DIPLOMATEN EN HUN TAAL fflettmftaal mm dm iaq S.D.A.P. en Oranje De avonturen van Stan en Pol HET RAA DSEL VAN DEN AZEPOOT LEVENSBESCHRIJVING VAN PAUL CAMBON - - #r" DINSDAG 15 JUNI 1937 Dat Britsche Ministers van Buiten- landsche Zaken alleen Engelsch sprekenis een continen taal wanbegrip Palmerston, die steeds ,parbleu" riep Bading's muziek in Dresden Bekeeringswerk der Paters Dominicanen Conferenties voor niet-katholieken Nora nRyanWage- De ijzeren man I Herwonnen volks eenheid m W" DOOR THEO BLANKENSEE n »j De juist te Parijs verschenen levensbeschrij ving van Paul Cambon, door „Un diplomate", zal in Engeland zeker groote belangstelling vinden.... althans in Engelsche vertaling. Want ofschoon men in het buitenland ten on rechte aanneemt, dat de Engelschen geen vreemde talen leeren (Fransch is hier even goed een „verplicht leervak" als ten onzent), zijn er toch niet zoo heel velen die zich aan een politieke biografie in het Fransch zullen wagen. Paul Cambon is langer ambassadeur te Lon den geweest dan eenig ander diplomaat, of schoon zijn 20 jaren diensttijd aan het Hof van St. James overtroffen worden door onzen eigen gezant, jhr. de Marees van Swinderen, die er bijna een kwart-eeuw zit. Jhr. de Ma- rees evenwel is geen ambassadeur, en in Neder- landsche kringen te Londen heeft men zich vaak afgevraagd waarom ons land hier niet vertegenwoordigd is door een gezant van den hoogsten rang, dus door een ambassadeur. Ook de vertegenwoordiger van België voert sinds den oorlog dezen rang, terwijl te Parijs bovendien Zwitserland steeds door een ambassadeur ver tegenwoordigd is geweest. Alleen reeds onze po sitie als Koloniale mogendheid, als hoedanig wij de derde plaats kunnen innemen, zou het ten volle rechtvaardigen, indien wij te Londen door een ambassadeur vertegenwoordigd waren. Paul Cambon geldt als de grootste ambas sadeur die ooit te Londen geaccrediteerd ge weest is. Hij kwam hier in een tijd, dat de Engelsch-Fransche betrekkingen nog verre van vriendschappelijk waren, en zou de voornaam ste diplomatieke bewerker worden van de Enten te Cordiale. Als ambassadeur was hij slechts de uitvoerder van de instructies zijner regeering, maar hij voerde ze uit, niet alleen met weerga- loozen tact, maar ook met een talent, dat vaak meer bijdroeg tot het succes van Frankrijks po litiek dan de besluiten der dilettanten te Parijs. Cambon had, gedurende zijn langen dienst tijd te Londen, iets van het insulaire karakter der Engelschen gekregen, en voor een diplo maat was hij misschien geen zeer coSmopoli- tisch man. Misschien was dit een der oorza ken, dat Engelsche staatslieden zoo voortreffe lijk met hem opschoten. President Armand Fallières, wiens historisch bezoek aan Londen hy voorbereidde, was trouwens in nog veel ge ringer mate dan hij cosmopoliet. De president immers was nog nooit buiten zijn eigen land geweest, en leerde dus het buitenland voor het eerst kennen, terwijl hij aan de zijde van Edward VII door de straten van Londen naar Buckingham Palace reed. Het paleis was zijn eerste „hotel" in het buitenland. Minder bekend is het, dat de beroemde Brit sche minister van buitenlandsche zaken, met wien Cambon gedurende het belangrijkste deel van zijn Londensche ambtsperiode samenge werkt heeft, namelijk Sir Edward (later Lord) Grey, nog nooit buiten de Britsche eilanden ge weest was toen hij reeds jarenlang de invloed rijkste leider was geweest van de Europeesche staatkunde. Zijn eerste bezoek aan het vaste land had plaats, toen hij in April 1914 