Md mïiaal mn dm da$ D De avonturen van Stan en Pol Spraakverwarring in Britsch-Indië NANCY STEELE wordt vermist! TOREN VAN BABEL OP DE VERKEERDE PLAATS WOENSDAG 21 JULI 1937 Het Engelsch is alleen in de groote steden en onder de welgestelde bevolking verbreid Veel analphabeten Romeo en Julia Goldrush Goud- en platinavondsten in Alaska S.D.A.P. en Oranje i De gouden lever DOOR LUC WILLINK De Toren van Babel moest eigenlijk in Britsch-Indië gestaan hebben, want ner gens ter wereld maakt de taalverwarring zich sterker voelbaar dan juist in dit land. Of ficieel wordt bekend gemaakt, dat men in Britsch-Indië 225 talen vindt. Daaronder zullen natuurlijk ook wel alle dialecten begrepen zijn, maar deze behooren tot niet minder dan zes verschillende taalfamilies. Even bont als de be volking van Britsch-Indië is ook de taal van 't land. De kroon spant hier de provincie Assam, die ongeveer acht tot negen millioen inwoners heeft. Daarvan spreekt ongeveer 40% Begali, 20% Assameesch en de resteerende 40% onge veer 98 verschillende dialecten. Eerst wanneer men met dit feit rekening houdt, verwondert men zich er niet langer over, wanneer men in den trein, in het hotel of elders Britsch-Indiërs onder elkaar Engelsch hoort spreken. Ja, er zijn zelfs echtelieden, die zich in deze taal met elkander moeten onder houden. Verder verwondert het dan ook niet meer, dat op de deuren van de toiletten op sta tions en in de steden buiten de twee Indische en het Engelsche opschrift steeds nog een man of een vrouw staat afgebeeld, om te voorko men, dat er toch nog vergissingen plaats heb ben. Daarbij komt nog, dat meer dan 90% van de totale Britsch-Indische bevolking analpha- beet is. Als het meest geciviliseerd worden de Parsen beschouwd, maar deze bevolkingsgroep omvat slechts 110.000 menschen. Op 1000 Parsen kunnen er 791 lezen en schrijven. By de Hin does verhouden deze cijfers zich als 1000 84 en bij de Mohammedanen als 1000 64. Het ligt voor de hand, dat dit buitengewoon hooge percentage analphabeten en het ontbre ken van een gemeenschappelijke taal, die door allen begrepen wordt, een groote hindernis voor het streven naar eenheid van de Britsch-Indi sche bevolking is. Reeds sinds jaren is men daarom op zoek naar een „lingua franca", zon der deze echter tot nog toe gevonden te heb ben. Ook thans debatteert men weer met groote heftigheid over dit vraagstuk. Men stelt eener- zijds het Oerdoe voor, dat met Arabische letters wordt geschreven. Dit voorstel wordt hoofdza kelijk door de Mohammedanen gesteund, maar anderen bevelen het Hindi aan, dat met Sans- krietsche schriftteekens wordt geschreven. Hindi zal in ieder geval van de vele talen wel het meest verbreid zijn, maar zelfs indien men er de veel op deze taal gelijkende dialecten van het Bihari en Rajasthani nog bij rekent, zou men eerst tot 100 millioen menschen, dus nog geen derde deel van de totale Britsch-Indische be volking komen. Het meest voor de hand liggend zou natuur lijk zijn, Engelsch als lingua franca te kiezen, maar daar verzetten de Britsch-Indische natio nalisten zich natuurlijk tegen. Toch heeft het niet aan voorstellen in dezen zin ontbroken. Want Engelsch is in de eerste plaats gemakke lijk door den Indiër te leeren en in de tweede plaats is er overal in het land gelegenheid Engelsche lessen te nemen. Nu verstaat iedere ontwikkelde Britsch-In- diër Engelsch en hij spreekt het ook gaarne, maar desondanks is de kennis van het Engelsch in Britsch-Indië toch veel geringer dan men zou denken. Verbreid is de taal slechts in de groote steden, onder de welgestelde bevolking. Ook hier geeft de statistiek interessante bijzonder heden. Op de tienduizend inwoners zijn slechts 212 mannen en 38 vrouwen tot lezen en schrij ven in staat. Het meest verbreid is de kennis van het Engelsch in woord en schrift onder de Parsen; op tienduizend Parsen boven de vijf jaar zijn er n.l. 5041 tot