Sïdvcdaal van den dag
De avonturen van Stan en Pol
öe jonge Braspenninx veroverde den
titel in een uitstekende race
GEWACHT TOT HU DE
KANS KREEG
RAADSEL VAN
AZEPOOT
MAANDAG 14 JUNI 1937
WEGKAMPIOENSCHAPPEN TE VALKENBURG
e Cauberg, het struikelblok voor
verreweg het grootste deel
der renners
"raaie prestatie van de
Hoog bij de amateurs
Onverstandig
En al die anderen?
Generale repetitie
MANERA WINT HET MOTOR
NUMMER TE RIJSWIJK
Hij hield 't niet
Arie van Vliet slaat Jac. van
Egmond
VAN DER VIJVER TWEEDE
TE KOPENHAGEN
De wedstrijden om den Grand Prix
SUCCES VAN DE CALUWE
Zevende étappe van de ronde
van Duitschland
opvoedkunde
vióederenden in" I De uitgekiende
DRIEBERGEN NATIONAAL
DEGENKAMPIOEN
LAWNTENNIS
HOOFDKLASSE N.L.T.B.
RhijnauwenD.D.V. 28
SpiegelThor 55
R THEO BLANKENSEE
b
Het Nederlandsch kampioenschap
°P den weg is dit jaar gewonnen door
^en renner, die naast zeer groote
CaPaciteiten beschikt over een groote
^°sis intelligentie. De jonge Braspen-
n,ruc, die zijn naam heeft gevoegd bij
d'e vele andere op de eerelijst van
N.W.U., heeft getoond behalve
*'ln beenen, ook zijn hersens te kun-
"en gebruiken, hij heeft verschillende
'PHen de verleiding weerstaan om er
^leen of in gezelschap van een ander
Vahdoor te gaan, hij wachtte tot het
^ment daar was, dat hij zijn kans
k'eeg om vervolgens die kans met
^ide handen te grijpen.
al die andere renners, die trachtten er
den wedstrijd vandoor te gaan, al die
%wten' die zich °P een geseven moment zoo
V* gevoelden, dat zij heel alleen probeerden
herwinning te veroveren, die gingen op een
Jeven moment ten gronde, omdat dit zware
t, °°Urs het nu eenmaal niet tolereerde, dat
dn '®nner alleen zijn krachten gaf en alleen
Üj strijden tegen die vele anderen, die achter
gezamenlijk den rit tot een goed einde
•erde te brengen,
q. Wanneer ooit het spreekwoord „eendracht
te macht" heeft getoond een waar woord
dan was het wel bij deze kampïoen-
Hj &Pen van Nederland 1937, waar renners,
lr> het peleton zaten, gemakkelijker een
Nt,tempo konden blijven volhouden en inzin-
te boven konden komen, dan zij, die
voortjakkerden en alleen moesten vechten
ijal de moeilijkheden, waarvoor zij kwamen
8taan.
t^raspenninx was behalve één van de
'"isten, de slimste. Hij eischte van zijn
geen bovenmatige inspanningen, hij
a®htte zich niet af te beulen door er alleen
oor te gaan, hij zorgde nabij de leiders
kijven in het groote peleton, het eerste
°°te peleton, waar het goed rijden was.
V Was onverstandig van een renner als van
u*t om reeds na enkele ronden te pro-
alleen een grooten voorsprong te ver-
Het leek allemaal zoo mooi, de voor-
^roetde gestaag, maar aan den anderen
't, bloest van der Ruit alleen den Cauberg
C°?st hij alleen al het mcteilijke werk doen,
Ser geen enkele maal het wieltje van een
rjr Pakken. Van der Ruit kon den kop niet
„.W Hij werd ingeloopen, hij kreeg een in-
Vm? etl men hem slechts de verdienste
V ehen de eerste te zijn geweest, die heeft
Xtj en, die de groote groep renners uit elkaar
y en deze onderverdeelde in kleinere groe-
H.W'ke onderling weer streden met een on-
6 hevigheid, met een felheid, die wel
óffers moest maken.
3^ talloos velen vielen er dan ook af.
Pen kant van den weg zag men de
v^ers zitten, die te uitgeput waren om
voor de zooveelste maal, den Cau-
t, °P te gaan, Of men kwam renners
die rustig met de fiets aan de hand
genoeg om mij te overwinnen? Stuyts bleek te
zwak om tot het einde toe alleen in hoog tempo
verder te rijden. Hij kreeg een tfk met den
hamer, zooals dat heet, hij kreeg een geweldige
inzinking, die hem niet alleen den voorsprong
afnam, maar hem zelfs noodzaakte den strijd
op te geven.
Maar dat was voor andere renners nog
geen waarschuwing. Want Brongers ging er
vandoor, Brongers, die in zijn ééntje 48 se
conden voorsprong nam. Met nog ongeveer
vijf ronden te rijden. „Hij haalt 't" zei men
aan den kant. Onmogelijk luidde het
antwoord van hen, die de macht van den,
Cauberg kenden.
