DELFTSCHE
SLAOLIE
ffldim&aal mn den da§
Het Zeemonster van Nagasaki
Geleerde, die 290
talen spreekt
ce talen-
Victoria
I R.K.STMTSWWTU
ËEen week "Hij
erschrikkingenl
BESCHERMT
HET CHRISTENDOM
B<bli
CALVÉ-KWALITEIT
ZATERDAG 15 MEI 1937
otheek met 14000
boeken
Berlijn als luchtvaart
centrum
Ik, die de zware aarde draag,
kies 't allerbeste voor mijn maag:
biscuits en chocola. Ik vraag:
—8=
Stalin bewaakt
Verborgen stad
iAR HET ENGELSCH J
*'1 a bibliotheek met 14.000 boeken, een
Op ,öe belangrijkste particuliere verzamelingen
iet ,aa'kundig gebied, treffen wij hem aan bij
'«ld ^Zen van een Chineesch gedicht: Dr. Ha-
''lr.rjZ, den man, die 290 talen spreken en
k.;JVen kan. Zijn grootvader, de beroemde
,ömist C. Schütz, sprak 12 talen en ook zijn
HirifJ keheerschte verscheidene klassieke en
W. eerste vraag aan den 63-jarigen ge-
,e is: „Hoe hebt U het toch klaargespeeld,
'chn, ien i*e leeren?" Glimlachend haalt hij de
uders op:
?bfe:
„Dat weet ik ook niet! Maar een
ut TTaar recept kan u geven: drie dingen
boodig om talen te leeren, n.l. lust, ge-
lleijjg eW en tijd. De laatste twee had ik en de
teifjVoor talen heb ik van mijn voorvaderen
W het is meer dan liefde, het is een
koorts ik maak jacht op talen!" En
Dr. Schütz hoe hij tot zijn talen-
l«' e voor ik op het gymnasium kwam, kon
6» ütaliaansch volksliedje en het begin van
<;v yssee in het Grieksch uit het hoofd voor-
Gj-je,n- °P het gymnasium leerde ik Latijn en
).;iJaKSch en de drie groote moderne talen.
H a "®fde voor philologie verliet mij niet, toen
Universiteit wiskunde, natuurweten-
'Etra en philosofie studeerde en later
ik p1)ar in de wis- en natuurkunde werd. Nadat
ik roeds jong had laten pensionneeren, ging
weer aan de talenstudie wijden. Ik leerde
te; a aantal tegelijk, maakte vertalingen uit
0v6f bineesch en Sanskriet, schreef een werk
Vr voornaamste talen van tegenwoordig
W°eSer en een boek over de talen, die in ds
(Dij cbe koloniën werden gesproken. Ik hield
'ap bezig met de talen der inboorlingen
Cpji °°rd-, Midden- en Zuid-Amerika. Van de
kt. ®rsche talen heb ik mij vooral gewijd aan
'ah. rabisch, Perzisch, Indisch, Chineesch en
lejpj! öchutz staat op en neemt de door hem
is p beven werken van een boekenplank; het
kfp. b fiksch aantal. Een beetje verlegen be-
;ktpr ^yn liefde voor de lyriek en bijzonder
'i'ti is een boekje „Liefde en Lyriek bij
volkeren". Het interessantst is echter
'Hüt art boek in folioformaat, waarin Dr.
i '"rtfl Z in den loop der jaren alle talen, die hij
k»te etl leerde, in alphabetische volgorde op-
'3i n^bd heeft. Dit boek bevat niet minder
dianen medewerkten. In de pauze luisterde hij
naar het gesprek der Indianen en zei hun in
hun moedertaal: „Waarom geven jullie je voor
Sioux-Indianen uit, terwijl je Pawnee-Indianen
bent?" Waarop de roodhuiden hem natuurlijk
verbijsterd aanstaarden.
Sedert jaren werkt Dr. Schütz aan een groot
werk: „Hoe ik tot de studie van zoovele talen
kwam," waarin hij hun, die vreemde talen
willen leeren, practische wenken en aanwij
zingen geeft.
talen, maar is hiermede niet afge-
nog steeds jaagt de geleerde op
:'éuw„
"'ren talen en hij hoopt er nog menige te
i$l en de 300 te overschrijden.
.ab wij in dit hoogst merkwaardige boek
'i# °P, dan begint het: Abessinisch, Ainoe
'■"fch der oerbewoners van Japan), Alba-
A1taiisch (Centraal-Azië), Algonkin (In-
>- btaal)enz. Zoo gaat 't bij alle talen: Rus-
fj:t?cb, Pinsch, Baskisch, Hebreeuwsch
"iai 01
Ot in deze stille studeerkamer vertegen-
te zijn....
