DELFTSCHE SLAOLIE ffldim&aal mn den da§ Het Zeemonster van Nagasaki Geleerde, die 290 talen spreekt ce talen- Victoria I R.K.STMTSWWTU ËEen week "Hij erschrikkingenl BESCHERMT HET CHRISTENDOM B<bli CALVÉ-KWALITEIT ZATERDAG 15 MEI 1937 otheek met 14000 boeken Berlijn als luchtvaart centrum Ik, die de zware aarde draag, kies 't allerbeste voor mijn maag: biscuits en chocola. Ik vraag: —8= Stalin bewaakt Verborgen stad iAR HET ENGELSCH J *'1 a bibliotheek met 14.000 boeken, een Op ,öe belangrijkste particuliere verzamelingen iet ,aa'kundig gebied, treffen wij hem aan bij '«ld ^Zen van een Chineesch gedicht: Dr. Ha- ''lr.rjZ, den man, die 290 talen spreken en k.;JVen kan. Zijn grootvader, de beroemde ,ömist C. Schütz, sprak 12 talen en ook zijn HirifJ keheerschte verscheidene klassieke en W. eerste vraag aan den 63-jarigen ge- ,e is: „Hoe hebt U het toch klaargespeeld, 'chn, ien i*e leeren?" Glimlachend haalt hij de uders op: ?bfe: „Dat weet ik ook niet! Maar een ut TTaar recept kan u geven: drie dingen boodig om talen te leeren, n.l. lust, ge- lleijjg eW en tijd. De laatste twee had ik en de teifjVoor talen heb ik van mijn voorvaderen W het is meer dan liefde, het is een koorts ik maak jacht op talen!" En Dr. Schütz hoe hij tot zijn talen- l«' e voor ik op het gymnasium kwam, kon 6» ütaliaansch volksliedje en het begin van <;v yssee in het Grieksch uit het hoofd voor- Gj-je,n- °P het gymnasium leerde ik Latijn en ).;iJaKSch en de drie groote moderne talen. H a "®fde voor philologie verliet mij niet, toen Universiteit wiskunde, natuurweten- 'Etra en philosofie studeerde en later ik p1)ar in de wis- en natuurkunde werd. Nadat ik roeds jong had laten pensionneeren, ging weer aan de talenstudie wijden. Ik leerde te; a aantal tegelijk, maakte vertalingen uit 0v6f bineesch en Sanskriet, schreef een werk Vr voornaamste talen van tegenwoordig W°eSer en een boek over de talen, die in ds (Dij cbe koloniën werden gesproken. Ik hield 'ap bezig met de talen der inboorlingen Cpji °°rd-, Midden- en Zuid-Amerika. Van de kt. ®rsche talen heb ik mij vooral gewijd aan 'ah. rabisch, Perzisch, Indisch, Chineesch en lejpj! öchutz staat op en neemt de door hem is p beven werken van een boekenplank; het kfp. b fiksch aantal. Een beetje verlegen be- ;ktpr ^yn liefde voor de lyriek en bijzonder 'i'ti is een boekje „Liefde en Lyriek bij volkeren". Het interessantst is echter 'Hüt art boek in folioformaat, waarin Dr. i '"rtfl Z in den loop der jaren alle talen, die hij k»te etl leerde, in alphabetische volgorde op- '3i n^bd heeft. Dit boek bevat niet minder dianen medewerkten. In de pauze luisterde hij naar het gesprek der Indianen en zei hun in hun moedertaal: „Waarom geven jullie je voor Sioux-Indianen uit, terwijl je Pawnee-Indianen bent?" Waarop de roodhuiden hem natuurlijk verbijsterd aanstaarden. Sedert jaren werkt Dr. Schütz aan een groot werk: „Hoe ik tot de studie van zoovele talen kwam," waarin hij hun, die vreemde talen willen leeren, practische wenken en aanwij zingen geeft. talen, maar is hiermede niet afge- nog steeds jaagt de geleerde op :'éuw„ "'ren talen en hij hoopt er nog menige te i$l en de 300 te overschrijden. .ab wij in dit hoogst merkwaardige boek 'i# °P, dan begint het: Abessinisch, Ainoe '■"fch der oerbewoners van Japan), Alba- A1taiisch (Centraal-Azië), Algonkin (In- >- btaal)enz. Zoo gaat 't bij alle talen: Rus- fj:t?cb, Pinsch, Baskisch, Hebreeuwsch "iai 01 Ot in deze stille studeerkamer vertegen- te zijn.... 'ik n" wekt de geleerde ons uit ons gepeins, S, ?®h heusch geen wonder. Vlijt, systeem, l(jj^ enz. 