ORDE VAN DEN KOUSEBAND B' Md wbfuml aan BLONDONA- BRUNETTA De avonturen van Stan en Pol M ÈEN IrUzEPOOT hi ET RAADSEL VAN Zy heeft het geheim ontdekt... DONDERDAG 24 JUNI 1937 TELT HOOGSTENS 40 RIDDERS Drie verschillende lezingen over het ontstaan der Orde met haar zonderlingen naam Honni soit qui mal y pense Gebruiken op Sint Jan Kunstmatige ontnuchtering Vlug is goed, maar i goed is beter 88 Modern Katholiek jeugdwerk Wegwijzer naar 't Kruisvaartkamp bOOR THEO BLANKENSEE Deze week hebben de Koning en de Konin gin van Engeland in de St. George Kapel te Windsor den dienst van de Most Noble Order of the Gorter bijgewoond. Het is de eer ste bijeenkomst van de ridders in de kapel, sinds 1914. De Orde van den Kouseband geldt, met die *an het Gulden Vlies, als de aanzienlijkste ter Gereld. Dezen rang dankt zij slechts gedeelte lijk aan haar ouderdom, en voor een veel grooter deel aan de beperking van 't aantal ridders dat, biet inbegrip van den souverein, hoogstens veer tig bedragen mag. Nog geringer is het maximum aantal rid ders van de Schotsche „Most Ancient and most Boble Order of the thistle", welke in 1687 (338 jaren na den Kouseband) ingesteld werd en van de Xersche „Most Illustrious Order of St. Pa trick", die van 1788 dagteekent, maar deze borden dan ook, behalve aan leden van het En gelsche Koningshuis, uitsluitend aan Schotten en Ieren verleend. Van deze beide Orden zijn bijna uitsluitend leden van den erfelijken adel de dragers; de eenige niet-Peer onder hen is op 't oogenblik de Schotsche baronet Sir John Maxwell Stir ling-Maxwell. Slechts 50 jaren jonger dan de Orde van den Kouseband is de „Most Honourable Order of the Bath", welker leden minder uitsluitend uit den erfelijken adel gerecruteerd worden. Het bezit van deze Orde brengt het predicaat „Sir" met 2ich. Een enkele maal worden vreemdelingen •heestal personen van Koninklijken bloede be deden den rang van Souverein met de Bath Orde onderscheiden. Prins Hendrik der Neder landen kreeg haar in 1907 wegens zijn moedig Optreden bij de ramp van de „Berlin". Van den Kouseband worden alle Engelsche Prinsen van den bloede meestal vóór hun der tigste jaar ridder. Bovendien is een groot aan tal buitenlandsche souvereinen en ex-souverei- den ridder van den Kouseband, met dien ver stande, dat een onttroond koning niet in de Orde opgenomen wordt, doch erin blijft wanneer hij eenmaal ridder is. Souvereinen van Londen, Vaarmede Engeland in oorlog geraakt, zijn ge hoon de Orde terug te sturen; dit deed o. a. Vilhelm II; hierdoor wordt voorkomen, dat zij ais officieele vijanden van den Koning uit het itdderschap ontzet worden. Men mag zeggen, hat de souvereinen der groote mogendheden elk °P zijn beurt in de Orde opgenomen worden Sommigen zelfs bijna onmiddellijk na hun troons bestijging. Zoo werd koning Manuel van Portu gal zeer spoedig nadat hij zijn vermoorden va- her opgevolgd had, ridder van den Kouseband, ondanks zijn zeer jeugdigen leeftijd. Dit was ge- heeltelijk te danken aan de persoonlijke vriend- Schap van Edward VII voor Dom Carlos, an derdeels aan de tragische gebeurtenissen welke Dom Manuel tot den troon gebracht hadden, 6h ten slotte ook aan Portugals toenmalige po sitie als „Engelands oudste bondgenoot." Van de buitenlandsche souvereinen is, naar senioriteit, he koning van Italië de eerste ridder van den Kouseband. De aan het Engelsche vorstenhuis verwante drie Scandinavische koningen en de Belgische souvereinen zijn ook steeds ridders van hen Kouseband geweest, evenals de koningin van Spanje. Toen Alfonso XIII op zeer jeugdi gen leeftijd ridder werd, toonde, naar men Segt, Wilhelm II hierover eenig misnoegen. De eenige niet-Christelijke ridder is de kei- zer van