<Ketve*&aal van den da§
I
De avonturen van Stan en Pol
Het raadsel van
Aether-kampioenen in Amerika
POPULARITEIT VAN DE
FILMSTARS NEEMT AF
Sovjet-arbeiders
AZEPOOT
DINSDAG 22 JUNI 1937
Hoe sommige radio-artisten plot
seling groote bekendheid
verwierven
Jacht naar origineele
uitzendingen
Het congres van de
Pax Romana
„Lijken van hun werkgevers
Pater Pinard de la
Boullaye
Boetprediker van Notre-Dame
neemt afscheid
Er „T"™ i De inbraak in j
Een Zondag bij de
Indianen
Chichicastenango
Een Japansche Caruso
Af I T7 A D/^TVTlVTir 'C op dit blad zijn Ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen 17 *7^ O m levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f7 *7^0 een ongeval met ¥7 m
C*YI il iTi M 1J[ v Ti ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 0 vw* verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A 0 wv» doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bi] verlies van een hand,
een voet of een oog.
bOOR THEO BLANKENSEE
Men weet dat de filmstars de lievelingen
zijn van het Amerikaansche publiek, en
dat zij onzinnig vereerd worden. Maar
hu zijn de lievelingen van de Radio hard bezig
hun de loef af te steken. De populariteit van
he aether-kampioenen, en ook hun gages, wor
sen steeds grooter.
Volgens officieele statistieken, die dezer dagen
hoor de regeering van de Vereenigde Staten ge
publiceerd werden, bezitten 24.5 millioen Ame
rikaansche families een eigen radiotoestel.
Neemt men aan, dat iedere familie uit ongeveer
4 personen bestaat, dan komt men tot het
*norme aantal van 100 millioen luisteraars op
ten totale bevolking van 130 millioen zielen.
Maar niet slechts in huis speelt de radio
ten groote rol. In Amerika is het n.l. meer en
hieer mode geworden, ook den auto van een
Radiotoestel te laten voorzien. Zoo weet het
radio-tijdschrift „Radio Retailing" mede te
heelen, dat er in het afgeloopen jaar 3.5 mil
lioen radio-toestellen voor auto's zijn verkocht.
De Yankees kunnen klaarblijkelijk zonder luid
spreker niet meer leven. Want nergens zoozeer
sis bjj hen bestaat de onaangename gewoonte,
het toestel den geheelen dag, zonder eenige
Panze, in werking te laten.
Het is onder deze omstandigheden geen won
her, dat, terwijl de populariteit van de filmstars
teo langzamerhand ietwat taant, de lievelingen
?an de Amerikaansche radio meer en meer in
aanzien stygen. De radiostars ontvangen op het
oogenblik in de Vereenigde Staten reeds salaris
sen, waarvan de filmspelers in Hollywood nau
welijks durven droomen. De verschillende om-
toepmaatschappijen leveren een waren strijd
°m hen. Om zich van hen te verzekeren, enga
geert men hen voor vele weken en zelfs maan
hen. Jack Benny, een van de meest geliefde
Amerikaansche radio-kunstenaars, heeft zelfs
ten contract voor den tijd van drie jaren ge
kregen, met een salaris van niet minder dan
1 millioen dollar per jaar. Ook Eddie Cantor
kreeg een contract voor eenige jaren.
Deze radiostars verdienen dus in de Vereenig-
he Staten heel aardige sommetjes. Intusschen
öioet hierby opgemerkt worden, dat zij hun
geld werkelijk niet gemakkelijk verdienen, want
biet alleen moeten zij op elk oogenblik van den
hag voor repetities ter beschikking staan, maar
bovendien hangt het gevaar van een vermin-
herende populariteit voortdurend als een zwaard
Van Damocles boven hun hoofd. Dat wil zeggen,
moeten er zich steeds het hoofd over bre
ken, hoe zij weer iets nieuws, iets origineels
kunnen brengen.
Deze jacht naar originaliteit is voor de Ame
rikaansche radio zeer typisch. Wie iets nieuws
Weet te brengen, is een „gemaakt" man. Om
gekeerd kan men een veelzijdig genie zijn en
hesondanks geen carrière maken, wijl de goede
-Vondst te lang op zich laat wachten.
