uit de lompen bevrijd
'•I
Een Mijnheer om het huis te zien
i I m
GEMEENTE
ZIGEUNERS
werkloozen
ZONDAG 18 JULI 1937
V
De mooiste zijden
liggen open
Fraaie park-aanleg
EEN ONDERHOUD MET DEN N1EUW-
BENOEMDEN SLOTVOOGD, BURGEM.
P. PETERS
De persoons
verwisseling
der
Eigenaardige
gebruiken
HET SLOT RADBOUD
(Van onzen eigen redacteur)
MEDEMBLIK
Radboud heeft een slotvoogd
gekregen. Het fraaie, oude kas
teel, dat trotsch over de Zuider
zee zag, dat de vijanden der West-
Friezen eenmaal trotseerde en dat
later door de Hollandsche graven
werd versterkt om de onderwerping
van diezelfde West-Friezen te con-
solideeren. De machtige burcht, die
zoo langen tijd voor het oog van
ieder die Medemblik bezocht, ver
borgen werd gehouden door allerlei
soorten ongerechtigdheden, doch die
thans open ligt aan vrijwel alle kan
ten in zijn volle schoonheid. Rad
boud heeft een slotvoogd.
Bij het hooren van dien titel zou men den.
ken aan een soort ridder een man in een
kleurig wambuis en een sierlijk baret of een
geducht ijzervreter in maliënkolder met helm
en hellebaard. Een kasteelheer uit vroeger
eeuwen. Een man, omstuwd van schildknapen
en schoone jonkvrouwen; een man met een
degen aan zijn zijde, een heusch rapier; een
man, die voor het knappend houtvuur in de
hooge schouw van zijn ridderzaal het gezang
der barden aanhoort.
Burgemeester P. Peters heeft echter niets
van dat alles. Als een vlotte, charmante man
treedt hij U tegemoet op de trappen van het
hooge .raadhuisbordes en wanneer ge met hem
zit te praten in zijn gezellige burgemeesters
kamer, waar allerlei oud-Hollandsche antiqui
teiten en curiosa uit het Medemblik van vroeger
eeuwen een waardige sfeer scheppen, of wan
neer ge bij hem aan huis een kop thee drinkt
terwijl zijn echtgenoote zich allervriendelijkst
met U onderhoudt en terwijl zijn kinderen aan
den anderen kant van de glazen deur heel ge
moedelijk hun huiswerk zitten te maken, wan
neer ge hier in die omgeving van moderne
schilderijen allemaal uit Laren, waar hij
langen tijd gemeente-secretaris was met hem
Vertelt, dan is hij een ernstig burgemeester, een
magistraat, die doet wat hij kan en hij kan
veel, hij heeft veel in zijn mars om zijn ge
meente op te werken tot de hoogte zeg maar
van een moderne model-gemeente.
Ja, verhaalt hij in alle openhartigheid, ze
hebben mij slotvoogd gemaakt van den Rad
boud. Buiten bezwaar van 's lands kas overi
gens. Zuiver als een formaliteit. Wanneer wij
aan het slot iets willen opknappen of wanneer
wij een of ander congres erin wilden ontvan
gen, liep de toestemming daarvoor altijd over
meerdere schijven, over twee departementen.
Den laatsten tijd is daar eenige verandering in
gekomen. Onderwijs heeft het beheer nu alléén
in handen; Financiën bemoeit er zich niet
meer mee. En Onderwijs heeft mij nu als slot
voogd hier neergezet omdat ik er mij nogal
voor heb geïnteresseerd. Nu kan ikzelf de noo-
dige beslissingen nemen wanneer ze ten
minste niet van al te ingrijpenden aard zijn.
Ik heb den sleutel; ik kan er in recipieeren en
al dergelijke dingen meer. Wij kunnen er nu
wat soepeler gebruik van maken ten voordeele
van de gemeente.
U hebt er heel wat zorg aan gehad, bur
gemeester?
Nou en of! U moet den toestand hier ge
kend hebben zooals hij vroeger was.
Met volle recht kon men hier
spreken van een kasteel in lompen.
