<Ketve*&aal van den da§ I De avonturen van Stan en Pol Het raadsel van Aether-kampioenen in Amerika POPULARITEIT VAN DE FILMSTARS NEEMT AF Sovjet-arbeiders AZEPOOT DINSDAG 22 JUNI 1937 Hoe sommige radio-artisten plot seling groote bekendheid verwierven Jacht naar origineele uitzendingen Het congres van de Pax Romana „Lijken van hun werkgevers Pater Pinard de la Boullaye Boetprediker van Notre-Dame neemt afscheid Er „T"™ i De inbraak in j Een Zondag bij de Indianen Chichicastenango Een Japansche Caruso Af I T7 A D/^TVTlVTir 'C op dit blad zijn Ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen 17 *7^ O m levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f7 *7^0 een ongeval met ¥7 m C*YI il iTi M 1J[ v Ti ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 0 vw* verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A 0 wv» doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bi] verlies van een hand, een voet of een oog. bOOR THEO BLANKENSEE Men weet dat de filmstars de lievelingen zijn van het Amerikaansche publiek, en dat zij onzinnig vereerd worden. Maar hu zijn de lievelingen van de Radio hard bezig hun de loef af te steken. De populariteit van he aether-kampioenen, en ook hun gages, wor sen steeds grooter. Volgens officieele statistieken, die dezer dagen hoor de regeering van de Vereenigde Staten ge publiceerd werden, bezitten 24.5 millioen Ame rikaansche families een eigen radiotoestel. Neemt men aan, dat iedere familie uit ongeveer 4 personen bestaat, dan komt men tot het *norme aantal van 100 millioen luisteraars op ten totale bevolking van 130 millioen zielen. Maar niet slechts in huis speelt de radio ten groote rol. In Amerika is het n.l. meer en hieer mode geworden, ook den auto van een Radiotoestel te laten voorzien. Zoo weet het radio-tijdschrift „Radio Retailing" mede te heelen, dat er in het afgeloopen jaar 3.5 mil lioen radio-toestellen voor auto's zijn verkocht. De Yankees kunnen klaarblijkelijk zonder luid spreker niet meer leven. Want nergens zoozeer sis bjj hen bestaat de onaangename gewoonte, het toestel den geheelen dag, zonder eenige Panze, in werking te laten. Het is onder deze omstandigheden geen won her, dat, terwijl de populariteit van de filmstars teo langzamerhand ietwat taant, de lievelingen ?an de Amerikaansche radio meer en meer in aanzien stygen. De radiostars ontvangen op het oogenblik in de Vereenigde Staten reeds salaris sen, waarvan de filmspelers in Hollywood nau welijks durven droomen. De verschillende om- toepmaatschappijen leveren een waren strijd °m hen. Om zich van hen te verzekeren, enga geert men hen voor vele weken en zelfs maan hen. Jack Benny, een van de meest geliefde Amerikaansche radio-kunstenaars, heeft zelfs ten contract voor den tijd van drie jaren ge kregen, met een salaris van niet minder dan 1 millioen dollar per jaar. Ook Eddie Cantor kreeg een contract voor eenige jaren. Deze radiostars verdienen dus in de Vereenig- he Staten heel aardige sommetjes. Intusschen öioet hierby opgemerkt worden, dat zij hun geld werkelijk niet gemakkelijk verdienen, want biet alleen moeten zij op elk oogenblik van den hag voor repetities ter beschikking staan, maar bovendien hangt het gevaar van een vermin- herende populariteit voortdurend als een zwaard Van Damocles boven hun hoofd. Dat wil zeggen, moeten er zich steeds het hoofd over bre ken, hoe zij weer iets nieuws, iets origineels kunnen brengen. Deze jacht naar originaliteit is voor de Ame rikaansche