De groote rijtoer van Zondag SSSSjw De doodvonnissen tegen de roode generaals Werkloosheid in Nederland Si Schuit met ijzer omgeslagen GOEDE MISDIENAARS KONINKLIJKE FAMILIE IN OPEN CALÈCHE leverpastei ZWANENBERG CEBUTO lApPÏNj HET RAADSEL RUSLAND MAANDAG 14 JUNI 1937 Joodsche zanghulde op het Jonas Daniël Meyerplein Bezoek aan Stedelijk Museum Bezichtiging Aziatische kunst Mn^tTartikel Prins Bernhard ter kerke C. A. van den Briel overleden Sedert 1930 directeur van het Telegraafkantoor te Amsterdam H.K.H. PRINSES JULIANA NIET NAAR GRONINGEN Wethouder van Dreumel veroordeeld Onder het gehoor van ds. Konings berger in de Nieuwe Kerk Voor het eerst gedaald beneden het niveau van 1934 Cycloon doodt acht personen Tabaksoogst ernstig beschadigd /Coop ?t <?4a./^/cZicLS1 BUITENLANDSCH OVERZICHT Twist tusschen twee oude mannen Robespierre en Stalin ANNO 1753 45.000 kilo ijzer terechtgekomen in het Merwedekanaal, waar door de scheepvaart werd belemmerd Duiker bezig met de berging In een kelder dood gevallen Twee oude menschen door een bedstede gezakt en op het hoofd terecht gekomen MINISTERS BIJ H. M. DE KONINGIN net Geheel in overeenstemming met de traditie, is de koninklijke familie Zon dagmiddag om half drie van het paleis op den Dam met groot gevolg vertrokken voor den grooten rijtoer, welke voorbehouden is aan den Zon dagmiddag van haar jaarlijksche be zoek aan de hoofdstad. Nadat tamboers en pijpers van de mariniers de komst van H. M. de Koningin en haar kinderen hadden aangekondigd, speelde de Marine kapel het Wilhelmus. De eerewacht werd gevormd door matrozen. De koninklijke familie nam plaats in de met scharlaken bekleede calèche welke a la Deaumont was bespannen. Het gevolg maakte den tocht in open rytuigen mede. H.M. droeg een licht paars toilet, de Prinses was in het donker blauw gekleed, terwijl Prins Bemhard het groottenue van marine-officier droeg. Op den Dam was het zwart van de men- schen en ook langs den weg, welken de ko ninklijke familie zou volgen, stonden de belang stellenden dicht aaneengeschaard. Van den Dam af volgde de koninklijke stoet de volgende route: Mozes en Aaronstraat, N.Z. Voorburgwal, Spui, Singel, Koningsplein, Hee rengracht (evenzijde), Vijzelstraat, Muntplein, Nieuwe Doelenstraat, Kloveniersburgwal, Nwe Hoogstraat, St. Anthoniebreestraat, Jodenbree- straat, Rapenburgerstraat, J. D. Meyerplein. Op het Jonas Daniël Meyerplein had de koninklijke familie een zanghulde in ont vangst te nemen van een koor van eenige honderden Joodsche kinderen, die voor de Nieuwe Synagoge stonden opgesteld onder leiding van den heer S. H. Englander, den dirigent van het koor der Groote Synagoge. De burgemeester stelde den heer Englander voor aan de leden der koninklijke familie. Eenige leden van het kerkbestuur van het Ned. Israël. Kerkgenootschap, onder leiding van den voorzitter, den heer A. Asscher, waren ter be groeting aanwezig. Er werden bloemen aangeboden aan H. M. de Koningin en aan Prinses Juliana. Het verdienstelijk zingende kinderkoor bracht na het' eerste en het zevende couplet van het Wilhelmus een door den heer Isr. J. Olman op muziek gezetten tekst van Ruth Sarphati „Oranje en Israël" ten gehoore. Deze zanghulde werd besloten met het eerste couplet van het Wien Neerlands Bloed. Met groote aandacht volgden de Koningin, de Prinses en de Prins in de hun aangeboden programma's den specialen feestzang, welke door het talrijke publiek met een luid applaus werd begroet. Onder