uit de lompen bevrijd '•I Een Mijnheer om het huis te zien i I m GEMEENTE ZIGEUNERS werkloozen ZONDAG 18 JULI 1937 V De mooiste zijden liggen open Fraaie park-aanleg EEN ONDERHOUD MET DEN N1EUW- BENOEMDEN SLOTVOOGD, BURGEM. P. PETERS De persoons verwisseling der Eigenaardige gebruiken HET SLOT RADBOUD (Van onzen eigen redacteur) MEDEMBLIK Radboud heeft een slotvoogd gekregen. Het fraaie, oude kas teel, dat trotsch over de Zuider zee zag, dat de vijanden der West- Friezen eenmaal trotseerde en dat later door de Hollandsche graven werd versterkt om de onderwerping van diezelfde West-Friezen te con- solideeren. De machtige burcht, die zoo langen tijd voor het oog van ieder die Medemblik bezocht, ver borgen werd gehouden door allerlei soorten ongerechtigdheden, doch die thans open ligt aan vrijwel alle kan ten in zijn volle schoonheid. Rad boud heeft een slotvoogd. Bij het hooren van dien titel zou men den. ken aan een soort ridder een man in een kleurig wambuis en een sierlijk baret of een geducht ijzervreter in maliënkolder met helm en hellebaard. Een kasteelheer uit vroeger eeuwen. Een man, omstuwd van schildknapen en schoone jonkvrouwen; een man met een degen aan zijn zijde, een heusch rapier; een man, die voor het knappend houtvuur in de hooge schouw van zijn ridderzaal het gezang der barden aanhoort. Burgemeester P. Peters heeft echter niets van dat alles. Als een vlotte, charmante man treedt hij U tegemoet op de trappen van het hooge .raadhuisbordes en wanneer ge met hem zit te praten in zijn gezellige burgemeesters kamer, waar allerlei oud-Hollandsche antiqui teiten en curiosa uit het Medemblik van vroeger eeuwen een waardige sfeer scheppen, of wan neer ge bij hem aan huis een kop thee drinkt terwijl zijn echtgenoote zich allervriendelijkst met U onderhoudt en terwijl zijn kinderen aan den anderen kant van de glazen deur heel ge moedelijk hun huiswerk zitten te maken, wan neer ge hier in die omgeving van moderne schilderijen allemaal uit Laren, waar hij langen tijd gemeente-secretaris was met hem Vertelt, dan is hij een ernstig burgemeester, een magistraat, die doet wat hij kan en hij kan veel, hij heeft veel in zijn mars om zijn ge meente op te werken tot de hoogte zeg maar van een moderne model-gemeente. Ja, verhaalt hij in alle openhartigheid, ze hebben mij slotvoogd gemaakt van den Rad boud. Buiten bezwaar van 's lands kas overi gens. Zuiver als een formaliteit. Wanneer wij aan het slot iets willen opknappen of wanneer wij een of ander congres erin wilden ontvan gen, liep de toestemming daarvoor altijd over meerdere schijven, over twee departementen. Den laatsten tijd is daar eenige verandering in gekomen. Onderwijs heeft het beheer nu alléén in handen; Financiën bemoeit er zich niet meer mee. En Onderwijs heeft mij nu als slot voogd hier neergezet omdat ik er mij nogal voor heb geïnteresseerd. Nu kan ikzelf de noo- dige beslissingen nemen wanneer ze ten minste niet van al te ingrijpenden aard zijn. Ik heb den sleutel; ik kan er in recipieeren en al dergelijke dingen meer. Wij kunnen er nu wat soepeler gebruik van maken ten voordeele van de gemeente. U hebt er heel wat zorg aan gehad, bur gemeester? Nou en of! U moet den toestand hier ge kend hebben zooals hij vroeger was. Met volle recht kon men hier spreken van een kasteel in lompen. Van de oude slotgracht was niet meer dan een vieze poel overgebleven. Aan den kant van het binnenplein was een conserven-fabriek gebouwd, die op zekeren nacht afbrandde. De ruines liet men staan en men zette er een leelijke houten schutting voor. Kuilen met zuurkool waren bloot komen te liggen en de inhoud stortte zich uit op de helling naar den „vijver". Aan de fabriek grensden een paar bouwvallige huizen en en kele boerderijen. Aan den kant waar Burgemeester P. C. J. Peters van Medem blik, slotvoogd van „Radboud", die thans een ergernis van lange jaren heeft weg