En ook Brongers ging ten onder.
En zelfs Valentijn, die twee ronden voor het
einde demarreerde en een voorsprong nam. Met
de finish in zicht kon de sterke Valentijn Jr.
zijn voorsprong niet behouden. Ook hier deed
de Cauberg zijn werk, ook hier werd Valentijn
het slachtoffer van zijn bovenmatige inspan
ning. Het peleton slokte hem nog voordat de
laatste ronde inging, op en even later verdween
Valentijn zelfs van het plan, omdat zijn ver
snellingsapparaat den geest gaf en hem verder
rijden belette.
Zoo stoven zes renners op de eindstreep af,
zes renners, waarvan er zich in de laatste Kilo
meters zich weer twee afscheidden, namelijk
Verveer en Johny Braspenninx. En het was
„den jongen Bras", de renner, die zich het rus
tigste had gehouden, die practisch steeds een
afwachtende houding had aangenomen, die op
de laatste honderd meter van de 182 Kilometer
zijn kans zag. Met een onweerstaanbare eind
spurt liet hij Verveer meters achter zich.
Braspenninx was kampioen der profs en
kampioen van alle categorieën op den weg
en in triomph werd hij naar de eindstreep
gedragen om daar door den secretaris van
de N.W.U. te worden gehuldigd, om daar
van den heer Adrian, het oudste aanwezige
bestuurslid van de N.W.U., de kampioens
trui te ontvangen.
En al die anderen? zult ge onwillekeurig vra
gen.
Al die anderen? Middelkamp, Piet van Nek,
van der Ruit, Valentijn, van Schendel, van Am
sterdam of hoe al die grootheden nog meer mo
gen heeten? Zij reden de course niet uit. Zij
bleken niet in staat den Cauberg 19 maal te ne
men, den heuvel, die gedurende één Kilometer
ongeveer 60 meter stijgt. Maar zij konden een
voorbeeld nemen aan den kampioen der ama
teurs, aan de Hoog, aan den kampioen der on-
afhankelijken Theuns en vooral ook aan den
kampioen der veteranen, den ouden Braspen
ninx, den vader van Johny Braspenninx!
De Hoog, tot nu toe een onbekend renner,
reed met een gemak, waarvan iedereen versteld
stond, den heuvel over, elke ronde weer. Het
vorige jaar was hij nog nieuweling, ditmaal had
hfj zich laten noteeren voor de categorie der
amateurs, ditmaal had hij alles erop gezet den
titel van kampioen der amateurs te behalen.
En het was niet gemakkelijk voor hem. De
Hoog's familie leeft in niet al te gunstige finan-
cieele omstandigheden, de jongen was verplicht
op de fiets van Amsterdam naar Valkenburg te
gaan om daar deel te kunnen nemen aan de
Nederlandsche kampioenschappen.
En ondanks deze geweldige inspanning,
beklom hij negentien achtereenvolgende
malen den Cauberg met een gemak, een
Middelkamp, een van Schendel en een van
der Ruit tot voorbeeld strekkend.
Zonder verzorger, zonder eenige hulp won de
Hoog het kampioenschap der amateurs en wan
neer wü dit hier even memoreeren, dan is dit
omdat deze volbloed-amateur verdient in het
zonnetje te worden gezet, omdat deze kam
pioen der kampioenen op deze wijze en in deze
omstandigheden een prestatie heeft geleverd,
die wij hooger aanslaan dan welke prestatie in
dit kampioenschap ook.
Deze Nederlandsche kampioenschappen waren
een soort generale repetitie voor de wereldkam
pioenschappen op den weg, die het volgende
jaar op hetzelfde circuit zullen worden ver
reden.
Het was een geslaagde generale.
De weg was zeer goed afgezet, de organi
satie uitstekend en wanneer alles zoo goed
geregeld is wannéér de buitenlandsche gas
ten komen als dit jaar het geval was (en
waarom zou dat niet?) dan leggen zoowel
Nederland in 't algemeen en Valkenburg in
het bijzonder veel eer in met de wereld
kampioenschappen 1938!
Die, naar wij hopen, een even groot spor
tief succes zullen opleveren als de Neder
landsche kampioenschappen 1937!
handelden en tegen elkaar zeiden:
v k beulswerk, dat kunnen we niet bol-
a®h."
(Sar
bet was niet alleen van der Ruit, die
Wndig was- Toen er ongeveer de helft
1 aantal af te leggen kilometers verreden
V hef8® men Stuyts en van der Star alleen
®t hoofd, later bleef Stuyts nog slechts
|jy ^atlt van der Star had ergens op den
't8 ih8*1 een straat bij te hevig remmen zijn
.gruizelementen gereden en zag zoo een
Sans voorbij gaan.
ijjl zat Stuyts voorop, heelemaal alleen.
