Sïdvcdaal van den dag De avonturen van Stan en Pol öe jonge Braspenninx veroverde den titel in een uitstekende race GEWACHT TOT HU DE KANS KREEG RAADSEL VAN AZEPOOT MAANDAG 14 JUNI 1937 WEGKAMPIOENSCHAPPEN TE VALKENBURG e Cauberg, het struikelblok voor verreweg het grootste deel der renners "raaie prestatie van de Hoog bij de amateurs Onverstandig En al die anderen? Generale repetitie MANERA WINT HET MOTOR NUMMER TE RIJSWIJK Hij hield 't niet Arie van Vliet slaat Jac. van Egmond VAN DER VIJVER TWEEDE TE KOPENHAGEN De wedstrijden om den Grand Prix SUCCES VAN DE CALUWE Zevende étappe van de ronde van Duitschland opvoedkunde vióederenden in" I De uitgekiende DRIEBERGEN NATIONAAL DEGENKAMPIOEN LAWNTENNIS HOOFDKLASSE N.L.T.B. RhijnauwenD.D.V. 28 SpiegelThor 55 R THEO BLANKENSEE b Het Nederlandsch kampioenschap °P den weg is dit jaar gewonnen door ^en renner, die naast zeer groote CaPaciteiten beschikt over een groote ^°sis intelligentie. De jonge Braspen- n,ruc, die zijn naam heeft gevoegd bij d'e vele andere op de eerelijst van N.W.U., heeft getoond behalve *'ln beenen, ook zijn hersens te kun- "en gebruiken, hij heeft verschillende 'PHen de verleiding weerstaan om er ^leen of in gezelschap van een ander Vahdoor te gaan, hij wachtte tot het ^ment daar was, dat hij zijn kans k'eeg om vervolgens die kans met ^ide handen te grijpen. al die andere renners, die trachtten er den wedstrijd vandoor te gaan, al die %wten' die zich °P een geseven moment zoo V* gevoelden, dat zij heel alleen probeerden herwinning te veroveren, die gingen op een Jeven moment ten gronde, omdat dit zware t, °°Urs het nu eenmaal niet tolereerde, dat dn '®nner alleen zijn krachten gaf en alleen Üj strijden tegen die vele anderen, die achter gezamenlijk den rit tot een goed einde •erde te brengen, q. Wanneer ooit het spreekwoord „eendracht te macht" heeft getoond een waar woord dan was het wel bij deze kampïoen- Hj &Pen van Nederland 1937, waar renners, lr> het peleton zaten, gemakkelijker een Nt,tempo konden blijven volhouden en inzin- te boven konden komen, dan zij, die voortjakkerden en alleen moesten vechten ijal de moeilijkheden, waarvoor zij kwamen 8taan. t^raspenninx was behalve één van de '"isten, de slimste. Hij eischte van zijn geen bovenmatige inspanningen, hij a®htte zich niet af te beulen door er alleen oor te gaan, hij zorgde nabij de leiders kijven in het groote peleton, het eerste °°te peleton, waar het goed rijden was. V Was onverstandig van een renner als van u*t om reeds na enkele ronden te pro- alleen een grooten voorsprong te ver- Het leek allemaal zoo mooi, de voor- ^roetde gestaag, maar aan den anderen 't, bloest van der Ruit alleen den Cauberg C°?st hij alleen al het mcteilijke werk doen, Ser geen enkele maal het wieltje van een rjr Pakken. Van der Ruit kon den kop niet „.W Hij werd ingeloopen, hij kreeg een in- Vm? etl men hem slechts de verdienste V ehen de eerste te zijn geweest, die heeft Xtj en, die de groote groep renners uit elkaar y en deze onderverdeelde in kleinere groe- H.W'ke onderling weer streden met een on- 6 hevigheid, met een felheid, die wel óffers moest maken. 3^ talloos velen vielen er dan ook af. Pen kant van den weg zag men de v^ers zitten, die te uitgeput waren om voor de zooveelste maal, den Cau- t, °P te gaan, Of men kwam renners die rustig met de fiets aan de hand genoeg om mij te overwinnen? Stuyts bleek te zwak om tot het einde toe alleen in hoog tempo verder te rijden. Hij kreeg een tfk met den hamer, zooals dat heet, hij kreeg een geweldige inzinking, die hem niet alleen den voorsprong afnam, maar hem zelfs noodzaakte den strijd op te geven. Maar dat was voor andere renners nog geen waarschuwing. Want Brongers ging er vandoor, Brongers, die in zijn ééntje 48 se conden voorsprong nam. Met nog ongeveer vijf ronden te rijden. „Hij haalt 't" zei men aan