<jfid wféml mn den dag
De avonturen van Stan en Pol
S
h
Bezoek aan den Bisschop van Spiers
E
F 250.-
TIJDENS DEN OPSTAND
DER SEPARATISTEN
ROOSEVELTS HANDDRUK
HET RAA
DSEL VAN
DEN
AZEPOOT
DONDERDAG 1 JULI 1937
Bewondering voor den moed en
den eenvoud van dezen Kerk
vorst in den Paltz
Zijn werkkamer geleek
een kloostercel
inideeën
dere conferenties Johnny PcLYkeV,
duidde. Doch i
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET O
DOOR THEO BLANKENSEE
Elders in dit blad is dezer dagen een re
miniscentie geplaatst van het bezoek, dat
onze vroegere Berlijnsche correspondent
tijdens den separatistenopstand bracht aan
den Bisschop van Spiers, Dr. Ludwig Se
bastian, die thans door de nazi's van hoog
verraad wordt beschuldigd. Wij hebben de
betreffende correspondentie van onzen oud
correspondent opgezocht (De Tijd 29 Januari
1924) en drukken haar hier nog eens af, om
het ware karakter van den edelen Bisschop in
het licht te stellen:
Te voet waren wij, na in Mannheim over
nacht te hebben, over de Rijnbrug naar
den Ludwigshafenerkant gegaan. Daar wacht
ten de auto's der „Badische Anilin- und Farb-
stoffefabriken". De passanten natuurlijk
wij ook werden gecontroleerd door een
Franschman en tevens door een separatist. De
man droeg uniform: zwarte soldatenjas, op de
punten van den kraag staat een gouden „R"
(republiek), revolver om, geweer over den
schouder, sabel op zij, op het hoofd een hori-
zontblauwe typische Fransche politiemuts. Ik
kon in den loop van den dag constateeren, dat
dit werkelijk de algemeene uniform was. In
het hoofdkwartier te Spiers droegen alle se
paratisten deze uniform.
In razende vaart ging het door de vlakke
Rijnvlakte naar Spiers. De heuvels van den
Paltz beginnen pas bij het gezegende Deides-
heim. Eenmaal bij den ingang van Spiers con
troleerde een vriendelijke Fransche post, die
als Elzasser uitermate perfect Duitsch sprak,
onze auto's. Dan eenige kromme, stille, haast
uitgestorven straten en wij stonden voor den
dom. Hoogmassief rijzen de torens. Lang strekt
zich het schip, betrekkelijk nieuw van steen.
De tegenwoordige machthebbers, de Fran-
schen, hebben den dom tweemaal verwoest.
Oud en verheven is het koor. Wijd is een plein
om de kathedraal. Schuins tegenover is het
breede, oer-oude paleis van den Bisschop. Dit
gebouw is vervallen en droef en moede is zijn
oude gele verf. Aan den anderen kant zijn ka
nunnikenwoningen in den zelfden ouden stijl en
moede kleur. Vlak tegenover den hoogen dom
van Spiers staat in het Centrum van de oud
ste midden-Europeesche Christelijke be
schaving, vlak tegenover het verheven bouw-
monument, waarin acht Duitsche keizers lig
gen begraven, tegenover het monument, dat
zoo dikwijls in de Middeleeuwen als Duitsche
Rijksdag diende, tegenover dit teeken des
Christendoms, waarin eens St. Bernard den
tweeden kruistocht predikte, staat thans
een koffiebruine Marokkaner op wacht. Kakhi-
uniform, roode fez. De bisschop kan deze
vleeschgeworden beleediging van de Christelij
ke cultuur den heelen dag van zijn vensters uit
zien. O ze zijn zoo tactvol, deze katholieke
Fransche militairen!
Wij brengen een kort bezoek, onder leiding
van een kanunnik, aan dit Romaansche bouw
werk, bezoeken de graven der Duitsche kei
zers (roerend: op het graf van Rudolf van
Habsburg legden Oostenrijkers prachtige kran
sen; merkwaardig: op het graf van Adolf van
Nassau strooiden Fransche officieren bloemen;,
nemen de oude keizerlijke gewaden en kro
nen en wapenen der keizers, welke stukken
men in de graven vond, in oogenschouw, be
wonderen de enorme fresco's (het inwendige
der reusachtige kerk is geheel in kleur gehou
den) en zien nog overblijfselen van den brand
van 1450, resten ook, die overbleven na de
verwoesting der kathedraal door de Franschen
in 1689 en 1794. Onder een Zonnekoning dus
en in den tijd van de Fransche revolutie.
