10 nopens bouwverbod en uitwegen en het ont
breken van een volkomen eerbiediging van het
burgerlijk recht op uitweg.
Vele andére leden verklaarden, zich met dit
wetsontwerp volkomen te kunnen vereenigen.
Eenige leden oordeelden de voorgestelde re
geling omtrent de schadevergoeding onvol
doende.
Wijders waren verscheidene leden van mee
ning, dat de rechtmatige aanspraak op ver
goeding van hem, die een burgerlijk recht op
uitweg heeft, in de voorgestelde regeling niet
genoegzaam erkenning vindt.
Het Bestuur van de Parijsche Jaarbeurs heeft
op algemeen verzoek van de deelnemers beslo
ten de opening en sluiting van de Jaarbeurs
een week te verzetten, teneinde deze te doen
samenvallen met de eerste twee weken van de
Tentoonstelling. De Parijsche Jaarbeurs wordt
dus gehouden van Zaterdag 22 Mei tot en met
Maandag 7 Juni 1937.
In verband hiermede is .de geldigheidsduur
der Jaarbeursretourbiljetten als volgt gewij
zigd: voor de heenreis van 17 Mei tot en met
7 Juni 1937; voor de terugreis van 22 Mei tot
en met 12 Juni 1937.
De Zuidhollandsche Bond van Melkveehou
ders heeft een algemeene ledenvergadering ge
houden, ter bespreking van de* consumptiemelk-
regeling, zulks in verband met de sedert eenige
weken ingetreden verlaging van den melkprijs
met een cent.
De vergadering, welke zeer druk bezocht was,
oefende ernstige kritiek op de houding van de
Crisis Zuivel Centrale, daar alleen de handel
bij de verlaging gebaat is.
Besloten werd, telegrammen te zenden aan de
koningin en aan minister Colijn, waarin de
aandacht op deze materie wordt gevestigd en
verzocht wordt, bemiddelend op te treden in
het conflict tusschen den bond en de Crisis
Zuivel Centrale.
Na uitvoerige discussie vereenigde de ver
gadering zich met het voorstel der afdeeling
IJselmonde, om, wanneer de verlaging binnen
drie dagen niet ongedaan zal zün gemaakt, het
hoofdbestuur te machtigen, geheel naar bevind
van zaken te handelen.
Omstreeks zeven uur is Dinsdagavond door
blikseminslag de boerderij van den landbouwer
P. Dellevoet te Rosmalen in brand geraakt. In
een ommezien stond de geheele boerderij in
lichter laaie. Zij brandde geheel uit.
De Haagsche rechtbank heeft voor een ter
mijn van 30 dagen de gevangenhouding ver
lengd van notaris J., die als verdacht van
verduistering van een bedrag van ongeveer
60.000, de vorige maand werd gearresteerd.
En hoe gaat het
met den eetlust?
Heel slecht,
dokter. Ik heb zelfs
geen trek in dingen,
die u me verboden
hebt (Hummel)
De heer Van Kempen, lid der Tweede Kamer,
heeft aan den minister van Financiën ge
vraagd, of het den minister bekend is, da£ te
IJmuiden een groot aantal fabrieksgebouwen op
door den Staat der Nederlanden in erfpacht
uitgegeven gronden leeg staat en of de minis
ter bereid is mede te deelen van hoevele der
in IJmuiden op erfpacht-grond gevestigde be
drijven de jaarlijksche canon niet of door der
den (de bank) wordt betaald.
Zijn door het Rijk aanvankelijk in, erfpacht
uitgegeven gronden om niet aan het Rijk te
ruggegeven of door het Rijk opgevorderd, ge
zien den hoogen achterstalligen erfpachtsca
non? Worden deze verhuurd en zoo ja, op
welke wijze wordt de huur dan berekend?
Is de meening gerechtvaardigd, dat de lasten
van de ongewijzigde erfpachtsvoorwaarden een
beletsel 'zijn om nieuwe ondernemingen op de
thans onbenutte terreinen te vestigen, en is de
minister bereid verlaging van den canon te
overwegen ook voor de ondernemingen, die nu
nog, zij het ook met inspanning van alle krach
ten, den strijd om het bestaan voortzetten?
