li
- m
(Kdv&tftaal van dag
De avonturen van Stan en Pol
Anti-lynchactie
'ff
WBmtfflm
HET RAA
DSEL VAN
DEN
AZEPOOT
SÏÏSJ Het einde van
DINSDAG 6 JULI 1937
V
Het beschaafde publiek in de
Nieuwe Wereld is eindelijk
met afschuw vervuld
Een felle aanklacht
vmfp&WWfw mW/-
j W v y
hrr- 'hl-' i'f
Past. Hoevenaars.t
Missieheld van Atjeh
De gevangene van
Berchtesgaden
Een ondoordringbare muur van
voorzorgen
Charme voor elke vrouw
Chaljapin en zijn succes
A T r A DHMMr 'C °P blad zijn Ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen p 7CA bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 *75fl bÜ een ongeval met 17 250
A I .1 ,r. A ni ll\X|j ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen UUi verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen wvb doodelijken afloop
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
DOOR THEO BLANKENSEE
so
Marietta's koetsier en ik werden ieder op een
Terzelfder tijd dat het Huis van Afgevaar
digden te Washington de Anti-Lynch-
Bill aannam, verscheen in de pers op
nieuw een artikel omtrent een gruwelijken
lynchmoord op drie negers in Duckhill in den
6taat Mississippi.
Er geschiedt in de wereld veel, wat de Ame
rikanen als „cultuurschande" betitelen. De be
lichten omtrent de laatste gevallen van lynch
moord op negers in Duckhill in den staat Mis
sissippi hebben evenwel ook den „man in the
street" eindelijk zijn verontwaardiging doen
uiten over de grove onrechtvaardigheid, welke
zich de blanke tegenover zijn zwarten broeder
mag permitteeren.
De anti-lynchactie, welke de goedkeuring
heeft gekregen van het Huis van Afgevaardig
den, is door de laatste gebeurtenissen een aan
gelegenheid geworden, waarvoor men zich thans
te meer is gaan interesseeren. Ongetwijfeld is
het Amerikaansche publiek eindelijk tot het in
zicht gekomen, dat aan het vreeselijke lynch-
gericht een einde moet komen.
Aan den algemeenen afschuw, waarmede het
beschaafde publiek in de nieuwe wereld einde
lijk is vervuld, heeft niet 't minst bijgedragen
een realistisch artikel van de bekende Ameri
kaansche schrijfster Martha Gellhom, het
welk in „The Spectator" verscheen en in Ame
rika een zeer groote belangstelling vond.
In het bedoelde artikel schrijft Miss Gellhom
over een gebeurtenis die zij zelf zag.
Tijdens een autorit met een bekende door de
Zuidelijke staten werden de toeristen gedurende
een oponthoud door een panne, op grondgebied
van den staat Mississippi, door twee vreemde
lingen uitgenoodigd in hun wagen plaats te
nemen en mee te gaan naar een .lynchpartij".
Men steeg in den wagen. „Een van de mannen,"
zoo vertelde de schrijfster, „bood mij een glas
sterken drank aan." „Het zal u goed doen," zei
hy, „het is de beste, die er in Kentucky te koop
is!" Ik bedankte, doch de man bleef aandrin
gen, nadat hij zijn eigen glas geledigd had, als
om te bewijzen, dat de inhoud uit de flesch
drinkbaar was. Ik dronk daarop ook mijn glas
leeg; de drank smaakte als benzine. Na eeni-
fen tijd vroeg ik: „Wie wordt er gelyncht?"
„Natuurlijk zoo'n vervloekte neger, Hyacinth ge
naamd. Hij heeft een weduwe aangevallen."
„Hoe oud was zy?" vroeg ik. „Veertig a, vijf en
veertig jaar." „Maar wat is er dan voorgeval
len," vroeg ik, nieuwsgierig geworden.
„De weduwe," zoo vertelde de man, „wonend
nabij Natchez, kwam op een namiddag gillend
uit haar woning gesneld. Een van haar veld-
trbeiders had haar willen aanvallen. Het ge
rucht ging, dat de vrouw haar personeel slecht
betaalde. Wat precies gebeurd is tusschen de
vrouw en haar negerbediende, is ons niet be
kend. Tenslotte doet dat er niet toe!"
,Maar," waagde ik den man te vragen, „u
weet toch niet, wat de vrouw van haar kant
deed, waarin de bediende aanleiding zag haar
kwaad te doen." De beide mannen zagen mij
stom verbaasd aan. Een van hen antwoordde:
„Kalm wat, juffertje. Moet jij het voor een
kleurling opnemen? De heele geschiedenis gaat
je tenslotte niets aan!"
