Van Zonneschijn en Kinderen
ÈIH!
PU
Dré III is veurgoed op den hof
e
g
i
i
PimSm
V ermenigvuldigen
als tijdpasseering
t
t
a
h.
d.
mm
VERTELLINGEN
VAN SIBOTAK
ZONDAG 6 JUNI 1937
Frisch jong bloed in 't
bedrijf
UIT DE OUDE DOOS
Thans wederom een
figuur-puzzle
Tl
i
X.
t
EEN VOEDZAME SOEP
mm®.
t
I JffÉfiÉMi
Tot de zeldzaamste katten
behooren de langharige Per
zische poesen, welke dit
jonge meisje den fotograaf
voorhoudt
BRABANTSCHE BRIEVEN
VAN ONZE ADVERTEERDERS
Het wasschen van leeren
handschoenen
ONS PRIJSRAADSEL
Ook nu is de opgave weer: op
zoek naar een bekend
spreekwoord
Oplossing vorig raadsel
Prijswinnaars
Het nieuwe raadsel
9
9
9
t
9
9
9
9
9
9
9
9
We hebben volop Lente gehad heerlijke
zonnige dagen met een zachten, warmen
wind dagen waarop plotseling alle
«nderen, meisjes en vrouwen zich in lichte
Jurken en toiletjes langs de wegen vertoonden.
En de parken van de groote steden worden
even plotseling overstroomd met kinderen en
hun diverse begeleidsters, in even groote ver
scheidenheid als er in aantal zijn.
Daar zijn de „snoezige" kindjes met een hee-
leboel ingezette pijpekrulletjes een ijl batis
ten jurkje met vele strookjes witte sokjes en
hchte schoentjes en onafscheidelijk daarbij de
Uiterst elegant gekleede mama. Denk niet dat
hiermee tegen elegant gekleede moeders een
Vooroordeel uitspreek, integendeel, ik vind het
zelfs heel dikwijls maar al te jammer dat een
huismoeder zich zoo weinig tijd gunt er welver-
z°rgd uit te zien. Maar de moeders die bij der
gelijke meer dan snoezige kindertjes behooren,
ZlJh geen welverzorgde verschijningen meer,
blaar modepoppen en dat is iets wat mijn
fVmpathie niet heeft. Ze behooren meestal tot
het soort moeders, die de kinderen ter opluis
tering van eigen persoonlijkheid mee uit wan
den nemen.
Dan zijn er de „netjes aangekleede" kinderen
zij die in smettelooze, hoewel steviger dan
batisten, witte jurkjes mee uit mogen maar
even smetteloos weer thuis moeten komen.
Er zijn de „ingepakte" kinderen zij, wier
®Ugstige moeders nog steeds in de vorige eeuw
leven en denken dat respectievelijke laagjes on
dergoed het kind tegen zoogenaamd kou vatten
hunnen beschermen. Enfin, zoo kunnen we door
gaan waar het op aan komt is dit: als we
biet de kinderen er op uit trekken om hun een
Prettigen middag in het park te bezorgen
bereiden we hun dan werkelijk zoo veel genot
Kis hun toekomt?
Dat deze „snoezige", deze „smettelooze" en
"Ingepakte" kinderen een hoop te kort komen,
staat zonder twijfel vast.
Wat is de aard van het kind en waar ver
langt het naar als 't op 'n zonnigen warmen
uag in de frissche buitenlucht is? Het wil al-
te611 maar stoeien, hollen, springen, spelen,
Klimmen, kortom het voelt een bewegingsdrang
zich, die bij ons al lang „gedegradeerd" is
tet het verlangen naar rustig zitten in een
Koesterend zonnetje of wanneer zij al te warm
naar een koel plekje in de schaduw van een
boschje. Wij vinden het leuk om er dan zoo uit
te zien, dat, wanneer we een vriendin tegen ko
teen zij de keuze van ons nieuwe voorjaars
rolletje bewondert en meestal voelen we ons
ban zoo gestreeld dat dit genot, gevoegd bij
bat van een middag in debuitenlucht, rustig
°P een bank, met een boek of een handwerkje
°Ps volmaakt prettige uren bezorgt.
Waar de verlangens van een kind zijn nu
®eUmaal anders gericht. Het is een wonder
schoon iets dat deze drang naar spel en bewe-
einS het kind is aangeboren, want wanneer het
dezen drang niet had zou 't nooit zooveel mo
gelijkheden hebben zich te ontwikkelen. Het
ziet een hekje en wil er over heen klimmen
al klimmend oefent het niet alleen zijn han
digheid in het stevig vasthouden, maar tevens
geeft het een gevoel van zelfvertrouwen.