het lezen en schrijven van Engelsch in staat. Daarop volgen de Joden met 2636, de Indische Christenen met 919, de Jains met 306, de Sikhs met 151, de Boeddhisten met 119, de Hindoes met 113, de Mohammeda nen met 99 en de bergstammen met 4 op de tienduizend. De Europeaan, die lang in Britsch-Indië moet verblijven, staat natuurlijk voor de las tige vraag, welke taal hij leeren moet. Men be veelt hem steeds het leeren van Hindustani, een verzamelbegrip voor Oerdoe en Hindi, aan. Maar om deze taal werkelijk te kunnen beheer- schen, is een goede voorkennis van Arabisch en Perzisch noodzakelijk en om deze te verkrijgen, heeft men veel tijd noodig. Men vindt derhalve buitengewoon weinig Europeanen, die deze taal in woord en schrift beheerschen. Bovendien kan men b.v. in Zuid-Indië weinig met zijn kennis van deze taal aanvangen en men moet zich de moeite geven, de daar gebruikelijke dialecten van het Tamil, Teloegoe of Kanareesch te lee ren, indien men zijn conversatie niet tot den „boy" beperken wil. Het zal dan ook nog wel geruimen tijd duren, alvorens men de ideale bemiddelende taal in deze Babylonische taalverwarring van Britsch- Indië gevonden heeft. Het kleine Italiaansche dorpje Montecchio Maggiore, aan den straatweg naar Vieenza, pleegt tezamen met Verona nog steeds de her innering aan Romeo en Julia levendig te houden. Op den top van den berg, die het dorp overheerscht, stonden eens de beide sloten Bella Guarda en Villa, die uit den tijd van Delia Scala stammen en met de vertelling van de ge schiedenis der beide ongelukkige geliefden in verbinding worden gebracht. De sloten zijn in dertijd door de Venetianen, nl. in het jaar 1814, verwoest en sindsdien geven nog slechts ruïnen de plaats aan, waar zy eens stonden. Dank zij de buitengewoon hooge gift van een burger van Vieenza zullen deze belde sloten nu weer geheel in hun vroegeren middeleeuw- schen toestand worden opgebouwd. De plannen zijn reeds door de regeering goedgekeurd. Men zal ook een weg naar den top van den berg aanleggen en dezen ijoemen naar Luigi da Porta, den schrijver van de novelle „Julia", die van Masuccio de tragische stof overnam, welke later door Shakespeare onsterfelijk werd ge maakt. Zooals onlangs bekend werd, zijn in ze kere deelen van Alaska groote goud- en platinavondsten gedaan. Dit heeft weer tot gevolg gehad, dat honderden en duizenden menschen zich naar dit barre land hebben begeven, om daar hun geluk te beproeven. De eerste berichten over de nieuwe goud en platinavondsten in Alaska doken reeds in het begin van dit jaar in de Vereenigde Staten op. Dit had tot gevolg, dat vele dui zenden menschen, die aan de Westkust van Amerika wonen en er slechts van droomen op zekeren dag daar boven in Alaska toch nog het groote geluk te vinden, zich on middellijk opmaakten om zoodra de scheepvaart in het hooge Noorden weer mogelijk zou zijn geworden naar het beloofde land te vertrekken. Thans zijn duizenden gouddelvers met de eerste schepen in Alaska aangekomen. Het doel van den tocht is de Kuskoquim-Baai met het havenplaatsje Bethel. Vandaar uit verstrooien de gelukzoekers zich in alle richtingen. Een deel van de gouddelvers vestigde zich in de kuststreek van Good News, waar in derdaad platina gevonden is. Andere lieden trokken langs de oevers van de kleine rivier de Eek, en nog weer anderen sloegen hun kamp op in de omgeving van de Baai van Togiak, waar op het oogenblik zeer veel goud gevonden wordt. Het is een enerveerende wedloop met de kans. Wie het eerst komt, het eerst maalt. Deze wet zweeft allen gouddelvers van Alaska als een zwaard van Damocles boven het hoofd en drijft hen zonder eenige rust steeds verder en verder Wie het zich veroorloven kan, maakt on der deze omstandigheden gebruik van het snelste verkeersmiddel, dat de moderne techniek ter beschikking stelt. De auto is bijna onontbeerlijk geworden. En wie daar toe in staat is, schaft