<jfid wféml mn den dag De avonturen van Stan en Pol S h Bezoek aan den Bisschop van Spiers E F 250.- TIJDENS DEN OPSTAND DER SEPARATISTEN ROOSEVELTS HANDDRUK HET RAA DSEL VAN DEN AZEPOOT DONDERDAG 1 JULI 1937 Bewondering voor den moed en den eenvoud van dezen Kerk vorst in den Paltz Zijn werkkamer geleek een kloostercel inideeën dere conferenties Johnny PcLYkeV, duidde. Doch i AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET O DOOR THEO BLANKENSEE Elders in dit blad is dezer dagen een re miniscentie geplaatst van het bezoek, dat onze vroegere Berlijnsche correspondent tijdens den separatistenopstand bracht aan den Bisschop van Spiers, Dr. Ludwig Se bastian, die thans door de nazi's van hoog verraad wordt beschuldigd. Wij hebben de betreffende correspondentie van onzen oud correspondent opgezocht (De Tijd 29 Januari 1924) en drukken haar hier nog eens af, om het ware karakter van den edelen Bisschop in het licht te stellen: Te voet waren wij, na in Mannheim over nacht te hebben, over de Rijnbrug naar den Ludwigshafenerkant gegaan. Daar wacht ten de auto's der „Badische Anilin- und Farb- stoffefabriken". De passanten natuurlijk wij ook werden gecontroleerd door een Franschman en tevens door een separatist. De man droeg uniform: zwarte soldatenjas, op de punten van den kraag staat een gouden „R" (republiek), revolver om, geweer over den schouder, sabel op zij, op het hoofd een hori- zontblauwe typische Fransche politiemuts. Ik kon in den loop van den dag constateeren, dat dit werkelijk de algemeene uniform was. In het hoofdkwartier te Spiers droegen alle se paratisten deze uniform. In razende vaart ging het door de vlakke Rijnvlakte naar Spiers. De heuvels van den Paltz beginnen pas bij het gezegende Deides- heim. Eenmaal bij den ingang van Spiers con troleerde een vriendelijke Fransche post, die als Elzasser uitermate perfect Duitsch sprak, onze auto's. Dan eenige kromme, stille, haast uitgestorven straten en wij stonden voor den dom. Hoogmassief rijzen de torens. Lang strekt zich het schip, betrekkelijk nieuw van steen. De tegenwoordige machthebbers, de Fran- schen, hebben den dom tweemaal verwoest. Oud en verheven is het koor. Wijd is een plein om de kathedraal. Schuins tegenover is het breede, oer-oude paleis van den Bisschop. Dit gebouw is vervallen en droef en moede is zijn oude gele verf. Aan den anderen kant zijn ka nunnikenwoningen in den zelfden ouden stijl en moede kleur. Vlak tegenover den hoogen dom van Spiers staat in het Centrum van de oud ste midden-Europeesche Christelijke be schaving, vlak tegenover het verheven bouw- monument, waarin acht Duitsche keizers lig gen begraven, tegenover het monument, dat zoo dikwijls in de Middeleeuwen als Duitsche Rijksdag diende, tegenover dit teeken des Christendoms, waarin eens St. Bernard den tweeden kruistocht predikte, staat thans een koffiebruine Marokkaner op wacht. Kakhi- uniform, roode fez. De bisschop kan deze vleeschgeworden beleediging van de Christelij ke cultuur den heelen dag van zijn vensters uit zien. O ze zijn zoo tactvol, deze katholieke Fransche militairen! Wij brengen een kort bezoek, onder leiding van een kanunnik, aan dit Romaansche bouw werk, bezoeken de graven der Duitsche kei zers (roerend: op het graf van Rudolf van Habsburg legden Oostenrijkers prachtige kran sen; merkwaardig: op het graf van Adolf van Nassau strooiden Fransche officieren bloemen;, nemen de oude keizerlijke gewaden en kro nen en wapenen der keizers, welke stukken men in de graven vond, in oogenschouw, be wonderen de enorme fresco's (het inwendige der reusachtige kerk is geheel in kleur gehou den) en zien nog overblijfselen