- W- Md venaal van den dag De avonturen van Stan en Pol President Lincoln MIVA krachtig MISSIE machtig HET RAA DSEL VAN DEN AZEPOOT DINSDAG 29 JUNI 1937 Sovjet-wraak Aan zijn energie en inzicht dankt Amerika de eenheid onder de staten Bevrijder van de slaven Reizen in den ouden tijd Modelsteden Belangstelling voor eigen land DOOR THEO BLANKENSEE Tegen Serrarens De vorige week hebben wij de verbol genheid meegedeeld van den Sovjet afgevaardigde op de Int. Arbeids- conferentie te Genève tegen onzen gedele geerde den heer Serrarens, die zich ver zette tegen de goedkeuring van den verte genwoordiger uit Rusland, waar nog min der van vakvereenigingsvrijheid dan in Ita lië mag worden gesproken. De Sovjet-woede heeft niet gerust, vóórdat zij Serrarens als plaatsvervangend lid uit den raad van be heer voor de nieuwe driejarige periode had gewerkt. Ondanks den steun van de heeren Mertens (België) en de Jonge (Nederland) aan hun collega Sarrarens, hebben de Sov jet-drijvers hun wraak kunnen volvoeren met behulp der Scandinavische sociaal-de mocraten. Noch Serrarens, die 7 van de 34 stemmen haalde, noch een der andere christelijke gedelegeerden werd herkozen. Vrijheid voor de democratie, ja, als het maar geen christelijke democratie is! Onder de presidenten, die de Vereenigde Staten van Amerika bestuurd hebben, is na George Washington, den stichter van de U.S.A., Abraham Lincoln, ondanks zijn kor ten tijd van regeeren, de meest belangrijke en populaire geweest. Aan zijn energie en inzicht dankt Amerika de eenheid, welke Lincoln onder de staten bracht, en aan hem danken de negers hun bevrijding van de slavernij, ofschoon moet worden erkend, dat de blanke Amerikanen hun bruine en zwarte broeders tot op (len huidigen dag nooit als hun gelijken hebben willen be schouwen. Die bevrijding is 65 jaar geleden een feit geworden. In het midden van de vorige eeuw was het vraagstuk van de slavernij een der moeilijkst op te lossen sociale problemen. Hier scheidde het Noorden der Vereenigde Staten zich van het Zuiden. Tot de machtige voorstanders van den slavenhandel behoorden de Democraten, die in de voortleving van de slavernij een econo mische noodzakelijkheid voor het Zuiden zagen. Hun scherpste tegenstanders waren de Republi keinen, d.e „Abolitionisten". De eenheid der Unie te redden en te verstevigen, was de groote missie van Abraham Lincoln. Lincoln was een man, die een zeer eenvoudige opvoeding had genoten, en zijn vroomheid en godsvertrouwen hielden hem sterk en strijd vaardig. Hij klom op van eenvoudig landarbeider tot postmeester en door zelfstudie werd. hij ad vocaat. Als redenaar maakte hij naam en zoo kwam het, dat men hem koos in het Represen tantenhuis, waar hij een der meest invloedrijke afgevaardigden was, die slechts dit groote doel kende; de versterking van de Bondsregeering. Ofschoon het niet dadelijk zijn doel was, zich direct'of indirect op te werpen voor de afschaffing van den slavenhandel in het Zuiden, ging deze onmenschelijke instelling hem, als eerlijk en rechtschapen mensch, die in de slaven geen minderen zag, toch ter harte. Toen hij in het jaar 1861 tot president werd gekozen en tien zuidelijke staten zich van de Unie afscheidden, zocht Lincoln met allen ijver de eenheid te herwinnen. Het Zuiden echter vormde de „Confederatie der Sesessionistische Zuidelijke Staten" en koos een eigen president. Twee gezanten van de Zuidelijke Staten ver schenen als commissionnairs, om