De beroemdheden der Amerikaansche radio
Worden dan ook plotseling geboren. Zoo ver
eng het ook den thans zoo geliefden Bob Burns.
Burns kan er prat op gaan, een van de meest
Veelzijdige musici ter wereld te zijn. Er bestaat
Rgeniyk geen instrument, dat hij niet bespelen
kan. Maar desondanks ging het juist dezen Bob
Burns jarenlang zoo slecht, dat hij als een arme
^Werver door de straten trok. Door een toeval
kwam hem op zekeren dag een gewone looden
"Uis in handen. Hy blies er op en kreeg er een
Beluid uit. „Wanneer men dat met looden bui
ten van verschillende lengten doet en men
tefent een beetje", aldus dacht Burns, „heeft
hien misschien een nieuw instrument."
Zoo ontstond de „bazooka", die zijn „uitvin
her" niet slechts tot een beroemd, maar ook tot
*en ryk man maakte.
Maar ook op andere manier kan men be-
Vbemd worden. Philips Lord speelde dit b.v.
klaar met zyn gangstersgeschiedenissen, welke
Van 24 Juli tot 2 Augustus zal te Parijs het
Congres plaats hebben van de Pax Romana (de
Biternationale Unie van Katholieke Studenten),
kien verwacht dat dit jaar meer dan duizend
katholieke studenten uit alle landen der we-
ïe'd aan dit Congres zullen deelnemen. Op het
Congres zal dit jaar een buitengewoon actueel
0,1derwerp behandeld worden, n.l. het Probleem
h** Werkloosheid onder de jeugdige intelec-
^telen.
hij inderdaad op zeer spannende wüze voor de
radio wist voor te dragen.
Amos Hendy heeft daarentegen carrière ge
maakt met het gekraai van een haan en vo-
gelgekwetter. In de imitatie van deze diergelui
den is hy werkelijk niet te overtreffen. Sinds
men hem ontdekt heeft, bezitten de inwoners
van de millioenenstad aan den Hudson des mor
gens de grappige illusie, door een ochtendhaan
gewekt te worden. Prompt om half zeven in den
morgen begint de „haan van New York" te
kraaien en dat duurt ongeveer vüf minuten lang.
Daarop volgt dan een kwartier vogelgekwetter.
Idyllischer en romantischer kan de aanbrekende
dag, ook voor de farmers in het Westen en het
Zuiden van het land, nauwelijks zijn
Hoe blijven nu deze lievelingen van de radio
steeds op de hoogte? Hoe komen zy te weten,
of het publiek nog steeds voor de volle honderd
procent met hun prestaties tevreden is? Daar
voor zorgt de post. Zoo heeft b.v. de National
Broadcasting Company alleen reeds in de af
geloopen twaalf maanden ongeveer 5 millioen
brieven ontvangen, waaruit duideiyk biykt, wel
ke stars op den goeden weg zyn en welke het
contact met het publiek verloren hebben. De
Columbia Broadcasting Company, een andere
enorme Amerikaansche radio-trust, ontving in
een maand tyds 445.000 brieven. Dat zyn een
voudig recordcyfers, welke nog duidelijker dan
al het overige bewijzen, hoe geestdriftig de
Amerikaan voor de radio is.
Als populariteit een waarborg mag heeten
voor iets goeds, mag men dus aannemen dat
er genieën optreden voor de Amerikaansche
microfoons.
De waarheid zal wel een beetje anders zijn.
Het soort prestaties, waarmee men tegenwoor
dig eer inlegt, is bedenkeiyk gezakt. Het pu
bliek schynt in zyn ontspanning steeds opper
vlakkiger en kinderachtiger te worden.
Met onbeschaamdheid moet de Sovjet
den slag zien te winnen. In Neder
land gelukt dit slecht. Dit land
heeft sterke Katholieke en Protestantsche
organisaties en een slagvaardige anti
communistische pers. De vliegers met leu
gens in den staart gaan hier niet op. Nog
pas heeft het Volksdagblad de doorge
winterde Tribune een paar citaten uit
de moraalleer van Lenin valsch durven
noemen, maar sedert we titel, boek en blad
zij aangaven zwijgt dat Russische blad
zelfs in het Hollandsch.