den kant. Onmogelijk luidde het antwoord van hen, die de macht van den, Cauberg kenden. En ook Brongers ging ten onder. En zelfs Valentijn, die twee ronden voor het einde demarreerde en een voorsprong nam. Met de finish in zicht kon de sterke Valentijn Jr. zijn voorsprong niet behouden. Ook hier deed de Cauberg zijn werk, ook hier werd Valentijn het slachtoffer van zijn bovenmatige inspan ning. Het peleton slokte hem nog voordat de laatste ronde inging, op en even later verdween Valentijn zelfs van het plan, omdat zijn ver snellingsapparaat den geest gaf en hem verder rijden belette. Zoo stoven zes renners op de eindstreep af, zes renners, waarvan er zich in de laatste Kilo meters zich weer twee afscheidden, namelijk Verveer en Johny Braspenninx. En het was „den jongen Bras", de renner, die zich het rus tigste had gehouden, die practisch steeds een afwachtende houding had aangenomen, die op de laatste honderd meter van de 182 Kilometer zijn kans zag. Met een onweerstaanbare eind spurt liet hij Verveer meters achter zich. Braspenninx was kampioen der profs en kampioen van alle categorieën op den weg en in triomph werd hij naar de eindstreep gedragen om daar door den secretaris van de N.W.U. te worden gehuldigd, om daar van den heer Adrian, het oudste aanwezige bestuurslid van de N.W.U., de kampioens trui te ontvangen. En al die anderen? zult ge onwillekeurig vra gen. Al die anderen? Middelkamp, Piet van Nek, van der Ruit, Valentijn, van Schendel, van Am sterdam of hoe al die grootheden nog meer mo gen heeten? Zij reden de course niet uit. Zij bleken niet in staat den Cauberg 19 maal te ne men, den heuvel, die gedurende één Kilometer ongeveer 60 meter stijgt. Maar zij konden een voorbeeld nemen aan den kampioen der ama teurs, aan de Hoog, aan den kampioen der on- afhankelijken Theuns en vooral ook aan den kampioen der veteranen, den ouden Braspen ninx, den vader van Johny Braspenninx! De Hoog, tot nu toe een onbekend renner, reed met een gemak, waarvan iedereen versteld stond, den heuvel over, elke ronde weer. Het vorige jaar was hij nog nieuweling, ditmaal had hfj zich laten noteeren voor de categorie der amateurs, ditmaal had hij alles erop gezet den titel van kampioen der amateurs te behalen. En het was niet gemakkelijk voor hem. De Hoog's familie leeft in niet al te gunstige finan- cieele omstandigheden, de jongen was verplicht op de fiets van Amsterdam naar Valkenburg te gaan om daar deel te kunnen nemen aan de Nederlandsche kampioenschappen. En ondanks deze geweldige inspanning, beklom hij negentien achtereenvolgende malen den Cauberg met een gemak, een Middelkamp, een van Schendel en een van der Ruit tot voorbeeld strekkend. Zonder verzorger, zonder eenige hulp won de Hoog het kampioenschap der amateurs en wan neer wü dit hier even memoreeren, dan is dit omdat deze volbloed-amateur verdient in het zonnetje te worden gezet, omdat deze kam pioen der kampioenen op deze wijze en in deze omstandigheden een prestatie heeft geleverd, die wij hooger aanslaan dan welke prestatie in dit kampioenschap ook. Deze Nederlandsche kampioenschappen waren een soort generale repetitie voor de wereldkam pioenschappen op den weg, die het volgende jaar op hetzelfde circuit zullen worden ver reden. Het was een geslaagde generale. De weg was zeer goed afgezet, de organi satie uitstekend en wanneer alles zoo goed geregeld is wannéér de buitenlandsche gas ten komen als dit jaar het geval was (en waarom zou dat niet?) dan leggen zoowel Nederland in 't algemeen en Valkenburg in het bijzonder veel eer in met de wereld kampioenschappen 1938! Die, naar wij hopen, een even groot spor tief succes zullen opleveren als de Neder landsche kampioenschappen 1937! handelden en tegen elkaar zeiden: v k beulswerk, dat kunnen we niet bol- a®h." (Sar bet was niet alleen van der Ruit, die Wndig was- Toen er ongeveer de helft 1 aantal af te leggen kilometers verreden V hef8® men Stuyts en van der Star alleen ®t hoofd, later bleef Stuyts nog slechts |jy ^atlt van der Star had ergens op den 't8 ih8*1 een straat bij te hevig remmen zijn .gruizelementen gereden en zag zoo een Sans voorbij gaan. ijjl zat Stuyts voorop, heelemaal alleen. 