Van Zonneschijn en Kinderen ÈIH! PU Dré III is veurgoed op den hof e g i i PimSm V ermenigvuldigen als tijdpasseering t t a h. d. mm VERTELLINGEN VAN SIBOTAK ZONDAG 6 JUNI 1937 Frisch jong bloed in 't bedrijf UIT DE OUDE DOOS Thans wederom een figuur-puzzle Tl i X. t EEN VOEDZAME SOEP mm®. t I JffÉfiÉMi Tot de zeldzaamste katten behooren de langharige Per zische poesen, welke dit jonge meisje den fotograaf voorhoudt BRABANTSCHE BRIEVEN VAN ONZE ADVERTEERDERS Het wasschen van leeren handschoenen ONS PRIJSRAADSEL Ook nu is de opgave weer: op zoek naar een bekend spreekwoord Oplossing vorig raadsel Prijswinnaars Het nieuwe raadsel 9 9 9 t 9 9 9 9 9 9 9 9 We hebben volop Lente gehad heerlijke zonnige dagen met een zachten, warmen wind dagen waarop plotseling alle «nderen, meisjes en vrouwen zich in lichte Jurken en toiletjes langs de wegen vertoonden. En de parken van de groote steden worden even plotseling overstroomd met kinderen en hun diverse begeleidsters, in even groote ver scheidenheid als er in aantal zijn. Daar zijn de „snoezige" kindjes met een hee- leboel ingezette pijpekrulletjes een ijl batis ten jurkje met vele strookjes witte sokjes en hchte schoentjes en onafscheidelijk daarbij de Uiterst elegant gekleede mama. Denk niet dat hiermee tegen elegant gekleede moeders een Vooroordeel uitspreek, integendeel, ik vind het zelfs heel dikwijls maar al te jammer dat een huismoeder zich zoo weinig tijd gunt er welver- z°rgd uit te zien. Maar de moeders die bij der gelijke meer dan snoezige kindertjes behooren, ZlJh geen welverzorgde verschijningen meer, blaar modepoppen en dat is iets wat mijn fVmpathie niet heeft. Ze behooren meestal tot het soort moeders, die de kinderen ter opluis tering van eigen persoonlijkheid mee uit wan den nemen. Dan zijn er de „netjes aangekleede" kinderen zij die in smettelooze, hoewel steviger dan batisten, witte jurkjes mee uit mogen maar even smetteloos weer thuis moeten komen. Er zijn de „ingepakte" kinderen zij, wier ®Ugstige moeders nog steeds in de vorige eeuw leven en denken dat respectievelijke laagjes on dergoed het kind tegen zoogenaamd kou vatten hunnen beschermen. Enfin, zoo kunnen we door gaan waar het op aan komt is dit: als we biet de kinderen er op uit trekken om hun een Prettigen middag in het park te bezorgen bereiden we hun dan werkelijk zoo veel genot Kis hun toekomt? Dat deze „snoezige", deze „smettelooze" en "Ingepakte" kinderen een hoop te kort komen, staat zonder twijfel vast. Wat is de aard van het kind en waar ver langt het naar als 't op 'n zonnigen warmen uag in de frissche buitenlucht is? Het wil al- te611 maar stoeien, hollen, springen, spelen, Klimmen, kortom het voelt een bewegingsdrang zich, die bij ons al lang „gedegradeerd" is tet het verlangen naar rustig zitten in een Koesterend zonnetje of wanneer zij al te warm naar een koel plekje in de schaduw van een boschje. Wij vinden het leuk om er dan zoo uit te zien, dat, wanneer we een vriendin tegen ko teen zij de keuze van ons nieuwe voorjaars rolletje bewondert en meestal voelen we ons ban zoo gestreeld dat dit genot, gevoegd bij bat van een middag in debuitenlucht, rustig °P een bank, met een boek of een handwerkje °Ps volmaakt prettige uren bezorgt. Waar de verlangens van een kind zijn nu ®eUmaal anders gericht. Het is een wonder schoon iets dat deze drang naar spel en bewe- einS het kind is aangeboren, want wanneer het dezen drang niet had zou 't nooit zooveel mo gelijkheden hebben zich te ontwikkelen. Het ziet een hekje en wil er over heen