-
W-
Md venaal van den dag
De avonturen van Stan en Pol
President Lincoln
MIVA krachtig
MISSIE machtig
HET RAA
DSEL VAN
DEN
AZEPOOT
DINSDAG 29 JUNI 1937
Sovjet-wraak
Aan zijn energie en inzicht dankt
Amerika de eenheid onder
de staten
Bevrijder van de slaven
Reizen in den ouden tijd
Modelsteden
Belangstelling voor
eigen land
DOOR THEO BLANKENSEE
Tegen Serrarens
De vorige week hebben wij de verbol
genheid meegedeeld van den Sovjet
afgevaardigde op de Int. Arbeids-
conferentie te Genève tegen onzen gedele
geerde den heer Serrarens, die zich ver
zette tegen de goedkeuring van den verte
genwoordiger uit Rusland, waar nog min
der van vakvereenigingsvrijheid dan in Ita
lië mag worden gesproken. De Sovjet-woede
heeft niet gerust, vóórdat zij Serrarens als
plaatsvervangend lid uit den raad van be
heer voor de nieuwe driejarige periode had
gewerkt. Ondanks den steun van de heeren
Mertens (België) en de Jonge (Nederland)
aan hun collega Sarrarens, hebben de Sov
jet-drijvers hun wraak kunnen volvoeren
met behulp der Scandinavische sociaal-de
mocraten. Noch Serrarens, die 7 van de 34
stemmen haalde, noch een der andere
christelijke gedelegeerden werd herkozen.
Vrijheid voor de democratie, ja, als het
maar geen christelijke democratie is!
Onder de presidenten, die de Vereenigde
Staten van Amerika bestuurd hebben, is
na George Washington, den stichter van
de U.S.A., Abraham Lincoln, ondanks zijn kor
ten tijd van regeeren, de meest belangrijke en
populaire geweest. Aan zijn energie en inzicht
dankt Amerika de eenheid, welke Lincoln onder
de staten bracht, en aan hem danken de negers
hun bevrijding van de slavernij, ofschoon moet
worden erkend, dat de blanke Amerikanen hun
bruine en zwarte broeders tot op (len huidigen
dag nooit als hun gelijken hebben willen be
schouwen. Die bevrijding is 65 jaar geleden een
feit geworden.
In het midden van de vorige eeuw was het
vraagstuk van de slavernij een der moeilijkst
op te lossen sociale problemen. Hier scheidde
het Noorden der Vereenigde Staten zich van
het Zuiden. Tot de machtige voorstanders van
den slavenhandel behoorden de Democraten, die
in de voortleving van de slavernij een econo
mische noodzakelijkheid voor het Zuiden zagen.
Hun scherpste tegenstanders waren de Republi
keinen, d.e „Abolitionisten". De eenheid der
Unie te redden en te verstevigen, was de groote
missie van Abraham Lincoln.
Lincoln was een man, die een zeer eenvoudige
opvoeding had genoten, en zijn vroomheid en
godsvertrouwen hielden hem sterk en strijd
vaardig. Hij klom op van eenvoudig landarbeider
tot postmeester en door zelfstudie werd. hij ad
vocaat. Als redenaar maakte hij naam en zoo
kwam het, dat men hem koos in het Represen
tantenhuis, waar hij een der meest invloedrijke
afgevaardigden was, die slechts dit groote doel
kende; de versterking van de Bondsregeering.
Ofschoon het niet dadelijk zijn doel was, zich
direct'of indirect op te werpen voor de afschaffing
van den slavenhandel in het Zuiden, ging deze
onmenschelijke instelling hem, als eerlijk en
rechtschapen mensch, die in de slaven geen
minderen zag, toch ter harte.
Toen hij in het jaar 1861 tot president werd
gekozen en tien zuidelijke staten zich van de
Unie afscheidden, zocht Lincoln met allen ijver
de eenheid te herwinnen. Het Zuiden echter
vormde de „Confederatie der Sesessionistische
Zuidelijke Staten" en koos een eigen president.