zich een oud vlieg tuigje aan en vliegt daarmede van het Noorden naar het Zuiden en van het Oos ten naar het Westen van Alaska. De nieuwe bestorming van het goudland Ondanks alle goede maatregelen komt het ook in de grootsteden tot verkeer sstopping en, zooals hier op een kruispunt van straten te Parijs Alaska kwam onverwachts. In weinige we ken tijds zijn overal nieuwe nederzettingen als paddenstoelen uit den grond geschoten. Alles gaat zoo snel in zijn werk, dat de autoriteiten de situatie niet meester wor den. Onder deze omstandigheden kan er van een geordend bestuur geen sprake meer zijn. Overal heerscht gebrek aan de belangrijkste zaken. Levensmiddelen noch medicamenten zijn in voldoenden omvang aanwezig. Dientengevolge valt er in de door de gouddelvers overstroomde gebieden een enorme prijsstijging waar te nemen. Voor een klein broodje moet 1 dollar be taald worden en desondanks vechten de menschen om elk stukje. Zij smijten met geld, in de hoop, dat zij binnenkort de groote vondst zullen doen, welke hen in staat zal stellen als millionnair naar de Vereenigde Staten terug te keeren. Evenals indertijd, toen omstreeks de eeuwwisseling goud in Klondyke gevonden werd, zijn ook thans met den stroom der gouddelvers talrijke misdadige elementen naar Alaska gekomen, menschen, die slechts van den nood en de verblinding der anderen leven. Zij openen kroegen en speelholen, waar de mannen, die in het bin nenland weken lang naar goud en platina gedolven hebben, van hun vondsten wor den beroofd. Slechts weinige .gouddelvers zijn standvastig en weerstaan du verleiding. De meesten van hen gaan ten grónde en worden in hun vertwijfeling tot moorde naars, waarmede men korte metten maakt. In Good News hebben zich in de laatste weken vele van dergelijke menschelijke tra gediën afgespeeld. De politie is zoo goed einde is gemeenlijk een kogel, welke hun b" een ruzie in een café door het hoofd wordt gejaagd. Het lijk smijt men eenvou dig de deur uit. Geen haan kraait er naar. Tenslotte trekken de meesten van deze gouddelvers er ook op uit, om te overwin nen of te sterven Een burgemeestersrede te Zaandam e kentering in de sociaal-democra tische mentaliteit naar een meer nationale gezindheid voltrekt zich snel. Wij wezen reeds op het opmerkelijk hoofdartikel, waarmede „Het Volk" een maand geleden prinses Juliana en prins Bernhard begroette. Nog opmerkelijker is de rede, die de soc-democratische burge meester van Zaandam, mr. J. in 't Veld, Woensdag j.l. heeft uitgesproken. De Bond van Chr. Oranjevereenigingen hield zijn jaarvergadering in zijn gemeente, en om het hoofdbestuur van dien Bond op zijn stadhuis te kunnen ontvangen, had de burgemeester zijn vacantie onderbroken. Dat een socialistisch burgemeester woor- en veel te klein is. Bijna dagelijks komt het tot schietpartijen, moord, doodslag en be driegerijen in de speelholen. De meeste misdaden vinden zelfs onder de oogen van de politie plaats. Maar wan neer zij tracht in te grijpen, ziet zij zich tegenover een overmachtig front geplaatst. Want hoe merkwaardig het ook moge zijn, in dergelijke gevallen houden de gouddel vers den exploitanten der speelgelegenhe- den, die het tenslotte toch slechts op hun geld hebben voorzien, de hand steeds boven het hoofd. Honderden en honderden menschen, die al hun geld verloren hebben, ziet men tus- schen de barakken rondsluipen. Sommigen van hen trekken er opnieuw op uit en zijn een tweede maal voorzichtiger, maar de meesten zinken al dieper en dieper en het den van welkom richt tot een bond van Oranjeklanten noemde mr. In 't Veld een verheugend symptoom, omdat daaruit blijkt een toenemende verdraagzaamheid. „Van weerszijden," aldus de burgemeester, „zyn in de laatste jaren de scherpe puntjes er wat afgegaan. Bij de S.D.A.P. kwam meer begrip voor de plaats die het Huis van Oranje door geschiedenis en traditie in het Nederlandsche volksleven