enthousiast gejuich der menigte ging de tocht vervolgens langs Nieuwe Heerengracht, Amstel, Blauwbrug, Amstelstraat, Rembrandts- plein, Reguliersbreestraat, Muntplein, Vijzel straat, Vijzelgracht, Nwe Vijzelstraat, Wetering schans, brug voor Rijksmuseum, Stadhouders kade, P. C. Hooftstraat, Vondelstraat, van Eeghenstraat, Jacob Obrechtstraat en Willems parkweg naar het Stedelijk Museum, waar de koninklijke familie werd begroet door den Wet houder van Kunstzaken, den heer Ed. Boekman, den directeur van het Stedelijk Museum, Jhr. D. C. Röell en de leden van het bestuur van de Vereeniging van Aziatische kunst, de heeren Mr. H. K. Westendorp, voorzitter, Th. van Erp en Th. B. van Leliveld en den conservator, den heer H. F. E. Visser. Hierna begon de rondgang langs de tentoon stelling voor Aziatische Kunst. De heer Westendorp leidde H. M. rond, de heer van Erp Prinses Juliana en Jhr. Röell den Prins. De dames Jkvr. H. den Tex en Mej. J. Heldring boden den hoogen gasten tijdens hun bezoek thee aan. In de hall van het Museum was een plantenversiering aangebracht. Het bezoek aan de tentoonstelling duurde een half uur, waarna langs Paulus Potterstraat, van der Veldestraat, Jan Luykenstraat, van Baerle- straat, Vondelpark den rijweg ten Zuiden van den vijver, den rijweg tusschen de vijvers en den rijweg ten Noorden van den vijver de uitgang van het park werd bereikt bij de Vondelkerk. Langs Vondelstraat, Leidsche Boschje, Leldsche- plein, Leidschestraat, Keizersgracht, (oneven- zijde), Hartenstraat, Gasthuismolensteeg en Paleisstraat kwam de stoet om kwart over vier bij het paleis aan, waar de eerewacht der ma trozen stond opgesteld. De Marinekapel speelde bij aankomst van den koninklijken stoet we derom het Wilhelmus. Hoewel een groote menigte anders had ge hoopt, verscheen de koninklijke familie niet op het balcon. De laatste officieele rijtoer van de vorstelijke bezoekers, welke door fraai zomer weer werd begunstigd, was hiermede ten einde. maakt icat smaakt! Heizen' jsonder zorgen Inlichtingen en Reisgids bij JAC. HEEMSKERK Houtplein 34, HAARLEM, Tel. 16448 Zondagmiddag is op ruim zestigjarigen leeftijd overleden de heer C. A van den Briel, directeur van het Rijkstelegraafkan toor te Amsterdam. Met den heer van den Briel ging een zeer gezien en bekwaam ambtenaar heen, wiens kwaliteiten nog verleden jaar bij zijn veer tigjarig ambtsjubileum algemeen werden erkend. Op 16 October 1896 werd de heer van den Briel werkzaam gesteld te Oosterbeek als sur numerair der posterijen en telegrafie, in welke functie hij achtereenvolgens te Arnhem, Win terswijk en Rotterdam was. In 1899 volgde zijn benoeming tot commies der Posterijen en Tele grafie bij het postkantoor te Amsterdam. De heer van den Briel had in het staats bedrijf der P. T. T. een zeer eervollen staat van dienst. Na het doorloopen van de verschillende commiesrangen te Amsterdam-postkantoor en spoorwegpostkantoor en te Temeuzen, werd hij op 1 October 1917 belast met de functie van adjunct-inspecteur in de inspectie Middelburg. Op 1 April 1927 volgde zijn benoeming tot in specteur der Posterijen, Telegrafie en Telefonie en werd hij belast met het beheer over de in spectie Dordrecht. In 1928 aanvaardde de heer van den Briel de directie van het Telegraaf kantoor te 's Gravenhage, om die aan het einde van dat jaar te verwisselen met de directie te Rotterdam, in welke functie zijn benoeming volgde tot inspecteur in algemeenen dienst der P. T. en T. Sedert I