li - m (Kdv&tftaal van dag De avonturen van Stan en Pol Anti-lynchactie 'ff WBmtfflm HET RAA DSEL VAN DEN AZEPOOT SÏÏSJ Het einde van DINSDAG 6 JULI 1937 V Het beschaafde publiek in de Nieuwe Wereld is eindelijk met afschuw vervuld Een felle aanklacht vmfp&WWfw mW/- j W v y hrr- 'hl-' i'f Past. Hoevenaars.t Missieheld van Atjeh De gevangene van Berchtesgaden Een ondoordringbare muur van voorzorgen Charme voor elke vrouw Chaljapin en zijn succes A T r A DHMMr 'C °P blad zijn Ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen p 7CA bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 17 *75fl bÜ een ongeval met 17 250 A I .1 ,r. A ni ll\X|j ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen UUi verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen wvb doodelijken afloop AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog. DOOR THEO BLANKENSEE so Marietta's koetsier en ik werden ieder op een Terzelfder tijd dat het Huis van Afgevaar digden te Washington de Anti-Lynch- Bill aannam, verscheen in de pers op nieuw een artikel omtrent een gruwelijken lynchmoord op drie negers in Duckhill in den 6taat Mississippi. Er geschiedt in de wereld veel, wat de Ame rikanen als „cultuurschande" betitelen. De be lichten omtrent de laatste gevallen van lynch moord op negers in Duckhill in den staat Mis sissippi hebben evenwel ook den „man in the street" eindelijk zijn verontwaardiging doen uiten over de grove onrechtvaardigheid, welke zich de blanke tegenover zijn zwarten broeder mag permitteeren. De anti-lynchactie, welke de goedkeuring heeft gekregen van het Huis van Afgevaardig den, is door de laatste gebeurtenissen een aan gelegenheid geworden, waarvoor men zich thans te meer is gaan interesseeren. Ongetwijfeld is het Amerikaansche publiek eindelijk tot het in zicht gekomen, dat aan het vreeselijke lynch- gericht een einde moet komen. Aan den algemeenen afschuw, waarmede het beschaafde publiek in de nieuwe wereld einde lijk is vervuld, heeft niet 't minst bijgedragen een realistisch artikel van de bekende Ameri kaansche schrijfster Martha Gellhom, het welk in „The Spectator" verscheen en in Ame rika een zeer groote belangstelling vond. In het bedoelde artikel schrijft Miss Gellhom over een gebeurtenis die zij zelf zag. Tijdens een autorit met een bekende door de Zuidelijke staten werden de toeristen gedurende een oponthoud door een panne, op grondgebied van den staat Mississippi, door twee vreemde lingen uitgenoodigd in hun wagen plaats te nemen en mee te gaan naar een .lynchpartij". Men steeg in den wagen. „Een van de mannen," zoo vertelde de schrijfster, „bood mij een glas sterken drank aan." „Het zal u goed doen," zei hy, „het is de beste, die er in Kentucky te koop is!" Ik bedankte, doch de man bleef aandrin gen, nadat hij zijn eigen glas geledigd had, als om te bewijzen, dat de inhoud uit de flesch drinkbaar was. Ik dronk daarop ook mijn glas leeg; de drank smaakte als benzine. Na eeni- fen tijd vroeg ik: „Wie wordt er gelyncht?" „Natuurlijk zoo'n vervloekte neger, Hyacinth ge naamd. Hij heeft een weduwe aangevallen." „Hoe oud was zy?" vroeg ik. „Veertig a, vijf en veertig jaar." „Maar wat is er dan voorgeval len," vroeg ik, nieuwsgierig geworden. „De weduwe," zoo vertelde de man, „wonend nabij Natchez, kwam op een namiddag gillend uit haar woning gesneld. Een van haar veld- trbeiders had haar willen aanvallen. Het ge rucht ging, dat de vrouw haar personeel slecht betaalde. Wat precies gebeurd is tusschen de vrouw en haar negerbediende, is ons niet be kend. Tenslotte doet dat er niet toe!" ,Maar," waagde ik den man te vragen, „u weet toch niet, wat de vrouw van haar kant deed, waarin de bediende aanleiding zag haar kwaad te doen." De beide mannen zagen mij stom verbaasd aan. Een van