tusschen het Noorden en het Zuiden onderhandelingen aan te knoopen. Lincoln doorzag hun plannen en sprak: „Gelooven de menschen van het Zuiden werkelijk, dat het Noorden de vorming van een zuidelijk slavenrijk rustig zal aanzien en deze vorming zonder strijd zal toelaten?" Hij liet den zuidelijken staten door zijn secretaris, Sewaro, een aan duidelijkheid niets te wenschen over latend antwoord toekomen, waarin hij zeide, dat hij in de confederatie van het Zuiden geen onafhankelijke natie met een onwankelbare regeering zag, maar slechts een „eenzijdige en partijdige groep opgewondenen". Het kalme antwoord van Lincoln bracht be roering en het Zuiden begon te revolteeren. Van alle kanten drong men aan op tegenwerking en strijd, van welken aard ook, tegen het „weer barstige Noorden". Met den steun der Fran- schen vielen de Zuidelijke Staten aan. Het groote drama van den Bondsoorlog, dat vier jaren duurde, was begonnen. Na aanvan kelijke overwinningen van de Zuidelijke troepen, verloren zij en moesten tenslotte hun laatst- overgebleven strijders op 9 April 1865 terug roepen. Reeds in Juni 1862 'vaardigde Abraham Lin coln voor het Territorium het verbod der sla vernij uit, dat in het daarop volgend jaar, op 1 Januari 1863, van kracht werd. Zijn groot succes was voor de Unie aanleiding Abraham Lincoln in 1864 nogmaals tot presi dent der Vereenigde Staten te kiezen. Hij, de populaire, eenvoudige Amerikaan, de man, die wist wat beleid en wilskracht beteekende bij een landsbestuur en een verzoening tusschen het Noorden en het Zuiden van het uitgestrekt Amerika tot stand had gebracht, aanvaardde opnieuw de leiding van dit belangrijk stuk we reld, dat de Vereenigde Staten van Amerika vormen. Nauwelijks had hij zijn triomphalen intocht in Richmond, de hoofdstad van de Zuidelijke Staten, gehouden, of hij werd, op Goeden Vrij dag van 1865, door een goedgetroffen kogel van een aanhanger der zuidelijke staten doodge schoten. De moord vond plaats, toen de pre sident, gezeten in zijn loge, een tooneelvoorstel- ling bijwoonde. Den moordenaar, John Wilkes Booth, een acteur, gelukte het aanvankelijk te ontkomen, doch een geweldige drijfjacht zette in om hem te vatten. En na twaalf dagen vond men hem in een afdeeling soldaten. Daar hij zich tegen de arrestatie verzette, werd hij ter plaatse doodgeschoten. De moord op den ge liefden president was gewroken, maar intusschen hadden de Vereenigde Staten een groot verlies door zijn dood te boeken. Nu het reisreizoen weder aanbreekt, is het niet onaardig, enkele bijzonderheden over het reizen in vroegere eeuwen te geven. Door middel van een kaart, in het jaar 1765 vervaardigd door Le Sieur Michel, een Fransch- man, kan men in verschillende bijzonderheden komen tot een voorstelling van het reizen in Frankrijk, kort voor de groote revolutie. Zoo, bijvoorbeeld, deed men toen de reis van Parijs naar Lyon, per diligence, dat wil zeggen, op de snelst mogelijke manier, in vijf dagen. le dag. 's Morgens om 2 uur van het Hotel de Sens; ontbijten te Chailly (12 mijnlen)over nachten te Pont (12 mijlen). 2e dag. Ontbijten te Joigny (9 mijlen); over nachten te Vermanton (10 mijlen). 3e dag. Ontbijten te Rouvry (9 mijlen); over nachten te Arnay-le "Due (11 mijlen). 4e dag. Ontbijten te Chalons-sur-Saone (12 mijlen)overnachten te Macon (10 mijlen). 