Twee gezanten van de Zuidelijke Staten ver
schenen als commissionnairs, om tusschen het
Noorden en het Zuiden onderhandelingen aan
te knoopen. Lincoln doorzag hun plannen en
sprak: „Gelooven de menschen van het Zuiden
werkelijk, dat het Noorden de vorming van een
zuidelijk slavenrijk rustig zal aanzien en deze
vorming zonder strijd zal toelaten?" Hij liet den
zuidelijken staten door zijn secretaris, Sewaro,
een aan duidelijkheid niets te wenschen over
latend antwoord toekomen, waarin hij zeide,
dat hij in de confederatie van het Zuiden geen
onafhankelijke natie met een onwankelbare
regeering zag, maar slechts een „eenzijdige en
partijdige groep opgewondenen".
Het kalme antwoord van Lincoln bracht be
roering en het Zuiden begon te revolteeren. Van
alle kanten drong men aan op tegenwerking en
strijd, van welken aard ook, tegen het „weer
barstige Noorden". Met den steun der Fran-
schen vielen de Zuidelijke Staten aan.
Het groote drama van den Bondsoorlog, dat
vier jaren duurde, was begonnen. Na aanvan
kelijke overwinningen van de Zuidelijke troepen,
verloren zij en moesten tenslotte hun laatst-
overgebleven strijders op 9 April 1865 terug
roepen.
Reeds in Juni 1862 'vaardigde Abraham Lin
coln voor het Territorium het verbod der sla
vernij uit, dat in het daarop volgend jaar, op
1 Januari 1863, van kracht werd.
Zijn groot succes was voor de Unie aanleiding
Abraham Lincoln in 1864 nogmaals tot presi
dent der Vereenigde Staten te kiezen. Hij, de
populaire, eenvoudige Amerikaan, de man, die
wist wat beleid en wilskracht beteekende bij een
landsbestuur en een verzoening tusschen het
Noorden en het Zuiden van het uitgestrekt
Amerika tot stand had gebracht, aanvaardde
opnieuw de leiding van dit belangrijk stuk we
reld, dat de Vereenigde Staten van Amerika
vormen.
Nauwelijks had hij zijn triomphalen intocht
in Richmond, de hoofdstad van de Zuidelijke
Staten, gehouden, of hij werd, op Goeden Vrij
dag van 1865, door een goedgetroffen kogel van
een aanhanger der zuidelijke staten doodge
schoten. De moord vond plaats, toen de pre
sident, gezeten in zijn loge, een tooneelvoorstel-
ling bijwoonde. Den moordenaar, John Wilkes
Booth, een acteur, gelukte het aanvankelijk te
ontkomen, doch een geweldige drijfjacht zette
in om hem te vatten. En na twaalf dagen vond
men hem in een afdeeling soldaten. Daar hij
zich tegen de arrestatie verzette, werd hij ter
plaatse doodgeschoten. De moord op den ge
liefden president was gewroken, maar intusschen
hadden de Vereenigde Staten een groot verlies
door zijn dood te boeken.
Nu het reisreizoen weder aanbreekt, is het
niet onaardig, enkele bijzonderheden over
het reizen in vroegere eeuwen te geven.
Door middel van een kaart, in het jaar 1765
vervaardigd door Le Sieur Michel, een Fransch-
man, kan men in verschillende bijzonderheden
komen tot een voorstelling van het reizen in
Frankrijk, kort voor de groote revolutie. Zoo,
bijvoorbeeld, deed men toen de reis van Parijs
naar Lyon, per diligence, dat wil zeggen, op
de snelst mogelijke manier, in vijf dagen.
le dag. 's Morgens om 2 uur van het Hotel de
Sens; ontbijten te Chailly (12 mijnlen)over
nachten te Pont (12 mijlen).
2e dag. Ontbijten te Joigny (9 mijlen); over
nachten te Vermanton (10 mijlen).
3e dag. Ontbijten te Rouvry (9 mijlen); over
nachten te Arnay-le "Due (11 mijlen).
4e dag. Ontbijten te Chalons-sur-Saone (12
mijlen)overnachten te Macon (10 mijlen).
5e dag. Ontbijten te Villefranche (10 mijlen);
's avonds om zes uur te Lyon (6 mijlen).