's a 'sProng bedroeg op een gegeven moment VXt belv® minuut. En deze anderhalve t,At houden voldoende geweest zijn, indien V6 q 'cours dien Cauberg maar niet bij elke 'Nig 'enners weer had geknauwd, niet tel geer had gezegd: „Zijt ge nog sterk Ondanks het prachtige zomerweer en het goede programma, trokken de wielerwedstrijden op het Rijswijksche Hout slechts matige be langstelling. Begonnen werd met een sprint wedstrijd voor amateurs en onafhankelijken, welke een fraaie zege bracht voor B. Leene, die S. Duin en Meyer in de finale klopte. Ook Beukers had zich in de finale geplaatst, doch verscheen te laat aan start en werd aldus vierde. In den sprintwedstrijd voor profs, toonden van Egmond en van Vliet zich een klasse beter dan v. d. Heuvel en G. Leene. Laatstgenoemde viel in voor den Amsterdammer v. d. Linden, die bij een val op de Stadionbaan te Amsterdam zijn pols had gebroken. Zoowel van Vliet als van Egmond wonnen twee ritten, zoodat de rit van Vlietvan Egmond de beslissing moest brengen. Op gedecideerde wijze klopte de oud amateur-wereldkampioen Jac. van Egmond, met den fraaien tijd van 11 4/5 over de laatste 200 Meter. De klassementswedstrijd voor profs, was veel minder van gehalte, aangezien de renners zich niet gaven. Het motornummer werd door den zeer goed rijdenden Italiaan Manera gewonnen vóór Snoek die op een zeer fraaie wijze de tweede plaats bezette. De nationale kampioen Alkema was niet bij zonder op dreef en moest zich met de derde plaats tevreden stellen. De jonge Franschman Sérès, gegangmaakt door zijn vader, was niet fortuinlijk en kreeg in de tweede manche ma chinepech en moest zich verder door Boot la ten gangmaken. C. Wals kon vaak het tempo niet volgen en werd dan ook in alle manches de hekkensluiter. De uitslagen luiden: Sprintwedstrijd voor amateurs en onafhan kelijken over 2 ronden (800 M.) De nos. 1 en 2 komen in de demi-finale. Ie serie: 1. B. Leene, 2. J. Meyer. 2e serie: 1. Pronk, 2. Buchly. 3e serie: 1. Beukers, 2. Slootweg. 4e serie: 1. Duin, 2. Koning. Ie Demi-finale: 1. B. Leene (13 sec.), 2. S. Duin, n.g. Buchly en Slootweg. 2e Demi-finale: 1. Beukers (12 4/5 sec.), 2. J. Meyer, n.g. Pronk en Koning. Finale: 1. B. Leene (13 sec.), 2. Duin en 3. Meyer, 4. Beukers niet gestart. Sprintwedstrijd voor profs, over 2 ronden (800 M.) te rijden in 6 matches a deux. De nos 1 krijgen 1 punt, de nos 2 krijgen 2 punten. le Rit: 1. v. Egmond (12 3/5); 2. v. d. Heuvel. 2e Rit: 1. v. Vliet (14 sec); 2. G. Leene w.) 3e Rit: 1. v. Egmond (121/5 sec); 2. G. Leene 4e Rit: 1. A. v. Vliet (121/5 sec); 2. v.d. Heuvel. 5e Rit: 1. v.d. Heuvel (14 sec.); 2. G. Leene. 6e Rit: 1. A. v. Vliet (114/5 sec.); 2. van Egmond. Totaaluitslag: 1. A. van Vliet, 1 en 1 enl is 3 punten; 2. van Egmond 1 en 1 en 2 is 4 pun ten; 3. v.d. Heuvel 2 en 2 en 1 is 5 punt en 4 G. Leene 2 en 2 en 2 is 6 pnt. Wedstrijd achter groote motoren over 80 K.M te rijden in 3 manches van resp. 25, 25 en 30 K.M., tusschen Alkema achter Ceurremans; Manera achter Manera Sr.; Sérès achter Sérès Sr.; Snoek achter Wiersma en C. Wals achter Kaser. le manche: 1. Snoek in 20 min. 5 sec; 2. Ma nera op 200 meter; 3. Alkema op 300 meter; 4. Sérès op 370 meter en 5. C. Wals op 1 ronde en 140 meter. 2e manche: 1. Manera in 20 min. 4 sec; 2. Snoek op 110 meter; 3. Alkema 320 meter; 4 Sérès op 330 meter; 5. C. Wals op 3 ronden en 24o meter. 