Heeft het niet iets moeilijks verricht iets
waarbij het puntje van zijn tong naar buiten
stak vanwege de inspanning? Denk niet dat
't overdreven is wanneer ik zeg, dat het 't kind
een gevoel van zelfvertrouwen geeft, wanneer
het er in geslaagd is zijn opgave, al heeft het
zich die zelf opgedragen, te volbrengen. Kijk
eens naar zijn van plezier stralend gezichtje
wanneer het ons toeroept, dat het er werkelijk
overheen kon klimmen. Het is dól-blij over zijn
eigen kunnen. En iets presteeren beteekent toch
ook voor ons een versterking van ons gevoel
van eigenwaarde?
Wanneer het kind achter steentjes loopt te
trappen, oefent het niet alleen zijn beenspieren,
maar ook zijn concentratievermogen. Want tel
kens als het op een bepaald punt wil mikken
moet het zich een seconde concentreeren om
precies déér uit te komen. En zoo is het met
ieder spel, met al zijn klimmen en springen, al
tijd weer zijn hier de twee zijden van de phy-
sieke en psychische oefening aan verbonden, die
het kind voorbereiden moeten voor zijn latere
positie in de maatschappij.
Het is haast niet te zeggen, welk een ont
zaglijk grootên invloed de eerste levensjaren op
een kind hebben.
Het „ingepakte kind", uiting van een angstig-
bezorgde moeder mag niet hard loopen, omdat
het dan zoo warm wordt (hoe kan het anders),
hij mag niet heerlijk voetballen op dien zon
nigen dag, waarop iedere spier in zijn jong
lijfje gewoonweg om beweging roept, hij zou
bezweet kunnen raken en kou vatten daarna.
Het „smettelooze" kind mag niet in de zand
bank spelen, het mag niet over het grasveld rol
len anders wordt zijn pakje vuil en het zou
vieze nagels kunnen krijgen, die juist zoo netjes
schoon waren gemaakt „ter eere" van het uit
gaan.
En het „snoezige" kind mag ueberhaupt niets
want wil het even snoezig weer thuis komen
als het de deur uitging, dan kan dat alleen maar
wanneer het plechtstatig naast Moeder voort-
wandelt.
Wanneer we wisten wat we door angst en
onze ijdelheid om schoone en lief uitziende kin
dertjes met ons mee te voeren,verknoeiden,
zouden we op slag ons leven verbeteren. We
hebben al zoo veel dagen dat het weer werke
lijk te guur, te nat of te mistig is om buiten te
spelen. Buiten spelen iets wat toch altijd on
eindig veel meer mogelijkheden biedt dan het
spelen binnen. Buiten kunnen ze hun drang
naar springen en hollen immers, ongehinderd
door de vele obstakelen die er binnen zijn, uit
leven. Buiten vinden ze met hun altijd gereed
staande phantasie immers duizendmaal meer
Hoe lang sal ik nog leven?
^enhout, 3 juni 1937
mogelijkheden om te spelen dan binnen. Welnu
laat ze op die weinige zomersche dagen, die we
betrekkelijk hebben dan ook werkelijk ongehin
derd spelen. Maak het hun niet te lastig met
kleeren waar ze al te erg óp moeten passen.
Geef ze practische en niet te lichte kleeding,
waarin ze naar hartelust kunnen spelen, geef ze
niet te veel aan zoodat ze zich vrij kunnen be
wegen en niet dadelijk loopen te puffen.
Laat hen spelen tóat hen klimmen laat
hen hun dartelheid uitleven. Uitleven in de goede
beteekenis van het woord. Niet in dien zin dat
het baldadigheid wordt en een maar raak doen
van alles wat er in zijn gedachten komt. Maar
om geschikte menschen te kweeken moet het
kind zijn aangeboren drang tot spelen en bewe
gen kunnen uitleven en dan moet het niet
altijd de handicap van snoezige en smettelooze
jurkjes en pakjes hebben.
jor
AteiCo,
heb®,Weet al> - 'k
Vqw m'nen vorlgen
gp 8eh brief er van
Dré III is
ïw K°ed op den hof.