Wij gaan naar het paleis van Z. D. H. Mgr.
dr. Sebastian, Bisschop van Spiers. Deze pre
laat woont in zijn uitgestrekt paleis in den
allergrootsten eenvoud te zamen met zijn zus
ter. Deze zuster ontving ons vriendelijk en
liet ons brengen naar het vicariaat-generaal,
waar de bisschop aan den arbeid was. Het
vicariaat staat in de „Kleine Pfaffengasse".
De Franschen schilderden er netjes onder .Pe
tite Ruelle des prêtres". Voor het gebouw staat
een woe«t-uitziende separatist, zwaar bewa
pend.
De bisschop ontvangt ons in zijn werkka
mertje, dat er in zijn ongewoonlijke eenvou
digheid uitziet als een kloostercel. Letterlijk
niets anders dan een schrijftafeltje en een
paar stoelen staan er in. De bisschop zelf
is een lichtelijk gebogen, niet groote gestalte.
Het hoofdhaar is grijs. Diepe rimpels van
zorg doorploegen zijn hoog voorhoofd. Achter
den gouden bril zijn oogen, vol verstand en
goedheid. De stem is zwak en moede. De pre
laat is gekleed in het zwart.
Langen tijd hebben wij met den bisschop ge
sproken. Hij vertelt ons van het lijden der be
volking en van het ten hemel schreeuwende
onrecht, dat in den Paltz gebeurt. De bisschop
neemt geen blad voor den mond. Deze in schijn
zwakke grijsaard is een man vol dapperheid
en moed. Hij protesteert dag in dag uit, luid
en in het openbaar, zoowel bij generaal de
Metz als bij de separatisten tegen de wille
keur, tegen de rechteloosheid, tegen de ver
banningen, de confiscaties, gevangennemingen,
tegen de onduldbare tyrannie. Dat zijn alle
woorden, die de bisschop gebruikte. Hij was
er zeer over verheugd, de buitenlandsche
pers te kunnen ontvangen. Zakelijk en voor
naam behandelde de kerkvorst de kwestie van
het separatisme. Hij kon zijn bitterheid en
verbittering over den loop van zaken niet ver
bergen. Direct na het binnenrukken der se
paratisten, toen het eerste bloed vloeide, snel
de hij naar generaal de Metz, om hem er op
te wijzen, welk een slechten indruk het in heel
de wereld zou maken, als hij zich ophield met
zulk een uitvaagsel (Gesindel, zeide de bis
schop). Het baatte niets. Toen ging de bis
schop weer en nam den president van de
protestantsche landskerk mede. De Metz liet
beide hooge heeren op de mat staan, ontving
hen niet. De bevolking, verklaarde Mgr., wil
van de separatisten absoluut niets weten. In
de vorige week was de bisschop bij de hooge
Rijnlandscommissie in Koblenz en verklaarde
den Engelschen vertegenwoordiger Lord Kil-
manrock in ronde woorden: „Wanneer de
Franschen een volkomen neutrale houding
aannamen, dan zou heel de separatistische his
torie in tijd van 30 minuten, zonder bloedver
gieten, ten einde zijn." De bisschop klaagde er
bitter over, dat generaal de Metz het voorle
zen van de trouwproclamatie der geestelijk
heid in zeer onhoffelijken toon had verboden,
op een toon, die tegenover geestelijken nooit
gewoonte was geweest. Van allerlei geestelijken
komen de zwaarste klachten tot hem, ook van
alle mogelijke gemeenten, die hem verklaren,
dat de zoogenaamde loyaliteitsverklaring te
genover de zoogenaamde regeering met de
gemeenste middelen is afgeperst. Den dag voor
ons bezoek was Clive, de Engelsche gedele
geerde, in Spiers geweest. De bisschop hoopte
veel goeds van dat bezoek, ffij zelf had Clive
niet gesproken. De separatisten hadden hem
zeer onhoffelijk behandeld. De bisschop had
het onder zijn waardigheid gevonden, te
blijven. Des avonds had Mgr. een vergadering
bezocht. Toen hij naar huis ging, bleek, dat de
hoofdstraat door Franschen en separatisten
was afgezet. Zij vreesden, dat de bevolking Mi
nister Clive een ovatie wilde brengen. De bis
schop vertelde, dat hij op de meest ruwe (ro-
heste) wijze, in een zijstraat was gestooten.