'Zjüo gaat li dij ane taien. xvuö- .'fürksch, Chineesch, Japansch, Neder ig. Pinsc ^aie^btbreekt. En hierbij komen nog talrijke ®h in vefle talen. De geheele wereld - ucuiwi geen '•fel. tje talent en veel liefde dat is het ëeheim." ij. blaar hoe léért U nu die talen?" vragen Nlt geeft ons het recept. De grondslag gevormd door een uittreksel uit een 'f'toi?15, dan komen woorden, die tot zinnen S(ls «den worden en daarna leert hij de re \.ber uitspraak. Bij Ne»» ,^e gramofoon dit laatste helpt ook Bestaat er van een of ■f j taal geen grammatica, dan maakt hij *5p u,. een. Wanneer iemand 290 talen kent, S zich met behulp van de litteratuur en ''ff °°rdenboek de grammatica van de 291ste alCen' zbn ontzaglijke verzameling •^^hboeken toont hij ons een Armeenseh- iff^ een Armeensch-Latijnsch, een Bas- i^'j>Paansch, een Tibetaansch-Engelsch, enz. ■'\eh taal houdt U voor de moeilijkste?" bgt •'•De moeilijkheid van een taal V af van wie haar leert. Een Chinees zal jJ'Ük gemakkelijker Japansch leeren dan ^erlander. In het algemeen kan men fff ais zeer moeilijke talen beschouwen de der Indianen en Eskimo's, verder Bas- Groesinisch, welke laatste taal in den H sus gesproken wordt. Heel moeilijk is Hongaarsch, omdat deze taal zooveel ',:t j. Matigheden heeft. Merkwaardig is, dat bbgaarsch dichter bij het Japansch, dan (':»ifeDuitsch of het Nederlandsch staat. (jbtegen zijn de Slavische talen lang niet 'Veiljjk als over llet algemeen wordt aan- Russisch is een Indo-Germaansche abisch is moeilijker dan Perzisch. Bij- .'illwf Moeilijkheden biedt ook het Chineesch, men het geheel beheerschen wil, wat j^Ojj bks mogelijk is." i 'l'eer?riZe vraag, hoevele talen hij volledig cht, schudt Dr. Schütz het hoofd: vol- eerschen kan iemand behalve zijn nog slechts één, hoogstens twee De Berlijnsche luchthaven heeft het zeld zame voordeel, dat zij niet, zooals de vliegvelden van de meeste andere we reldsteden vele kilometers buiten de stad moest worden aangelegd, doch dat er 'n terrein voor kon worden gevonden, dat slechts 3 K.M. van het centrum van de stad, van de wijk der regee- ringsgebouwen en van Unter den Linden ver wijderd is. De boven verwachting snelle ont wikkeling van het vliegverkeer in de Berlijn sche luchthaven maakte echter uitbreiding van den geheelen opzet dringend noodzakelijk, want in 1936 telde de Berlijnsche luchthaven reeds 220.000 aankomende en vertrekkende rei zigers. Terwijl de accommodatie voor 't passa- giersverkeer op het oude vliegveld nog vol doende is, laat in het bijzonder de onderbren ging der vliegtuigen aldaar te wenschen over. Ook het vliegveld zal op den duur uitbreiding moeten ondergaan, evenals de oprit voor de auto's, want reeds thans komt het voor, dat 's morgens in een paar kwartier tijds tien vliegtuigen met in totaal 170 passagiers de luchthaven verlaten, zoodat men op een ont vangst van over de 150 automobielen berekend moet zijn. In den winter van 1936 heeft men dan ook een begin van uitvoering gemaakt met de plannen van Professor Dr. Sagebiel tot uitbreiding van het geheele complex. Uitgaande van de gedachte, dat, nu de uit breiding eenmaal ter hand zou worden geno men, deze zoodanig zou moeten geschieden, dat zij voor jaren voldoende zou zijn en boven dien een representatief geheel voor 'n wereld stad als Berlijn zou scheppen, heeft men be sloten, het oude vliegveld naar het Zuiden uit te breiden tot aan de spoorbaan, naar het Westen het terrein van het Maifeld er bij te trekken, en ook naar het Noorden het terrein tot aan de grens van het voormalige vliegveld Tempelhof uit te breiden, waardoor een drie voudige vergrooting wordt verkregen. Dit bracht met zich mede, dat de gebouwen van het oude vliegveld moesten worden opgeofferd. Voor de oprichting van de noodige nieuwe gebouwen werd de Noord-Westhoek van het terrein geko zen wegens de gunstige ligging, zoowel uit vliegtechnisch als uit stedenbouwkundig oog punt. De as van