®h, jong bloed kwam daarmee in 't bedrijf;
't staat 'nen jongen boer (naast mij) aan
stuur
z'ifn als lk 'm daar over den erf zie stappen in
,VieJ,.n°8 nieuwe pilosche broek, steuvig in de
tty *ante „kisten" van schoenen, mee zolen van
«•a centimeters dik, de mouwen halverweuge
hpüh?Cn opgestropt, armen als mahoniehout zoo
blo,. en hoekig als ze van 'nen échten kearel
kanf611 zUn. den trotschen, donkeren nek vier
lij,, ,fn breed op 't schouwerkruis, z'n zwarte
van blaauw zie glanzen onder den halfschaduw
itipe ^°n notenleer en 'k zie 'm daar gaan
hier n rustlgen gang van 'n krachtig, lenig
golf' rt at nlKs ontgaat, dan dan slaat er 'nen
Aaain v?r m n bloed, waaraan 'k ginnen anderen
kan geven, dan „geluk".
Vap ?Pluk van de zekerheid eenmaal 't stuur
knuigf n hof te kunnen overgeven in 'n paar
Orn ,.n, die genogt gespierd en taai zullen zijn
^'incj r°er te houwen in tij en ontij, in weer en
ftlleg' maar óók in tijen van veurspoed, als
bepy jckanst van eigens gaat maarwan-
an veural 't roer rustig en krachtig ge
hanteerd mot worden! Want daar gaan meer
bedrijven naar den kelder kort na den veur
spoed, dan lang na den teugenspoedl De
faillissementslij sten kort na de vette jaren, wa
ren langer, amico, dan die in de leste magere
jaren....!
Maar als ik m'n boske daar zie gaan mee den
langzamen, aangeboren tred van den boer, den
grooten rustigen pas den echten boer eigen,
dan heb ik telkens weer opnieuw meer vertrou
wen in deus jonge keareltje, dat 's mergens om
vier uren den zwaren dag tegemoet gaat, als 'n
feest! Nou, in deus ti) van vollen zomer, veur
dag-en-daauw de velden intrekt mee de gereed
schappen, locht op den vierkanten schouwer,
'n stukske zeep in den broekzak en veur ie
aan 't werk gaat boven van 't ronde boog-
brugske duikt in de mergenlcoele Mark en
zwemmende z'n eigen wascht en plast in 'n bad
van borrelend schuim! En als ik 'm dan tien
minuten later, frisch en pittig als 't bedaauwde
gewas, zingende als 'nen mearel, aan den ar
beid zie trekken, daar onder d'opkomende zon,
dan dan slaat weer zo'nen breejen golf van
vertrouwen deur m'n zielement en dank ikstil-
lekens O. L.H. veur deuzen troonopvolger!
Jaha! Troonsopvolger
Want als ik nou m'nen grond afkijk, m'n vel
den, mee 't bonte vee, aan weerszijen de Mark;
als ik ben in m'n akkers, waar 't koren alweer
hoog te pluimen staat in de tinten van den
terwe, den rog en den garst; m'n eerpelland,
We zullen ditmaal eens in de oude doos
snuffelen en om te beginnen na
gaan, hoe de meer met aardsche goe
deren gezegende Hollanders ten tijde van de
O.I.C. het aanlegden, hun leven te veraan
genamen.
Zoo schrijft zekere Cornelia van Beveren
die weliswaar een Raad-Extra ordinair tot va
der, maar „slechts een particulier" tot man
had in antwoord op een vraag, wat haar 59
slaven toch wel uitvoeren, 't volgende: drie k
vier jongens loopen achter mij en mijn man,
als wij uitgaan, ook zooveel meiden, vijf a zes
staatjonkers en staatjoffers, die achter onzen
stoel aan tafel staan, drie jongens, die op de
bas, viool en harp spelen als wij aan tafel zitten
en verder nog koks, baboes, naaisters, nacht
wakers, koetsiers, grassnijders, tuinlieden, spens,
wakers bij de koekraal en 't pluimvee enz. enz.
Een landheer ging zelden uit, zonder een ge
volg bij zich te hebben van eenige inlanders te
paard en achttien gewapende slaven of vrij
gelatenen te voet.
Een zekere heer Hartingh maakte zich boos
op de Residenten van Java's N. O.-Kust, meer
speciaal over de voorname heertjes, die uit
Holland waren gekomen, met goede aanbeve
lingsbrieven, wier verwaandheid en baatzuchtig
gedrag jegens den inlander, hem geducht er
gerden, evenals hun grootsprekerij en belache
lijke verbeelding en groote staat, dien zij voer
den.