October 1930 voerde de heer van den Briel de directie van het rijkstelegraafkantoor in de hoofdstad. De groote veranderingen in den economischen toestand van de laatste jaren werkten uiteraard diep door in het bedrijf, waar over bij het beheer voerde. Hij had dan ook een zeer werkzaam aandeel in de maatregelen van aanpassing, noodzakelijk in een bedrijf, zoo bi) uitstek gevoelig voor economische verande ringen als de telegraafdienst. De heer van den Briel maakte als gedelegeerde van het staatsbedrijf deel uit van de postale commissie van overleg in personeelszaken. De regeering erkende zijn verdiensten door hem in 1935 te benoemen tot Ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw. Naar wij van officieele zijde vernemen, heeft H. K. H. Prinses Juliana van haar bezoek aan Groningen op Donderdag 17 en Vrijdag 18 Juni a.s. moeten afzien. De kantonrechter te Tiel, mr. dr. C. H. Baa ien, heeft hedenmorgen uitspraak gedaan in de zaak tegen C. A. M„ wethouder van Dreumel en tevens voorzitter van de feestcommissie ter ge legenheid van het huwelijk van het Prinselijk Paar. Hij was gedagvaard wegens het opdracht ge ven tot overplanting van den boom zonder daartoe gerechtigd te zijn. Conform den eisch werd hij veroordeeld tot twee geldboeten van 15.— subs, tweemaal vijf dagen hechtenis. Zondagochtend heeft Z. K. H. Prins Bernhard de godsdienstoefening in de Nieuwe Kerk aan den Dam bijgewoond. Hoewel niet van te voren bekend was ge maakt, waarheen de Prins zich zou bege ven, begreep de menigte, die zich voor het paleis verzameld had, dat, toen geen rij tuigen voorkwamen, de Nieuwe Kerk het doel zou zijn. In de kerk was reeds gerui- men tijd voor den aanvang van den dienst geen plaats meer te krijgen. Zoo vol was het er, dat talloozen moesten blijven staan. De voorganger, ds. J. C. Koningsberger, deelde de gemeente voor den dienst mede, dat het een gewone godsdienstoefening gold, zoodat de hooge bezoeker niet wensch- te te worden opgemerkt. Omstreeks half elf begaf Prins Bernhard zich te voet van het Paleis naar de kerk, waar hij door de kerkmeesters werd ontvangen. On middellijk daarna nam de dienst een aanvang. De gemeente zong ps. 95, de verzen 1 en 7: „Komt, laat ons samen Isrels heer, den rots steen van ons heil, met eer, met godgewijden zang ontmoeten", en na de schuldbelijdenis en de genadeverkondiging gez. 83 vers 3 en 4: „Heer, waar dan heen?" In zijn gebed smeekte de predikant Gods zegen over het koninklijk huis af. Hij sprak vervolgens naar aanleiding van Jesaja 55: 2, tweede deel: „hoort aandachtiglijk naar mij, en eet het goede, en laat Uw ziel met overvloed zich verzadigen". Na zijn predikatie liet de voorganger ps. 89 verzen 7 en 8 zingen: „Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort". Hij ging voor in dankgebed, waarna de gemeente zong gez. 249 vers 3: „De stem, die fluistert in onz' ooren, gelijk der englen harpgezang, is waard, dat wij haar dankend hooren". Na den zegen bleven de kerkgangers wach ten, tot Prins Bernhard en Zijn gevolg het ge bouw verlaten hadden. Aan den uitgang der kerk had zich inmiddels een groote menigte opgesteld, die den Prins hartelijk toejuichte. De directeur van den Rijksdienst der Werk loosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling deelt mede dat in de week van 24 tot en met 29 Mei 1937 bij gesubsidieerde vereenigingen met werkloozenkas waren aangesloten 461.600 per sonen (de landarbeidersbonden met 73.000 leden zijn daarin niet begrepen). Van deze 461.600 personen was in genoemde week 23.8 pCt. geheel werkloos (in de vorige verslagweek, 3 tot en met 8 Mei 1937, was dit percentage 24.6). Naast de bovenbedoelde is een aantal ar beiders een gedeelte der week werkloos. Rekent men deze voor een derde (dus voor gemiddeld twee dagen werkloosheid per week) mede, dan zijn de totale werkloos heidspercentages: eind Mei 1934 25.1, 1935 30,-, 1936 31.