Japan. Koningin Victoria maakte in- hertijd bezwaar tegen toekenning der orde aan hen sjah van Perzië, omdat deze geen Christen ^'as, maar ofschoon dit bezwaar in strikt histo- ■"ischen zin gegrond mocht heeten, werd het hoor den toenmaligen Prins van Wales (Edward Vil) en de ministers niet gedeeld, en sindsdien hebben ook de sultan van Turkije en de keizer J'an Japan den Kouseband gehad. Sommige bui- tenlandsche vorsten hebben zwaar geïntrigeerd hem te krijgen, maar behalve, dat het aan bal ridders zoo beperkt is, hebben Britsche re- Beeringen haar souvereinen steeds aangeraden a'leen souvereinen van hoogen rang aldus te on- herscheiden. „Commoners" (personen dje niet tot den erfe- 'ïiken adel behooren) worden slechts bij hooge hitzondering in de orde opgenomen. De eenige in de laatste jaren, Sir Austen Chamberlain Beweest. Wel zijn vele ridders van den Kouse band Commoners van geboorte bijvoorbeeld Braaf Baldwin. De hoofden van enkele adellijke geslachten borden bijna steeds in de orde opgenomen, on- her anderen de hertogen van Norfolk, Portland, Bedford, Marlborough en Wellington. Kregen bersonen alleen wegens buitengewone verdien den deze onderscheiding, dan zou de orde al spoedig van de telgen van eenige der voornaam ste Peersgeslachten beroofd zijn! Een beroemd „commoner", die den Kouseband hreeg, was generaal Monk, aan wien Karei II zijn herstel op den troon te danken had; eerst zes maanden daarna werd Monk, met oversprin ging van alle lagere adellijke rangen, tot Hertog van Albemarle verheven. Daarna hebben tot aan de regeering van George V, slechts twee commoners den Kouseband gehad, n.l. Sir Ro bert Walpole, de beroemde Eerste Minister, en Lord Palmers ton, die wel een Iersche Vis count maar een Engelsche commoner was, en zelfs 58 jaren lid van het Lagerhuis geweest is en 50 jaren van zijn leven verschillende minis tersposten bekleed heeft. Een derde commoner wien de Kouseband aangeboden werd, was Sir Robert Peel; deze weigerde de onderscheiding evenwel. Er zijn verschillende lezingen van het ont staan der Orde, die een zoo zonderlingen naam voert. De bekendste is natuurlijk deze dat de Gravin van Salisbury haar kouseband onder het dansen verloor, en dat Edward III hem op raapte, terwijl hij de woorden sprak, die thans het devies der Orde zijn: „Honni soit qui mal y pense." Iets waarschijnlijker evenwel is het verhaal volgens hetwelk Edward III een blau wen kouseband zag op den vloer van de kamer der Koningin, en den kamerheer gelastte den band op te rapen, terwijl hy zeide: „Gij hecht niet veel aan dit lintje blauwe zijde, maar ik zal ervoor zorgen, dat binnen een maand de besten uwer den grootsten eerbied voor zulke lintjes hebben." Sommige geschiedkundigen evenwel schrijven de stichting der orde toe aan Richard I (Leeuwenhart). Ten einde de uit geputte belegeraars van Cyprus aan te moedi gen, bond hij een leeren riem om de knieën van een aantal ridders, riep den bijstand van St. George in en zeide den ridders, dat zij rij kelijk beloond zouden worden, indien zij de overwinning behaalden. Deze lezing wordt gaarne aanvaard door die genen, die het beneden de waardigheid eener ridderorde achten, dat deze haar ontstaan zou danken aan een" stukje vrouwelijken opschik, maar anderen merken schamper op, dat wan neer de geschiedenis van Cyprus juist is, toch op z'n minst Lord Haig den Kouseband gekre gen zou hebben! ij de visschers hadden oudtijds op Sint Jan (24 Juni) en op s. Petrus en Paulus (29 Juni) eigenaardige gebruiken plóats, die doen zien, hoe diep beide feestdagen in het volksleven waren ingedrongen. Gelijk bekend was de haringvisscherij vroeger een mild-vloeiende bron voor onze volkswel vaart, voor menigeen een kleine