PARUS-ZOMER 1937 Wat er zooal te bewonderen valt m x x x k x x een nieuwe attractie! KOFFIE-NA VOOR HET WARME JAARGETIJDE SP1EGELWISSCHER IN DE POEDERDOOS H X X X X ACHTHOEKEN DRAAIEN IN HET ROND 150 JAREN MECHANISCH WEEFGETOUW VAN ONZE ADVERTEERDERS X H X X Tm X X w X X X r X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X ft X X H X B ZONDAG 11 JULI 1937 Luxe-breipatroons Kaas, een heerlijk hulp middel ONS PRIJSRAADSEL Zooals altijd is er weer voor de afwisseling gezorgd Het maandelijksche kruiswoordraadsel Oplossing vorig raadsel Het nieuwe raadsel Prijswinnaars J y r A 7 s 3 -v /r 7 'S u, u 19 -V vv V n sz *V sA V '9 tv a 47 7* n 7v rr 71 BRABANTSCHE BRIEVEN Den Fielp hee 'n schrijf - machien gekocht Het leven in Parijs staat nooit stil, den gan- schen dag en den ganschen nacht gaat het door. Er is nauwelijks een verande- fir>g te bespeuren in den omvang en het tempo Vah het verkeer. Nacht en dag vliegen de taxi's, autobussen en vrachtwagens langs elkaar keen en de voetgangers moeten maar zien, hoe 86 veilig tusschen deze drukte door laveeren. En toch zijn er regelmatig terugkeerende af wisselingen te bespeuren niet zoo zeer in ket tempo als wel in de verschillende aspecten van de opeenvolgende uren van den dag en den bacht in deze wereldstad. U uur, 's morgens, een zonnige niet te warme kag. Bois de Boulogne, Avenue du Maréchal *"°ch, Avenue Malakoff, centrum van de Pa- rÜsche élégance en chique, waar op dit uur van ken dag de welverzorgde, goedgekleede vrouw Met haar aanwezigheid de bekoring van het ®°is en de Avenues vormt. Parijs, zomer 1937, Maison Jenny, Grand Ma- Sasin de la Femme, Magasin Montaillac, zij alle er op uit geweest, om dezen zomer het keste van het beste en het mooiste van het Mooiste te ontwerpen. Zomer 1937, de maanden, waarin 42 verschil- 'ehde landen in Parijs vertegenwoordigd zijn, baanden, waarin Parijs het middelpunt is van internationaal leven en bewegen, waarin de Modehuizen hun ouden roem en bekenden naam M vele landen opnieuw willen bevestigd zien en Willen schitteren met een keur van uitgezochte toiletten. "Wat draagt de vrouw in Parijs op 't oogen- kük? De dag-toiletten, ze hebben alle iets bij- ïohders en het sportieve cachet, dat die van Mis kenmerkt is een beetje op den achtergrond lekomen. Maar ze hebben ook een speciale be koeling. Ze moeten op hun plaats zijn in de REGENDAGEN komen in bijna iedere vacantie voor. Daarom is het aan te be velen, een waterproof jas mee te nemen. t>e halflange regenjasjes zijn niet prac- tisch, want bij een flinke bui wordt Qltijd de zoom van ons kleedje nat. Al leraardigste modellen zijn te vinden in Zijden gummi of linnen met gummi, zooals wij hierboven kunnen zien vele paviljoens van de wereldtentoonstelling en ze moeten op hun plaats zijn in de eenigszins feestelijke stemming van de stad. 't Nauwsluitende Biedermijer-jasje, driekwart en met hooge pofmouwen en plooien in den rug van helder gebloemde zijde op een wit fond, gedragen op een wit-wollen rok, geeft een zonnig en elegant geheel, wat nog verhoogd wordt door den grooten breed-geranden hoed. De model len, die veel gedragen worden bij zonnig weer. De witte handschoenen, met ruime kappen en de eveneens witte schoentjes en het taschje ge ven een jeugdig geheel. Stemmiger is het zwar te toiletje van cloqué-zijde, voor minder zonnige dagen. Een nauwsluitende rok met ingezette plooien van onderen en daarop een jasje met een kort strak schootje, sluitend door middel van een rij knoopen, en als eenige versiering een paar revers van roode zijde, aansluitend bij een laag opstaand boordje om den hals, eveneens van roode zij. Het is uiterst geraffineerd deze afwerking, maar zeer charmant. En deze ja pon voor donkerder dagen heeft ook niet den grooten hoed ter completeering. Slechts een klein dopje, dat als een krans achter op het hoofd