genomen door het monument in eere te herstellen men het kasteel tenminste nog kon zien lag de gemeentelijke vuilnisbelt en aan de andere zijde het woon wagenkamp. U kunt zich een voorstelling ervan maken wat daaraan alles op te knappen viel. Het heeft anders nog wat voeten in de aarde gehad eer u aan die opknapperij kon be ginnen? Inderdaad. Als ik U heel die lijdenshistorie moet vertellen Achteraf is het misschien wel interessant, burgemeester. Goed dan, maar in het kort. Het begin van de geschiedenis heeft zich afgespeeld vóór mijn benoeming. Einde 1931 brandde de con serven-fabriek van de firma Kooy en Trompet ter, die pal tegen het mooiste nog staande ge deelte van het slot lag, volkomen af. Volko men; dat wil zeggen er lagen onder den grond nog enkele installaties en er stonden nog een paar muren rechtop. Men voelde er toen wel iets voor om dit terrein vrij te koopen en zoo doende het slot open te leggen. Daarom liet men den heer Kooy, die wethouder was, zelf 'n raming opstellen van de vergoeding, die de ge meente zou moeten betalen voor de overgeble ven resten van de fabriek. Deze éénzijdige ra ming kwam tot een bedrag van meer dan een halve ton. De Raad accepteerde het. De toen malige Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen verKlaarde zich bereid een Rijksbijdrage in de kosten te bevorderen. Me demblik zelf zou voor een ander deel opkomen. En met de Provinciale Staten liepen onderhan delingen voor de dekking van het overblijvende part. Hangende deze onderhandelingen nu ont stond er in den Gemeenteraad oneenigheid over de kwestie. Een ander wethouder spande zich voor het karretje van de oppositie, die het een schandaal noemde, dat de heer Kooy voor dien hoop puin, waar de ratten doorheen liepen, meer dan een halve ton zou krijgen, en die een Raadscommissie deed instellen om de zaak op nieuw te onderzoeken. Deze Raadscommissie kwam tot de conclusie, dat een bedrag van ruim 20.000 gulden schoon genoeg was voor die fabrieks-ruïne. De eenmaal gedane toezegging tot bijdrage in de aanvan kelijk geraamde kosten werd ingetrokken. Het mooie kasteel Radboud bleef liggen zooals het lag, omgeven door een chaos van verbrokkelde muren, roestig ijzer, openlig gende kelders, leelijk beschilderde schuttin gen en manshoog onkruid, zeer tot ontsie ring van het oostelijk entree onzer stad. Zóó lag de toestand toen ik hier in Mei 1932 mijn ambt als burge meester aanvaardde. Ik heb de si tuatie eens opgenomen van alle kanten, ik heb kennis genomen van de acten en kwam toen tot deze conclusie: er is een één zijdig opgestelde maximale begrooting, er is 'n éénzijdig opgestelde minimale begrooting, ver moedelijk ligt de waarheid daartusschen. Het geluk wilde, dat ik geheel gereed vond een der de begrooting, door een volkomen buiten de kwestie staande instantie, door den hoofdinge nieur-directeur van den Provincialen Water staat in Noord-Holland opgemaakt. Deze lag inderdaad met een bedrag van 35.000 gulden precies tusschen beide andere in. Op de basis van deze begrooting leek het mij mogelijk de besprekingen, die op een dood punt stonden, weer op te vatten. Toen de persoonlijke motie ven in den Raad te zeer overwicht hadden ge kregen, besloot ik een anderen weg te beproe ven. Ik slaagde erin den Minister te bewegen tot het verhoogen van de subsidie, die hij aan vankelijk zou bijdragen, zulks tot een bedrag, groot genoeg om de heele zaak voor het Rijk al. leen aan te koopen. Het heele geval zou dan de gemeente geen cent kosten; de Raad hoefde alleen maar formeel mee te werken. Zelfs daar toe was men echter niet bereid. Zóó diep zat de veete. Nadat in besloten vergadering aan vankelijk het voorstel in dien geest was goed gekeurd, werd het later, in openbare vergade ring, weer herroepen. Over wat toen volgde deed ik liefst het zwijgen toe, ware het niet, dat juist toen mijn naam in het openbaar zeer werd ge