Zoo wordt in het katholieke Spiers de katho
lieke bisschop behandeld. De bisschop ge
bruikte zeer scherpe woorden en wees nadruk
kelijk op het kerkvijandige, het anti-katholieke
en nieuw-heidensch karakter der separatisti
sche beweging. Hij beklaagde zich ook over het
optreden van generaal de Metz in kerkelijke
zaken. De Metz is zelf katholiek. In Spiers is
het gewoonte, den avond vóór Kerstmis, om
twaalf uur, in de crypta van den Dom de
„Metten" te zingen. Dit jaar verbood de bis
schop dit, om den separatisten na negen
uur mag geen mensch meer op straat geen
gelegenheid te geven, een bloedbad aan te rich
ten. Nauwelijks hoorde generaal de Metz dit,
of hij hief de negen-uur-verordening voor dien
avond op en beval den bisschop, de „Metten"
te houden. De bisschop weigerde. Toen legde
de generaal beslag op den Dom en liet door
een Franschen abbé de „Metten" houden. De
bevolking, zeide de bisschop, bleef spontaan
weg. Alleen de Franschen met de Metz aan de
spits, hielden godsdienst in den mét beslag
belegden Dom. Men had den bisschop zelfs
willen arresteeren. Maar dat ten slotte toch
niet gewaagd.
Ten slotte kwam de bisschop te spreken over
het feit, dat hij geweigerd had, den ver
moorden „president" Heinz kerkelijk te laten
begraven. Zijn weigering was gebaseerd op het
anti-kerkelijke karakter der beweging, was ge-
Een koudbloedigs
baseerd op de daden van Heinz, door wiens
toedoen vele menschen zijn gedood en anderen
van alles zijn beroofd. De separatisten waren
woedend om dit optreden van den bisschop;
terecht vreesden zij, dat deze weigering op heel
de bevolking en in heel de katholieke wereld
een voor hen zeer ongunstigen indruk zou
maken. Zij telefoneerden naar den aartsbis
schop van Bamberg en zelfs naar Kardinaal
Faulhaber (eens bisschop van Spiers) in Mün-
chen en verzochten deze prelaten, den bis
schop van Spiers voor te schrijven, Heinz ker
kelijk te doen begraven. De genoemde kerk
vorsten gaven natuurlijk ten antwoord, dat de
bisschop van Spiers volkomen onafhankelijk
was en dat wat hij deed, welgedaan was. Heinz
werd niet kerkelijk begraven. Vóór wij weg
gingen, zeide de bisschop ons nog, dat hij ver
langend uitzag naar de komst van den Pause
lijken delegaat aan Rijn en Roer, Mgr. Testa.
Deze had hem geschreven, dat hij komen zou.
Daarover was zijn bisschoppelijk hart blijde.
Want Mgr. Testa kon het beste den H. Vader
verhalen van het nameloos leed van het volk
in den Paltz.
Zeer onder den indruk verlieten wij allen
dezen dapperen grijsaard. Verschillende pro
testantsche collega's waren opgetogen zoowel
over den moed als over den eenvoud van de
zen bisschop.
Wij staan weer op het Domplein te Spiers.
Voor den dom houdt wacht de koffiebruine
Marokkaner. Even verder bij het paleis van den
bisschop een gewapende bandiet. De straten
zijn leeg en stil. Geen mensch vertoont zich
haast.
Een ongehoord schandaal speelt zich af in
dat Centrum van de oudste Europeesche Chris
telijke beschaving, in het eeuwenoude heilige
Spiers, in heel den ontrechten Paltz.
„Och, waren alle menschen wijs.."
(Dat is heelemaal niet noodig, als
ze achter het stuur maar klein
beetje beter wilden opletten, dan
konden we al héél tevreden zijn I)
Ofschoon iedere Amerikaansche burger
weet, den president van zijn land de hand
te mogen drukken, is de toelating tot deze
symbolische handeling lang niet gemakkelijk.
Men moet vooreerst een schriftelijk verzoek in
dienen, dat vergezeld moet gaan van de noodige
inlichtingen omtrent stand, positie, ouderdom,
enzoovoorts.