's a 'sProng bedroeg op een gegeven moment
VXt belv® minuut. En deze anderhalve
t,At houden voldoende geweest zijn, indien
V6 q 'cours dien Cauberg maar niet bij elke
'Nig 'enners weer had geknauwd, niet tel
geer had gezegd: „Zijt ge nog sterk
Ondanks het prachtige zomerweer en het
goede programma, trokken de wielerwedstrijden
op het Rijswijksche Hout slechts matige be
langstelling.
Begonnen werd met een sprint wedstrijd voor
amateurs en onafhankelijken, welke een fraaie
zege bracht voor B. Leene, die S. Duin en Meyer
in de finale klopte. Ook Beukers had zich in de
finale geplaatst, doch verscheen te laat aan
start en werd aldus vierde.
In den sprintwedstrijd voor profs, toonden
van Egmond en van Vliet zich een klasse beter
dan v. d. Heuvel en G. Leene. Laatstgenoemde
viel in voor den Amsterdammer v. d. Linden, die
bij een val op de Stadionbaan te Amsterdam
zijn pols had gebroken. Zoowel van Vliet als
van Egmond wonnen twee ritten, zoodat de rit
van Vlietvan Egmond de beslissing moest
brengen. Op gedecideerde wijze klopte de oud
amateur-wereldkampioen Jac. van Egmond, met
den fraaien tijd van 11 4/5 over de laatste 200
Meter.
De klassementswedstrijd voor profs, was veel
minder van gehalte, aangezien de renners zich
niet gaven.
Het motornummer werd door den zeer goed
rijdenden Italiaan Manera gewonnen vóór Snoek
die op een zeer fraaie wijze de tweede plaats
bezette.
De nationale kampioen Alkema was niet bij
zonder op dreef en moest zich met de derde
plaats tevreden stellen. De jonge Franschman
Sérès, gegangmaakt door zijn vader, was niet
fortuinlijk en kreeg in de tweede manche ma
chinepech en moest zich verder door Boot la
ten gangmaken. C. Wals kon vaak het tempo
niet volgen en werd dan ook in alle manches
de hekkensluiter.
De uitslagen luiden:
Sprintwedstrijd voor amateurs en onafhan
kelijken over 2 ronden (800 M.) De nos. 1 en 2
komen in de demi-finale.
Ie serie: 1. B. Leene, 2. J. Meyer.
2e serie: 1. Pronk, 2. Buchly.
3e serie: 1. Beukers, 2. Slootweg.
4e serie: 1. Duin, 2. Koning.
Ie Demi-finale: 1. B. Leene (13 sec.), 2. S.
Duin, n.g. Buchly en Slootweg.
2e Demi-finale: 1. Beukers (12 4/5 sec.), 2.
J. Meyer, n.g. Pronk en Koning.
Finale: 1. B. Leene (13 sec.), 2. Duin en 3.
Meyer, 4. Beukers niet gestart.
Sprintwedstrijd voor profs, over 2 ronden
(800 M.) te rijden in 6 matches a deux. De nos
1 krijgen 1 punt, de nos 2 krijgen 2 punten.
le Rit: 1. v. Egmond (12 3/5); 2. v. d. Heuvel.
2e Rit: 1. v. Vliet (14 sec); 2. G. Leene w.)
3e Rit: 1. v. Egmond (121/5 sec); 2. G. Leene
4e Rit: 1. A. v. Vliet (121/5 sec); 2. v.d.
Heuvel.
5e Rit: 1. v.d. Heuvel (14 sec.); 2. G. Leene.
6e Rit: 1. A. v. Vliet (114/5 sec.); 2. van
Egmond.
Totaaluitslag: 1. A. van Vliet, 1 en 1 enl is
3 punten; 2. van Egmond 1 en 1 en 2 is 4 pun
ten; 3. v.d. Heuvel 2 en 2 en 1 is 5 punt en 4
G. Leene 2 en 2 en 2 is 6 pnt.
Wedstrijd achter groote motoren over 80 K.M
te rijden in 3 manches van resp. 25, 25 en 30
K.M., tusschen Alkema achter Ceurremans;
Manera achter Manera Sr.; Sérès achter Sérès
Sr.; Snoek achter Wiersma en C. Wals achter
Kaser.
le manche: 1. Snoek in 20 min. 5 sec; 2. Ma
nera op 200 meter; 3. Alkema op 300 meter; 4.
Sérès op 370 meter en 5. C. Wals op 1 ronde en
140 meter.
2e manche: 1. Manera in 20 min. 4 sec; 2.
Snoek op 110 meter; 3. Alkema 320 meter; 4
Sérès op 330 meter; 5. C. Wals op 3 ronden en
24o meter.
3e manche: 1. Manera in 24 min. 113/5 sec;
2. Alkema op 40 meter; 3. Snoek op 100 meter;
4 Sérès op 190 meter en 5. C. Wals op 360 M.
Totaal-uitslag: 1 Manera, 4 pnt; 2. Snoek, 6
pnt; 3. Alkema, 8 pnt; 4. Sérès, 12 pnt. en 5.