kan staan, met een groote, heele groote voile. We zien variaties op baret-modellen en soms lijkt het enkel een versiering: een kanten doef, een opstaand randje als een aureool met een klein bouquetje. De roode handschoenen, die bij dit toiletje be- hooren en de donkere zomerbont, gedragen met een zwier en luchtig gebaar zooals alleen een Frangaise dat kan, geven aan dit toiletje een zeer apart en gracieus karakter. Parijs, zomer 1937, 9 uur in den avond. En- gelschen aten in het Chineesche restaurant en gaan naar Théatre Montparnasse. Denen aten bij de Grieken en gaan naar het Théatre de l'Atelier. Amerikanen aten bij de Italianen en gaan de opéra op Dan zien we uitgaand Parijs, vrouwen van alle nationaliteiten en daartusschen de Fran- gaises met haar tengere, kleine gestalten, ge huld in grootsche avondtoiletten met een wijde golving van ruime statige rokken, van ragfijne stof, van kant of tule, in afstekende kleuren. De Montaillac ontwierp een diep-blauwe ja pon van kantstof en liet er een wijn-rood on derkleed bij dragen Er zijn ook avondjaponnen, die glad en strak tot ver over de heup sluiten en eindigen in een klein sleepje, of vlak onder de knie m een wijde klok, waaronder slechts even de tipjes van den schoen te voorschijn komen. Soms zijn deze van een fel afstekende kleur en komen dan als een kleine verrassing onder de plooien uitgluren. Avondcapes worden veel gedragen, kleine pe- lerientjes van hermelijn of ander wit bont, ruime capes van een luchtige stof, niet zoo zeer voor de warmte als wel om de figuur geheimzinnig te omhullen in een weelde van rijke kleuren en zachte weefsels. MARIJE. Honderdvijftig jaren geleden werd het mechanische weefgetouw uitgevonden en wel door een Engelschen geestelijke, Ed mund Cartwright. Cartwright was eerst rector in Doncaster en Yorkshire en later domheer in Lincoln. Nadat hij nog geruimen tijd in Londen was werkzaam geweest, vestigde hij zich te Has. tings, waar hij op 30 October 1823 op 80-jarigen leeftijd stierf. Reeds lang voor Cartwright had men ge tracht, een mechanisch weefgetouw te con- strueeren. Bekend zijn b.v. verschillende pro jecten van Leonardo da Vinci, die waterkracht als aandrijving voor zijn weefgetouw wilde ge bruiken. Maar deze en andere pogingen liepen op niets uit. Een groote behoefte aan een mechanisch weefgetouw ontstond eigenlijk eerst omstreeks het jaar 1770, toen er verschillende katoen spinmachines in bedrijf werden gesteld. Van dat oogenblik af kwamen er natuurlek veel grootere hoeveelheden garen op de markt en door handenarbeid alleen kon men al dit mate riaal niet verwerken. Overigens was het ook door de ontdekking van nieuwe streken en de enorme bevolkingstoename in Europa noodig geworden, de productie aanzienlijk te verhoo- gen. Intusschen werden de meeste uitvinders van dien tijd niet door de jacht naar winst, maar veeleer door humane ideeën geleid. Daarom is het ook geen wonder, dat vele van hen in ar moede en ellende gestorven zijn. Ook Cart wright had het als geestelijke niet noodig, zicli met de technische aangelegenheden van de tex tielfabricage bezig te houden. Slechts medelij den met de Engelsche textielarbeiders, die 12 tot 16 uur per dag voor een karig loon moesten werken, noopte hem daartoe. Door de uitvin ding van mechanische inrichtingen hoopte hij de arbeiders te kunnen helpen en de krasse sociale tegenstellingen te verzachten. Zijn groot technisch talent kwam hem daarbij goed van pas. Cartwright's poging, een mechanisch weefge touw te construeeren, mislukte eerst. Maar in het begin van 1787 bouwde hij de eerste doel matige weefmachine, welke hij later verbeter de. Eenige jaren later vestigde hij in Doncaster een weverij, waarin 20 van zijn door stoom aan gedreven machines in bedrijf werden gesteld. Later vond Cartwright ook nog eenige machi nes voor de verwerking van