Daarna schonken zij hun glazen nogmaals
voi. doch ik scheen het verbruid te hebben
want mijn glas bleef leeg
Even later waren wij op de plaats van be
stemming. Ongeveer 50 luxe-wagens waren in
eer. kring geparkeerd. De menschen, hurkend
of zittend, rond een alleenstaanden boom, lach
ten, dronken en vertelden elkaar anecdoten om
den tijd van het wachten te dooden.
Toen kwam de vrachtwagen, waarin de mis
dadiger, vastgebonden, zat neergehurkt. De
reger was klein, tenger en beefde over het ge-
heele lichaam. Twee sterke kerels pakten den
man beet. hieven zijn dun lichaam omhoog en
staken het hoofd in de lus van het touw, dat
aan den boom hing
Miss Gellhom vertelt dan, hoe de neger aan
zijn levenseinde kwam: „Hij schreeuwde. De
massa, blijkbaar gewoon aan dergelijke toonee-
len, bleef rustig. Toen men een vuur onder den
gehangene aanstak, kon ik den aanblik niet
langer meer verdragen en liep het veld in. Toen
ik terugkeerde, reden de wagens al weer over
der weg. De mannen en vrouwen riepen elkaar:
,.Sc long, Jack!" en „Till to-morrow!" toe, en
reden in snelle vaart heen. Onze begeleider
kwam met een vergenoegd gezicht naar ons
toe en sprak„Zoo, nu zullen de negers wel weer
een tijdlang zoet zijn in deze buurt! Ik zal u
gauw naar Columbia brengen. Ik hoop, dat u
zich geamuseerd hebt!"
Dit is een deel van het treurig verhaal van
Martha Gellhom. Het meerendeel der Ameri
kanen wist tot nu toe niet meer van de be
ruchte lynchjustitie in de zuidelijke staten dan
de meeste Europeanen. Het artikel van Martha
Gellhom is een felle aanklacht tegen de on-
menschelijke lynchmethode in Amerika, waar
voor zelfs de overheid de oogen sloot.
Doch dat het zijn gewenschte uitwerking niet
fceeft gemist, blijkt wel uit de belangstelling
ran een groot deel der Amerikanen, die aan de
zijde der schrijfster staan. De nieuwe lynch
wet. welke Washington heeft opgesteld, zal ho
pelijk met zonder goed gevolg zijn. De „Anti-
Lynch-Bill", welke door het Huis van Afgevaar
digden is aangenomen, mag de eerste practische
schrede zijn, welke aan dit barbaarsch gebruik
een einde maakt!
v V, -
ledereen kent het gezicht op de maan, dat gevormd wordt door de schaduw van
de geweldige maanbergen en kraters. Maar slechts weinigen kunnen zich een
voorstelling maken van de geweldige uitgestrektheid hiervan. Bovenstaande tee-
kening beeldt het maanparadijs uit, zooals -fantasten het vroeger aanwezig acht
ten aan den onzichtbaren kant van de maan. Als wij nieuwe maan hebben,
schijnt de zon pal op deze zijde
13 Juni is zooals Aneta-A.N.P. reeds tele
grafisch meldde na langdurige ziekte in het
St. Elisabethsziekenhuis te Semarang overleden
pastoor J. J. Hoevenaars S.J.
Met pater Hoevenaars, aldus de „Locomotief",
is weder een der groote figuren uit het Katho
lieke Indië heengegaan.
Geboren 30 April 1885 te Gilze (N.-B.), trad
hij in het Noviciaat der Jezuïeten te Mariën-
daal bij Grave en werd 8 September 1893 te
Maastricht tot priester gewijd. 2 April 1894
vertrok hij naar Soerabaja, waar hem reeds
direct veel arbeid wachtte in het troosten en
verzorgen der gewonden van de Lombok-expe
ditie.
In April 1895 als hulpprediker toegevoegd
aan den oudsten missionaris in Indië, pastoor
J. B. Palinckx, te Jogja, werd hij belast met
de dienstreizen in de residenties Bagelen en
Banjoemas.
In Januari 1899 wederom overgeplaatst, thans
naar Atjeh, ter vervanging van pastoor Ver
braak, maakte pastoor Hoevenaars onder ge
neraal Van Heutsz de Atjeh-expeditie mee. Hij
beleefde veel avonturen, bood overal steun, hulp
en troost en deinsde nergens voor terug, in
dien zijn plicht hem riep. Pestpatiënten kon
den hem geen schrik aanjagen en vonden in
hem een even dapper als waarlijk Christelijk
vertrooster. Bij zijn vertrek in 1900 naar Neder
land, wegens ernstige ziekte, werd hem het
eereteeken voor belangrijke krijgsverrichtingen
uitgereikt.