De commissionnairs van de Sovjet, die niet
dan na het volgen van een der beruchte
cursussen voor revolutionnaire vorming in
dienst plegen te worden gesteld, moeten
het evengoed bij propagandisten als di
plomaten hebben van de brutaliteit.
Dat herinnert men zich van Litvinof, die
in Genève de onschuld der verhouding van
zijn regeering tot den internationalen cel-
lenbouw van de Komintern zoo geraffi
neerd verdedigde.
Thans heeft in datzelfde Genève de Rus
sische arbeidersgedelegeerde „professor"
Markus den grooten mond van de bier
kade opgezet tegen onzen Katholieken Ser-
rarens, die hem leelijk in de klem had.
Deze had namelijk met zelfs door de oude
Tribune niet valsch te liegen citaten uit
Dezer dagen was het 70 jaar geleden dat keizer Maximiliaan van Mexico,
vóórdien Oostenrijksch Aartshertog, door opstandelingen werd gefusilleerd
Sovjet-documenten onweerlegbaar aange
toond, dat in het Rusland van Stalin ook
maar geen schijn van vakvereenigingsvrij
heid bestaat. En dat het in dit opzicht nog
erger was dan in Duitschland en Italië,
tegen wier vrijheids vernietiging de christe
lijke vakvereenigingen reeds in vroeger
jaren eveneens protesteerden. De heer Ser-
rarens had derhalve heel wat aanmerking
op de ter goedkeuring aan de Int. Arbeids-
conferentie overgelegde geloofsbrieven van
de arbeidersgedelegeerden uit Sovjet-Rus
land, want redeneerde hij „die gede
legeerden hebben onvoorwaardelijk de be
velen na te komen van de dictatuur, welke
in Sovjet-Rusland heerscht."
Evenals indertijd Litvinof tegen den ver
tegenwoordiger van den Zuid-Amerikaan-
schen Staat, die hem de internationale
ophitsing verweet, vloog „professor" Mar
kus overeind, verwees naar de schrifte
lijke repliek, waarin hij beweerd had, dat
de Russische vakvereeniging „volkomen vrij
is en een democratisch karakter draagt,"
en schreeuwde onbeschoft den heer Serra-
rens c.s. toe, dat de christelijke vakveree-
nigingsleiders „volgens de formule der Je
zuïeten maar lijken zijn in de handen hun
ner werkgevers."
Het fatsoen der afgevaardigden ter con
ferentie deed een gesis van afkeuring hoo-
ren, maar wat kon de voorzitter anders
doen dan zijn leedwezen uiten over de
ruwheid der Sovjet-woede? En de sociaal
democraten, die er wèl als hanen bij waren
toen indertijd tegen de onvrijheid in Duitsch
land en Italië werd geprotesteerd, geloof
den het nu wel en stonden er glunder bij.
Het revolutionnaire bloed kruipt, waar het
niet gaan kan.
Ten slotte moet dit revolutionnaire bloed
zelf den prijs van de terreur betalen. De
politieke groot-werkgever Stalin betaalt de
volgelingen in zijn slavenstaat met een
schraal loon en ten slotte krijgen ze den
kogel. Ze mogen niet zelfstandig denken
noch ook maar één daad stellen van een
vrijen arbeider. Ze zijn lijken in de
hand van hun werkgever!
Teneinde zich weer geheel te wijden aan
zijn studies en zün belangrijke werken over
de geschiedenis der godsdiensten te kunnen
voltooien, heeft de eerw. Pater Pinard de la
Boullaye aan Z. Em. kardinaal Verdier, Aarts
bisschop van Parys, verzocht ontheven te wor
den van de taak, de vastenconferenties in de
Notre Dame te Parijs te prediken, zoo lezen
wij in de „Maasbode.''
Kardinaal Verdier heeft, het groote belang
voor de verdediging van het geloof erkennend
van het werk, waaraan de vermaarde kansel
redenaar zich weer wijden wil, bij schrijven van
1 Juni j.l. dit verzoek van pater Pinard de la
Boullaye, zij het met leedwezen, ingewilligd.
In dat buitengemeen hartelijk schrijven
brengt de kardinaal pater Pinard dank, mede
namens de kerk in Frankrijk, voor het ver
heven apostolaat, met zooveel ijver en talent
op den roemrijken kansel van de Notre Dame
ontplooid.