Van de oude slotgracht was niet meer
dan een vieze poel overgebleven.
Aan den kant van het binnenplein
was een conserven-fabriek gebouwd,
die op zekeren nacht afbrandde. De
ruines liet men staan en men zette er
een leelijke houten schutting voor.
Kuilen met zuurkool waren bloot
komen te liggen en de inhoud stortte
zich uit op de helling naar den
„vijver". Aan de fabriek grensden
een paar bouwvallige huizen en en
kele boerderijen. Aan den kant waar
Burgemeester P. C. J. Peters van Medem
blik, slotvoogd van „Radboud", die thans
een ergernis van lange jaren heeft weg
genomen door het monument in eere te
herstellen
men het kasteel tenminste nog kon
zien lag de gemeentelijke vuilnisbelt
en aan de andere zijde het woon
wagenkamp.
U kunt zich een voorstelling ervan maken
wat daaraan alles op te knappen viel.
Het heeft anders nog wat voeten in de
aarde gehad eer u aan die opknapperij kon be
ginnen?
Inderdaad. Als ik U heel die lijdenshistorie
moet vertellen
Achteraf is het misschien wel interessant,
burgemeester.
Goed dan, maar in het kort. Het begin
van de geschiedenis heeft zich afgespeeld vóór
mijn benoeming. Einde 1931 brandde de con
serven-fabriek van de firma Kooy en Trompet
ter, die pal tegen het mooiste nog staande ge
deelte van het slot lag, volkomen af. Volko
men; dat wil zeggen er lagen onder den grond
nog enkele installaties en er stonden nog een
paar muren rechtop. Men voelde er toen wel
iets voor om dit terrein vrij te koopen en zoo
doende het slot open te leggen. Daarom liet
men den heer Kooy, die wethouder was, zelf 'n
raming opstellen van de vergoeding, die de ge
meente zou moeten betalen voor de overgeble
ven resten van de fabriek. Deze éénzijdige ra
ming kwam tot een bedrag van meer dan een
halve ton. De Raad accepteerde het. De toen
malige Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen verKlaarde zich bereid een
Rijksbijdrage in de kosten te bevorderen. Me
demblik zelf zou voor een ander deel opkomen.
En met de Provinciale Staten liepen onderhan
delingen voor de dekking van het overblijvende
part. Hangende deze onderhandelingen nu ont
stond er in den Gemeenteraad oneenigheid over
de kwestie. Een ander wethouder spande zich
voor het karretje van de oppositie, die het een
schandaal noemde, dat de heer Kooy voor dien
hoop puin, waar de ratten doorheen liepen,
meer dan een halve ton zou krijgen, en die een
Raadscommissie deed instellen om de zaak op
nieuw te onderzoeken.
Deze Raadscommissie kwam tot de conclusie,
dat een bedrag van ruim 20.000 gulden schoon
genoeg was voor die fabrieks-ruïne. De eenmaal
gedane toezegging tot bijdrage in de aanvan
kelijk geraamde kosten werd ingetrokken.
Het mooie kasteel Radboud bleef liggen
zooals het lag, omgeven door een chaos van
verbrokkelde muren, roestig ijzer, openlig
gende kelders, leelijk beschilderde schuttin
gen en manshoog onkruid, zeer tot ontsie
ring van het oostelijk entree onzer stad.
Zóó lag de toestand toen ik hier
in Mei 1932 mijn ambt als burge
meester aanvaardde. Ik heb de si
tuatie eens opgenomen van alle
kanten, ik heb kennis genomen van de acten
en kwam toen tot deze conclusie: er is een één
zijdig opgestelde maximale begrooting, er is 'n
éénzijdig opgestelde minimale begrooting, ver
moedelijk ligt de waarheid daartusschen. Het
geluk wilde, dat ik geheel gereed vond een der
de begrooting, door een volkomen buiten de
kwestie staande instantie, door den hoofdinge
nieur-directeur van den Provincialen Water
staat in Noord-Holland opgemaakt. Deze lag
inderdaad met een bedrag van 35.000 gulden
precies tusschen beide andere in. Op de basis
van deze begrooting leek het mij mogelijk de
besprekingen, die op een dood punt stonden,
weer op te vatten. Toen de persoonlijke motie
ven in den Raad te zeer overwicht hadden ge
kregen, besloot ik een anderen weg te beproe
ven. Ik slaagde erin den Minister te bewegen
tot het verhoogen van de subsidie, die hij aan
vankelijk zou bijdragen, zulks tot een bedrag,
groot genoeg om de heele zaak voor het Rijk al.