hen antwoordde: „Kalm wat, juffertje. Moet jij het voor een kleurling opnemen? De heele geschiedenis gaat je tenslotte niets aan!" Daarna schonken zij hun glazen nogmaals voi. doch ik scheen het verbruid te hebben want mijn glas bleef leeg Even later waren wij op de plaats van be stemming. Ongeveer 50 luxe-wagens waren in eer. kring geparkeerd. De menschen, hurkend of zittend, rond een alleenstaanden boom, lach ten, dronken en vertelden elkaar anecdoten om den tijd van het wachten te dooden. Toen kwam de vrachtwagen, waarin de mis dadiger, vastgebonden, zat neergehurkt. De reger was klein, tenger en beefde over het ge- heele lichaam. Twee sterke kerels pakten den man beet. hieven zijn dun lichaam omhoog en staken het hoofd in de lus van het touw, dat aan den boom hing Miss Gellhom vertelt dan, hoe de neger aan zijn levenseinde kwam: „Hij schreeuwde. De massa, blijkbaar gewoon aan dergelijke toonee- len, bleef rustig. Toen men een vuur onder den gehangene aanstak, kon ik den aanblik niet langer meer verdragen en liep het veld in. Toen ik terugkeerde, reden de wagens al weer over der weg. De mannen en vrouwen riepen elkaar: ,.Sc long, Jack!" en „Till to-morrow!" toe, en reden in snelle vaart heen. Onze begeleider kwam met een vergenoegd gezicht naar ons toe en sprak„Zoo, nu zullen de negers wel weer een tijdlang zoet zijn in deze buurt! Ik zal u gauw naar Columbia brengen. Ik hoop, dat u zich geamuseerd hebt!" Dit is een deel van het treurig verhaal van Martha Gellhom. Het meerendeel der Ameri kanen wist tot nu toe niet meer van de be ruchte lynchjustitie in de zuidelijke staten dan de meeste Europeanen. Het artikel van Martha Gellhom is een felle aanklacht tegen de on- menschelijke lynchmethode in Amerika, waar voor zelfs de overheid de oogen sloot. Doch dat het zijn gewenschte uitwerking niet fceeft gemist, blijkt wel uit de belangstelling ran een groot deel der Amerikanen, die aan de zijde der schrijfster staan. De nieuwe lynch wet. welke Washington heeft opgesteld, zal ho pelijk met zonder goed gevolg zijn. De „Anti- Lynch-Bill", welke door het Huis van Afgevaar digden is aangenomen, mag de eerste practische schrede zijn, welke aan dit barbaarsch gebruik een einde maakt! v V, - ledereen kent het gezicht op de maan, dat gevormd wordt door de schaduw van de geweldige maanbergen en kraters. Maar slechts weinigen kunnen zich een voorstelling maken van de geweldige uitgestrektheid hiervan. Bovenstaande tee- kening beeldt het maanparadijs uit, zooals -fantasten het vroeger aanwezig acht ten aan den onzichtbaren kant van de maan. Als wij nieuwe maan hebben, schijnt de zon pal op deze zijde 13 Juni is zooals Aneta-A.N.P. reeds tele grafisch meldde na langdurige ziekte in het St. Elisabethsziekenhuis te Semarang overleden pastoor J. J. Hoevenaars S.J. Met pater Hoevenaars, aldus de „Locomotief", is weder een der groote figuren uit het Katho lieke Indië heengegaan. Geboren 30 April 1885 te Gilze (N.-B.), trad hij in het Noviciaat der Jezuïeten te Mariën- daal bij Grave en werd 8 September 1893 te Maastricht tot priester gewijd. 2 April 1894 vertrok hij naar Soerabaja, waar hem reeds direct veel arbeid wachtte in het troosten en verzorgen der gewonden van de Lombok-expe ditie. In April 1895 als hulpprediker toegevoegd aan den oudsten missionaris in Indië, pastoor J. B. Palinckx, te Jogja, werd hij belast met de dienstreizen in de residenties Bagelen en Banjoemas. In Januari 1899 wederom overgeplaatst, thans naar Atjeh, ter vervanging van pastoor Ver braak, maakte pastoor Hoevenaars onder ge neraal Van Heutsz de Atjeh-expeditie mee. Hij beleefde veel avonturen, bood overal steun, hulp en troost en deinsde nergens voor terug, in dien zijn plicht hem riep. Pestpatiënten kon den hem geen schrik aanjagen