radio zeer typisch. Wie iets nieuws Weet te brengen, is een „gemaakt" man. Om gekeerd kan men een veelzijdig genie zijn en hesondanks geen carrière maken, wijl de goede -Vondst te lang op zich laat wachten. De beroemdheden der Amerikaansche radio Worden dan ook plotseling geboren. Zoo ver eng het ook den thans zoo geliefden Bob Burns. Burns kan er prat op gaan, een van de meest Veelzijdige musici ter wereld te zijn. Er bestaat Rgeniyk geen instrument, dat hij niet bespelen kan. Maar desondanks ging het juist dezen Bob Burns jarenlang zoo slecht, dat hij als een arme ^Werver door de straten trok. Door een toeval kwam hem op zekeren dag een gewone looden "Uis in handen. Hy blies er op en kreeg er een Beluid uit. „Wanneer men dat met looden bui ten van verschillende lengten doet en men tefent een beetje", aldus dacht Burns, „heeft hien misschien een nieuw instrument." Zoo ontstond de „bazooka", die zijn „uitvin her" niet slechts tot een beroemd, maar ook tot *en ryk man maakte. Maar ook op andere manier kan men be- Vbemd worden. Philips Lord speelde dit b.v. klaar met zyn gangstersgeschiedenissen, welke Van 24 Juli tot 2 Augustus zal te Parijs het Congres plaats hebben van de Pax Romana (de Biternationale Unie van Katholieke Studenten), kien verwacht dat dit jaar meer dan duizend katholieke studenten uit alle landen der we- ïe'd aan dit Congres zullen deelnemen. Op het Congres zal dit jaar een buitengewoon actueel 0,1derwerp behandeld worden, n.l. het Probleem h** Werkloosheid onder de jeugdige intelec- ^telen. hij inderdaad op zeer spannende wüze voor de radio wist voor te dragen. Amos Hendy heeft daarentegen carrière ge maakt met het gekraai van een haan en vo- gelgekwetter. In de imitatie van deze diergelui den is hy werkelijk niet te overtreffen. Sinds men hem ontdekt heeft, bezitten de inwoners van de millioenenstad aan den Hudson des mor gens de grappige illusie, door een ochtendhaan gewekt te worden. Prompt om half zeven in den morgen begint de „haan van New York" te kraaien en dat duurt ongeveer vüf minuten lang. Daarop volgt dan een kwartier vogelgekwetter. Idyllischer en romantischer kan de aanbrekende dag, ook voor de farmers in het Westen en het Zuiden van het land, nauwelijks zijn Hoe blijven nu deze lievelingen van de radio steeds op de hoogte? Hoe komen zy te weten, of het publiek nog steeds voor de volle honderd procent met hun prestaties tevreden is? Daar voor zorgt de post. Zoo heeft b.v. de National Broadcasting Company alleen reeds in de af geloopen twaalf maanden ongeveer 5 millioen brieven ontvangen, waaruit duideiyk biykt, wel ke stars op den goeden weg zyn en welke het contact met het publiek verloren hebben. De Columbia Broadcasting Company, een andere enorme Amerikaansche radio-trust, ontving in een maand tyds 445.000 brieven. Dat zyn een voudig recordcyfers, welke nog duidelijker dan al het overige bewijzen, hoe geestdriftig de Amerikaan voor de radio is. Als populariteit een waarborg mag heeten voor iets goeds, mag men dus aannemen dat er genieën optreden voor de Amerikaansche microfoons. De waarheid zal wel een beetje anders zijn. Het soort prestaties, waarmee men tegenwoor dig eer inlegt, is bedenkeiyk gezakt. Het pu bliek schynt in zyn ontspanning steeds opper vlakkiger en kinderachtiger te worden. Met onbeschaamdheid moet de Sovjet den slag zien te winnen. In Neder land gelukt dit slecht. Dit land heeft sterke Katholieke en Protestantsche organisaties en een slagvaardige anti