„De trouw van uw auditorium," aldus de
kardinaal, „de menigvuldige blijken van be
langstelling der ontelbaren, die u lazen en
van die anderen, die door den aether naar u
luisterden, in alle deelen der wereld, zijn
steeds een luid getuigenis geweest, dat gy een
zeer schoon werk hebt verricht.
R. P. Pinard de la Boullaye gaf sinds 1928
de vastenconferenties in de Notre Dame, wel
ke, zooals men weet, telken jare door Radio-
Paris werden uitgezonden.
Het machtigste middel om Gods
ryk te bevestigen en uit te brei
den ls het onderwys, van boven
tot beneden doordrongen van een echt
katholieken geest en de onmisbare sluit
steen van dezen bouw ls de Katholieke
Universiteit.
Het Hoogwaardig Episcopaat tot de
Katholieken van Nederland, 8 Sept. 1921.
Ineengedrongen en als verlaten, stond op
een hoek van twee nieuwe straten in de
achterbuurt van Marseille een klein win
keltje. Het was reeds lang na middernacht en
in de heele buurt was geen levend wezen te
zien, behalve één man, die, diep in z'n overjas
gedoken, in de schaduw der huizen naderbij
sloop. Genaderd vlak bij het winkeltje, ver
traagde hij z'n schreden en keek behoedzaam
om zich heen. Vlak voor de deur gekomen
scheen hij zekerder van zijn zaak te zijn. Sinds
lang wist Pierre Vasseur wie de eigenaar van
dat winkeltje was, en waarom hij er zooveel be
lang in stelde.
Hij was van meening, dat inbrekers zich te
veel er op toelegden de groote woningen der er
kende rijken met hun bezoek te vereeren, ter
wijl daar toch practisch weinig te halen viel.
In die woningen toch bewaarde men zelden veel
geld en kostbare juweelen. Voor een en ander
waren de moderne banken veel veiliger. Daar
entegen, in die onaanzienlijke zaakjes, door
eenvoudige menschen gedreven, kon men bijna
altijd een aardig kapitaaltje aan contanten
vinden. Dat soort lieden stelde weinig vertrou
wen In groote bankinstellingen en beschouwden
hun geld alleen veilig als ze het zelf onder hun
berusting hielden.
Al lang wist Pierre Vasseur, dat de eigenaar
van dit winkeltje er warmpjes inzat, en reeds
eerder zou hij daar z'n slag geslagen hebben,
als hij door z'n diefstallen niet genoodzaakt
was geweest, zich geruimen tijd aan het oog der
politie te onttrekken. Nauwkeurig had hij zich
eenige weken lang van het doen en laten der
bewoners op de hoogte gesteld en uit verschil
lende inlichtingen was hem gebleken, dat de
familie iederen Donderdagavond uit ging. Het
was Donderdagavond en hy had gezien, dat
vier personen, man, vrouw en twee zoons, het
winkeltje verlieten. Ook wist hij, dat ze binnen
de eerste 2 a 3 uren niet zouden thuiskomen.
Zonder zich te overhaasten, kon hij dus z'n
werk doen.
Nog eens keek Vasseur om zich heen, werkte
even met z'n looper en was in 't winkeltje.
Eenige oogenblikken bleef hij doodstil staan;
daarna begaf hij zich langzaam naar de daar
achter gelegen kamer; onhoorbaar sloop hij er
heen, zóó geruischloos, alsof een schaduw zich
voortbewoog. Nu moest hij de nauwe gang door,
die naar de opslagplaats der winkelwaren leid
de. Eindelijk had hij z'n doel bereikt. Met z'n
zaklantaarn bescheen hy den vloer en keek
met studie naar de plek, waar een buiten ge
bruik zijnde schoorsteen stond. Met z'n in hand
schoenen gestoken vingers betastte hij de te
gels van den muur. Toen hij er een aanraakte
die los zat, haalde hij' verlicht adem. De ge
heime plaats was nog steeds in gebruik. Hij
lichtte den tegel er uit, en juist toen hij hem
voorzichtig op den grond wilde leggen, be
kroop hem een gevoel, alsof hy niet meer al
leen was. Direct doofde hij het licht en drukte
zich tegen den wand. Maar hij zag of hoorde
niets.