en vonden in hem een even dapper als waarlijk Christelijk vertrooster. Bij zijn vertrek in 1900 naar Neder land, wegens ernstige ziekte, werd hem het eereteeken voor belangrijke krijgsverrichtingen uitgereikt. In Nederland teruggekeerd, was pater Hoeve naars na twee jaren in zooverre hersteld, dat hij de benoeming als kapelaan in de St. Joseph- kapel op de Rozengracht te Amsterdam kon aanvaarden. Eind 1908 vertrok pater Hoeve naars weer naar zyn geliefd Indië, om te Se marang te worden gdplaatst. Gedurende de hevige cholera-epidemie te Semarang in 1912 en de minder hevige in de volgende jaren werd pastoor Hoevenaars aan gesteld om de honderden lijders by te staan en zoo dagelijks als het ware den dood onder de oogen te zien. Na aldus zes jaren te Semarang te hebben gearbeid, vertrok pater Hoevenaars naar Magelang. Op zijn dienstreizen in de om liggende landen legde hij er zich speciaal op toe overal Vereenigingen voor Armenzorg op te richten, in de besturen waarvan, op zijn initia tief, mannen van alle gezindten zitting hadden. In 1925 vertrok pater Hoevenaars wederom met ziekteverlof naar Holland. Spoedig kwam hij echter weer terug en na korten tijd op Ma gelang werkzaam te zijn geweest, zag hij zich geplaatst te Soekaboemi, waar hij belast werd met het bezoeken der 160 omliggende cultuur ondernemingen. Ook hier stichtte hy, evenals in Magelang, een kerkfonds, waarvoor hij in korten tijd f 15.000.bijeen wist te brengen en waarvoor hij een kerkje liet bouwen in Tjiandjoer. Door tientallen jaren van sloopenden arbeid verzwakt, werd pater Hoevenaars tenslotte naar het gezonde Salatiga overgeplaatst, om daar van een rustigen ouden dag te kunnen genieten. Van een rustigen ouden dag viel echter niet veel te bespeuren. Steeds was hij op pad om zieken en armen te troosten en hulp te bieden. Hoezeer men pastoor Hoevenaars eerde, is nog in September 1935 bij gelegenheid van zijn gou den kloosterjubileum op ondubbelzinnige wijze te Salatiga gebleken. Allen die pater Hoevenaars in Indië leerden kennen, zullen aan hem terugdenken als aan een nobelen en edelen menschenvriend- We hebben al eens verteld, hoe geïsoleerd Hitier woont te Berchtesgaden, in de Beiersche A'pen. De Sunday-Express heeft nu nog nadere gegevens, waaruit blijkt hoezeer de Führer ge vangene is in hét oord waar hy bijna altijd vertoeft. Evenals Stalin omgeeft hij zich met «en ondoordringbaren muur van voorzorgen. Als we daarbij vergelijken hoe vrij en ongedwongen oc Oranjes zich door Amsterdam bewegen, schijnen we toch in een gezegend land te wo nen. Hoe ziet Hitler's berghuis in Berchtesgaden ei eigenlijk uit? Naar de postkaarten te oordeelen die overal In het land verkocht worden, denken de men schen, behalve dan die in Berchtesgaden, dat net ongeveer een rustplaats is waar Hitier ver toeft, als zyn dagelijksche bezigheden zijn af- geloopen. Eens was dat zoo, maar nu is Berghof, zooals Hitier zijn woning noemt, een paleis ge worden. Er kunnen gemakkelijk meer dar. veer tig gasten geherbergd worden in de luxe-ka mers. Natuurlijk heeft iedere kamer telefoon Op een van de knoppen staat eenvoudig „Püh- ler". De kleine bergweg, die eens naar het huis "tierde, bestaat niet meer, in plaats daarvan heeft men een grooten 120 mijl langen weg aangelegd, die Berghof onmiddellijk met Mün- chen verbindt. Voor de Rijkskanselarij is hier intusschen ook een gebouw verrezen. De kamers »an den Führer liggen geheel afgezonderd, zoo- ctat hij zich, wanneer hij wil. daar kan terug trekken. Theoretisch kan iedere gast te allen tijde met den Führer spreken, maar in de prac- ti.ib is het niet zoo gemakkelijk hem te berei ken. Afgezien nog van de luxe is Berghof een ware vesting geworden. Kort geleden zijn de r.arakken voor Hitler's S.S. lijfwacht gereed ge