leen aan te koopen. Het heele geval zou dan de
gemeente geen cent kosten; de Raad hoefde
alleen maar formeel mee te werken. Zelfs daar
toe was men echter niet bereid. Zóó diep zat
de veete. Nadat in besloten vergadering aan
vankelijk het voorstel in dien geest was goed
gekeurd, werd het later, in openbare vergade
ring, weer herroepen.
Over wat toen volgde deed ik liefst het
zwijgen toe, ware het niet, dat juist toen
mijn naam in het openbaar zeer werd ge
schaad. Omdat ik sterk erop aandrong, deze
voor de gemeente alleszins gunstige over
eenkomst af te sluiten, meende men ook mij
in den personen-strijd te moeten betrek
ken. Men stelde het vóór alsof ik wethouder
Kooy een fortuintje in handen wilde spe
len, alsof ik er zelfs in zou deelen, wanneer
hij zijn geld kreeg. Twee leden van den
Raad probeerden den minister over te halen
zijn toezegging in te trekken tot schade
dus van de gemeente. En twee ambtenaren
van de secretarie ontzagen zich niet mijn
optreden bij diezelfde instantie verdacht te
maken. Het werd op het laatst een ware
campagne om wat men het „schandaal van
Medemblik" geliefde te noemen.
Tenslotte is toch de knoop doorgehakt. Aan
de voorgestelde regeling werd de bepaling ver.
bonden, dat slechts een deel van de vergoe
dingssom zou worden betaald wanneer de
firma Kooy en Trompetter niet binnen twee
jaren elders binnen de gemeente haar bedrijf
hervatte. Een bepaling, die, wanneer men haar
gesteld had onmiddellijk toen de onderhande
lingen begonnen, stellig nagekomen zou zijn,
doch die vier jaar later, toen wij volop in de
crisis zaten, waar geen eind aan scheen te ko
men en toen de oude heer Kooy zijn einde na
bij was, een heel anderen inhoud kreeg. Prac-
tisch is nu de Staat voor een héél gering be
drag, eigenaar geworden van het terrein, waar
de fabriek op stond. Maar het heeft lang ge
duurd
En heeft de raad u naderhand nog meer
moeilijkheden in den w<eg gelegd bij het door
voeren van uw plannen tot verfraaiing van het
kasteel en zijn omgeving?
Niet de minste meer. Nauwelijks was de per
soonlijke kwestie, want daar draaide alles om,
van de baan of men bleek enthousiast althans
gaarne tot medewerking bereid voor het op
knappen van de omgeving van Radboud.
Radboud zélf hoefde niet te worden gerestau
reerd?
Dat had het Rijk al gedaan. In 1892 is de
eigendom van het slot al overgegaan op den
Staat, die het door Cuypers heeft laten restau-
reeren. Het is keurig onderhouden. Een feest
om te zien van binnen. Een pracht van een
ridderzaal, keurige, fijn geproportioneerde ka
mers waaronder één toren-kamer, en een voor
treffelijk geconserveerde omgang langs de
transen om het ronde bastion.