schaad. Omdat ik sterk erop aandrong, deze voor de gemeente alleszins gunstige over eenkomst af te sluiten, meende men ook mij in den personen-strijd te moeten betrek ken. Men stelde het vóór alsof ik wethouder Kooy een fortuintje in handen wilde spe len, alsof ik er zelfs in zou deelen, wanneer hij zijn geld kreeg. Twee leden van den Raad probeerden den minister over te halen zijn toezegging in te trekken tot schade dus van de gemeente. En twee ambtenaren van de secretarie ontzagen zich niet mijn optreden bij diezelfde instantie verdacht te maken. Het werd op het laatst een ware campagne om wat men het „schandaal van Medemblik" geliefde te noemen. Tenslotte is toch de knoop doorgehakt. Aan de voorgestelde regeling werd de bepaling ver. bonden, dat slechts een deel van de vergoe dingssom zou worden betaald wanneer de firma Kooy en Trompetter niet binnen twee jaren elders binnen de gemeente haar bedrijf hervatte. Een bepaling, die, wanneer men haar gesteld had onmiddellijk toen de onderhande lingen begonnen, stellig nagekomen zou zijn, doch die vier jaar later, toen wij volop in de crisis zaten, waar geen eind aan scheen te ko men en toen de oude heer Kooy zijn einde na bij was, een heel anderen inhoud kreeg. Prac- tisch is nu de Staat voor een héél gering be drag, eigenaar geworden van het terrein, waar de fabriek op stond. Maar het heeft lang ge duurd En heeft de raad u naderhand nog meer moeilijkheden in den w<eg gelegd bij het door voeren van uw plannen tot verfraaiing van het kasteel en zijn omgeving? Niet de minste meer. Nauwelijks was de per soonlijke kwestie, want daar draaide alles om, van de baan of men bleek enthousiast althans gaarne tot medewerking bereid voor het op knappen van de omgeving van Radboud. Radboud zélf hoefde niet te worden gerestau reerd? Dat had het Rijk al gedaan. In 1892 is de eigendom van het slot al overgegaan op den Staat, die het door Cuypers heeft laten restau- reeren. Het is keurig onderhouden. Een feest om te zien van binnen. Een pracht van een ridderzaal, keurige, fijn geproportioneerde ka mers waaronder één toren-kamer, en een voor treffelijk geconserveerde omgang langs de transen om het ronde bastion. Het is altijd nog zoo'n heimelijk verlan gen van mij er éénmaal het gemeentehuis te zien overbrengen. Daar is natuurlijk wel een en ander tegen. Wanneer u hier deze oude kaart uit 1600 de kopergravure van dit fraaie ding vond ik, toen ik hier kwam, als plaat onder de kachel van den gemeen te-secretaris goed bekijkt, dan ziet u, dat het gemeentehuis nog steeds staat op de plaats, waar het toen, meer dan drie honderd jaar geleden stond, midden in het toenmalige centrum van de stad, dat nu nóg het centrum is en dat nóg in groote lijnen precies zoo ligt als toen. Het gemeen tehuis wordt wat klein. Ze zeggen wel eens; de doode steden aan de Zuiderzee, maar zóó dood is Medemblik niet. Hier zit wel leven in. Maar het is toch moeilijk om van deze historische plek weg te gaan. Te meer omdat de Radboud buiten de eigenlijke kom van de gemeente ligt. Bovendien biedt hij, zóó als hij er nu staat, niet veel meer ruimte, dan het tegenwoordige Raadhuis. Een stuk in den ouden toestand bijbouwen, burgemeester! Ja, ja, gauw gezegd. Maar soit. Zoover zijn we voorloopig nog niet. U hebt dus alleen de omgeving verfraaid. En niet zuinig. Bijna heelemaal heb ik die mestvaalt eromheen weggewerkt. Om het sport park, dat, zooals u misschien weet, eigenlijk een gedempte haven vormt, daarom ligt het als zoo'n mooi, egaal terrein midden in de ge meente, heb ik een lang-gerekt wandelpark in gericht. Er lag hier een dijk. Dien liet ik een eindje opschuiven. Nu vindt u hier, wat u ner gens in geen enkel park in West-Friesland vindt: aardige, markante afwisseling tusschen hoog en laag. Wij zullen er eens heen gaan Enkele oogenblikken later zitten wij in den auto van den burgemeester, die ons door een keurigen