Toch kon hy niet aan den indruk ontkomen,
dat nog iemand anders met hem in het ver
trek adem haalde. Echter, hoe scherp hy ook
luisterde, geen enkel geluid drong tot hem door,
Hy wachtte een minuut of vijf en dacht toen,
dat het zuivere verbeelding van hem geweest
was. Z'n zenuwen hadden hem parten gespeeld.
Er kon niemand zyn. Misschien was een stukje
behang gescheurd, of had een muis een wande
ling gemaakt.
Weer ontstak Vasseur z'n lantaarn q» gini
voort de gemaakte opening te onderzoden en
meer tegels te verwijderen. Toen de vierde te
gel er uit was, lichtte hij de gemaakte opening
bij. Een snel gesmoorde kreet van vreugde ont
snapte aan z'n lippen. Wat de oude winkelier
hem in een vertrouwelijk gesprek had meege
deeld, bleek juist te zijn geweest. Hier was z'n
schatkamer. Hij stak z'n hand in de opening,
om daaruit twee linnen zakken met geld en
een dikke enveloppe met bankpapier te halen
en in z'n zak te laten giyden. Daarna zette hy
de tegels weer precies op hun plaats.
Ongestoord had hy z'n arbeid verricht; het
was nu zaak te maken dat hij weg kwam. Hij
keerde zich naar de deur en hield het schijnsel
van z'n lantaarn naar den grond gericht.
Eensklaps, alsof de bliksem voor z'n voeten
viel, deinsde hij terug. Het licht op den grond
scheen op een paar pantoffels en het onder
ste gedeelte van een broek. Onwillekeurig hief
hij de zaklantaarn op en zag een man staan,
die hem strak aankeek. Hij wist, dat de man
er den geheelen tijd geweest was en alles had
gezien. Hij voelde zich verloren. Gedurende
eenige oogenblikken staarden ze elkander aan.
Toen gleed Vasseur's rechterhand in z'n borst
zak, z'n zaklan-
taarn ging uit en
onverwachten 7 7
getuige van de i t Wl1llZClt]€
misdaad het eeu- E
wig zwügen op-
gelegd. Met een doffen slag viel de ongelukkige
op den grond, in z'n val 'n stapel goederen
meesleepend, dat met veel geraas op den vloer
terecht kwam.
Pierre Vasseur scheen z'n zelfbeheersching
geheel kwyt te zijn. Het idee, dat hy bespied
was, had hem overstuur gemaakt. Andermaal
ontstak hij z'n lantaarn en overzag den toe
stand onder den indruk van den moord dien
hij gepleegd had, wat hij zeker niet zou ge
daan hebben, als z'n zenuwen hem niet over
meesterd hadden.
Daar hoorde hij eensklaps het geluid van
meijschen aan de deur. Een oogenblik later
stonden ze in de kamer. Een fel licht scheen
in z'n oogen en twee mannen grepen hem vast.
Ontzet keken ze naar het ontzielde lichaam op
den grond.
Waarom hfb je dien stakker vermoord?"
schreeuwde een der mannen hem toe.
Bevend over z'n heele lichaam, antwoordde
Vasseur:
„Ikik moest wel. Anders zou hy me
hebben verraden."
.Verraden?" snauwde de ander.
,Deze man is onze oom, die al eenige maan
den by ons woont, omdat hij hulpbehoevend is.
De stumper is blind." (Nadruk verboden)
n Guatamala, in Zuid-Amerika, bestaat een
stad Chichicastenango, waar de in het ge-
heele land beroemde Pater Rossbach, de
zielzorger van 40.000 Indianen, woont.
De jonge Duitsche vliegenierster, Elly Bein-
horn, die geheel alleen talrijke vluchten naar
alle werelddeelen deed en ook Zuid-Amerika
bezocht, vertelt in de Umschau over deze
Christen-Indianen
Door het onvermoeide liefdewerk van Pater
Rossbach hebben de Indianen een persoonlijke
innige verhouding tot het Christendom verkre
gen, waardoor zy ook den Zondag vieren en
heiligen. Afstammelingen zijn zij van het oude
volk der Maya's, dat reeds duizenden jaren vóór
de Christelijke jaartelling een cultuur bezat,
waarvan de overblijfselen nog de bewondering
wekken. Deze cultuur is verloren gegaan en de
thans levende bevolking is hoogst primitief.