communistische pers. De vliegers met leu gens in den staart gaan hier niet op. Nog pas heeft het Volksdagblad de doorge winterde Tribune een paar citaten uit de moraalleer van Lenin valsch durven noemen, maar sedert we titel, boek en blad zij aangaven zwijgt dat Russische blad zelfs in het Hollandsch. De commissionnairs van de Sovjet, die niet dan na het volgen van een der beruchte cursussen voor revolutionnaire vorming in dienst plegen te worden gesteld, moeten het evengoed bij propagandisten als di plomaten hebben van de brutaliteit. Dat herinnert men zich van Litvinof, die in Genève de onschuld der verhouding van zijn regeering tot den internationalen cel- lenbouw van de Komintern zoo geraffi neerd verdedigde. Thans heeft in datzelfde Genève de Rus sische arbeidersgedelegeerde „professor" Markus den grooten mond van de bier kade opgezet tegen onzen Katholieken Ser- rarens, die hem leelijk in de klem had. Deze had namelijk met zelfs door de oude Tribune niet valsch te liegen citaten uit Dezer dagen was het 70 jaar geleden dat keizer Maximiliaan van Mexico, vóórdien Oostenrijksch Aartshertog, door opstandelingen werd gefusilleerd Sovjet-documenten onweerlegbaar aange toond, dat in het Rusland van Stalin ook maar geen schijn van vakvereenigingsvrij heid bestaat. En dat het in dit opzicht nog erger was dan in Duitschland en Italië, tegen wier vrijheids vernietiging de christe lijke vakvereenigingen reeds in vroeger jaren eveneens protesteerden. De heer Ser- rarens had derhalve heel wat aanmerking op de ter goedkeuring aan de Int. Arbeids- conferentie overgelegde geloofsbrieven van de arbeidersgedelegeerden uit Sovjet-Rus land, want redeneerde hij „die gede legeerden hebben onvoorwaardelijk de be velen na te komen van de dictatuur, welke in Sovjet-Rusland heerscht." Evenals indertijd Litvinof tegen den ver tegenwoordiger van den Zuid-Amerikaan- schen Staat, die hem de internationale ophitsing verweet, vloog „professor" Mar kus overeind, verwees naar de schrifte lijke repliek, waarin hij beweerd had, dat de Russische vakvereeniging „volkomen vrij is en een democratisch karakter draagt," en schreeuwde onbeschoft den heer Serra- rens c.s. toe, dat de christelijke vakveree- nigingsleiders „volgens de formule der Je zuïeten maar lijken zijn in de handen hun ner werkgevers." Het fatsoen der afgevaardigden ter con ferentie deed een gesis van afkeuring hoo- ren, maar wat kon de voorzitter anders doen dan zijn leedwezen uiten over de ruwheid der Sovjet-woede? En de sociaal democraten, die er wèl als hanen bij waren toen indertijd tegen de onvrijheid in Duitsch land en Italië werd geprotesteerd, geloof den het nu wel en stonden er glunder bij. Het revolutionnaire bloed kruipt, waar het niet gaan kan. Ten slotte moet dit revolutionnaire bloed zelf den prijs van de terreur betalen. De politieke groot-werkgever Stalin betaalt de volgelingen in zijn slavenstaat met een schraal loon en ten slotte krijgen ze den kogel. Ze mogen niet zelfstandig denken noch ook maar één daad stellen van een vrijen arbeider. Ze zijn lijken in de hand van hun werkgever! Teneinde zich weer geheel te wijden aan zijn studies en zün belangrijke werken over de geschiedenis der godsdiensten te kunnen voltooien, heeft de eerw. Pater Pinard de la Boullaye aan Z. Em. kardinaal Verdier, Aarts bisschop van Parys, verzocht ontheven te wor den van de taak, de vastenconferenties in de Notre Dame te Parijs te prediken, zoo lezen wij in de „Maasbode.'' Kardinaal