van den brand van 1450, resten ook, die overbleven na de verwoesting der kathedraal door de Franschen in 1689 en 1794. Onder een Zonnekoning dus en in den tijd van de Fransche revolutie. Wij gaan naar het paleis van Z. D. H. Mgr. dr. Sebastian, Bisschop van Spiers. Deze pre laat woont in zijn uitgestrekt paleis in den allergrootsten eenvoud te zamen met zijn zus ter. Deze zuster ontving ons vriendelijk en liet ons brengen naar het vicariaat-generaal, waar de bisschop aan den arbeid was. Het vicariaat staat in de „Kleine Pfaffengasse". De Franschen schilderden er netjes onder .Pe tite Ruelle des prêtres". Voor het gebouw staat een woe«t-uitziende separatist, zwaar bewa pend. De bisschop ontvangt ons in zijn werkka mertje, dat er in zijn ongewoonlijke eenvou digheid uitziet als een kloostercel. Letterlijk niets anders dan een schrijftafeltje en een paar stoelen staan er in. De bisschop zelf is een lichtelijk gebogen, niet groote gestalte. Het hoofdhaar is grijs. Diepe rimpels van zorg doorploegen zijn hoog voorhoofd. Achter den gouden bril zijn oogen, vol verstand en goedheid. De stem is zwak en moede. De pre laat is gekleed in het zwart. Langen tijd hebben wij met den bisschop ge sproken. Hij vertelt ons van het lijden der be volking en van het ten hemel schreeuwende onrecht, dat in den Paltz gebeurt. De bisschop neemt geen blad voor den mond. Deze in schijn zwakke grijsaard is een man vol dapperheid en moed. Hij protesteert dag in dag uit, luid en in het openbaar, zoowel bij generaal de Metz als bij de separatisten tegen de wille keur, tegen de rechteloosheid, tegen de ver banningen, de confiscaties, gevangennemingen, tegen de onduldbare tyrannie. Dat zijn alle woorden, die de bisschop gebruikte. Hij was er zeer over verheugd, de buitenlandsche pers te kunnen ontvangen. Zakelijk en voor naam behandelde de kerkvorst de kwestie van het separatisme. Hij kon zijn bitterheid en verbittering over den loop van zaken niet ver bergen. Direct na het binnenrukken der se paratisten, toen het eerste bloed vloeide, snel de hij naar generaal de Metz, om hem er op te wijzen, welk een slechten indruk het in heel de wereld zou maken, als hij zich ophield met zulk een uitvaagsel (Gesindel, zeide de bis schop). Het baatte niets. Toen ging de bis schop weer en nam den president van de protestantsche landskerk mede. De Metz liet beide hooge heeren op de mat staan, ontving hen niet. De bevolking, verklaarde Mgr., wil van de separatisten absoluut niets weten. In de vorige week was de bisschop bij de hooge Rijnlandscommissie in Koblenz en verklaarde den Engelschen vertegenwoordiger Lord Kil- manrock in ronde woorden: „Wanneer de Franschen een volkomen neutrale houding aannamen, dan zou heel de separatistische his torie in tijd van 30 minuten, zonder bloedver gieten, ten einde zijn." De bisschop klaagde er bitter over, dat generaal de Metz het voorle zen van de trouwproclamatie der geestelijk heid in zeer onhoffelijken toon had verboden, op een toon, die tegenover geestelijken nooit gewoonte was geweest. Van allerlei geestelijken komen de zwaarste klachten tot hem, ook van alle mogelijke gemeenten, die hem verklaren, dat de zoogenaamde loyaliteitsverklaring te genover de zoogenaamde regeering met de gemeenste middelen is afgeperst. Den dag voor ons bezoek was Clive, de Engelsche gedele geerde, in Spiers geweest. De bisschop hoopte veel goeds van dat bezoek, ffij zelf had Clive niet gesproken. De separatisten hadden hem zeer onhoffelijk behandeld. De bisschop had het onder zijn waardigheid gevonden, te blijven. Des avonds had Mgr. een vergadering bezocht. Toen hij naar huis ging, bleek, dat de hoofdstraat