'ik n" wekt de geleerde ons uit ons gepeins,
S, ?®h heusch geen wonder. Vlijt, systeem,
l(jj^ enz. 'Zjüo gaat li dij ane taien. xvuö-
.'fürksch, Chineesch, Japansch, Neder
ig. Pinsc
^aie^btbreekt. En hierbij komen nog talrijke
®h in vefle talen. De geheele wereld
- ucuiwi geen
'•fel. tje talent en veel liefde dat is het
ëeheim."
ij. blaar hoe léért U nu die talen?" vragen
Nlt geeft ons het recept. De grondslag
gevormd door een uittreksel uit een
'f'toi?15, dan komen woorden, die tot zinnen
S(ls «den worden en daarna leert hij de re
\.ber uitspraak. Bij
Ne»» ,^e gramofoon
dit laatste helpt ook
Bestaat er van een of
■f j taal geen grammatica, dan maakt hij
*5p u,. een. Wanneer iemand 290 talen kent,
S zich met behulp van de litteratuur en
''ff °°rdenboek de grammatica van de 291ste
alCen' zbn ontzaglijke verzameling
•^^hboeken toont hij ons een Armeenseh-
iff^ een Armeensch-Latijnsch, een Bas-
i^'j>Paansch, een Tibetaansch-Engelsch, enz.
■'\eh taal houdt U voor de moeilijkste?"
bgt •'•De moeilijkheid van een taal
V af van wie haar leert. Een Chinees zal
jJ'Ük gemakkelijker Japansch leeren dan
^erlander. In het algemeen kan men
fff ais zeer moeilijke talen beschouwen de
der Indianen en Eskimo's, verder Bas-
Groesinisch, welke laatste taal in den
H sus gesproken wordt. Heel moeilijk is
Hongaarsch, omdat deze taal zooveel
',:t j. Matigheden heeft. Merkwaardig is, dat
bbgaarsch dichter bij het Japansch, dan
(':»ifeDuitsch of het Nederlandsch staat.
(jbtegen zijn de Slavische talen lang niet
'Veiljjk als over llet algemeen wordt aan-
Russisch is een Indo-Germaansche
abisch is moeilijker dan Perzisch. Bij-
.'illwf Moeilijkheden biedt ook het Chineesch,
men het geheel beheerschen wil, wat
j^Ojj bks mogelijk is."
i 'l'eer?riZe vraag, hoevele talen hij volledig
cht, schudt Dr. Schütz het hoofd: vol-
eerschen kan iemand behalve zijn
nog slechts één, hoogstens twee
De Berlijnsche luchthaven heeft het zeld
zame voordeel, dat zij niet, zooals de
vliegvelden van de meeste andere we
reldsteden vele kilometers buiten de stad moest
worden aangelegd, doch dat er 'n terrein voor kon
worden gevonden, dat slechts 3 K.M. van het
centrum van de stad, van de wijk der regee-
ringsgebouwen en van Unter den Linden ver
wijderd is. De boven verwachting snelle ont
wikkeling van het vliegverkeer in de Berlijn
sche luchthaven maakte echter uitbreiding
van den geheelen opzet dringend noodzakelijk,
want in 1936 telde de Berlijnsche luchthaven
reeds 220.000 aankomende en vertrekkende rei
zigers. Terwijl de accommodatie voor 't passa-
giersverkeer op het oude vliegveld nog vol
doende is, laat in het bijzonder de onderbren
ging der vliegtuigen aldaar te wenschen over.
Ook het vliegveld zal op den duur uitbreiding
moeten ondergaan, evenals de oprit voor de
auto's, want reeds thans komt het voor, dat
's morgens in een paar kwartier tijds tien
vliegtuigen met in totaal 170 passagiers de
luchthaven verlaten, zoodat men op een ont
vangst van over de 150 automobielen berekend
moet zijn. In den winter van 1936 heeft men
dan ook een begin van uitvoering gemaakt
met de plannen van Professor Dr. Sagebiel tot
uitbreiding van het geheele complex.