goudmijn. De vangst geschiedde met vaartuigen, buizen ge- heeten (thans loggers), en de dag waarop deze uitzeilden, werd daarnaar Buisjesdag ge noemd. In alle steden waar de groote visscherij werd uitgeoefend, werd die dag godsdienstig en als een feestdag gevierd. Vóór het uitzeilen der met vlaggen getooide vloot, werd een bidstond, het „Gebed voor de schepen", of het „Buisjes gebed" genaamd, gehouden, en verder werd de dag vroolijk doorgebracht. Dit gebruik is nog lange jaren in Vlaardingen in eere gehouden. Bij deze plechtigheid waren niet slechts allen tegenwoordig, die aan den tocht deelnamen, doch ook hun nabestaanden en vrienden. Eer tijds placht de vroolijke Buisjesdag een groot aantal vreemdelingen naar Vlaardingen te trekken. De haringvangst of z.g. „haringteelt" begon oudtijds in den regel met St. Jan om met St Catharina (25 November) te eindigen. Maar in St. Jansnacht voer geen enkel schip uit; die nacht gold, evenals de Walpurgisnacht, voor een geestennacht: de visschers waagden zich dan niet op zee, uit vrees behekst te worden. Ook het aankomen van de eerste harin: werd in de herbergen gevierd met gezang en bekerklank. Dat was een blijde tijding voor 't geheele land; het spreekwoord zei immers .Nieuwe haring in 't land, dokters aan den kant!" Dan hingen de haringkoopers de vlag uit of een groene haringkroon met gouden vlaggetjes. Dit laatste ziet men thans hier en daar nog wel geschieden. De dagen zijn echter voorbij, dat het aanvoe ren van de eerste haringen een gebeurtenis was in het maatschappelijk leven. In de eerste helft van de vorige eeuw kwam het nog voor, dat het op de eerste dagen na Sint Jan, op den weg van Den Haag naar Delft, wemelde van wandelaars, die in spanning de verschijning te gemoet zagen van de sjees of den ruiter met zijn tonnetje achter op het zadel gebonden, spoorslags den tocht van Vlaardingen naar Den Haag makende, om Koning Willem I de eer ste haring te brengen. De koning placht dan twintig dukaten te geven voor dit geschenk van Van Hoek of Legel, de twee groote concurree- rende vischhandelaren uit die dagen. Dit ten geschenke geven van de eerst ge vangen haring aan den Vorst des lands, is al zeer oud, en dagteekent uit den tijd der Graven van het Hollandsche Huis. Was Bint Jan voor onze Hollandsche vis schers dus een belangrijke dag, St. Petrus en Paulus was het voer hun Belgische confraters. Te Oostende was deze dag bestemd voor het zegenen der zee, hetgeen met groote plechtig heid gepaard ging. De verschillende gilden, amb ten en broederschappen der stad begeleidden dan met hun vaandels, zinne- en heiligen beelden, de kaarsendragende processie, welke door de straten der stad trok en zich naar den zeedijk begaf, waar op een voor dit doel opge richt altaar een H. Mis gelezen werd. Na af loop daarvan werd, onder de tonen der muziek en den donder van het geschut, de zee inge wijd. Nog schilderachtiger tafereel leverde op dien dag de aan de kusten van Westvlaanderen ge legen visschersdorpen op. Talrijke fraai ver sierde schuiten vergzelden dan de boot. waar in de pastoor van de plaats zat, die onder de gebruikelijke gebeden de zee met wijwater be sprenkelde en inzegende. Eigenaardig was vooral de processie, nog in de tachtiger jaren bekend, door de visschers van het in de provincie Antwerpen gelegen Rumpst, nabij Leer, gehouden op St. Petersdag. Men haalde dan het beeld van den heiligen Aan de prachtige kust van de Middel- landsche Zee. Doorkijk op de oudste citadel van Ragusa Petrus uit de kerk, plaatste het in een groote tent, voer de Dyle er mee op en liet het, a!s bij toeval, in het water vallen. Als dit geschied was, dan haastten alle vis schers zich om hun netten uit te werpen; men vischte het