5e dag. Ontbijten te Villefranche (10 mijlen); 's avonds om zes uur te Lyon (6 mijlen). Ook zijn er twee Fransche kaarten, waarvan er een tot de conclusie komt, dat als de snel trein, die b.v. in 3 uur 15 minuten van Parijs naar Calais (295 kilometer) loopt, binnenstoomt in laatstgenoemd station, verschillende ouderwet- sche reisgelegenheden, met haar gelijktijdig uit Parijs vertrokken, aldus langs deze baan zouden verspreid staan. Een koets van 1692, op 5 kilometer afstand van Parijs (1.6 km. per uur). Een diligence van 1786, op 12 km. afstand van Parijs (36 km. per uur). Een postrijtuig van 1814, op 22 km. afstand van Parijs (6.8 km. per uur). Een postrijtuig van 1824, op 32 km. afstand van Parijs (4.7 km. per uur). Een trein van 1876, op 193 km. afstand van Parijs 59.5 km. per uur). Een trein van 1887, op 212 km. afstand van Parijs (65.3 km. per uur). De andere kaart laat zien, dat men betaalde: in de koets van 1692.... O fr. 1076 per km.; in de diligence van 1786 O fr. 1952 per km.; in het postrijtuig van 1814 O fr. 1303 p. km.; in het postrijtuig van 1834 O fr. 1862 p. km.. In 1900 betaalde men, per trein reizende, in de derde klasse 0 fr. 0493. Wat men thans betaalt, en hoe snel de reizen wel gaan, vergeleken bij vroeger, dat laten we maar aan den lezer over.... Het verschil zou tè groot zijn! Judith met het zwaard waarmee hij Holo femes doodt, een fragment van de prach tige Goudsche vensters, waarvoor men in 1938 een tentoonstelling gaat houden. Het voortdurend toenemende straatverkeer stelt de moderne stedenbouwers voor vele moei lijke problemen en het is aan te nemen, dat onze kleinkinderen de verschillende vraagstuk ken in het geheel niet meer zullen kunnen op lossen, tenzij dan, dat zij er toe besluiten, de oude steden af te breken en nieuwe te bouwen. Hoe stelt u zich nu een moderne stad van het jaar 1950 voor? Een stad, waarin de kin deren op weg naar school niet meer aan de gevaren van het verkeer zijn blootgesteld en waarin de straten zóó liggen, dat automobilis ten, wielrijders en voetgangers niet meer met elkaar in contact kunnen komen? Voor de eerste maal heeft bet Instituut van Architectonisch Onderzoek te Londen een ant woord op deze vraag trachten te vinden. Intus schen is de „stad der toekomst", die het insti tuut op Engelschen bodem bouwen wil, voor- loopig slechts in model gereed. Het zal volgens de plannen tot het jaar 1950 duren, alvorens men deze stad, die voorloopig voor slechts 50.000 inwoners gedacht is, betrekken kan. Reeds de plannen verraden echter, dat men hier te doen heeft met een geheel nieuwe mensche- lijke nederzetting, welke zóó aangelegd is, dat zij aan alle eischen van het moderne verkeer, de moderne hygiëne en de moderne wooncul- tuur voldoet. In deze stad zal het niet meer voorkomen, dat kinderen op weg naar school overreden worden, want zij komen nimmer met den rijweg in aanraking. Een bewoner van de stad der1 toekomst is in staat, van het eene einde der stad naar het andere te loopen, zonder een enkele maal van den rijweg gebruik te maken. De straten voor wielrijders en voetgangers bevinden zich naast de rijwegen, maar* liggen aanmerkelijk lager. Het model toont aan, dat het middelpunt van deze nieuw te bouwen stad zal bestaan uit het stadhuis, een groot warenhuis, een vele verdie pingen hoog kantoorgebouw, waarin de banken en verzekeringsmaatschappijen zullen worden ondergebracht, een theater, drie bioscopen en twee concertzalen. Ieder gebouw is door bloem bedden omgeven. Van het middelpunt uit liggen in den vorm van een ster de blokken woon huizen. De