Uitgaande van de gedachte, dat, nu de uit
breiding eenmaal ter hand zou worden geno
men, deze zoodanig zou moeten geschieden,
dat zij voor jaren voldoende zou zijn en boven
dien een representatief geheel voor 'n wereld
stad als Berlijn zou scheppen, heeft men be
sloten, het oude vliegveld naar het Zuiden uit
te breiden tot aan de spoorbaan, naar het
Westen het terrein van het Maifeld er bij te
trekken, en ook naar het Noorden het terrein
tot aan de grens van het voormalige vliegveld
Tempelhof uit te breiden, waardoor een drie
voudige vergrooting wordt verkregen. Dit bracht
met zich mede, dat de gebouwen van het oude
vliegveld moesten worden opgeofferd. Voor de
oprichting van de noodige nieuwe gebouwen
werd de Noord-Westhoek van het terrein geko
zen wegens de gunstige ligging, zoowel uit
vliegtechnisch als uit stedenbouwkundig oog
punt. De as van het nieuwe complex loopt dien
tengevolge Noord-WestZuid-Oost.
Komende van de stad, heeft men aan de lin
kerhand een reusachtig cirkelvormig plein van
250 M. middellijn, dat begrensd wordt door de
reeds bijna tot het dak opgetrokken admini
stratiegebouwen, waarin de civiele luchtvaart,
het bureau voor luchtfotografie en de meteoro
logische dienst zullen worden ondergebracht. De
met gladde tufsteen bekleede muren en met
gele kalksteen omlijste vensters zullen het ge
heel een rustig en monumentaal uiterlijk ver-
leenen. Deze gebouwen zullen reeds in den
DOBB8BCHT
loop van dit jaar in gebruik worden genomen,
terwijl het geheele complex eerst eind 1938 ge
reed zal zijn.
Bij dit ronde plein sluit zich, tusschen twee
der gebouwen in Zuid-Oostelijke richting loo
pend, het eigenlijke voorplein van het lucht-
havengebouw aan, dat, 30 M. hoog, op den
achtergrond oprijst. Dit plein krijgt een opper
vlakte van 90 bij 80 M. en zal dus eiken denk
baren toestroom van verkeer het hoofd kun
nen bieden: bovendien zijn de gebouwenfron
ten aan beide zijden van arcaden voorzien,
waaronder de voorrijdende auto's bij slecht
weer beschutting kunnen vinden. Ook het ge
bouw op den achtergrond, het eigenlijke haven
gebouw, heeft een hallenfront, doch hier loopt
de hal over vier verdiepingen door. In het ha
vengebouw, dat 29 M. lang en 9 M. diep is,
zullen reisbureaux, winkels en ook de groote
verzamelplaats der reisgezelschappen worden
ondergebracht.
Aansluitend aan deze ontvangsthal ligt in
de middenas van het gebouw, doch 2.50 M.
lager, een tweede hal, 100 M. lang, 50 M. breed
en 19 M. hoog, waar de passagebureaux, doua
ne-inklaring en passencontróle, gesplitst in een
binnenlandsche en buitenlandsche afdeeling,
zullen worden ondergebracht. Van deze hal
heeft men door geweldige ramen een prachtig
uitzicht op het vliegveld. Onder deze statige
hal komen de bureaux voor goederen-, post- en
vrachtverkeer.
Voor deze hal ligt de boogvormige, overdekte
vlieghangar van 380 M. lengte en 22 M. hoogte.
Hierin zullen zelfs de grootste vliegmachines
van de naaste toekomst kunnen binnengaan
teneinde de passagiers overdekt te doen in- en
uitstappen, een voordeel dat op nog geen ander
vliegveld te vinden is. Met de hierbij ter weers
zijden aansluitende hangars ter lengte van 400
M., zal dit geheele gebouw een lengte van
1.2 K.M. hebben. De uitgestrektheid van dit
gebouw is hieraan te meten, dat op het dak bij
vliegdemonstraties niet minder dan 60.000 toe
schouwers een plaats zullen vinden. Naar het
vliegveld toe is deze landingsloods geheel open
zoodat geen enkel steunsel het in- en uitrollen
der machines zal belemmeren. Het dak wordt
daarom alleen aan den buitenkant door zware
ijzeren draagbalken in z.g. kraagconstructie ge
dragen. De trappen, die naar de tribunes op
het dak voeren, zijn in torenvomiige aan
bouwsels aan den buitenkant ondergebracht.
Het vliegveld zelf zal, als het gereed is, een
lengte-as van meer dan 25 en een breedte-as
van meer dan 1.7 K.M. hebben. De geweldige
opzet maakt het ook mogelijk, dat de aanko
mende post niet eerst naar een centraal post
kantoor ter sortatie behoeft te worden ge
bracht, doch ineens van hieruit over de ver
schillende wijken van de stad kan worden ge
distribueerd.