Dit verzoek gaat regelrecht naar den secreta
ris van den president. En is alles in orde be
vonden, dan krijgt de verzoeker een met het
gouden kruis van den president voorziene uit-
noodiging, om zich op een bepaalden dag en
op een bepaald uur aan het Witte Huis te mel
den. Bij deze invitatie gaan twee legitimaties:
een wit-rubber kaart, welke de bezoekers aan
hun auto dienen te bevestigen en een kleine
gele kaart, welke feitelijk de poorten van het
Witte Huis opent.
De voorgeschreven kleeding is rok en cylin-
derhoed voor de heeren en klein avondtoilet
voor de dames. Daar buitenlanders, die Was-
hingtoh bezoeken, ook vaak gaarne met den
president kennis maken, doch meestal niet in
het bezit zijn van die omslachtige avondklee-
ding, heeft men in de buurt va» het paleis een
zaak geopend, waar avondkleeding in leening
wordt afgestaan, en voor 4 S, 5 dollar kan men
zich, keurig in rok of zijden japon gestoken,
bij het Witte Huis aanmelden.
Heeft men zijn auto van de bekende wit-
rubber kaart voorzien, waarop te lezen staat:
„Witte Huis, inrij Ooster-ingang", dan neemt
men den weg langs de Pennsylvania avenue,
waarlangs een dubbele rij politie-agenten het
verkeer regélt.
Na het parkeeren van den wagen gaat men
langs de gidsen, soldaten en mariniers, die allen
zijn aangesteld om de orde te bewaren. In dub
bele rijen gaan de bezoekers door de lange,
hooge gangen van den oostervleugel, waar twee
portiers in livrei de toegangskaarten afnemen.
Nu is men, als het ware, niet meer heer en
meester over zichzelf. Men staat letterlijk on-
Johnny Parker zat vol goede ideeën, doch
wat belangrijker was: hij wist ze te exploi-
teeren. Tal van Amerikaansche firma's had
den aan hem een honderd procent Amerikaan
sche reclame te danken, die Johnny èn de fir
ma een niet te versmaden voordeel had opge
leverd.
Toen Johnny eenmaal zóó was ingewerkt, dat
iedere „idee" van hem reeds grootgeld opbracht,
kwam Johnny op de gedachte een bewijs,
dat hij inderdaad vol góéde ideeën zat met
die ideeën van hem wat zuiniger te zijn. Hij
zou zich, bedacht hij, daardoor veel inspanning-
besparen, minstens zoo gemakkelijk en veel
verdienen, en tenslotte, wat het belangrijkste
was, hij zou werkelijk alleen „goede" ideeën
ter beschikking kunnen stellen.
Het effect was verrassend. Hoe minder
„ideeën" Johnny op de markt bracht, des te
meer werden er hem gevraagd en hoe zwaar
der die, welke hij afgaf, werden betaald.
Johnny permitteerde zich weldra een schit
terend luxe-kantoor in de beste handelswijk
van Chicago, en voerde een staf van personeel
te zijnen gerieve. Alleen den grootsten firma's
leverde hij reclame-tips.
Een jaargeld verdiende hij aan een opval
lende, tevens humoristische reclame, zooals bij
voorbeeld aan die van de zeven heeren van Ca
pitol. Deze heeren waren hoogst modern en
chique gekleed in volkomen gelijke costumes;
zij droegen alle zeven een hoogen hoed en een
map onder den arm. Dat zij iedereen opvielen
was echter te danken aan de opdracht, dat zij
allen, volmaakt gericht, op korten afstand ach
ter elkaar door de straten liepen en voor elk
café-terras op een onzichtbaar teeken plotse
ling gelijktijdig „halt" maakten, zich naar de
café-bezoekers in éénzelfde beweging omwend
den, bogen, hun map naar voren brachten en
openden. Nieuwsgierigen lazen dan op iedere
opengeslagen map de mededeeling: „Bezoekt
het beste theater", waarop de zeven correcte
heeren, dankend voor de betoonde belangstel
ling, hun zeven hooge hoeden met breed gebaar
groetend afnamen en nogmaals zeer diep bogen.
Doch hun hoofden waren volkomen kaal en
midden op elk kaal hoofd stond een scherp af-
geteekende letter, welke tezamen den naam
vormden van.dit beste theater: Capitol!