Evenals alle primitieve volken zijn ook deze
Indianen bijgeloovig en aanbaden heidensche
afgodsbeelden. Door den voorzichtigen arbeid
van Pater Rossbach is het Christelijk geloof
echter geleidelijk in hun zielen gedrongen en
thans bezit hij het volle vertrouwen van een
40.000 menschen. Zondags trekken duizenden
naar de kerk. Met de wijsheid en goedheid van
een ervaren man, met de mildheid van iemand
die veel begrijpt en veel vergeeft zoo vertelt
Elly Beinhorn drukt de wereldwijze Pater
wel eens een oog dicht, wanneer nu en dan een
schaapje van zijn kudde voor het betreden van
het Godshuis op een steenen altaar terzijde van
de kerktrappen nog even een offer aan de oude
indiaansche goden brengt, voordat de knie vol
deemoed voor het Kruis van Christus wordt
gebogen. Maar juist de Zondag toont, zoo gaat
de schrijfster voort, hoezeer deze menschen reeds
voor het Christelijk geloof gewonnen zijn. De
kerk is overvol gevuld met een aandachtige me
nigte. Van heinde en verre komen zij, te voet,
op hun ezeltjes of tweewielig^ karren om hun
nieuwen God te dienen.
Allemaal klaar, jongens, „zei de meester vriendeiyk, „dan „Schuif je schrift opzij, dan kom ik er naast zitten," fluisterde Moedig begon Jan. Hy las de eerste som, dacht na. Als hy
zullen we beginnen. Hier heb ik de repetitiesommen, en hy Pol. Jan deed het. Nu werden de borden met de sommen vaiï niet verder kon gaf Pol hem met zyn fijne stemmetje raad en
deelde de blaadjes uit. Nu allen flink je best doen. Moeiiyk zyn elkaar geschoven en de kinderen, ook Pol, maar dat zag niemand ineens lukte het dan weer. De laatste vier sommen had Jan
ze niet. natuuriyk, keken er in spanning naar.
zoowaar alleen gemaakt. 'sJonge, dat viel mee.
In Rio de Janeiro werd kortelings een Ja-
pansch landarbeider „ontdekt", die over een
wonderbaarlijke tenorstem beschikt. De Japan
ner, die eerst twee jaar geleden uit Japan naar
Amerika kwam, heeft eerst, met zijn familie
leden, in Brazilië gewerkt. Op een dag ging
hij naar een informatiebureau voor werkloozen
in Rio de Janeiro. Het wachten in een neven-
vertrek verdreef hij door een liedje te zingen
Toevalligerwijze hoorde hem een Amerikaansch
impresario, die den man voorstelde hem zang
lessen te laten geven en met hem een toumée
te maken door Zuid-Amerika.
Volgens den impresario, die voor Caruso's
dood diens zanglessen wel eens bijwoonde, moet
de Japanner de stem bezitten van Enrico Ca
ruso. Het ontbreekt het nieuw-ontdekt genie
nog slechts aan een behoorlijke scholing.
•.En was dat het doel van uw komst?"
j,"Juist. Ik ben niet van plan enkele duizenden
makelaarsprovisie te betalen. Ik koop, wat
qj'J aanstaat en.... ik betaal contant. Deskun-
i Sen hebben indertyd dit slot geschat op twee-
ijderdduizend Mark."
^erner vroeg nu aan Mary Hallstein:
kj'.Is er u iets van bekend, dat uw echtgenoot
a0hen had zyn bezittingen te verkoopen?"
v-Neen. Maar als alles achter den rug is en ik
er wat tot mezelf gekomen zal zyn, dan ben
Saarne bereid het slot van de hand te doen."
ty.y^aarom dan niet direct?" vroeg Kohier, die
Cq zonder verbazing het gesprek tusschen den
?fhissaris en mevrouw Hallstein gevolgd had.
vfeer nam Edmund Werner het woord:
te'h? tnoo§t nu wel weten, wat hier op het slot
tojeurd is, vroeger of later zou u 't toch ver
ben."