ingang vroeger stond hier een oud boerenhek een werkelijk fraai aangelegd park binnenleidt, een park met aardige lanen en bloemperken, met ginds een muziektent, waar iedere week concert wordt gegeven, met daartegenover een restaurant, dat zich uitste- Rabboud in lomven. Een conservenfabriek, een vuilnisbelt en allerlei onoog lijke bouwsels vormde een weinig verheffende entourage van het oude kasteel. Bovendien heeft een brand in de conservenfabiek bijna het geheele monument mee in asch gelegd De omgeving van Radboud was langen tijd een bron van ergernis voor allen, die van een monument van zoo groote waarde wat meer piëteit verlangden Mijn vrouw en ik hadden besloten over de kosten heen te stappen en een week of vier naar buiten te gaan. En, om te gemoet te komen in de toch niet geringe kosten, zouden we moeite doen, ons huis gedurende onze afwezigheid te verhuren. We hadden een advertentie geplaatst en 2 dagen daarna kwam onze dienstbode zeggen, dat er een mijnheer was om het huis te zien, dien ze in het salon gelaten had. „Een meevallertje," lachte ik, terwijl we met meer entrain dan gewoonlijk naar beneden gingen. „Denk er vooral aan," doceerde m'n vrouw, „dat je geen woord zegt over 't versleten zeil in de badkamer." „Waarom niet?" fluisterde ik terug. „Hij ziet 't toch." „Als hy 't toch ziet, hoef je ook niets te zeg gen," zei m'n pientere tweede ik weer. Even bleven we voor de deur staan, om adem te scheppen, en traden toen, oogenschijnlijk heel kalm, het salon binnen, waar een lang, mager, net gekleed heer op ons zat te wachten. Ik besloot hem direct gunstig te stemmen. „Goeden morgen!" riep ik joviaal. „Komt u voor 't huis?" „Ja, u wou het verhuren, geloof ik," antwoord de onze bezoeker. „Inderdaad," zei ik met nadruk. „We denken er ten minste over," verbeterde ik me zelf direct, om me niet te gretig te toonen. „Maar," met een gewichtig gezicht ,,'t hangt ei natuurlijk van af ,En wat vraagt u voor huur?" Drommels, daar hadden m'n vrouw en ik 't nog niet over gehad. Zou ik er onze heele reis uitslaan of slechts een gedeelte! 't Was ellendig om zoo onvoorbereid te zijn op toch zoo'n na tuurlijk vraag. Ik begreep echter, dat aarzelen uit den booze zou wezen, en antwoordde dus vlug: „Ja, dat ligt natuurlijk aan u?" „Waarom?" vroeg hij op een toon, alsof hij er aan twijfelde, wel goed verstaan te hebben. „Nou, zei ik weer, en bewonderde in ge dachten m'n eigen tegenwoordigheid van geest, „ten eerste aan de lengte van den huurtijd. Het spreekt van zelf, dat we voor twee weken niet zooveel zullen ontvangen als, laten we zeggen voor 4 weken. En dan, zou de huur voor het heele huis gelden of voor een gedeelte?" Op dat kritieke oogenblik kwam m'n vrouw er tusschen. „De hoofdzaak is natuurlijk," betoogde ze en uit haar toon begreep ik dat ze even goed tegen mij sprak als tegen onzen huurder ln spé „de hoofdzaak is, of men het gebruik van servies en tafelgoed en zoo er bij zou wenschen. „Ja, ja", zei de man. „En zou u er servies en tafelgoed bij willen doen?" Mijn vrouw knikte toestemmend. „En hoeveel vraagt u dan, dit er bij inbe grepen?" Daar stonden we al weer voor een ernstige vraag, van welker juiste beantwoording veel, zoo niet alles, afhing. Nog voor m'n vrouw iets zeggen kon, antwoordde ik reso luut: „Drie honderd gulden." „Driehonderd gul den", herhaalde hij langzaam. „Dank u. En zou ik nu het huis even mogen zien?" Had ik te weinig gevraagd? Hy glimlachte; hij scheen in z'n schik te zijn. Waarom had ik geen vier, geen vüf, geen zeshonderd gevraagd? Maar enfin, ik had den prps genoemd en bo vendien, alles wel beschouwder was een leelijke deuk in de gang, waar een zwaar schil derij was neergeploft. In de gang gekomen, zag ik onzen bezoeker naar de deuk kijken, en daarom zei ik, ach teloos: „Daar is laatst een schildery afgevallen door het trillen der treinen." „Komen hier dan treinen langs?" vroeg