Ieder Inlander buigt ter aarde, .wanneer men
hen ziet en rekent het tot een groote eer, door
hen te worden aangesproken.
Een commissaris, die buiten de stad woonde,
had des nachts altijd een wacht van inlanders
aan zijn huis en twintig oppassers stonden altijd
gereed om direct zjjn bevelen ten uitvoer te
brengen.
Zoo lees ik van een gerepatrieerd ambtenaar,
die zich in Zuid-Laren gevestigd had, en die er
op stond, dat een ieder hem met „Edele Heer"
aansprak. Ook hield deze er een specialen para
soldrager op na, die Z.Ed.'s blijkbaar verwarde
hersenen tegen de verzengende zonnestralen
moest beschermen.
De weelde, die bij het sluiten van huwelijken
tentoongesteld werd, ging soms alle perken te
bulten.
Zoo verspilde een jonge dame, alleen voor
haar uitzet en bruiloft, een bedrag van dertig
duizend gulden en alhoewel haar aanstaande
„maar" een onderkoopman was, kon ze zich
deze uitgaaf best veroorloven, daar dit bedrag
makkelijk in 2 of 3 jaren terug verdiend kon
worden.
waar de goudgele nieuwe patatten mee duuzen-
den in den grond zitten; de hofstee eigens, mee
de soliede bouwsels van huis en stallen, schuren
en zolders, den bloelenden erf en 'k zie ieverans
m'n volk op slag in deus tij is 't druk! k
zie 't vrouwvolk melken, d'arbeiers hooien,
wijerop zie 'k ze in de groentes, dan dan pak
ik m'nen Dré III bij z'n schouwer en 'k wijs 'm
dat allegaar. „Zie, Dré, daar gunderwijd, teugen
dieën boschmuur aan, daar zetten we volgend
jaar niks uit, dieën grond mot rusten; daar,
die peeënvelden, zie ze leggen nou sjuust in
den schaduw van dieën wolkenstapel, die
motten van 't najaar dalijk open en zwaar ge
mest worden; daar gunder die rooie runders,
die hebben d'ren tijd g'ad, die doen we weg,
dus zurgt veur den vetwei en daar, daar achter
dieën bocht van de Mark zetten we volgend
jaar den terw, deuzen aerde hier is te schraal
geworden, daar zullen we 'nen lochten eerpel
probeeren en hou er 'ns goed oog op, dat daar,
ten oosten van ons land de slooten worden uit
gediept, dieën grond lee nogal hoog en mot dus
sjecuur volle slooten houwen...."
Amico, als 11c zoo mee hum „onzen grond",
„ons land" afkijk mee 't gebogen, 't knielende
en 't maaiende volk, dan dan voel ik me
koning op deuzen kijkverren eigendom mee de
kronkelende rivier en z'n brugskes, mee den
majesteitelijken zonsopgang, mee den bloei in
't koren, 't gebomte langs de wegels deur m'nen
grond, 't gebomte waaruit den veugelenzang lijk
'nen muzikalen confetti over deuze eigen
weareld werlt.
Dan, dan voel ik in m'n hand de schouwer
spieren van m'nen pré III zwellen, dan merk
ik, hoe vast ie z'n vuisten knijpt, dan zie 'k 'nen
seerjeuzen, trotschen glans in z'n half-toeë
oogen blinken en dan, 'n oogenblik later, zie 'k
'm gaan naar de Bles, zie 'k 'm van den grond
te peerd springen en als ik 'm dan stil-
lekes van uit de verte volg, zie 'k, hoe
ie 't heele land afrijdt, gaat naar de pun
ten die 'k 'm wees, langs 't bosch, waar ie af
stijgt en den grónd deur z'n handen laat gaan,
ja! ik zie, hoe ie den eerde beruukt. Dan, los
te peerd, fier en recht in matige galop, nou en
dan in draf, teugen dat er 'n sloot genomen
mot worden, gaat ie af, op de andere punten
Waar zonder veel moeite zooveel geld te ma
ken viel, was men vanzelf erg mild.
Een boffer was dan ook wel een jong dominé,
Vermeer geheeten, die na zijn intrede-preek te
Batavia van Gouverneur-Generaal Van der Par-
ra die zeer vroom was een vergulde koets
met twee paarden en 'n koetsier cadeau kreeg.