door Franschen en separatisten was afgezet. Zij vreesden, dat de bevolking Mi nister Clive een ovatie wilde brengen. De bis schop vertelde, dat hij op de meest ruwe (ro- heste) wijze, in een zijstraat was gestooten. Zoo wordt in het katholieke Spiers de katho lieke bisschop behandeld. De bisschop ge bruikte zeer scherpe woorden en wees nadruk kelijk op het kerkvijandige, het anti-katholieke en nieuw-heidensch karakter der separatisti sche beweging. Hij beklaagde zich ook over het optreden van generaal de Metz in kerkelijke zaken. De Metz is zelf katholiek. In Spiers is het gewoonte, den avond vóór Kerstmis, om twaalf uur, in de crypta van den Dom de „Metten" te zingen. Dit jaar verbood de bis schop dit, om den separatisten na negen uur mag geen mensch meer op straat geen gelegenheid te geven, een bloedbad aan te rich ten. Nauwelijks hoorde generaal de Metz dit, of hij hief de negen-uur-verordening voor dien avond op en beval den bisschop, de „Metten" te houden. De bisschop weigerde. Toen legde de generaal beslag op den Dom en liet door een Franschen abbé de „Metten" houden. De bevolking, zeide de bisschop, bleef spontaan weg. Alleen de Franschen met de Metz aan de spits, hielden godsdienst in den mét beslag belegden Dom. Men had den bisschop zelfs willen arresteeren. Maar dat ten slotte toch niet gewaagd. Ten slotte kwam de bisschop te spreken over het feit, dat hij geweigerd had, den ver moorden „president" Heinz kerkelijk te laten begraven. Zijn weigering was gebaseerd op het anti-kerkelijke karakter der beweging, was ge- Een koudbloedigs baseerd op de daden van Heinz, door wiens toedoen vele menschen zijn gedood en anderen van alles zijn beroofd. De separatisten waren woedend om dit optreden van den bisschop; terecht vreesden zij, dat deze weigering op heel de bevolking en in heel de katholieke wereld een voor hen zeer ongunstigen indruk zou maken. Zij telefoneerden naar den aartsbis schop van Bamberg en zelfs naar Kardinaal Faulhaber (eens bisschop van Spiers) in Mün- chen en verzochten deze prelaten, den bis schop van Spiers voor te schrijven, Heinz ker kelijk te doen begraven. De genoemde kerk vorsten gaven natuurlijk ten antwoord, dat de bisschop van Spiers volkomen onafhankelijk was en dat wat hij deed, welgedaan was. Heinz werd niet kerkelijk begraven. Vóór wij weg gingen, zeide de bisschop ons nog, dat hij ver langend uitzag naar de komst van den Pause lijken delegaat aan Rijn en Roer, Mgr. Testa. Deze had hem geschreven, dat hij komen zou. Daarover was zijn bisschoppelijk hart blijde. Want Mgr. Testa kon het beste den H. Vader verhalen van het nameloos leed van het volk in den Paltz. Zeer onder den indruk verlieten wij allen dezen dapperen grijsaard. Verschillende pro testantsche collega's waren opgetogen zoowel over den moed als over den eenvoud van de zen bisschop. Wij staan weer op het Domplein te Spiers. Voor den dom houdt wacht de koffiebruine Marokkaner. Even verder bij het paleis van den bisschop een gewapende bandiet. De straten zijn leeg en stil. Geen mensch vertoont zich haast. Een ongehoord schandaal speelt zich af in dat Centrum van de oudste Europeesche Chris telijke beschaving, in het eeuwenoude heilige Spiers, in heel den ontrechten Paltz. „Och, waren alle menschen wijs.." (Dat is heelemaal niet noodig, als ze achter het stuur maar klein beetje beter wilden opletten, dan konden we al héél tevreden zijn I) Ofschoon iedere Amerikaansche burger weet, den president van zijn land de hand te mogen drukken, is de toelating tot deze symbolische handeling lang niet gemakkelijk. Men moet vooreerst een schriftelijk verzoek in dienen, dat vergezeld moet