Ook zijn er twee Fransche kaarten, waarvan
er een tot de conclusie komt, dat als de snel
trein, die b.v. in 3 uur 15 minuten van Parijs naar
Calais (295 kilometer) loopt, binnenstoomt in
laatstgenoemd station, verschillende ouderwet-
sche reisgelegenheden, met haar gelijktijdig uit
Parijs vertrokken, aldus langs deze baan zouden
verspreid staan.
Een koets van 1692, op 5 kilometer afstand
van Parijs (1.6 km. per uur).
Een diligence van 1786, op 12 km. afstand
van Parijs (36 km. per uur).
Een postrijtuig van 1814, op 22 km. afstand
van Parijs (6.8 km. per uur).
Een postrijtuig van 1824, op 32 km. afstand
van Parijs (4.7 km. per uur).
Een trein van 1876, op 193 km. afstand van
Parijs 59.5 km. per uur).
Een trein van 1887, op 212 km. afstand van
Parijs (65.3 km. per uur).
De andere kaart laat zien, dat men betaalde:
in de koets van 1692.... O fr. 1076 per km.;
in de diligence van 1786 O fr. 1952 per km.;
in het postrijtuig van 1814 O fr. 1303 p. km.;
in het postrijtuig van 1834 O fr. 1862 p. km..
In 1900 betaalde men, per trein reizende, in de
derde klasse 0 fr. 0493.
Wat men thans betaalt, en hoe snel de
reizen wel gaan, vergeleken bij vroeger, dat laten
we maar aan den lezer over.... Het verschil
zou tè groot zijn!
Judith met het zwaard waarmee hij Holo femes doodt, een fragment van de prach
tige Goudsche vensters, waarvoor men in 1938 een tentoonstelling gaat houden.
Het voortdurend toenemende straatverkeer
stelt de moderne stedenbouwers voor vele moei
lijke problemen en het is aan te nemen, dat
onze kleinkinderen de verschillende vraagstuk
ken in het geheel niet meer zullen kunnen op
lossen, tenzij dan, dat zij er toe besluiten, de
oude steden af te breken en nieuwe te bouwen.
Hoe stelt u zich nu een moderne stad van
het jaar 1950 voor? Een stad, waarin de kin
deren op weg naar school niet meer aan de
gevaren van het verkeer zijn blootgesteld en
waarin de straten zóó liggen, dat automobilis
ten, wielrijders en voetgangers niet meer met
elkaar in contact kunnen komen?
Voor de eerste maal heeft bet Instituut van
Architectonisch Onderzoek te Londen een ant
woord op deze vraag trachten te vinden. Intus
schen is de „stad der toekomst", die het insti
tuut op Engelschen bodem bouwen wil, voor-
loopig slechts in model gereed. Het zal volgens
de plannen tot het jaar 1950 duren, alvorens
men deze stad, die voorloopig voor slechts
50.000 inwoners gedacht is, betrekken kan. Reeds
de plannen verraden echter, dat men hier te
doen heeft met een geheel nieuwe mensche-
lijke nederzetting, welke zóó aangelegd is, dat
zij aan alle eischen van het moderne verkeer,
de moderne hygiëne en de moderne wooncul-
tuur voldoet. In deze stad zal het niet meer
voorkomen, dat kinderen op weg naar school
overreden worden, want zij komen nimmer met
den rijweg in aanraking.
Een bewoner van de stad der1 toekomst is in
staat, van het eene einde der stad naar het
andere te loopen, zonder een enkele maal van
den rijweg gebruik te maken. De straten voor
wielrijders en voetgangers bevinden zich naast
de rijwegen, maar* liggen aanmerkelijk lager.
Het model toont aan, dat het middelpunt van
deze nieuw te bouwen stad zal bestaan uit het
stadhuis, een groot warenhuis, een vele verdie
pingen hoog kantoorgebouw, waarin de banken
en verzekeringsmaatschappijen zullen worden
ondergebracht, een theater, drie bioscopen en
twee concertzalen. Ieder gebouw is door bloem
bedden omgeven. Van het middelpunt uit liggen
in den vorm van een ster de blokken woon
huizen. De huizen zij» geheel wit, hebben groote
balcons en bestaan uit 10 tot 14 verdiepingen.