Het is altijd nog zoo'n heimelijk verlan
gen van mij er éénmaal het gemeentehuis
te zien overbrengen. Daar is natuurlijk wel
een en ander tegen. Wanneer u hier deze
oude kaart uit 1600 de kopergravure van
dit fraaie ding vond ik, toen ik hier kwam,
als plaat onder de kachel van den gemeen
te-secretaris goed bekijkt, dan ziet u,
dat het gemeentehuis nog steeds staat op
de plaats, waar het toen, meer dan drie
honderd jaar geleden stond, midden in het
toenmalige centrum van de stad, dat nu
nóg het centrum is en dat nóg in groote
lijnen precies zoo ligt als toen. Het gemeen
tehuis wordt wat klein. Ze zeggen wel eens;
de doode steden aan de Zuiderzee, maar
zóó dood is Medemblik niet. Hier zit wel
leven in. Maar het is toch moeilijk om van
deze historische plek weg te gaan. Te meer
omdat de Radboud buiten de eigenlijke
kom van de gemeente ligt. Bovendien biedt
hij, zóó als hij er nu staat, niet veel meer
ruimte, dan het tegenwoordige Raadhuis.
Een stuk in den ouden toestand bijbouwen,
burgemeester!
Ja, ja, gauw gezegd. Maar soit. Zoover
zijn we voorloopig nog niet.
U hebt dus alleen de omgeving verfraaid.
En niet zuinig. Bijna heelemaal heb ik die
mestvaalt eromheen weggewerkt. Om het sport
park, dat, zooals u misschien weet, eigenlijk
een gedempte haven vormt, daarom ligt het
als zoo'n mooi, egaal terrein midden in de ge
meente, heb ik een lang-gerekt wandelpark in
gericht. Er lag hier een dijk. Dien liet ik een
eindje opschuiven. Nu vindt u hier, wat u ner
gens in geen enkel park in West-Friesland
vindt: aardige, markante afwisseling tusschen
hoog en laag.
Wij zullen er eens heen gaan
Enkele oogenblikken later zitten wij in den
auto van den burgemeester, die ons door een
keurigen ingang vroeger stond hier een oud
boerenhek een werkelijk fraai aangelegd
park binnenleidt, een park met aardige lanen
en bloemperken, met ginds een muziektent,
waar iedere week concert wordt gegeven, met
daartegenover een restaurant, dat zich uitste-
Rabboud in lomven. Een conservenfabriek, een vuilnisbelt en allerlei onoog
lijke bouwsels vormde een weinig verheffende entourage van het oude
kasteel. Bovendien heeft een brand in de conservenfabiek bijna het geheele
monument mee in asch gelegd
De omgeving van Radboud was langen
tijd een bron van ergernis voor allen,
die van een monument van zoo groote
waarde wat meer piëteit verlangden
Mijn vrouw en ik hadden besloten over
de kosten heen te stappen en een week
of vier naar buiten te gaan. En, om te
gemoet te komen in de toch niet geringe kosten,
zouden we moeite doen, ons huis gedurende
onze afwezigheid te verhuren.
We hadden een advertentie geplaatst en 2
dagen daarna kwam onze dienstbode zeggen,
dat er een mijnheer was om het huis te zien,
dien ze in het salon gelaten had.
„Een meevallertje," lachte ik, terwijl we met
meer entrain dan gewoonlijk naar beneden
gingen.
„Denk er vooral aan," doceerde m'n vrouw,
„dat je geen woord zegt over 't versleten zeil
in de badkamer."
„Waarom niet?" fluisterde ik terug. „Hij ziet
't toch."
„Als hy 't toch ziet, hoef je ook niets te zeg
gen," zei m'n pientere tweede ik weer.
Even bleven we voor de deur staan, om adem
te scheppen, en traden toen, oogenschijnlijk heel
kalm, het salon binnen, waar een lang, mager,
net gekleed heer op ons zat te wachten.
Ik besloot hem direct gunstig te stemmen.
„Goeden morgen!" riep ik joviaal. „Komt u
voor 't huis?"
„Ja, u wou het verhuren, geloof ik," antwoord
de onze bezoeker.
„Inderdaad," zei ik met nadruk. „We denken
er ten minste over," verbeterde ik me zelf
direct, om me niet te gretig te toonen. „Maar,"
met een gewichtig gezicht ,,'t hangt ei
natuurlijk van af
,En wat vraagt u voor huur?"
Drommels, daar hadden m'n vrouw en ik
't nog niet over gehad. Zou ik er onze heele reis
uitslaan of slechts een gedeelte! 't Was ellendig
om zoo onvoorbereid te zijn op toch zoo'n na
tuurlijk vraag. Ik begreep echter, dat aarzelen
uit den booze zou wezen, en antwoordde dus
vlug:
„Ja, dat ligt natuurlijk aan u?"