3e manche: 1. Manera in 24 min. 113/5 sec; 2. Alkema op 40 meter; 3. Snoek op 100 meter; 4 Sérès op 190 meter en 5. C. Wals op 360 M. Totaal-uitslag: 1 Manera, 4 pnt; 2. Snoek, 6 pnt; 3. Alkema, 8 pnt; 4. Sérès, 12 pnt. en 5. C. Wals, 15 pnt. Punten wedstrijd voor profs, over 10 ronden. 1. Arie van Vliet, 8 pnt; 2. v.d. Heuvel, 13 pnt; 3. Jac. v. Egmond, 14 pnt. en 4. G. Leene 15 pnt. Bij de in de Deensche hoofdstad gehouden wielerwedstrijden om den Grooten Prijs van Kopenhagen slaagde onze landgenoot van der Vijver er in achter den Franschman Georget de tweede plaats te bezetten. De uitslagen waren: Eerste demi-finale: 1. Georget, 2. Voss, 3 Benzon. Tweede demi-finale: 1. v. d. Vijver, 2. Baumann, 3. Pedersen. Derde demi-finale: 1. Collard, 2. Gene, 3. Eriksen. Vierde demi finale: 1. Nielsen, 2. Kinnle, 3. Brask Andersen. Finale: eerste rit: 1. v. d. Vijver, 2. Nielsen, 3. Collard. Tweede rit: 1. Georget, 2. v. d. Vij ver, 3. Collard. Derde rit: 1. Georget, 2. Col lard, 3. Nielsen. Vierde rit: 1. Nielsen, 2. Geor get, 3. v. d. Vijver. Om de tweede en derde plaats: 1. v. d. Vijver, 2. Nielsen. Einduitslag: 1. Georget (Frankrijk); 2. v. d. Vijver (Holland); 3. Nielsen (Denemarken);' 4, Collard (België). Slechts 42 renners vertrokken Zondag uit Stuttgart voor de zevende étappe van de ron de van Duitschland naar Frankfurt a. d. Main. Zoo had de Italiaan Dizzi o.m. den strijd ge staakt. Voor de eerste maal heeft een buitenlander een overwinning in de étappe behaald. Het was de Belg Caluwe, die met 25 seconden voorsprong voor Geyer en den Deen Petersen als eerste te Frankfort aankwam. De warme weersomstandigheden en het heu velachtige traject stelden zware eischen aan de renners. Vijftien kilometers voor de finish trok de Caluwe er alleen tusschen uit. Alleen Geyer en Petersen konden het tempo van den Belg eenigermate bijhouden. De uitslag dezer étappe was: StuttgartFrankfort a. d. Main (228 K.M.) 1. de Caluwe 6 uur 37 min.; 2. Geyer 6 uur 37 min. 25 sec.; 3. Petersen 6 uur 38 min. 30 sec 4. Gabard (Frankrtik) 6 uur 43 min. 10 sec.; 5 Kijewski zelfden tijd; 6. Bautz 6 uur 44 min. 15 sec.; 7. Hauswald. 8. Weckerling 9. Thierbach 10. Wirz, 6 uur 46 min. 59 sec. Algemeen klassement. 1. Weckerling 56 uur 42 min. 22 sec.; 2. Geyer 56 uur 50 min. 34 sec.; 3. Diederichs 56 uur 50 min. 48 sec.; 4. Roth 56 uur 53 min. 19 sec.; 5. Bautz 56 uur 54 min. 13 sec.; 7. Thierbach 56 uur 55 min. 52 sec.; 8. de Caluwe 57 uur 6 min. 28 sec. De familieraad was in gewichtige confe rentie bijeen. De schoonvader, de schoonmoeder, de vinnige, dus ongetrouwde zuster van mevrouws zijde, de vader en de moeder bespraken in den breede het oeroude probleem: het kind. De zitting had een nogal stormachtig verloop; de meeningen bleken al te zeer uiteen te liggen. De schoonvader, tegelijk dus ook vader en groot vader, had een ernstig feit naar voren gebracht: Kareltje, het probleem in een nader omschre ven vorm, had opa's gekoesterde barnsteenen pijp in een onbewaakt oogenblik verwoest. „Hij heeft een flinken draai om z'n ooren verdiend," was opa wreed van meening. „Om ieder één," vulden vader en zoon wraak zuchtig aan. „Als jelui zoo iets durven, beulen!" snerpte de tante en zuster. „Jelui denkt gevoelloos al leen aan een gevoelige vergelding en vergeet de ontstellende gevolgen, welke zooiets op het ge- voelscomplex van 't kind zou kunnen hebben." „Ik steun mijn meening op praktijk en uit spraken der wijzen," antwoordde opa, die wist dat er nu geredeneerd moest worden met zijn dochter. „Och, vroeger," antwoordde smalend tante Therèse, die Trees geheeten had vóór haar emancipatie. „Juist vroeger," zei pa, „toen begreep een jon gen dat de pijn van een paar draaien om zijn ooren niet in evenredigheid waren met het ge not, dat een dergelijk vergrijp voor hem ople verde, of om het practisch te zeggen: een jon gen snapte bliksems goed, dat hij beter wat anders kon uithalen dan iets waarvan hij wist dat hij er gevoelig voor zou moeten boeten." „Men