Ieder uit 42 huizen bestaand blok heeft zijn
eigen parkeerterrein en een groote, voor het
verkeer afgesloten kinderspeelplaats. De ver
schillende bedrijven komen aan den rand van
de stad te liggen en rondom de stad loopt een
groote, breede straatweg, zoodat vrachtauto's en
het doorgaande verkeer buiten de stad kunnen
worden gehouden.
Mr. A. E. Rowse, de leider van het instituut,
verzekert, dat er reeds talrijke aanmeldingen
binnengekomen zijn van lieden, die in de stad
der toekomst, wel de eerste van haar soort,
willen wonen.
Het is mogelijk dat hij een utopie nastreeft.
Maar we zullen het niet te luid zeggen. Er zijn
al veel dingen gebeurd in het moderne leven,
die enkele tientallen jaren geleden nog onwaar
schijnlijk en fantastisch leken.
Gaspedalen zijn gewillig! Maar
als uw autosnelheld verdubbelt
wordt uw remweg (afstand, noodig
om te stoppen) 2 X 2 4
maal zoo groot!
Rick Brady had 10 procent salarisverminde
ring gekregen en tot overmaat van
ramp had. z'n dokter hem gezegd, dat hij
nog slechts een jaar, misschien nog eenige
maanden langer, te leven had.
Op 63-jarigen leeftijd 10 procent minder te wor
den geschat, als voorbode van z'n ontslag, was
verre van aangenaam. Een kleine 30 jaar ge
leden was Rick Brady kassier geworden bij de
firma Sullivan Co., in de hoop, het nog ver
der te kunnen brengen. Die hoop was ij del ge
bleken. Z'n vooruitzichten bepaalden zich nu
tot eervol ontslag met een bescheiden pensioen
Echter.... voor iemand, die nog maar één
jaar te leven heeft, was dit een schrale troost.
Rick Brady was een kleine, magere man met
een doublé-gouden bril op z'n dunnen neus.
Voor z'n firma deed hij niets anders dan geld
ontvangen, uitgeven, tellen en sorteeren. De
gedachte, dat hij nog slechts één jaar te leven
had, maakte hem opstandig.
In 't jaar, dat hem nog restte, wilde hij den
droom van z'n leven verwezenlijken. Hij wilde
reizen, menschen leeren kennen, de wereld zien,
Hij wilde minstens in 3 werelddeelen steden be
zoeken; hij moest en zou een reis om de wereld
maken. Met z'n opgespaard geld zou hij al een
flink eind komen, als hij het ten minste zuinig
aanlei. Maar ver reizen, en dan zuinig doen,
door op een penny te zien, neen, dat wilde hij
niet. Sinds 10 jaar was z'n salaris met geen
dollar verhoogd. Voor die 10 jaar kwam hem
minstens 750 dollars per jaar meer toe. En hij
zou zich zelf maar helpen aan 't geen hij als z'n
recht beschouwde. Het was een eenvoudige be
rekening: 10 X 750 7500 dollars.
Met dat geld zou hij ten minste op z'n gemak
kunnen reizen. Hij zou niet op elke kleinigheid
behoeven te letten, en als hij gepakt werd, dan
was dat nog zoo erg niet. Hij was zonder fami
lie, en had nog slechts één jaar te leven. Zoo
dacht, alles behalve eerlijk en christelijk, Rick
Brady, kassier bij de firma Sullivan Co.
Hij wist precies hoe groot een pak van 750
dollar in kleine bankbiljetten was. Z'n zakken
met geld te vullen was te gevaarlijk. De beide
portiers aan de deur keken altijd scherp toe.
Brady besloot de zaak eenvoudiger aan te pak
ken. Gedurende enkele weken van z'n voorge
nomen vlucht, keerde hij eiken middag van z'n
lunch terug met een papieren zak, waarin een
bruin brood zat. De portier, aan wien hij het
eerste brood had laten zien, met de mededee-
ling, dat hij 't voor z'n gezondheid at, was gauw
gewend hem in 't vervolg met z'n papieren zak
te zien komen en vertrekken. Na kantoortijd
waren de meeste bakkerswinkels gesloten. Het
was dus heel gewoon, dat hij het na z'n lunch
al vast meebracht.
Inmiddels had hij z'n spaarduiten opgevraagd
en een passagebiljet voor Hamburg genomen.