C. Wals, 15 pnt.
Punten wedstrijd voor profs, over 10 ronden.
1. Arie van Vliet, 8 pnt; 2. v.d. Heuvel, 13
pnt; 3. Jac. v. Egmond, 14 pnt. en 4. G. Leene
15 pnt.
Bij de in de Deensche hoofdstad gehouden
wielerwedstrijden om den Grooten Prijs van
Kopenhagen slaagde onze landgenoot van der
Vijver er in achter den Franschman Georget
de tweede plaats te bezetten.
De uitslagen waren:
Eerste demi-finale: 1. Georget, 2. Voss, 3
Benzon. Tweede demi-finale: 1. v. d. Vijver,
2. Baumann, 3. Pedersen. Derde demi-finale:
1. Collard, 2. Gene, 3. Eriksen. Vierde demi
finale: 1. Nielsen, 2. Kinnle, 3. Brask Andersen.
Finale: eerste rit: 1. v. d. Vijver, 2. Nielsen,
3. Collard. Tweede rit: 1. Georget, 2. v. d. Vij
ver, 3. Collard. Derde rit: 1. Georget, 2. Col
lard, 3. Nielsen. Vierde rit: 1. Nielsen, 2. Geor
get, 3. v. d. Vijver. Om de tweede en derde
plaats: 1. v. d. Vijver, 2. Nielsen.
Einduitslag: 1. Georget (Frankrijk); 2. v. d.
Vijver (Holland); 3. Nielsen (Denemarken);' 4,
Collard (België).
Slechts 42 renners vertrokken Zondag uit
Stuttgart voor de zevende étappe van de ron
de van Duitschland naar Frankfurt a. d. Main.
Zoo had de Italiaan Dizzi o.m. den strijd ge
staakt.
Voor de eerste maal heeft een buitenlander
een overwinning in de étappe behaald. Het was
de Belg Caluwe, die met 25 seconden voorsprong
voor Geyer en den Deen Petersen als eerste te
Frankfort aankwam.
De warme weersomstandigheden en het heu
velachtige traject stelden zware eischen aan de
renners. Vijftien kilometers voor de finish trok
de Caluwe er alleen tusschen uit. Alleen Geyer
en Petersen konden het tempo van den Belg
eenigermate bijhouden.
De uitslag dezer étappe was:
StuttgartFrankfort a. d. Main (228 K.M.)
1. de Caluwe 6 uur 37 min.; 2. Geyer 6 uur 37
min. 25 sec.; 3. Petersen 6 uur 38 min. 30 sec
4. Gabard (Frankrtik) 6 uur 43 min. 10 sec.; 5
Kijewski zelfden tijd; 6. Bautz 6 uur 44 min. 15
sec.; 7. Hauswald. 8. Weckerling 9. Thierbach
10. Wirz, 6 uur 46 min. 59 sec.
Algemeen klassement. 1. Weckerling 56 uur 42
min. 22 sec.; 2. Geyer 56 uur 50 min. 34 sec.;
3. Diederichs 56 uur 50 min. 48 sec.; 4. Roth 56
uur 53 min. 19 sec.; 5. Bautz 56 uur 54 min. 13
sec.; 7. Thierbach 56 uur 55 min. 52 sec.; 8. de
Caluwe 57 uur 6 min. 28 sec.
De familieraad was in gewichtige confe
rentie bijeen.
De schoonvader, de schoonmoeder, de
vinnige, dus ongetrouwde zuster van mevrouws
zijde, de vader en de moeder bespraken in den
breede het oeroude probleem: het kind.
De zitting had een nogal stormachtig verloop;
de meeningen bleken al te zeer uiteen te liggen.
De schoonvader, tegelijk dus ook vader en groot
vader, had een ernstig feit naar voren gebracht:
Kareltje, het probleem in een nader omschre
ven vorm, had opa's gekoesterde barnsteenen
pijp in een onbewaakt oogenblik verwoest. „Hij
heeft een flinken draai om z'n ooren verdiend,"
was opa wreed van meening.
„Om ieder één," vulden vader en zoon wraak
zuchtig aan.
„Als jelui zoo iets durven, beulen!" snerpte
de tante en zuster. „Jelui denkt gevoelloos al
leen aan een gevoelige vergelding en vergeet de
ontstellende gevolgen, welke zooiets op het ge-
voelscomplex van 't kind zou kunnen hebben."
„Ik steun mijn meening op praktijk en uit
spraken der wijzen," antwoordde opa, die wist
dat er nu geredeneerd moest worden met zijn
dochter.
„Och, vroeger," antwoordde smalend tante
Therèse, die Trees geheeten had vóór haar
emancipatie.