moet niet op ieder slakje zooveel zout leggen," merkte de oma op, „die pijp is nu een maal kapot en ik vond 'm vervelend worden." „Juist, maar mijn nieuwe hoed, waarin hij de strooppot heeft omgekeerd, was heelemaal nog niet vervelend," gromde de vader. „Waren jelui zoo geweldig braaf vroeger?" informeerde de moeder, niet zonder bijbedoeling. „Dat heeft hier niets mee te maken, 'tls nu eens dit en dan weer dat. Dien jongen moeten zijn streken worden afgeleerd voor zijn eigen bestwil en onze rust," hield de vader vol. „Ja, en daarom willen Jelui slaan, telkens weer zoo'n onvolgroeid wezen kastijden in een mate, welke zijn begripscomplex absoluut niet verwer ken noch waardeeren kan," oreerde tante. „Dachten jelui nu werkelijk, dat de psyeno- analyse geen enkele reden van bestaan had? Ik eisch dat deze zaak eerst psychologisch, phy- sisch en paedagogisch wordt onderzocht vóór er beslissingen worden genomen." „Dan is het geval verjaard," wees opa af. „Geef haar maar haar zin, er zijn nog veel meer andere feiten tegen dien tijd te berech ten," zei de vader, overtuigd van de onverbeter lijkheid van zijn eenigen zoon. Terwille van den algemeenen vrede zou tante Therèse het probleem tot in onderdeelen nauw keurig nader bestudeeren. Na vier maanden vergaderde de familieraad opnieuw en tante bleek het geval te hebben on derzocht tot zelfs op het terrein der erfelijke belasting en een ingeboren sadistischen aanleg. Het geheele verschijnsel der kwajongensstreken bleek te berusten op het probleem der licha melijke en geestelijke gesteldheid. Dus moest een arts zich met het geval bezighouden en de •aanleidende oorzaken bij Kareltje onderzoeken en zijn totale hersencomplex analiseeren. Onder voorlichting van tante bleek uit het nader in- gediend medisch rapport, dat het kind aan al zijn vergrijpen in het geheel geen schuld droeg, doch deze gezocht moesten worden bp den va der en de moeder. Door zijn heerschers-natuur en een gevoelloosheid kenmerkende opvattingen werd het zelfbewustzijn van Kareltje ernstig be nadeeld en zijn psyche zoodanig misleid, dat een minderwaardigheidscomplex en nog veel meer andere onaardige complexen daar het gevolg van moesten worden. Maar de moeder droeg ook schuld, haar zachtheid en berusting, haar ge brek aan inzicht in karakterontleding en het nalaten van een dagelijksche, aandachtige be studeering van haar kind, hadden op de vor ming van het gevoelscomplex en aanverwante neigingen van 't kind een demo- i „Als ik de zaak dus goed bekijk," concludeerde i vader, „hadden wij, zijn moeder en ik, in zijn voordeel beter niet geboren kunnen worden. Het spijt me ge weldig, dat ik er nochtans ben en dus zal ik hem alsnog zijn twee achterstallige oorvegen overhandigen." Opa grijnsde, waarop de dames heftigst pro testeerden. Afgezien van de meerderheid van stemmen in den familieraad, zouden de vrouwe lijke leden toch haar zin gekregen hebben en er werd derhalve besloten, dat ieder Kareltje een geschenk zou geven. Tante had namelijk ontdekt, dat een derge lijke vergelding van het kwaad op „het" kind het effect zou hebben van een verteederd ge moed, een heftig natuurlijk berouw en volko men verloren gaan van alle aantrekkelijkheid van het kwaad. Dus kreeg Kareltje van opa, die niet anders kon, een spoortrein en van vader een auto, oma verraste den kleine met een lees boek met de platen in prachtige kleuren, moe der gaf een groote houten poppenkast met toe- behooren en tante een doos met timmer-, snij- en hakgereedschap. Deze beide laatste geschen ken waren, volgens tantes uitspraak, het meest bevorderlijk voor de vrije ontwikkeling en ont plooiing van Kareltjes fantasie en sluimerend intellect. Toen Kareltje bedremmeld stond te kijken naar al die onverwachte geschenken, zei tante: „Laten we onzen lieven jongen nu wat alleen; hij went beter aan zijn