klimmen al klimmend oefent het niet alleen zijn han digheid in het stevig vasthouden, maar tevens geeft het een gevoel van zelfvertrouwen. Heeft het niet iets moeilijks verricht iets waarbij het puntje van zijn tong naar buiten stak vanwege de inspanning? Denk niet dat 't overdreven is wanneer ik zeg, dat het 't kind een gevoel van zelfvertrouwen geeft, wanneer het er in geslaagd is zijn opgave, al heeft het zich die zelf opgedragen, te volbrengen. Kijk eens naar zijn van plezier stralend gezichtje wanneer het ons toeroept, dat het er werkelijk overheen kon klimmen. Het is dól-blij over zijn eigen kunnen. En iets presteeren beteekent toch ook voor ons een versterking van ons gevoel van eigenwaarde? Wanneer het kind achter steentjes loopt te trappen, oefent het niet alleen zijn beenspieren, maar ook zijn concentratievermogen. Want tel kens als het op een bepaald punt wil mikken moet het zich een seconde concentreeren om precies déér uit te komen. En zoo is het met ieder spel, met al zijn klimmen en springen, al tijd weer zijn hier de twee zijden van de phy- sieke en psychische oefening aan verbonden, die het kind voorbereiden moeten voor zijn latere positie in de maatschappij. Het is haast niet te zeggen, welk een ont zaglijk grootên invloed de eerste levensjaren op een kind hebben. Het „ingepakte kind", uiting van een angstig- bezorgde moeder mag niet hard loopen, omdat het dan zoo warm wordt (hoe kan het anders), hij mag niet heerlijk voetballen op dien zon nigen dag, waarop iedere spier in zijn jong lijfje gewoonweg om beweging roept, hij zou bezweet kunnen raken en kou vatten daarna. Het „smettelooze" kind mag niet in de zand bank spelen, het mag niet over het grasveld rol len anders wordt zijn pakje vuil en het zou vieze nagels kunnen krijgen, die juist zoo netjes schoon waren gemaakt „ter eere" van het uit gaan. En het „snoezige" kind mag ueberhaupt niets want wil het even snoezig weer thuis komen als het de deur uitging, dan kan dat alleen maar wanneer het plechtstatig naast Moeder voort- wandelt. Wanneer we wisten wat we door angst en onze ijdelheid om schoone en lief uitziende kin dertjes met ons mee te voeren,verknoeiden, zouden we op slag ons leven verbeteren. We hebben al zoo veel dagen dat het weer werke lijk te guur, te nat of te mistig is om buiten te spelen. Buiten spelen iets wat toch altijd on eindig veel meer mogelijkheden biedt dan het spelen binnen. Buiten kunnen ze hun drang naar springen en hollen immers, ongehinderd door de vele obstakelen die er binnen zijn, uit leven. Buiten vinden ze met hun altijd gereed staande phantasie immers duizendmaal meer Hoe lang sal ik nog leven? ^enhout, 3 juni 1937 mogelijkheden om te spelen dan binnen. Welnu laat ze op die weinige zomersche dagen, die we betrekkelijk hebben dan ook werkelijk ongehin derd spelen. Maak het hun niet te lastig met kleeren waar ze al te erg óp moeten passen. Geef ze practische en niet te lichte kleeding, waarin ze naar hartelust kunnen spelen, geef ze niet te veel aan zoodat ze zich vrij kunnen be wegen en niet dadelijk loopen te puffen. Laat hen spelen tóat hen klimmen laat hen hun dartelheid uitleven. Uitleven in de goede beteekenis van het woord. Niet in dien zin dat het baldadigheid wordt en een maar raak doen van alles wat er in zijn gedachten komt. Maar om geschikte menschen te kweeken moet het kind zijn aangeboren drang tot spelen en bewe gen kunnen uitleven en dan moet het niet altijd de handicap van snoezige en smettelooze jurkjes en pakjes hebben. jor