komen, evenals de kamers voor zijn secretaris sen. Van de straat af is het huis nauwelijks te z:en. De geheele zijde van den berg wordt met electrisch geladen draad omzoomd, dan komen er nog vijf rijen prikkeldraad. Hier en daar in de bergen ziet men zeer romantisch uit ziende torentjes, die aan het bergachtige Beie ren herinneren. Zij zijn echter niets anders dar verdedigingsposten, die van machinegeweren .voorzien zijn. Rechts van den straatweg ziet men een groot gebouw in Beierschen stijl. Dat is voor de wachten, die iedere kromming van de straat goed kunnen bewaken. Mijlen ver in de bergen is het afweergeschut gebouwd, om vijandelijke vliegers omlaag te halen. Natuurlijk heeft Berghof ook bom- en gas- vrtje kelders. De Geheime Staatspolitie zorgt et voor, dat Berchtesgaden regelmatig van „on- gewenschte elementen" bevrijd wordt. In ieder hotel ligt een lange vragenlijst, die de gasten moeten beantwoorden. Ni°mand mag zonder een bijzonder verlof de straat naar Berghof berijden. Geen auto mag onderweg stilhouden Ais de bekende wagencolonne van Berghof een gast naar München brengt, dan wordt het ge heele verkeer stilgelegd. Meermalen heeft men foto's gezien, waarop Hitler staat afgebeeld terwijl hij boerenkinderen uit Berchtesgaden met de hand over het hoofd strijkt. In dit deel van Beieren echter gelooft geen mensch meer aan het sprookje, dat Hitier zich in Berchtesgaden onder de gewone men schen vertoont. De inwoners van Berchtesgaden hebben genoeg van Berghof gehoord en weten dat hun woonplaats de eigenlijke hoofdstad van Duitschland geworden is. Maar zij vermoeden misschien ook, welk lot hun mogelijk oe wach ten staat, als Duitschland straks in een nieuwen oc-rlog gewikkeld wordt Hitier regeert Duitschland van zijn Beierschen bergtop af. Hij is zóózeer van allen afgeschei den en onbereikbaar, als slechts een lama in bet Himalaya-gebergte het zijn kan. Dagelijks kreeg Ned Audly een stuiver van z'n moeder, om met de bus naar school te gaan. Maar Ned ging niet met de bus; hij liep, of liever gezegd hij rende naar school. Zoo rende hij 11 K.M. per week, 44 K.M. per maand. Ned hield het geld in z'n zak. Hy spaar de. 's Avonds zat hij op z'n zolderkamertje, om z'n huiswerk te maken en telde dan heimelijk z'n geld na. Op school was hij de eerste in 't rekenen. Nog eer een jaar voorbij was, had hij met de losse bijdragen van z'n ooms en tantes een aar- digen duit bij elkaar. Op zolder, achter een ge sloten deur, stapelde hij z'n penny-stukjes op hoopjes en keek er dan naar met glinsterende oogen. Ja, Ned was een jonge vrek. Veertien jaar oud, verliet hij de school en be zat toen elf pond, zes shilling, die hy veilig ge borgen wist boven in huis. Het was toen, dat z'n vader hem apart nam en hem meedeelde, dat hij een betrekking voor hem had op 't kantoor der houtzagerij van Der rington Co. „Je begint met 14 shilling per week," zei de oude heer, „en geeft 7 shilling aan moeder voor den kost. Maandag a.s. ga je aan 't werk." Naar 't kantoor van Derrington Co. was drie kwartier gaans. Ned liep dien afstand heen en terug. In direct verband hiermee sloeg hij een voorraad van goedkoop zoolbeslag in. In plaats van een nieuw costuum, kocht hij voor 4 stuivers benzine en toen z'n borstrokken ver sleten waren, kocht hij geen nieuwe. Rooken deed hij niet; dat kostte geld. Toen Ned ruim een jaar op kantoor was, waren z'n 11 pond zooveel, tot 35 pond aangegroeid. Z'n moeder was jarig en haar veelbelovende zoon kocht voor haar op de markt een snoer kralen voor 7 stuivers. Z'n vader verblijdde hij op diens geboortedag met een pakjp tabak, van een collega voor verminderden prijs gekregen. Zelf jarig zijnde, vroeg hij z'n ouders om een stel hemden. Op 't kantoor der machinale houtzagerij was hij een ijverig