huizen zij» geheel wit, hebben groote balcons en bestaan uit 10 tot 14 verdiepingen. Ieder uit 42 huizen bestaand blok heeft zijn eigen parkeerterrein en een groote, voor het verkeer afgesloten kinderspeelplaats. De ver schillende bedrijven komen aan den rand van de stad te liggen en rondom de stad loopt een groote, breede straatweg, zoodat vrachtauto's en het doorgaande verkeer buiten de stad kunnen worden gehouden. Mr. A. E. Rowse, de leider van het instituut, verzekert, dat er reeds talrijke aanmeldingen binnengekomen zijn van lieden, die in de stad der toekomst, wel de eerste van haar soort, willen wonen. Het is mogelijk dat hij een utopie nastreeft. Maar we zullen het niet te luid zeggen. Er zijn al veel dingen gebeurd in het moderne leven, die enkele tientallen jaren geleden nog onwaar schijnlijk en fantastisch leken. Gaspedalen zijn gewillig! Maar als uw autosnelheld verdubbelt wordt uw remweg (afstand, noodig om te stoppen) 2 X 2 4 maal zoo groot! Rick Brady had 10 procent salarisverminde ring gekregen en tot overmaat van ramp had. z'n dokter hem gezegd, dat hij nog slechts een jaar, misschien nog eenige maanden langer, te leven had. Op 63-jarigen leeftijd 10 procent minder te wor den geschat, als voorbode van z'n ontslag, was verre van aangenaam. Een kleine 30 jaar ge leden was Rick Brady kassier geworden bij de firma Sullivan Co., in de hoop, het nog ver der te kunnen brengen. Die hoop was ij del ge bleken. Z'n vooruitzichten bepaalden zich nu tot eervol ontslag met een bescheiden pensioen Echter.... voor iemand, die nog maar één jaar te leven heeft, was dit een schrale troost. Rick Brady was een kleine, magere man met een doublé-gouden bril op z'n dunnen neus. Voor z'n firma deed hij niets anders dan geld ontvangen, uitgeven, tellen en sorteeren. De gedachte, dat hij nog slechts één jaar te leven had, maakte hem opstandig. In 't jaar, dat hem nog restte, wilde hij den droom van z'n leven verwezenlijken. Hij wilde reizen, menschen leeren kennen, de wereld zien, Hij wilde minstens in 3 werelddeelen steden be zoeken; hij moest en zou een reis om de wereld maken. Met z'n opgespaard geld zou hij al een flink eind komen, als hij het ten minste zuinig aanlei. Maar ver reizen, en dan zuinig doen, door op een penny te zien, neen, dat wilde hij niet. Sinds 10 jaar was z'n salaris met geen dollar verhoogd. Voor die 10 jaar kwam hem minstens 750 dollars per jaar meer toe. En hij zou zich zelf maar helpen aan 't geen hij als z'n recht beschouwde. Het was een eenvoudige be rekening: 10 X 750 7500 dollars. Met dat geld zou hij ten minste op z'n gemak kunnen reizen. Hij zou niet op elke kleinigheid behoeven te letten, en als hij gepakt werd, dan was dat nog zoo erg niet. Hij was zonder fami lie, en had nog slechts één jaar te leven. Zoo dacht, alles behalve eerlijk en christelijk, Rick Brady, kassier bij de firma Sullivan Co. Hij wist precies hoe groot een pak van 750 dollar in kleine bankbiljetten was. Z'n zakken met geld te vullen was te gevaarlijk. De beide portiers aan de deur keken altijd scherp toe. Brady besloot de zaak eenvoudiger aan te pak ken. Gedurende enkele weken van z'n voorge nomen vlucht, keerde hij eiken middag van z'n lunch terug met een papieren zak, waarin een bruin brood zat. De portier, aan wien hij het eerste brood had laten zien, met de mededee- ling, dat hij 't voor z'n gezondheid at, was gauw gewend hem in 't vervolg met z'n papieren zak te zien komen en