gaan van de noodige inlichtingen omtrent stand, positie, ouderdom, enzoovoorts. Dit verzoek gaat regelrecht naar den secreta ris van den president. En is alles in orde be vonden, dan krijgt de verzoeker een met het gouden kruis van den president voorziene uit- noodiging, om zich op een bepaalden dag en op een bepaald uur aan het Witte Huis te mel den. Bij deze invitatie gaan twee legitimaties: een wit-rubber kaart, welke de bezoekers aan hun auto dienen te bevestigen en een kleine gele kaart, welke feitelijk de poorten van het Witte Huis opent. De voorgeschreven kleeding is rok en cylin- derhoed voor de heeren en klein avondtoilet voor de dames. Daar buitenlanders, die Was- hingtoh bezoeken, ook vaak gaarne met den president kennis maken, doch meestal niet in het bezit zijn van die omslachtige avondklee- ding, heeft men in de buurt va» het paleis een zaak geopend, waar avondkleeding in leening wordt afgestaan, en voor 4 S, 5 dollar kan men zich, keurig in rok of zijden japon gestoken, bij het Witte Huis aanmelden. Heeft men zijn auto van de bekende wit- rubber kaart voorzien, waarop te lezen staat: „Witte Huis, inrij Ooster-ingang", dan neemt men den weg langs de Pennsylvania avenue, waarlangs een dubbele rij politie-agenten het verkeer regélt. Na het parkeeren van den wagen gaat men langs de gidsen, soldaten en mariniers, die allen zijn aangesteld om de orde te bewaren. In dub bele rijen gaan de bezoekers door de lange, hooge gangen van den oostervleugel, waar twee portiers in livrei de toegangskaarten afnemen. Nu is men, als het ware, niet meer heer en meester over zichzelf. Men staat letterlijk on- Johnny Parker zat vol goede ideeën, doch wat belangrijker was: hij wist ze te exploi- teeren. Tal van Amerikaansche firma's had den aan hem een honderd procent Amerikaan sche reclame te danken, die Johnny èn de fir ma een niet te versmaden voordeel had opge leverd. Toen Johnny eenmaal zóó was ingewerkt, dat iedere „idee" van hem reeds grootgeld opbracht, kwam Johnny op de gedachte een bewijs, dat hij inderdaad vol góéde ideeën zat met die ideeën van hem wat zuiniger te zijn. Hij zou zich, bedacht hij, daardoor veel inspanning- besparen, minstens zoo gemakkelijk en veel verdienen, en tenslotte, wat het belangrijkste was, hij zou werkelijk alleen „goede" ideeën ter beschikking kunnen stellen. Het effect was verrassend. Hoe minder „ideeën" Johnny op de markt bracht, des te meer werden er hem gevraagd en hoe zwaar der die, welke hij afgaf, werden betaald. Johnny permitteerde zich weldra een schit terend luxe-kantoor in de beste handelswijk van Chicago, en voerde een staf van personeel te zijnen gerieve. Alleen den grootsten firma's leverde hij reclame-tips. Een jaargeld verdiende hij aan een opval lende, tevens humoristische reclame, zooals bij voorbeeld aan die van de zeven heeren van Ca pitol. Deze heeren waren hoogst modern en chique gekleed in volkomen gelijke costumes; zij droegen alle zeven een hoogen hoed en een map onder den arm. Dat zij iedereen opvielen was echter te danken aan de opdracht, dat zij allen, volmaakt gericht, op korten afstand ach ter elkaar door de straten liepen en voor elk café-terras op een onzichtbaar teeken plotse ling gelijktijdig „halt" maakten, zich naar de café-bezoekers in éénzelfde beweging omwend den, bogen, hun map naar voren brachten en openden. Nieuwsgierigen lazen dan op iedere opengeslagen map de mededeeling: „Bezoekt het beste theater", waarop de zeven correcte heeren, dankend voor de betoonde belangstel ling, hun zeven hooge hoeden met breed gebaar groetend afnamen en nogmaals zeer diep bogen. Doch hun hoofden waren volkomen kaal en midden