werker, z'n patroons zagen het entoen hij 25 jaar oud was, verdiende Ned Audley een kleine 300 pond per jaar en had hij 950 p. overgespaard. Dat overgespaarde geld zette hij op de bank tegen 3 procent. Het moet wel een krachtige drijfveer geweest zijn, die Ned bewoog, later al z'n opgespaard geld uit handen te geven. En dat was het ook, n.l. het vooruitzicht op minstens 100 procent winst. De Re very-spoorwegmaatschappij besioot een nieuwe lijn aan te leggen en Ned Audley had een tip uit de eerste hand gekregen, dat die lijn door 't dorp Bashville zou loopen. Hij vroeg een dag vrij en ging voor 't eerst sinds jaren op reis naar Bashville. 'tWas hem daar om grond te doen en hij kocht voor 1000 p., die hij contant betaalde. Toen hij Bashville verliet met de koopacten in z'n binnenzak, was hij zeer opgewonden. Die opgewondenheid zou nog grooter worden, maar door een geheel andere oorzaak. Het duurde nog geen drie weken, of hij kwam te hooren dat de verkooper van den grond passage had behoort niet meer tot de onvervulbare wensen I Want fraai glanzend haar, schitterend van tint, is tegenwoordig binnen ieders bereik. Behandel Uw haar voortaan uitsluitend met Blondona of Brunetta, de moderne alkalivrije haarwasmid delen. Alleen Blondona bevat het betoemde Kamilloflor, hetgeen blond haar zulk een prachtige tint geeft, terwijl Brunetta door het speciale bestanddeel Hequil het ideale middel is om donker haar een fraaie tint en glans te ver lenen. Voorts zult U verbaasd staan, hoe snel Uw haar droog is na het wassen met Blondona of Brunetta, waar door het haarwassen ongekend gemakkelijk gemaakt wordt. VH 42-0181 B IIIIIIIIIIIIIIMIMMIIIIitllll De jongens schrokken hiervan zoo, dat ze Stan verschrikt los Inmiddels was Pol uit zijn slaapje ontwaakt. Verbaasd keek lieten. Deze viel op den grond. Hij bezeerde zich gelukkig niet, hy rond, doch nergens ontdekte hy Stan. Waar zou die zijn? daar hij op het zachte mos was terecht gekomen. IJlings sprak Hij ging het bosch maar eens in om zijn vriendje te zoeken, hy zijn tooverspreuk en ineens was hij inzichtbaar. Wat keken Hoe hjj echter zocht, nergens kon hij Stan ontdekken. Daar de jongens op hun neus. kwam het vogeltje aangevlogen, dat Stan zoo lief had gehol pen, toen de jongens zijn nestje uithaalden. De vogel kon Pol wel vertellen waar Stan was, want ze had gezien dat beide jon gens het kaboutertje mee hadden genomen. genomen naar Australië en dat de koop-acK1 valsch waren. Toen Ned dit nieuws vernal" V sloeg hij letterlijk tegen den grond, als iemat' die een slag met een ploertendooder op t] hoofd gekregen had. Weken lang lag hij zi® en bewusteloos. Hersenkoorts. Toen hij eind® lijk van z'n ziekbed opstond, leek hij niet me® dan vel en been, een wandelend geraamte. Bi vertrok naar een badplaats. De firma DerriDf Co. was zoo vriendelijk hem het geld ervool voor te schieten. „Het zal ons aangenaam zijn, u weer hi® terug te zien, geheel genezen," schreef hem chef der firma. Maar Ned wilde niet naar d firma terug. Hij wilde in korten tijd z'n lOOt pond terug hebben, en op de houtzagerij z» hij daartoe geen kans. Hij was Dag en nacht E r dacht hij aan: E CCfl DT£R geld. In de bad- E IJ i plaats had hy tijd in overvloed om na te denken en hij beslo® naar Noord-Amerika te gaan, het land was' men in korten tijd rijk kon worden. Een dag of veertien na z'n terugkeer na»1 huis, nam hij passage op de „Garfield" na»1 Philadelphia met 650 pond op zak. Dit bedraï had hij geleend van een ouden vriend, Pri<* Redmore. „Ik ga geld verdienen, Price," zei hij, „binne" een jaar stuur ik je 't geld terug." 