•Vreest de minister niet, dat menige onder
nemer, die te IJmuiden zijn bedrijf zou willen
vestigen, daarvan afziet zoodra hij kennis
neemt van de zeer eenzijdige erfpachtsvoor
waarden, die de staat den daarvoor in aanmer
king komenden bedrijven ter teekening voor
legt? Voorts vraagt de heer Van Kempen na
der onderzoek naar den toestand van de te
IJmuiden op erfpacht-grond gevestigde onder
nemingen.
Ingediend is een wetsontwerp tot verhooging
van de begrooting van Buitenlandsche Zaken
voor 1937 met een bedrag van f 155.000 als
aandeel van Nederland in de kosten van de
internationale contróle tot het tegengaan van
toevoer van wapentuig en vrijwilligers naar
Spanje.
Deze contróle brengt belangrijke kosten me
de, welke geschat zün op 900.000 pond sterlins
over een jaar, indien dat toezicht zoo lang zou
voortduren. De regeeringen zijn het eens ge
worden daartoe een internationaal fonds te
stichten, waartoe de regeeringen in overeenge
komen verhoudingen zullen bijdragen. Het aan
deel van Nederland zal 1.9 pCt. bedragen. Het
is voor deze door Nederland bü te dragen som,
dat bij deze suppletoire begrooting de wette-
lijke goedkeuring wordt gevraagd.
Bü beschikkingen van den minister van
Staat, minister van Defensie a.i. is: op het
daartoe door hem gedaan verzoek, eervol ont
heven uit zijn functie van militair lid van het
ambtenarengerecht te 's Gravenhage de adju
dant in buitengewonen dienst van H. M. de
Koningin luitenant-generaal J. J. G. baron van
Voorst tot Voorst, commandant van het veld
leger, tevens commandant der vesting Holland;
en benoemd tot militair lid van het ambtena
rengerecht te 's Gravenhage de kolonel H. F.
M. baron van Voorst tot Voorst, inspecteur der
cavalerie, tevens commandant der lichte bri
gade.
De kunstverzamelaar Eduard baron von der
Heydt heeft in de kunstzaal van Lier te Am
sterdam aangekocht de schilderüen Landschap
met Statue en Landschap met Koeien, beide
aoor A. C. Willink.
Op verzoek van de directies heeft baron von
der Heydt het eerste in bruikleen afgestaan
aan het Stedelijk Museum te Amsterdam, het
tweede aan het Gemeente Museum te 's-Gra-
venhage. Beide schilderijen zijn in de ten
toonstellingscollecties opgenomen.
LEIDEN. Doctoraal examen geneeskunde, de
heer J. J. A. A. Hodde.
Dinsdagmiddag omstreeks vier uur is een
vrachtschip recht voor Zandvoort, op een
K.M. afstand van de kust, aan den grond
geloopen.
Vermoedelijk is deze stranding te wüten
aan het slechte zicht tijdens een hevige
regenbui.
Het bleek te zün de Russische houtboot
Wekcha Sheksha.
Kort na de stranding zün de sleepbooten
Hector en Nestor van het bureau Wijsmuller
van IJmuiden naar Zandvoort vertrokken om
her schip vlot te trekken. Zij behoefden even
wel geen dienst te doen, daar de Wekcha Shek
sha op eigen kracht vlot kon komen.
Het schip heeft de reis naar IJmuiden voort
gezet.
Een ernstig ongeluk heeft zich Dinsdagmid
dag voorgedaan in een weide, gelegen aan de
Karstraat te Beek en Donk.
De vrouw van den landbouwer Van der Hey-
den wilde in de weide de koeien gaan melken.
Haar driejarig dochtertje liep met haar mede.
In de weide gekomen, werd het kind door een
koe tegen den grond geworpen, waarna de
moeder zich haastte het kind overeind te hel
pen. De koe liep evenwel ook de vrouw omver,
trapte haar en bewerkte haar met de horens.