speelgoed, als hij er al leen mee is en niet op de vingers wordt gezien." De familie, die Kareltje in gezamenlijk over leg zoo voortreffelijk trachtte op te voeden, trok zich derhalve terug. Doch na een uurtje niets van Kareltje te hebben gehoord of gezien, ble ken ook zij toch zwakke menschen, die nieuws gierig waren naar het effect van hun wijs sys teem en uitgekiende paedagogie. Op hun teenen gingen zij naar Kareltje's kin derkamer en openden zachtjes de deur. In een hoek lagen over en door elkander het boek, de spoortrein, de auto, de poppenkast en het gereedschap. Maar op tafel lagen een paar prachtig gekleurde platen uit het boek ge scheurd, welke als model dienden voor het in gewikkeld patroon van een costuum voor Jan Klaassen uit de poppenkast. Kareltje zat vóór de tafel en knipte met een ongelooflijk ernstig gezicht het model na, met een schaar uit tante's gereedschapsdoos, uit een groot stuk overgordijn, dat hij van het raam had losgerukt. (Nadruk verboden) Op het Scheveningsche Kurhaus-terras werd het nationale degenkampioenschap verschermd, waarbij W. Driebergen den titel veroverde. De uitslagwas: 1. en kampioen: W. Driebergen met 1 gew. part., 23 punten, 17 ontv. en 37 geg. treffers; 2. Weber met 10-20-20-34; 3. Kunze met 9-18-24-35; 4. van Wieringen met 9-18-25- 33; 5. van Hoorn met 8-16-27-34; 6. Mayer met 7-15-28-31; 7. Götz met 7-14-30-23; 8. de Leeuw met 7-14-31-25; 9. Jole met 7-14-32-28; 10. van der Voodt met 6-12-29-22; 11. Los met 6-12-32- 29; 12. Hessink met 6-12-33-27; 13. van der Horst met 5-10-30-23; 14. van Hulzen met 4- 8-33-25; en 15. Swaan met 2-4-37-19. Het rook hier heerlijk. Stan en Pol gingen zitten bij een ta feltje vlak naast het buffet. Een dienster zette af en toe een schoteltje met lekkers neer en van deze gelegenheid maakten beiden gebruik om er dan vlug wat af te snoepen. De juffrouw keek erg verbaasd toen ze zag dat alle klontjes suiker die bi) een kopje koffie hoorden, verdwenen waren. Aan een tafeltje zat een oud heertje en een moeder met haar Toen het jongetje een slok uit zijn glas wilde nemen, be- zoontje. Het heertje had juist een slok genomen van zijn glas merkte hij dat het bier was. „Kijk eens moeder, mijn glas melk bier en net toen hij rondkeek, verwisselde Stan zijn glas met is bier geworden!" De moeder nam het glas, keek er in en proef- dat van het jongetje, waarin karnemelk was, de eens, ja het was bier. „Hier kwajongen, ik zal je leeren bier te drinken," en klets! kreeg de jongen een draai om zijn ooren. Heeren-enkelspel: de Brauw—Hughan 61, 46, 26; Barteldsvan Olst 26, 36; Vin- kenburgvan Swol 16, 16. Dames-enkelspel: mej. v. d. Horstmevr. v. d. Heyden 60, 60; mej. Duboismej. To nus 36, 57. Gemengd dubbelspel: mej. v. d. Horst en Barteldsmej. Jurrema en van Swol 36, 68; mej. Dubois en Vinkenborgmej. Tonus en v. d. Heyden 16, 36. Heerendubbelspel: de Brauw en Bartelds van Swol en van Olst 62, 46, 46; v. d. Kamer en Vinkenbergv. d. Heyden en van Gulick 2—6, 3—6. Dames-dubbelspel: mej. v. d. Horst en mej. Duboismej. Jurrema en mevr. Straub 62, 2—6, 7—5. Heeren enkelspel: Rinkel verliest van Nieu- wenhuizen 1412, 36, 46; Th. Dreesmann slaat Uhlenbeck 62, 16, 7—5; B. van Erk slaat Fitsen 62, 63. Dames enkelspel: mej. Mechel verl. van mej. van Lindonk 68, 26; mej. A. Knottenbelt slaat mevr. van Steenbergen 46, 75, 63. Gemengd dubbelspel: mej. Knottenbelt en Rinkel slaan mej. van Lindonk en Uhlenbeck 61, 64; mej. Mechel en Bensdorp verliezen van mej. de Quant en Brandsma 68, 64, 2—6. Heerendubbelspel: Dreesmann en Rinkel ver liezen van Nieuwenhuizen en Uhlenbeck 911, 86, 36; Bensdorp en van Erk verliezen van Brandsma en Fitsen 46, 63, 26. Dames dubbelspel: mej. Knottenbelt en mej. Mechel slaan mej. de Quant en mevr. v. Steen bergen 63, 75. gd> (.