George V naar Parijs vergezelde. Te Londen had hij in de voorafgaande jaren internationale confe renties geleid, en meer dan eens zeide hij, dat het voor hem onnoodig was naar het buiten land te gaan, aangezien het buitenland tot hem kwam. Maar George V's officieel bezoek aan parijs dwong hem eveneens het Kanaal over'te steken. Persoonlijk had hij bij deze ge legenheid maar één wensch: hij wilde in het Louvre de Joconde zien. Deze was toen niet alleen beroemd als een der grootste meester werken, maar bovendien omdat, nog geen drie jaren vroeger, haar diefstal de wereld in rep en roer gebracht had. Veel vrije tijd is er even wel by een Koninkiyk bezoek niet, en het zou niet gemakkelijk zyn aan den wensch van den Britschen minister te voldoen. Maar de Joconde was, van het oogenbllk af, waarop hy naar Frankryk vertrokken was, een obsessie gewor den. Cambon begreep, dat ten koste van alles Sir Edward's verlangen bevredigd moest wor den. De indruk, dien hy van Parijs zou mede- nemen. kon van invloed zyn op de verdere ontwikkeling der Engelsch-Fransche betrek kingen, en wanneer voor Grey die indruk be paald werd door den aanblik der Joconde, dan moest hij in de gelegenheid gesteld worden de Joconde te zien. Eindelijk slaagde Cambon er in een paar vrye minuten te vinden, en hy stuurde Grey naar het Louvre. Veel tyd was er natuuriyk niet. De minister werd rechtstreeks naar da Vinci's meesterwerk gevoerd. Hy bleef er eenige oogenblikken voorstaan en bekeek 't doek zeer ernstig. ,,'n Heel knap schildery', zei hy lakoniek, keerde zich om en verliet het museum. Enkele maanden later kon hy zich ten min ste niet er over beklagen, dat Cambon hem (in April 1914) niet in de gelegenheid gesteld had de Joconde te zien. Dat Britsche ministers van buitenlandsche zaken .alleen Engelsch spreken" is een conti nentaal wanbegrip. In het diplomatieke ver keer evenwel bedienen zy zich zelden van de taal van de „andere partij", omdat zij deze, die zich dan van haar moedertaal bedient, een voordeel verschaft. Sir Austen Chamberlain, die aan Fransche en Duitsche hoogescholen ge studeerd had. sprak evenwel zonder eenige moeite Fransch met Briand en Duitsch met Stresemann, en toen hij in 1925 een audiëntie had bij den Paus, sprak hij Italiaansch met den H. Vader, die zeer tevreden was over hetgeen de Britsche minister in deze taal presteerde. Ook Mr. Eden drukt zich zeer gemakkelijk in het Fransch uit, en is doorkneed in de Fransche litteratuur. Mr. Duff-Cooper, de Eer ste Lord der Admiraliteit, spreekt Fransch zon der eenig accent. Ofschoon het Fransch in de vorige eeuw in nog hooger mate de diplomatieke taal was dan tegenwoordig, waren de leiders der Britsche po litiek zelden virtuozen in deze taal. De be roemde Palmerston erkende de noodzakelijk heid het Fransch „bij te houden", en deed dit door Alexandre Dumas' „Les Trois Mousquetai- res" te lezen en te herlezen. Eerst later, toen dit bekend geworden was, begrepen Fransche diplomaten, waarom hy te pas en te onpas „Parbleu" riep. In de achttiende eeuw, in den tijd van Wal- pole, hadden Britsche ministers veel gelegen heid zich in het Fransch te oefenen. George I immers was een Duitscher en sprak geen woord Engelsch, maar voortreffeiyk Fransch. De mi nisters kenden geen Duitsch. De Koning be sloot Latijn met hen te spreken, en hiertoe werden een tijdlang heldhaftige pogingen aan gewend. Maar noch de Koning, noch zy'n mi nisters, brachten het ver in deze taal, die zq voornamelijk in den vorm van citaten kenden, zoodat zy