AteiCo, heb®,Weet al> - 'k Vqw m'nen vorlgen gp 8eh brief er van Dré III is ïw K°ed op den hof. ®h, jong bloed kwam daarmee in 't bedrijf; 't staat 'nen jongen boer (naast mij) aan stuur z'ifn als lk 'm daar over den erf zie stappen in ,VieJ,.n°8 nieuwe pilosche broek, steuvig in de tty *ante „kisten" van schoenen, mee zolen van «•a centimeters dik, de mouwen halverweuge hpüh?Cn opgestropt, armen als mahoniehout zoo blo,. en hoekig als ze van 'nen échten kearel kanf611 zUn. den trotschen, donkeren nek vier lij,, ,fn breed op 't schouwerkruis, z'n zwarte van blaauw zie glanzen onder den halfschaduw itipe ^°n notenleer en 'k zie 'm daar gaan hier n rustlgen gang van 'n krachtig, lenig golf' rt at nlKs ontgaat, dan dan slaat er 'nen Aaain v?r m n bloed, waaraan 'k ginnen anderen kan geven, dan „geluk". Vap ?Pluk van de zekerheid eenmaal 't stuur knuigf n hof te kunnen overgeven in 'n paar Orn ,.n, die genogt gespierd en taai zullen zijn ^'incj r°er te houwen in tij en ontij, in weer en ftlleg' maar óók in tijen van veurspoed, als bepy jckanst van eigens gaat maarwan- an veural 't roer rustig en krachtig ge hanteerd mot worden! Want daar gaan meer bedrijven naar den kelder kort na den veur spoed, dan lang na den teugenspoedl De faillissementslij sten kort na de vette jaren, wa ren langer, amico, dan die in de leste magere jaren....! Maar als ik m'n boske daar zie gaan mee den langzamen, aangeboren tred van den boer, den grooten rustigen pas den echten boer eigen, dan heb ik telkens weer opnieuw meer vertrou wen in deus jonge keareltje, dat 's mergens om vier uren den zwaren dag tegemoet gaat, als 'n feest! Nou, in deus ti) van vollen zomer, veur dag-en-daauw de velden intrekt mee de gereed schappen, locht op den vierkanten schouwer, 'n stukske zeep in den broekzak en veur ie aan 't werk gaat boven van 't ronde boog- brugske duikt in de mergenlcoele Mark en zwemmende z'n eigen wascht en plast in 'n bad van borrelend schuim! En als ik 'm dan tien minuten later, frisch en pittig als 't bedaauwde gewas, zingende als 'nen mearel, aan den ar beid zie trekken, daar onder d'opkomende zon, dan dan slaat weer zo'nen breejen golf van vertrouwen deur m'n zielement en dank ikstil- lekens O. L.H. veur deuzen troonopvolger! Jaha! Troonsopvolger Want als ik nou m'nen grond afkijk, m'n vel den, mee 't bonte vee, aan weerszijen de Mark; als ik ben in m'n akkers, waar 't koren alweer hoog te pluimen staat in de tinten van den terwe, den rog en den garst; m'n eerpelland, We zullen ditmaal eens in de oude doos snuffelen en om te beginnen na gaan, hoe de meer met aardsche goe deren gezegende Hollanders ten tijde van de O.I.C. het aanlegden, hun leven te veraan genamen. Zoo schrijft zekere Cornelia van Beveren die weliswaar een Raad-Extra ordinair tot va der, maar „slechts een particulier" tot man had in antwoord op een vraag, wat haar 59 slaven toch wel uitvoeren, 't volgende: drie k vier jongens loopen achter mij en mijn man, als wij uitgaan, ook zooveel meiden, vijf a zes staatjonkers en staatjoffers, die achter onzen stoel aan tafel staan, drie jongens, die op de bas, viool en harp spelen als wij aan tafel zitten en verder nog koks, baboes, naaisters, nacht wakers, koetsiers, grassnijders, tuinlieden, spens, wakers bij de koekraal en 't pluimvee enz. enz. Een landheer ging zelden uit, zonder een ge volg bij zich te hebben van eenige inlanders te paard en achttien gewapende slaven of vrij gelatenen te voet. Een zekere heer Hartingh maakte zich boos op de Residenten van Java's N. O.