beeld op en haalde tegelijkertijd de netten op, waarin men van te voren de mooiste visschen had gedaan, die men de laatste dagen gevangen had. Dan voer men weer terug naar Rumpst, bracht het beeld terug naar de kerk en gaf de grootste visschen ten geschenke aan den pastoor, de andere aan de notabelen van de plaats, van wie men geld ontving, om dan den avond zingende en dansende in de herberg door te brengen. De visscher, die het geluk had het beeld uit het water te trekken, werd voor het volgend jaar overste of deken der broederschap van St. Peter. Niettegenstaande het feit, dat keizer Jozef II in 1736 alle gilden, ook dat van St. Peter ophief, bleef toch deze schijnvisscherij nog langen tijd stand houden, ter eere van den Heiligen Petrus, die zelf visscher was, voordat hij door de vis schers als de rots der kerk en als hun patroon vereerd werd. Het geheim van charme I Ook U kunt grotere aantrekkelijkheid verkrijgen, door Uw haar met Blondona of Brunetta te wassen. Beide zijn alkali- vrij en geven het haar een prachtige glans. Blondona is het enige van alle bestaande haarwasmiddelen, dat het beroemde Kamilloflor bevat, dat donkerder geworden blond haar weer de oorspronkelijke lichte tint geeft, terwijl Brunetta Hequil bevat, waardoor donker haar een prachtige, diepe glans krijgt. U zult nooit meer iets anders voor het wassen van Uw haar willen gebruiken I WAARBORGEN VOLMAAKTE HA AR VERZORG IMG VH52-0331A In een gemeenteziekenhuis te Boston neemt men reeds een jaar lang proeven met kunst matige ontnuchtering van dronken menschen. In deze proeven is men thans geslaagd, aldu- de Amerikaansche pers. De beschonkene krijgt een soort van narcose-masker op, waarin zich een bepaalde hoeveelheid koolzuur en zuurstof bevindt, dat door den beschonkene wordt inge ademd. Op die wijze keert het gestoorde be wustzijn van den beschonkene weer terug, zelfs, zoo zegt men, in gevallen van zware dronkenschap. De uitvinder van deze „kunst matige ontnuchtering" is profEdgar Shelwood, geneesheer aan een gemeente-ziekenhuis van Boston. Zijn uitvinding zal, naar men hoopt, in de toekomst, goede diensten bewijzen. Ook de politiebureaux, waar de de openbare orde verstorende dronkaards gewoonlijk terecht ko men, zullen met de uitvinding kennis maken. et devies van Leon Garnaux was „vlug". En aan die lijfspreuk hield hij zich stipt. Zijn zaken wikkelde hij met den meesten spoed af en ook zijn personeel was daar volko men op ingesteld. Tenslotte was ook het voor komen van Leon Garnaux vlot en vlug. Zijn compagnon André Vautier wist eveneens van voortmaken. Zijn uiterlijk was minstens even verzorgd als dat van Leon Garnaux, doch het kenmerkende verschil tusschen hen beiden was, dat Vautier zijn zaken niet alleen vlug, maar ook goed behandelde. Leon Garnaux kwam met zijn vluggen tred het kantoor binnen, groette vluchtig zijn personeel met den jongsten bediende meegeteld vijf in getal en belde om de post. De eene enveloppe na de andere werd vaardig geopend en van den inhoud in één oogopslag kennis genomen. De se cretaresse deed dan haar plicht en weinige mi nuten later kwam vanuit de aangrenzende ka mer het ratelende en bellende geluid van een schrijfmachine. De boekhouder kwam het privé-kantoor bin nen. Met onhoorbare schuifelpasjes naderde hij het bureau en deponeerde er een blad papier, met enkele namen en cijfers er op. De orders, die uitgevoerd moesten worden. De boekhouder was een waardig vertegen woordiger van zijn ras; achter het oor een lang potlood, dat telkens dreigde omlaag te vallen, maar op het critieke oogenblik zijn evenwicht hervond, terwijl zwarte dof-zijden mouwen zijn verschoten colbertje voor een nog te vroegen ondergang moesten behoeden. Leon