Paarden waren trouwens het meest gebrui
kelijke geschenk.
E'aane vertelt, hoe hij omstreeks 1780 te Che-
ribon kwam, toen W. van der Beke een mede-
Zeeuw, hem overigens niet bekend er Resi
dent was; van dezen man kreeg hij gedurende
zijn verbljjf voor meer dan 2000 rijksdaalders
cadeau, o.a. om te kunnen kaartspelen een zak
met eenige honderden rijksdaalders.
Ongeveer twintig jaar geleden is het gebeurd,
dat de inboedel van een met pensioen gaand
Resident van Deli, op een publieke veiling ruim
veertigduizend gulden opbracht, niettegenstaan
de de goederen slechts een waarde van zeker
niet meer dan drieduizend gulden vertegen
woordigden.
Maar de eene dienst is den anderen waard.
Bovenstaand bedrag zinkt echter in 't niet,
bij hetgeen een Resident van Solo Java
('t was in 't jaar 1811), voor zijn inboedel kreeg
uitbetaald.
Bij zijn vertrek ontving hij van zijn opvolger
voor den z.g. „Overneem" niet minder dan 55.693
Spaansche matten oftewel 139.000 guldens.
Ja, wat geld maken betreft, mogen we gerust
over „dien goeden ouden tijd" reppen. Er waren
in Indië baantjes te ever, om in minder dan
geen tijd 'n kans te maken. Het neusje van den
zalm was wel het ambt van administrateur op
't eiland „Onrust". Dit was volgens Siberg een
der lucratiefste posten in geheel Indië, waar
mede enorme schatten zijn gewonnen. Ieder
administrateur kon gemiddeld per jaar op een
80.000 rijksdaalders rekenen.
De voordeelen bestonden grootendeels uit den
verkoop van peper en tin, vooral ingekocht van
scheepsoverheden en inlandsche schippers.
„Doorgaans" werd aan peper 10 pet. en meer
tekort ingeleverd aan de retourschepen; het
tekort heette spillage, indroging, enz.
Trouwens de zoutpakhuismeesters lieten zich
in deze ook niet onbetuigd.
Een weduwe, wier man gedurende vele jaren
de betrekking van zoutpakhuismeester vervuld
had, „doch niet had mede willen stelen", kwam
zich bij een autoriteit beklagen, dat zij met
haar schraal pensioen niet kon leven, zooals
zij gewoon was, waarop zij ten antwoord kreeg:
„Mevrouw, 't spijt mij voor u, 't lag echter niet
aan mijik heb uw man aan de ruif gezet, maar
bij wilde niet toetasten."
Het was een schrale troost, maar kenmerkend
voor een toestand, nog slechts eenige tientallen
jaren geleden.
Leeren handschoenen kunnen heel goed
worden gewasschen, mits het waschbaar
leer is. De meeste pigskin (varkensleeren)
handschoenen zijn waschbaar. Maak een bijna
koud Lux sopje (1 lepel op 1 Liter water). Trek
de handschoenen aan en wasch ze zorgvuldig
aan de handen. Naspoelen in schoon koud
water. Men rolt ze even in een doek uit om
zoveel mogelijk water te verwijderen, trekt ze
weer aan en droogt ze met een handdoek nog
eens goed na. Trek ze dan voorzichtig uit, om
het juiste model te behouden. Leg ze op een
tochtige plaats (niet in de zon) te drogen
Wanneer ze geheel droog zijn en nog een
beetje stug aanvoelen, wrijft men ze even
door de handen. Met het drogen worden de
handschoenen nog soepeler.
die 'k 'm wees, naar den „hoogen" grond en
mee 'n spaai keurt ie 'm op den vocht, mee de
schup peilt ie de slooten; 'k zie 'm de rooibon-
ten naar de vetwei leien, te peerd! mijn or
ders daarover deurgeven aan 't volk en na 'n
uur is al wa 'k 'm verteld had, z'n eigendom ge
worden, stuurt ie Bles 't veld weer in, pakt de
schup en gaat ie eerpel-uitdoen.
Zoo leert ie den grond in al z'n eigenaardig-
hedens, zoo zal ie 'm openploegen en leeren
kennen van vezel tot vezel, zoo zal in z'n jonge
zielement gegrift worden 'n kaart van zijn toe
komstige Land, waarvan gin schup eerde nog
één geheim veur 'm achterhouwen kan.