ten slotte hun toevlucht namen tot het Fransch. Op het internationale muziekfeest te Dresden zijn Badings' Symphonische Variaties, welke hij dit jaar heeft geschreven, hét nummer geweest. Alle andere componisten heeft hij ver achter zich gelaten, en voor den dirigent Carl Böhm, die ook Badings' Derde Symphonie meermalen uitvoerde, en daarmede slechts ondank oogstte, is Badings de belangrykste verschoning in ons muziekleven van nu. Wel kwam het applaus in hoofdzaak van een kleine groep geestdriftigen, maar de vooraanstaande mannen van het mu ziekleven, de dirigenten Böhm en Van Kempen, de jonge componisten en de critici der Euro peesche en Amerikaansche pers^aren er vol lof over en noemden dit werk het geniaalste van het geheele feest. Böhm heeft met Badings' werk de ondervin ding opgedaan op een concert van de Staats- kapel, dat het werd uitgefloten, maar dit belet hem toch niet het werk van den Nederland- schen componist te blijven propageeren. Meisje met poes", olieverf schilderij van Georg Ehmig Van de zijde der E.E. P.P. Dominicanen te Zwolle deelt men ons mede omtrent den bekee- ringsarbeid in het afgeloopen winterseizoen: De conferenties voor niet-Katholieken werden gegeven door Pater Lector Fr. A. Winkel en Pater Prior Fr. G. van Kalmthout; door Pater Lector Fr. dr. A. Preller, die door den Hoor- eerw. Pater Provinciaal aan ons werk werd ver bonden en door Pater Lector dr. C. Pauwels, die dit jaar speciaal voor de conferenties werd geassumeerd. Pater Winkel had wederom het leeuwenaan deel en hield conferenties te Eindhoven (Villa park) te Den Helder, Zaandam, Schiedam, Maastricht, Utrecht (Biltstraat) en Leeuwarden Speelmansstraat) Op bijna alle plaatsen met belangstelling van honderden toehoorders: te Schiedam en Den Helder voor een geheel gevulde kerk; Zaan dam maakte een uitzondering, wijl daar de conferenties door plotseling ingevallen koude bevroren. Het spreekuur moest op sommige plaatsen tot uren worden verlengd en te Schiedam, Eind hoven en Utrecht gaven ongeveer 20 sollicitan ten zich op voor een vervolgcursus, die te Schie dam door Pater Verhey en te Utrecht door Pater Gijlswijk wordt geleid. Pater Preller gaf conferenties te Veendam en Oude-Pekela; te Tilburg en 's-Gravenhage. Te Veendam en Oude-Pekela was de kerk byna te klein; te 's-Gravenhage steeg (volgens de uitgereikte lectuur) het aantal toehoorders van 5800; te Tilburg was echter de kleine kapel van het St. Elisabeth-ziekenhuis nog te groot; door allerlei omstandigheden was de op komst hier zeer gering. Des te meer verheugt het ons te kunnen mededeelen dat te 's-Gra venhage een vervolg-cursus kon georganiseerd worden voor 50 belangstellenden en dat by het door denzelfden leider gehouden Triduum voor de reeds gedoopte cursisten van het vorig jaar bijna allen aanwezig waren. wy meenen hier büzonder dank te moeten zeggen aan de Eerwaarde Zusters Dominica nessen van het St. Thomasklooster aan de Koningin Sophiestraat te Den Haag, die in haar klooster èn leider èn cursisten altijd zoo welwil lend ontvangen. Dezelfde conferencier leidt ook den vervolg cursus, die volgde op de conferenties in de kerk van Pastoor Van Oerle te Eindhoven. Pater Pauwels verklaarde zich bereid de con ferenties te leiden te Zwolle. Deze werden ge houden in de aula van het Dominicanenklooster en volgens de oude methode „uitsluitend voor Niet-Katholieken". Na oproep door een ad vertentie in de niet-Katholieke Zwolsche Cou rant en op vertoon van een gratis te verkry- gen toegangskaart kwamen 150—175 