vlas uit, terwijl hij zich als tijdgenoot van James Watt en Robert Fulton ook bezig hield met het probleem, de stoomkracht dienstbaar te maken aan de voort beweging van wagens en schepen. In het jaar 1810 werd Cartwright's groote ver dienste voor den technischen vooruitgang door bet Engelsche parlement erkend; hem werd na melijk een premie van 10.000 pond sterling uit betaald. Interessant is nog het feit, dat onze moderne automatische weefgetouwen nog voor een goed deel gebaseerd zijn op het systeem van Cart wright. Een kopje koffie als besluit van een maal tijd, vooral bij 'n feestelijke gelegenheid, is 'n door velen gewaardeerd gebruik. De ge dachte, om den pittigen smaak van het „boonennat" of „troost" toe te passen bij een dessertschotel, zooals vla of pudding is dus niet gewaagd en men heeft bovendien het voordeel, dat de op die wijze verkregen combinatie, die inderdaad zeer smakelijk is, door de kinderen meer op prijs gesteld wordt dan het voor hen wel iets te zware kopje dessertkoffie. Hier volgt het recept: Koffiepudding (voor 4 personen) 'A L. melk Vi L. koffieroom 10 gram witte gelatine (6 i 7 blaadjes) 100 gram (1 ons) suiker 1 d.L. sterk koffie-extract (gezet van 50 gram koffie). Week de gelatine in koud water. Verwarm de melk en den room; los er, van het vuur geno men, eerst de geweekte, goed uitgeknepen ge latine en daarna de suiker m op. (De gelatine mag niet meekoken, daar dit schifting van de melk kan veroorzaken. Het is beter eerst de gelatine, daarna de suiker op te lossen, omdat de gelatine anders in draden trekt)Voeg het koffie-extract toe. Laat de massa, onder af en toe roeren, afkoeien; doe ze in den met koud water omgespoelden puddingvorm als de massa dik begint te worden. Stort den pudding later op een glazen schotel. Presenteer hierbij biscuits (b.v. lange vingers of vanille-wafeltjes) en desgewenscht 4 d.L. vanillesaus. Het zal onze lezeressen interesseeren, dat elk pakje Lux een verrassing bevat, n.l. een breï- patroon, dat speciaal voor de fabrikanten van Lux is ontworpen. Het zijn alle origineele Pa- rijsche modellen. Den eenen keer is het 'n model voor een damesjasje, en 'n anderen keer weer een patroon voor baby-wolletjes of een thee muts. We hebben in de koude voorjaarsdagen met verlangen den tijd tegemoet gezien, waarin we ons weer door de zon kon den laten stoven; en de heerlijke zomersche dagen in de eerste helft van Juni hebben aan onze wenschen op dit punt glansrijk voldaan. Laten we hopen, dat de zomer daarmee nog' geen afscheid van ons heeft genomen en dat de daarop volgende maanden de vacantie- maanden! ons nog het volle genot brengen van véél zon en véél warmte. Eén donkere schaduw echter heeft de huis vrouw van al die zon te verwachten, speciaal de huisvrouw, die niet de beschikking heeft over een koelen kelder en dat zijn er bij den tegenwoordigen huizenbouw velen. Diverse levensmiddelen zijn in de warmte sterk aan bederf onderhevig, en onder die levensmidde len nemen vleesch en visch de eerste plaats in. t Is daarom b.v., dat in dezen tijd het „groote'' vleesch de rollade, de roastbeef ot de fricandeau van eenige kilo's moet wijken voor het „kleine" vleesch, de lapjes, biefstuk jes, karbonades, enz., waarvan we de hoeveel heid dan zóó berekenen, dat geen restjes tot een volgenden dag bewaard behoeven te wor den. Hebt u er wel eens over nagedacht, hoe in die omstandigheden kaas een heerlijk handig hulpmiddel kan vormen? Van „bederven in de warmte" is hierbij geen sprake: de hoeveelheid die telkens gekocht wordit, kan immers in overeenstemming zijn met de behoefte van het gezin, maar we kun nen ook zonder bezwaar voor de houdbaarheid een heele kaas in voorraad nemen en dat doen velen toch b.v. geregeld met onze „Edam mertjes" zonder onze gezondheid er ook maar in 't minst door in gevaar te brengen. Geldt ons kaasbezit