De vorige week vertelden we, hoe Adolf
Hitler met veiligheidsmaatregelen wordt
omgeven. Ook zijn collega-dictator Sta
lin kan het echter niet zonder speciale bewa
king stellen. Dat blijkt uit het onlangs versche
nen werk: „Ik was werkman in Sovjet-Rus
land". André Smith, die van 19321935 in de
Ver. Sovjet-Republieken vertoefde, beschrijft
hoe Stalin wordt bewaakt, wanneer hij het
Kremlin verlaat om een begrafenis van een
hooggeplaatst Sovjet-bestuurder bij te wonen.
De begrafenis had plaats in den namiddag,
zoo schrijft André Smith. De urn met de asch
van den overledene, die reeds eerder naar Le
ningrad werd vervoerd, was thans terugge
bracht. Ik maakte deel uit van de veiligheids
wacht. Met een geweer dat niet geladen was
stond ik op post op het Centrale Plein, dicht
bij de „Dom Soynzoff", het gebouw der vak-
vereenigingen, vanwaar de begrafenisstoet zou
vertrekken.
De veiligheidswacht bestond uit zes rijen be
trouwbare mannen, die aan weerszijden de stra
ten hadden afgezet, vanaf het Vakvereenigings-
gebouw tot aan het Roode Plein. Twee rijen
communistische officieren uit het Roode leger,
twee rijen soldaten en twee rijen arbeiders die
tot de Stootbrigaden behoorden. Ik maakte
deel uit van deze laatste groep.
Om drie uur zette de stoet zich in beweging.
De straatsteenen waren bedekt met een laagje
fijn wit zand. De lijkstoet werd geopend door
een militaire kapel, die treurmuziek speelde.
Dan volgden verscheidene rijtuigen met bloe
men en kransen. Daarachter Stalin, Woroschi-
loff, Kalinin en Molotoff, vergezeld van de
overige leden van het Centraal Comité, die de
versierde urn droegen.
Als voorzorgsmaatregel stond voor ieder ven
ster van elk huis waar de stoet moest passeeren
een soldaat opgesteld, gewapend met een lichte
mitrailleur.
De arbeiders waren allen naar het Roode
Plein gedirigeerd. Daar stonden meer dan een
millioen arbeiders opgesteld, allen in groepen
bijeen, volgens de fabriek waar ze werkten. Ze
stonden daar zoo dicht opeengepakt als sar
dientjes in een busje: van den stoet konden ze
niets zien; alleen de luidsprekers verkondigden
wat er zich buiten hun gezichtskring afspeelde.
Meer dan 3 uur aan één stuk werd door de di
verse sprekers telkens weer herhaald, dat de
oppositie vernietigd moest worden, want zij
was de vijand van de arbeiders.
En dicht naast mij mopperden de arbeiders:
,Weg met de vijanden van de arbeidersklasse,
die thans het volk toespreken!"
Op bepaalde momenten werd door de menig
te als op commando geapplaudisseerd en wat
er innerlijk in de harten van het volk omging
was niet te peilen.
En wat gebeurde er den volgenden dag, zal
de lezer wellicht vragen.
André Smith geeft ons het antwoord:
„Daags daarna begon de menschenjacht. Tal
van arbeiders werden des nachts door de Ge-
poe van hun bed gelicht en gearresteerd. Sinds
dien heeft men niets meer van hen vernomen.
Onder hen bevond zich mijn oude vriend Vas-
sil, de monteur van de reparatie-ploeg."
Prettig en onbekommerd leven is anders
De dictatuur handhaaft zich door terreur en
het verwekken van angst. De stok achter de
deur!
Raissa Pokrovskaia was onderwijzeres en
godsdienstig. Onderwijzer zijn is in Rus
land een eerepost, doch godsdienst is uit
den booze. Trouw echter ging Raissa naar school
en deed haar plicht, doch trouw ook bad zij
haar gebeden thuis. Haar lessen waren steeds
verzorgd en haar taal was de taal van een Rus
sische vrouw in dienst van het proletariaat.
De bestuurder van de school was er echter
niet gerust op. Dat de kinderen leerden wat zij
wilden dat zij desnoods niet leerden, was
hun recht, het recht van de vrije jeugd. Maar
zijn onderdanen moesten les geven volgens het
vrije en ware principe. De bestuurder was ook
een goed man. want hij buitte zijn onderdanen
niet uit, zooals het de „loffelijke" gewoonte was.
Hij poetste zelf zijn schoenen en borstelde eigen
handig zijn jas, en hij redeneerde met alleman
en iedereen, doch het curieuze in zijn redenee
ring was, dat zijn gedachte alleen telde.