„Juist vroeger," zei pa, „toen begreep een jon
gen dat de pijn van een paar draaien om zijn
ooren niet in evenredigheid waren met het ge
not, dat een dergelijk vergrijp voor hem ople
verde, of om het practisch te zeggen: een jon
gen snapte bliksems goed, dat hij beter wat
anders kon uithalen dan iets waarvan hij wist
dat hij er gevoelig voor zou moeten boeten."
„Men moet niet op ieder slakje zooveel zout
leggen," merkte de oma op, „die pijp is nu een
maal kapot en ik vond 'm vervelend worden."
„Juist, maar mijn nieuwe hoed, waarin hij de
strooppot heeft omgekeerd, was heelemaal nog
niet vervelend," gromde de vader.
„Waren jelui zoo geweldig braaf vroeger?"
informeerde de moeder, niet zonder bijbedoeling.
„Dat heeft hier niets mee te maken, 'tls nu
eens dit en dan weer dat. Dien jongen moeten
zijn streken worden afgeleerd voor zijn eigen
bestwil en onze rust," hield de vader vol.
„Ja, en daarom willen Jelui slaan, telkens weer
zoo'n onvolgroeid wezen kastijden in een mate,
welke zijn begripscomplex absoluut niet verwer
ken noch waardeeren kan," oreerde tante.
„Dachten jelui nu werkelijk, dat de psyeno-
analyse geen enkele reden van bestaan had?
Ik eisch dat deze zaak eerst psychologisch, phy-
sisch en paedagogisch wordt onderzocht vóór er
beslissingen worden genomen."
„Dan is het geval verjaard," wees opa af.
„Geef haar maar haar zin, er zijn nog veel
meer andere feiten tegen dien tijd te berech
ten," zei de vader, overtuigd van de onverbeter
lijkheid van zijn eenigen zoon.
Terwille van den algemeenen vrede zou tante
Therèse het probleem tot in onderdeelen nauw
keurig nader bestudeeren.
Na vier maanden vergaderde de familieraad
opnieuw en tante bleek het geval te hebben on
derzocht tot zelfs op het terrein der erfelijke
belasting en een ingeboren sadistischen aanleg.
Het geheele verschijnsel der kwajongensstreken
bleek te berusten op het probleem der licha
melijke en geestelijke gesteldheid. Dus moest
een arts zich met het geval bezighouden en de
•aanleidende oorzaken bij Kareltje onderzoeken
en zijn totale hersencomplex analiseeren. Onder
voorlichting van tante bleek uit het nader in-
gediend medisch rapport, dat het kind aan al
zijn vergrijpen in het geheel geen schuld droeg,
doch deze gezocht moesten worden bp den va
der en de moeder. Door zijn heerschers-natuur
en een gevoelloosheid kenmerkende opvattingen
werd het zelfbewustzijn van Kareltje ernstig be
nadeeld en zijn psyche zoodanig misleid, dat een
minderwaardigheidscomplex en nog veel meer
andere onaardige complexen daar het gevolg
van moesten worden. Maar de moeder droeg ook
schuld, haar zachtheid en berusting, haar ge
brek aan inzicht in karakterontleding en het
nalaten van een dagelijksche, aandachtige be
studeering van haar kind, hadden op de vor
ming van het gevoelscomplex en aanverwante
neigingen van 't
kind een demo- i
„Als ik de zaak
dus goed bekijk,"
concludeerde i
vader, „hadden
wij, zijn moeder en ik, in zijn voordeel beter
niet geboren kunnen worden. Het spijt me ge
weldig, dat ik er nochtans ben en dus zal ik
hem alsnog zijn twee achterstallige oorvegen
overhandigen."
Opa grijnsde, waarop de dames heftigst pro
testeerden. Afgezien van de meerderheid van
stemmen in den familieraad, zouden de vrouwe
lijke leden toch haar zin gekregen hebben en er
werd derhalve besloten, dat ieder Kareltje een
geschenk zou geven.
Tante had namelijk ontdekt, dat een derge
lijke vergelding van het kwaad op „het" kind
het effect zou hebben van een verteederd ge
moed, een heftig natuurlijk berouw en volko
men verloren gaan van alle aantrekkelijkheid
van het kwaad. Dus kreeg Kareltje van opa, die
niet anders kon, een spoortrein en van vader
een auto, oma verraste den kleine met een lees
boek met de platen in prachtige kleuren, moe
der gaf een groote houten poppenkast met toe-
behooren en tante een doos met timmer-, snij-
en hakgereedschap. Deze beide laatste geschen
ken waren, volgens tantes uitspraak, het meest
bevorderlijk voor de vrije ontwikkeling en ont
plooiing van Kareltjes fantasie en sluimerend
intellect.
Toen Kareltje bedremmeld stond te kijken
naar al die onverwachte geschenken, zei tante:
„Laten we onzen lieven jongen nu wat alleen;
hij went beter aan zijn speelgoed, als hij er al
leen mee is en niet op de vingers wordt gezien."