Johnny had goud aan dat trucje verdiend
en er zijn naam definitief mee gevestigd. Maar
de moeilijkheden in het leven bleven ook hem
niet bespaard.
De groote schoen-firma, Trevors Shoe Fac
tories, bracht hem in den persoon van haar
directeur een bezoek en een voorstel. Johnny
Parker werden 10.000 dollars aangeboden voor
één enkele reclame-idee. Doch op voorwaarden.
De reclame moest volkomen onopvallend en
toch hoogst verrassend zijn, zij mocht niet ge
lezen behoeven te worden, zij mocht niet per
luidspreker geschieden of door de straten gaan
of vervoerd worden in zichtbaren vorm en men
moest niet kunnen wegloopen, zoodra men be
greep, dat „reclame werd gemaakt". Johnny
Parker voelde, dat zijn naam en een aardig be
drag op het spel stonden. Tactvol nam hij het
voorstel in beraad en de heeren scheidden met
een handdruk,
welke op meer-
daarna zat John-
ny letterlijk met
de handen in
het haar. Hij
peinsde en martelde zijn „ideeën-kast om aan
dergelijke voorwaarden te voldoen.
Bij de autobus-halte op het Newton-plein
stonden een oude heer en een opvallend mooi
meisje in de rij der wachtenden, 't Was niet
al te best weer en de bus had waarschijnlijk op
onthoud gehad. De oude heer hield een hoorn
in de hand, waarvan hij het uiteinde tegen het
oor drukte. Toch moest het meisje daarin luid
spreken om zich verstaanbaar te maken. Hard-
hoorigheid is een lastige kwaal en vermoeiend
voor iedereen. Het bijna hinderlijk luide ge
sprek werd voortgezet tijdens den rit in den
autobus en onwillekeurig luisterden de passa
giers mee. Het mooie meisje was overbezorgd
voor den ouden heer en het gesprek hartelijk
en onbevangen.
Daar opeens schijnt het meisje zich iets te
herinneren: „Owat jammer!"
„Wat is er, Gaby?"
„Het is zoo jammer, dat ik vergeten heb
schoenen te koopen."
„Wat heb je vergeten?"
„Schoenen te koopen."
„Bij ons in de buurt is toch ook een schoe
nenwinkel?"
„Maar u weet toch, dat ik alleen Trevors-
schoenen draag!"
„Wat weet ik?"
„Dat ik alleen maar Trevors-schoenen draag!"
riep het meisje terug.
„Waarom alleen Trevors-schoenen?" kwam
de oude heer hoogst verwonderd.
Daarop volgde een opsomming door het meis
je van de kwaliteiten waarom zij alleen Tre
vors-schoenen wilde dragen en daar de oude
heer zoo hardhoorend was, moest zij vele voor-
deelen met luide stem opnieuw zeggen. Toen de
oude heer tenslotte alles had verstaan, nader
de de bus een halte en stapte het algemeen
beluisterde paar uit. Dan namen zij een ande
ren bus, weer had het lieftallig meisje vergeten
schoenen te koopen. In de meeste andere bus
sen en treinen van Chicago reisden dien gehee-
len dag hardhoorende oude heeren, wier bege
leidster vergeten had Trevors-schoenen te koo
pen.
Johnny Parker incasseerde enkele dagen la
ter zijn cheque van tienduizend dollar met een
zelfverzekerden glimlach.
(Nadruk verboden)
der commando van beambten, portiers en ge
heime politiebeambten, die de menschenmenig-
te in een reusachtige garderobe duwen, waar
ontelbare negerbedienden in rijke livrei de jas
sen en hoeden in ontvangst nemen. Dan wordt
men verzocht zich bij de reeds wachtenden in
een zaal aan te sluiten, welke naar een trap
penhuis voert.
Vervolgens beklimmen de bezoekers langzaam
en zwijgend, als in een processie, de rijk be-
kleede treden en gaat het naar de eerste ver
dieping. Zoodra men de trap heeft bestegen,
komt men in een witte hall, verlicht door vele
rijke kroonluchters.