Garnaux keek weer over het folio-vel heen en knikte. De volkomen rust in het privé- kantoor was niet verstoord. Garnaux ondertee- kende brieven, waarvan hij zich den inhoud aanstonds herinnerde, als hij den aanhef las. Goeden morgen, Leon." De klok wees half tien, dus kwam André Vautier binnen. En zon der op te zien beantwoordde Garnaux den groet. Ik heb geen klagen over mijn reisje naar Londen, André." Garnaux' rechterhand maakte voortdurend enkele korte bewegingen en trok dan een streep; ingewijden wisten, dat er dan de handteekening van Leon Garnaux stond. „Zóó?" informeerde Vautier. „En dan niet te vergeten, wat ik hier van morgen al verdiend heb! Van vlug gesproken, hè? Maar laat ik je daar niet mee lastig val len, want daar heb je toch geen verstand van. En toch moet je er in het effecten-vak gauw bij zijn, anders visch je achter het net. Zooals je weet, kreeg ik een tip, dat een bank-consortium met het plan rondliep zooveel mogelijk aan deden Southern Airways te koopen. Nu wist ik, dat madame Lachalle heel wat van die aandee- len bezat. Ik ben er meteen heen gegaan en heb er optie op weten te krijgen!" ,Dat heb je handig gedaan," erkende André Vautier, „maar wat ik je wilde zeggen, ik.... Maar toen was ik er nog niet," vervolgde Leon Garnaux. „Ik ben denzelfden avond nog naar Londen gevlogen. Mijn behouden aan komst heb ik je laten weten." Naar wat je daar moest uitvoeren, moest ik maar raden!" troefde Vautier. „Je zult de oplossing wel niet gevonden heb ben! Ik heb gisteren met dat bank-consortium een conferentie gehad. Eerst wilden de bespre kingen niet erg vlotten, maar toen ik zei, dat ik noodzakelijk om twee uur al weer moest ver trekken, hapten ze toe. En ik had ruim 800 pond schoon verdiend! Vlug hè?" Buitengewoon!Maar vind je dat je te genover madame Lachalle wel zoo correct hebt gehandeld?" Leon lachte fijntjes. „Je lijkt Leontine wel. Toen ik haar mijn plannen vertelde, begon zij ook daar over. Maar in zaken kun je met der gelijke sentimentaliteit geen rekening houden. Ik heb haar zelfs geweigerd, mee naar Londen te gaan. Je kunt nu eenmaal niet twee dingen tegelijk doen! Jij zou haar zeker hebben mee genomen, daar durf ik wel om wedden!" „Dat won je ook" beaamde Vautier lachend. „Maar wat ik zeggen wil, Leon „Daar schiet me wat te binnen, André. Je weet, dat ik nooit ergens gras over laat groeien, maar weet je, hoe lang, of beter gezegd, hoe kort ik er werk over heb gehad, om mijn ver loving met Leontine een feit te doen zijn?" „Ik geloof, dat dat nog al vlug in zijn werk is gegaan. Maar ik wilde je nu zeggen, dat...." „Vlug!" riep Leon uit. „Binnen een maand, kerel! En dan dien je niet te vergeten, dat er plenty aanbidders waren." „Daar weet ik alles van" viel André geërgerd uit. „Maar ik ben hier niet gekomen, om te hooren, hoe jij „Nu is dat heel goed te begrijpen," vervolgde Leon.. „Trouwens, je hebt haar zelf hier al eens ontmoet. En je weet dus, dat ze er zijn mag. Al zeg ik het zelf. Leontine is een charmante vrouw! Hoewel ze er niet erg mee ingenomen was, dat ik, zon der haar, naar """j Londen ging, is ze toch te ver standig, om niet in te zien, dar tijd geld is. Als i we getrouwd zijn, zal ik me er wel niet altijd zoo van af kunnen maken; maar enfin: komt tijd, komt raad!" De telefoon rinkelde en Leon Garnaux greep den hoorn. Als bij tooverslag kwam er een zachtere uitdrukking op zijn gezicht, zijn hoofd neigde eenigszins voorover en vriendelijk-zacht klonk zijn stem. „Ha, ben jij daar Leontine? Goedenmorgen! Hoe gaat het met je?.... Ja, ik ben gisteren avond uit Londen teruggekomen, maar ik heb tot op dit oogenblik nog geen tijd kunnen vin den om even naar je toe te komen. Er lag zoo veel werk op me te