Verdier heeft, het groote belang voor de verdediging van het geloof erkennend van het werk, waaraan de vermaarde kansel redenaar zich weer wijden wil, bij schrijven van 1 Juni j.l. dit verzoek van pater Pinard de la Boullaye, zij het met leedwezen, ingewilligd. In dat buitengemeen hartelijk schrijven brengt de kardinaal pater Pinard dank, mede namens de kerk in Frankrijk, voor het ver heven apostolaat, met zooveel ijver en talent op den roemrijken kansel van de Notre Dame ontplooid. „De trouw van uw auditorium," aldus de kardinaal, „de menigvuldige blijken van be langstelling der ontelbaren, die u lazen en van die anderen, die door den aether naar u luisterden, in alle deelen der wereld, zijn steeds een luid getuigenis geweest, dat gy een zeer schoon werk hebt verricht. R. P. Pinard de la Boullaye gaf sinds 1928 de vastenconferenties in de Notre Dame, wel ke, zooals men weet, telken jare door Radio- Paris werden uitgezonden. Het machtigste middel om Gods ryk te bevestigen en uit te brei den ls het onderwys, van boven tot beneden doordrongen van een echt katholieken geest en de onmisbare sluit steen van dezen bouw ls de Katholieke Universiteit. Het Hoogwaardig Episcopaat tot de Katholieken van Nederland, 8 Sept. 1921. Ineengedrongen en als verlaten, stond op een hoek van twee nieuwe straten in de achterbuurt van Marseille een klein win keltje. Het was reeds lang na middernacht en in de heele buurt was geen levend wezen te zien, behalve één man, die, diep in z'n overjas gedoken, in de schaduw der huizen naderbij sloop. Genaderd vlak bij het winkeltje, ver traagde hij z'n schreden en keek behoedzaam om zich heen. Vlak voor de deur gekomen scheen hij zekerder van zijn zaak te zijn. Sinds lang wist Pierre Vasseur wie de eigenaar van dat winkeltje was, en waarom hij er zooveel be lang in stelde. Hij was van meening, dat inbrekers zich te veel er op toelegden de groote woningen der er kende rijken met hun bezoek te vereeren, ter wijl daar toch practisch weinig te halen viel. In die woningen toch bewaarde men zelden veel geld en kostbare juweelen. Voor een en ander waren de moderne banken veel veiliger. Daar entegen, in die onaanzienlijke zaakjes, door eenvoudige menschen gedreven, kon men bijna altijd een aardig kapitaaltje aan contanten vinden. Dat soort lieden stelde weinig vertrou wen In groote bankinstellingen en beschouwden hun geld alleen veilig als ze het zelf onder hun berusting hielden. Al lang wist Pierre Vasseur, dat de eigenaar van dit winkeltje er warmpjes inzat, en reeds eerder zou hij daar z'n slag geslagen hebben, als hij door z'n diefstallen niet genoodzaakt was geweest, zich geruimen tijd aan het oog der politie te onttrekken. Nauwkeurig had hij zich eenige weken lang van het doen en laten der bewoners op de hoogte gesteld en uit verschil lende inlichtingen was hem gebleken, dat de familie iederen Donderdagavond uit ging. Het was Donderdagavond en hy had gezien, dat vier personen, man, vrouw en twee zoons, het winkeltje verlieten. Ook wist hij, dat ze binnen de eerste 2 a 3 uren niet zouden thuiskomen. Zonder zich te overhaasten, kon hij dus z'n werk doen. Nog eens keek Vasseur om zich heen, werkte even met z'n looper en was in 't winkeltje. Eenige oogenblikken bleef hij doodstil staan; daarna begaf hij zich langzaam naar de daar achter gelegen kamer; onhoorbaar sloop hij er heen, zóó geruischloos, alsof een schaduw zich voortbewoog. Nu moest hij de nauwe gang door, die naar de opslagplaats der