- en eind Mei 1937 24.7. Uit deze cijfers blijkt, dat de werkloos heid niet alleen kleiner is dan in de over- „eenkomstige week van 1935 en 1936, doch thans ook (voor het eerst) is gedaald bene den het niveau van 1934. Bij 1053 organen der openbare arbeidsbemid deling stonden op 29 Mei 1937 in totaal 345.832 werkzoekenden ingeschreven, onder wie 328.014 mannen. Van deze werkzoekenden waren er 329.905 werkloos, onder wie 316.706 mannen. Vergeleken met het overeenkomstige tijdstip van 1936 zijn er thans ongeveer 64.000 personen minder bij de organen der openbare arbeidsbe middeling ingeschreven. Het aantal werkloozen onder de ingeschrevenen is ongeveer 63.000 lager. Aan het cultureel werk voor werkloozen namen einde Februari 1937 deel: a. cursussen 38.047 per sonen; b. werkobjecten (gemiddeld) 2.236 per sonen; c. centrale werkplaatsen 2.508 personen; d. kampen voor jeugdige werkloozen 1.894 per sonen. Het bestuur van het werkfonds deelt mede, dat op 3 Juni 1937 rond 85.000 arbeiders aan het werk waren met behulp van dit fonds. MEDAN, 14 Juni (Aneta) Op de tabaksonder neming Namoe Trassi van de Deli Maatschappij, nabij Bindjei gelegen, heeft op 11 Juni een hevige cycloon gewoed. Het dak van de fermen- teerschuur werd afgerukt, waardoor de tabak, daar opgeslagen, door de invallende slagregens belangrijk werd beschadigd. Deze schade is echter door verzekering gedekt. Acht personen zijn door dezen cycloon ge dood. De kedeh (Chineesche winkel) en een garage met postauto's werden vernield. Twee Maleiers, twee Malelsche vrouwen en een Klingalees, die onder de boomen schuil den, zijn zwaar gewond. De laatste is later overleden. De cycloon nam verder zijn weg over Soengei Mentjirim, een tabaksonderneming van de Arendsburg, waar een droogschuur werd plat geslagen. Daarna verdween de cycloon in de richting van Medan. In het dorp Surhuizumermieden onder de ge meente Achtkarspelen heeft de 57-jarige P. H. een moordaanslag gepleegd op den 66-jarigen de H., die relaties onderhield met de echtge- noote van H. Hij viel zijn slachtoffer met een scheermes aan, waarbij deze ernstig werd ge wond. H. is gearresteerd en heeft een beken tenis afgelegd. Robespierre is op het hoogtepunt van zijn macht. Hij is de dictator der Fransche revolutie. Den Koning en de Koningin heeft hij op het schavot gestuurd. De oppositiepartij in het parlement, de Gironde, heeft hij verlamd en talrijke leden dier partij zijn naar de guillotine verwezen. Robespierre, de onkreukbare, is de bloedigste tyran der wereldgeschiedenis ge worden. Duizenden vallen tijdens de Septem- bermoordpartijen. De aristocratie wordt gedeci meerd. Robespierre speelt de rol van redder der revolutie en van eenigen uitlegger en uitvoer der harer beginselen. Overal ziet hij vijanden. Ook in zijn vrienden en medestrijders van vroe ger. Danton, Desmoulins worden ter dood ge bracht. Nu is Robespierre alleenheerscher. Voor hem is de baan vrij en hij sticht den heilstaat, het paradijs van vrijheid, gelijkheid en broeder schap. Maar het wantrouwen blijft en weer