Op een dag nu was het ondcrwijzersvergade-
ring. Aan de tafel zat de bestuurder en hij
groette eerbiedig het portret van Stalin, den
Leider. De onderbestuurder zat naast hem en
ook deze groette den Leider. Zoo ook groetten
alle onderwijzers, want allen waren zij onder
danen van Stalin. Toen zei de bestuurder: „Van
daag zullen wij den tekst van de nieuwe Grond
wet bestudeeren, want wij moeten die aan de
kinderen leeren!" Alle onderwijzers knikten
eerbiedig bij dat bevel; hoe zouden ze anders
doen in het „vrije" land, dat Rusland heet?
Van onder zijn wenkbrauwen keek de be
stuurder naar Raissa, de onderwijzeres, en hij
dacht het middel gevonden te hebben, om haar
te beschamen en zoodoende te kunnen ontslaan.
„Raissa," zei hij, en allen keken naar het
meisje, „mag een priester volgens de nieuwe
grondwet kiezer zijn?" Raissa voelde dat de
bestuurder haar op een verkeerd antwoord wil
de betrappen en voorzichtig antwoordde zü
„Ja, dit kan, als de priester sinds meerdere ja
ren zijn ambt niet meer uitoefent."
Bedoeld of niet, de bestuurder scheen het
ontwijkende antwoord niet opgemerkt te heb
ben. (De nieuwe grondwet staat immers het
stemrecht toe aan priesters).
Raissa Pokrowskaia was niet gerust, want de
bestuurder vroeg dat niet zonder reden. Nu
lachte hij even, toen wendde hij zich weer tot
Raissa en vroeg haar op den man af: „Mag een
onderwijzer geloovig zijn, ja dan neen?"
Wat kon Raissa antwoorden? Zei ze .meen,"
dan zou hij haar zeggen: „Wat doet gij dan in
ons midden?" Zei ze „ja," dan zou dit bestem
peld worden als contra-revolutionnair. Doch een
Rus is behendig en daarom antwoordde Raissa:
Een paedagoog moet in principe geen geloo-
vige zijn, maar als hij het toch is, mag hij zijn
overtuiging in school niet doen kennen."
Toen sloeg de bestuurder met zijn vuist op
tafel en schreeuwde: „Ziet gij wel, zij voert
contra-revolutionnaire propaganda en noodigt
ons uit voor de geestelijken te stemmen." Sinds
lang hadden de aanwezigen geleerd geen ver
band meer te zoeken tusschen de woorden van
de ondervraagde en het antwoord van den be
stuurder.
„En ja," tierde deze laatste, „thuis hebt gij
een kapel vol beelden; gij zijt dus geloovig, en
een geloovige is niet geschikt om de jonge com
munisten op te voeden." Maar een jonge onder
wijzer, die nog durfde spreken, antwoordde dat
Raissa maar een heel bescheiden heiligenbeeldje
bezat. Raissa's grootmoeder had een kapel, ja,
maar Raissa was toch de grootmoeder niet en
de grootmoeder was Raissa niet. Doch de be
stuurder was het hiermee niet eens. Heiligen
beelden zijn heiligenbeelden en grootmoeders
wel grootmoeders,
maar de heili-
genbeelden van tt f
Raissa's groot- c/ tje
moeder waren I 75 j j
ook van Raissa, IxUSLdtlCl
omdat zij de
dochter was van
de dochter der grootmoeder. Zoo gebeurde het
dat de bestuurder naar den inspecteur schreef:
„Raissa Pokrovskaia is geloovig. Zij hitst de
kinderen op om voor de priesters te stemmen
en zelfs hier in de vergadering doet zij aan
contra-revolutionnaire propaganda."
De inspecteur schreef aan den hoofdinspec
teur; deze weer aan het gewestelijk bestuur en
allen waren het erover eens, dat het een schan
de was voor de revolutie en het communisme.
Zoo word Raissa ontslagen, maar ook zij
schreef. Ze stuurde brief op brief naar het ge
westelijk bestuur, naar den inspecteur, den
hoofdinspecteur en alle mogelijke heeren van
het communistisch gezag. Ze zond een protest
nota aan de vereeniging van onderwijzers,
doch al die menschen waren plots doof en
blind geworden, want niemand antwoordde.
Zes maanden duurde deze toestand en Raissa
had geen brood meer voor haar twee kinderen.
Toch was haar man een vurig aanhanger ge
weest van het communistisch regiem en hij
had meerdere onderscheidingen gekregen in
dienst van de beweging. Maar htj was uit de
party gestooten, omdat men te weten was ge
komen, dat hij uit een geloovige familie voort
sproot.