winkelwaren leid de. Eindelijk had hij z'n doel bereikt. Met z'n zaklantaarn bescheen hy den vloer en keek met studie naar de plek, waar een buiten ge bruik zijnde schoorsteen stond. Met z'n in hand schoenen gestoken vingers betastte hij de te gels van den muur. Toen hij er een aanraakte die los zat, haalde hij' verlicht adem. De ge heime plaats was nog steeds in gebruik. Hij lichtte den tegel er uit, en juist toen hij hem voorzichtig op den grond wilde leggen, be kroop hem een gevoel, alsof hy niet meer al leen was. Direct doofde hij het licht en drukte zich tegen den wand. Maar hij zag of hoorde niets. Toch kon hy niet aan den indruk ontkomen, dat nog iemand anders met hem in het ver trek adem haalde. Echter, hoe scherp hy ook luisterde, geen enkel geluid drong tot hem door, Hy wachtte een minuut of vijf en dacht toen, dat het zuivere verbeelding van hem geweest was. Z'n zenuwen hadden hem parten gespeeld. Er kon niemand zyn. Misschien was een stukje behang gescheurd, of had een muis een wande ling gemaakt. Weer ontstak Vasseur z'n lantaarn q» gini voort de gemaakte opening te onderzoden en meer tegels te verwijderen. Toen de vierde te gel er uit was, lichtte hij de gemaakte opening bij. Een snel gesmoorde kreet van vreugde ont snapte aan z'n lippen. Wat de oude winkelier hem in een vertrouwelijk gesprek had meege deeld, bleek juist te zijn geweest. Hier was z'n schatkamer. Hij stak z'n hand in de opening, om daaruit twee linnen zakken met geld en een dikke enveloppe met bankpapier te halen en in z'n zak te laten giyden. Daarna zette hy de tegels weer precies op hun plaats. Ongestoord had hy z'n arbeid verricht; het was nu zaak te maken dat hij weg kwam. Hij keerde zich naar de deur en hield het schijnsel van z'n lantaarn naar den grond gericht. Eensklaps, alsof de bliksem voor z'n voeten viel, deinsde hij terug. Het licht op den grond scheen op een paar pantoffels en het onder ste gedeelte van een broek. Onwillekeurig hief hij de zaklantaarn op en zag een man staan, die hem strak aankeek. Hij wist, dat de man er den geheelen tijd geweest was en alles had gezien. Hij voelde zich verloren. Gedurende eenige oogenblikken staarden ze elkander aan. Toen gleed Vasseur's rechterhand in z'n borst zak, z'n zaklan- taarn ging uit en onverwachten 7 7 getuige van de i t Wl1llZClt]€ misdaad het eeu- E wig zwügen op- gelegd. Met een doffen slag viel de ongelukkige op den grond, in z'n val 'n stapel goederen meesleepend, dat met veel geraas op den vloer terecht kwam. Pierre Vasseur scheen z'n zelfbeheersching geheel kwyt te zijn. Het idee, dat hy bespied was, had hem overstuur gemaakt. Andermaal ontstak hij z'n lantaarn en overzag den toe stand onder den indruk van den moord dien hij gepleegd had, wat hij zeker niet zou ge daan hebben, als z'n zenuwen hem niet over meesterd hadden. Daar hoorde hij eensklaps het geluid van meijschen aan de deur. Een oogenblik later stonden ze in de kamer. Een fel licht scheen in z'n oogen en twee mannen grepen hem vast. Ontzet keken ze naar het ontzielde lichaam op den grond. Waarom hfb je dien stakker vermoord?" schreeuwde een der mannen hem toe. Bevend over z'n heele lichaam, antwoordde Vasseur: „Ikik moest wel. Anders zou hy me hebben verraden." .Verraden?" snauwde de ander. ,Deze man is onze oom, die al eenige maan den by ons woont, omdat hij hulpbehoevend is. De stumper is blind." (Nadruk verboden) n Guatamala, in Zuid-Amerika, bestaat een stad Chichicastenango, waar de in het ge- heele