het nieuwe complex loopt dien tengevolge Noord-WestZuid-Oost. Komende van de stad, heeft men aan de lin kerhand een reusachtig cirkelvormig plein van 250 M. middellijn, dat begrensd wordt door de reeds bijna tot het dak opgetrokken admini stratiegebouwen, waarin de civiele luchtvaart, het bureau voor luchtfotografie en de meteoro logische dienst zullen worden ondergebracht. De met gladde tufsteen bekleede muren en met gele kalksteen omlijste vensters zullen het ge heel een rustig en monumentaal uiterlijk ver- leenen. Deze gebouwen zullen reeds in den DOBB8BCHT loop van dit jaar in gebruik worden genomen, terwijl het geheele complex eerst eind 1938 ge reed zal zijn. Bij dit ronde plein sluit zich, tusschen twee der gebouwen in Zuid-Oostelijke richting loo pend, het eigenlijke voorplein van het lucht- havengebouw aan, dat, 30 M. hoog, op den achtergrond oprijst. Dit plein krijgt een opper vlakte van 90 bij 80 M. en zal dus eiken denk baren toestroom van verkeer het hoofd kun nen bieden: bovendien zijn de gebouwenfron ten aan beide zijden van arcaden voorzien, waaronder de voorrijdende auto's bij slecht weer beschutting kunnen vinden. Ook het ge bouw op den achtergrond, het eigenlijke haven gebouw, heeft een hallenfront, doch hier loopt de hal over vier verdiepingen door. In het ha vengebouw, dat 29 M. lang en 9 M. diep is, zullen reisbureaux, winkels en ook de groote verzamelplaats der reisgezelschappen worden ondergebracht. Aansluitend aan deze ontvangsthal ligt in de middenas van het gebouw, doch 2.50 M. lager, een tweede hal, 100 M. lang, 50 M. breed en 19 M. hoog, waar de passagebureaux, doua ne-inklaring en passencontróle, gesplitst in een binnenlandsche en buitenlandsche afdeeling, zullen worden ondergebracht. Van deze hal heeft men door geweldige ramen een prachtig uitzicht op het vliegveld. Onder deze statige hal komen de bureaux voor goederen-, post- en vrachtverkeer. Voor deze hal ligt de boogvormige, overdekte vlieghangar van 380 M. lengte en 22 M. hoogte. Hierin zullen zelfs de grootste vliegmachines van de naaste toekomst kunnen binnengaan teneinde de passagiers overdekt te doen in- en uitstappen, een voordeel dat op nog geen ander vliegveld te vinden is. Met de hierbij ter weers zijden aansluitende hangars ter lengte van 400 M., zal dit geheele gebouw een lengte van 1.2 K.M. hebben. De uitgestrektheid van dit gebouw is hieraan te meten, dat op het dak bij vliegdemonstraties niet minder dan 60.000 toe schouwers een plaats zullen vinden. Naar het vliegveld toe is deze landingsloods geheel open zoodat geen enkel steunsel het in- en uitrollen der machines zal belemmeren. Het dak wordt daarom alleen aan den buitenkant door zware ijzeren draagbalken in z.g. kraagconstructie ge dragen. De trappen, die naar de tribunes op het dak voeren, zijn in torenvomiige aan bouwsels aan den buitenkant ondergebracht. Het vliegveld zelf zal, als het gereed is, een lengte-as van meer dan 25 en een breedte-as van meer dan 1.7 K.M. hebben. De geweldige opzet maakt het ook mogelijk, dat de aanko mende post niet eerst naar een centraal post kantoor ter sortatie behoeft te worden ge bracht, doch ineens van hieruit over de ver schillende wijken van de stad kan worden ge distribueerd. De vorige week vertelden we, hoe Adolf Hitler met veiligheidsmaatregelen wordt omgeven. Ook zijn collega-dictator Sta lin kan het echter niet zonder speciale bewa king stellen. Dat blijkt uit het onlangs versche nen werk: „Ik was werkman in Sovjet-Rus land". André Smith, die van 19321935 in de Ver. Sovjet-Republieken vertoefde, beschrijft hoe Stalin wordt bewaakt, wanneer hij het Kremlin verlaat om een begrafenis van een hooggeplaatst Sovjet-bestuurder bij te wonen. De begrafenis had plaats in den namiddag, zoo