Ieder krijgt in deze hal een plaats aange
wezen en men wordt verzocht deze niet te ver
laten. Nu verdeelen de beambten zich in drie
colonnes en laten de op de eerste rijen staande
gasten door een smalle deur in een nevenver-
trek, waar gerokte heeren, leden van de po
litic, iederen bezoeker aan een snelle fouillee
ring onderwerpen. In dit vertrek kan het soms
gebeuren, dat aan een of anderen bezoeker op
beleefde, maar besliste wijze te verstaan wordt
gegeven, dat hij beter doet naar huis te gaan.
Eindelijk komen de bezoekers in een groote
groen-goud beschilderde zaal, waar de beamb
ten commandeeren: „Gentlemen ahead!" Ook
hier wordt stilte verzocht. Teiislotte komt men
aan een dubbele deur, welke naar het „Heilige
der Heiligen", de „blauwe" zaal leidt.
Mr. Roosevelt en diens echtgenoote hebben
intusschen de eetzaal verlaten, waar zij dineer
den met enkele bevoorrechte gasten en onder
de klanken van den presidentsmarsch gaat het
naar de „blauwe zaal". De deuren worden voor
de bezoekers geopend en men staat voor een
spalier van geheime politieleden en beambten,
die de namen van de bezoekers afroepen. In de
„blauwe zaal" ziet men het presidentenpaar
voor de defileerende menschenmenigte, glim
lachend, buigend en handen drukkend. Even
conventioneel als de president, glimlacht „the
first lady" en tegen het einde van het défilé
bemerkt men, dat het hooge echtpaar werke
lijk moeite doet te vechten tegen de moeheid
van het staan en het handen drukken.
Het betreden van de „blauwe zaal", het han
den drukken en het verlaten van het vertrek,
behoeft maar een minuut in beslag te nemen.
Het presidentenpaar staat bij deze officieele
ontvangst vaak vier uur lang.
Op den terugweg worden de bezoekers langs
een eetzaal geleid, waar den gasten alcoholvrije
dranken en gebak worden gepresenteerd. En
menigeen is blij, wanneer hij, van het Witte
Huis teruggekeerd, de geheele ceremonie achter
den rug heeft, want vermoeiend is deze plech
tigheid voor den bezoeker evengoed als voor
den president en diens gemalin.
Weer in zijn hotel teruggekeerd, vroeg onze
berichtgever aan een eerbaar V. S.-'ourger,
waartoe dat alles eigenlijk dient. En hij kreeg
ten antwoord: „Wij, Yankee's houden van
theater en bioscoop, maar we spelen nu en dan
zelf graag mee."
Hij dacht echter met een tikje medelijden
aan de waarschijnlijk lam geworden rechter
hand van mr. en mrs. Roosevelt en was blij
voor hen, te weten dat glimlachen tenminste
geen pijn doet.
Het was dien dag Woensdag en de schoolkinderen hadden
dien middag vrij. Daar het bosch waar Stan en Pol woonden,
vlak bij de stad lag, kwamen er nog wel eens kinderen in de
buurt spelen. Stan was wakker geworden en zag een tweetal
jongens op een afgehakten boom hun boterham zitten eten. Hij
besloot voor alle zekerheid zich maar onzichtbaar te maken.
Toen de jongens klaar waren met eten, zei een van hen. Kom Toen ze echter niets zagen, overlegden ze verder, en Stan be-
Kees, nu gaan we fijn vogelnestjes uithalen. Stan viel van sloot goed te luisteren, misschien kon hij nog iets doen om de
schrik achterover en de jongens sprongen op, daar ze dachten bedreigde vogeltjes te redden. Toen de jongens naar den be-
dat er een konijn of eekhoorn i» de buurt was. doelden boom gingen zoeken, ging hij deze zachtjes achterna.
Pol liet hij rustig slapen.
Het Katholicisme kan zijn goddelijke
zending in deze wereld niet vol
ledig ontplooien zonder Universi
teiten. Het is daarom plicht van iederen
katholiek zijn eigen Universiteit naar ver
mogen te steunen.
t^, op dit blad zijn Ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen 17 "7KA m bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door J7 ^0»"" doodeh'kenloop
AT J F A BONN ES Sigevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 Jv. verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen ww. doodenden a p
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
16
Zijn tweede vraag was, of in de laatste drie
of vier jaren wel eens 'n groot aantal biljetten
van kleine waarde aangeboden waren. Bij
Löwenstein en Wellenberg wist men zich
•daaromtrent niets te herinneren, doch bij Hahn
deelde men hem mede, dat zulks inderdaad
tweemaal voorgekomen was. Een heer had toen
ongeveer vierhonderd biljetten van honderd
Francs en veertienhonderd biljetten van een
Pond Sterling omgewisseld. Ook was dezelfde
man dit voorjaar nog geweest en bood toen
ongeveer duizend banknoten van vijftig Lire
aan.