Een onmiddellük ontboden geneesheer liet
moeder en kind naar het R. K. gasthuis te
Helmond vervoeren. De toestand van de vrouw
is hoogst zorgwekkend. Het kind brak een been
tje.
Maandagavond heeft een aantal jongelui in
hotel Veluwe te Nunspeet feest gevierd, waarbü
een en ander werd gedronken. Na afloop be
gaven zü zich op weg naar huis, tijdens welke
wandeling de ï<2-jarige B. B. nog wat gedron
ken heeft. In kennelijken staat van dronken
schap werd hij naar zün woning gebracht. In
den nacht heeft B. overgegeven, een stukje
vleesch bleef hierbü in de keel steken, waardoor
hü stikte.
Waarschünlijk tengevolge van kortsluiting is
een felle brand uitgebroken in het hoenderpark
van den landbouwer A. te Veenhorst onder de
gemeente Boekei. Het gebouw, met de geheele
levende have, bestaande uit ruim 250 stuks
pluimvee, is in vlammen opgegaan. Verzekering
dekt gedeeltelijk de schade.
Bü beschikking van den directeur-generaal
der Posterüen, Telegrafie en Telefonie is met
ingang van 1 Juli 1937 aangewezen als direc
teur van het post-, telegraaf- en telefoonkan
toor te Alphen a. d. Rün de referendaris der
Posterijen, Telegrafie en Telefonie P. Janzen,
thans te Enschede.
Bü K. B. is aan de referendaris der Poste
rüen, Telegrafie en Telefonie, R. W. Langereis,
aangewezen als directeur van het Post- en Tele
graafkantoor te Heerlen, met ingang van 1
Juni 1937 op zijn verzoek eervol ontslag ver
leend.
Bij beschikking van den minister van Land
bouw en Visscherü is, voor het tijdvak van 16
Mei 1937 tot 76 Mei 1938, wederom benoemd
tot tijdelijk assistent aan de Landbouwhooge
school te Wageningen, A. C. Schuffelen, aldaar.
Bü beschikking van den minister van Land
bouw en Visscherij is, voor het tijdvak van 16
Mei 1937 tot 16 Mei 1938. wederom benoemd
tot tüd. vast-assistent aan de Landbouwhooge
school te Wageningen ir. M. Rosanoff, aldaar.
Bü K. B. is benoemd tot ridder in de orde
van Oranje-Nassau A R. v. Nes Czn..te Rijsoord
gemeente Ridderkerk, oud-secretaris van de
Nederlandsche Maatschappij ter bevordering
van Vlasindustrie.
Bü K. B. is toegekend de aan de orde van
Oranje-Nassau verbonden eere-medaille in zil
ver, aan J. Hes, in dienst van de familie Van
Hoboken, te Rotterdam.
1HHBS
hadden gereden met een verbazende
Üj' rt, zeker met de bedoeling, om den verloren
kv, v°or een deel althans, in te halen en in een
t)c 'tier kwamen wij in Herne Hill aan, waar
andere reiziger uitstapte.
n we er al?" riep Medge innig-teleurge-
tp], en bloosde, terwijl er een ondeugende tin-
k ^6 verscheen in de oogen van den jongen
"1.
^bn*eZe reis was afschuwelijk traag in den be
ts, en verschrikkelijk vlug op het einde!"
Ik J"
Verheugde mij over den keer, dien de za-
Vpr Benomen hadden en zat heel tevreden en
®eten in mijn hoekje.
HOOFDSTUK VII
Vj^r,t' is een heel korte reis van Herne Hill naar
"Da-station en bij die gelegenheid was het
dan wel in een minimum van tüd afgelegd.
Er stonden heel wat menschen te wachten op
den trein, die ruim drie uur te laat was.
Het liep al naar achten en ik hoopte maar,
dat tante Anna naar huis gegaan was. Ik
merkte haar dan ook niet op, op het perron, en
zei tegen Madge:
„Ik zie tante niet."
„Neen, ik tante Julia evenmin."
De rest van de passagiers reden weg met hun
vrienden en het perron was nu nagenoeg leeg.