schrijft André Smith. De urn met de asch van den overledene, die reeds eerder naar Le ningrad werd vervoerd, was thans terugge bracht. Ik maakte deel uit van de veiligheids wacht. Met een geweer dat niet geladen was stond ik op post op het Centrale Plein, dicht bij de „Dom Soynzoff", het gebouw der vak- vereenigingen, vanwaar de begrafenisstoet zou vertrekken. De veiligheidswacht bestond uit zes rijen be trouwbare mannen, die aan weerszijden de stra ten hadden afgezet, vanaf het Vakvereenigings- gebouw tot aan het Roode Plein. Twee rijen communistische officieren uit het Roode leger, twee rijen soldaten en twee rijen arbeiders die tot de Stootbrigaden behoorden. Ik maakte deel uit van deze laatste groep. Om drie uur zette de stoet zich in beweging. De straatsteenen waren bedekt met een laagje fijn wit zand. De lijkstoet werd geopend door een militaire kapel, die treurmuziek speelde. Dan volgden verscheidene rijtuigen met bloe men en kransen. Daarachter Stalin, Woroschi- loff, Kalinin en Molotoff, vergezeld van de overige leden van het Centraal Comité, die de versierde urn droegen. Als voorzorgsmaatregel stond voor ieder ven ster van elk huis waar de stoet moest passeeren een soldaat opgesteld, gewapend met een lichte mitrailleur. De arbeiders waren allen naar het Roode Plein gedirigeerd. Daar stonden meer dan een millioen arbeiders opgesteld, allen in groepen bijeen, volgens de fabriek waar ze werkten. Ze stonden daar zoo dicht opeengepakt als sar dientjes in een busje: van den stoet konden ze niets zien; alleen de luidsprekers verkondigden wat er zich buiten hun gezichtskring afspeelde. Meer dan 3 uur aan één stuk werd door de di verse sprekers telkens weer herhaald, dat de oppositie vernietigd moest worden, want zij was de vijand van de arbeiders. En dicht naast mij mopperden de arbeiders: ,Weg met de vijanden van de arbeidersklasse, die thans het volk toespreken!" Op bepaalde momenten werd door de menig te als op commando geapplaudisseerd en wat er innerlijk in de harten van het volk omging was niet te peilen. En wat gebeurde er den volgenden dag, zal de lezer wellicht vragen. André Smith geeft ons het antwoord: „Daags daarna begon de menschenjacht. Tal van arbeiders werden des nachts door de Ge- poe van hun bed gelicht en gearresteerd. Sinds dien heeft men niets meer van hen vernomen. Onder hen bevond zich mijn oude vriend Vas- sil, de monteur van de reparatie-ploeg." Prettig en onbekommerd leven is anders De dictatuur handhaaft zich door terreur en het verwekken van angst. De stok achter de deur! Raissa Pokrovskaia was onderwijzeres en godsdienstig. Onderwijzer zijn is in Rus land een eerepost, doch godsdienst is uit den booze. Trouw echter ging Raissa naar school en deed haar plicht, doch trouw ook bad zij haar gebeden thuis. Haar lessen waren steeds verzorgd en haar taal was de taal van een Rus sische vrouw in dienst van het proletariaat. De bestuurder van de school was er echter niet gerust op. Dat de kinderen leerden wat zij wilden dat zij desnoods niet leerden, was hun recht, het recht van de vrije jeugd. Maar zijn onderdanen moesten les geven volgens het vrije en ware principe. De bestuurder was ook een goed man. want hij buitte zijn onderdanen niet uit, zooals het de „loffelijke" gewoonte was. Hij poetste zelf zijn schoenen en borstelde eigen handig zijn jas, en hij redeneerde met alleman en iedereen, doch het curieuze in zijn redenee ring was, dat zijn gedachte alleen telde. Op een dag nu was het ondcrwijzersvergade- ring. Aan de tafel zat de bestuurder en hij groette eerbiedig het portret van Stalin, den Leider. De onderbestuurder zat naast hem en ook deze groette den Leider. Zoo ook groetten alle onderwijzers, want allen waren zij onder danen van Stalin. Toen