Zoo zal over ennigte jaren 'n kaart in z'nen
geest staan geëtst, waarop gin slooike, gin hek,
gin bed, ja, ginnen kool ontbreekt, 'n Kaart
waarop ie lezen kan alle meugelijkheden van
dieën weerbarstigen grond, dien ie leeren zal
te zetten naar eigen wil; dien ie temmen zal,
dresseeren, onderwerpen aan z'n macht als
eigenaar, als meester, als koning! Want hij
zal motten leeren te staan op eigen beenen, te
vertrouwen op eigen inzicht, te steunen op:
zwaren arbeid en stil gebed.
Wie dat allegaar kan, stug teugen ailes en
allen in, die is meester! Die is onafhan
kelijk van zijnen medemensch, die staat boven
den konkelefoes, boven den wangunst, die is
vrij!
Die leeft in de Zon van 't Goddelijke leven
eigens en niet in de schaduw van de men
schen
Die vliegt als 'nen veugel mee breejen wiek
slag deur den vrijen hemel; die is nie gekooid
achter de tralies van cipier Alleman!
Ge zult wel beseffen ja, 'k zou 't oe al nie
meer hoeven te verklaren da 'k veul, heel
veul van m'n boske hou! Van z'n geboort af
was Dré III nou eenmaal m'n oogappel. En 't
keareltje hee altij aan me „gehangen".
Ge verstaat dus, ge kunt 't voelen aan de
teuten van oew schoenen, da 'k uit ben op 't
geluk- van m'n keareltje.
En 't is veural daarom, da 'k hum in deus
maatschappij 'n paar vleugels wil geven, waar
mee ie z'n zielement vrij en onbelemmerd kan
laten wegwieken onder Gods zonbestraalden
hemel.
Een der eerste oplossingen, welke de post
ons bezorgde, ving aan met: „Hè! wat 'n
fijne denkpuzzle!"
En bij dit eene getuigenis bleef het lang
niet. Echter ten aanzien van de bewering,
dat het vraagstuk niet zoo lastig was, ging
men niet algemeen met ons accoord, waar
bij evenwel werd opgemerkt, dat opnieuw
het warme weer heel storend werkte.
„Zoo'n nummertje" schreef een inzender
„eischte nog al inspanning met die hitte op
Zondag J.I.", en een stukje rijmwerk, dat aan
ving met:
Eerst zat ik een tijdje te prutsen, te suffen:
't Probleem nog al taai, en het weer om te
puffen"
besloot met dit tweetal regels:
'k Raad iedereen aan voor zoo'n som te gaat
zitten,
Als 't lekker koel weer is, en niet bij zoo'n hitte."
'Een goede vingerwijzing voor den auteur van
een paar nummers in petto, om deze dus tot
het koeler jaargetij uit te stellen.
Hier volgt de oplossing van het vermenigvul
digingsraadsel.
We beginnen met het 3e gedeeltelijke produkt:
dxt d. Hier zijn 3 gevallen mogelijk:
lo. t 1 en d willekeurig dit vervalt, om
dat g x t ook g moest zijn.
2o. d 5 en t 1, 3, 7 of 9 in het 4e ged.
produkt zou dan rxt (1, 3, 7, 9) d 5 moe
ten worden, wat alleen zou kunnen, als r ook
5 was.
3o. t 6 en d 2, 4 of 8. Nu moeten we
dus krijgen:
d x st dd of d x s6 dd.
Voor d 2 wordt 2x6 12, en 2xs 1
(van onthouden) d 2; dit is dus niet te
verkrijgen.
Voor d 4 wordt 4x6 24en4xs 2
(van onthouden) d 4; hier kan s 3 of
8 zijn. Daar in het 6e ged. prod, a x 6 s moet
worden, blijkt, dat s niet 3 kan zijn, dus
8 is.
Voor d 8 wordt 8x6 48 en 8x3 4
(van onthouden) d 8; hier moet weer s
3 of 8 zijn: deze vervallen beide, zoodat we
nu hebben: t 6, d 4, s 8.
In het 4e ged. prod, is rxt d ofrx6 4,
dus r 9.
In het 6e ged. prod, is axt s of ax6
8, dus a 3.
In het 2e ged. prod, is ixt i of ix6 i;
hier kan i 2 of 4 of 8 zijn, doch 4 en 8 zijn
al bezet, dus i 2.