^aar wat is dat dan toch?"
T^Udolf Hallstein werd vermoord!"
vermoord!"
^öhler deed ontzet 'n stap achterwaarts en
z'n oogen zochten Mary Hallstein. Toen haar
blik den zynen ontmoette, werd zij weer 'n
oogenblik door haar geweldigen angst over
meesterd.
„Hy werd vanmiddag vermoord, hier in z'n
eigen huis."
„Vanmiddag?"
En weer zochten Köhler's oogen de jonge
vrouw, als eischte hy van haar rekenschap. Wer
ner echter voegde aan z'n woorden toe:
„De moord geschiedde tusschen half vyf en
vijf uur."
,,'n Zeldzame samenloop!" mompelde Kohier,
doch niemand begreep de beteekens dezer woor
den.
Mary Hallstein hield 't hoofd afgewend en
staarde ernstig voor zich heen.
„Wat bent u nu van plan?" vroeg Werner.
„Een sterfhuis is geen huis waar zaken ge
daan kunnen worden. Ik ga terug naar de stad."
„U zult echter goed doen, met uw adres achter
te laten. Mevrouw Hallstein wil misschen later
met u wel in onderhandeling treden."
Kohier keek den commissaris met 'n ondeu
gend lachje aan, als wilde hij hiermee te kennen
geven, dat hy diens bedoeling maar al te goed
doorzag.
„Ik logeer in Hotel Union."
„Nu moet ik ook gaan, mevrouw. Ik zal zorgen
dat voor morgen alles tydig geregeld is. Het is
intusschen laat geworden."
Op den terugweg hield Werner zich in ge
dachten onafgebroken bezig met Wilhelm
Kohier. Wat 'n ondoorgrondeiyk mensch! Was
hy 'n oprecht, openhartig en eerlijk man? Of-,
Y'as hy 'n meer dan geraffineerde schurk? Zou
hy werkelijk in 't bosch verdwaald zijn? Wat
had die uitroep van mevrouw Hallstein te be-
teekenen? Wie had het dolkmes van Edith
Beuth's kamer genomen, terwijl zij daar sliep?
Laat in den nacht stapte Werner in z'n bed
en op geen enkele dezer vragen had hij een
bevredigend antwoord kunnen vinden.
Edmund Werner zat den volgenden ochtend
al vroeg op zijn kantoor. Hy moest nog 'n uit
voerig proces-verbaal opmaken van zijn onder
zoekingen op Hallstein en dan nog de noodige
schikkingen voor vandaag treffen.
Tegen acht uur trad 'n klein, nietig kereltje
onaangediend binnen. Z'n onooglijk voorkomen
viel nog sterker op, dan z'n veel te wyde en
slordige kleeren.
„Je komt als geroepen, Robbl," begroette
Werner hem. „Ik heb 'n interessant geval op te
knappen voor je."
Het onoogiyk, nietige kereltje, die best voor
'n bedelaar had kunnen doorgaan, was de be
kende detective Robbl. Edmund Werner had er
zich nooit over beklaagd, dat Robbl in zyn sectie
ingedeeld was geworden. Hy had in 't vak z'n
sporen reeds verdiend en de commissaris aar
zelde dan ook geen oogenblik om hem. ,,'t geval
Hallstein" toe te vertrouwen.
„Wat is er aan de hand?" vroeg Robbl met
een krakende stem.
„Lees meer eens even dit proces-verbaal door."
Robbl ging zitten en begon te lezen, zonder
verder ook maar één vraag te stellen.
«Is dat alles?" vroeg hy toen.
„Ja."
„Wat moet ik doen?"
„Om te beginnen, gaat u direct naar Hall
stein. Neem 'n taxi. Onderzoek de kamer van
den vermoorde nog eens nauwkeurig. Mis
schien ontdekt u nog iets, dat my ontgaan is.
Het lijk kunt u in den loop van den voormid
dag laten vervoeren."
„Goed.... zal gebeuren."
Robbl had een eigenaardige gewoonte; nooit
uitte hij eenig vermoeden of gaf hij zyn inzicht
te kennen, als hem daar niet uitdrukkelijk naar
gevraagd werd. Bovendien stond hy er op, geheel
naar eigen goeddunken te handelen, zonder zich
aan bevelen van zijn superieuren te storen.