„Waarom?" vroeg hij op een toon, alsof hij
er aan twijfelde, wel goed verstaan te hebben.
„Nou, zei ik weer, en bewonderde in ge
dachten m'n eigen tegenwoordigheid van geest,
„ten eerste aan de lengte van den huurtijd.
Het spreekt van zelf, dat we voor twee weken
niet zooveel zullen ontvangen als, laten we
zeggen voor 4 weken. En dan, zou de huur voor
het heele huis gelden of voor een gedeelte?"
Op dat kritieke oogenblik kwam m'n vrouw
er tusschen.
„De hoofdzaak is natuurlijk," betoogde ze
en uit haar toon begreep ik dat ze even goed
tegen mij sprak als tegen onzen huurder ln
spé „de hoofdzaak is, of men het gebruik
van servies en tafelgoed en zoo er bij zou
wenschen.
„Ja, ja", zei de man. „En zou u er servies en
tafelgoed bij willen doen?"
Mijn vrouw knikte toestemmend.
„En hoeveel vraagt u dan, dit er bij inbe
grepen?"
Daar stonden we al weer voor een ernstige
vraag, van welker
juiste beantwoording
veel, zoo niet alles,
afhing. Nog voor m'n
vrouw iets zeggen kon,
antwoordde ik reso
luut: „Drie honderd
gulden."
„Driehonderd gul
den", herhaalde hij
langzaam. „Dank u. En zou ik nu het huis even
mogen zien?"
Had ik te weinig gevraagd? Hy glimlachte;
hij scheen in z'n schik te zijn. Waarom had ik
geen vier, geen vüf, geen zeshonderd gevraagd?
Maar enfin, ik had den prps genoemd en bo
vendien, alles wel beschouwder was een
leelijke deuk in de gang, waar een zwaar schil
derij was neergeploft.
In de gang gekomen, zag ik onzen bezoeker
naar de deuk kijken, en daarom zei ik, ach
teloos: „Daar is laatst een schildery afgevallen
door het trillen der treinen."
„Komen hier dan treinen langs?" vroeg hy.
„Och," zei m'n vrouw, „je hoort ze haast
niet, als je er aan gewend bent."
Op dit oogenblik rommelde over den dijk
achter ons huis een trein langs ons heen.
Snel opende ik de deur der eetkamer.
„De eetkamer; wel gezellig, vindt u niet?"
„Zeker." De man staarde naar een kapotte
ruit.
„Die is gebróken," legde ik, vrij overbodig,
uit.
„Och ja," klaagde m'n vrouw. „De schilder
zou gisteren een nieuwe ruit komen inzetten,
maar de menschen beloven tegenwoordig van
alles, en doen dan net wat ze willen."
„Zegt u dat wel," beaamde onze bezoeker.
„Nu gaan we maar naar boven," noodigde
ik opgewekt uit. „Mijnheer wil natuurlijk ook
de slaapkamers zien?"
We gingen op weg. Op de trap vestigde ik
z'n aandacht op een hoog raam. Daar was niets
bijzonders aan te zien, maar de lange man
hield daardoor z'n hoofd opgeheven en.... de
traplooper was nog al kaal.
„Een van de slaapkamers," zei ik. „Frisch en
vroolijk, vindt u niet?"
„Zeker."
„En de kamer van ons dienstmeisje ziet er
ook keurig uit. Kijk." Ik opende een andere
deur. We gingen naar binnen, toen er een
luide kreet van het bed kwam. Als opgejaagde
ganzen drongen we weer naar buiten.
„Wat was dat?" vroeg ik.
„Mietje natuurlijk," lachte m'n vrouw. „Die
rust van drie tot vyf. Ik dacht er niet aan."