vertrekken. Na kantoortijd waren de meeste bakkerswinkels gesloten. Het was dus heel gewoon, dat hij het na z'n lunch al vast meebracht. Inmiddels had hij z'n spaarduiten opgevraagd en een passagebiljet voor Hamburg genomen. Z'n boot zou Dinsdag 16 September des avonds afvaren. Na 't eten zou hij tegen z'n huishoud ster zeggen, dat hij z'n gewone wandeling ging maken en.... nooit meer terug komen. Be merkte ze den volgenden morgen z'n afwezig heid, dan zou hij al op zee zijn. Qp 't kantoor zou men z'n afwezigheid, in de eerste dagen, aan ziekte toeschrijven. Hoe meer de dag naderde, hoe zenuwachtiger werd Brady, iets, wat hij niet voorzien had. Te ruggekeerd van de lunch, droeg hij als gewoon lijk z'n zak met het bruine brood onder den arm, maar in z'n zak had hij precies een zelfde soort papier, onbemerkt maakte hij hiervan een ander pakket van klein bankpapier en zette dat naast het pakje brood onder z'n bureau. Het sluitingsuur had geslagen en Rick Brady trok z'n jas aan. Eensklaps schrikte hij op door de harde stem van Almond, een der oudste be dienden. ,,'t Is prachtig weer!" riep deze, „loop je zoo ver mee, Brady?" De ontrouwe kassier was direct uit z'n hu meur. Natuurlijk moest er weer iets tusschen komen, dacht hij. Daar stond Almond hem aan te kijken. Zenuwachtig liep Brady heen en weer en zei ten slotte: „Uitstekend, ik kom di rect bij je." Dit zeggend, bukte hij zich onder z'n bureau. „Eet je nog altijd dat brood?" vroeg z'n col lega. „Natuurlijk, daar kan ik niet meer van buiten." De beide employé's passeerden den eersten portier, die rustig op z'n stoel bleef zitten, ter wijl Brady achteloos met z'n pak zwaaide. De portier nam er geen notitie van en Brady haal de verlicht adem. Met Almond wan- i".....................i den'ondergrond- j Dé? vlucht Vüfl schen spoorweg r>7 T> J en kocht aan den f KlCtZ liTCLCty I ingang een krant, i Almond's tegen- woordigheid prikkelde z'n zenuwen. Hij had een gevoel alsof deze hem verdacht. Toen de trein binnenreed, kwamen ze tegen over elkaar te zitten. Brady zat toevallig naast een dame, die met veel pakjes beladen was. Schijnbaar las hij de voorpagina van z'n krant, maar in werkelijkheid keek hij er overheen naar Almond, die ook in lectuur verdiept was. Naast hem rees iemand overeind en z'n buurvrouw schoof een eindje op. Met geveinsde onverschil ligheid legde Brady z'n kostbaar pakje naast zich op de bank, en sloeg z'n krant open om van de beursberichten kennis te nemen. Een nieuwe angst bekroop hem. „Als z'n boot eens vertraging had!" Terwijl hij de bladzijden van z'n krant om sloeg, begon de trein vaart te minderen. De dame naast hem stond op en wierp met haar mantel het pakje van Brady van de bank op den grond. Een heer, aan den overkant gezeten, boog zich voorover, raapte het op en liep er snel de dame mee achterna. Toen de deuren zich automatisch openden, had hij haar bereikt. „Kijk u eens, dame," zei hij, en reikte haar het pakje over. „U liet dit vallen." De dame keek even vluchtig, nam het pakje en stapte uit. De deuren sloten zich weer, oe trein reed verder en de hulpvaardige heer ging weer op z'n plaats zitten. Dit alles was zóó vlug in z'n werk gegaan, dat Rick Brady, niet in staat iets te zeggen, er als verlamd van schrik, naar had zitten kijken. Toen het geval goed en wel tot hem doordrong, was het te laat. Z'n pakje was verdwenen en hij was een dief, die van z'n misdrijf niet 't minste voordeel had. Tegen Almond's