Z'n boot zou Dinsdag 16 September des avonds
afvaren. Na 't eten zou hij tegen z'n huishoud
ster zeggen, dat hij z'n gewone wandeling ging
maken en.... nooit meer terug komen. Be
merkte ze den volgenden morgen z'n afwezig
heid, dan zou hij al op zee zijn. Qp 't kantoor
zou men z'n afwezigheid, in de eerste dagen,
aan ziekte toeschrijven.
Hoe meer de dag naderde, hoe zenuwachtiger
werd Brady, iets, wat hij niet voorzien had. Te
ruggekeerd van de lunch, droeg hij als gewoon
lijk z'n zak met het bruine brood onder den
arm, maar in z'n zak had hij precies een zelfde
soort papier, onbemerkt maakte hij hiervan een
ander pakket van klein bankpapier en zette
dat naast het pakje brood onder z'n bureau.
Het sluitingsuur had geslagen en Rick Brady
trok z'n jas aan. Eensklaps schrikte hij op door
de harde stem van Almond, een der oudste be
dienden.
,,'t Is prachtig weer!" riep deze, „loop je zoo
ver mee, Brady?"
De ontrouwe kassier was direct uit z'n hu
meur. Natuurlijk moest er weer iets tusschen
komen, dacht hij. Daar stond Almond hem aan
te kijken. Zenuwachtig liep Brady heen en
weer en zei ten slotte: „Uitstekend, ik kom di
rect bij je." Dit zeggend, bukte hij zich onder
z'n bureau.
„Eet je nog altijd dat brood?" vroeg z'n col
lega.
„Natuurlijk, daar kan ik niet meer van
buiten."
De beide employé's passeerden den eersten
portier, die rustig op z'n stoel bleef zitten, ter
wijl Brady achteloos met z'n pak zwaaide. De
portier nam er geen notitie van en Brady haal
de verlicht adem.
Met Almond wan- i".....................i
den'ondergrond- j Dé? vlucht Vüfl
schen spoorweg r>7 T> J
en kocht aan den f KlCtZ liTCLCty I
ingang een krant, i
Almond's tegen-
woordigheid prikkelde z'n zenuwen. Hij had
een gevoel alsof deze hem verdacht.
Toen de trein binnenreed, kwamen ze tegen
over elkaar te zitten. Brady zat toevallig naast
een dame, die met veel pakjes beladen was.
Schijnbaar las hij de voorpagina van z'n krant,
maar in werkelijkheid keek hij er overheen naar
Almond, die ook in lectuur verdiept was. Naast
hem rees iemand overeind en z'n buurvrouw
schoof een eindje op. Met geveinsde onverschil
ligheid legde Brady z'n kostbaar pakje naast
zich op de bank, en sloeg z'n krant open om
van de beursberichten kennis te nemen. Een
nieuwe angst bekroop hem.
„Als z'n boot eens vertraging had!"
Terwijl hij de bladzijden van z'n krant om
sloeg, begon de trein vaart te minderen. De
dame naast hem stond op en wierp met haar
mantel het pakje van Brady van de bank op
den grond. Een heer, aan den overkant gezeten,
boog zich voorover, raapte het op en liep er snel
de dame mee achterna. Toen de deuren zich
automatisch openden, had hij haar bereikt.
„Kijk u eens, dame," zei hij, en reikte haar
het pakje over. „U liet dit vallen."
De dame keek even vluchtig, nam het pakje
en stapte uit. De deuren sloten zich weer, oe
trein reed verder en de hulpvaardige heer ging
weer op z'n plaats zitten.
Dit alles was zóó vlug in z'n werk gegaan,
dat Rick Brady, niet in staat iets te zeggen, er
als verlamd van schrik, naar had zitten kijken.
Toen het geval goed en wel tot hem doordrong,
was het te laat. Z'n pakje was verdwenen en
hij was een dief, die van z'n misdrijf niet 't
minste voordeel had.