Dat onze dienstbode geregeld d'r middag
dutje deed, wist ik niet. Nu ik het wist, stond
me dit volstrekt niet aan> en ik wilde reeds
uiting aan m'n ontevredenheid geven, toen een
blik op het gezicht van fn'n vrouw me daar
van weerhield. Ik maakte een deur open, na
eerst geklopt te hebben, 't Was het naaika-
mertje. M'n vrouw gichelde en de man glim
lachte. Daarom ging ik hem maar voor naar
m'n studeerkamer, schaars maar netjes ge
meubeld, met een groote boekenkast.
„Pardon," vroeg hij bij de trap, „is er een
badkamer?"
„O ja," zei m'n vrouw, „en een heele goede."
Al sprekend liep ze de trap af, zonder de bad
kamer te laten zien. Handig misschien, maar
niet voor 100 pCt. eeriyk.
,,'t Zeil in de badkamer heeft betere dagen
gekend," merkte ik op, om m'n geweten zoo
veel mogeiyk gerust te stellen.
„Dat is minder," glimlachte de man, „als 't
bad maar goed is."
Beneden gekomen, presenteerde ik hem een
sigaar en een glas wijn. Toen schraapte ik m'n
keel en begon zakelijk:
„En, hoe vindt u 't huis?"
„O, heel aardig."
„En.... en.... de huur?"
„Zeer, zeer redelijk."
M'n vrouw keek me stralend van biydschap
aan.
„Dus," riep ze, „u wilt
„Zeker," antwoordde de lange, magere, net
gekleede heer. „Ik zal 't huis direct noteeren.
En als ik een huurder vind, hoort u onmid-
deliyk. In ben Jelgers, van de makelaarsfirma
De Hoop en Jelgers."
kend bedruipt, dat uit heel den omtrek moe
ders trekt, die met hun kinderen komen kijken
naar de apenkooi, die er vlakbij ligt en de keu
rige volières eromheen en de groote, stroo-
gedekte hertenkooi daarachter. En dan vinden
die kinderen hier een gemeente-speeltuin, waai
de kinderen in een groote stad jaloersch op
móchten zijn. Een tuin met een glijbaan, met
ichommels en wippen en draaiende en w'iebe-
lende molens en looptonnen en zandbakken en
een draadbaan en een spriet en dl dergelijke
dingen meer. En dan is er een doolhof, zuiver
naar het model van Hamptoneourt.
Hier lag de gemeentelijke vuilnisbelt, weet
u, verklaart de burgemeester.
En daar ligt het slot.
Kijk ik heb hier een blauw-teekening bij
mij. Hier ziet u duidelijk den plattegrond
van het kasteel zooals het in vroeger jaren
is geweest. Het is natuurlijk onbegonnen
werk dat weer heelemaal op te bouwen.
Dat gaat niet in dezen financieel zoo be
narden tijd. Ik heb er iets anders op ver
zonnen. De omtrekken van den plattegrond
laat ik, voorzoover ze niet als ,,slot" staan,
als terp optrekken uit den slotvijver en een
gracht, die ik er omheen laat graven. Op die
terp worden dan wandelpaden en plantsoe
nen aangelegd precies volgens den platte
grond van het oude kasteel. U krijgt dus
een keurig geheel.
U moet eens zien wat een prachtige gevel hier
aan den kant van de voormalige conserven
fabriek vrij is komen te liggen. De mooiste van
allemaal. En vergelijkt u dat nu eens met wat
er vroeger stond.
De burgemeester haalt een photo uit zijn
zak en toont ze. Het onderscheid is werkelijk
als dag en nacht.
Ik heb nog niet alles kunnen in orde maken.
Daar ginder staan nog een paar huizen, die ik
met den aanplant van geboomte zoo goed en
zoo kwaad als het kon trachtte te maskeeren
Het is de bedoeling, dat ook deze op den duur
verdwijnen. Ik kon ze alleen nu nog niet in
handen krijgen. Dat komt óók nog wel.
Werkelijk: burgemeester Peters verdient ten
volle slotvoogd te zijn van Medemblik. Zijn
energiek doorzetten heeft de stad een monu
ment gegeven, waard om door velen beziën te
wbrden zooals het straks door vergaderingen
en congressen van Friezen en West-Friezen zal
worden gezien.