De familie, die Kareltje in gezamenlijk over
leg zoo voortreffelijk trachtte op te voeden, trok
zich derhalve terug. Doch na een uurtje niets
van Kareltje te hebben gehoord of gezien, ble
ken ook zij toch zwakke menschen, die nieuws
gierig waren naar het effect van hun wijs sys
teem en uitgekiende paedagogie.
Op hun teenen gingen zij naar Kareltje's kin
derkamer en openden zachtjes de deur.
In een hoek lagen over en door elkander het
boek, de spoortrein, de auto, de poppenkast en
het gereedschap. Maar op tafel lagen een paar
prachtig gekleurde platen uit het boek ge
scheurd, welke als model dienden voor het in
gewikkeld patroon van een costuum voor Jan
Klaassen uit de poppenkast.
Kareltje zat vóór de tafel en knipte met een
ongelooflijk ernstig gezicht het model na, met
een schaar uit tante's gereedschapsdoos, uit een
groot stuk overgordijn, dat hij van het raam
had losgerukt.
(Nadruk verboden)
Op het Scheveningsche Kurhaus-terras werd
het nationale degenkampioenschap verschermd,
waarbij W. Driebergen den titel veroverde.
De uitslagwas: 1. en kampioen: W. Driebergen
met 1 gew. part., 23 punten, 17 ontv. en 37 geg.
treffers; 2. Weber met 10-20-20-34; 3. Kunze
met 9-18-24-35; 4. van Wieringen met 9-18-25-
33; 5. van Hoorn met 8-16-27-34; 6. Mayer met
7-15-28-31; 7. Götz met 7-14-30-23; 8. de Leeuw
met 7-14-31-25; 9. Jole met 7-14-32-28; 10. van
der Voodt met 6-12-29-22; 11. Los met 6-12-32-
29; 12. Hessink met 6-12-33-27; 13. van der
Horst met 5-10-30-23; 14. van Hulzen met 4-
8-33-25; en 15. Swaan met 2-4-37-19.
Het rook hier heerlijk. Stan en Pol gingen zitten bij een ta
feltje vlak naast het buffet. Een dienster zette af en toe een
schoteltje met lekkers neer en van deze gelegenheid maakten
beiden gebruik om er dan vlug wat af te snoepen. De juffrouw
keek erg verbaasd toen ze zag dat alle klontjes suiker die bi)
een kopje koffie hoorden, verdwenen waren.
Aan een tafeltje zat een oud heertje en een moeder met haar Toen het jongetje een slok uit zijn glas wilde nemen, be-
zoontje. Het heertje had juist een slok genomen van zijn glas merkte hij dat het bier was. „Kijk eens moeder, mijn glas melk
bier en net toen hij rondkeek, verwisselde Stan zijn glas met is bier geworden!" De moeder nam het glas, keek er in en proef-
dat van het jongetje, waarin karnemelk was, de eens, ja het was bier. „Hier kwajongen, ik zal je leeren bier
te drinken," en klets! kreeg de jongen een draai om zijn ooren.
Heeren-enkelspel: de Brauw—Hughan 61,
46, 26; Barteldsvan Olst 26, 36; Vin-
kenburgvan Swol 16, 16.
Dames-enkelspel: mej. v. d. Horstmevr. v.
d. Heyden 60, 60; mej. Duboismej. To
nus 36, 57.
Gemengd dubbelspel: mej. v. d. Horst en
Barteldsmej. Jurrema en van Swol 36, 68;
mej. Dubois en Vinkenborgmej. Tonus en v.
d. Heyden 16, 36.
Heerendubbelspel: de Brauw en Bartelds
van Swol en van Olst 62, 46, 46; v. d.
Kamer en Vinkenbergv. d. Heyden en van
Gulick 2—6, 3—6.
Dames-dubbelspel: mej. v. d. Horst en mej.
Duboismej. Jurrema en mevr. Straub 62,
2—6, 7—5.
Heeren enkelspel: Rinkel verliest van Nieu-
wenhuizen 1412, 36, 46; Th. Dreesmann
slaat Uhlenbeck 62, 16, 7—5; B. van Erk
slaat Fitsen 62, 63.
Dames enkelspel: mej. Mechel verl. van mej.
van Lindonk 68, 26; mej. A. Knottenbelt
slaat mevr. van Steenbergen 46, 75, 63.
Gemengd dubbelspel: mej. Knottenbelt en
Rinkel slaan mej. van Lindonk en Uhlenbeck
61, 64; mej. Mechel en Bensdorp verliezen
van mej. de Quant en Brandsma 68, 64,
2—6.
Heerendubbelspel: Dreesmann en Rinkel ver
liezen van Nieuwenhuizen en Uhlenbeck 911,
86, 36; Bensdorp en van Erk verliezen van
Brandsma en Fitsen 46, 63, 26.
Dames dubbelspel: mej. Knottenbelt en mej.