%wr Sinds, waar u den watertoren boven de vX uitsteken, splitst zich onze weg; haar 't slot Hallstein, links naar mijn doel, ^hbach." j^h met het gebruinde, pokdalige gelaat, y'*1 br.<!t de hand in de aangewezen richting. h<w Seleider knikte slechts begrijpend met C®itW V Seh Wamen vanuit de stad, waar zij elkan- 'J®k> c! r',eI toevallig ontmoet hadden en waar viif denzelfden weg moesten hebben. A Pokdalige was een man van ongeveer V iïim' maar nog 'n breede, gespierde ge- veerkrachtigen tred; de zwarte oogen U k0®hrustig rond en priemden hun steke- V Hii n klik door alles wat hun verdacht ''v' ka rnoes*' 'n man zÜn met 'n hard en L:5 Van 'hkter, toegankelijk voor iedere opwel- den en haat, hoewel z'n kleeding in eerzamen landbouwer of den gemoe- ehtenier van buiten verried. Hjj had zich voorgesteld als Fritz Langhalm, bewoner van villa Ambach. De ander scheen een vreem deling te zijn, 'n buitenlander. Z'n colbert was van elegante snit, de zware bruine schoenen en de stroohoed met breeden rand gaven hem iets Amerikaansch. Hij was glad geschoren, het kleine snorretje coquet naar boven gekruld; z'n blik was aarzelend en rustte steeds naast het punt dat z'n aandacht getrokken had, als was hij bang, dat 'n open blik veel, heel veel zou kunnen verraden. Hij was niet groot van postuur, maar vlug en lenig in z'n bewegingen. Hfj sprak weinig, 't meest nog met 'n enkel gebaar, om z'n metgezel rustig aan het woord te laten. Hij had zich Wilhelm Kohier genoemd, zonder zich echter uit te laten omtrent z'n beroep of 't doel van zijn reis naar slot Hallstein. Op een toon die slechts matig belangstelling aan den dag legde, vroeg hij: „Hoever is 't nog naar Hallstein?" „Tien minuten. Langer zeker niet! U bent zeker familie van de bewoners en gaat hun een visite maken?" „Ik ken hen heelemaal niet." „Zoo?" Langhalm wierp een onderzoekenden blik terzijde. Het kwam hem verdacht voor, dat iemand een verre reis deed om slot Hallstein te bezoeken, zonder den eigenaar ook maar te ken nen. Wat wilde hij dan op Hallstein? Hij sprak echter deze gedachte niet uit. „U kent dus geen van beiden?" „Neen." Köhler's oogen dwaalden over de boomkrui nen, terwijl Langhalm zijn blik trachtte te ont- moeten, om daarin te lezen, wat diens mond verzweeg. Het gelukte hem niet. „Jammer, dat u hen niet kent," ging Lang halm verder. „Alleraardigste lui! Mevrouw Mary Hallstein is 'n lief mensch; 'n knappe vrouw. Ze moet 'n vrouw vol temperament geweest zijn.... Zuidelijk bloed! Men zegt, dat haar schoonheid veel mannen ongelukkig gemaakt heeft. Ik weet 't natuurlijk niet. De menschen praten zooveel. Ik weet enkel dat zij een Brazi- liaansche is, en dat haar echtgenoot eveneens uit Brazilië komt." Wilhelm Kohier scheen hem nauwelijks te hooren; hij vroeg niet verder, doch z'n oogen zweefden langs den boschweg, als zochten ze de hel kleurige bloemen op het donkere mos. „Ook hij is een prachtkerel! 'n Reus, maar. maarmaar.eh.ik geloof, dat 't u niet erg interesseert." „Vertelt u verder; ik hoor ieder woord," ant woordde Kohier, terwijl hij met 'n nijdigen slag van z'n zwiependen stok 'n paar bloemen van hun stengel sloeg. „Hij is nog nooit buiten 't slot geweest en toch wonen ze al zoowat tien jaar in dezen eenzamen hoek. Nooit komen ze in de stad, nim mer ontvangen ze bezoek. Het heeft er waar achtig veel van, of Hallstein voor hen een schuil plaats is. Ik geef toe, ieder mensch heeft z'n eigenaardigheden, ongetwijfeld! Maar de men schen beginnen zoo gauw praatjes rond te strooien. Ik ben er al lang aan gewend, maar toch kan ik nog maar niet begrijpen, hoe iemand zich la deze eenzaamheid levend Wh begraven. Er komen ook nooit logé's op Hallstein. U bent vast de eerste!" „Ik kom niet als logé." „U gaat toch naar Hallstein?" „Mijn" doel is het buitengoed zelf, niet de be woners." „Aha, zit 't zoo. 