Tegen Almond's opmerking: „Nou, die is ook
goed," kon hij slechts met een verwrongen ge
zicht een flauw lachje stellen. Hy tuurde m
z'n krant, met den dood in 't hart. Hij moest
van z'n passagebiljet gebruik maken. Terug
kon hij niet meer; over drie uur ging de boot
Den volgenden dag vernam men op 't kan
toor van Sullivan Co de verdwijning van
Rick Brady. Iedereen had medelijden met den
armen man. Z'n zwakke zenuwen hadden hem
parten gespeeld. Hij had er al lang slecht uit
gezien.
Niemand echter begreep, wat dat papieren
zakje beteekende, dat op een plank onder z'n
bureau lag, en waarin zich 7500 dollars bevon
den.
Rick Brady had zich bij het weggaan vergist
en was met z'n bruin brood op de vlucht ge
gaan.
(Nadruk verboden)
Pot pleitte erg voor zijn vriendje en zei dat de arme jongen
toch al zooveel had moeten missen door zijn ziekte. Ook Jan
voegde er het noodige aan toe. Hij begon zoowaar te huilen.
Hij vertelde dat wanneer hij zou blijven zitten, hij van school
af zou moeten, daar zijn moeder geen twee jaar schoolgeld meer
zou kunnen betalen. Meester keek ernstig. „Nu Jan," zei hij,
„beloof je me dat je in je vacantie alles zult inhalen?" „Dat
beloof ik, meester," zei Jan, en hy gaf zijn hand erop.
„Dat is aardig van U meester," zei Pol. „Dat zullen de kabou
ters nooit vergeten." Hij schreef iets op een stukje papier. „Als
u soms eens hulp noodig heeft, zegt U dan deze spreuk op, en
wij zullen U komen helpen." Meester stak het papiertje zorg
vuldig b(j zich. Nadat ze meester nog een hand hadden gegeven,
gingen beiden weg.
Nu de vacantie nadert en menigeen zijn reis
plan voor de komende maanden samenstelt, kan
het zijn nut hebben eenige punten dienaangaan
de onder de algemeene aandacht te brengen.
Voornamelijk voor tochten in groepsverband
kan men uitstekende suggesties vinden in het
Juni-nummer van het orgaan van de „Kruis
vaart": „De Katholieke Jeugdleider", waarin
onder „Tydschild" het volgende wordt aanbevo
len, speciaal voor bezoek aan natuur-monumen-
ten en interessante steden of dorpen in de
buurt:
„Ga een excursie maken naar voor u bereik
bare natuurmonumenten, byvoorbeeld een bree
de duinenrij, een uiterst smal duingebied ver
sterkt door zeewering; bestudeer tevoren (en
vertel er dan een en ander over!) de waarde
oer duinen als bescherming van ons laag gele
gen land, het ontstaan en verdwijnen van dui-
nenreeksen.
Geef (bijv. op fietstochten) eenig inzicht in
het karakter der bezochte plaatsen, industrie
stad, havenplaats, marktplaats voor omringende
boerenland, tuinbouwdorp, landbouwdorp enz.
Laat zien hoe de meeste steden een zeer oude
kern hebben, waaruit de vroegere omvang zich
laat jjf leiden.
Zoek de interessante monumenten op, die stof
leveren voor het belichten van groote figuren
of instellingen uit de plaatselijke, gewestelijke
of landelijke geschiedenis. Vergeet niet de vroe
gere stadswallen en poorten te ontdekken en
belicht hun beteekenis. Excursies kunnen ook
dienstbaar gemaakt worden aan het geven van
inzicht in de beteekenis van een goed ingericht
wegennet te land en te water. Heeft men een
vliegveld in de bereikbare nabijheid, dan komen
ook de luchtwegen ter sprake."
ATI T7 A D/^MTVTÜ^C op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p 7bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^*0 - bij een ongeval met p 2S0 - bi] writes van een hiand,
I .1 .r. A l»\_/| r. jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen i %J\J» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen vv» doodelijken afloop een Yoez or s"
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
14
Lachend voegde hij er aan toe:
,,'t Was eenvoudig vermakelijk, zoo'n verbeel
ding als dat kereltje had. Je had hem eens
moeten hooren: Als ik terugkom, breng ik den
moordenaar mee! Om te lachen. Maar we kun
nen gerust zyn. Hij weet nog totaal niets en wij
hebben tenminste betrouwbare gegevens."
„Ik kan 't me tenminste moeilijk indenken."