personen de conferenties bezoeken en bewezen door hun trouwe opkomst en aandachtige belangstelling, hoezeer deze invitatie der Paters Dominicanen Goor hen werd gewaardeerd. Een na-cursus van 21 personen volgde. Ter navolging! Pater Van Kalmthout gaf in één der zalen van hotel „Hamdorff" te Laren (N. H.) confe renties ook uitsluitend voor Niet-Katholieken, doch hier gaven slechts 2035 personen aan de invitatie gehoor. Gunstiger was de opkomst te Alkmaar (Breed- straat) waar het bezoek aan de conferenties, ondanks zeer ongunstig weer, steeds stijgende was. We zyn dankbaar voor den zegen, die ook dit jaar weer op ons werk rustte, dankbaar ook voor de medewerking, die vooral Petrus Canisius ons verleende door de accurate verzorging van uit te reiken lectuur. wyi ons nu reeds aanvragen bereikten voor conferenties in het a.s. najaar, verzoeken wy degenen, die conferenties wenschen te orga- niseeren bijtijds aan Pater Fr. G. Kalmthout, Dominicanenklooster te Zwolle, daarvan ken nis te geven. Sprookjes kunnen soms werkelijkheid worden; George Dean weet het by ondervinding. Jarenlang heeft hij langs de huizen van Pontypridd gezworven en aan de boerderyen in Wales om een aalmoes en nachtverblijf ge bedeld. Nu is hij een vermogend man. Het beroemde sprookje van de groote erfenis uit Amerika heeft hy tot werkeiykheid zien worden op een morgen, toen hij meende, dat hij zijn ellende niet langer zou kunnen verdragen. George Dean was in vroeger jaren artist ge weest, circusartist. Hij had een pracht-nummer en de circusdirecteuren namen hem met voor liefde in hun programma. Zijn naam deed het schitterend op de groote biljetten, zijn nummer trok publiek en hetgeen hij presteerde sugge reerde inderdaad de ongelooflijke kracht, weike hij voorgaf te bezitten. Wanneer in vette letters op groote plakkaten George Dean werd aange kondigd als „De IJzeren man", die elk gewicht onder eiken vorm kon dragen en wiens lede maten honderd personen niet uit elkander kon den trekken, dan lokte die oer-kracht kijkers qn geestdriftigen bijval, wanneer men zich niet bedrogen zag. Er was nauwelijks een land op de wereld, waar Dean niet was opgetreden en groote suc cessen had verworven. Toen George Dean vijf endertig jaar was en nog over al zijn krachten vrij beschikte, trad hy op in een groot circus te Londen. Daar was het, dat hij voor het eerst van zijn leven verliefd geraakte. Een verliefd heid, welke slechts van korten duur was, daar zij plaats maakte voor een oprechte en groote liefde. Het meisje, dat zyn liefde evenzeer be antwoordde, was echter geen artiste, zij kwam uit Wales, van het boerenland, uit de vrije na tuur en Dean had door heel toevallige omstan digheden kennis met haar gemaakt. Doch er was één geschilpunt tusschen hen beiden. Hoezeer ook het meisje Dean liefhad, zij wilde geen circusartist huwen en Dean zeide zijn beroep niet te kunnen opgeven, het was een deel van zijn leven en hij zag ook geen mogeiykheid om door anderen arbeid in hun levensonderhoud te voorzien. Nora Ryan kón niet anders en George Dean kón evenmin anders. Zoo kwam het, dat hoe innig veel ze van elkander hielden, geen van beiden meende te kunnen en te mogen toegeven: er kwamen in grijpende meeningsverschillen, zelfs woorden wisselingen van heftigen aard en het bruilofts feest werd nimmer gevierd. Nora en George scheidden met hun hart vol bitterheid, terwijl hun liefde niet sterven wilde. Het meisje keerde terug naar Wales en weinige jaren daarna vertrok zij met haar ouders naar Amerika, waar