zei de bestuurder: „Van daag zullen wij den tekst van de nieuwe Grond wet bestudeeren, want wij moeten die aan de kinderen leeren!" Alle onderwijzers knikten eerbiedig bij dat bevel; hoe zouden ze anders doen in het „vrije" land, dat Rusland heet? Van onder zijn wenkbrauwen keek de be stuurder naar Raissa, de onderwijzeres, en hij dacht het middel gevonden te hebben, om haar te beschamen en zoodoende te kunnen ontslaan. „Raissa," zei hij, en allen keken naar het meisje, „mag een priester volgens de nieuwe grondwet kiezer zijn?" Raissa voelde dat de bestuurder haar op een verkeerd antwoord wil de betrappen en voorzichtig antwoordde zü „Ja, dit kan, als de priester sinds meerdere ja ren zijn ambt niet meer uitoefent." Bedoeld of niet, de bestuurder scheen het ontwijkende antwoord niet opgemerkt te heb ben. (De nieuwe grondwet staat immers het stemrecht toe aan priesters). Raissa Pokrowskaia was niet gerust, want de bestuurder vroeg dat niet zonder reden. Nu lachte hij even, toen wendde hij zich weer tot Raissa en vroeg haar op den man af: „Mag een onderwijzer geloovig zijn, ja dan neen?" Wat kon Raissa antwoorden? Zei ze .meen," dan zou hij haar zeggen: „Wat doet gij dan in ons midden?" Zei ze „ja," dan zou dit bestem peld worden als contra-revolutionnair. Doch een Rus is behendig en daarom antwoordde Raissa: Een paedagoog moet in principe geen geloo- vige zijn, maar als hij het toch is, mag hij zijn overtuiging in school niet doen kennen." Toen sloeg de bestuurder met zijn vuist op tafel en schreeuwde: „Ziet gij wel, zij voert contra-revolutionnaire propaganda en noodigt ons uit voor de geestelijken te stemmen." Sinds lang hadden de aanwezigen geleerd geen ver band meer te zoeken tusschen de woorden van de ondervraagde en het antwoord van den be stuurder. „En ja," tierde deze laatste, „thuis hebt gij een kapel vol beelden; gij zijt dus geloovig, en een geloovige is niet geschikt om de jonge com munisten op te voeden." Maar een jonge onder wijzer, die nog durfde spreken, antwoordde dat Raissa maar een heel bescheiden heiligenbeeldje bezat. Raissa's grootmoeder had een kapel, ja, maar Raissa was toch de grootmoeder niet en de grootmoeder was Raissa niet. Doch de be stuurder was het hiermee niet eens. Heiligen beelden zijn heiligenbeelden en grootmoeders wel grootmoeders, maar de heili- genbeelden van tt f Raissa's groot- c/ tje moeder waren I 75 j j ook van Raissa, IxUSLdtlCl omdat zij de dochter was van de dochter der grootmoeder. Zoo gebeurde het dat de bestuurder naar den inspecteur schreef: „Raissa Pokrovskaia is geloovig. Zij hitst de kinderen op om voor de priesters te stemmen en zelfs hier in de vergadering doet zij aan contra-revolutionnaire propaganda." De inspecteur schreef aan den hoofdinspec teur; deze weer aan het gewestelijk bestuur en allen waren het erover eens, dat het een schan de was voor de revolutie en het communisme. Zoo word Raissa ontslagen, maar ook zij schreef. Ze stuurde brief op brief naar het ge westelijk bestuur, naar den inspecteur, den hoofdinspecteur en alle mogelijke heeren van het communistisch gezag. Ze zond een protest nota aan de vereeniging van onderwijzers, doch al die menschen waren plots doof en blind geworden, want niemand antwoordde. Zes maanden duurde deze toestand en Raissa had geen brood meer voor haar twee kinderen. Toch was haar man een vurig aanhanger ge weest van het communistisch regiem en hij had meerdere onderscheidingen gekregen in dienst van de beweging. Maar htj was uit de party gestooten, omdat men te weten was ge komen, dat hij uit een geloovige familie voort sproot. Zoo staat Raissa nu op straat. Op haar borst kan zü de onderscheidingen van haar man dragen en op haar armen de twee kinderen. Het zal zwaar dragen zün, maar