In Nederland teruggekeerd, was pater Hoeve
naars na twee jaren in zooverre hersteld, dat
hij de benoeming als kapelaan in de St. Joseph-
kapel op de Rozengracht te Amsterdam kon
aanvaarden. Eind 1908 vertrok pater Hoeve
naars weer naar zyn geliefd Indië, om te Se
marang te worden gdplaatst.
Gedurende de hevige cholera-epidemie te
Semarang in 1912 en de minder hevige in de
volgende jaren werd pastoor Hoevenaars aan
gesteld om de honderden lijders by te staan en
zoo dagelijks als het ware den dood onder de
oogen te zien. Na aldus zes jaren te Semarang
te hebben gearbeid, vertrok pater Hoevenaars
naar Magelang. Op zijn dienstreizen in de om
liggende landen legde hij er zich speciaal op
toe overal Vereenigingen voor Armenzorg op te
richten, in de besturen waarvan, op zijn initia
tief, mannen van alle gezindten zitting hadden.
In 1925 vertrok pater Hoevenaars wederom
met ziekteverlof naar Holland. Spoedig kwam
hij echter weer terug en na korten tijd op Ma
gelang werkzaam te zijn geweest, zag hij zich
geplaatst te Soekaboemi, waar hij belast werd
met het bezoeken der 160 omliggende cultuur
ondernemingen.
Ook hier stichtte hy, evenals in Magelang,
een kerkfonds, waarvoor hij in korten tijd
f 15.000.bijeen wist te brengen en waarvoor
hij een kerkje liet bouwen in Tjiandjoer.
Door tientallen jaren van sloopenden arbeid
verzwakt, werd pater Hoevenaars tenslotte naar
het gezonde Salatiga overgeplaatst, om daar
van een rustigen ouden dag te kunnen genieten.
Van een rustigen ouden dag viel echter niet
veel te bespeuren. Steeds was hij op pad om
zieken en armen te troosten en hulp te bieden.
Hoezeer men pastoor Hoevenaars eerde, is nog
in September 1935 bij gelegenheid van zijn gou
den kloosterjubileum op ondubbelzinnige wijze
te Salatiga gebleken.
Allen die pater Hoevenaars in Indië leerden
kennen, zullen aan hem terugdenken als aan
een nobelen en edelen menschenvriend-
We hebben al eens verteld, hoe geïsoleerd
Hitier woont te Berchtesgaden, in de Beiersche
A'pen. De Sunday-Express heeft nu nog nadere
gegevens, waaruit blijkt hoezeer de Führer ge
vangene is in hét oord waar hy bijna altijd
vertoeft. Evenals Stalin omgeeft hij zich met
«en ondoordringbaren muur van voorzorgen. Als
we daarbij vergelijken hoe vrij en ongedwongen
oc Oranjes zich door Amsterdam bewegen,
schijnen we toch in een gezegend land te wo
nen.
Hoe ziet Hitler's berghuis in Berchtesgaden
ei eigenlijk uit?
Naar de postkaarten te oordeelen die overal
In het land verkocht worden, denken de men
schen, behalve dan die in Berchtesgaden, dat
net ongeveer een rustplaats is waar Hitier ver
toeft, als zyn dagelijksche bezigheden zijn af-
geloopen. Eens was dat zoo, maar nu is Berghof,
zooals Hitier zijn woning noemt, een paleis ge
worden. Er kunnen gemakkelijk meer dar. veer
tig gasten geherbergd worden in de luxe-ka
mers. Natuurlijk heeft iedere kamer telefoon
Op een van de knoppen staat eenvoudig „Püh-
ler".
De kleine bergweg, die eens naar het huis
"tierde, bestaat niet meer, in plaats daarvan
heeft men een grooten 120 mijl langen weg
aangelegd, die Berghof onmiddellijk met Mün-
chen verbindt. Voor de Rijkskanselarij is hier
intusschen ook een gebouw verrezen. De kamers
»an den Führer liggen geheel afgezonderd, zoo-
ctat hij zich, wanneer hij wil. daar kan terug
trekken. Theoretisch kan iedere gast te allen
tijde met den Führer spreken, maar in de prac-
ti.ib is het niet zoo gemakkelijk hem te berei
ken. Afgezien nog van de luxe is Berghof een
ware vesting geworden. Kort geleden zijn de
r.arakken voor Hitler's S.S. lijfwacht gereed ge
komen, evenals de kamers voor zijn secretaris
sen. Van de straat af is het huis nauwelijks te
z:en. De geheele zijde van den berg wordt met
electrisch geladen draad omzoomd, dan komen
er nog vijf rijen prikkeldraad. Hier en daar
in de bergen ziet men zeer romantisch uit
ziende torentjes, die aan het bergachtige Beie
ren herinneren. Zij zijn echter niets anders dar
verdedigingsposten, die van machinegeweren
.voorzien zijn. Rechts van den straatweg ziet
men een groot gebouw in Beierschen stijl. Dat
is voor de wachten, die iedere kromming van
de straat goed kunnen bewaken. Mijlen ver in
de bergen is het afweergeschut gebouwd, om
vijandelijke vliegers omlaag te halen.