wachtenJa, dat is wel zooMaar dan vergeet je, dat mijn com pagnon slechts een „stille vennoot" is, begrijp je." Een knipoogje naar André, dan ging hij weer heelemaal op in het telefoongesprek. „Ik heb succes gehad in Londen. Ruim 800 pond verdiend met even vlug over het Kanaal te vliegen." André Vautier fluisterde hem toe: „Leon, luister eens, ik wilde je zeggen, dat...." Leon maakte een afwerend gebaar met zijn schouders. ,Ik heb Leontine geen geheimen te vertellen; je mag alles gerust hooren." Vautier keek zijn compagnon een oogenblik bedremmeld aan, dan keerde hij zich om en ging op een hoek van het bureau zitten. „Zooals ik je zei, liefste, heb ik daar in Lon den goede zaken gedaan. We zullen nu gauw eens samen een uitstapje maken.... Wat zeg jeWablief?" Leon Garnaux's stralend ge zicht betrok meer en meer en werd bepaald meêlijwekkend. „Dat kun je niet meenen, Leontine! Zeg, luister eensWat?Heb je hem van morgen teruggezonden? Per post?" Garnaux luisterde en keek steeds stroever, op het laatst bepaald kwaad. Toen sprak hy kort en afgebeten: „Je bent oud en wijs genoeg om op je zelf te letten en te weten, wat je doet! Wie is het.... Nu, dan zeg je het nietAdieu...." Met een smak wierp hij den hoorn weer op den haak. „Een prettige tijding, Vautier! Leon tine heeft onze verloving verbroken. Ze wilde me niet zeggen, wie mijn mededinger was, maar dit is zeker: bepaald langzaam is hij niet!" André Vautier kwam recht voor zijn com pagnon staan. „Dan zal ik je zeggen, wie die „hij" is. Ik heb het al verschillende malen geprobeerd, maar je liet me niet aan het woord komen. Ik vrees, dat onze samenwerking wel vlug beëin digd zal worden, want ik ben de uitverkorene!" Leon Garnaux zag hem verbaasd en, wat meer zegt, sprakeloos aan. ,Ja, Leon, jouw devies is „vlug", maar je hebt vergeten, dat, wanneer er vrouwen in het geding zijn, het begrip „goed" van veel meer belang is." (Nadruk verboden! Pol zei hem, dat hij hem maar zoolang in zijn lessenaar moest stoppen. Nu kwam het opstel maken aan de beurt. Dat kon Jan goed en hij zei het tegen Pol. Deze maakte zich in Jan's lessenaar weer zichtbaar, nestelde zich tegen de boeken aan en ging een tukje doen. Toen het werk af was, mochten de jongens een kwartiertje in den turn spelen. Jan vroeg of Pol mee ging, maar daar hij geen antwoord kreeg, ging hij samen met Karei den tuin in. Deze was erg nieuwsgierig hoe alles gegaan was en Jan ver telde zijn vriendje alles. Nu kwam er nog een moeilijk uurtje. Het taalwerk. Jan wist er niet zooveel van, want hij was drie maanden ziek geweest. Door het rumoer dat de binnenkomende jongens maakten, werd Pol wakker uit zijn slaap. Daar hoorde hij Jan's stem. „Kom je Pol, het werk ligt al voor me." et het oog op de naderende zomer maanden is door de „Kruisvaart" een een „Wegwijzer" naar het Kruisvaart- kamp uitgegeven. Dit in zeer handig formaat en uiterst over zichtelijk samengestelde boekje is van degelijke constructie en kan dus voor langen termijn dienst doen. Het geeft de aleemeene richtlijnen aan voor het buitenleven dezer katholieke ge meenschap, voor vrije jeugdvorming van jon gens uit eiken stand. Door de opname echter van zeer vele alge- meene wetenswaardigheden betreffende het bi- vakkeeren en kampeeren en een lijst van uitrus tingsstukken kan het ook buiten de rangen der „Kruisvaart" van groot nut zijn. Behalve een uitermate groot aantal wenken en bijzonderhe den voor het Kruisvaartkamp, die aan de prac- tijk getoetst zijn, bevat dit handige boekje ook den tekst van een aantal gebeden, zoodat het ook bij de liturgische plechtigheden in het kamp bruikbaar is. Deze nieuwe uitgave van de „Kruisvaart" toont haar voortdurende activiteit op het gebied van de