niemand zal haar helpen, want Raissa had een beeld in huis, een heiligenbeeld en zü heeft gezegd, dat ook de pope mag stemmen. Dan is het gevaarlijk, om zich met die vrouw op te houden, zelfs in het land der z.g. vrüheid. -vcu nog siecms een, noogsLens twee 'j(-cs'C|Meent hij en de meeste menschen be- hun moedertaal niet eens volkomen. tsch in bijzonder toegelegd op Hon- W 611 Engelsch ook op de dialecten, Ai gih-Engelsch en Neger-Engelsch. Tus- t['Vt*ee haakjes: weet U, dat U Arowakisch 0 lij,. En op onzen verwonderden blik: „Ja, A 0vVerschillende woorden uit die taal in de A erSegaan: mais, tabak, kano, enz." 0g een grappige 'geschiedenis vertelt 1 Sen geleerde. Enkele jaren geleden bezocht s. circusvoorstelling, waaraan Sioux-In- aaa a Ook Piet Prikkel en Drein Drentel gingen naar de badplaats om te küken of ze daar helpen konden. Tot him verbazing Op weg naar hét strandhotel kwamen ze ook nog 'n heele hoop heeren tegen, die allemaal op de vlucht waren. Ze liepen zagen ze, dat de treinen, die hier vertrokken, heelemaal met als hazen, en toen Piet en Drein iets wilden vragen, kregen badgasten gevuld waren. Dat waren de vluchtelingen voor het ze niet eens gelegenheid. Zóó bang waren de menschen al ge- zeemonster. worden. Een heel eind ver op het strand zagen Piet Prikkel en Drein Drentel het zeemonster in het warme zand liggen, 't Lag er tevreden om zich heen te küken, net als een hondje in zün mandje. Het zag er op dat oogenblik nog al vreedzaam uit. De „Daily Telegraph" meldt uit Aden, dat een Britsche missie voor het eerst een bezoek heeft gebracht aan Shabwa, de „verborgen stad van Arabië", de vroegere hoofdstad van de se- mietische Himyarieten, welke in de woestün is gelegen aan de grens van Britsch en Saoedisch Arabië. Vier vliegtuigen der koninklüke luchtstrüd- krachten zün Zaterdagavond van hun expeditie naar Shabwa teruggekeerd. Shabwa is per vliegtuig van Aden uit in een uur te bereiken. Een der officieren verklaarde dat de vliegers, voor zü daalden, in een met lange gekleurde linten versierden zak 'n boodschap hebben la ten zakken, welke vermeldde, dat de vliegers een vreedzaam en vriendschappelük bezoek kwamen brengen. Bij de daling constateerden de militairen, dat hun boodschap bevestigd was aan een paal op een paar honderd meter hoogen heuvel, een teeken van eerbewijs en welkom. De inboorlingen waren primitief, vriendelük, opgewekt, zeer arm, doch van een krachtig soort. Er doen zich evenwel nogal veel oogziek ten voor. De officieren troffen er overblüfselen aan van een vroegere beschaving. Ruïnes van groote gebouwen, blijkbaar tempels, waren er, heu veltjes wijzen op een bedolven stad. Er zijn sporen gevonden van vele vroegere karavaan wegen van en naar de stad, welke het bewijs leveren, dat eertijds de weg van de kust van Hadramaut naar Palestina over Shabwa liep. De zegsman achtte de theorie dat Shabwa de hoofdstad zou zün geweest van het rijk van de koningin van Sheba niet onwaarschijnlük. De voornaamste bezigheid der bevolking is het del ven van rotszout. De vrouwen zijn niet ge sluierd. Zij werken op het veld of hoeden de kudden. De voltooiing van een katholieke Uni versiteit zal al uw inspanning eischen, maar het is Mgjn vurige en Innige wensch^dat gü dit groote werk, van zoo"n verstrekkend belang voor uw land en uw geloof, tot een goed einde zult brengen. Paus Plus XI op de audiëntie bü de heiligverklaring van Petrus Canisius, 20 Mei 1925. P/'VKnVTC'yC! op dit blad zijn ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen U '7^C"1 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door ïn 7^>0 bii een ongeval met W /Rft m A Til ll\ lil r. ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen I KJXIverlies van beide armen, beide beenen of beide oogen I doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog. 