„Weineen. We hebben van dezen Harvey niets
te vreezen. 'n Fatje.... 'n chique meneertje....
maar geen vakman."
„Toch ben ik benieuwd, hoe hy de zaak wil
aanpakken."
„Ik ook! We hebben nu al zooveel over de
heldendaden van de Londensche politie gehoord.
Zy willen graag voor zooiets als onfeilbaar door
gaan."
„Maar wat moeten wij intusschen doen?"
„Voorloopig niets dan afwachten."
Er werd geklopt, 'n Bediende meldde:
„Mevrouw Hallstein wacht u. zy zegt, dat zij
Verzocht is hierheen te komen."
„In orde. Laat haar binnenkomen," ant
woordde Werner. En dan tot Robbl, „je blijft
natuurlijk hier."
Robbl knikte slechts.
XI
Mevrouw Hallstein kwam met veel geruisch
van haar zyden kleeren binnengestapt, omge
ven door een wolk van sterke parfumgeuren.
„U hebt me laten roepen, meneer de commis
saris?" vroeg zij.
„Zoo is 't, mevrouw. Het was noodzakelijk."
..Hebt u misschien den moordenaar al ge
arresteerd?"
„Wij vermoeden, dat u ons 'n heel eind
daartoe op weg zoudt kunnen helpen, mevrouw."
„Ik? Maar ik weet niet meer, dan wat ik u
reeds gezegd heb."
Werner bood haar 'n stoel aan en nam toen
zelf recht tegenover haar plaats. Robbl bleef
voor 't venster staan en staarde onverschillig
naar buiten, alsof het geheele onderhoud hem
niet in 't minst interesseerde.
De commissaris nam 't woord.
„De feiten, welke wij hebben kunnen verza
melen, wijzen alle op een en denzelfden per
soon, doch enkele punten zyn nog niet geheel
duidelijk en wij meenen, dat alleen u ons daar
omtrent klaarheid zult kunnen verschaffen."
„Dat'zal ik natuurlijk graag doen, als 't my
maar mogelijk is. Maar ik betwyfel 't. Alles wat
ik weet, heb ik u reeds meegedeeld."
„We zullen zien. In ieder geval hoop ik, dat
u niets zult verzwijgen."
Mevrouw Hallstein werd onrustig.
„Wilt u daarmee zeggen, dat ik getracht heb
iets verborgen te houden?"
„Waarachtig niet. Deze vermaning is slechts
een formaliteit, waaraan iedere getuige zich
onderwerpen moet."
„Wil me dan verontschuldigen. Ik ben na den
gewelddadigen dood van m'n man uiterst
zenuwachtig en prikkelbaar. En dit laatste te
meer, omdat alle nasporingen van de politie
eigenlijk nog geen bepaald resultaat opgeleverd
hebben."
„U vergist zich. Wij kennen den moordenaar
wel degelijk, en hebben reeds genoegzame bewij
zen in handen."
Bij deze woorden meende Werner in haar
donkere oogen 'n glimp van haat en wraakzucht
waar te nemen, waarvoor hij geen verklaring
kon vinden. Opgewonden vroeg zij:
„Wie is dan de moordenaar? Hoe heet hij?"
Rustig antwoordde Werner:
„Wy mogen geen namen noemen, vooraleer
het geheele voor-onderzoek geëindigd is."
„Wat wenscht- u eigeniyk nog te weten?"
„Op de eerste plaats iets naders omtrent
Wilhelm Kohier. Hebt u hem al niet vroeger
gekend?"
„Neen."
„Hy lijkt immers zoo sprekend op uw eersten
verloofde?"
„Ja, althans op 't eerste gezicht."
„En daarom ontviel u den naam Emilio. Uw
eerste verloofde heette immers Emilio Alvarez?"
„Ja!"
„Leeft hy nog?"
„Neen."
„Wanneer leerde u Rudolf Lemper kennen?"
„Ik kende hem al, toen Emilio nog leefde."
„Wanneer bent u met hem getrouwd?"
„Ruim tien jaar geleden. Kort nadat Alvarez
gestorven was."
„Is Alvarez 'n natuurlijken dood gestorven?"
„Ja, gele koorts."