-Kust, meer speciaal over de voorname heertjes, die uit Holland waren gekomen, met goede aanbeve lingsbrieven, wier verwaandheid en baatzuchtig gedrag jegens den inlander, hem geducht er gerden, evenals hun grootsprekerij en belache lijke verbeelding en groote staat, dien zij voer den. Ieder Inlander buigt ter aarde, .wanneer men hen ziet en rekent het tot een groote eer, door hen te worden aangesproken. Een commissaris, die buiten de stad woonde, had des nachts altijd een wacht van inlanders aan zijn huis en twintig oppassers stonden altijd gereed om direct zjjn bevelen ten uitvoer te brengen. Zoo lees ik van een gerepatrieerd ambtenaar, die zich in Zuid-Laren gevestigd had, en die er op stond, dat een ieder hem met „Edele Heer" aansprak. Ook hield deze er een specialen para soldrager op na, die Z.Ed.'s blijkbaar verwarde hersenen tegen de verzengende zonnestralen moest beschermen. De weelde, die bij het sluiten van huwelijken tentoongesteld werd, ging soms alle perken te bulten. Zoo verspilde een jonge dame, alleen voor haar uitzet en bruiloft, een bedrag van dertig duizend gulden en alhoewel haar aanstaande „maar" een onderkoopman was, kon ze zich deze uitgaaf best veroorloven, daar dit bedrag makkelijk in 2 of 3 jaren terug verdiend kon worden. waar de goudgele nieuwe patatten mee duuzen- den in den grond zitten; de hofstee eigens, mee de soliede bouwsels van huis en stallen, schuren en zolders, den bloelenden erf en 'k zie ieverans m'n volk op slag in deus tij is 't druk! k zie 't vrouwvolk melken, d'arbeiers hooien, wijerop zie 'k ze in de groentes, dan dan pak ik m'nen Dré III bij z'n schouwer en 'k wijs 'm dat allegaar. „Zie, Dré, daar gunderwijd, teugen dieën boschmuur aan, daar zetten we volgend jaar niks uit, dieën grond mot rusten; daar, die peeënvelden, zie ze leggen nou sjuust in den schaduw van dieën wolkenstapel, die motten van 't najaar dalijk open en zwaar ge mest worden; daar gunder die rooie runders, die hebben d'ren tijd g'ad, die doen we weg, dus zurgt veur den vetwei en daar, daar achter dieën bocht van de Mark zetten we volgend jaar den terw, deuzen aerde hier is te schraal geworden, daar zullen we 'nen lochten eerpel probeeren en hou er 'ns goed oog op, dat daar, ten oosten van ons land de slooten worden uit gediept, dieën grond lee nogal hoog en mot dus sjecuur volle slooten houwen...." Amico, als 11c zoo mee hum „onzen grond", „ons land" afkijk mee 't gebogen, 't knielende en 't maaiende volk, dan dan voel ik me koning op deuzen kijkverren eigendom mee de kronkelende rivier en z'n brugskes, mee den majesteitelijken zonsopgang, mee den bloei in 't koren, 't gebomte langs de wegels deur m'nen grond, 't gebomte waaruit den veugelenzang lijk 'nen muzikalen confetti over deuze eigen weareld werlt. Dan, dan voel ik in m'n hand de schouwer spieren van m'nen pré III zwellen, dan merk ik, hoe vast ie z'n vuisten knijpt, dan zie 'k 'nen seerjeuzen, trotschen glans in z'n half-toeë oogen blinken en dan, 'n oogenblik later, zie 'k 'm gaan naar de Bles, zie 'k 'm van den grond te peerd springen en als ik 'm dan stil- lekes van uit de verte volg, zie 'k, hoe ie 't heele land afrijdt, gaat naar de pun ten die 'k 'm wees, langs 't bosch, waar ie af stijgt en den grónd deur z'n handen laat gaan, ja! ik zie, hoe ie den eerde beruukt. Dan, los te peerd, fier en recht in matige galop, nou en dan in draf, teugen dat er 'n sloot genomen mot worden, gaat ie af, op de andere punten Waar zonder veel moeite zooveel geld te ma ken viel, was men vanzelf erg