Zoo staat Raissa nu op straat. Op haar borst
kan zü de onderscheidingen van haar man
dragen en op haar armen de twee kinderen.
Het zal zwaar dragen zün, maar niemand zal
haar helpen, want Raissa had een beeld in huis,
een heiligenbeeld en zü heeft gezegd, dat ook
de pope mag stemmen. Dan is het gevaarlijk,
om zich met die vrouw op te houden, zelfs in
het land der z.g. vrüheid.
-vcu nog siecms een, noogsLens twee
'j(-cs'C|Meent hij en de meeste menschen be-
hun moedertaal niet eens volkomen.
tsch in bijzonder toegelegd op Hon-
W 611 Engelsch ook op de dialecten,
Ai gih-Engelsch en Neger-Engelsch. Tus-
t['Vt*ee haakjes: weet U, dat U Arowakisch
0 lij,. En op onzen verwonderden blik: „Ja,
A 0vVerschillende woorden uit die taal in de
A erSegaan: mais, tabak, kano, enz."
0g een grappige 'geschiedenis vertelt
1 Sen geleerde. Enkele jaren geleden bezocht
s. circusvoorstelling, waaraan Sioux-In-
aaa a
Ook Piet Prikkel en Drein Drentel gingen naar de badplaats
om te küken of ze daar helpen konden. Tot him verbazing
Op weg naar hét strandhotel kwamen ze ook nog 'n heele
hoop heeren tegen, die allemaal op de vlucht waren. Ze liepen
zagen ze, dat de treinen, die hier vertrokken, heelemaal met als hazen, en toen Piet en Drein iets wilden vragen, kregen
badgasten gevuld waren. Dat waren de vluchtelingen voor het ze niet eens gelegenheid. Zóó bang waren de menschen al ge-
zeemonster. worden.
Een heel eind ver op het strand zagen Piet Prikkel en Drein
Drentel het zeemonster in het warme zand liggen, 't Lag er
tevreden om zich heen te küken, net als een hondje in zün
mandje. Het zag er op dat oogenblik nog al vreedzaam uit.
De „Daily Telegraph" meldt uit Aden, dat
een Britsche missie voor het eerst een bezoek
heeft gebracht aan Shabwa, de „verborgen stad
van Arabië", de vroegere hoofdstad van de se-
mietische Himyarieten, welke in de woestün is
gelegen aan de grens van Britsch en Saoedisch
Arabië.
Vier vliegtuigen der koninklüke luchtstrüd-
krachten zün Zaterdagavond van hun expeditie
naar Shabwa teruggekeerd.
Shabwa is per vliegtuig van Aden uit in een
uur te bereiken.
Een der officieren verklaarde dat de vliegers,
voor zü daalden, in een met lange gekleurde
linten versierden zak 'n boodschap hebben la
ten zakken, welke vermeldde, dat de vliegers
een vreedzaam en vriendschappelük bezoek
kwamen brengen.
Bij de daling constateerden de militairen, dat
hun boodschap bevestigd was aan een paal
op een paar honderd meter hoogen heuvel,
een teeken van eerbewijs en welkom.
De inboorlingen waren primitief, vriendelük,
opgewekt, zeer arm, doch van een krachtig
soort. Er doen zich evenwel nogal veel oogziek
ten voor.
De officieren troffen er overblüfselen aan
van een vroegere beschaving. Ruïnes van groote
gebouwen, blijkbaar tempels, waren er, heu
veltjes wijzen op een bedolven stad. Er zijn
sporen gevonden van vele vroegere karavaan
wegen van en naar de stad, welke het bewijs
leveren, dat eertijds de weg van de kust van
Hadramaut naar Palestina over Shabwa liep.
De zegsman achtte de theorie dat Shabwa de
hoofdstad zou zün geweest van het rijk van de
koningin van Sheba niet onwaarschijnlük. De
voornaamste bezigheid der bevolking is het del
ven van rotszout. De vrouwen zijn niet ge
sluierd. Zij werken op het veld of hoeden de
kudden.
De voltooiing van een katholieke Uni
versiteit zal al uw inspanning
eischen, maar het is Mgjn vurige
en Innige wensch^dat gü dit groote werk,
van zoo"n verstrekkend belang voor uw
land en uw geloof, tot een goed einde zult
brengen.
Paus Plus XI op de audiëntie bü de
heiligverklaring van Petrus Canisius,
20 Mei 1925.
P/'VKnVTC'yC! op dit blad zijn ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen U '7^C"1 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door ïn 7^>0 bii een ongeval met W /Rft m
A Til ll\ lil r. ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen I KJXIverlies van beide armen, beide beenen of beide oogen I doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
'n'en l°uwen noodig zijn," fluisterde ik,
V A'ins neerknielde, om mün schoenen
Maken. „Touwen en een lantaren; want
VA h k beeIe diepte! Je zult er hulp bij
k mt,e°ben, Val. Je kunt er hem nooit al-
yjrjeipen.»