zoekt hij, bang voor het verlies der macht en voor zijn leven, nieuwe bloedoffers onder zijn intiemste medewerkers. Maar deze zijn waak zaam. Komen in verzet. En op 28 Juli 1794 (lOen Thermidor) komt het einde van den tyran. Het convent neemt een motie van wantrouwen te gen hem aan. Hij vlucht naar de Partjsche mu- nicipaliteit. Maar de ban is gebroken. Ook daar wordt zijn leven bedreigd. De tyran poogt zelf moord te plegen. Hij verbrijzelt met een pistool schot alleen zijn kin en kaak. Nog denzelfden dag wordt hij met een en twintig zijner crea turen op het schavot gebracht. Onder het ge jubel en uitbarstingen van haat van het volk sterft Robespierre onder de guillotine. In het Rusland van heden herhaalt zich thans het eerste gedeelte van Robespierre's geschiedenis. In het Kremlin zetelt de tyran Stalin, wiens bloedroes dien van Robespierre verre overtreft. Hij heeft voor het stichten van zijn heilstaat en van zijn paradijs van gelijk heid, vrijheid en broederschap hecatomben van bloedoffers noodig. De Septembermoorden verbleeken er bij. Hij speelt de rol van redder der revolutie van Lenin en van uitvoerder van diens leer en laatsten wil. En ook deze tyran wordt verteerd door wantrouwen in zijn naaste medewerkers en vrienden. Allen, die het niet geheel eens zijn met zijn binnen- en buitenlandsche politiek, worden na schijnprocessen tegen den muur geplaatst. Eerst de grooten van zijn burgerlijk rijk. Thans de generaals van het roode leger. En heel de omgeving van den tyran siddert uit angst voor haar leven. Want Stalin is nog niet gerust. Hij zal nooit gerust worden. Zijn macht is alleen opgebouwd en kan slechts in stand gehouden worden op moord en bloed en vernietiging. Zal het tweede deel der geschiedenis van Robespierre zich herhalen? Zal zijn naaste omgeving hem tenslotte afmaken met het beruchte pistoolschot In den nek, den hondendood, die past voor honden, zooals de Prawda dit soort van af slachten noemt? Nog schijnt Stalin's macht ongebroken. Maar ook voor hem zal zonder twijfel de dag der volkswraak komen. De revo lutie eischt altijd haar zonen, ook haar mach tigste op. Wie met het zwaard omgaat, zal er mede vergaan. 'Er is geen ontkomen aan. Maarschalk Worosjilof is nog in leven en als opperbevelhebber van het roode le ger en als Volkscommissaris van Oor log nog in het bezit van de macht. Maar ook zijn hoofd staat al niet vast meer op zijn schou ders. Van het hoogste militaire gerechtshof maakt hij reeds geen deel meer uit. Nog echter is hij machtig en komt Stalin in het gevlei door middel van een dagorder aan de armee, waarin hij constateert, dat het geheele roode leger verlicht adem zal halen bij het verne men van het vonnis tegen de generaals, deze Trotzkistisch-Zinowjefsche terroristen, op ruiers, spionnen en moordenaars, die voor het geld van buitenlandsche spionnage-organisa- ties en op instructie van Trotzki, den verdier lijkten fascistischen verrader der boeren en ar beiders, hun misdadig werk bedreven. Zoo spreekt Worosjilof en men herkent in zijn taal het geluid van zijn meester, den bloedigen Tsaar Stalin. Natuurlijk hebben ook de generaals en de veldmaarschalk alles, wat hun ten laste is gelegd, ten volle en gebroken van berouw be kend. Maar thans achtte Stalin zelfs een open baar schijnproces niet noodig. Achter gesloten deuren werden zij veroordeeld en vlak daarop als honden neergeschoten. Naar het heet waren zij van plan geweest het Sovjetstelsel en de re geering der boeren