land beroemde Pater Rossbach, de zielzorger van 40.000 Indianen, woont. De jonge Duitsche vliegenierster, Elly Bein- horn, die geheel alleen talrijke vluchten naar alle werelddeelen deed en ook Zuid-Amerika bezocht, vertelt in de Umschau over deze Christen-Indianen Door het onvermoeide liefdewerk van Pater Rossbach hebben de Indianen een persoonlijke innige verhouding tot het Christendom verkre gen, waardoor zy ook den Zondag vieren en heiligen. Afstammelingen zijn zij van het oude volk der Maya's, dat reeds duizenden jaren vóór de Christelijke jaartelling een cultuur bezat, waarvan de overblijfselen nog de bewondering wekken. Deze cultuur is verloren gegaan en de thans levende bevolking is hoogst primitief. Evenals alle primitieve volken zijn ook deze Indianen bijgeloovig en aanbaden heidensche afgodsbeelden. Door den voorzichtigen arbeid van Pater Rossbach is het Christelijk geloof echter geleidelijk in hun zielen gedrongen en thans bezit hij het volle vertrouwen van een 40.000 menschen. Zondags trekken duizenden naar de kerk. Met de wijsheid en goedheid van een ervaren man, met de mildheid van iemand die veel begrijpt en veel vergeeft zoo vertelt Elly Beinhorn drukt de wereldwijze Pater wel eens een oog dicht, wanneer nu en dan een schaapje van zijn kudde voor het betreden van het Godshuis op een steenen altaar terzijde van de kerktrappen nog even een offer aan de oude indiaansche goden brengt, voordat de knie vol deemoed voor het Kruis van Christus wordt gebogen. Maar juist de Zondag toont, zoo gaat de schrijfster voort, hoezeer deze menschen reeds voor het Christelijk geloof gewonnen zijn. De kerk is overvol gevuld met een aandachtige me nigte. Van heinde en verre komen zij, te voet, op hun ezeltjes of tweewielig^ karren om hun nieuwen God te dienen. Allemaal klaar, jongens, „zei de meester vriendeiyk, „dan „Schuif je schrift opzij, dan kom ik er naast zitten," fluisterde Moedig begon Jan. Hy las de eerste som, dacht na. Als hy zullen we beginnen. Hier heb ik de repetitiesommen, en hy Pol. Jan deed het. Nu werden de borden met de sommen vaiï niet verder kon gaf Pol hem met zyn fijne stemmetje raad en deelde de blaadjes uit. Nu allen flink je best doen. Moeiiyk zyn elkaar geschoven en de kinderen, ook Pol, maar dat zag niemand ineens lukte het dan weer. De laatste vier sommen had Jan ze niet. natuuriyk, keken er in spanning naar. zoowaar alleen gemaakt. 'sJonge, dat viel mee. In Rio de Janeiro werd kortelings een Ja- pansch landarbeider „ontdekt", die over een wonderbaarlijke tenorstem beschikt. De Japan ner, die eerst twee jaar geleden uit Japan naar Amerika kwam, heeft eerst, met zijn familie leden, in Brazilië gewerkt. Op een dag ging hij naar een informatiebureau voor werkloozen in Rio de Janeiro. Het wachten in een neven- vertrek verdreef hij door een liedje te zingen Toevalligerwijze hoorde hem een Amerikaansch impresario, die den man voorstelde hem zang lessen te laten geven en met hem een toumée te maken door Zuid-Amerika. Volgens den impresario, die voor Caruso's dood diens zanglessen wel eens bijwoonde, moet de Japanner de stem bezitten van Enrico Ca ruso. Het ontbreekt het nieuw-ontdekt genie nog slechts aan een behoorlijke scholing. •.En was dat het doel van uw komst?" j,"Juist. Ik ben niet van plan enkele duizenden makelaarsprovisie te betalen. Ik koop, wat qj'J aanstaat en.... ik betaal contant. Deskun- i Sen hebben indertyd dit slot geschat op twee- ijderdduizend Mark." ^erner vroeg nu aan