Harvey twijfelde er niet meer aan, of deze
was de gezochte.
Hij vroeg daarom:
„Wanneer is die man hier voor f laatst ge
weest?"
„In April. Den juisten datum kunnen wij u
echter niet opgeven."
„Hoe zag hij er uit?"
«Altijd uiterst correct en elegant gekleed. Hij
droeg een langen baard, die wel tot halverwege
de borst reikte.
„Liet hij er zich nooit over uit, hoe hij aan
zoo'n groot aantal bankbiljetten kwam?"
„Ja. Hij zeide kassier te zijn van 'n groot
warenhuis, dat veel postorders uit 't buitenland
ontving op advertenties. Het geld werd hem dan
per aangeteekende toegezonden."
„Is die meneer na Juni nog hier geweest?"
„Zoover ik weet niet."
Een der bedienden, welke blijkbaar vol inte
resse geluisterd had, kwam nu naderbij en zeide:
„Toch wel. Hij was juist hier. Hij wilde onge
veer voor 'n bedrag van tienduizend Pond om
wisselen. We hadden niet voldoende in kas en ik
heb hem verzocht, morgen tegen tien uur terug
te komen."
De kassier vroeg hem nu:
„In welke relatie staat u met dien heer?"
„Och, eigenlijk ken ik hem heelemaal niet.
Maar ik interesseer me wel voor hem. U hebt
er zeker niets op tegen, als ik morgen tegen
tien uur terugkom. In ieder geval mag hij niet
weten, dat er iemand is, die nogal belang in hem
stelt."
„Uitstekend."
Toen Harvey het bankgebouw verliet, was hij
in de beste stemming, hoewel z'n kansen toch
nog betrekkelijk gering waren. Het was immers
heel goed mogelijk, dat de onbekende waarheid
had gesproken. En hij, als buitenlandsch detec
tive, moest dubbel omzichtig te werk gaan. Een
onschuldige arresteeren kon voor hem de meest
onaangename gevolgen hebben.
Vandaag had Harvey nu niets meer te doen
en hij maakte zich den vrijen middag ten nutte,
door zich in de stad en haar naaste omgeving
te oriënteeren. Zulks kon hem nog wel eens van
dienst zijn.
Den volgenden ochtend was Harvey reeds vóór
tien uur op z'n post.
„Enis hij al geweest?" vroeg hij.
„Nog niet."
„Dank u. Als hij komt, zou ik mét u gaarne
quasi een of andere aangelegenheid willen
regelen."
„Tjamaar u kunt toch niet van ons ver
langen, dat wij onze eigen cliënten in ons eigen
huis in een hinderlaag lokken."
Nu toonde Harvey zijn legitimatie om z'n ver
langen te kunnen rechtvaardigen. Juist stak hij
't papier weer in z'n portefeuille, toen een breed
geschouderde heer binnentrad; hij droeg een
langen baard.
Dat moest dus de gezochte zijn!
Harvey zette het onderhoud met den eenen
bankbediende voort en scheen maar niet tot 'n
besluit te kunnen komen, doch verloor den bin
nentredende geen seconde uit 't oog. Deze
vroeg, of hij nu z'n bankbiljetten kon omwis
selen.
Toen zulks bevestigd werd, telde hij 'n stapel
tje banknoten neer, gedeeltelijk Fransche en
gedeeltelijk Engelsche biljetten, om deze in
Duitsche munt om te zetten.
De onbekende sprak bijna geen woord, en liet
z'n blik onverschillig door de kantoorlokalen
dwalen. Terloops nam hij ook even Harvey op,
doch scheen in diens persoon ook al niet 't
minste belang te stellen. Hij borg de Duitsche
bankbiljetten op en verliet groetend het kan
toor. Harvey meende hierbij duidelijk te onder
scheiden, dat zijn baard valsch was; even onder
't. oor scheen de baard los te zitten. Hoe on
waarschijnlijk zulks ook geleek, toch had de
detective 't opgemerkt. Hu verliet nu even
eens het bankgebouw en volgde op eenigen af
stand den onbekende. Deze scheen niet of nie
mand te moeten vreezen, kalm en ongestoord
wandelde hij verder. In ieder geval had hij er
geen flauw vermoeden van, dat hij achtervolgd
werd.