De bewondering van Madge had zijn lüf-
knecht naar het hotel gezonden met zijn bagage
en kwam toen terug naar de plek, waar wij
stonden.
„Waarschijnlijk kon hü het niet overeenbren
gen met zijn ridderlijkheid, om ons aan ons lot
over te laten, terwijl hij toch ook niet wist, wat
hij moest doon. Ik haastte mij, deze moeilijkheid
voor hem uit den weg te ruimen.
,Als tante niet gauw komt, dan zal ik een taxi
nemen en rijden mijn vriendin en ik naar tan-
te's huis'.'
Op dit oogenblik werd ik een groote vrouw ge
waar, die op ons afkwam en toen ik haar van
wat dichterbij zag, herkende ik haar als Benson,
de keukenmeid van mün tante en een oude ge
trouwe.
„Het spüt mij, dat ik u heb laten wachten,
Miss," zei ze, „maar een kruier had mü gezegd,
dat de trein aan den anderen kant van het per
ron aankwam, dus was ik daar gaan staan. Me
vrouw is u zelf komen halen, naar toen ze hoor
de, dat de trein vertraging had, is ze naar huis
gegaan en heeft mij hierheen gezonden, 't Is
zoo'n vochtige avond, niet waar, en ze was bang
voor haar rheumatiek."
Eer ik hier iets op zeggen kon, viel mün blik
op een dame, die achter Benson aankwam, een
groote vrouw, met blozend gelaat van hoogst
onaangename uitdrukking.
Mün vriendin stond met den rug naar haar
toe en praatte op levendigen toon met den
jongen man, die steeds met bewonderende be
langstelling naar haar keek.
Miss Kennedy trad op hen toe en legde zwaar
de hand op den schouder van haar nichtje.
„Wat beduidt dit? Wie is deze man?" vroeg
zü.
„Hü is de heer, die de reis met ons gemaakt
heeft," zei Madge op trillenden toon, want Miss
Kennedy zag er echt uit, om bang voor te wor
den! „Tenminste, hij heeft een gedeelte van de
reis in hetzelfde compartiment met ons gezeten
en is heel vriendelük voor ons geweest."
„Was er dan geen damescoupé, waar hij je
niet lastig hoefde te vallen? Misschien heb je
zelf zijn gezelschap gezocht, toen je dat lange
oponthoud wat vervelend vond?"
„Uw nichtje heeft mün gezelschap niet ge
zocht, Madam, en ik heb haar het müne ook
niet opgedrongen," zei de jonge man, met strak-
ken blik den haren beantwoordend.
Ik voelde, dat ik de omstandigheden moest
toelichten, daar Madge te zeer van streek was,
om te spreken.
„Wü hebben heelemaal geen schuld," zei ik
flink. „Wü zagen dezen heer in Lüdwied, waar
hij logeerde op het slot. Miss Kennedy hield
haar vreeselijken blik op mü gericht en in mün
verwarring ging ik veel te veel zeggen, „maar wij
hebben nooit met hem gesproken. Vandaag wis
ten wü niet, dat hij in den trein was tenmin
ste, wij wisten het wel, maar we waren toch niet
in een zelfden coupé gestapt. Toen ging ons licht
uit en de conducteur gaf ons plaatsen in den
coupé, waar die heer zat, dat wil zeggen, hü
was er toen nog niet, maar hü kwam er later
en hü was al even verbaasd ons te zien als wij
dat we hem ontmoetten!"
Energiek was ik mün toelichting begonnen,
maar ik besloot op bijna onhoorbaren toon en
met een zeer schuldig gezicht. De tranen scho
ten my in de oogen en ik trilde van agitatie. De
meesten zouden mün haperende verklaringen in
twijfel getrokken hebben en Miss Kennedy stak
haar opinie dan ook niet onder stoelen of ban
ken:
„Er is maar één feit, dat mij recht duidelijk
is, in het verwarde verhaal van je vriendin," zei
ze op snijdenden toon tegen Madge, „en dat is.
dat jij en die man elkaar al vroeger in Lüdwied
hebben ontmoet. Deze reis in zijn gezelschap is
blijkbaar de voortzetting van een intrigue, die
begonnen is, terwijl je daar was."