'n'en l°uwen noodig zijn," fluisterde ik, V A'ins neerknielde, om mün schoenen Maken. „Touwen en een lantaren; want VA h k beeIe diepte! Je zult er hulp bij k mt,e°ben, Val. Je kunt er hem nooit al- yjrjeipen.» Kt1 Met^0 stilzwÜ£end en toen ze klaar VS et Mü op de zorgvuldigste wijze in te tv tni'S!oeg bij den arm om mü heen en ViJS u uit het vertrek. ArVari uU uit!" wees ik, „langs den achter- "tSar huis; dat is nog de kortste weg." 5,1 ÏSdS moeten eerst naar de hall gaan," A Zmj® bij. „Ik heb een man meegebracht vïees n zyn hulp wel noodig hebben. l liij ^at ib erg in den weg zat, maai i'V.ii hi„b?tuuriyk geen angst laten uitstaan IV 'IJ Sti Zp ban ook steeds het oog op mij, V eh Zicb voorzagen van touwen en een SS 00k wel degelijk gebruik maakten "hu 0„ ereidvaardig aanbod van een stal-' ke A*56 te "aan, ofschoon die zeer ver- ek. toen hü hoorde, dat de persoon, dien wij redden wilden, onder in den Friar's Tower lag. „Hoe is hij daar met mogelijkheid gekomen? riep hij ontzet. „Iedereen hier uit de streek schuwt dien toren!" „Maar hij was een vreemde," antwoordde Val, „en hij wist niet, dat die toren zoo'n slechten naam had." De afstand tusschen het huis en de ruïne leek mij op dien grauwen ochtend langer dan ooit. Val en de man, dien hij meegebracht had het verwonderde mü op het oogenblik niet eens, dat hü daar was sloegen de handen ineen en droegen mü; ik kon niet geloopen hebben; en de stalknecht ging vooruit, maar trok zich weer even terug, toen wij onderaan de toren trap waren, en liet ons éérst gaan. Val nam de lantaren van hem over en wendde zich tot mij: „JÜ moet hier blijven, Bunny! Ik begrijp je aanwijzingen volkomen. Blüf hier maar gedul dig wachten." Ik zag de drie mannen achter elkaar in de kromming van de trap verdwijnen en ging op de onderste trede zitten, terwijl ik luisterde naar hun voetstappen. De koude nevel van den Maartschen morgen verdween onder de stralen van de opkomende zon. De rijp glinsterde en schitterde als dia mantpoeder op den harden, steenachtigen weg en overal kweelden en sjilpten de vogels. Daar had dat arme slachtoffer nu al dien tijd gelegen, misschien in de hevigste pijnen en uitgeput van honger en dorst!Misschien was hij ook krankzining geworden van ellende en dan zou Mrs. Garbutt wéér niet veel van hem te duchten hebben! Wat zal zij nu doen, vroeg ik mij af. Ik was zóó vervuld geweest van mijn angst, dat we hier te laat zouden zijn, dat ik haast in het ge heel niet meer aan haar gedacht had. Ze lag zeker nog te bed, als ze zich dien vorigen avond wel ter ruste had begeven, want ze verkeerde natuurlijk in één angst voor de ontdekking, die onvermijdelijk volgen moest, nu Val en ik elkaar ontmoet hadden. Eindelijk werd de stilte verbroken. Er kwam iemand de treden af in den toren. Het was de stalknecht. Op het oogenblik, dat ik de uit drukking van zün gezicht gewaar werd, be greep ik, dat wel haast het ergste zou zün gebeurd. „Ja, Miss," zei hij, in antwoord op mijn onuitgesproken vraag, „er ligt iemand beneden in die diepte, maar we kunnen niet zeggen of hü dood of levend is. Ik ga nu naar het huis, om daar te waarschuwen, dat ze dekens en brandewijn en meer hulp moeten sturen en dan ga ik naar den dokter." „Zijn ze alle twee bij hem?" „Ja, Miss, alle twee." Hij ging en ik bleef zitten, terwül er nu al meer personen naderbij kwamen, eerst be dienden uit het huis en later menschen uit het dorp. Ze staarden mij allen aan; één man hoorde ik vragen, wie ik was, waarop het dienstmeisje, dat mij op den avond van mijn komst op de Abbey had opengedaan, zei, dat ik: „de gezel schapsdame van Mrs. Garbutt was en dat ik ziek was." Ze staken echter geen van allen een hand uit, om