moderne jeugdbeweging. Voor nadere bij zonderheden kan men zich wenden tot het Cen traal Bureau van de „Kruisvaart", Laan Copes van Cattenburgh 127, 's-Gravenhage. AT T l? A DrWTMtT'C °P dit blad zijn ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen *7^0 levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door C* *7^0 m blJ een ongeval met IH 250»™ I .1 ,ri O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A ww» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen %J\J» doodelijken afloop AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog. ld Kobbl wandelde weer naar binnen. In den Orridor bleef hij staan. Rechts was de deur van e logeerkamer, links de trappenhall. De moorde- j aar moest Edith Beuth's kamer passeeren. En J1 die kamer was op onverklaarbare wijze de verdwenen. Had het toeval den moorde er in haar kamer gebracht? of was hij er °®Ibewust binnengeloopen? of Deze derde mogelijkheid hield tevens in zich, j®. medeplichtigheid van Edith Beuth. En mocht "I zulks nu al zonder meer veronderstellen? „Bad zij misschien het w^en aan den moor- haar overhandigd? Was zij misschien zelf Slechts vragen drongen zich aan den detective j®- Altijd maar meer en meer vragen. En hij nu nog niets meer bereikt, dan de com- ^'ssaris na 'n zeer vluchtig onderzoek reeds Weten was gekomen. |jj een allesbehalve opgewekte stemming ®Pte de detective bij Edith Beuth aan. was gekleed in een eenvoudig grijs ^ti •hum en was juist bezig haar koffers te pak ken. Robbl stelde zich voor en nadat hij plaats genomen had, vroeg zij: „Had u mij nog iets te vragen?" „Ja, 'n paar vragen nog." „Ik sta geheel tot uw dienst." „De politie kan nog maar steeds niet begrij pen, hoe de dolk uit uw kamer verdwenen is. „Dat weet ik. De commissaris vroeg mij dat gisteren ook al. Ik moet wel veronderstellen, dat de moordenaar hier binnengedrongen is, nadat ik naar mevrouw Hallstein ben gegaan." „Dat was even na vijf uur." „Ja." ,,'s Middags hebt u Franz nog ontboden en ge zegd, dat u niet gestoord wenschte te worden. „Dat is zoo. Ik wilde wat slapen." „Slaapt u vast?" „Ja. „Zou u 't niet gehoord hebben, als iemand op uw kamer kwam?" „Dat is moeilijk te zeggen, maar ik denk van niet." „Het blijft een duister punt. De dood moet ingetreden zijn tusschen half vijf en vijf uur. Toen was u nog op uw kamer. De moordenaar moet hier dus geweest zijn terwijl u sliep." „Maar dat is verschrikkelijk! Hij had mij ook kunnen vermoorden." „Dat had hij zeker, temeer wijl u zoo rustig sliep. Bent u van plan om te vertrekken?" „Ja." „Waarom?" Edith Beuth aarzelde 'n oogenblik met haar antwoord: zij scheen te overleggen. Zulks ontging Robbl niet, hoewel hy deed, alsof hij er niets van bemerkte. „Ik wil niet langer in een huis blijven, waar iemand vermoord is." „Waar gaat u heen?" „Naar de stad. Voorloopig in een hotel." „In welk?" „Hotel Continental." „Kent u misschien een zekeren Wilhelm Kohier?" „Neen. Ik heb wel over hem hooren spreken, maar ik was hier, terwijl hij binnen was." „Hebt u den eersten verloofde van mevrouw Hallstein gekend?" „Ook niet. Ik weet alleen, dat hij in Brazilië gestorven is." „Kwam Rudolf Hallstein u wel eens op uw kamer opzoeken?" Edith Beuth keek bij deze vraag verwonderd op. „Nooit." „Dus hier kwam niemand anders dan Franz?" „Heinz ook; verschillende keeren." „En gisteren is ook de commissaris Werner hier geweest, is 't niet zoo?" „Ja. „En de moordenaar!" „Dat moet wel. Wie kan anders den dolk weg genomen hebben?" Terwijl Robbl deze vraag stelde, had hij onaf gebroken op den vloer gestaard en wel op één bepaald punt. Nu bukte hij zich en raapte een knoop op, blijkbaar afkomstig van een heeren colbert. „Wie van die vier mag nu wel dezen knoop verloren