deze een farm gingen expioitee- ren. Dean bleef zqn beroep getrouw; drie jaar later kreeg hij op een avond na de voorstelling een plotselinge beroerte, welke hem beide boe nen, de linkerzijde en linkerarm volkomen ver lamde. Zijn circuscarrière was gebroken, bi) moest zich in een wagentje voort- j bewegen. Hij bleven was en wanneer hij het J innmui geweten had, zou hij haar niet tot last hebben willen zqn. Familieleden had George Dean niet waar M een onderdak en verzorging kon bekomen; l'U liet zich naar Engeland vervoeren en koos Pon typridd in Wales om er zijn leven te slijten- Daar in het land, waar Nora Ryan had gewoond- liet hij zich rondrijden, zoolang zijn opgespaarde geld hem die diensten wist te verschaffen en toen alles was opgeteerd, bewoog hij zich zei voort in zqn invalide-wagentje met zijn eeneb gezonden arm. Hy bedelde zijn onderhoud bi) elkaar en het ging hem steeds slechter. HU werd ziek en er was niemand, die hem opnam en toen hij op een morgen nauwelijks meer wak ker werd in den stal van een boerenhoeve aa° den weg, waarlangs Nora zoo dikwyis gegaan was, bracht hem de boer 'n brief van 'n densch advocaat. Dean was te ziek om zie® voor een brief te interesseeren, hy smeekte om een glas water, en toen hij daarvan gedronken had, viel hij bewusteloos tegen de rugleuning van zijn wagentje. Als Dean, na dagen, weer de beschikking had teruggekregen over zyn denkvermogen, be* merkte hy, dat hy lag uitgestrekt op een bed- Hij was opgenomen in een Londensch zieken huis, voor het eerst na jaren zat hy niet ljj zijn wagentje en hij werd verzorgd en bediend als een vermogend heer. De schijn was waarheid, Dean was vermo gend. De boer uit Wales, die niet wist, wat met Dean te moeten aanvangen, had den brief ge" opend en gelezen. Nora Ryan was gestorven en liet als bezitste» van een groote farm na den dood van ham ouders aan haar vroegeren verloofde, dien ril nimmer had vergeten en trouw was geblevem al haar eigendommen na. De lamme bedelaar was op eenmaal de be zitter van verscheidene duizenden dollars, welke hem een zorgeloos bestaan verzekerden. De er fenis is George Dean op zyn ouden dag de roe- rendste herinnering aan een nooit vergeten liefde. De N.S.B. behoort nu tot den verleden tijd. Daar men van de dooden niets dan goeds mag zeggen, moet men de bijna-dooden ook niet al te zwaar meer vallen. We willen daarom wel erkennen, dat de Mussert-beweging ook haar goede kan ten heeft gehad en wij kunnen dit te ge reeder doen, daar die goede uitwerkingen gewoonlijk allerminst zoo bedoeld waren. Zoo is het bepaald een van haar verdien sten dat zij de sociaal-democraten wat nationaal bewustzijn heeft bijgebracht. Waarschijnlijk zullen de sociaal-democraten dit zelf ook niet willen erkennen, maar niettemin is het waar. Dat blijkt al heel sterk uit een hoofdartikel dat „Het Volk" Het heertje had zyn glas opgenomen en zonder te kyken nam hy er een slok uit. Toen hy de karnemelk proefde, zette hij zijn glas zoo wild neer dat de i\elk er uit spatte. Boos riep hy de juffrouw en begon haar een standje te maken. De moeder werd door het lawaai opmerkzaam en toen ze zag Toen de juffrouw later by het leeggekomen tafeltje kwam, wat er aan de hand was, dacht ze dat haar zoontje de beide zag ze daar het glas bier staan- Ze vertelde heb aan een heer glazen had verwisseld. De arme jongen wist echter van den tje. Deze begreep al evenmin iets van de gekke geschiedenis, prins geen kwaad en eindeiyk vertrokken beiden maar. Ze De chef werd er by gehaald en