Natuurlijk heeft Berghof ook bom- en gas-
vrtje kelders. De Geheime Staatspolitie zorgt
et voor, dat Berchtesgaden regelmatig van „on-
gewenschte elementen" bevrijd wordt. In ieder
hotel ligt een lange vragenlijst, die de gasten
moeten beantwoorden. Ni°mand mag zonder
een bijzonder verlof de straat naar Berghof
berijden. Geen auto mag onderweg stilhouden
Ais de bekende wagencolonne van Berghof een
gast naar München brengt, dan wordt het ge
heele verkeer stilgelegd.
Meermalen heeft men foto's gezien, waarop
Hitler staat afgebeeld terwijl hij boerenkinderen
uit Berchtesgaden met de hand over het hoofd
strijkt. In dit deel van Beieren echter gelooft
geen mensch meer aan het sprookje, dat Hitier
zich in Berchtesgaden onder de gewone men
schen vertoont. De inwoners van Berchtesgaden
hebben genoeg van Berghof gehoord en weten
dat hun woonplaats de eigenlijke hoofdstad van
Duitschland geworden is. Maar zij vermoeden
misschien ook, welk lot hun mogelijk oe wach
ten staat, als Duitschland straks in een nieuwen
oc-rlog gewikkeld wordt
Hitier regeert Duitschland van zijn Beierschen
bergtop af. Hij is zóózeer van allen afgeschei
den en onbereikbaar, als slechts een lama in
bet Himalaya-gebergte het zijn kan.
Dagelijks kreeg Ned Audly een stuiver van
z'n moeder, om met de bus naar school
te gaan. Maar Ned ging niet met de bus;
hij liep, of liever gezegd hij rende naar school.
Zoo rende hij 11 K.M. per week, 44 K.M. per
maand. Ned hield het geld in z'n zak. Hy spaar
de. 's Avonds zat hij op z'n zolderkamertje, om
z'n huiswerk te maken en telde dan heimelijk
z'n geld na. Op school was hij de eerste in 't
rekenen.
Nog eer een jaar voorbij was, had hij met de
losse bijdragen van z'n ooms en tantes een aar-
digen duit bij elkaar. Op zolder, achter een ge
sloten deur, stapelde hij z'n penny-stukjes op
hoopjes en keek er dan naar met glinsterende
oogen. Ja, Ned was een jonge vrek.
Veertien jaar oud, verliet hij de school en be
zat toen elf pond, zes shilling, die hy veilig ge
borgen wist boven in huis.
Het was toen, dat z'n vader hem apart nam
en hem meedeelde, dat hij een betrekking voor
hem had op 't kantoor der houtzagerij van Der
rington Co.
„Je begint met 14 shilling per week," zei de
oude heer, „en geeft 7 shilling aan moeder voor
den kost. Maandag a.s. ga je aan 't werk."
Naar 't kantoor van Derrington Co. was
drie kwartier gaans. Ned liep dien afstand heen
en terug. In direct verband hiermee sloeg hij
een voorraad van goedkoop zoolbeslag in. In
plaats van een nieuw costuum, kocht hij voor
4 stuivers benzine en toen z'n borstrokken ver
sleten waren, kocht hij geen nieuwe. Rooken
deed hij niet; dat kostte geld. Toen Ned ruim
een jaar op kantoor was, waren z'n 11 pond
zooveel, tot 35 pond aangegroeid.
Z'n moeder was jarig en haar veelbelovende
zoon kocht voor haar op de markt een snoer
kralen voor 7 stuivers. Z'n vader verblijdde hij
op diens geboortedag met een pakjp tabak, van
een collega voor verminderden prijs gekregen.
Zelf jarig zijnde, vroeg hij z'n ouders om een
stel hemden.
Op 't kantoor der machinale houtzagerij was
hij een ijverig werker, z'n patroons zagen het
entoen hij 25 jaar oud was, verdiende Ned
Audley een kleine 300 pond per jaar en had
hij 950 p. overgespaard. Dat overgespaarde geld
zette hij op de bank tegen 3 procent.