hebben, Franz, Heinz, de moordenaar of de commissaris?" De detective hield den knoop zóó, dat ook Edith Beuth hem moest zien. Zij werd afwisse lend rood en bleek. Haastig greep zy naar Robbl's hand en zeide met bevende, stokkende stem: „Die zal wel van Franz zijn. Ik zal hem dien knoop teruggeven." „Doet u geen moeite," merkte Robbl koeltjes op, nadat hij z'n hand snel teruggetrokken had. „Ik zal 't hem zelf wel vragen." Hij verliet nu de kamer en zocht de beide bedienden weer op. Beiden verklaarden, dat zij zulk een knoop nog nooit gezien hadden en er ook geen hadden verloren. Ook Rudolf Hallstein had nimmer zulke knoopen gedragen. Deze moest dus afkom stig zyn of van den moordenaar of van Werner. Maar waarom deed Edith Beuth zoo zenuw achtig, toen zy den knoop zag? Zou zij dan in zekeren zin met den moordenaar in relatie staan? In ieder geval had de knoop hem 'n stapje dichter tot de oplossing gebracht. Op Hallstein had Robbl nu niets meer te doen. Hij zocht derhalve de vrouw des huizes op. Zy zat in een ligstoel en weende. Toen hij binnentrad, sloeg zy haar betraande oogen op. Mijn taak is hier geëindigd, ik moet nu gaan." „Hebt u nog iets naders kunnen ontdekken?" „Ik kan u enkel toezeggen, dat alles spoedig opgehelderd zal zyn." .Verdenkt u iemand?" „Nog niet." „Niemand?" Robbl schudde ontkennend het hoofd en vroeg dan: „Weet u, dat Edith Beuth gaat vertrekken?" „Ja." „Bent u niet bang, om hier alleen achter te blijven?" „Neen ik ben voor niets bang." Haar oogen fonkelden. Robbl nam afscheid en stapte in de taxi. Hij keek nog eenmaal om.... Heinz was naar de stad. Franz en de keukenmeid waren in de ver trekken aan de achterzijde van het huis. Edith Beuth sliep. Rudolf Hallstein bevond zich op z'n kamer in den zijvleugel. Mary Hallstein had de overgordijnen dichtgetrokken. Wie had den moordenaar kunnen zien binnenkomen? Niemand! Even buiten het slot minderde de taxi even z'n vaart. Robbl sprong er uit en verdween in het bosch. VIII De commissaris Werner zat op z'n kantoor voor z'n schrijfbureau; z'n pen wipte met rappe sprongetjes over het papieh De groene lancaster gordijnen waren neer gelaten om de felle zon te weren. Het was stil; enkel klonk het regelmatig tikken van de klok en het krassen van Werner's pen. Hy werkte haastig en onafgebroken voort; voor hem lag nog 'n stapel dossiers, die allemaal nog afge handeld moesten worden. j Nu en dan keek hij heel even op naar de deur, alsof hy iemand verwachtte. De pendule sloeg negen uur. Plots wierp Werner z'n pen neer, sprong van z'n stoel op en mompelde nijdig: „Wel alle donders! 't Is al negen uur en Robbl is er nog niet. Hij had om acht uur al hier kunnen zyn. Ik moet rapport uitbrengen en heb nog geen gegevens." Zenuwachtig liep hy z'n kantoor op en neer. „Dat geval Hallstein zal ons een harde noot te kraken geven. Het kon Robbl en mij de tanden wel eens kosten. Hier hoopen zich de onverklaarbare gebeurtenissen zóó op, als ik slechts mogelijk gedacht had bij spitsvondige romanschrijvers. En nergens 'n uitweg!" De deur werd zachtjes geopend en Robbl schoof binnen. Morgen, meneer Werner." „Morgen. Ben je daar eindelijk. Ik was al bang, dat je een ongeluk overkomen was." ,Och, zoo erg is 't nog niet." ,Enwat bereikt? Of nog niet meer, dan we gisteren al wisten." „Veel is 't niet." „Hm, dat is jammer. De officier van instructie verwacht, dat we hem vandaag namen zullen kunnen noemen." „Ja, ja, 't is in ons vak altijd gemakkelijker te bevelen, dan bevelen uit te voeren." ,Dat weet ik maar al te goed. Maar met die wetenschap alleen komen we niet verder. Ver tel me nu tenminste eerst dat weinige, dat we vooruitgekomen zyn," (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 9