deze besloot eens goed op te begrepen er niets van. letten. wijdde aan den triomfalen intocht van bet prinselijk paar te Amsterdam: „Wie de stemming tüdens den eersten dag va*1 de koninklijke aanwezigheid te Amsterdam aan voelde, ontwaarde daarin een voortzetting van het blij besef, dat Nederland bezielde, toen, d® dag na de verkiezingen het resultaat dier volks uitspraak neer bleek te zijn gekomen op een beslist uitbannen van on-Nederlandsch dicta tuur-streven. Stemming van bevrijding maakt® zich toen van ieder meester, die stemming van bevryding herleefde thans. Tot vreugde over herwonnen volkseenheid dir dat gevoel van bevrijding uit. Verstomd is voor goed het gejoel dergenen, die meenden da' huldiging van het vorstenhuis gepaard diend® te gaan met verdoeming van dat machtig de®1 des volks, dat zich trotsch arbeidersklasse voelt En op haar beurt voelt die arbei dersklasse zich steeds pil n d geneigd om afzydig te biyven als het geldt om in het staats hoofd de samenbundelende rept® sentatie van een democratie t eeren, die geen harer samenstel lende deelen minder dan de ad' dereacht. Stemming van bevrijding, stemming van vreugd® om eindelijk herwonnen volkseenheid, zij ken merkten den dag der koninkiyke ontvangst. Hf tijd blijkt gelukkig voorbij, dat wie dan ook prijs op zou stellen zoodanige stemming te ver storen. Tot definitieve vernietiging gedoemd sinds de 26e Mei de kleine groep dergenedj die tegen volk en arbeidersklasse in, uitsluiten® voor zich het privilege van waar Nederlander schap hoovaardig meenden te mogen opeisched' In belachelijkheid ondergegaan is de dwa® zotterny van wie beweerden, dat zy uitverkoren waren om het Huis van Oranje voor verbeeld aanranders te redden. Tegenover die hoovaardü en lachwekkendheid bleek op den 26en Mei in democratisch Nederlan in al zijn geledingen voldoende besef va® volkseenheid-boven-politiek-verdeeldheid aan wezig. Dat besef zocht gisteren te Amsterdai® tijdens de begroeting vooral van de twee jong^ leden van het vorstenhuis uiting in een sp°n' taan-feestelijk gebaar, dat méér was dan gebaar van hoffelijkheid jegens hooger-geplaa'' sten." Ieder Nederlander kan zich natuurlij11 slechts verheugen om deze evolutie bij eeïl volksgroep die zichzelf maar al te lah^ buiten de nationale gemeenschap geplaats heeft. Wij bedoelen het dan ook geenszin als een verwijt tegen de S.D.A.P. dat zich door de N.S.B. den weg naar Volk eIJ Vaderland heeft laten opdringen. wenschen haar er liever geluk mee hopen dat Oranje steeds het bindend df' ment moge blijven dat alle groepen van 01 volk tezamen houdt. F *7^0 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p *7bij een ongeval met w *J\J» verlies van beide armen, beide bennen of beide oogen i doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL T"* DrMVTMC op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen A I .1 .r, A nlufllJ_j ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen bij verlies van een bard» een voet of een ow Maar ik zeg niet, dat t allemaal waar is," protesteerde Langhalm heftig, 't zyn allemaal leugens." Natuuriyk zijn 't leugens. Een vrouw kan niet iemand vermoorden. Zij kan tien mannen ten gronde richten, ruïneeren, maar ze is te laf om één man te dooden." „Haat u de vrouwen?" Kohier haalde slechts de schouders op. Was dat uit geringschatting of vertwijfeling? Lang halm vermocht het niet te achterhalen. „Haten?" Wederom ontsnapte aan Köhler's keel dat korte, grorfimende hoonlachje. Langhalm staarde hem verbaasd aan. „En toch