Het moet wel een krachtige drijfveer geweest
zijn, die Ned bewoog, later al z'n opgespaard
geld uit handen te geven. En dat was het ook,
n.l. het vooruitzicht op minstens 100 procent
winst. De Re very-spoorwegmaatschappij besioot
een nieuwe lijn aan te leggen en Ned Audley
had een tip uit de eerste hand gekregen, dat
die lijn door 't dorp Bashville zou loopen. Hij
vroeg een dag vrij en ging voor 't eerst sinds
jaren op reis naar Bashville.
'tWas hem daar om grond te doen en hij
kocht voor 1000 p., die hij contant betaalde.
Toen hij Bashville verliet met de koopacten in
z'n binnenzak, was hij zeer opgewonden. Die
opgewondenheid zou nog grooter worden, maar
door een geheel andere oorzaak. Het duurde
nog geen drie weken, of hij kwam te hooren
dat de verkooper van den grond passage had
behoort niet meer tot de onvervulbare wensen I Want fraai
glanzend haar, schitterend van tint, is tegenwoordig binnen
ieders bereik. Behandel Uw haar voortaan uitsluitend met
Blondona of Brunetta, de moderne alkalivrije haarwasmid
delen. Alleen Blondona bevat het betoemde Kamilloflor,
hetgeen blond haar zulk een prachtige tint geeft, terwijl
Brunetta door het speciale bestanddeel Hequil het ideale
middel is om donker haar een fraaie tint en glans te ver
lenen. Voorts zult U verbaasd staan, hoe snel Uw haar
droog is na het wassen met Blondona of Brunetta, waar
door het haarwassen ongekend gemakkelijk gemaakt wordt.
VH 42-0181 B
IIIIIIIIIIIIIIMIMMIIIIitllll
De jongens schrokken hiervan zoo, dat ze Stan verschrikt los Inmiddels was Pol uit zijn slaapje ontwaakt. Verbaasd keek
lieten. Deze viel op den grond. Hij bezeerde zich gelukkig niet, hy rond, doch nergens ontdekte hy Stan. Waar zou die zijn?
daar hij op het zachte mos was terecht gekomen. IJlings sprak Hij ging het bosch maar eens in om zijn vriendje te zoeken,
hy zijn tooverspreuk en ineens was hij inzichtbaar. Wat keken Hoe hjj echter zocht, nergens kon hij Stan ontdekken. Daar
de jongens op hun neus.
kwam het vogeltje aangevlogen, dat Stan zoo lief had gehol
pen, toen de jongens zijn nestje uithaalden. De vogel kon Pol
wel vertellen waar Stan was, want ze had gezien dat beide jon
gens het kaboutertje mee hadden genomen.
genomen naar Australië en dat de koop-acK1
valsch waren. Toen Ned dit nieuws vernal" V
sloeg hij letterlijk tegen den grond, als iemat'
die een slag met een ploertendooder op t]
hoofd gekregen had. Weken lang lag hij zi®
en bewusteloos. Hersenkoorts. Toen hij eind®
lijk van z'n ziekbed opstond, leek hij niet me®
dan vel en been, een wandelend geraamte. Bi
vertrok naar een badplaats. De firma DerriDf
Co. was zoo vriendelijk hem het geld ervool
voor te schieten.
„Het zal ons aangenaam zijn, u weer hi®
terug te zien, geheel genezen," schreef hem
chef der firma. Maar Ned wilde niet naar d
firma terug. Hij wilde in korten tijd z'n lOOt
pond terug hebben, en op de houtzagerij z»
hij daartoe geen
kans. Hij was
Dag en nacht E r
dacht hij aan: E CCfl DT£R
geld. In de bad- E
IJ i
plaats had hy
tijd in overvloed om na te denken en hij beslo®
naar Noord-Amerika te gaan, het land was'
men in korten tijd rijk kon worden.
Een dag of veertien na z'n terugkeer na»1
huis, nam hij passage op de „Garfield" na»1
Philadelphia met 650 pond op zak. Dit bedraï
had hij geleend van een ouden vriend, Pri<*
Redmore.
„Ik ga geld verdienen, Price," zei hij, „binne"
een jaar stuur ik je 't geld terug."
't Was een handel in bouwmaterialen, waari"
Ned Audly, in de Ver. Staten aangekomen, ziet
begaf. Hij zag er een groote toekomst in, e»
daarin had hij 't bij 't rechte einde. Maar tel
kens als hij aan de huur van z'n kantoor eJ>
van z'n opslagterreinen en aan de kosten vat
z'n levensonderhoud dacht, voelde hij een ste
kende pijn. Z'n handelsonderneming echte!
bloeide, het geld stroomde binnen.