en arbeiders omver te wer pen en het kapitalistische stelsel weer in te voeren. Wie het gelooven wil, moge het doen. De onwaarschijnlijkheid ligt er dik boven op. Neen het motief van hun veroordeeling en dood was zonder twijfel de vrees van den tyran, den eenzame in het doodsche Kremlin, de angst van dien „machtige" voor het verlies van leven en macht. Maar daarmede is het raadsel niet geheel opgelost. Wij, Westerlingen, kunnen niet anders dan bekennen, dat Rusland voor ons een raadsel is en wel blijven zal. Voor het buitenland is van belang, dat de generaals er van werden beschuldigd, militaire geheimen verkocht te hebben aan de „militair- fascistische kringen van een buitenlandsche mogendheid" met het doel om een vijandelij ken overval te verhaasten. Met deze mogendheid kan alleen Duitschland bedoeld zijn. Met be langstelling mogen wij afwachten, of 't Hitler-re- gimc op deze beschuldiging officieel zal ant woorden. Er is wel niets anders dan een ont kenning te verwachten. De Berlijnsche bladen wijzen met klem reeds de motiveering van het vonnis van de hand, dat de Russische generaals in relatie met Duitschland zouden hebben ge staan. En heel de nationaal-socialistische pers komt tot het oordeel: Duitschland heeft geen officieren, die met de Sovjet-Unie in verbin ding zouden willen staan. In de naaste toekomst zal de waarheid wel voor de wereld verborgen blijven. In het Merwedekanaal tusschen Nigte- vecht en Loenersloot is Zaterdagmiddag een schuit, geladen met 45 ton oud ijzer, omgeslagen, zoodat de geheele lading in het kanaal terechtkwam. Het ongeval ge schiedde, doordat de sleep met 4 bakken, waarvan de vorenbedoelde schuit deel uit maakte, gepasseerd werd door het motor schip „Helena" van de Zuid-Nederlandsche Spiritusfabriek te Bergen op Zoom, waar door zooveel zuiging veroorzaakt werd, dat een der schuiten met ijzer uit het roer liep. Op hetzelfde oogenblik begon de lading te „loopen", en in weinige seconden sloeg de schuit geheel om. De man, die zich op die schuit be vond, ging mee naar de diepte, tot grooten schrik van de opvarenden der andere schepen. Van een oogenblik, dat de drenkeling even de beide handen boven water stak, wisten zijn kameraden gebruik te maken, om hem te grij pen en in een roeiboot te helpen. Merkwaardig was Wel, dat de pijp, die de man, op het oogen blik dat hij in het kanaal viel, in den mond had, nog tusschen zijn tanden geklemd zat, toen hij gered was. De pontwachter A. v. d. Meent riep onmid dellijk de assistentie in van den brugwachter H. Barneveld, en nadat telefonisch instructies waren ingewonnen van den rijkshavenmeester te Utrecht, den heer J. C. van Luypen, werd in het kanaal het éénrichting-verkeer voor de scheepvaart toegepast. De plaats, waar de bak gezonken was, bakende men met roode vlag gen af. Toen ken, doch niet nadat de brigade commandant van de rijksveldwacht te Loenen ook den schipper L. P. v. d. Hooft van het motorschip „Helena" had gehoord, de sleep met drie bakken oud ijzer de reis naar Hendrik Ido Ambacht vervolgen. Den geheelen nacht heb ben afwisselend de brug- en pontwachters in het kanaal de scheepvaart geregeld. Zondagochtend 6 uur is materiaal van de N.V. de Wit's Berging- en Transport-On derneming te Rotterdam met een duiker ter plaatse gearriveerd, om de 45 ton ijzer weer op het droge te brengen. De duiker die twee en een half uur achtereen onder water bleef, werkte in zoo'n vlot tempo, dat Zondagavond 5 uur reeds ruim 15 ton