hy. „Och," zei m'n vrouw, „je hoort ze haast niet, als je er aan gewend bent." Op dit oogenblik rommelde over den dijk achter ons huis een trein langs ons heen. Snel opende ik de deur der eetkamer. „De eetkamer; wel gezellig, vindt u niet?" „Zeker." De man staarde naar een kapotte ruit. „Die is gebróken," legde ik, vrij overbodig, uit. „Och ja," klaagde m'n vrouw. „De schilder zou gisteren een nieuwe ruit komen inzetten, maar de menschen beloven tegenwoordig van alles, en doen dan net wat ze willen." „Zegt u dat wel," beaamde onze bezoeker. „Nu gaan we maar naar boven," noodigde ik opgewekt uit. „Mijnheer wil natuurlijk ook de slaapkamers zien?" We gingen op weg. Op de trap vestigde ik z'n aandacht op een hoog raam. Daar was niets bijzonders aan te zien, maar de lange man hield daardoor z'n hoofd opgeheven en.... de traplooper was nog al kaal. „Een van de slaapkamers," zei ik. „Frisch en vroolijk, vindt u niet?" „Zeker." „En de kamer van ons dienstmeisje ziet er ook keurig uit. Kijk." Ik opende een andere deur. We gingen naar binnen, toen er een luide kreet van het bed kwam. Als opgejaagde ganzen drongen we weer naar buiten. „Wat was dat?" vroeg ik. „Mietje natuurlijk," lachte m'n vrouw. „Die rust van drie tot vyf. Ik dacht er niet aan." Dat onze dienstbode geregeld d'r middag dutje deed, wist ik niet. Nu ik het wist, stond me dit volstrekt niet aan> en ik wilde reeds uiting aan m'n ontevredenheid geven, toen een blik op het gezicht van fn'n vrouw me daar van weerhield. Ik maakte een deur open, na eerst geklopt te hebben, 't Was het naaika- mertje. M'n vrouw gichelde en de man glim lachte. Daarom ging ik hem maar voor naar m'n studeerkamer, schaars maar netjes ge meubeld, met een groote boekenkast. „Pardon," vroeg hij bij de trap, „is er een badkamer?" „O ja," zei m'n vrouw, „en een heele goede." Al sprekend liep ze de trap af, zonder de bad kamer te laten zien. Handig misschien, maar niet voor 100 pCt. eeriyk. ,,'t Zeil in de badkamer heeft betere dagen gekend," merkte ik op, om m'n geweten zoo veel mogeiyk gerust te stellen. „Dat is minder," glimlachte de man, „als 't bad maar goed is." Beneden gekomen, presenteerde ik hem een sigaar en een glas wijn. Toen schraapte ik m'n keel en begon zakelijk: „En, hoe vindt u 't huis?" „O, heel aardig." „En.... en.... de huur?" „Zeer, zeer redelijk." M'n vrouw keek me stralend van biydschap aan. „Dus," riep ze, „u wilt „Zeker," antwoordde de lange, magere, net gekleede heer. „Ik zal 't huis direct noteeren. En als ik een huurder vind, hoort u onmid- deliyk. In ben Jelgers, van de makelaarsfirma De Hoop en Jelgers." kend bedruipt, dat uit heel den omtrek moe ders trekt, die met hun kinderen komen kijken naar de apenkooi, die er vlakbij ligt en de keu rige volières eromheen en de groote, stroo- gedekte hertenkooi daarachter. En dan vinden die kinderen hier een gemeente-speeltuin, waai de kinderen in een groote stad jaloersch op móchten zijn. Een tuin met een glijbaan, met ichommels en wippen en draaiende en w'iebe- lende molens en looptonnen en zandbakken en een draadbaan en een spriet en dl dergelijke dingen meer. En dan is er een doolhof, zuiver naar het model van Hamptoneourt. Hier lag de gemeentelijke vuilnisbelt, weet u, verklaart de burgemeester. En daar ligt het slot. Kijk ik heb hier een blauw-teekening bij mij. Hier ziet u duidelijk den plattegrond van het kasteel zooals het in vroeger jaren is geweest. Het is natuurlijk onbegonnen werk dat weer heelemaal op te bouwen. Dat gaat niet in dezen financieel zoo be narden tijd. Ik heb er iets anders op ver zonnen. De omtrekken van den plattegrond laat ik, voorzoover ze niet als ,,slot" staan, als terp optrekken uit den slotvijver en een gracht, die ik er omheen laat graven. Op die terp worden dan wandelpaden en plantsoe nen aangelegd precies volgens den platte grond van het oude kasteel. U krijgt dus een keurig