Van banken moest hij niets hebben, hij droe»
nog altijd zoolbeslag en gebruikte nog altijd a's
het goedkoopste vervoermiddel z'n eiget
beenen. Geld te tellen, het te betasten en te
bezien, was en bleef voor hem de ontspanning-
Bij 't begin van z'n tweede jaar in den han
del in bouwmaterialen, ging Ned voor z't
bureau zitten om die 650 pond aan z'n vriend
Price te zenden. Hij stelde het echter uit. Price-
die er warmpjes in zat, had het geld niet noo'
dig, zoo redeneerde hij. Hij zelf kon liet w®
noodig hebben, om over slechte tijden heen t®
komen.
Hij schreef Price dus een brief, met de me
de deeling, dat het met de zaken niet ging zoo-
als hij wenschte, maar dat hij binnen afzien-
baren tijd in staat zou zijn het geleende gel®
terug te geven.
Vier jaren gingen voorbij, en Ned had 4000 P-
verdiend. Zou hij nu die 650 p. aan z'n vriend
terug geven? Och, dacht hij, wat beteekent dl"
bedrag voor iemand als Price Redmore? D®
man had immers geld genoeg.
Als hij, Ned Audly, 12000 p. bij elkaar had.
dan zou hij 't geleende aan Price zenden. Hi)
schreef nu maar niet meer aan hem.
„Bij m'n volgenden brief," had hij geschre
ven, „zal ik die 650 pond mee zenden."
Bijna 12 jaren nadat hij uit Engeland ver
trokken was, liep Ned Audley weer in Sheffield-
Hij had zich overwerkt en z'n dokter had hem
gezegd, dat hij naar z'n vaderland moest gaan
en daar minstens 2 maanden blijven. Vertrek
zoo spoedig mogelijk, spoorde de man der we
tenschap hem aan, anders sta ik niet in voor
de gevolgen.
Ned Audley zag er oud, vermagerd en ver
sleten uit. In die 12 jaren had hij ruim 100.000
pond verdiend.
Toen hy in Sheffield aangekomen, van t
station, te voet de stad inging, zag hij vóór zich
een hem bekende gestalte, die over het trottoir
naderde. Hij maakte een beweging van schrik,
want hij had Price Redmore herkend.
Geld uit z'n handen te geven, was voor Ned
even erg als de hevigste lichamelijke pijn.
Tusschen hem en den naderenden Price, die
hem nog niet gezien had, stond een tentje van
zeildoek, zooals electriciens van publieke wer
ken oprichten, als ze aan een leiding gaan
werken. Het stond precies op den rand van het
trottoir. Snel dacht Ned na. Als hij van 't trot
toir afging en achter het tentje ging staan,
kon hij Price ontloopen. Ned stapte van 't trot
toir af.
Vijf minuten later knielde een dokter bij het
achter het tentje op den grond uitgestrekte
lichaam van een man.
„Hij moet onmiddellijk dood zijn geweest,"
zei de medicus. (Nadruk verboden)
Het is bekend, dat de beroemde zanger Feo-
dor Chaljapin aan het voormalige Russische
Tsarenhof een zeer gezien en geliefd persoon
was. Gedurende de pauze van een voorstelling
ia de Hofopera te Moskou werd de zanger door
de zuster van de Tsarina, Grootvorstin Elisa
beth, in haar loge geroepen. De grootvorstin
sprak lachend: „Mijn beste Chaljapin, U ruï
neert ons huis. Toen U de laatste maal bij ons
was, gaf de Tsaar U een champagneglas als
aandenken, dat behoorde bij een Venetiaansch
servies. Vanavond zong U zoo mooi, dat ik mijn
glacé handschoenen vernielde door het harde
klappen, dat ik deed!"
Den anderen morgen ontving de grootvorstin
vijf paar nieuwe glacé handschoenen van den
zanger Chaljapin, met het verzoek, „deze in de
Hofopera op te slijten."
Maakte zij zich gereed om 'n wandelrit te
maken, dan steeg ik eveneens te paard, om haar
te volgen. Nooit zal ik vergeten, met welke oogen
zij mij aanstaarde. Ik zeide haar, dat ik haar
gezelschap wilde houden en met 'n sidderende
stem beet ze my toe:
„Dat wil ik niet hebben. Je hebt me den laat-
sten tijd totaal verwaarloosd; nu ben ik van je
attenties niet meer gediend."