opmerking: „Nou, die is ook goed," kon hij slechts met een verwrongen ge zicht een flauw lachje stellen. Hy tuurde m z'n krant, met den dood in 't hart. Hij moest van z'n passagebiljet gebruik maken. Terug kon hij niet meer; over drie uur ging de boot Den volgenden dag vernam men op 't kan toor van Sullivan Co de verdwijning van Rick Brady. Iedereen had medelijden met den armen man. Z'n zwakke zenuwen hadden hem parten gespeeld. Hij had er al lang slecht uit gezien. Niemand echter begreep, wat dat papieren zakje beteekende, dat op een plank onder z'n bureau lag, en waarin zich 7500 dollars bevon den. Rick Brady had zich bij het weggaan vergist en was met z'n bruin brood op de vlucht ge gaan. (Nadruk verboden) Pot pleitte erg voor zijn vriendje en zei dat de arme jongen toch al zooveel had moeten missen door zijn ziekte. Ook Jan voegde er het noodige aan toe. Hij begon zoowaar te huilen. Hij vertelde dat wanneer hij zou blijven zitten, hij van school af zou moeten, daar zijn moeder geen twee jaar schoolgeld meer zou kunnen betalen. Meester keek ernstig. „Nu Jan," zei hij, „beloof je me dat je in je vacantie alles zult inhalen?" „Dat beloof ik, meester," zei Jan, en hy gaf zijn hand erop. „Dat is aardig van U meester," zei Pol. „Dat zullen de kabou ters nooit vergeten." Hij schreef iets op een stukje papier. „Als u soms eens hulp noodig heeft, zegt U dan deze spreuk op, en wij zullen U komen helpen." Meester stak het papiertje zorg vuldig b(j zich. Nadat ze meester nog een hand hadden gegeven, gingen beiden weg. Nu de vacantie nadert en menigeen zijn reis plan voor de komende maanden samenstelt, kan het zijn nut hebben eenige punten dienaangaan de onder de algemeene aandacht te brengen. Voornamelijk voor tochten in groepsverband kan men uitstekende suggesties vinden in het Juni-nummer van het orgaan van de „Kruis vaart": „De Katholieke Jeugdleider", waarin onder „Tydschild" het volgende wordt aanbevo len, speciaal voor bezoek aan natuur-monumen- ten en interessante steden of dorpen in de buurt: „Ga een excursie maken naar voor u bereik bare natuurmonumenten, byvoorbeeld een bree de duinenrij, een uiterst smal duingebied ver sterkt door zeewering; bestudeer tevoren (en vertel er dan een en ander over!) de waarde oer duinen als bescherming van ons laag gele gen land, het ontstaan en verdwijnen van dui- nenreeksen. Geef (bijv. op fietstochten) eenig inzicht in het karakter der bezochte plaatsen, industrie stad, havenplaats, marktplaats voor omringende boerenland, tuinbouwdorp, landbouwdorp enz. Laat zien hoe de meeste steden een zeer oude kern hebben, waaruit de vroegere omvang zich laat jjf leiden. Zoek de interessante monumenten op, die stof leveren voor het belichten van groote figuren of instellingen uit de plaatselijke, gewestelijke of landelijke geschiedenis. Vergeet niet de vroe gere stadswallen en poorten te ontdekken en belicht hun beteekenis. Excursies kunnen ook dienstbaar gemaakt worden aan het geven van inzicht in de beteekenis van een goed ingericht wegennet te land en te water. Heeft men een vliegveld in de bereikbare nabijheid, dan komen ook de luchtwegen ter sprake." ATI T7 A D/^MTVTÜ^C op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p 7bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^*0 - bij een ongeval met p 2S0 - bi] writes van een hiand, I .1 .r. A l»\_/| r. jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen i %J\J» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen vv» doodelijken afloop een Yoez or s" AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL 14 Lachend voegde hij er aan toe: ,,'t Was eenvoudig vermakelijk, zoo'n verbeel ding als dat kereltje had. Je had hem eens moeten hooren: Als ik terugkom, breng ik den moordenaar mee! Om te lachen. Maar we kun nen gerust zyn. Hij weet nog totaal niets en wij hebben tenminste betrouwbare gegevens." „Ik kan 't me tenminste moeilijk indenken." „Weineen. We hebben van dezen Harvey niets te vreezen. 'n Fatje.... 'n chique meneertje.... maar geen vakman." „Toch ben ik benieuwd, hoe hy de zaak wil aanpakken." „Ik ook! We hebben nu al zooveel over de heldendaden van de Londensche politie gehoord. Zy willen graag voor zooiets als onfeilbaar door gaan." „Maar wat moeten wij intusschen doen?" „Voorloopig niets dan afwachten." Er werd geklopt, 'n Bediende meldde: „Mevrouw Hallstein wacht u. zy zegt, dat zij Verzocht is hierheen te komen." „In orde. Laat haar binnenkomen," ant woordde Werner. En dan tot Robbl, „je blijft natuurlijk hier." Robbl knikte slechts. XI Mevrouw Hallstein kwam met veel geruisch van haar zyden kleeren binnengestapt, omge ven door een wolk van sterke parfumgeuren. „U hebt me laten roepen, meneer de commis saris?" vroeg zij. „Zoo is 't, mevrouw. Het was noodzakelijk." ..Hebt u misschien den moordenaar al ge arresteerd?" „Wij vermoeden, dat u ons 'n heel eind daartoe op weg zoudt kunnen helpen, mevrouw." „Ik? Maar ik weet niet meer, dan wat ik u reeds gezegd heb." Werner bood haar 'n stoel aan en nam toen zelf recht tegenover haar plaats. Robbl bleef voor 't venster staan en staarde onverschillig naar buiten, alsof het geheele onderhoud hem niet in 't minst interesseerde. De commissaris nam 't woord. „De feiten, welke wij hebben kunnen verza melen, wijzen alle op een en denzelfden per soon, doch enkele punten zyn nog niet geheel duidelijk en wij meenen, dat alleen u ons daar omtrent klaarheid zult kunnen verschaffen." „Dat'zal ik natuurlijk graag doen, als 't my maar mogelijk is. Maar ik betwyfel 't. Alles wat ik weet, heb ik u reeds meegedeeld." „We zullen zien. In ieder geval hoop ik, dat u niets zult verzwijgen." Mevrouw Hallstein werd onrustig. „Wilt u daarmee zeggen, dat ik getracht heb iets verborgen te houden?" „Waarachtig niet. Deze vermaning is slechts een formaliteit, waaraan iedere getuige zich onderwerpen moet." „Wil me dan verontschuldigen. Ik ben na den gewelddadigen dood van m'n man uiterst zenuwachtig en prikkelbaar. En dit laatste te meer, omdat alle nasporingen van de politie eigenlijk nog geen bepaald resultaat opgeleverd hebben." „U vergist zich. Wij kennen den moordenaar wel degelijk, en hebben reeds genoegzame bewij zen in handen." Bij deze woorden meende Werner in haar donkere oogen 'n glimp van haat en wraakzucht waar te nemen, waarvoor hij geen verklaring kon vinden. Opgewonden vroeg zij: „Wie is dan de moordenaar? Hoe heet hij?" Rustig antwoordde Werner: „Wy mogen geen namen noemen, vooraleer het geheele voor-onderzoek geëindigd is." „Wat wenscht- u eigeniyk nog te weten?" „Op de eerste plaats iets naders omtrent Wilhelm Kohier. Hebt u hem al niet vroeger gekend?" „Neen." „Hy lijkt immers zoo sprekend op uw eersten verloofde?" „Ja, althans op 't eerste gezicht." „En daarom ontviel u den naam Emilio. Uw eerste verloofde heette immers Emilio Alvarez?" „Ja!" „Leeft hy nog?" „Neen." „Wanneer leerde u Rudolf Lemper kennen?" „Ik