zouden honderden mannen verliefd op haar kunnen worden." „Ze is toch zoo jong niet meer?" merkte Kohier koeltjes op. „Niet zoo jong meer? Hoe weet u dat?" „Ik weet heelemaai niets. Ik vermoed t maar. Zy wonen hier al tien jaar. Dan kan ze toch niet jong meer ziin?" „Een vrouw blijft jong, zoolang ze mooi en bekoorlijk is. Wie telt met jaren? Mary Hall- stein's gestalte is nog lenig en vol gratie." „Hallstein," herhaalde Kohier peinzend. „Heb ben zij wel 't recht dezen naam te dragen?" „Ongetwyfeld. Hallstein kocht geiyk met het slot ook den titel." „Aha, staan de zaken zoo? Dan kent u zeker ook hun geboortenamen wel?" „Die ken ik. Toen zy zich in Duitschland ves tigden, noemden zy zich Semper." „zy heette dus Mary Semper, na op 't kantje af Mary Alvarez geweest te zyn." „Juist, maar kent u dien naam?" „Neen, evenmin als ik u ken, of die vrouw." Langhalm lachte. „En evenmin als u mij nader bekend bent., Ik ken u als Wilhelm Köhler. Meer weet ik niet. Enkel hoe u zich noemde." „Hier splitst zich onze weg en zullen we dus afscheid moeten nemen," merkte Köhler op, zonder op Langhalm's toespelingen te letten. zy stonden op een kruispunt. Langhalm wees met de hand in de richting Hallstein. „U moet dien kant uit. U kunt 't beekje daar volgen tot de eerste kromming. Dan ziet u den toren en de daken van Hallstein vlak voor u." „Ik dank u." Meer sprak Köhler niet en sloeg den hem aan gewezen weg in. Langhalm keek hem nog langen tyd na en peinsde over deze zeldzame ontmoeting. Hy mur melde enkele onverstaanbare woorden, die den zonderlingen man golden, die van verre kwam om 'n bezoek aan Hallstein te brengen, maar den eigenaar niet kende. Eerst toen Köhler uit 't gezicht verdwenen was, vervolgde hy zyn weg. Wilhelm Köhler had intusschen zijn doel be reikt. Met groote, holle oogen staarde hij op 'n grootsch, indrukwekkend gebouw, omgeven door 'n weelde van bloemen en parken. Z'n lippen trilden en met stokkende stem fluisterde hy heesch: „Nu zal ik mij wreken en met het verleden af rekenen." Z'n oogen begonnen woest en onheilspellend te lichten. Maar spoedig wist hy zich te be- heerschen en hy verdween ongezien in het hooge struikgewas. De zware overgordqnen in den salon waren gesloten, zoodat geen enkel zonnestraaltje naar binnen kon dringen. De kamer lag in een aan genaam aandoend schemerduister. In een lage fauteuil zat een vrouw. Het fynbesneden, smalle en bleeke gezicht teekende zich op den donke ren achtergrond af als een fqn, subtiel silhouet; ook de slanke handen lichtten even op, op de donker roode zyde van haar kleed. Donkere, gloeiende oogen staarden als in gepeins uit het doorschpnend masker, terwyi de lippen norsch gesloten lagen. De tint der haren was niet te onderscheiden, doch zij lagen als een donkere omlijsting om het ranke gelaat. Deze vrouw was Mary Hallstein. Zy was alleen in den salon, biykbaar geheel in beslag genomen door haar eigen gedachten. De uitdrukking van haar gelaat teekende een zacht en mild karakter af; de gloed in haar oogen duidde op een sterk ontvankeiyk gemoed doch getemperd door 'n waas van weemoed. Zij moest veel geleden hebben. Niemand zou in haar de vrouw herkennen, van wie Langhalm zulke boosaardige geruchten rondstrooide, zy was nog jong, doch het harde, bittere leven had de glorie der jeugd te vroeg aangetast. De zware gongslag van een pendule kondigde haar aan, dat het reeds vijf uur was. Mary Hallstein schrok even op; dan zonk zij echter nog dieper in haar stoel, droomend, de zwarte oogwimpers als kleine, fijne