Het was voor Harvey dan ook niet moeilijk,
hem onopgemerkt te volgen.
Nadat beiden ongeveer 'n half uur gewandeld
hadden, bevonden zij zich reeds in de buiten
wijken.
Nu begon de onbekende blijkbaar wat onge
rust te worden, want meermalen keek hij om.
Ongetwijfeld had hij den detective reeds opge
merkt. Deze liet echter niet blijken, dat hij ook
maar eenig belang in den man stelde en wan
delde onverschillig verdgr.
Nu bleef de onbekende staan, als wachtte hij
Harvey op. De detective wilde hem passeeren,
doch nu trad hij op dezen toe en zeide
„Ik geloof, dat ik u bij Hahn reeds ontmoet
heb, meneer."
Harvey nam den man goed op en keek toen
alsof hij zich iets trachtte te herinneren.
„Ik weet 't werkelijk niet. Ik kan 't me
althans niet herinneren. Maar 't is best moge
lijk, want ik kom daar heel vaak."
„Zoo! U had nogal aardig wat zaken af te
doen."
,,'t Is mogelijk."
„Doet u veel zaken met hen?"
„Alle financieele aangelegenheden regel ik via
Hahn. Ze zijn door en door solide en goed geïn
formeerd."
„Ik vind 't prettig zooiets te vernemen; ik
profiteer graag van de ervaring van anderen."
„Dat begrijp ik."
Harvey antwoordde op luchtigen toon, terwijl
hij zich afvroeg, wat deze man toch wel in 't
schild mocht voeren. Dat hij hem, volkomen 'n
vreemde, op zoo vertrouwelijken toon aansprak,
moest toch 'n doel hebben. Maar welk?
De onbekende bleef naast Harvey loopen.
„Moeten we misschien denzelfden kant uit?"
„Ik weet 't niet."
„Waar moet u heen?"
„Och, ik wandel eigenlijk maar zoo'n beetje,
'n Bepaald doel heb ik niet."
„Ah. Zoo! Nu, dan hebt u niet den slechtsten
weg gekozen. Langs dezen kant van de stad zult
u heel wat mooie plekjes ontmoeten. Ik woon
'n eind verderop, villa „Mon repos."
„Woont u daar?"
„Ja. Weet u m'n huis soms?"
„Neen."
„Midden in 't bosch. Werkelijk heerlijk om te
wonen."
Beiden passeerden al pratende de laatste
huizen en kwamen buiten, in 't vrije veld.
Harvey was vast besloten, dezen man te volgen,
tot hij diens woning kende, om zoodoende
nadere informaties omtrent hem in te kunnen
winnen.
Dat er van zijn kant eenig gevaar kon drei
gen, daaraan dacht hij zelfs niet eens. Deze
man wist immers niet, wie of wat hij was.
De onbekende vertelde opgetogen van t
natuurschoon der omgeving en werd door z n
onderwerp zoozeer in beslag genomen, dat
Harvey hem onopgemerkt beter kon opnemen.
Zijn geoefend, scherp oog onderscheidde duide
lijker en duidelijker, dat 's mans baard valsch
was.
Zij wandelden 'n smal voetpad op, aan
weerskanten bezet met kreupelhout, dat naar
het bosch voerde.
Nauwelijks hadden zij den boschrand bereikt,
of de onbekende draaide zich om en riep, de
handen met 'n breed gebaar uitstrekkend:
„Kijk eens om. Wat 'n prachtig panorama
over de stad, hé?"
Harvey knikte bewonderend.
„En zie eens, hoe fraai van hieruit al die
torens tot hun recht komen
Op 't zelfde oogenblik voelde Harvey een ont-
zettenden slag op 't achterhoofd.
Even flitste hem de gedachte door 't hoofd,
dat hij zich in 'n hinderlaag had laten lokken.
Nog vóór hij kon roepen, of gelegenheid had
zich om te wenden, kreeg hij een tweeden slap
en viel bewusteloos neer.
(Wordt vervolgd)