„Het verloop van de gebeurtenissen hebt u
gelezen. Ziet u mogelijk reeds 'n uitgangspunt?"
vroeg Werner.
„Neen."
„Niet?" vroeg Werner verwonderd.
Robbl schudde als antwoord slechts het hoofd.
„Maar ik heb niet minder dan drie wegen
ontdekt, volgens welke wy by het onderzoek te
werk kunnen gaan, dat wil zeggen, drie zeer
duistere punten, welke allereerst opgehelderd
dienen te worden."
„Zoo! Zal ik die drie wegen opzoeken?"
„Het lykt me verstandig."
„Dan zal 't gebeuren."
„Maar weet u dan wel, wat ik eigeniyk be-
bedoel?"
„Ja!"
„Laat hooren."
„Edith Beuth, uit wier kamer de dolk ver
dween, terwijl zy daar sliep. Mevrouw Hallstein,
die geen aannemelijke verklaring wist te geven
omtrent het eigenaardige gedrag van haar echt
genoot by zyn leven en die by 't zien van den
onbekende, blijkbaar ten zeerste ontsteld,
„Emilio" riep. Wilhelm Kohier, die meer dan
twee uren verdwaald ronddoolde in het bosch."
„Zoo is 't. Wat denkt u eigeniyk van den
brief?"
„Dat» Rudolf Hallstein zelf dien geschreven
heeft."
„Dat was ook de overtuiging van mevrouw
Hallstein. Maar waarom noemde hy zyn naam
niet?"
„Omdat hij dan ondervraagd zou zyn en
tegelijk met zyn vijand, ook zich zelf verraden
zou hebben."
„Dat begrijp ik niet."
„Ik wil er mee zeggen, dat Rudolf Hallstein
al den tyd, dat hy zich onzichtbaar maakte
niet op Hallstein vertoefde en dat zyn vrouw
hem by zyn geheimzinnig verdwijnen behulp^
zaam was.
„U meent dus, dat Rudolf Hallstein zyn
woning op regelmatige tijden verliet?"
„Vast en zeker."
„Maar waarom dan zoo geheimzinnig?"
„Dat weet ik nu nog niet."
„Wat denkt u te doen?"
„Ik wil beginnen met na te gaan, hoe de dolk
van Edith Beuth's kamer is verdwenen. Dan zal
ik onderzoeken of 't mogelyk is, in de bosschen
rond Hallstein twee uren rond te dwalen, zon
der het slot te vinden. Verder zal ik trachten te
achterhalen, welk dubbel-leven Rudolf Hallstein
geleid heeft, het verleden van Mary Hallstein
zien te ontsluieren en inlichtingen omtrent den
persoon van Wilhelm Kohier in te winnen."
„Dat is geen geringe taak!"
„Maar noodzakelijk. Pas als dat achter den
rug is, kan ik naar de eigenlijke beweegreden
tot den moord gaan zoeken. Mogelijk diep ik uit
't verleden dezer drie personen bijzonderheden
op, die gegronde aanleiding geven om als uit
gangspunt te dienen."
„Wanneer kun je van Hallstein terug zyn?"
„Vanavond."
„Dan krijg ik zeker morgenochtend een vol
ledig en gedetailleerd verslag?"
„Stellig."
Robbl verdween, om aan den slag to gaan."
VII
Het was nog geen tien uur, toen Robbl reeds
per taxi op slot Hallstein arriveerde. Mevrouw
Hallstein bleek aanstonds bereid hem te ontvan
gen en vroeg, zoodra hy binnentrad:
„Is 't u gelukt 'n spoor te vinden?"
„Neen," antwoordde de detective. „Trouwens
ik begin pas."
„Maar ik dacht dat commissaris Wemer alles
al onderzocht had."
„Dat gebeurde slechts oppervlakkig. Het is
nu mijn taak, het door hem samengesteld
schema te vervolledigen en uit te werken."
„Zal het lyk vandaag al vervoerd worden?"
„Ja. Nog hedenmorgen."
„Kan ik u soms ergens mee van dienst zyn?"
{Wordt vervolgd).