geheel. U moet eens zien wat een prachtige gevel hier aan den kant van de voormalige conserven fabriek vrij is komen te liggen. De mooiste van allemaal. En vergelijkt u dat nu eens met wat er vroeger stond. De burgemeester haalt een photo uit zijn zak en toont ze. Het onderscheid is werkelijk als dag en nacht. Ik heb nog niet alles kunnen in orde maken. Daar ginder staan nog een paar huizen, die ik met den aanplant van geboomte zoo goed en zoo kwaad als het kon trachtte te maskeeren Het is de bedoeling, dat ook deze op den duur verdwijnen. Ik kon ze alleen nu nog niet in handen krijgen. Dat komt óók nog wel. Werkelijk: burgemeester Peters verdient ten volle slotvoogd te zijn van Medemblik. Zijn energiek doorzetten heeft de stad een monu ment gegeven, waard om door velen beziën te wbrden zooals het straks door vergaderingen en congressen van Friezen en West-Friezen zal worden gezien. Ons compliment en onze gelukwensch. In de schaduw van de oude St. Patrickskerk in het armste en ellendigste gedeelte van Pittsburg is in de laatste jaren een nieuwe gemeente Schantytoron ontstaan en wel onder zeer merkwaardige omstandigheden. De wonin gen zijn hoofdzakelijk opgetrokken uit hout van kisten, oude steenen en ander materiaal, dat men verzameld heeft bij de vuilnisbelt. Naar de Catholic Times, waaraan wij dit be richt ontleenen, meldt, zijn de Gemeenteraad, chef der politie en zijn medewerkers, benevens de leden van den gezondheidsdienst werkloozen, die hier een toevlucht gevonden hebben. Schantytoron heeft ook een burgemeester en wel in den persoon van Pater James R. Cox, pastoor van de St. Patrick-kerk. Over het ontstaan van Schantytoron meldt de Catholic Times het volgende: Sedert 5 jaren was de pastoor van St. Pa trick in de weer den werkloozen tijdens de winteravonden brood te verschaffen. In deze 5 jaar werden 175.000 personen geholpen. Voort durend kwamen ook hongerige menschen naar de pastorie, om warm eten te ontvangen, de huishoudster had bevel gekregen om niemand heen te sturen. Toen kwam de tijd van de pressie. „Het aantal menschen, die bp ons aanklop ten, werd langzamerhand zóó groot, dat de huis houdster en haar ondergeschikten het werk on mogelijk meer alleen afkonden," vertelde Pater Cox. „Ik besprak den toestand met een vriend, een vroegeren bokser en meende, dat wij een gaarkeuken noodig hadden. Hp was van de zelfde opinie en meende wel enkele menschen, die geen werk hadden, te kunnen vinden, bij den bouw der keuken te helpen. Den lOen Nov. 1930 openden wij de keuken. Sinds dien dag hebben wij 673.148 warme maaltijden uit gedeeld. 69.576 mandjes levensmiddelen zijn aan arme gezinnen gegeven, verder 11.095 kleeding- stukken, ongeveer 300.000 kilo steenkolen en 2137 paar schoenen. Kort nadat de gaarkeuken opgericht was, bouwden de werkloozen zich kleine hutten in de schaduw der oude St. Pa- tricks-kerk. Spoedig waren er eenige honder den klaar, van oude planken en oude steenen, die bij elkander gezocht waren. Wij zorgden voor voedsel en kleeding, maar in het begin heerschte er in het dorp orde noch tucht. Ik deed al het mogelijke en toen een commissie mij het ambt van burgemeester aan bood, nam ik het gaarne aan. Want wanneer de bewoners op normale wijze geleid en bestuurd werden, konden in Pittsburg geen twisten noch diefstallen voorkomen. Wij organiseerden de „Stad der werkloozen" en iederen dag ging ik of mijn assistent op inspectie uit. Wij vormden uit de werkloozen een raad, waarin de ver schillende ambachten vertegenwoordigd zijn. Verder organiseerden wij een Gezondheidsdienst, richtten waschgelegenheden in, douche-baden enz. Iedere straat tusschen de rpqji hutten heeft een naam. Wij hebben electrisch licht en zelfs radio, zoodat de lui hier in hun vrpe uren ook een ontspanning hebben. .Wij doen alles om ze bezig te houden." De werkzaamheden rondom het kasteel Radboud te Medemblik. De