mild. Een boffer was dan ook wel een jong dominé, Vermeer geheeten, die na zijn intrede-preek te Batavia van Gouverneur-Generaal Van der Par- ra die zeer vroom was een vergulde koets met twee paarden en 'n koetsier cadeau kreeg. Paarden waren trouwens het meest gebrui kelijke geschenk. E'aane vertelt, hoe hij omstreeks 1780 te Che- ribon kwam, toen W. van der Beke een mede- Zeeuw, hem overigens niet bekend er Resi dent was; van dezen man kreeg hij gedurende zijn verbljjf voor meer dan 2000 rijksdaalders cadeau, o.a. om te kunnen kaartspelen een zak met eenige honderden rijksdaalders. Ongeveer twintig jaar geleden is het gebeurd, dat de inboedel van een met pensioen gaand Resident van Deli, op een publieke veiling ruim veertigduizend gulden opbracht, niettegenstaan de de goederen slechts een waarde van zeker niet meer dan drieduizend gulden vertegen woordigden. Maar de eene dienst is den anderen waard. Bovenstaand bedrag zinkt echter in 't niet, bij hetgeen een Resident van Solo Java ('t was in 't jaar 1811), voor zijn inboedel kreeg uitbetaald. Bij zijn vertrek ontving hij van zijn opvolger voor den z.g. „Overneem" niet minder dan 55.693 Spaansche matten oftewel 139.000 guldens. Ja, wat geld maken betreft, mogen we gerust over „dien goeden ouden tijd" reppen. Er waren in Indië baantjes te ever, om in minder dan geen tijd 'n kans te maken. Het neusje van den zalm was wel het ambt van administrateur op 't eiland „Onrust". Dit was volgens Siberg een der lucratiefste posten in geheel Indië, waar mede enorme schatten zijn gewonnen. Ieder administrateur kon gemiddeld per jaar op een 80.000 rijksdaalders rekenen. De voordeelen bestonden grootendeels uit den verkoop van peper en tin, vooral ingekocht van scheepsoverheden en inlandsche schippers. „Doorgaans" werd aan peper 10 pet. en meer tekort ingeleverd aan de retourschepen; het tekort heette spillage, indroging, enz. Trouwens de zoutpakhuismeesters lieten zich in deze ook niet onbetuigd. Een weduwe, wier man gedurende vele jaren de betrekking van zoutpakhuismeester vervuld had, „doch niet had mede willen stelen", kwam zich bij een autoriteit beklagen, dat zij met haar schraal pensioen niet kon leven, zooals zij gewoon was, waarop zij ten antwoord kreeg: „Mevrouw, 't spijt mij voor u, 't lag echter niet aan mijik heb uw man aan de ruif gezet, maar bij wilde niet toetasten." Het was een schrale troost, maar kenmerkend voor een toestand, nog slechts eenige tientallen jaren geleden. Leeren handschoenen kunnen heel goed worden gewasschen, mits het waschbaar leer is. De meeste pigskin (varkensleeren) handschoenen zijn waschbaar. Maak een bijna koud Lux sopje (1 lepel op 1 Liter water). Trek de handschoenen aan en wasch ze zorgvuldig aan de handen. Naspoelen in schoon koud water. Men rolt ze even in een doek uit om zoveel mogelijk water te verwijderen, trekt ze weer aan en droogt ze met een handdoek nog eens goed na. Trek ze dan voorzichtig uit, om het juiste model te behouden. Leg ze op een tochtige plaats (niet in de zon) te drogen Wanneer ze geheel droog zijn en nog een beetje stug aanvoelen, wrijft men ze even door de handen. Met het drogen worden de handschoenen nog soepeler. die 'k 'm wees, naar den „hoogen" grond en mee 'n spaai keurt ie 'm op den vocht, mee de schup peilt ie de slooten; 'k zie 'm de rooibon- ten naar de vetwei leien, te peerd! mijn or ders daarover deurgeven aan 't volk en na 'n uur is al wa 'k 'm verteld had, z'n eigendom ge worden, stuurt ie Bles 't veld weer in, pakt de schup en gaat ie