een platte ronde kaas (een Goudsche b.v.), waarvan we voor op de boterham wekelijks een punt uitsnijden, dan hebben we slechts de beide snijvlakken van de groote kaas met een heel dun laagje boter te bestrijken, om er de volgende week een even versch stuk van af te snijden als het vorige was. Trouwens zoo"n groote kaas gaat, als we ze op de juiste wijze weten te gebruiken, betrek kelijk nog vlug op. Met een „juist gebruik" bedoel ik b.v., dat we de kaas ook in het middagmaal te pas bren gen als een absoluut frissche grondstof, die fei telijk niet bederven kan en waarmee we dus in 't geheel geen risico loopen. Een grondstof óók, die zich uitstekend aan past bij bepaalde groenten uit dit seizoen. Bloemkool b.v. met gepaneerde kaaslapjes kan gerust eens invallen voor bloemkool met saucijsjes: niet alleen is de combinatie bijzon der smakelijk, maar de bereiding is in een oogenblik gebeurd. We snijden vrij dikke plak ken kaas (minstens y c.M. dik) en verdeelen die in handige stukjes, ter grootte b.v. van een kalfsoester. We doopen ze eerst in een soort beignet-beslag van bloem en water, dik-vloei- baar, n.l. zóó dat het mengsel bij het afdrui pen aan den rug van den lepel blijft hangen. Dan halen we de plakjes door paneermeel en bakken ze in heete boter in de koekenpan vlug aan weerskanten bruin. Liefst bakken we ze op het allerlaatste oogen blik (als b.v. de groente zal worden opgedaan) ze komen dan lekker warm op tatel en zijn van binnen roomig door de gesmolten kaas. Een huishoudelijke raadgeving, die over dit zelfde punt gaat, zou zijn, dat we in de warme maanden ervoor zorgen, het stukje kaas op ontbijt- of koffietafel vooral op te maken vóór het er uitgedroogd en onooglijk gaat uitzien. Ook daarbij helpt ons dan het gebruik, dat we van kaas in het middagmaal maken; vóórdat het stukje onder de kaasstolp zijn smakelijk uiterlijk heeit verloren, raspen we het, om het in dien vorm te verwerken in een kaassaus (bij gestoofde nieuwe aardappelen, bloemkool, Mei-raapjes, rijst of macaroni); of wel, om er de smakelijkheid en de voedzaamheid mee te verhoogen van aardappelpurée, aardappelkoek jes of -croquetjes, gestoofde macaroni, een restjes-schoteltje van bloemkool met aardappe len, enz. enz. Natuurlijk is ook de geraspte kaas op de bo terham niet te versmaden: heerlijke sandwi ches b.v. bereiden we door twee gesmeerde met geraspte kaas bestrooide sneeetjes brood op el kaar te leggen met een plakje tomaat er tus schen. Heerlijk frisch in de warmte! MARTINE WITTOP KONING ER ZIJN DAMES die, om welke reden dan ook niet van lichte kleeren houden. Onze modemagazijnen hebben uitge breide collecties luchtige toiletjes in donkere tinten. No. 1 en 3 zijn een com binatie van donker en licht; no. 2 man tel van een soort zomertweed Voor de afwisseling, welke onze puzze laars, zooals reeds herhaaldelijk is geble ken, steeds erg op prijs stellen, is ook nu weer gezorgd. Na het achthoekprobleem kan men zich thans bezighouden met het maandelijksche kruiswoord-raadsel. Men is overigens de afgeloopen week weer eens aan het dichten geslagen. Zoo ontvingen wij van een der inzenders de volgende ontboe zeming: „Zoo'n achthoekprobleem is heel aardig: Men draait zoo gezellig in 't rond En schrijft eerst die vijftallen vaardig: De zaak is dan driekwart gezond. Als nu op de diagonalen, 't Begin en het einde bekend, Men 't restje nog weet te achterhalen, Dan is heel de oplossing present. Als U ons een prijs daarvoor zendt, Dan zijn we dus dubbel content!" En op dat „gezellig in 't rond draaien" werd ook in proza gezinspeeld door opmerkingen als: „hier gingen we met draaierij om maar op een onschuldige en prettige manier." Op de vier diagonalen van den achthoek komen naar de opgegeven beteekenissen: van 1 naar 5: reisgezel, van 8 naar 4: overgroot, van 7 naar 3: kwelgeest, van 6 naar 2: weerglans. En op de zijden van den achthoek: 1—2: radijs. 