Ons compliment en onze gelukwensch.
In de schaduw van de oude St. Patrickskerk
in het armste en ellendigste gedeelte van
Pittsburg is in de laatste jaren een nieuwe
gemeente Schantytoron ontstaan en wel onder
zeer merkwaardige omstandigheden. De wonin
gen zijn hoofdzakelijk opgetrokken uit hout van
kisten, oude steenen en ander materiaal, dat
men verzameld heeft bij de vuilnisbelt.
Naar de Catholic Times, waaraan wij dit be
richt ontleenen, meldt, zijn de Gemeenteraad,
chef der politie en zijn medewerkers, benevens
de leden van den gezondheidsdienst werkloozen,
die hier een toevlucht gevonden hebben.
Schantytoron heeft ook een burgemeester en
wel in den persoon van Pater James R. Cox,
pastoor van de St. Patrick-kerk.
Over het ontstaan van Schantytoron meldt de
Catholic Times het volgende:
Sedert 5 jaren was de pastoor van St. Pa
trick in de weer den werkloozen tijdens de
winteravonden brood te verschaffen. In deze
5 jaar werden 175.000 personen geholpen. Voort
durend kwamen ook hongerige menschen naar
de pastorie, om warm eten te ontvangen, de
huishoudster had bevel gekregen om niemand
heen te sturen. Toen kwam de tijd van de
pressie.
„Het aantal menschen, die bp ons aanklop
ten, werd langzamerhand zóó groot, dat de huis
houdster en haar ondergeschikten het werk on
mogelijk meer alleen afkonden," vertelde Pater
Cox. „Ik besprak den toestand met een vriend,
een vroegeren bokser en meende, dat wij een
gaarkeuken noodig hadden. Hp was van de
zelfde opinie en meende wel enkele menschen,
die geen werk hadden, te kunnen vinden, bij
den bouw der keuken te helpen. Den lOen
Nov. 1930 openden wij de keuken. Sinds dien
dag hebben wij 673.148 warme maaltijden uit
gedeeld. 69.576 mandjes levensmiddelen zijn aan
arme gezinnen gegeven, verder 11.095 kleeding-
stukken, ongeveer 300.000 kilo steenkolen en
2137 paar schoenen. Kort nadat de gaarkeuken
opgericht was, bouwden de werkloozen zich
kleine hutten in de schaduw der oude St. Pa-
tricks-kerk. Spoedig waren er eenige honder
den klaar, van oude planken en oude steenen,
die bij elkander gezocht waren.
Wij zorgden voor voedsel en kleeding, maar
in het begin heerschte er in het dorp orde noch
tucht. Ik deed al het mogelijke en toen een
commissie mij het ambt van burgemeester aan
bood, nam ik het gaarne aan. Want wanneer de
bewoners op normale wijze geleid en bestuurd
werden, konden in Pittsburg geen twisten noch
diefstallen voorkomen. Wij organiseerden de
„Stad der werkloozen" en iederen dag ging ik
of mijn assistent op inspectie uit. Wij vormden
uit de werkloozen een raad, waarin de ver
schillende ambachten vertegenwoordigd zijn.
Verder organiseerden wij een Gezondheidsdienst,
richtten waschgelegenheden in, douche-baden
enz. Iedere straat tusschen de rpqji hutten heeft
een naam. Wij hebben electrisch licht en zelfs
radio, zoodat de lui hier in hun vrpe uren ook
een ontspanning hebben.
.Wij doen alles om ze bezig te houden."
De werkzaamheden rondom het kasteel
Radboud te Medemblik. De slotgracht,
welke geheel verdwenen was, wordt
weer uitgegraven, waardoor de propor
ties van het gebouw weer tot zijn recht
komen.
Wij lazen onlangs een boek, dat „Gypsie;
getiteld was, geschreven door den Engel
schen auteur Herman Mason, die, na®
wij meenen te weten, van Nederlandsche
komst is. Hij maakt in zijn boek menige
zonderheid bekend, die ook wel hier eenige be
langstelling kon gaande maken.