't Was een handel in bouwmaterialen, waari" Ned Audly, in de Ver. Staten aangekomen, ziet begaf. Hij zag er een groote toekomst in, e» daarin had hij 't bij 't rechte einde. Maar tel kens als hij aan de huur van z'n kantoor eJ> van z'n opslagterreinen en aan de kosten vat z'n levensonderhoud dacht, voelde hij een ste kende pijn. Z'n handelsonderneming echte! bloeide, het geld stroomde binnen. Van banken moest hij niets hebben, hij droe» nog altijd zoolbeslag en gebruikte nog altijd a's het goedkoopste vervoermiddel z'n eiget beenen. Geld te tellen, het te betasten en te bezien, was en bleef voor hem de ontspanning- Bij 't begin van z'n tweede jaar in den han del in bouwmaterialen, ging Ned voor z't bureau zitten om die 650 pond aan z'n vriend Price te zenden. Hij stelde het echter uit. Price- die er warmpjes in zat, had het geld niet noo' dig, zoo redeneerde hij. Hij zelf kon liet w® noodig hebben, om over slechte tijden heen t® komen. Hij schreef Price dus een brief, met de me de deeling, dat het met de zaken niet ging zoo- als hij wenschte, maar dat hij binnen afzien- baren tijd in staat zou zijn het geleende gel® terug te geven. Vier jaren gingen voorbij, en Ned had 4000 P- verdiend. Zou hij nu die 650 p. aan z'n vriend terug geven? Och, dacht hij, wat beteekent dl" bedrag voor iemand als Price Redmore? D® man had immers geld genoeg. Als hij, Ned Audly, 12000 p. bij elkaar had. dan zou hij 't geleende aan Price zenden. Hi) schreef nu maar niet meer aan hem. „Bij m'n volgenden brief," had hij geschre ven, „zal ik die 650 pond mee zenden." Bijna 12 jaren nadat hij uit Engeland ver trokken was, liep Ned Audley weer in Sheffield- Hij had zich overwerkt en z'n dokter had hem gezegd, dat hij naar z'n vaderland moest gaan en daar minstens 2 maanden blijven. Vertrek zoo spoedig mogelijk, spoorde de man der we tenschap hem aan, anders sta ik niet in voor de gevolgen. Ned Audley zag er oud, vermagerd en ver sleten uit. In die 12 jaren had hij ruim 100.000 pond verdiend. Toen hy in Sheffield aangekomen, van t station, te voet de stad inging, zag hij vóór zich een hem bekende gestalte, die over het trottoir naderde. Hij maakte een beweging van schrik, want hij had Price Redmore herkend. Geld uit z'n handen te geven, was voor Ned even erg als de hevigste lichamelijke pijn. Tusschen hem en den naderenden Price, die hem nog niet gezien had, stond een tentje van zeildoek, zooals electriciens van publieke wer ken oprichten, als ze aan een leiding gaan werken. Het stond precies op den rand van het trottoir. Snel dacht Ned na. Als hij van 't trot toir afging en achter het tentje ging staan, kon hij Price ontloopen. Ned stapte van 't trot toir af. Vijf minuten later knielde een dokter bij het achter het tentje op den grond uitgestrekte lichaam van een man. „Hij moet onmiddellijk dood zijn geweest," zei de medicus. (Nadruk verboden) Het is bekend, dat de beroemde zanger Feo- dor Chaljapin aan het voormalige Russische Tsarenhof een zeer gezien en geliefd persoon was. Gedurende de pauze van een voorstelling ia de Hofopera te Moskou werd de zanger door de zuster van de Tsarina, Grootvorstin Elisa beth, in haar loge geroepen. De grootvorstin sprak lachend: „Mijn beste Chaljapin, U ruï neert ons huis. Toen U de laatste maal bij ons was, gaf de Tsaar U een champagneglas als aandenken, dat behoorde bij een Venetiaansch servies. Vanavond zong U zoo mooi, dat ik mijn glacé handschoenen vernielde door het harde klappen, dat ik deed!" Den anderen morgen ontving de grootvorstin vijf paar nieuwe glacé handschoenen van den zanger Chaljapin, met het verzoek, „deze in de Hofopera op te slijten." Maakte zij zich gereed om 'n wandelrit te maken, dan steeg ik eveneens te paard, om haar te volgen. Nooit zal ik vergeten, met welke oogen zij mij aanstaarde. Ik zeide haar, dat ik haar gezelschap wilde houden en met 'n sidderende stem beet ze my toe: „Dat wil ik niet hebben. Je hebt me den laat- sten tijd totaal