inneemt en bleek men geneigd meer rekening te houden met het feit dat in onze huidige staatsinrichting de Koningin recht heeft op volledige erkenning als hoofd van den Staat. Van de andere zijde werd deze ontwikke- Pedro Givannezzo was een man van gewicht, letterlijk zoowel als figuurlijk. En dat laat ste was een noodzakelijk gevolg van het eerste. De toename van Pedro Givannezzo's lichame- lijken omvang dateerde van kort na zijn trou wen en zijn zilveren huwelijksfeest had hij lang achter den rug. Bijna van dag tot dag kon men hem zien groeien. Als hij met zijn zware posttasch langs de huizen ging, was hij boven dien iemand, die bm zijn wereldwijsheid ont zag inboezemde. Dan was hij een vraagbaak voor alle dorpsbewoners, wier verleden en heden Pedro op zijn duimpje kende en wien hij de toekomst soms durfde voorspellen. Maar buiten diensttijd was hij voor niemand te spreken en liet hij zich door zijn vrouw als een pasgeboren kind vertroetelen. En zoo kwam het, dat Pedro Givannezzo overal kon vertellen, dat hij ruim 225 pond woog. Er was echter den laatsten tijd iets, dat Pedro Givannezzo's leven minder aangenaam maakte, zijn goed humeur af en toe leelijk verstoorde en, last not least, fnuikend was voor zijn eet lust. De lekkerste happen at hij nu met lange tanden en tenslotte raakte hij ze heelemaal niet meer aan. Tenslotte besloot hij met dat „iets" naar den dorpsdokter te gaan. Nauwgezet als deze was, besloot de dokter Pedro nauwkeurig te onder zoeken. En zoo geschiedde. Gestoken in een lange witte jas, die hem nog' kleiner maakte, betastte de man der wetenschap den enormen „vleeschkolos", die uitgestrekt lag op de lange wit bekleede tafel, welke zekerheidshalve met schildersschragen was ondersteund. Zijn wel overwogen conclusie was, dat Pedro Givannezzo volkomen gezond was, alleen met zijn lever was er iets niet in orde. Maar daar was raad voor. Gewapend met een apotheekbriefje, waarop hij tevergeefs probeerde te lezen wat er precies stond, verliet Pedro Givannezzo den dokter. En vóór hij thuis was een afstand van vijf mi nuten gaans wisten alle voorbijgangers, dat Pedro een leverkwaal had. De andere dorps bewoners wisten het ook denzelfden avond nog. En allen te zamen werden ze van dag tot dag nauwkeurig op de hoogte gehouden van het verloop der ziekte. Zóó verwonderde er zich eigenlijk niemand over, toen Pedro op een ochtend met veel om haal en niet minder ophef vertelde, dat hij de volgende week naar de universiteitskliniek van Milaan wilde gaan, om zich door specialisten te laten behandelen. 'tZou wel een bom duiten kosten, maar dat gesukkel van de laatste weken lingsgang gemakkelijk gemaakt, doordat niet langer de strijd tegen de Soc. Dem. beweging gevoerd wordt in het teeken van Oranje. Ik meen, aldus burgemeester In 't Veld, te mogen aannemen, dat wij allen deze ontwikke ling in de verhoudingen met vreugde begroe ten. Want vormen vrijheid en verdraagzaam heid niet de grondpijlers waarop de demo cratie steunt? Vrijheid en verdraagzaamheid moeten ook worden gezien als de groote geestelijke goede ren, door Willem de Zwijger als erfenis aan 't Nederlandsche volk achtergelaten. Door ver draagzaamheid te betrachten handelen wij dus in zijn geest en handhaven wij een van de edelste Nederlandsche tradities. Het is om deze redenen dat ook het „roode deel" van Zaandams gemeentebestuur uw bond met sympathie te gemoet treedt en u van harte een vruchtbaar 'Congres toewenscht." Wij zijn mr. In 't Veld dankbaar voor deze woorden. Moge de geest, die daaruit spreekt, al zijn geestverwanten doordrin gen. Dat zal zeker bijdragen tot een ge zonde en rustige ontwikkeling van ons staatkundig leven. was ook niet vol te houden en goede gezond heid is toch maar alles! Den daaropvolgenden Woensdag was het ver schijnen van ^en reserve-besteller Luigi een levende herinnering aan het eiken dag her haalde „nieuwtje" dat Pedro