kende hem al, toen Emilio nog leefde." „Wanneer bent u met hem getrouwd?" „Ruim tien jaar geleden. Kort nadat Alvarez gestorven was." „Is Alvarez 'n natuurlijken dood gestorven?" „Ja, gele koorts." „Wat waS' voor u beiden aanleiding om na uw huwelijk Amerika te verlaten?" „Wij waren bang voor de gele koorts, die in hevige mate slachtoffers eischte." „Wanneer vestigde u zich in dit land?" „Tien jaar geleden." „Hebt u zich direct na aankomst op Hallstein gevestigd?" „Neen, eerst in Berlijn. Rudolf had plannen om 'n buitenplaats te koopen, liefst zoo rustig mogelijk, 't Duurde natuurlijk eenigen tyd eer hy zijn keus gevonden had." „Waarom zoo ver buitenaf?" „Hy was 'n eenzelvig mensch." „Dat was dus de reden! Daarom ook verliet hij zeker nooit het landgoed?" „Juist." „Om welke redenen verwisselde hy den naam Lemper met dien van Hallstein?" „Tja.... dat weet ik niet." „Hij moet daar toch 'n bedoeling mee gehad hebben?" ,,'t Is mogeiyk, doch hy heeft er nooit over gesproken." „U beiden hebt tien jaar lang onafgebroken op Hallstein doorgebracht?" „Ja." „Kwam u nooit in de stad?" „In den eersten tyd wel, maar langzamer hand begonnen wij ons op Hallstein hoe langer hoe meer thuis te voelen, tot wij heelemaal geen behoefte meer hadden om 't slot te verlaten." „Maar als u nu eens kleeren of iets anders noodig had?" „Dan telefoneerden wy den kleermaker of de andere leveranciers, die gaarne hun orders op Hallstein kwamen opnemen. Soms stuurden wy een van de bedienden naar de stad." „De rentenier Langhalm kwam vaak op Hallstein, is dat zoo?" „Ja als er 'n zaak van meer gewicht in de stad te regelen viel." „Ontving u anders nooit iemand?" „Neen." „Wanneer begon uw echtgenoot zich voor korteren of langeren tyd op z'n kamer terug te trekken?" Maiy Hallstein antwoordde niet direct, het scheen dat zy naar haar antwoord moest zoe ken of dat zy bang was, dat Werner haar 'n strikvraag stede. Dit had men haar de laatste dagen al zóó vaak gevraagd, dat 't wel van buitengewoon belang moest zyn. Ietwat aarzelend luidde het antwoord: „Dat zal nu ongeveer twee jaar geleden zyn." „Hoe lang bleef hy dan op z'n kamer?" „Dat was verschillend, soms drie weken, soms veertien dagen." „Gebeurde dit dikwüls?" „Wat zal ik u zeggen. Ik kan 't niet precies aangeven, 't Was 'n gril van hem. Soms drie of Viermaal per jaar." „Mocht niemand anders dan u hem z'n maal tijden brengen?" „Niemand anders." „Dus u en niemand anders zag hem in zulk een periode." „Ja." „Wat voerde hij dan eigeniyk uit?" „Ik meen, dat hij zat te schreven." „De laatste maal ook weer? Was dat niet eina Mei of begin Juni?" „Juist; ook toen schreef hij weer veel, zooals altijd." „Ook op den 8sten Juni?" „Ja." „Toen hebt u hem toch ook z'n eten gebracht?" „Natuurlijk." Eigenaardig, dat wy niets van z'n handschrif ten hebben kunnen ontdekken. Weet u daar mogeiyk een verklaring voor te geven?" „Hij zal ze verzonden hebben." „wy kunnen dat moeiiyk aannemen. Er wer den wel brieven verzonden vlak voor hy zich onzichtbaar maakte, doch nimmer nadat hij zich weer had laten zien." „Dat was me niet bekend." Mary Hallstein antwoordde weer volkomen rustig op alle vragen, zonder de minste aarze ling. Werner ging derhalve onverstoord verder. „En altyd waren die brieven poste-restante." „Heel goed mogelijk; ik weet er totaal niets van." „In ieder geval, op 8 Juni bevond Rudolf Hallstein zich op z'n kamer." „Ja." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 9