eerpel-uitdoen. Zoo leert ie den grond in al z'n eigenaardig- hedens, zoo zal ie 'm openploegen en leeren kennen van vezel tot vezel, zoo zal in z'n jonge zielement gegrift worden 'n kaart van zijn toe komstige Land, waarvan gin schup eerde nog één geheim veur 'm achterhouwen kan. Zoo zal over ennigte jaren 'n kaart in z'nen geest staan geëtst, waarop gin slooike, gin hek, gin bed, ja, ginnen kool ontbreekt, 'n Kaart waarop ie lezen kan alle meugelijkheden van dieën weerbarstigen grond, dien ie leeren zal te zetten naar eigen wil; dien ie temmen zal, dresseeren, onderwerpen aan z'n macht als eigenaar, als meester, als koning! Want hij zal motten leeren te staan op eigen beenen, te vertrouwen op eigen inzicht, te steunen op: zwaren arbeid en stil gebed. Wie dat allegaar kan, stug teugen ailes en allen in, die is meester! Die is onafhan kelijk van zijnen medemensch, die staat boven den konkelefoes, boven den wangunst, die is vrij! Die leeft in de Zon van 't Goddelijke leven eigens en niet in de schaduw van de men schen Die vliegt als 'nen veugel mee breejen wiek slag deur den vrijen hemel; die is nie gekooid achter de tralies van cipier Alleman! Ge zult wel beseffen ja, 'k zou 't oe al nie meer hoeven te verklaren da 'k veul, heel veul van m'n boske hou! Van z'n geboort af was Dré III nou eenmaal m'n oogappel. En 't keareltje hee altij aan me „gehangen". Ge verstaat dus, ge kunt 't voelen aan de teuten van oew schoenen, da 'k uit ben op 't geluk- van m'n keareltje. En 't is veural daarom, da 'k hum in deus maatschappij 'n paar vleugels wil geven, waar mee ie z'n zielement vrij en onbelemmerd kan laten wegwieken onder Gods zonbestraalden hemel. Een der eerste oplossingen, welke de post ons bezorgde, ving aan met: „Hè! wat 'n fijne denkpuzzle!" En bij dit eene getuigenis bleef het lang niet. Echter ten aanzien van de bewering, dat het vraagstuk niet zoo lastig was, ging men niet algemeen met ons accoord, waar bij evenwel werd opgemerkt, dat opnieuw het warme weer heel storend werkte. „Zoo'n nummertje" schreef een inzender „eischte nog al inspanning met die hitte op Zondag J.I.", en een stukje rijmwerk, dat aan ving met: Eerst zat ik een tijdje te prutsen, te suffen: 't Probleem nog al taai, en het weer om te puffen" besloot met dit tweetal regels: 'k Raad iedereen aan voor zoo'n som te gaat zitten, Als 't lekker koel weer is, en niet bij zoo'n hitte." 'Een goede vingerwijzing voor den auteur van een paar nummers in petto, om deze dus tot het koeler jaargetij uit te stellen. Hier volgt de oplossing van het vermenigvul digingsraadsel. We beginnen met het 3e gedeeltelijke produkt: dxt d. Hier zijn 3 gevallen mogelijk: lo. t 1 en d willekeurig dit vervalt, om dat g x t ook g moest zijn. 2o. d 5 en t 1, 3, 7 of 9 in het 4e ged. produkt zou dan rxt (1, 3, 7, 9) d 5 moe ten worden, wat alleen zou kunnen, als r ook 5 was. 3o. t 6 en d 2, 4 of 8. Nu moeten we dus krijgen: d x st dd of d x s6 dd. Voor d 2 wordt 2x6 12, en 2xs 1 (van onthouden) d 2; dit is dus niet te verkrijgen. Voor d 4 wordt 4x6 24en4xs 2 (van onthouden) d 4; hier kan s 3 of 8 zijn. Daar in het 6e ged. prod, a x 6 s moet worden, blijkt, dat s niet 3 kan zijn, dus 8 is. Voor d 8 wordt 8x6 48 en 8x3 4 (van onthouden) d 8; hier moet weer s 3 of 8 zijn: deze vervallen beide, zoodat we nu hebben: t 6, d 4, s 8. In het 4e ged. prod, is rxt d ofrx6 4, dus r 9. In het 6e ged. prod, is axt s of ax6 8, dus a 3. In het 2e ged. prod, is ixt i of ix6 i; hier kan i 2 of 4 of 8 zijn, doch 4 en 8 zijn al bezet, dus