M'n bloed kookte. Zij maakte er mij een ver
wijt van, dat ik in een val gevangen was, die zij
zelf voor mij opgesteld had. Doch ik beheerschte
mij. Kalm antwoordde ik:
„Dat zal van nu af aan anders worden. En
vandaag begin ik er al mee."
Zij zweeg, doch ik zag, dat zij schrok.
Was zij bang geworden? Vreesde zij de man
nen van het complot?
Ik begreep wel, dat wij onderweg nu niemand
zouden ontmoeten. Toen wij terugkeerden, sloot
«ij zich op in haar kamer. Ik vermoedde, dat zij
de mannen «ou schrijven. Doch ik week niet
van haar woning, ook niet dien nacht.
Ik zag, dat zij onder deze beleediging leed.
Maar zij verdroeg alles en juist daariy lag voor
mij 't bewijs, dat zij schuldig was.
Had zij dezen smaad kunnen verduren, als zij
onschuldig geweest was? En wel opmerkelijk!
Ook Fernau kwam niet meer opdagen. Hij was
gewaarschuwd en vreesde my.
Marietta leed meer en meer onder deze
kwelling. Zij werd angstig onder mijn kalme
vastberadenheid.
Op een avond vroeg ze mij:
„Waarom ga je niet naar huis?"
„Zit Fernau op me te wachten?" was mijn
wedervraag.
Zij zweeg en vluchtte weer binnen.
Fernau zag ik nooit meer.
Op een ochtend maakte Marietta zich gereed
om een rijtoer te maken. Tot mij sprak zij geen
woord. Toen het rijtuig voorreed zeide zij:
„Ik ga m'n tante bezoeken in Bellarista."
„Ik ga mee," was mijn antwoord. „Je tante
zal niet van mij kunnen zeggen, dat ik je ver
waarloos. Bovendien is de weg gevaarlijk."
Marietta zweeg weer.
Naar Bellarista was 'n tocht van ongeveer tien
uren, dwars door de groote bosschen. Tot goed
begrip moet ik er nog bijzeggen, dat de wegen
in Brazilië vaak door allerlei gespuis onveilig
gemaakt werden. Doch ik meende, dat Marietta
enkel 'n ritje door de stad wilde maken, en toen
ik op m'n paard sprong om haar te volgen,
dacht ik er zelfs niet aan, 'n wapen mee te
nemen.
Doch we reden verder en verder, meer dan zes
uren, aan één stuk, zonder 'n woord te wisselen.
De landweg voerde ons dieper en dieper de
verlaten wouden in. Plots maakte deze weg 'n
scherpe bocht en zag ik, dat ons de doorgang
versperd werd, door dwars over den weg lig
gende boomstammen.
Wij moesten afstijgen, om den weg vrij te
maken, toen opeens 'n bende van zes gemas
kerde mannen op ons toesprong en zich op mij
en Marietta's koetsier wierpen. Nog vóór ik kans
kreeg mij te verdedigen, was ik reeds geboeid en
gekneveld en de koetsier eveneens.
Wat er met Marietta en het rijtuig gebeurde
kon ik niet zien. Ondanks m'n tegenspartelen
werd ik door 'n paar sterke kerels eenvoudig
opgenomen en het bósch ingedragen. Ik trapte
wat ik kon en omdat ik me niet kalm wilde
houden, kreeg ik met 'n revolver 'n slag op myn
hoofd, zoodat ik het bewustzijn verloor.
Ik wist derhalve niet, wat er verder met mij
gebeurde, waarheen ik gesleept werd en wat zij
met mij voor hadden.
Toen ik weer bijkwam, lag ik nog steeds in
het bosch. Boven mij de wuivende boomen,
waardoorheen ik hier en daar den donkerblau-
wen nachtelijken hemel zag, met de ontelbare
sterren. In mijn nabijheid flakkerde een vuur en
daar rondom zaten vier kerels, die druk ge-
sticuleerend met elkaar zaten te praten. Naast
mij lag een donkere gedaante; Marietta's
koetsier.
Maar waar was Marietta zelf?
Dat was mijn eerste gedachte. Ik was ten
prooi aan een hevigen angst, dat haar iets zou
overkomen zijn. Ik dacht nog aan haar.... die
mij toch.... Maar daarover straks,
By 't opflakkeren van het houtvuur zag ik
even heel scherp het profiel van een der roovers.
En nu was mij alles duidelijk.
De schurk die daar aan 't vuur zat, was mijn
vriend Fernau! Fernau! Nu behoefde ik mij
niet ongerust meer te maken over Marietta. Ik
wist, dat zij veilig was.