ijzer Waren opgehaald. De ongeveer 70-jarige turfhandelaar Meyer en zijn echtgenoote, wonende te Ter Apel-West, zijn op tragische wijze om het leven gekomen.. Toen de beide oude menschen hedenochtend te ruim negen uur nog niet in de huiskamer waren verschenen, liet hun schoonzoon, met wien zij samenwonen, een knechtje naar de in het achterste gedeelte van de woning gelegen slaapkamer gaan om te kijken waar de turfhan delaar en zijn vrouw bleven. De jongen begaf zich naar de bedstede en deed daar een ontstellende ontdekking. Hij. zag dat de planken van de bedstede aan het hoofdeinde waren losgeraakt, waardoor de oude menschen met het hoofd naar beneden in den onder de slaapgelegenheid zijnden kelder waren gevallen. Zij waren met het hoofd op den steenen vloer terechtgekomen en bij beiden moet de dood vrijwel direct na den val zijn ingetreden. De overige bewoners van het huis hadden van het ongeval niets bemerkt. Hedenmorgen heeft H. M. de Koningin de ministers jhr. ir. O. C. A. van Lidth de Jeude mr. P. J. oud en jhr. mr. A. C. D. de Graeff,in het paleis op den Dam ontvanewm. In het godsdienstig tijdschrift voor het Bisdom Haarlem „St. Bavo" is eenig ge schrijf ontstaan over de vraag of kleine dan wel groote misdienaars de voorkeur moe ten hebben bij den dienst aan het altaar. In het nummer van 23 Mei werd o.a. geschre ven: „Aan het altaar geen volksvertegen woordigers van 7 jaar, evenmin als in den ge meenteraad. Die kleine misdienaars overal is ook weer een testimonium paupertatis (be wijs van armoede). Immers ook de dienst aan het altaar is de taak der mannen. Zij moeten het Volk Gods vertegenwoordigen." Tegen deze uitlating is in het nummer van 6 Juni een leek opgekomen, die vanaf zijn ö6 tot zijn 54ste jaar, resp. als misdienaar, kruis en vaandeldrager bij processies, aan het al taar en in de sacristy dienstbaar mocht zijn. Deze leek wijst op de vele priesterroepingeni welke naar zijn meening uit een jeugdig mis dienaarschap voortkomen, op den goeden in vloed ook voor het later leven, welke van het misdienen op jeugdigen en ontvankelü' ken leeftijd uitgaat, op den misdienaars bond voor Spanje, welke door Z. H. den Paus hoog lijk werd goedgekeurd en toegejuicht, en op den kleinen Heiligen Dominicus del Vat het in 1250 gemartelde misdienaartje, dat de patroon werd van dezen door Don Do mingo Merry del Val opgerichten bond. welke ten doel heeft den kleinen aspirant misdienaars een goede opleiding te geven. Het ligt niet in de bedoeling van de re dactie van St. Bavo een polemiek te openen over „groote" of „kleine" misdienaars. ZÜ plaatste echter het artikeltje van den leek. omdat haar gebleken was, dat er veel be langstelling voor deze „kwestie" bestaat. Zt) besluit de discussie met het Salomons-oor- deel, dat zoowel voor groote als voor kleine misdienaars in de week en op Zon- en Feest dagen de dienst aan het altaar mogelijk en noodzakelijk is. Ofschoon met dit oordeel de kwestie a's afgedaan zou kunnen worden be schouwd, willen wij nog even onze meening zeggen over een en ander, dat in deze kwestie misschien niet zonder belang Is- Het argument, dat aan het altaar evena*5 als in den gemeenteraad geen volksvertegen woordigers van 7 jaar, maar mannen moeten optreden, is, zóó gesteld, zeker onjuist. Ten eerste maakt de wel zeer manke vergelijking tusschen den dienst aan het altaar en de vertegenwoordiging in een gemeenteraad na tuurlijk onbedoeld een zóó profaneerenden indruk, dat wij ons als