Mechel slaan mej. de Quant en mevr. v. Steen
bergen 63, 75.
gd>
(.%wr Sinds, waar u den watertoren boven de
vX uitsteken, splitst zich onze weg;
haar 't slot Hallstein, links naar mijn doel,
^hbach."
j^h met het gebruinde, pokdalige gelaat,
y'*1 br.<!t de hand in de aangewezen richting.
h<w Seleider knikte slechts begrijpend met
C®itW
V Seh Wamen vanuit de stad, waar zij elkan-
'J®k> c! r',eI toevallig ontmoet hadden en waar
viif denzelfden weg moesten hebben.
A Pokdalige was een man van ongeveer
V iïim' maar nog 'n breede, gespierde ge-
veerkrachtigen tred; de zwarte oogen
U k0®hrustig rond en priemden hun steke-
V Hii n klik door alles wat hun verdacht
''v' ka rnoes*' 'n man zÜn met 'n hard en
L:5 Van 'hkter, toegankelijk voor iedere opwel-
den en haat, hoewel z'n kleeding in
eerzamen landbouwer of den gemoe-
ehtenier van buiten verried. Hjj had
zich voorgesteld als Fritz Langhalm, bewoner
van villa Ambach. De ander scheen een vreem
deling te zijn, 'n buitenlander. Z'n colbert was
van elegante snit, de zware bruine schoenen
en de stroohoed met breeden rand gaven hem
iets Amerikaansch. Hij was glad geschoren, het
kleine snorretje coquet naar boven gekruld;
z'n blik was aarzelend en rustte steeds naast
het punt dat z'n aandacht getrokken had, als
was hij bang, dat 'n open blik veel, heel veel zou
kunnen verraden. Hij was niet groot van postuur,
maar vlug en lenig in z'n bewegingen. Hfj sprak
weinig, 't meest nog met 'n enkel gebaar, om
z'n metgezel rustig aan het woord te laten. Hij
had zich Wilhelm Kohier genoemd, zonder zich
echter uit te laten omtrent z'n beroep of 't doel
van zijn reis naar slot Hallstein.
Op een toon die slechts matig belangstelling
aan den dag legde, vroeg hij:
„Hoever is 't nog naar Hallstein?"
„Tien minuten. Langer zeker niet! U bent
zeker familie van de bewoners en gaat hun een
visite maken?"
„Ik ken hen heelemaal niet."
„Zoo?"
Langhalm wierp een onderzoekenden blik
terzijde. Het kwam hem verdacht voor, dat
iemand een verre reis deed om slot Hallstein te
bezoeken, zonder den eigenaar ook maar te ken
nen. Wat wilde hij dan op Hallstein? Hij sprak
echter deze gedachte niet uit.
„U kent dus geen van beiden?"
„Neen."
Köhler's oogen dwaalden over de boomkrui
nen, terwijl Langhalm zijn blik trachtte te ont-
moeten, om daarin te lezen, wat diens mond
verzweeg. Het gelukte hem niet.
„Jammer, dat u hen niet kent," ging Lang
halm verder. „Alleraardigste lui! Mevrouw Mary
Hallstein is 'n lief mensch; 'n knappe vrouw.
Ze moet 'n vrouw vol temperament geweest
zijn.... Zuidelijk bloed! Men zegt, dat haar
schoonheid veel mannen ongelukkig gemaakt
heeft. Ik weet 't natuurlijk niet. De menschen
praten zooveel. Ik weet enkel dat zij een Brazi-
liaansche is, en dat haar echtgenoot eveneens
uit Brazilië komt."
Wilhelm Kohier scheen hem nauwelijks te
hooren; hij vroeg niet verder, doch z'n oogen
zweefden langs den boschweg, als zochten ze de
hel kleurige bloemen op het donkere mos.
„Ook hij is een prachtkerel! 'n Reus, maar.
maarmaar.eh.ik geloof, dat 't u niet
erg interesseert."
„Vertelt u verder; ik hoor ieder woord," ant
woordde Kohier, terwijl hij met 'n nijdigen slag
van z'n zwiependen stok 'n paar bloemen van
hun stengel sloeg.
„Hij is nog nooit buiten 't slot geweest en
toch wonen ze al zoowat tien jaar in dezen
eenzamen hoek. Nooit komen ze in de stad, nim
mer ontvangen ze bezoek. Het heeft er waar
achtig veel van, of Hallstein voor hen een schuil
plaats is. Ik geef toe, ieder mensch heeft z'n
eigenaardigheden, ongetwijfeld! Maar de men
schen beginnen zoo gauw praatjes rond te
strooien. Ik ben er al lang aan gewend, maar
toch kan ik nog maar niet begrijpen, hoe
iemand zich la deze eenzaamheid levend Wh
begraven. Er komen ook nooit logé's op Hallstein.
U bent vast de eerste!"
„Ik kom niet als logé."
„U gaat toch naar Hallstein?"
„Mijn" doel is het buitengoed zelf, niet de be
woners."