slotgracht, welke geheel verdwenen was, wordt weer uitgegraven, waardoor de propor ties van het gebouw weer tot zijn recht komen. Wij lazen onlangs een boek, dat „Gypsie; getiteld was, geschreven door den Engel schen auteur Herman Mason, die, na® wij meenen te weten, van Nederlandsche komst is. Hij maakt in zijn boek menige zonderheid bekend, die ook wel hier eenige be langstelling kon gaande maken. Daar in Engeland veel der Zigeunergebi'U' ken aan het uitsterven zijn, zei hij o.a., wof den daar niet veel huwelijken volgens de oude traditie gesloten, maar in Albanië is d® gebruik nog algemeen: Eerst wordt een snee in de hand van den bruidegom, daarna in die van de bruid gemaakt, en als het bloed vloei worden de handen in elkaar gelegd en de tW®. gewonden als verloofd beschouwd. Daarop vojs* de „liefdekus", en dat achten zij veel bindend^ dan een verlovingsring. De meisjes en de kb® pen kussen niet veel, maar als ze het doen, 1 het hun ernst. Bij het huwelijksfeest bestond in 't algem6® het gebruik, de bruid met meel en gele oker 1 bestrooien. ,g Het eerste geschenk, dat het paar na a plechtigheid ontvangt, is een brood. Dat bete kent, dat men den jonggehuwden levenslange overvloed wenscht. Een eigenaardige manier om konijnen te van gen brengt de schrijver aan het licht: bruin papier, zegt hij, snijden zij strooken v®. zoowat een halven meter lang en tien een meter breed, drenken die in een oplossing v azijn en salpeter en bestrooien ze met ee weinig cayennepeper. Dan drogen zij die en rollen ze op. Een v® die rollen wordt dan in den naar den wind S keerden kant van een konijnenhol gelegd met een lucifertje aangestoken. Over het Ui gangsgat wordt een net gelegd. Spoedig begint het konijn te niezen en b loopt naar buiten om lucht te happen. Zoo 8. raakt het in het net. Gebraden is het dan v smakelijker dan wanneer het met hagel gescv ten wordt. Dit vangen is niet zoo gruwz®® als het gebruik van strikken of klemm Daarenboven maakt het geen gerucht, z°° de jachtopzieners er niets van merken. De Zigeuner laat zich gewoonlijk op plaats neer, waar water in de nabijheid is. voor water het is, laat hem onverschillig, hij weet hoe hij zuiver drinkwater moet m®k Hp neemt een aarden bloempot, en boven gat in den bodem legt hij drie of vier dra® nagels. Daarboven komen een of twee s' g ken krijt en dan een vijftien centimeter di laag fijngestampt houtskool. Nu nog wat z® en hij heeft een allerbesten filter. Zelden roepen de Zigeuners de hulp van dokter in. Dien noemen zij den „mullain engro", wat „doodeman-maker" beteekent. b ver maken zij een goed gebruik van krui Eenige recepten worden door den schrU medegedeeld. Wie door de lever aan ongeni ken onderhevig is, kan in de apotheek „dec jj turn taraxaci" krijgen. Kookt men echter gram leeuwentandwortel tien minuten lan!Lst driekwart liter water, dan bekomt men 1$ hetzelfde. Het werkt uitstekend by leverkW® en doet wonderen bij rheumatiek. jet Lijdt men onder hoogen bloeddruk, dan men over 30 gram bladeren van gewone br®^ netels een halven liter kokend water en als koud is geworden neemt men tweemaal een wijnglas vol. Natuurlijk zeeft men het het drinken. Zoo zijn er meer recepten, maar wp naar andere over, die op de keuken betreK hebben. Een lekker hapje voor wie gaarne spin jj, eet. Men verzamele eenige jonge netelblad® t koke ze een paar minuten en drukke ze da®cpt door een fijne zeef. Dan make men het Ser weer warm en diene het op bij varkensc» nade. .jjK De beste salade ter wereld en een natuU ,c, bloedreinigingsmiddel meteen, leveren de b» ren van leeuwentand en zuring. ei!>' Jaren geleden en hiermede zullen WU digen waren de Zigeuners, zelfs in E efl land, gewoon, hun dooden zelf te begraven^ menige Zigeuner slaapt bp een haag of aan sloot langs 's Heeren wegen, den slaap t,ot jongsten dag. Een hoekje van het slot

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 8