op elk kaal hoofd stond een scherp af- geteekende letter, welke tezamen den naam vormden van.dit beste theater: Capitol! Johnny had goud aan dat trucje verdiend en er zijn naam definitief mee gevestigd. Maar de moeilijkheden in het leven bleven ook hem niet bespaard. De groote schoen-firma, Trevors Shoe Fac tories, bracht hem in den persoon van haar directeur een bezoek en een voorstel. Johnny Parker werden 10.000 dollars aangeboden voor één enkele reclame-idee. Doch op voorwaarden. De reclame moest volkomen onopvallend en toch hoogst verrassend zijn, zij mocht niet ge lezen behoeven te worden, zij mocht niet per luidspreker geschieden of door de straten gaan of vervoerd worden in zichtbaren vorm en men moest niet kunnen wegloopen, zoodra men be greep, dat „reclame werd gemaakt". Johnny Parker voelde, dat zijn naam en een aardig be drag op het spel stonden. Tactvol nam hij het voorstel in beraad en de heeren scheidden met een handdruk, welke op meer- daarna zat John- ny letterlijk met de handen in het haar. Hij peinsde en martelde zijn „ideeën-kast om aan dergelijke voorwaarden te voldoen. Bij de autobus-halte op het Newton-plein stonden een oude heer en een opvallend mooi meisje in de rij der wachtenden, 't Was niet al te best weer en de bus had waarschijnlijk op onthoud gehad. De oude heer hield een hoorn in de hand, waarvan hij het uiteinde tegen het oor drukte. Toch moest het meisje daarin luid spreken om zich verstaanbaar te maken. Hard- hoorigheid is een lastige kwaal en vermoeiend voor iedereen. Het bijna hinderlijk luide ge sprek werd voortgezet tijdens den rit in den autobus en onwillekeurig luisterden de passa giers mee. Het mooie meisje was overbezorgd voor den ouden heer en het gesprek hartelijk en onbevangen. Daar opeens schijnt het meisje zich iets te herinneren: „Owat jammer!" „Wat is er, Gaby?" „Het is zoo jammer, dat ik vergeten heb schoenen te koopen." „Wat heb je vergeten?" „Schoenen te koopen." „Bij ons in de buurt is toch ook een schoe nenwinkel?" „Maar u weet toch, dat ik alleen Trevors- schoenen draag!" „Wat weet ik?" „Dat ik alleen maar Trevors-schoenen draag!" riep het meisje terug. „Waarom alleen Trevors-schoenen?" kwam de oude heer hoogst verwonderd. Daarop volgde een opsomming door het meis je van de kwaliteiten waarom zij alleen Tre vors-schoenen wilde dragen en daar de oude heer zoo hardhoorend was, moest zij vele voor- deelen met luide stem opnieuw zeggen. Toen de oude heer tenslotte alles had verstaan, nader de de bus een halte en stapte het algemeen beluisterde paar uit. Dan namen zij een ande ren bus, weer had het lieftallig meisje vergeten schoenen te koopen. In de meeste andere bus sen en treinen van Chicago reisden dien gehee- len dag hardhoorende oude heeren, wier bege leidster vergeten had Trevors-schoenen te koo pen. Johnny Parker incasseerde enkele dagen la ter zijn cheque van tienduizend dollar met een zelfverzekerden glimlach. (Nadruk verboden) der commando van beambten, portiers en ge heime politiebeambten, die de menschenmenig- te in een reusachtige garderobe duwen, waar ontelbare negerbedienden in rijke livrei de jas sen en hoeden in ontvangst nemen. Dan wordt men verzocht zich bij de reeds wachtenden in een zaal aan te sluiten, welke naar een trap penhuis voert. Vervolgens beklimmen de bezoekers langzaam en zwijgend, als in een processie, de rijk be- kleede treden en gaat het naar de eerste ver dieping. Zoodra men de trap heeft bestegen, komt men in een witte hall, verlicht door vele rijke kroonluchters. Ieder krijgt in deze hal een plaats aange wezen en men wordt verzocht deze niet te ver laten. Nu verdeelen de beambten zich