i 2. In het le ged. prod, is g x t i of g x 6 - 2, dus g 7, en verder: gxst ei of 7x86 02, dus e 0 (nul). In het laatste ged. prod, isvxt e of vx6 0, dus v 5. Blijft alleen nog de waarde 1 voor n over. De vermenigvuldiging wordt dus 420186 x 5339427, en de zin luidt: 40 59040 28 860048 21 705339 De vrede is steeds in gevaar De zes uitgeloofde prijzen vielen ten deel aan: J. Bay, John Franklinstraat 73III, Amster dam-W.; Mevr. CocxMuller, Roompotstraat 21, Amsterdam-Z.; H. J. Glas, Zuidpolderstraat 126, Haarlem; G. J. Meyer, Kerkweg A 184, Lim- men (bij Alkmaar); Mevr. G. van Rijn, Bella- mystraat 17 bis, Utrecht; G. F. Steenvoorden, Leidschestraat 53, Hillegom. Nu krijgen onze lezers een figuur-puzzle vol gens bijgaand schema: Da 'k 'm de eer van 't uniform, die altij weer minder eer is, dan 't uniform mee 'n ster- reke of ander goudspatje méér wou besparen! Da 'k 'm wou besparen, de „onbezurgdheid" van den ambtenèèr, die heel z'n leven tobt mee maanden die te lang duren. Met als belooning 'n pensioentje veurz'n weduwe. Da 'k 'm veur alles wou besparen den roem en dus 't geboefte, dat er geregeld aan pulkt! Da 'k 'm geren wou besparen de fabriek en de kantoren. Maar veural, da 'k 'm wou be sparen 'n grote kans op gediplomeerd stempe leer. De kans 'n vak of studie bemeesterd te hebben, om na 't examen te ervaren dat 'n stomme machien 't veul beter kan, of dat t vak is.... afgeschaft, 't Leed, 't ergste leed veur den jongenmensch wou 'k 'm zoo geren besparen: dat is, op den aangewezen oogenblik nie bij machte te zijn, 't aanstaande wefke 'nen thuis aan te biejen. Kortom: ik wou 'm, zooveul als ik kon, be sparen, de vruchten van de beschaving, van 't cultureele tijdperk, waarin: Jan Tweester, mee 'n tientje tractement meer per maand, 't leven verzuurt van Piet Eénster. 'n Beschavingsverschijnsel in de weareld van Democratie èn Dictatuur, waarveur ge geren in de wildernis zou wonen, mee 'n lendendoeks- ke zonder sterren. Waarin: den ambtenèèr in de schaduw leeft van al z'n „hoogere" collega's, wat ie geren ruilen zou, veur de zon in den wildernis. Waarin: de roem 'n cel is, waarin altij den onschul dige wordt opgesloten deur de schuldigen! En waarveur ge gèren de vrijheid van den rimboe zou bezitten. Waarin: ge altij te maken hebt met „Afgodjes die nie den hemel veur oe openzetten, maar wel de hel veur oe wermstoken! Afgodjes, die ge gèren in de vrijheid, van man tot man 'ns ef- kens den nek zou willen omdraaien! Waarin: ge werkt of studeert, om eenmaal in de stem pelende slavernij te geraken, die in de onbe schaafde wildernis nie bestaat! Zie dat alles wou ik m'nen oogappel zoo- In de 14 horizontale rijen wooraen van 10 letters te plaatsen, waarvan beurtelings de 5e en de 6e letter gegeven zijn. Deze woorden hebben de volgende beteekenissen: 1. een deel van het wagenspan. 2. een geneeskrachtige drank. 3. op bloote voeten. 4. teekengerei. 5. 's Heeren Verrijzenis. 6. het grootste deel, de meerderheid. 7. de affaire van den melkboer. 8. kerker. 9. Inwoner van een Italiaansche stad. 10. lekkernij uit den slagerswinkeL 11. de rechterzijde van een schip. 12. misnoegd. 13. aalmoes. 