2—3: soort. 34: trant. 4—5: takel. 56: leeuw. 6—7: wraak. 78: Kaïro. 81: odeur. Men hoort de dames er dikwijls over klagen, dat de spiegel van hun poederdoos je door de poeder volkomen stoffig wordt, en dat men den spiegel eerst schoon moet maken, voor men zich poederen kan. Op de laatste Leipziger Messe werd evenwel een poederdoos getoond, waarover alle dames verrukt waren. De doos is namelijk voorzien van een spiegelwisscher, die zoodanig werkt, dat hij bij het openen van de doos in werking treedt en den spiegel schoon veegt. Daardoor is het mogelijk, dat de dame haar gezicht onmiddellijk bewonderen en poe deren kan, zonder den spiegel eerst schoon te maken. straat 58 rd. Haarlem; Th. Esser, van Houwe- ningenstraat 64 III, Amsterdam; A. Kardinaal, Oud-Karspel (N. H.); A. C. v. d. Krogt, B. van Roonstraat 3, Arnhem; H. Sanderink, D 300 Losser. Als nieuwe opgave volgt nu als Juli-nummer het maandelijksche kruiswoordraadsel. Horizontaal: 1 lichaamsoefening. 5 schaap. 10 kortschrift. 12 werkelijk. 14 ontspanning. 15 de Lente maand. 18 oningewijde. 20 de Koningin der Aarde. 21 slee. 22 onze Oost. 23 deel van een trap. 24 reeds. 25 boomsloot. 26 plaats in Noord Brabant. 28 de oudere. 29 gifslang. 32 punt baard. 34 jaargetijde. 37 streng landvoogd tij dens den 80-jarigen oorlog. 39 geneesmiddel. 40 eerstvolgende (afk.). 41 plant. 42 spil. 43 oude Ned. munt. 45 insecteneter. 48 vesting. 5C vlaktemaat. 52 stad in Duitschland. 54 bij woord van tijd. 55 gevangenis. 57 bewoner van Europeeschen Staat. 59 godsdienst. 60 stand der edelen. 63 paardekracht (gew. afk.). 64 Naamlooze Vennootschap. 65 woede. 67 Jood- sche naam. 68 vliegveld in Drente. 70 gele verf stof. 71 Afrikaan. 73 versjes-maker. 75 voeg woord. 76 graveur. 1 it 9 to XJ Zl te is £0 3/ 31 Si 3S li SS 3? I/O V' Vi 4'f VS fb S3 Jf 37 fi9 Al ii. 03 is 73 m De zes uitgeloofde prijzen vielen bij loting ten deel aan mej. H. A. Bloem, Boomstraat 4, Utrecht; L. J. W. Drinkenburg, Pieter Kies- Vertikaal: 1 hemellichaam. 2 winterkleedij. 3 niet door 2 deelbaar. 4 verhaal van grooten omvang. 6 dierentuin. 7 persoonlijk voornaamw. 8 ver harde huid. 9 materiaal van den schoenmaker. 10 naaistersgerei. 11 familielid. 13 schoenma kerswerktuig. 14 houten boterlepeltje. 16 medi cus. 17 komt uit den schoorsteen. 19 mansper soon. 25 die veel kennis en ondervinding heeft opgedaan. 27 deel van een klok. 30 bekend her stellingsoord in Zwitserland. 31 lengtemaat. 33 altoos. 35 voegwoord. 36 naai-gerei. 38 vrou wennaam (afgekort). 39 herkauwend dier. 43a eirond. 44 deel van den Bijbel (afk.). 46 titel van Kardinaal. 47 voor het vastleggen van schepen. 49 dorp in Gelderland. 50 woonschip. 51 slot, finale. 53 slimmer. 56 zangspel. 58 jon gensnaam. 61 door 2 deelbaar. 62 verbond. 65 Europeesche hoofdstad. 66 kleine emmer. 69 bergplaats. 71 en dergelijke (afk.). 74 bevroren water. Onder de inzenders van een goede oplossing worden weer zes fraaie prijzen verloot. Oplossingen worden tot Donderdagmiddag 12 uur ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht. ^venhout 8 Juli 1937 ^ico, £>en Fielp hee 'n l^rijfmachien ge- kwestie is deus," Jveerde-n-ie: „de menschen beginnen oe lan- r °e meer haan d'r hoogen te sukkelen." •Jloezoo, Fielp" "Oezoow?? Van de week kreeg 'k 'n bodschap b meneer pastoor, hom m'n heigen te vervoe- v 11 hop de pastorie, tenheinde m'n leste schrij- X te komen veurlezen. En den burgemeester e ®sde in den Raad mijn hadres hom suudsibie 'egaar verkeerd haf! Was ik heigens daar nie boi 8ewist, dan adden me de hidiootste stuipen ^'eefdi 'kAd veur de feesten van Hulvenout ^e-onderd-en-veftig guldens gevraagd g'ad. bii 6' v^f' nul' Puni> nul> nul- L°t 'm nou dieën j, nie zienEn begint ie me daar in de fe a^szitting veur te lezen, dat 't Comité tot 't ^;elijke erdenking