in drie colonnes en laten de op de eerste rijen staande gasten door een smalle deur in een nevenver- trek, waar gerokte heeren, leden van de po litic, iederen bezoeker aan een snelle fouillee ring onderwerpen. In dit vertrek kan het soms gebeuren, dat aan een of anderen bezoeker op beleefde, maar besliste wijze te verstaan wordt gegeven, dat hij beter doet naar huis te gaan. Eindelijk komen de bezoekers in een groote groen-goud beschilderde zaal, waar de beamb ten commandeeren: „Gentlemen ahead!" Ook hier wordt stilte verzocht. Teiislotte komt men aan een dubbele deur, welke naar het „Heilige der Heiligen", de „blauwe" zaal leidt. Mr. Roosevelt en diens echtgenoote hebben intusschen de eetzaal verlaten, waar zij dineer den met enkele bevoorrechte gasten en onder de klanken van den presidentsmarsch gaat het naar de „blauwe zaal". De deuren worden voor de bezoekers geopend en men staat voor een spalier van geheime politieleden en beambten, die de namen van de bezoekers afroepen. In de „blauwe zaal" ziet men het presidentenpaar voor de defileerende menschenmenigte, glim lachend, buigend en handen drukkend. Even conventioneel als de president, glimlacht „the first lady" en tegen het einde van het défilé bemerkt men, dat het hooge echtpaar werke lijk moeite doet te vechten tegen de moeheid van het staan en het handen drukken. Het betreden van de „blauwe zaal", het han den drukken en het verlaten van het vertrek, behoeft maar een minuut in beslag te nemen. Het presidentenpaar staat bij deze officieele ontvangst vaak vier uur lang. Op den terugweg worden de bezoekers langs een eetzaal geleid, waar den gasten alcoholvrije dranken en gebak worden gepresenteerd. En menigeen is blij, wanneer hij, van het Witte Huis teruggekeerd, de geheele ceremonie achter den rug heeft, want vermoeiend is deze plech tigheid voor den bezoeker evengoed als voor den president en diens gemalin. Weer in zijn hotel teruggekeerd, vroeg onze berichtgever aan een eerbaar V. S.-'ourger, waartoe dat alles eigenlijk dient. En hij kreeg ten antwoord: „Wij, Yankee's houden van theater en bioscoop, maar we spelen nu en dan zelf graag mee." Hij dacht echter met een tikje medelijden aan de waarschijnlijk lam geworden rechter hand van mr. en mrs. Roosevelt en was blij voor hen, te weten dat glimlachen tenminste geen pijn doet. Het was dien dag Woensdag en de schoolkinderen hadden dien middag vrij. Daar het bosch waar Stan en Pol woonden, vlak bij de stad lag, kwamen er nog wel eens kinderen in de buurt spelen. Stan was wakker geworden en zag een tweetal jongens op een afgehakten boom hun boterham zitten eten. Hij besloot voor alle zekerheid zich maar onzichtbaar te maken. Toen de jongens klaar waren met eten, zei een van hen. Kom Toen ze echter niets zagen, overlegden ze verder, en Stan be- Kees, nu gaan we fijn vogelnestjes uithalen. Stan viel van sloot goed te luisteren, misschien kon hij nog iets doen om de schrik achterover en de jongens sprongen op, daar ze dachten bedreigde vogeltjes te redden. Toen de jongens naar den be- dat er een konijn of eekhoorn i» de buurt was. doelden boom gingen zoeken, ging hij deze zachtjes achterna. Pol liet hij rustig slapen. Het Katholicisme kan zijn goddelijke zending in deze wereld niet vol ledig ontplooien zonder Universi teiten. Het is daarom plicht van iederen katholiek zijn eigen Universiteit naar ver mogen te steunen. t^, op dit blad zijn Ingevolge de verzekermgsvoorwaarden tegen 17 "7KA m bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door J7 ^0»"" doodeh'kenloop AT J F A BONN ES Sigevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 1 