„Aha, zit 't zoo. 'n Mooie buitenplaats....
prachtige parken! Maar.... doch wat kan 't me
eigenlijk ook schelen. U zult er wel niet lang
blijven en dat is ook maar beter. Gasten wor
den op Hallstein nooit met open armen ontvan
gen. Daarom weten de menschen hier ook zoo
veel te vertellen. Doch dat schijnt nu eenmaal
in 's menschen aard te liggen. Als ze iets niet
kunnen verklaren en er komt daar dan nog 'n
tikje geheimzinnigheid bij, dan slaan ze aan
't phantaseeren en komen de tongen los. Ik zal
daar verder maar niets meer van zeggen. U
bent genoeg man van de wereld om zelf te
onderscheiden wat verzinsel en wat werkelijk
heid is."
Nu keek Wilhelm Kohier zijn metgezel recht
in de oogen en vroeg:
„Maar wat weten de menschen dan toch alle
maal wel te vertellen?"
Langhalm keek hem nu met nog meer wan
trouwen aan, toen hij antwoordde:
„Niet veel fraai's! U kent de bewoners van
Hallstein nog niet, daarom is 't misschien wen-
schelijk, dat u er iets meer van verneemt. Bloed,
m'n waarde.... bloed! Dat zou de beide men
schen in deze verlaten streek gedreven hebben.
Mevrouw Mary zou in Brazilië haar verloofde
vergiftigd hebben, na hem eerst z'n fortuin
afhandig gemaakt te hebben. Kort daarop moet
zij met haar tegenwoordigen echtgenoot in 't
huwelijk getreden zijn."
„Maar is nu met zekerheid bekend, dat haar
verloofde werkelijk dood is?"
„Een eigenaardige vraag; inderdaad, 'n zeer
eigenaardige vraag!"
Langhalm bleef staan en nam den ander
onbewust bij den arm, zoodat ze nu vlak tegen
over elkander stonden. Het scheen, als trachtte
hij nogmaals iets in Köhler's oogen te lezen, doch
deze dwaalden onbestemd en vaag over zijn
hoofd heen.
„Natuurlijk is hij dood! Maar toch, 't blijft
een merkwaardige Vraag. En u kent de Hallsteins
niet. Tenminste, dat geeft u voor. Waarom zou
die jonge man eigenlijk niet dood zijn? Natuur
lijk durf ik niet beweren, dat mevrouw Mary
hem vergiftigd heeft. Neen, dat zeker niet!"
Kohier liet 'n dof gebrom hooren, iets dat
klonk als 'n kort hoonlachje en als in 'n op
welling van ontembare woede riep hij:
„Neen, neen! Zij kan haar verloofde ook op
'n andere wijze onschadelijk gemaakt hebben.
Misschien wel verdronken, of verraden aan een
rooversbende. Wat weten wij er eigenlijk van?"
Bij deze kort afgebeten, nijdige woorden
duwde Köhler den man tegenover hem ruw
opzij en ging verder.
Langhalm staarde hem hoofdschuddend na.
Ook hij zweeg nu, vervuld van ernstige ge
dachten.
„Wie was de vreemdeling toch? Wat voerde
hij in z'n schild? Wat wilde hij op Hallstein?"
Zwijgend wandelden zij weer naast elkaar ver
der, over den yerlaten boschweg. Verstolen
gluurde Langhalm zoo nu en dan naar Köhler
op, als trachtte hij dezen ongemerkt te bespie
den. Zijn pokdalig gelaat was verstard in 'n
grimmige plooi, terwijl nu en dan iets duivel
achtigs glinsterde in z'n koolzwarte oogen.
Eindelijk nam Langhalm het gesprek weer op:
„Mevrouw Hallstein is nog 'n knappe vrouw.
Niemand zal dat kunnen ontkennen. En wat
die praatjes betreft, welk verstandig mensch zal
ze gelooven? Haat, afgunst en onverstand zijn
de factoren, die de hoofdrollen spelen in al
dat gezwets."
Zonder op te zien antwoordde Köhler:
„U hebt gelijk! Misschien heeft die bekoor
lijke vrouw Brazilië nooit gezien. Wat gaat t
ons eigenlijk aan? En al had zij haar verloofde
vermoord of vergiftigd, wat hebben wij daarmee
te maken?"
„O, ik ben er vast van overtuigd, dat er geen
woord van waar is. Maar zij komt uit Brazilië,
dat weet ik. En 't merkwaardige is, dat ook 'n
naam gefluisterd wordt. Die verloofde zou ge
heeten hebben, Emilio Alvarez; of iets derge
lijks."
„Emilio Alvarez," herhaalde Köhler mompe
lend. „Een romantische naam! Als die man even
interessant geweest is als z'n naam, dan had
Mary Hallstein hem toch niet zoo mogen be
handelen."
Köhler sprak deze woorden op 'n rustigen
toon, alsof hij maar weinig belang stelde in alles
wat Emilio Alvarez betrof.
.(Wordt vervolgd)