van 't 650 jaar bestaan van Viif dorp Hulvenout, 'n suudsibie vroeg van j]!en" twintig-duuzend Veif Schrok m'n heigen 'n hapekeuteltje. En Wp,ie "guldens" ad gezegd, kwekte-n-ik: „cen- Daarom Jcrijgen me nou gin suudsibie van SUidens, maar 'n suudsibie van 25000 centen. '>Dan zult ge dik in 't wisselgeld komen te zit- Fielp!" "2o°w hiets, ja. De menschen dragen teuges- ijj, rig hallemaal brillen," foeterde-n-ie: „en h 8 bunnen ze ginnen gulden van 'nen cent rjjkerscheiën. En has 'k_ieVeraans m'n brieven kahi 8aan veurlezen, dan kan 'k beter ineens 'n foment hop 't spoor nemen; waar hof nie?" kent?1 *s 'k wel 'n bietje-n-anders, dan d'n Fielp kati am'°o. De oogen van de menschen zijn t^Uurljjic niks slechter, dan 'n jaar gelejen, ÏW-- den Fielp z'n attakske kreeg! En den Sch P is daarmee 'n bietje ouwer geworden; z'n dat ls veul achteruitgegaan. Waar bijkomt, bit» 2ijnen „calligrafie" toch al weinig achter ben bjen kost enhij 't in deuze maan- Veur- °lossaal druk hee, mee de administratie ■is feesten. Z'n „kantoor" is gevestigd in de bakkerij, want hij krijgt z'n organisatorische ideeën veul, onder 't bereiën en klatsen van den deeg en dan brengt ie z'n gedacht op pampier, als 't baksel in den oven zit. Den inkt is nogal papperig, vanweuge 't rond- dwerlend meelstof, hij schrijft bovendien nie alleen 'n rappe hand, hij schrijft ok zo'nen zwa- ren poot, zoodat z'n brieven geschreven lijken mee den steel van z'nen veurzittershamer. Ok schijnt er den lesten tijd nog al 'ns 'n blom- van-n-idee verloren te zijn gegaan, deur dat ie 't té rap en té geestdriftig opschreef, om 't dan later eigens nie meer te kunnen lezen! „Soemaar soemaaroem," zee-t-ie: „heb ik dan maar 'n schrijfmachien hop den kop getikt, in de oop, da ze tenminste drukletters kunnen le zen, hal die kippige perfesters!" „Gaat dat goed, Fielp?" „De dobbekes zijn te klein! En de letters te scherp. Ik slaai telkens twee letters tegelijk haan. En de meeste letters raansel ik deur 't pampier. M'n brieven zitten vol gotjes. 't Lijkt wel of ze mottig zijn. Maaar 't wordt mee den dag beter! Daarnievan!" „En hoe mot ge dat leeren, Fielp?" „Gin bal haan. Kek 'ns, ziede die W. Dré?" „Jawel!" „Da's 'n bewijs, da ge gin drek in oew hoogen ebt. Slaat 'r nou 'ns hop, hop die W?" Ik sloeg. „Da's t'aard. Veul t'aard. Zoo dee ik 't ok in 't begin. Nóg 's!" Ik sloeg. „Ziede nou die W ier hop 't pampier staan?" „Jawel! Ik heb gin „Sjuust! Dan kunde t hal aast. Ouw nouw mee hoewen linkerkluif deus dobbeke in de laagte. Sjuust. Sla nouw nóg 's op die W." „Ha da's 'n hoofdletter, Fielp!" „Nou kunde machienschrijven, Dré!" „Saauwelt er nou wijers mee ginmensch ho ver, hasteblieft. Ge wit oe z'ier zijn.... 'n ma chien op 't durp enden Fielp wordt hover - loopen mee nuuwsgierige haagjes." Maar 'ri paar dagen later, amico, kwam den Blaauwe 'n bietje heimelijk bü me aangestoken. Hij haalde 'nen brief uit z'nen broekzak en daarop stond, mee schrijfmachienletters gedrukt: DEn, hHEer TIest, TiesTBAssTiaaNSEn; U! U Lve N H o UT; Ik begreep al rap, dat den Fielp zelf, z'n ge heim nie onder 'm had kunnen houwen. „Van wien denkte da 'k deuzen brief gekre gen heb, Dré?" „Van den Fielp!" „Waaraan kunde gij da zien?" „Aan z'n schrift, Blaauwe! Daar is maar éénen mensch in de weareld, die zóó machien- schrijft en da's Fielp Beeckers in Ulvenhout." „Hee-t-ie zo'n schrijfding,. Dré?" „Ja, maar 't is eigenlijk ge-eim! Tenminste., twee dagen gelejen nog. Wa schrijft-ie, Tiest?" ,,'n Bestellingske. Hier, lees maar." Ik las: DEN heER t: BaSTiAAnSeN UL vE NH ouT— Mij NEheSeReNÜ GELiiieve te ZbezOr—ge,n aaN mij nAdres)241 Vier—en-Twintig Zstuk( limonanadE s! D e Heflt CITROEn De heLft SInaaS A cO tant me t gij we eT weL! hOOg- - ACht:end! F. BééCKe%Rs SeLuu P; S: IK bedooel GA ZUs, ZspuiTw&A- te-r- kOgelTJEs Gij weetwEL! FIELp? „Hebt ge dieën rebus alléén opgelost, Tiest?" „Oja! 