Jv. verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen ww. doodenden a p bij verlies van een hand, een voet of een oog. 16 Zijn tweede vraag was, of in de laatste drie of vier jaren wel eens 'n groot aantal biljetten van kleine waarde aangeboden waren. Bij Löwenstein en Wellenberg wist men zich •daaromtrent niets te herinneren, doch bij Hahn deelde men hem mede, dat zulks inderdaad tweemaal voorgekomen was. Een heer had toen ongeveer vierhonderd biljetten van honderd Francs en veertienhonderd biljetten van een Pond Sterling omgewisseld. Ook was dezelfde man dit voorjaar nog geweest en bood toen ongeveer duizend banknoten van vijftig Lire aan. Harvey twijfelde er niet meer aan, of deze was de gezochte. Hij vroeg daarom: „Wanneer is die man hier voor f laatst ge weest?" „In April. Den juisten datum kunnen wij u echter niet opgeven." „Hoe zag hij er uit?" «Altijd uiterst correct en elegant gekleed. Hij droeg een langen baard, die wel tot halverwege de borst reikte. „Liet hij er zich nooit over uit, hoe hij aan zoo'n groot aantal bankbiljetten kwam?" „Ja. Hij zeide kassier te zijn van 'n groot warenhuis, dat veel postorders uit 't buitenland ontving op advertenties. Het geld werd hem dan per aangeteekende toegezonden." „Is die meneer na Juni nog hier geweest?" „Zoover ik weet niet." Een der bedienden, welke blijkbaar vol inte resse geluisterd had, kwam nu naderbij en zeide: „Toch wel. Hij was juist hier. Hij wilde onge veer voor 'n bedrag van tienduizend Pond om wisselen. We hadden niet voldoende in kas en ik heb hem verzocht, morgen tegen tien uur terug te komen." De kassier vroeg hem nu: „In welke relatie staat u met dien heer?" „Och, eigenlijk ken ik hem heelemaal niet. Maar ik interesseer me wel voor hem. U hebt er zeker niets op tegen, als ik morgen tegen tien uur terugkom. In ieder geval mag hij niet weten, dat er iemand is, die nogal belang in hem stelt." „Uitstekend." Toen Harvey het bankgebouw verliet, was hij in de beste stemming, hoewel z'n kansen toch nog betrekkelijk gering waren. Het was immers heel goed mogelijk, dat de onbekende waarheid had gesproken. En hij, als buitenlandsch detec tive, moest dubbel omzichtig te werk gaan. Een onschuldige arresteeren kon voor hem de meest onaangename gevolgen hebben. Vandaag had Harvey nu niets meer te doen en hij maakte zich den vrijen middag ten nutte, door zich in de stad en haar naaste omgeving te oriënteeren. Zulks kon hem nog wel eens van dienst zijn. Den volgenden ochtend was Harvey reeds vóór tien uur op z'n post. „Enis hij al geweest?" vroeg hij. „Nog niet." „Dank u. Als hij komt, zou ik mét u gaarne quasi een of andere aangelegenheid willen regelen." „Tjamaar u kunt toch niet van ons ver langen, dat wij onze eigen cliënten in ons eigen huis in een hinderlaag lokken." Nu toonde Harvey zijn legitimatie om z'n ver langen te kunnen rechtvaardigen. Juist stak hij 't papier weer in z'n portefeuille, toen een breed geschouderde heer binnentrad; hij droeg een langen baard. Dat moest dus de gezochte zijn! Harvey zette het onderhoud met den eenen bankbediende voort en scheen maar niet tot 'n besluit te kunnen komen, doch verloor den bin nentredende geen seconde uit 't oog. Deze vroeg, of hij nu z'n bankbiljetten kon omwis selen. Toen zulks bevestigd werd, telde hij 'n stapel tje banknoten neer, gedeeltelijk Fransche en gedeeltelijk Engelsche biljetten, om deze in Duitsche munt om te zetten. De onbekende sprak bijna geen woord, en liet z'n blik onverschillig door de kantoorlokalen dwalen. Terloops nam hij ook even Harvey op, doch scheen in diens persoon ook al niet 't minste belang te stellen. Hij borg de Duitsche bankbiljetten op en verliet