Mary Hallstein: kj'.Is er u iets van bekend, dat uw echtgenoot a0hen had zyn bezittingen te verkoopen?" v-Neen. Maar als alles achter den rug is en ik er wat tot mezelf gekomen zal zyn, dan ben Saarne bereid het slot van de hand te doen." ty.y^aarom dan niet direct?" vroeg Kohier, die Cq zonder verbazing het gesprek tusschen den ?fhissaris en mevrouw Hallstein gevolgd had. vfeer nam Edmund Werner het woord: te'h? tnoo§t nu wel weten, wat hier op het slot tojeurd is, vroeger of later zou u 't toch ver ben." ^aar wat is dat dan toch?" T^Udolf Hallstein werd vermoord!" vermoord!" ^öhler deed ontzet 'n stap achterwaarts en z'n oogen zochten Mary Hallstein. Toen haar blik den zynen ontmoette, werd zij weer 'n oogenblik door haar geweldigen angst over meesterd. „Hy werd vanmiddag vermoord, hier in z'n eigen huis." „Vanmiddag?" En weer zochten Köhler's oogen de jonge vrouw, als eischte hy van haar rekenschap. Wer ner echter voegde aan z'n woorden toe: „De moord geschiedde tusschen half vyf en vijf uur." ,,'n Zeldzame samenloop!" mompelde Kohier, doch niemand begreep de beteekens dezer woor den. Mary Hallstein hield 't hoofd afgewend en staarde ernstig voor zich heen. „Wat bent u nu van plan?" vroeg Werner. „Een sterfhuis is geen huis waar zaken ge daan kunnen worden. Ik ga terug naar de stad." „U zult echter goed doen, met uw adres achter te laten. Mevrouw Hallstein wil misschen later met u wel in onderhandeling treden." Kohier keek den commissaris met 'n ondeu gend lachje aan, als wilde hij hiermee te kennen geven, dat hy diens bedoeling maar al te goed doorzag. „Ik logeer in Hotel Union." „Nu moet ik ook gaan, mevrouw. Ik zal zorgen dat voor morgen alles tydig geregeld is. Het is intusschen laat geworden." Op den terugweg hield Werner zich in ge dachten onafgebroken bezig met Wilhelm Kohier. Wat 'n ondoorgrondeiyk mensch! Was hy 'n oprecht, openhartig en eerlijk man? Of-, Y'as hy 'n meer dan geraffineerde schurk? Zou hy werkelijk in 't bosch verdwaald zijn? Wat had die uitroep van mevrouw Hallstein te be- teekenen? Wie had het dolkmes van Edith Beuth's kamer genomen, terwijl zij daar sliep? Laat in den nacht stapte Werner in z'n bed en op geen enkele dezer vragen had hij een bevredigend antwoord kunnen vinden. Edmund Werner zat den volgenden ochtend al vroeg op zijn kantoor. Hy moest nog 'n uit voerig proces-verbaal opmaken van zijn onder zoekingen op Hallstein en dan nog de noodige schikkingen voor vandaag treffen. Tegen acht uur trad 'n klein, nietig kereltje onaangediend binnen. Z'n onooglijk voorkomen viel nog sterker op, dan z'n veel te wyde en slordige kleeren. „Je komt als geroepen, Robbl," begroette Werner hem. „Ik heb 'n interessant geval op te knappen voor je." Het onoogiyk, nietige kereltje, die best voor 'n bedelaar had kunnen doorgaan, was de be kende detective Robbl. Edmund Werner had er zich nooit over beklaagd, dat Robbl in zyn sectie ingedeeld was geworden. Hy had in 't vak z'n sporen reeds verdiend en de commissaris aar zelde dan ook geen oogenblik om hem. ,,'t geval Hallstein" toe te vertrouwen. „Wat is er aan de hand?" vroeg Robbl met een krakende stem. „Lees meer eens even dit proces-verbaal door." Robbl ging zitten en begon te lezen, zonder verder ook maar één vraag te stellen. «Is dat alles?" vroeg hy toen. „Ja." „Wat moet ik doen?" „Om te beginnen, gaat u direct naar Hall stein. Neem 'n taxi. Onderzoek de kamer van den vermoorde nog eens nauwkeurig. Mis schien ontdekt u nog iets, dat my