'n Mooie buitenplaats.... prachtige parken! Maar.... doch wat kan 't me eigenlijk ook schelen. U zult er wel niet lang blijven en dat is ook maar beter. Gasten wor den op Hallstein nooit met open armen ontvan gen. Daarom weten de menschen hier ook zoo veel te vertellen. Doch dat schijnt nu eenmaal in 's menschen aard te liggen. Als ze iets niet kunnen verklaren en er komt daar dan nog 'n tikje geheimzinnigheid bij, dan slaan ze aan 't phantaseeren en komen de tongen los. Ik zal daar verder maar niets meer van zeggen. U bent genoeg man van de wereld om zelf te onderscheiden wat verzinsel en wat werkelijk heid is." Nu keek Wilhelm Kohier zijn metgezel recht in de oogen en vroeg: „Maar wat weten de menschen dan toch alle maal wel te vertellen?" Langhalm keek hem nu met nog meer wan trouwen aan, toen hij antwoordde: „Niet veel fraai's! U kent de bewoners van Hallstein nog niet, daarom is 't misschien wen- schelijk, dat u er iets meer van verneemt. Bloed, m'n waarde.... bloed! Dat zou de beide men schen in deze verlaten streek gedreven hebben. Mevrouw Mary zou in Brazilië haar verloofde vergiftigd hebben, na hem eerst z'n fortuin afhandig gemaakt te hebben. Kort daarop moet zij met haar tegenwoordigen echtgenoot in 't huwelijk getreden zijn." „Maar is nu met zekerheid bekend, dat haar verloofde werkelijk dood is?" „Een eigenaardige vraag; inderdaad, 'n zeer eigenaardige vraag!" Langhalm bleef staan en nam den ander onbewust bij den arm, zoodat ze nu vlak tegen over elkander stonden. Het scheen, als trachtte hij nogmaals iets in Köhler's oogen te lezen, doch deze dwaalden onbestemd en vaag over zijn hoofd heen. „Natuurlijk is hij dood! Maar toch, 't blijft een merkwaardige Vraag. En u kent de Hallsteins niet. Tenminste, dat geeft u voor. Waarom zou die jonge man eigenlijk niet dood zijn? Natuur lijk durf ik niet beweren, dat mevrouw Mary hem vergiftigd heeft. Neen, dat zeker niet!" Kohier liet 'n dof gebrom hooren, iets dat klonk als 'n kort hoonlachje en als in 'n op welling van ontembare woede riep hij: „Neen, neen! Zij kan haar verloofde ook op 'n andere wijze onschadelijk gemaakt hebben. Misschien wel verdronken, of verraden aan een rooversbende. Wat weten wij er eigenlijk van?" Bij deze kort afgebeten, nijdige woorden duwde Köhler den man tegenover hem ruw opzij en ging verder. Langhalm staarde hem hoofdschuddend na. Ook hij zweeg nu, vervuld van ernstige ge dachten. „Wie was de vreemdeling toch? Wat voerde hij in z'n schild? Wat wilde hij op Hallstein?" Zwijgend wandelden zij weer naast elkaar ver der, over den yerlaten boschweg. Verstolen gluurde Langhalm zoo nu en dan naar Köhler op, als trachtte hij dezen ongemerkt te bespie den. Zijn pokdalig gelaat was verstard in 'n grimmige plooi, terwijl nu en dan iets duivel achtigs glinsterde in z'n koolzwarte oogen. Eindelijk nam Langhalm het gesprek weer op: „Mevrouw Hallstein is nog 'n knappe vrouw. Niemand zal dat kunnen ontkennen. En wat die praatjes betreft, welk verstandig mensch zal ze gelooven? Haat, afgunst en onverstand zijn de factoren, die de hoofdrollen spelen in al dat gezwets." Zonder op te zien antwoordde Köhler: „U hebt gelijk! Misschien heeft die bekoor lijke vrouw Brazilië nooit gezien. Wat gaat t ons eigenlijk aan? En al had zij haar verloofde vermoord of vergiftigd, wat hebben wij daarmee te maken?" „O, ik ben er vast van overtuigd, dat er geen woord van waar is. Maar zij komt uit Brazilië, dat weet ik. En 't merkwaardige is, dat ook 'n naam gefluisterd wordt. Die verloofde zou ge heeten hebben, Emilio Alvarez; of iets derge lijks." „Emilio Alvarez," herhaalde Köhler mompe lend. „Een romantische naam! Als die man even interessant geweest is als z'n naam, dan had Mary Hallstein hem toch niet zoo mogen be handelen." Köhler sprak deze woorden op 'n rustigen toon, alsof hij maar weinig belang stelde in alles wat Emilio Alvarez betrof. .(Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 11