groetend het kan toor. Harvey meende hierbij duidelijk te onder scheiden, dat zijn baard valsch was; even onder 't. oor scheen de baard los te zitten. Hoe on waarschijnlijk zulks ook geleek, toch had de detective 't opgemerkt. Hu verliet nu even eens het bankgebouw en volgde op eenigen af stand den onbekende. Deze scheen niet of nie mand te moeten vreezen, kalm en ongestoord wandelde hij verder. In ieder geval had hij er geen flauw vermoeden van, dat hij achtervolgd werd. Het was voor Harvey dan ook niet moeilijk, hem onopgemerkt te volgen. Nadat beiden ongeveer 'n half uur gewandeld hadden, bevonden zij zich reeds in de buiten wijken. Nu begon de onbekende blijkbaar wat onge rust te worden, want meermalen keek hij om. Ongetwijfeld had hij den detective reeds opge merkt. Deze liet echter niet blijken, dat hij ook maar eenig belang in den man stelde en wan delde onverschillig verdgr. Nu bleef de onbekende staan, als wachtte hij Harvey op. De detective wilde hem passeeren, doch nu trad hij op dezen toe en zeide „Ik geloof, dat ik u bij Hahn reeds ontmoet heb, meneer." Harvey nam den man goed op en keek toen alsof hij zich iets trachtte te herinneren. „Ik weet 't werkelijk niet. Ik kan 't me althans niet herinneren. Maar 't is best moge lijk, want ik kom daar heel vaak." „Zoo! U had nogal aardig wat zaken af te doen." ,,'t Is mogelijk." „Doet u veel zaken met hen?" „Alle financieele aangelegenheden regel ik via Hahn. Ze zijn door en door solide en goed geïn formeerd." „Ik vind 't prettig zooiets te vernemen; ik profiteer graag van de ervaring van anderen." „Dat begrijp ik." Harvey antwoordde op luchtigen toon, terwijl hij zich afvroeg, wat deze man toch wel in 't schild mocht voeren. Dat hij hem, volkomen 'n vreemde, op zoo vertrouwelijken toon aansprak, moest toch 'n doel hebben. Maar welk? De onbekende bleef naast Harvey loopen. „Moeten we misschien denzelfden kant uit?" „Ik weet 't niet." „Waar moet u heen?" „Och, ik wandel eigenlijk maar zoo'n beetje, 'n Bepaald doel heb ik niet." „Ah. Zoo! Nu, dan hebt u niet den slechtsten weg gekozen. Langs dezen kant van de stad zult u heel wat mooie plekjes ontmoeten. Ik woon 'n eind verderop, villa „Mon repos." „Woont u daar?" „Ja. Weet u m'n huis soms?" „Neen." „Midden in 't bosch. Werkelijk heerlijk om te wonen." Beiden passeerden al pratende de laatste huizen en kwamen buiten, in 't vrije veld. Harvey was vast besloten, dezen man te volgen, tot hij diens woning kende, om zoodoende nadere informaties omtrent hem in te kunnen winnen. Dat er van zijn kant eenig gevaar kon drei gen, daaraan dacht hij zelfs niet eens. Deze man wist immers niet, wie of wat hij was. De onbekende vertelde opgetogen van t natuurschoon der omgeving en werd door z n onderwerp zoozeer in beslag genomen, dat Harvey hem onopgemerkt beter kon opnemen. Zijn geoefend, scherp oog onderscheidde duide lijker en duidelijker, dat 's mans baard valsch was. Zij wandelden 'n smal voetpad op, aan weerskanten bezet met kreupelhout, dat naar het bosch voerde. Nauwelijks hadden zij den boschrand bereikt, of de onbekende draaide zich om en riep, de handen met 'n breed gebaar uitstrekkend: „Kijk eens om. Wat 'n prachtig panorama over de stad, hé?" Harvey knikte bewonderend. „En zie eens, hoe fraai van hieruit al die torens tot hun recht komen Op 't zelfde oogenblik voelde Harvey een ont- zettenden slag op 't achterhoofd. Even flitste hem de gedachte door 't hoofd, dat hij zich in 'n hinderlaag had laten lokken. Nog vóór hij kon roepen, of gelegenheid had zich om te wenden, kreeg hij een tweeden slap en viel bewusteloos neer. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10