verwaarloosd; nu ben ik van je attenties niet meer gediend." M'n bloed kookte. Zij maakte er mij een ver wijt van, dat ik in een val gevangen was, die zij zelf voor mij opgesteld had. Doch ik beheerschte mij. Kalm antwoordde ik: „Dat zal van nu af aan anders worden. En vandaag begin ik er al mee." Zij zweeg, doch ik zag, dat zij schrok. Was zij bang geworden? Vreesde zij de man nen van het complot? Ik begreep wel, dat wij onderweg nu niemand zouden ontmoeten. Toen wij terugkeerden, sloot «ij zich op in haar kamer. Ik vermoedde, dat zij de mannen «ou schrijven. Doch ik week niet van haar woning, ook niet dien nacht. Ik zag, dat zij onder deze beleediging leed. Maar zij verdroeg alles en juist daariy lag voor mij 't bewijs, dat zij schuldig was. Had zij dezen smaad kunnen verduren, als zij onschuldig geweest was? En wel opmerkelijk! Ook Fernau kwam niet meer opdagen. Hij was gewaarschuwd en vreesde my. Marietta leed meer en meer onder deze kwelling. Zij werd angstig onder mijn kalme vastberadenheid. Op een avond vroeg ze mij: „Waarom ga je niet naar huis?" „Zit Fernau op me te wachten?" was mijn wedervraag. Zij zweeg en vluchtte weer binnen. Fernau zag ik nooit meer. Op een ochtend maakte Marietta zich gereed om een rijtoer te maken. Tot mij sprak zij geen woord. Toen het rijtuig voorreed zeide zij: „Ik ga m'n tante bezoeken in Bellarista." „Ik ga mee," was mijn antwoord. „Je tante zal niet van mij kunnen zeggen, dat ik je ver waarloos. Bovendien is de weg gevaarlijk." Marietta zweeg weer. Naar Bellarista was 'n tocht van ongeveer tien uren, dwars door de groote bosschen. Tot goed begrip moet ik er nog bijzeggen, dat de wegen in Brazilië vaak door allerlei gespuis onveilig gemaakt werden. Doch ik meende, dat Marietta enkel 'n ritje door de stad wilde maken, en toen ik op m'n paard sprong om haar te volgen, dacht ik er zelfs niet aan, 'n wapen mee te nemen. Doch we reden verder en verder, meer dan zes uren, aan één stuk, zonder 'n woord te wisselen. De landweg voerde ons dieper en dieper de verlaten wouden in. Plots maakte deze weg 'n scherpe bocht en zag ik, dat ons de doorgang versperd werd, door dwars over den weg lig gende boomstammen. Wij moesten afstijgen, om den weg vrij te maken, toen opeens 'n bende van zes gemas kerde mannen op ons toesprong en zich op mij en Marietta's koetsier wierpen. Nog vóór ik kans kreeg mij te verdedigen, was ik reeds geboeid en gekneveld en de koetsier eveneens. Wat er met Marietta en het rijtuig gebeurde kon ik niet zien. Ondanks m'n tegenspartelen werd ik door 'n paar sterke kerels eenvoudig opgenomen en het bósch ingedragen. Ik trapte wat ik kon en omdat ik me niet kalm wilde houden, kreeg ik met 'n revolver 'n slag op myn hoofd, zoodat ik het bewustzijn verloor. Ik wist derhalve niet, wat er verder met mij gebeurde, waarheen ik gesleept werd en wat zij met mij voor hadden. Toen ik weer bijkwam, lag ik nog steeds in het bosch. Boven mij de wuivende boomen, waardoorheen ik hier en daar den donkerblau- wen nachtelijken hemel zag, met de ontelbare sterren. In mijn nabijheid flakkerde een vuur en daar rondom zaten vier kerels, die druk ge- sticuleerend met elkaar zaten te praten. Naast mij lag een donkere gedaante; Marietta's koetsier. Maar waar was Marietta zelf? Dat was mijn eerste gedachte. Ik was ten prooi aan een hevigen angst, dat haar iets zou overkomen zijn. Ik dacht nog aan haar.... die mij toch.... Maar daarover straks, By 't opflakkeren van het houtvuur zag ik even heel scherp het profiel van een der roovers. En nu was mij alles duidelijk. De schurk die daar aan 't vuur zat, was mijn vriend Fernau! Fernau! Nu behoefde ik mij niet ongerust meer te maken over Marietta. Ik wist, dat zij veilig was. Fernau stond op en ik hoorde dat hij tegen de anderen