ontgaan is. Het lijk kunt u in den loop van den voormid dag laten vervoeren." „Goed.... zal gebeuren." Robbl had een eigenaardige gewoonte; nooit uitte hij eenig vermoeden of gaf hij zyn inzicht te kennen, als hem daar niet uitdrukkelijk naar gevraagd werd. Bovendien stond hy er op, geheel naar eigen goeddunken te handelen, zonder zich aan bevelen van zijn superieuren te storen. „Het verloop van de gebeurtenissen hebt u gelezen. Ziet u mogelijk reeds 'n uitgangspunt?" vroeg Werner. „Neen." „Niet?" vroeg Werner verwonderd. Robbl schudde als antwoord slechts het hoofd. „Maar ik heb niet minder dan drie wegen ontdekt, volgens welke wy by het onderzoek te werk kunnen gaan, dat wil zeggen, drie zeer duistere punten, welke allereerst opgehelderd dienen te worden." „Zoo! Zal ik die drie wegen opzoeken?" „Het lykt me verstandig." „Dan zal 't gebeuren." „Maar weet u dan wel, wat ik eigeniyk be- bedoel?" „Ja!" „Laat hooren." „Edith Beuth, uit wier kamer de dolk ver dween, terwijl zy daar sliep. Mevrouw Hallstein, die geen aannemelijke verklaring wist te geven omtrent het eigenaardige gedrag van haar echt genoot by zyn leven en die by 't zien van den onbekende, blijkbaar ten zeerste ontsteld, „Emilio" riep. Wilhelm Kohier, die meer dan twee uren verdwaald ronddoolde in het bosch." „Zoo is 't. Wat denkt u eigeniyk van den brief?" „Dat» Rudolf Hallstein zelf dien geschreven heeft." „Dat was ook de overtuiging van mevrouw Hallstein. Maar waarom noemde hy zyn naam niet?" „Omdat hij dan ondervraagd zou zyn en tegelijk met zyn vijand, ook zich zelf verraden zou hebben." „Dat begrijp ik niet." „Ik wil er mee zeggen, dat Rudolf Hallstein al den tyd, dat hy zich onzichtbaar maakte niet op Hallstein vertoefde en dat zyn vrouw hem by zyn geheimzinnig verdwijnen behulp^ zaam was. „U meent dus, dat Rudolf Hallstein zyn woning op regelmatige tijden verliet?" „Vast en zeker." „Maar waarom dan zoo geheimzinnig?" „Dat weet ik nu nog niet." „Wat denkt u te doen?" „Ik wil beginnen met na te gaan, hoe de dolk van Edith Beuth's kamer is verdwenen. Dan zal ik onderzoeken of 't mogelyk is, in de bosschen rond Hallstein twee uren rond te dwalen, zon der het slot te vinden. Verder zal ik trachten te achterhalen, welk dubbel-leven Rudolf Hallstein geleid heeft, het verleden van Mary Hallstein zien te ontsluieren en inlichtingen omtrent den persoon van Wilhelm Kohier in te winnen." „Dat is geen geringe taak!" „Maar noodzakelijk. Pas als dat achter den rug is, kan ik naar de eigenlijke beweegreden tot den moord gaan zoeken. Mogelijk diep ik uit 't verleden dezer drie personen bijzonderheden op, die gegronde aanleiding geven om als uit gangspunt te dienen." „Wanneer kun je van Hallstein terug zyn?" „Vanavond." „Dan krijg ik zeker morgenochtend een vol ledig en gedetailleerd verslag?" „Stellig." Robbl verdween, om aan den slag to gaan." VII Het was nog geen tien uur, toen Robbl reeds per taxi op slot Hallstein arriveerde. Mevrouw Hallstein bleek aanstonds bereid hem te ontvan gen en vroeg, zoodra hy binnentrad: „Is 't u gelukt 'n spoor te vinden?" „Neen," antwoordde de detective. „Trouwens ik begin pas." „Maar ik dacht dat commissaris Wemer alles al onderzocht had." „Dat gebeurde slechts oppervlakkig. Het is nu mijn taak, het door hem samengesteld schema te vervolledigen en uit te werken." „Zal het lyk vandaag al vervoerd worden?" „Ja. Nog hedenmorgen." „Kan ik u soms ergens mee van dienst zyn?" {Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 9