Fernau stond op en ik hoorde dat hij tegen
de anderen zei:
„Die eene mag nooit meer te voorschijn
komen. Jullie kunnen daartoe maatregelen
nemen naar goeddunken. In ieder geval moet
hij goed opgeborgen worden."
„Wees gerust!" riepen de anderen hem
lachend toe. „Vanwaar hij heen gaat is nog nooit
iemand teruggekomen."
Hierop verliet Fernau de drie roovers.
Ik wist heel goed, wie die eene was, die nooit
meer terug mocht komen. Ik was in een hinder
laag gelokt en zou nu voor altijd onschadelijk
gemaakt worden. Welke ontzettende kwellingen
ik dien nacht verduurd heb, kan ik u niet zeg
gen.
Den volgenden ochtend werd ik verder ge
transporteerd. Wat wilden zij toch eigenlijk met
mij? Het onzekere van mijn positie was erger
dan de vreeselijkste marteling. En dan te weten,
dat m'n verloofde zelf m'n ondergang bewerkt
had.
Op 'n open plek in 't woud werden wij opge
wacht door enkele mannen te paard, aan wie
wy zonder meer uitgeleverd werden. Het plan
was dus goed in elkaar gezet en werd niet min
der goed uitgevoerd.
paard gebonden en zoo reden de anderen met
ons verder de wildernis in. Nog steeds wisten wij
niet, wat er met ons wel gebeuren zou.
Na vier dagreizen kwamen wij aan de verlaten,
eenzame steppen, slechts hier en daar bewoond
door horden onbeschaafde Pechuenchen. Nu
pas begreep ik, wat de schurken in 't schild
voerden. Zij schrokken er van terug, mij te
vermoorden, doch zouden mij op een andere
wijze uit den weg ruimen. Twee dagen later
bereikten wij een nederzetting der Pechuenchen,
welke blijkbaar reeds op onze komst voorbe
reid waren. Hier werd de laatste transactie vol
trokken. Nu wist ik alles. De Pechuenchen
hadden een aantal dolken, geweren, revolvers
met munitie en ook paarden ontvangen. Hun
tegenprestatie bestond hierin, te zorgen dat wij
nimmer in de bewoonde wereld te voorschijn
zouden komen.
Nu vingen voor mij de ellendigste jaren van
mijn leven aan. Steeds werd ik door de wilden
zorgvuldig bewaakt; een mogelijkheid om te ont
vluchten was uitgesloten. Wij waren ten prooi
aan de meest onmenschelijke kwellingen.
Marietta's bediende stierf reeds in het eerste
jaar; ik prees hem gelukkig. Nog kan ik niet
verklaren, waar ik de kracht vandaan haalde,
om alles te verdragen. Ik vocht met den dood,
ik wilde niet sterven, zoo hevig was in mij 't
verlangen naar wraak.
Zes jaar lang zat ik daar gevangen. In het
zevende jaar gelukte het mij te vluchten. De
Pechuenchen vierden een woest feest, waarbij
veel gedronken werd, zooals gebruikelijk by 't
aanbreken van het regenseizoen. M'n bewakers,
bedwelmd door het overdadig gebruik van eigen
gestookte jenever, sliepen hun roes uit. Ik
zocht 't beste paard uit, sneed de andere los en
rende heen, waarop alle paarden uit elkaar
stoven. Half verhongerd bereikte ik na twee
dagen een menschelyke woning. Ik moet een
schrikwekkenden indruk gemaakt hebben. De
bewoners vluchtten voor mij. Ik voorzag mij
van 't noodige en reed verder, tot ik een klein
dorp bereikte. Ik verbleef er enkele weken, om
weer 'n beetje mensch te worden en reed toen
onder een valschen naam door naar San
Antonio.
Overal trachtte ik informaties in te winnen 1
omtrent een zekeren Emilio Alvarez. Slechts
enkelen konden zich hem nog herinneren; hij
was reeds zes jaar dood. Emilio Alvarez was
dood voor de wereld! Ik mocht my dus zoo niet
meer noemen, want ik was Emilo Alvarez.
Het plan der verraders was schitterend gelukt.
Marietta was eenigen tijd in Bellarista gebleven,
als een treurende, onbestorven weduwe. Later
keerde zij naar San Antonio terug, ontroost
baar over het verlies van haar beminden ver
loofde, haar door 'n ziekte zoo wreed ont
nomen.
Wel zal zij verzwegen hebben, dat zij in ver-
eenging met anderen, mij 'n groot deel van
m'n vermogen door valsch spel afhandig had
gemaakt.
(Wordt vervolgd)