Kt1 Met^0 stilzwܣend en toen ze klaar
VS et Mü op de zorgvuldigste wijze in te
tv tni'S!oeg bij den arm om mü heen en
ViJS u uit het vertrek.
ArVari uU uit!" wees ik, „langs den achter-
"tSar huis; dat is nog de kortste weg."
5,1 ÏSdS moeten eerst naar de hall gaan,"
A Zmj® bij. „Ik heb een man meegebracht
vïees n zyn hulp wel noodig hebben.
l liij ^at ib erg in den weg zat, maai
i'V.ii hi„b?tuuriyk geen angst laten uitstaan
IV 'IJ
Sti Zp ban ook steeds het oog op mij,
V eh Zicb voorzagen van touwen en een
SS 00k wel degelijk gebruik maakten
"hu 0„ ereidvaardig aanbod van een stal-'
ke A*56 te "aan, ofschoon die zeer ver-
ek. toen hü hoorde, dat de persoon,
dien wij redden wilden, onder in den Friar's
Tower lag.
„Hoe is hij daar met mogelijkheid gekomen?
riep hij ontzet. „Iedereen hier uit de streek
schuwt dien toren!"
„Maar hij was een vreemde," antwoordde Val,
„en hij wist niet, dat die toren zoo'n slechten
naam had."
De afstand tusschen het huis en de ruïne leek
mij op dien grauwen ochtend langer dan ooit.
Val en de man, dien hij meegebracht had
het verwonderde mü op het oogenblik niet eens,
dat hü daar was sloegen de handen ineen en
droegen mü; ik kon niet geloopen hebben; en
de stalknecht ging vooruit, maar trok zich
weer even terug, toen wij onderaan de toren
trap waren, en liet ons éérst gaan.
Val nam de lantaren van hem over en
wendde zich tot mij:
„JÜ moet hier blijven, Bunny! Ik begrijp je
aanwijzingen volkomen. Blüf hier maar gedul
dig wachten."
Ik zag de drie mannen achter elkaar in de
kromming van de trap verdwijnen en ging op
de onderste trede zitten, terwijl ik luisterde
naar hun voetstappen.
De koude nevel van den Maartschen morgen
verdween onder de stralen van de opkomende
zon. De rijp glinsterde en schitterde als dia
mantpoeder op den harden, steenachtigen weg
en overal kweelden en sjilpten de vogels.
Daar had dat arme slachtoffer nu al dien
tijd gelegen, misschien in de hevigste pijnen en
uitgeput van honger en dorst!Misschien
was hij ook krankzining geworden van ellende
en dan zou Mrs. Garbutt wéér niet veel van
hem te duchten hebben!
Wat zal zij nu doen, vroeg ik mij af. Ik was
zóó vervuld geweest van mijn angst, dat we
hier te laat zouden zijn, dat ik haast in het ge
heel niet meer aan haar gedacht had. Ze lag
zeker nog te bed, als ze zich dien vorigen avond
wel ter ruste had begeven, want ze verkeerde
natuurlijk in één angst voor de ontdekking, die
onvermijdelijk volgen moest, nu Val en ik
elkaar ontmoet hadden.
Eindelijk werd de stilte verbroken. Er kwam
iemand de treden af in den toren. Het was de
stalknecht. Op het oogenblik, dat ik de uit
drukking van zün gezicht gewaar werd, be
greep ik, dat wel haast het ergste zou zün
gebeurd.
„Ja, Miss," zei hij, in antwoord op mijn
onuitgesproken vraag, „er ligt iemand beneden
in die diepte, maar we kunnen niet zeggen of
hü dood of levend is. Ik ga nu naar het huis,
om daar te waarschuwen, dat ze dekens en
brandewijn en meer hulp moeten sturen en
dan ga ik naar den dokter."
„Zijn ze alle twee bij hem?"
„Ja, Miss, alle twee."
Hij ging en ik bleef zitten, terwül er nu al
meer personen naderbij kwamen, eerst be
dienden uit het huis en later menschen uit het
dorp.
Ze staarden mij allen aan; één man hoorde
ik vragen, wie ik was, waarop het dienstmeisje,
dat mij op den avond van mijn komst op de
Abbey had opengedaan, zei, dat ik: „de gezel
schapsdame van Mrs. Garbutt was en dat ik
ziek was."