Daar in Engeland veel der Zigeunergebi'U'
ken aan het uitsterven zijn, zei hij o.a., wof
den daar niet veel huwelijken volgens de
oude traditie gesloten, maar in Albanië is d®
gebruik nog algemeen: Eerst wordt een snee
in de hand van den bruidegom, daarna in
die
van de bruid gemaakt, en als het bloed vloei
worden de handen in elkaar gelegd en de tW®.
gewonden als verloofd beschouwd. Daarop vojs*
de „liefdekus", en dat achten zij veel bindend^
dan een verlovingsring. De meisjes en de kb®
pen kussen niet veel, maar als ze het doen, 1
het hun ernst.
Bij het huwelijksfeest bestond in 't algem6®
het gebruik, de bruid met meel en gele oker 1
bestrooien. ,g
Het eerste geschenk, dat het paar na a
plechtigheid ontvangt, is een brood. Dat bete
kent, dat men den jonggehuwden levenslange
overvloed wenscht.
Een eigenaardige manier om konijnen te van
gen brengt de schrijver aan het licht:
bruin papier, zegt hij, snijden zij strooken v®.
zoowat een halven meter lang en tien een
meter breed, drenken die in een oplossing v
azijn en salpeter en bestrooien ze met ee
weinig cayennepeper.
Dan drogen zij die en rollen ze op. Een v®
die rollen wordt dan in den naar den wind S
keerden kant van een konijnenhol gelegd
met een lucifertje aangestoken. Over het Ui
gangsgat wordt een net gelegd.
Spoedig begint het konijn te niezen en b
loopt naar buiten om lucht te happen. Zoo 8.
raakt het in het net. Gebraden is het dan v
smakelijker dan wanneer het met hagel gescv
ten wordt. Dit vangen is niet zoo gruwz®®
als het gebruik van strikken of klemm
Daarenboven maakt het geen gerucht, z°°
de jachtopzieners er niets van merken.
De Zigeuner laat zich gewoonlijk op
plaats neer, waar water in de nabijheid is.
voor water het is, laat hem onverschillig,
hij weet hoe hij zuiver drinkwater moet m®k
Hp neemt een aarden bloempot, en boven
gat in den bodem legt hij drie of vier dra®
nagels. Daarboven komen een of twee s' g
ken krijt en dan een vijftien centimeter di
laag fijngestampt houtskool. Nu nog wat z®
en hij heeft een allerbesten filter.
Zelden roepen de Zigeuners de hulp van
dokter in. Dien noemen zij den „mullain
engro", wat „doodeman-maker" beteekent. b
ver maken zij een goed gebruik van krui
Eenige recepten worden door den schrU
medegedeeld. Wie door de lever aan ongeni
ken onderhevig is, kan in de apotheek „dec jj
turn taraxaci" krijgen. Kookt men echter
gram leeuwentandwortel tien minuten lan!Lst
driekwart liter water, dan bekomt men 1$
hetzelfde. Het werkt uitstekend by leverkW®
en doet wonderen bij rheumatiek. jet
Lijdt men onder hoogen bloeddruk, dan
men over 30 gram bladeren van gewone br®^
netels een halven liter kokend water en als
koud is geworden neemt men tweemaal
een wijnglas vol. Natuurlijk zeeft men het
het drinken.
Zoo zijn er meer recepten, maar wp
naar andere over, die op de keuken betreK
hebben.
Een lekker hapje voor wie gaarne spin jj,
eet. Men verzamele eenige jonge netelblad® t
koke ze een paar minuten en drukke ze da®cpt
door een fijne zeef. Dan make men het Ser
weer warm en diene het op bij varkensc»
nade. .jjK
De beste salade ter wereld en een natuU ,c,
bloedreinigingsmiddel meteen, leveren de b»
ren van leeuwentand en zuring.
ei!>'
Jaren geleden en hiermede zullen WU
digen waren de Zigeuners, zelfs in E efl
land, gewoon, hun dooden zelf te begraven^
menige Zigeuner slaapt bp een haag of aan
sloot langs 's Heeren wegen, den slaap t,ot
jongsten dag.
Een hoekje van het slot