te helpen, maar eindelük kwam de dokter, een flinke man, levendig en beslist in zijn optreden. Hij kwam regelrecht naar mü toe en werd gevolgd door twee mannen met touwen en dekens. „U weet hier iets van?" vroeg hij, beleefd den hoed afnemend. „John Burton zegt, dat u hem hierheen verwezen hebt. Hoe lang heeft deze man hier al gelegen?" „Sinds Dinsdagmiddag." „Sinds Dinsdag? En u hebt daarvan gewe ten? Maar we zullen geen tijd verpraten. Ga jij vooruit met de lantaren, Burton. U zult zeker wachten, tot ik terugkom?" Ik knikte zwijgend. Hij zou gauw genoeg weten, al wat er te weten was, dacht ik. Het leek een zeer lange tijd, eer er verder iets gebeurde. Toen kwamen Burton en de man, die de touwen had gedragen, terug en John zei dadelijk: „Hij is nog in leven. Miss: zün hart klopt nog; maar we moéten twee van de treden er 'nier uitbreken, want de dokter wil niet, dat hij eerst heelemaal naar boven gesleept wordt, om dan weer naar benedén gedragen te worden: dan zou de patiënt te veel dooreengeschud wor den." Ik knikte en ging een eindje uit den weg in de zon. Zoodra men wist, wat er gedaan moest wor den, schenen de breekü'zers en de houweelen als uit den grond te verrüzen, maar het was een zeer zwaar en tegelijk moeilijk werk, want men moest de grootste voorzichtigheid be trachten, dat de heele toren niet instortte. Tegen dat de opening ruim genoeg was, om er een baar door te laten die intusschen van het naaste politiestation op een drie mülen af stand was gehaald stonden er zeker wel twee honderd toeschouwers. Van bovenaf waren er toortsen neergelaten in de gapende opening en tegen dat de baar door de weggebroken treden naar beneden gelaten werd, kwam het bericht, dat er eenig teeken van leven bij den ongelukkige viel waar te nemen. In gespannen stilzwijgen wachtte de menigte het oogenblik af, dat de baar weer héél, héél langzaam opdook. Toen die allerbehoedzaamst op het gras ge zet was en de dokter en Val, die den last zoo ver gedragen hadden, in het volle zonlicht traden, was ook duidelük waarneembaar, wat een inspanning die behandeling hun beiden had gekost. De dokter overzag de schare eens en wenkte drie of vier mannen bij zich. Ze gaven onmid dellijk gehoor aan zijn oproep, begrepen, wat die beduidde en schaarden zich aan weerskan ten van de baar. .Bedenkt wel," zei hij, „tjij iederen stap, dien je doet, wat je draagt: een man met de helft van zün beenderstelsel gebroken of gekneusd, die dagen lang in totale duisternis heeft ge legen, zonder eten of drinken, met niets dan padden en ratten en muizen om zich heen Bedenkt, hoe pijnlijk ieder van jullie bewegin gen hem zal zün. Schuift hem daarom zoo zachtjes en behoedzaam mogelük voort." Allervoorzichtigst hieven de mannen de baar van den grond en in droeven optocht de dokter liep eenige schreden vooruit ging het naar de Abbey, terwül de meesten van de toeschouwers de hoofden ontblootten: „of het al een begrafenis was," dacht ik zenuwachtig. Zoodra zü weg waren, wendde Val zich tot mü: „Kom," zei hü en trok mijn hand door zün arm. Terwül wü door de menigte heengingen, hoorden wü tal van opmerkingen over mün aandeel in de tragedie, maar alle waren bezü- den de waarheid. Eenige minuten liepen wü langzaam en zwü- gend voort, want ik was nog niet in staat tot veel inspanning, maar, toen wij bü het kreu- pelboschje waren, vroeg ik: „Hoe is het nu met hem, Val?" „Verschrikkelijk!" „Zal hij het leven houden?" „Ik vrees er voor." „Heeft hü gesproken?" „Gespróken?Hü haalt nauwelüks adem, kindje! Gedurende het eerste half uur wisten wü niet, of hij levend of dood was. „Val, waarom wilde Mrs. Garbutt hem toch dood hebben?" „Welke reden heb je er voor, dat zü dit verlangde?" 'Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 3