In het le ged. prod, is g x t i of g x 6 - 2,
dus g 7, en verder: gxst ei of 7x86
02, dus e 0 (nul).
In het laatste ged. prod, isvxt e of vx6
0, dus v 5.
Blijft alleen nog de waarde 1 voor n over.
De vermenigvuldiging wordt dus 420186 x
5339427,
en de zin luidt:
40 59040 28 860048 21 705339
De vrede is steeds in gevaar
De zes uitgeloofde prijzen vielen ten deel aan:
J. Bay, John Franklinstraat 73III, Amster
dam-W.; Mevr. CocxMuller, Roompotstraat
21, Amsterdam-Z.; H. J. Glas, Zuidpolderstraat
126, Haarlem; G. J. Meyer, Kerkweg A 184, Lim-
men (bij Alkmaar); Mevr. G. van Rijn, Bella-
mystraat 17 bis, Utrecht; G. F. Steenvoorden,
Leidschestraat 53, Hillegom.
Nu krijgen onze lezers een figuur-puzzle vol
gens bijgaand schema:
Da 'k 'm de eer van 't uniform, die altij
weer minder eer is, dan 't uniform mee 'n ster-
reke of ander goudspatje méér wou besparen!
Da 'k 'm wou besparen, de „onbezurgdheid"
van den ambtenèèr, die heel z'n leven tobt mee
maanden die te lang duren. Met als belooning
'n pensioentje veurz'n weduwe.
Da 'k 'm veur alles wou besparen den roem
en dus 't geboefte, dat er geregeld aan pulkt!
Da 'k 'm geren wou besparen de fabriek en
de kantoren. Maar veural, da 'k 'm wou be
sparen 'n grote kans op gediplomeerd stempe
leer. De kans 'n vak of studie bemeesterd te
hebben, om na 't examen te ervaren dat 'n
stomme machien 't veul beter kan, of dat t
vak is.... afgeschaft, 't Leed, 't ergste leed
veur den jongenmensch wou 'k 'm zoo geren
besparen: dat is, op den aangewezen oogenblik
nie bij machte te zijn, 't aanstaande wefke 'nen
thuis aan te biejen.
Kortom: ik wou 'm, zooveul als ik kon, be
sparen, de vruchten van de beschaving, van
't cultureele tijdperk, waarin:
Jan Tweester, mee 'n tientje tractement meer
per maand, 't leven verzuurt van Piet Eénster.
'n Beschavingsverschijnsel in de weareld van
Democratie èn Dictatuur, waarveur ge geren
in de wildernis zou wonen, mee 'n lendendoeks-
ke zonder sterren.
Waarin:
den ambtenèèr in de schaduw leeft van al
z'n „hoogere" collega's, wat ie geren ruilen zou,
veur de zon in den wildernis.
Waarin:
de roem 'n cel is, waarin altij den onschul
dige wordt opgesloten deur de schuldigen! En
waarveur ge gèren de vrijheid van den rimboe
zou bezitten.
Waarin:
ge altij te maken hebt met „Afgodjes die
nie den hemel veur oe openzetten, maar wel
de hel veur oe wermstoken! Afgodjes, die ge
gèren in de vrijheid, van man tot man 'ns ef-
kens den nek zou willen omdraaien!
Waarin:
ge werkt of studeert, om eenmaal in de stem
pelende slavernij te geraken, die in de onbe
schaafde wildernis nie bestaat!
Zie dat alles wou ik m'nen oogappel zoo-
In de 14 horizontale rijen wooraen van 10
letters te plaatsen, waarvan beurtelings de 5e
en de 6e letter gegeven zijn. Deze woorden
hebben de volgende beteekenissen:
1. een deel van het wagenspan.
2. een geneeskrachtige drank.
3. op bloote voeten.
4. teekengerei.
5. 's Heeren Verrijzenis.
6. het grootste deel, de meerderheid.
7. de affaire van den melkboer.
8. kerker.
9. Inwoner van een Italiaansche stad.
10. lekkernij uit den slagerswinkeL
11. de rechterzijde van een schip.
12. misnoegd.
13. aalmoes.
14. onderzoek, proefneming.
Bij juiste invulling van het geheele 14-tal
wordt nu op de plaats der punten van 1 naar
28 een bekend spreekwoord te lezen gegeven.
Onder de inzending van een goede oplossing
worden weer zes fraaie prijzen verloot.
Oplossingen worden tot Donderdagmiddag 12
uur ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen,
Ruysdaelstraat 60, Utrecht.