„Madam, ik verzeker u
„Ik zal deze zaak later met mün nichtje be
spreken, sir. Ik weiger ten eenenmale, met u in
gesprek te komen!"
Dit zeggende, wendde Miss Kennedy den kam
pioen van Madge den rug toe, vatte haar nichtje
bij den arm en nam haar mee over het perron
naar een leege vigilante. De bagage werd door
een kruier aangesleept en Madge werd als 't
ware in het voertuig geduwd.
Ze wierp den jongen man een smeekenden
blik toen en in een ommezien stond hü vlak bü
haar en vatte haar handen, die zü hem toege
stoken had.
,Kan ik niets voor u doen?" vroeg hü'. „Moet
u toegeven aan deze afschuwelijke tirannie?"
„Ik moet mijn tante gehoorzamen; ik kan niet
anders!" antwoordde zü met gebroken stem
„Maar eer ik ga, moet ik u nog wel bedanken
voor al uw vriendelükheden en u zeggen, dat ik
nooit vergeten zal
Deze opmerking werd onvoltooid gelaten, want
op dat oogenblik gaf Miss Kennedy den koet
sier orders, om af te rijden, en Benson, die ge
tuige was geweest van deze scene, zei:
„Dat is geen makkelijke dame! Als ze mijn
meesteres was, dan zou ik zeker niet lang bij
haar in dienst zijn!"
Ik antwoordde niet, want ik verlangde, te
spreken tot den jongen man, die nog steeds in
dezelfde houding het rijtuig nakeek. Ik was van
plan hem Madge's naam en adres mee te deelen.
zoodat hij, als hij dit wilde, pogingen in het
werk kon stellen, haar te bevrüden uit de
tirannie van Miss Kennedy. Ik voelde mü wel
wat verlegen, om hem aan te spreken, want hü
had feitelijk in het geheel geen notitie van mij
genomen gedurende de reis. Ik besefte echter,
dat ik op dit oogenblik het lot van mün vrien
din in handen had!
Ik zamelde al mijn moed büeen, trad op hem
toe, maar.... ineens riep hü een taxi aan,
sprong er in en was weg, zonder één blik mün
richting uit..,. Hü had totaal mün bestaan ver
geten!....
Ik was zóó uitgeput van vermoeienis en op
gewondenheid bü mün aankomst bü tante Anna
in Holland Park, dat ik regelrecht naar bed
ging. Den volgenden ochtend was ik weer zoo
frisch en gezond, als maar verlangd kon worden
en geheel voorbereid op het kruisverhoor, waar
aan tante mij zou onderwerpen.
Dat jaar in het buitenland had mij onder
meer zelfbeheersching geleerd en toen tante
eens extra haar bril opzette om mü te inspec-
teeren, doorstond ik dien blik moedig en knikte
haar opgewekt toe, met de verzekering:
„Ik ben nu niet meer bang voor u, tante; ik
kan „ich" en „monsieur" naar behooren uitspre
ken."
„Je bent er in vele opzichten op vooruitge
gaan, behalve nog in je uitspraak, Anna! Je
houding is beter en je bent niet meer zoo ver
legen. Je lükt nu precies op Penelope. Toen je
nog een kind was hoopte ik, dat je een echte
Colville zou worden, maar je bent nu een Trevor
en die zijn geen van allen knap."
Deze opmerking deed mij nu minder aange
naam aan, maar verder konden wij het samen
heel goed vinden, den dag, dien ik bü tante
doorbracht en zü vroeg mü zelfs, of ik met
Kerstmis nog bij haar wilde blüven, maar deze
uitnoodiging sloeg ik toch af, daar ik te zeer
naar huis verlangde.
„Waarom gaat u niet met mü mee, tantetje?"
vroeg ik, toen wij den volgenden dag naar het
Paddington-station reden. „Vader en Penelope
zouden dat ook heel prettig vinden."
(Wordt vervolgd.)