'tls 'n maandelijksch bestellingske van 'm. In de zomermaanden hee-t-ie in z'nen win kel vraag naar citroen- en appelsienen-gazeuse- fleschkes. Maar nou mee z'n schrijfmachien ge kent z'n kaskonades nou moest ie 'ns 'n officieele bestelling doenge verstaat!" Als we zoo 's geef uitgelachen waren, dan zee den Tiest: „en toch, Dré, ik mot da machien 's zien. Ik weet nie, maar ik heb zo'n veurgevoel da 'k er 'n bietje leut mee hebben kanI" Als we Zondag bij malkaar waren, in de „Gouwen Koei", 't was weinig weer om te schieten, dan spulde-n-ik mee m'n vingers piano op de tafel (vanweuge 't „ge-eim"!) en vroeg zoo aan den Fielp: „ènFielp? Gaat je al 'n bietje?" „Prima, Dré! Over den last, dat eel 't halfe- bet zo deur malkander staat gesallemanderd, ben 'k al 'n bietje eenen. Snappen guilieda nou, jongens," (ineens betrok ie er nou heel de propclub in) „waarom ze hop 'n schrijfmachien 't halfebet nie pront achter malkaar in 't gelid zetten? H.B.C.D. lijk we 't hallemaal hop s.chool geleerd ebben?" Maar dat interesseerde de jongens heelegaar nie. Ze hadden gin van allen nog ooit zo'n schrijfding van dichtbij gezien; als den Jaan, ja! Op 't gemeentehuis, in z'nen veldwachters- tijd. Hij wist er ok méér van. Want dalijk sloeg ie den Fielp dood, mee de vraag: „En hoe schrjjfde Fielp? Volgens 't tienvingers-systeem off....?" Den Fielp keek sjuust naar den Jaan, of ie water zag branden. Maar den „brand" was gaauw gebluscht en toen keek den Fielp van den Jaan z'n strikske naar den Jaan z'nen on dersten vestknoop; 'n paar keeren vice-versa. „Nou?" vroeg den Jaan: „is da zoo erg, da'k oe da vraag?" „Ik snap nie," zee den Fielp, kalm van woede: „waar gij hoewen snotkoker in stikt!" „Werkt zo'n machien electriek?" vroeg den Joep onnoozel. „De nuuwste wel," zee den Blaauwe: „maar 't machien van den Fielp is nog op stoom ge bouwd. Loopt op 'n vliegwiel, is nie, Fielp?" „Koste dan volstaan mee de schouwpijp van oew bakkerij, Fielp?" vroeg den Joep weer, even onnoozel: „of hebt ge motten bouwen eerst? Hoeveul P.K. hee zo'n dink?" Den Jaan verslikte z'n eigen en hoestte toen z'n citroentje druppelsgewijs in den Fielp z'n gezicht. „Oemzee den Fielp minachtend: ,,'t pensioen gift ok 'ns 'n rondje weg! Zeg, spoegt hoew Tonia blind, maar mijn nie, tienvingers- hakrobaat!" Afijn, amico, gij kent de toestanden van de Ulvenhoutsche propclub genogt; ik hoef er nie méér van te zeggen. Alleen ditte: na 'n half uur stonden we allemaal in de bakkerij, in 'nen halven cirkel om den Fielp, die z'n kunsten ten beste gaf. Den Blaauwe zette 'm al gaauw veur 'n examen. „Zeg, Fielp, schrijf nou 'ns efkens-rap zo'n briefke, lijk ge me van de week stuurde, ge wit wel, die 24 ga-zuskes!" „Jawel," bromde den bakker: „hefkens-rap, zeede toch?" Druppels peerlden op z'n groote, kale test. „Joep, Joep," riep den Tiest. „Kek! Den stoom!" „Nou, veuruit dan maar," zee den bakker, die 'n gedacht kreeg: „ebt ge dieën brief bij oe soms?" „Zekers," gaf den Blaauwe ten antwoord: „zulke soort brieven bewéór ik altjj nog efkens. Ik ontvang ze zoo nie veul!" „De bedoelde?" vroeg den Fielp mee 'n bietje argwaan. „Nou, zoo van 't schrijfmachien, ee?" „Allicht," zee den Fielp. En toen: „nou, leest 'm woord veur woord laankzaam veur. Den Dré zoekt mee, naar de letters en ik slaai ze aan." En zoo, amico, mee drie man, kregen we 't veur malkaar. Den Blaauwe spelde, ik wees en den bakker gaf den toets dan 'n opsodemekajer. „En wat is nou 'n tienvingerssysteem, Jaan?" vroeg den leergierigen Joep, die telkens be weerde, dat ie nooit geweten had, dat zooiets besting! „En 't mooiste is," zee den Fielp, ,,'t schonste is, Joepes, oe gaauw ge ok schrijft gn ge wit ik éb veul te pennen, oe gaauw ok, 't schrift is haltij heven pront!" „Jawel," zee den Joep: „maar hoe motte nou rap schrijven, op zo'n