Als men een soep vooraf wil hebben, kieze
men bij voorkeur een lichte, geurige soep, die
vooral niet te voedzaam mag zijn. Deze soep
dient dan tot eetlustopwekking, maar moet
de maag niet te veel vullen, daar er nog an
dere gerechten volgen. Heldere bouillonsoepen
komen in dit geval hoofdzakelijk in aanmer
king.
Is de maaltijd wat eenvoudiger, zoodat er
slechts een licht gerecht op volgt, dan komen
de gebonden soepen in aanmerking.
Voor een gewonen huiselijken maaltijd is een
voedzame soep niet te versmaden; vanzelfspre
kend moet dit gerecht evengoed geurig en
smakelijk zijn. We zullen hiervan een voor
beeld geven in onderstaand recept. De voed
zaamheid is hierbij te danken aan het gebruik
van room of melk. Hoewel room de soep wat
fijner maakt, is ook met melk een bijzonder
smakelijk gerecht te bereiden.
KERRYSOEP (voor 4 personen)
y2 L. melk en L. water; óf L. room en
L. water.
3 bouillonblokjes
1 theelepel kerry en een uitje
50 gram boter (2 >/2 afgestreken eetlepels)
40 gram bloem (5 afgestreken eetlepels).
Snipper het uitje zeer fijn en smoor het, met
de kerry, in de boter gaar, zonder het bruin
te laten worden. Breng ondertusschen het water
aan den kook, los er de bouillonblokjes in op
en voeg de melk er aan toe (als men tenmin
ste geen room gebruikt). Voeg, als het uitje
gaar is, de bloem bij de boter; roer deze be-
standdeelen tot een glad mengsel. Voeg daarna,
bij kleine scheutjes tegelijk en onder goed roe
ren, de bouillon hieraan toe. Laat de soep even
doorkoken om te binden, en voeg den room toe
(als men geen melk gebruikt heeft). Giet de
soep door een zeef in de soepterrine. Presen
teer bij de soep desgewenscht gebakken dobbel
steentjes brood (in een klein pannetje met wat
boter lichtbruin gebakken).
veul als 't kon besparen. De kooi van de stad,
mee de geniepige tralies van onrecht, onmacht,
onfatsoen, verguld mee namaak-goud.
Zelfs nou, op deuzen tijdstip, dat allerweuge
wordt geschreven, gedrukt of op andere manier
te schoon veurgesteld: dat-alles-beter-worden-
gaat. Ik merk, zie, hoor daar maar te weinig
van! (De verkiezingsbombarie nie meegerekend,
toen hoorde-n-ik 't genogt).
Wa 'k wèl merk:
Den doctor staat op de plek, toekomende
aan den leeraar.
Den leeraar staat op de plek, toekomende aan
den onderwijzer.
Den onderwijzer staat als kweekeling en wie
kweekeling moest zijn, die staat thuis bij z'n
moeder te stofzuigen.
Terwijl den arbeier, die nog werkt, werkt
in.... 't buitenland!
Verlejen week schreef ik oe, amico: „Ge ver
staat zeker zóó wel, dat er nog al iets luien
kwam, veur Dré III mee Pinkster veurgoed
op den hof kwam." Wat hierboven staat, is daar
'n belangrijk deel van. 't Zijn de tonen die ik
geluid heb, in de ooren van m'nen zeun uit
Amsterdam en bij Broeder Overste.
Wat Dré III „geluid" hee.... daarover mis
schien nog 'ns 'nen anderen keer, als de zaak
'n bietje „bestorven" is.
Want, zonder da 'k me veur 'm behoef te ge-
neeren belange nie! ik laat die affaire
'n bietje „verjaren."
'tls mee hum nou eenmaal zóó: hij pakt de
koei altij bij d'r horens dat 't beest er suf van
wordt.
En zoo-eenen is beter in Ulvenhout op zn
gemak dan op kostschool!
Maar zoo-eenen mot i k nou sjuust hebben
Nou schei 'k er toch af. 't Is zo'nen schoonen
windstillen avond, 'k gaai mee Dré III 'n bietje
oefenen op pijl en boog. Zondag schoot ie 'n
roos. HU mot er volgende week twéé zien te
raken in éénen heul!
'n Scherp oog is teugenwoordig van groot be
lang!
Veul groeten van Trui, Dré m en als altU,
gin horke minder van oewen
tav.
DRB.