14. onderzoek, proefneming. Bij juiste invulling van het geheele 14-tal wordt nu op de plaats der punten van 1 naar 28 een bekend spreekwoord te lezen gegeven. Onder de inzending van een goede oplossing worden weer zes fraaie prijzen verloot. Oplossingen worden tot Donderdagmiddag 12 uur ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht. Als men een soep vooraf wil hebben, kieze men bij voorkeur een lichte, geurige soep, die vooral niet te voedzaam mag zijn. Deze soep dient dan tot eetlustopwekking, maar moet de maag niet te veel vullen, daar er nog an dere gerechten volgen. Heldere bouillonsoepen komen in dit geval hoofdzakelijk in aanmer king. Is de maaltijd wat eenvoudiger, zoodat er slechts een licht gerecht op volgt, dan komen de gebonden soepen in aanmerking. Voor een gewonen huiselijken maaltijd is een voedzame soep niet te versmaden; vanzelfspre kend moet dit gerecht evengoed geurig en smakelijk zijn. We zullen hiervan een voor beeld geven in onderstaand recept. De voed zaamheid is hierbij te danken aan het gebruik van room of melk. Hoewel room de soep wat fijner maakt, is ook met melk een bijzonder smakelijk gerecht te bereiden. KERRYSOEP (voor 4 personen) y2 L. melk en L. water; óf L. room en L. water. 3 bouillonblokjes 1 theelepel kerry en een uitje 50 gram boter (2 >/2 afgestreken eetlepels) 40 gram bloem (5 afgestreken eetlepels). Snipper het uitje zeer fijn en smoor het, met de kerry, in de boter gaar, zonder het bruin te laten worden. Breng ondertusschen het water aan den kook, los er de bouillonblokjes in op en voeg de melk er aan toe (als men tenmin ste geen room gebruikt). Voeg, als het uitje gaar is, de bloem bij de boter; roer deze be- standdeelen tot een glad mengsel. Voeg daarna, bij kleine scheutjes tegelijk en onder goed roe ren, de bouillon hieraan toe. Laat de soep even doorkoken om te binden, en voeg den room toe (als men geen melk gebruikt heeft). Giet de soep door een zeef in de soepterrine. Presen teer bij de soep desgewenscht gebakken dobbel steentjes brood (in een klein pannetje met wat boter lichtbruin gebakken). veul als 't kon besparen. De kooi van de stad, mee de geniepige tralies van onrecht, onmacht, onfatsoen, verguld mee namaak-goud. Zelfs nou, op deuzen tijdstip, dat allerweuge wordt geschreven, gedrukt of op andere manier te schoon veurgesteld: dat-alles-beter-worden- gaat. Ik merk, zie, hoor daar maar te weinig van! (De verkiezingsbombarie nie meegerekend, toen hoorde-n-ik 't genogt). Wa 'k wèl merk: Den doctor staat op de plek, toekomende aan den leeraar. Den leeraar staat op de plek, toekomende aan den onderwijzer. Den onderwijzer staat als kweekeling en wie kweekeling moest zijn, die staat thuis bij z'n moeder te stofzuigen. Terwijl den arbeier, die nog werkt, werkt in.... 't buitenland! Verlejen week schreef ik oe, amico: „Ge ver staat zeker zóó wel, dat er nog al iets luien kwam, veur Dré III mee Pinkster veurgoed op den hof kwam." Wat hierboven staat, is daar 'n belangrijk deel van. 't Zijn de tonen die ik geluid heb, in de ooren van m'nen zeun uit Amsterdam en bij Broeder Overste. Wat Dré III „geluid" hee.... daarover mis schien nog 'ns 'nen anderen keer, als de zaak 'n bietje „bestorven" is. Want, zonder da 'k me veur 'm behoef te ge- neeren belange nie! ik laat die affaire 'n bietje „verjaren." 'tls mee hum nou eenmaal zóó: hij pakt de koei altij bij d'r horens dat 't beest er suf van wordt. En zoo-eenen is beter in Ulvenhout op zn gemak dan op kostschool! Maar zoo-eenen mot i k nou sjuust hebben Nou schei 'k er toch af. 't Is zo'nen schoonen windstillen avond, 'k gaai mee Dré III 'n bietje oefenen op pijl en boog. Zondag schoot ie 'n roos. HU mot er volgende week twéé zien te raken in éénen heul! 'n Scherp oog is teugenwoordig van groot be lang! Veul groeten van Trui, Dré m en als altU, gin horke minder van oewen tav. DRB.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 7