„Wat waS' voor u beiden aanleiding om na uw
huwelijk Amerika te verlaten?"
„Wij waren bang voor de gele koorts, die in
hevige mate slachtoffers eischte."
„Wanneer vestigde u zich in dit land?"
„Tien jaar geleden."
„Hebt u zich direct na aankomst op Hallstein
gevestigd?"
„Neen, eerst in Berlijn. Rudolf had plannen
om 'n buitenplaats te koopen, liefst zoo rustig
mogelijk, 't Duurde natuurlijk eenigen tyd eer
hy zijn keus gevonden had."
„Waarom zoo ver buitenaf?"
„Hy was 'n eenzelvig mensch."
„Dat was dus de reden! Daarom ook verliet
hij zeker nooit het landgoed?"
„Juist."
„Om welke redenen verwisselde hy den naam
Lemper met dien van Hallstein?"
„Tja.... dat weet ik niet."
„Hij moet daar toch 'n bedoeling mee gehad
hebben?"
,,'t Is mogeiyk, doch hy heeft er nooit over
gesproken."
„U beiden hebt tien jaar lang onafgebroken
op Hallstein doorgebracht?"
„Ja."
„Kwam u nooit in de stad?"
„In den eersten tyd wel, maar langzamer
hand begonnen wij ons op Hallstein hoe langer
hoe meer thuis te voelen, tot wij heelemaal geen
behoefte meer hadden om 't slot te verlaten."
„Maar als u nu eens kleeren of iets anders
noodig had?"
„Dan telefoneerden wy den kleermaker of de
andere leveranciers, die gaarne hun orders op
Hallstein kwamen opnemen. Soms stuurden wy
een van de bedienden naar de stad."
„De rentenier Langhalm kwam vaak op
Hallstein, is dat zoo?"
„Ja als er 'n zaak van meer gewicht in de
stad te regelen viel."
„Ontving u anders nooit iemand?"
„Neen."
„Wanneer begon uw echtgenoot zich voor
korteren of langeren tyd op z'n kamer terug te
trekken?"
Maiy Hallstein antwoordde niet direct, het
scheen dat zy naar haar antwoord moest zoe
ken of dat zy bang was, dat Werner haar 'n
strikvraag stede. Dit had men haar de laatste
dagen al zóó vaak gevraagd, dat 't wel van
buitengewoon belang moest zyn.
Ietwat aarzelend luidde het antwoord:
„Dat zal nu ongeveer twee jaar geleden zyn."
„Hoe lang bleef hy dan op z'n kamer?"
„Dat was verschillend, soms drie weken, soms
veertien dagen."
„Gebeurde dit dikwüls?"
„Wat zal ik u zeggen. Ik kan 't niet precies
aangeven, 't Was 'n gril van hem. Soms drie of
Viermaal per jaar."
„Mocht niemand anders dan u hem z'n maal
tijden brengen?"
„Niemand anders."
„Dus u en niemand anders zag hem in zulk
een periode."
„Ja."
„Wat voerde hij dan eigeniyk uit?"
„Ik meen, dat hij zat te schreven."
„De laatste maal ook weer? Was dat niet eina
Mei of begin Juni?"
„Juist; ook toen schreef hij weer veel, zooals
altijd."
„Ook op den 8sten Juni?"
„Ja."
„Toen hebt u hem toch ook z'n eten gebracht?"
„Natuurlijk."
Eigenaardig, dat wy niets van z'n handschrif
ten hebben kunnen ontdekken. Weet u daar
mogeiyk een verklaring voor te geven?"
„Hij zal ze verzonden hebben."
„wy kunnen dat moeiiyk aannemen. Er wer
den wel brieven verzonden vlak voor hy zich
onzichtbaar maakte, doch nimmer nadat hij
zich weer had laten zien."
„Dat was me niet bekend."
Mary Hallstein antwoordde weer volkomen
rustig op alle vragen, zonder de minste aarze
ling. Werner ging derhalve onverstoord verder.
„En altyd waren die brieven poste-restante."
„Heel goed mogelijk; ik weet er totaal niets
van."
„In ieder geval, op 8 Juni bevond Rudolf
Hallstein zich op z'n kamer."
„Ja."
(Wordt vervolgd)