zei: „Die eene mag nooit meer te voorschijn komen. Jullie kunnen daartoe maatregelen nemen naar goeddunken. In ieder geval moet hij goed opgeborgen worden." „Wees gerust!" riepen de anderen hem lachend toe. „Vanwaar hij heen gaat is nog nooit iemand teruggekomen." Hierop verliet Fernau de drie roovers. Ik wist heel goed, wie die eene was, die nooit meer terug mocht komen. Ik was in een hinder laag gelokt en zou nu voor altijd onschadelijk gemaakt worden. Welke ontzettende kwellingen ik dien nacht verduurd heb, kan ik u niet zeg gen. Den volgenden ochtend werd ik verder ge transporteerd. Wat wilden zij toch eigenlijk met mij? Het onzekere van mijn positie was erger dan de vreeselijkste marteling. En dan te weten, dat m'n verloofde zelf m'n ondergang bewerkt had. Op 'n open plek in 't woud werden wij opge wacht door enkele mannen te paard, aan wie wy zonder meer uitgeleverd werden. Het plan was dus goed in elkaar gezet en werd niet min der goed uitgevoerd. paard gebonden en zoo reden de anderen met ons verder de wildernis in. Nog steeds wisten wij niet, wat er met ons wel gebeuren zou. Na vier dagreizen kwamen wij aan de verlaten, eenzame steppen, slechts hier en daar bewoond door horden onbeschaafde Pechuenchen. Nu pas begreep ik, wat de schurken in 't schild voerden. Zij schrokken er van terug, mij te vermoorden, doch zouden mij op een andere wijze uit den weg ruimen. Twee dagen later bereikten wij een nederzetting der Pechuenchen, welke blijkbaar reeds op onze komst voorbe reid waren. Hier werd de laatste transactie vol trokken. Nu wist ik alles. De Pechuenchen hadden een aantal dolken, geweren, revolvers met munitie en ook paarden ontvangen. Hun tegenprestatie bestond hierin, te zorgen dat wij nimmer in de bewoonde wereld te voorschijn zouden komen. Nu vingen voor mij de ellendigste jaren van mijn leven aan. Steeds werd ik door de wilden zorgvuldig bewaakt; een mogelijkheid om te ont vluchten was uitgesloten. Wij waren ten prooi aan de meest onmenschelijke kwellingen. Marietta's bediende stierf reeds in het eerste jaar; ik prees hem gelukkig. Nog kan ik niet verklaren, waar ik de kracht vandaan haalde, om alles te verdragen. Ik vocht met den dood, ik wilde niet sterven, zoo hevig was in mij 't verlangen naar wraak. Zes jaar lang zat ik daar gevangen. In het zevende jaar gelukte het mij te vluchten. De Pechuenchen vierden een woest feest, waarbij veel gedronken werd, zooals gebruikelijk by 't aanbreken van het regenseizoen. M'n bewakers, bedwelmd door het overdadig gebruik van eigen gestookte jenever, sliepen hun roes uit. Ik zocht 't beste paard uit, sneed de andere los en rende heen, waarop alle paarden uit elkaar stoven. Half verhongerd bereikte ik na twee dagen een menschelyke woning. Ik moet een schrikwekkenden indruk gemaakt hebben. De bewoners vluchtten voor mij. Ik voorzag mij van 't noodige en reed verder, tot ik een klein dorp bereikte. Ik verbleef er enkele weken, om weer 'n beetje mensch te worden en reed toen onder een valschen naam door naar San Antonio. Overal trachtte ik informaties in te winnen 1 omtrent een zekeren Emilio Alvarez. Slechts enkelen konden zich hem nog herinneren; hij was reeds zes jaar dood. Emilio Alvarez was dood voor de wereld! Ik mocht my dus zoo niet meer noemen, want ik was Emilo Alvarez. Het plan der verraders was schitterend gelukt. Marietta was eenigen tijd in Bellarista gebleven, als een treurende, onbestorven weduwe. Later keerde zij naar San Antonio terug, ontroost baar over het verlies van haar beminden ver loofde, haar door 'n ziekte zoo wreed ont nomen. Wel zal zij verzwegen hebben, dat zij in ver- eenging met anderen, mij 'n groot deel van m'n vermogen door valsch spel afhandig had gemaakt. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10