leeken niet aan zulk een vergelijking, gesteld dat zij juist zou zijn. zouden hebben gewaagd. De volksvertegen woordiging in een gemeenteraad stelt zo" geheel andere eischen dan de dienst aan het altaar, dat het inderdaad dwaasheid zou zijn aan kinderen van 7 jaar het bestuur van een gemeente op te dragen. Dat in somrni8e gemeenteraden wel enkele leden zitting heb ben, die in politieke onmondigheid of in na" tuurlijke grootmondigheid voor enkele kinde ren van 7 jaar niet onderdoen, doet niets af aan de juistheid dezer stelling. Wij zouden dengenen, die altijd de voorkeur willen geven aan groote misdienaars de vraag willen voor leggen, of zij niet bang zijn terechtgewezen te worden als de Apostelen en Leerlingen, die de kinderen van den Zaligmaker vetf6 wilden houden, maar uit den mond van den Goddelijken Kindervriend te hooren kregen- „Laat de Kleinen tot Mij komen". Als kin deren van 7 jaar wel toegelaten worden t°® de dagelijksche H. Communie, tot het ont vangen van God zelf in hun hart, waaro111 zouden zij dan geweerd moeten worden bi) den dienst aan het altaar? Denkt slechts a9®1 Christus' vermaning aan de grooten, t°en Hij op de onschuldige kinderen wijzen1* zeide: „Indien gij niet wordt gelijk dezen en gij kunt u afvragen of het Volk God9 zich in principe waardiger bij den dien9® aan het altaar kan laten vertegenwoordig6®1 dan door kleinen, aan wie het moet trachten wederom gelijk te worden. Nu weten we Vel' dat er soms kleine misdienaartjes zijn, die weinig blijk geven te beseffen, hoe zij zi6*1 bij den dienst aan het altaar hebben te ge dragen, die onderling soms grapjes mak611 of op de treden van het altaar hun neusje5 reinigen op een even onsmakelijke als onbe schaafde manier, die draven en zich beweg6®1 alsof zij een spelletje spelen en de Lati)°' sche gebeden afraffelen of opdreunen op ee®1 gedachtelooze en ouderen wel eens ontstich tende wijze. Maar is dit alles zóó erg, dat b6 gebruik van kleine misdienaars moet word®®1 vermeden? Wanneer bij groote kerkelijk plechtigheden de ceremoniën ingewikkeld zÜ0, kan het aanbeveling verdienen, zooals pvaC tisch ook vaak gebeurt, dat groote misdie naars de leiding der kleinen nemen. De vra^ is onzes inziens niet, of kleine dan wel gro0®8 misdienaars de voorkeur verdienen. De ih's dienaars moeten goed en voor hun eervol taak berekend zijn. Dat geldt zoowel vc°' kleine als groote. Goede misdienaars, die d""® hun gedragingen niet ontstichten en voldoe'1 de besef hebben van hetgeen zij doen, kun nen uit beide categorieën worden gevorf1 Wanneer er dus meer aandacht dan som5 geval schijnt, wordt besteed aan het <>Plei^ en vormen van goede misdienaars, zoo'v kleine als groote, zullen mogelijke bezwaf6®1 van zelf komen te vervallen, en zal het n1'® dienen in nog hoogere mate dan thans h aantal priesterroepingen doen toenemen volwassen leeken kweeken, voor wie de b6® innering aan hun misdienaarstijd een ste voor het leven blijkt. Het niet denkbeeld'^ gevaar dat een al te groote gemeenzaab1^ held met den uiterlijken eeredienst bij n1'® dienaars, zoowel groote als kleine, kan den tot een zich slechts tot de uiterlÜ handelingen bepalende aandacht, moet in den voorkomen door een aanhoudend stelselmatig wijzen op de rijke en diep6 nerlijke beteekenis van al wat zich aan altaar voltrekt. Dat is noodig voor all6 loovigen in het algemeen, maar heel in *1® bijzonder voor misdienaars, hetzij klein groot. of

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 2