waaiertjes over de half gesloten oogen. Slechts weinige minuten later klonk het schuifelen van zachte voetstappen uit een der nevenvertrekken. Mary Hallstein richtte zich nu half op, het hoofd naar de deur gewend. Een jong meisje trad binnen. Zij was groot en slank van ge stalte, met lichtblond haar, groote, open blauwe kykers en om den smallen mond even 'n trekje van energie. Ook deze vrouw was een schoon heid, zeker niet minder dan Mary Hallstein. „Edlth?" „Ja." „Heb je geslapen?" „Och ja. Wat kun je op zoo'n snikheeten mid dag nog beter doen? Ik kan eigenlijk slapen als ik wil." „Het is al over vyf." „Ik weet 't. Ik heb 'n paar uurtjes geslapen, dat is toch zeker niet te veel." „Er wordt wel eens beweerd, dat veel slapen een mensch dik maakt. Op jou schtint dat echter niet van toepassing te zyn." De slanke blonde vrouw glimlachte. „Er wordt zooveel beweerd. Laat de men- schen praten! Ik slaap 'n gat in den dag en vlei me ermee, dat ik iederen dag knapper word." zy ging voor den hoogen spiegel staan en koketteerde met zichzelf. Mary Hallstein schonk er geen aandacht aan, maar merkte niet zonder ironie op: „Hoe wil je eigeniyk hier op Hallstein van je schoonheid profiteeren? Hier is 't een dood kapitaal voor je, dat geen rente oplevert enmet den tyd inteert. Hier vind je geen bewonderaars, nog minder aanbidders" Edith Beuth, de slanke blondine, glimlachte weer op de haar eigen, raadselachtige wijze. ,,'t Is er my ook niet om te doen, dat velen me zouden bewonderen. Als er maar één komt, die me werkeiyk bemint. Eén!" Mary Hallstein stond op en wandelde enkele passen, den salon rond. Nu kon men ook haar gestalte onderscheiden, iets korter dan die van Edith Beuth, maar meer gevuld. Het antwoord van Edith Beuth had haar zichtbaar ontstemd, hoewel zij zich alle moeite gaf, zulks te verbergen. Doch haar stem beefde, toen zy eindeiyk de op elkaar geperste lippen opende: „En wie zal die vurig versmachte zyn?" Nogmaals bewonderde Edith Beuth haar lenige, ranke figuur in den spiegel, om haar lippen een triompheerend glimlachje. Met 'n tikje sarcasme antwoordde zij: „Ik ben al gelukkig, als ik aan myzelf be haag. Wat bekommer ik me eigeniyk om de bewondering van vreemden? Ik weet, dat v vrouwen my benijden en dat is my genoeg-" Mary Hallstein liet 'n laatdunkend giU® hooren. Was zij niet de vrouw, die overal 0 haar schoonheid triomphen gevierd had? e(t dacht terug aan de tyden toen alle naar haar gunsten dongen, haar aanbaden. was er zich van bewust, dat zij zelfs nu harten zou kunnen breken! En toch voelde zich onbehaagiyk, als zy de slanke, leIÜ Edith naast zich zag. „Waar is Rudolf?" vroeg Edith. „Ik weet 't niet." Mary's antwoord klonk bits. „Misschien op z'n kamer?" „Wat wil je van hem?" gjj „Niets, 'n Beetje babbelen. Ik verveel m® dan is de hitte nog ondraagiyker." „Laat hem met rust. Hij zit te werken en 0 wordt hy niet graag gestoord." „Kom, kom. Ik ben niet bang van hem-' yj „Je gaat er niet heen," beet Mary Hall® haar toe, in 'n opwelling van drift. ,eji Edith Beuth vertrok geen spier. Met vol®1®^®' onverschilligheid luisterde zy naar de hi)®^ heesche woorden van de opgewonden vrod"' „Wat zoek je eigeniyk op Hallstein?" „Ben ik soms vrywillig gekomen?" je „Ik weet 't niet! Maar steeds voel ik, da me krenken wilt." „Je bent wat erg nerveus. Ik zal echter J* stein vandaag nog verlaten. Hier heb ik nie^j) zoeken, noch te verwachten. Ik zal Rudolf e waarschuwen." A .(Wordt vervolg07

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10