schrjjfpiano." „Daar hebben ze 't tienvingerssysteem nou veur uitgevonden," zee den Jaan mee z'n veur- deeligste gezicht. „En da zal hij oe 'ns laten zien," den Fielp weer. Janus ging zitten. En Afijn, we zégen 't wonder éénkonfen. De ma nier waarop ie er veur zitten ging, 't pampier inzette en 'n ouwe krant pakte, die ie na ging schrijven, daaraan kost ge al dalijk zien, dat de Jaan 't meer gedaan had. En wezenlijk, mee alle tien z'n tengels bespulde-n-ie 't schrijf- mekaniek, zonder fout, zonder hapering, lijk 'nen voldragen typist. Wij keken allemaal mee éen oog naar den Jaan en mee 't ander oog naar den Fielp. En den Fielp beschrijven onder deuze omstandig heden, ollee amico, bespaar 't me! 't Zou 'n lijkstatie worden. Op 't end dee den Jaan de deur nog dicht, deur zoo langs zijnen zwarten snor op te mer ken: ,,'t is wel 'n ouw kreng, maar om 't te leeren is ie goed genogt, Fielp!" Jaren van superioriteit vanden E. A. Fielp over Jaan den veldwachter, vielen in puin, als als nou, als 'nen sneeuwman in de honds dagen! Later hee den Tiest me in d' ooren gefluis terd, dat ie „het" gevonden had. Hij had 'n heele veurstudie van 't geval gemaakt. „Zie," zee-t-ie, op 'n krant wijzend. „Tel nou 'ns 'n honderd regels af. En pikt er dan 'ns uit: de letter E. Dan sulde zjen, Dré, dat die letter 't meeste veurkomt." „Wist ik al, Blaauwe." „Oow! As 'k dé geweten had! 'k Heb m'n eigen rooie-randjes-om-m'n-oogen geteld. De N komt ok dikkels veur!" „Jawel, maar „Wocht efkens! Ik mot op d'een of andere manier bij den Fielp in z'n kantoor zien te ko men en dan die twee letterkens op de toetsen verwisselen. Slaat ie 'n N aan, dan is 't 'n E. Slaat ie 'n E aan, dan is 't 'n N. Dat bakhuis van den Fielp alleen al, zal 'n feest zijn, om naar te kijken, Dré, en op da „feest" zou ik geren den gast zijn!" 't Leste nieuws da 'k oe melden kan, van de voorbereidingen van Ulvenhouts 650-jarig be slaan! Den Fielp kwam daarstraks op m'n eerpel- land. 'k Zat nuuwe patatjes uit te doen. „Ollee! Den Fielp!" „Dré, witte gij, waar den Jaan uithangt?" „Hij is Stien Bedaf aanzeggen. Ge wit toch, dat ze dood is?" „Ja. 'n Klantje. Kleintje maar, daarveur." „Mot ge den Jaan hebben? Waarveur?" ,,'t Machien." „Kapot?" „Neeë." „Wat dan?" „Stapel gek!" Ineens begreep ik, viel veurover in 't eerpel- loof. „Motte daarme lachen?" „Ja, Fielp. 'n Machien dat gek is....! Da's gek! Ee?" „Toch is 't zoo!" „Wat doet ie dan veur geks?" „As ik goel Ollaandsch schrijf ee....?" „Ja?" „Dan wordt 't in 't machien Russisch!" Amico, ik docht da 'k scheuren ging. Heel m'n lijf dee pijn van lachen! „En wat mot den Jaan daaraan doen, Fielp?" „Mijn m'nen zurg! Veur mijn part slaat ie t ding in malkaar!" En nou 't schonste! Den Jaan is er bij gewist. Had 't rap gevon den! En nou hee den Jéén de smoor in. „Want," zee-t-ie: „as ik nou nog veldwachter was, dan had ik den Blaauwe hangen, hangen, hangen aan den hoogsten boom van Ulvenhout! Zaak beschadiging! Prachtverbaal! Maar 'k ben sjuust 'n jaar te laat, Dré....l" „Eénen troost, Jaan." „En die is?" „Dat g'altij te laat was, mee den Blaauwe!" „Ja, maar as ik...." „As Jaan; as. „Vrek," zee den Jaan! „Ok 'nen goelenavond," salueerde-n-ik terug. Ge ziet, amico, we zijn druk aan den gang; de veurbereiding zijn veul en bont, ge hoort meer van 't a.s. Feest van Ulvenhout, Jonk! Maar nou mot ik er afscheien. M'n pampier is vol als 'n ei. Veul groeten van Trui en als al tij gin horke minder van oewen t. a. v. DRÊ. N.B. Teugen den vacantie, lijk nou weer, krijg ik elk jaar verzoeken om toestemming tot kampeeren op mijn land. Men gelieve deuze verzoeken te richten aan mijnen kameraad: Kees van den Broek, voor zitter V.V.V. „Het Land van den Dré" te Ulven hout. Kees zal geren alle inlichtingen verstrekken, hee-t-ie me beloofd. Dré

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 7