Ze staken echter geen van allen een hand
uit, om te helpen, maar eindelük kwam de
dokter, een flinke man, levendig en beslist in
zijn optreden. Hij kwam regelrecht naar mü
toe en werd gevolgd door twee mannen met
touwen en dekens.
„U weet hier iets van?" vroeg hij, beleefd
den hoed afnemend. „John Burton zegt, dat
u hem hierheen verwezen hebt. Hoe lang heeft
deze man hier al gelegen?"
„Sinds Dinsdagmiddag."
„Sinds Dinsdag? En u hebt daarvan gewe
ten? Maar we zullen geen tijd verpraten.
Ga jij vooruit met de lantaren, Burton. U
zult zeker wachten, tot ik terugkom?"
Ik knikte zwijgend. Hij zou gauw genoeg
weten, al wat er te weten was, dacht ik.
Het leek een zeer lange tijd, eer er verder
iets gebeurde. Toen kwamen Burton en de man,
die de touwen had gedragen, terug en John zei
dadelijk:
„Hij is nog in leven. Miss: zün hart klopt
nog; maar we moéten twee van de treden er
'nier uitbreken, want de dokter wil niet, dat hij
eerst heelemaal naar boven gesleept wordt, om
dan weer naar benedén gedragen te worden:
dan zou de patiënt te veel dooreengeschud wor
den."
Ik knikte en ging een eindje uit den weg in
de zon.
Zoodra men wist, wat er gedaan moest wor
den, schenen de breekü'zers en de houweelen
als uit den grond te verrüzen, maar het was
een zeer zwaar en tegelijk moeilijk werk, want
men moest de grootste voorzichtigheid be
trachten, dat de heele toren niet instortte.
Tegen dat de opening ruim genoeg was, om
er een baar door te laten die intusschen van
het naaste politiestation op een drie mülen af
stand was gehaald stonden er zeker wel twee
honderd toeschouwers.
Van bovenaf waren er toortsen neergelaten in
de gapende opening en tegen dat de baar door
de weggebroken treden naar beneden gelaten
werd, kwam het bericht, dat er eenig teeken
van leven bij den ongelukkige viel waar te
nemen.
In gespannen stilzwijgen wachtte de menigte
het oogenblik af, dat de baar weer héél, héél
langzaam opdook.
Toen die allerbehoedzaamst op het gras ge
zet was en de dokter en Val, die den last zoo
ver gedragen hadden, in het volle zonlicht
traden, was ook duidelük waarneembaar, wat
een inspanning die behandeling hun beiden
had gekost.
De dokter overzag de schare eens en wenkte
drie of vier mannen bij zich. Ze gaven onmid
dellijk gehoor aan zijn oproep, begrepen, wat
die beduidde en schaarden zich aan weerskan
ten van de baar.
.Bedenkt wel," zei hij, „tjij iederen stap, dien
je doet, wat je draagt: een man met de helft
van zün beenderstelsel gebroken of gekneusd,
die dagen lang in totale duisternis heeft ge
legen, zonder eten of drinken, met niets dan
padden en ratten en muizen om zich heen
Bedenkt, hoe pijnlijk ieder van jullie bewegin
gen hem zal zün. Schuift hem daarom zoo
zachtjes en behoedzaam mogelük voort."
Allervoorzichtigst hieven de mannen de baar
van den grond en in droeven optocht de
dokter liep eenige schreden vooruit ging
het naar de Abbey, terwül de meesten van de
toeschouwers de hoofden ontblootten: „of het
al een begrafenis was," dacht ik zenuwachtig.
Zoodra zü weg waren, wendde Val zich tot
mü:
„Kom," zei hü en trok mijn hand door zün
arm.
Terwül wü door de menigte heengingen,
hoorden wü tal van opmerkingen over mün
aandeel in de tragedie, maar alle waren bezü-
den de waarheid.
Eenige minuten liepen wü langzaam en zwü-
gend voort, want ik was nog niet in staat tot
veel inspanning, maar, toen wij bü het kreu-
pelboschje waren, vroeg ik:
„Hoe is het nu met hem, Val?"
„Verschrikkelijk!"
„Zal hij het leven houden?"
„Ik vrees er voor."
„Heeft hü gesproken?"
„Gespróken?Hü haalt nauwelüks adem,
kindje! Gedurende het eerste half uur wisten
wü niet, of hij levend of dood was.
„Val, waarom wilde Mrs. Garbutt hem toch
dood hebben?"
„Welke reden heb je er voor, dat zü dit
verlangde?"
'Wordt vervolgd)