Givannezzo Woens dag naar Milaan ging, naar de kliniek van prof. Biacchi. Gekleed in zijn beste Zondagscb® pak, verscheen Pedro opgewekt en zelfvoldaan in de universiteitskliniek. Na een half uur voel de hy zich minder voldaan; men had hem on ophoudelijk vragen gesteld over allerlei dinged waarvan Pedro zich niet kon indenken, dat ze ook maar iets met zijn lever te maken hadden. Toen het een uur duurde, was hij bepaald ziek. maar toen hij tegen den avond met het locaaltje naar huis boemelde, glansde zyn groot gezicln van voldoening. Hij, Pedro Givannezzo, was een man van gewicht voor de weten- 5 schap, of beter gezegd zijn lever. De professoren hadden uiterst lang consult ge- J houden en hem toen met veel omhaal van woorden verklaard, dat hij nog hoogstens een half jaar te leven had. Dat was een bepaald onaangename mededee- ling geweest, maar daar wilde Pedro nu ni®1 aan denken, want hetgeen daarna gezegd was. was minstens zoo belangrijk. De professoren moesten n.l. erkennen, dat een merkwaardige' tot dusver onbekende ziekte de lever had aan getast, een uiterst interessant probleem, waar van de oplossing van het grootste belang voer de wetenschap was. Of Pedro Givannezzo er B" in wilde toestemmen, dat na zijn dood zijn le' ver aan de universiteit zou vervallen a raised van een onmiddellijk betaalbare chèque van 3" lire. In een opgekend helder oogenblik real'' seerde Pedro zich, dat, als de ziekte onbekend is, ook de afloop moeilijk is te voorspellen. S® werd hoopvoller gestemd ten aanzien van den hem nog resteerenden verblijfsduur op dit oP- dermaansche en incasseerde 300 Lire. Thuis gekomen, liet zijn vrouw zich van haar meest practische zijde kennen en zoo gebeurd® het, dat Pedro Givannezzo veertien dagen late' weer vervangen werd door Luigi. In het dorp vertelde iedereen aan iedereen, dat Pedro h®®1 wat met zijn leverkwaal te stellen had, nu wa® hij naar de universiteit van Padua. Blozende* dan den eersten keer, kwam Pedro 's avonds thuis en vertelde dat de professoren daar n®g verbaasder waren geweest dan in Milaan. een bedrag van 350 Lire drukten ze hune en thousiasme over hun aanspraken op Pedro's bui tengewone lever uit. Vroolijk en onbezorgd leefde Pedro Givannez®0 langer dan de zes maanden, die de geleerden van Milaan hem hadden gegeven. Af en to® nam hij ziekteverlof en bezocht een reeks van universiteit, welke een min of meer belangrijk® som aan hem spendeerden r om de wonderbaar lijke lever uit Pedro Givannezzo's enorme lichaam te zijner tijd rijk te kunnen worden- Beleefde professorale hanenkrabbels, die naar den gezondheidstoestand van Pedro GivannezZ® informeerden, waren op de gemeente-secretarie al even alledaagsch geworden als ministerie®1® rondschrijvens. Het altijd eensluidende brieft® kreeg het streotype antwoord, dat, naar de Ze vertelde Freek dat ze blij was dat hij nu in 't vervolg Een splinternieuw pakje, dat zij gekocht had, omdat de beter zou oppassen en of hy het nu werkelijk meende. Daarop jongen toch maar niet geregeld in bed kon blijven liggen. Freek verklaarde Freekje vol vuur dat hy het heel, heel ernstig meen- mocht het zelfs nog even aantrekken en hy was er erg blij de. Nu mocht hij naar beneden en daar kreeg hij van moeder., mee en trotsch ook. Nu had hij het op de juiste waarde leeren kennen. Stan en Pol waren zeer tevreden. Ze lieten zich op straat zakken en zochten weer naar nieuwen arbeid. Het was inmid dels geheel donker geworden en de maan scheen thans helder. Beide vrienden wenkten naar haar om raad te vragen, maar Ue maan scheen hen niet te zien. jongste gegevens van het bureau van den Bur gerlijken Stand, Pedro Givannezzo nog in leveb was. Dat ging nu al maanden zoo en zou waar schijnlijk nog heel lang hebben voortgeduurd, als op zekeren dag niet een simpel telegram, dat de verschillende universiteiten tegelijk®1'' tijd toegezonden kregen, er een einde aan ha gemaakt. Dé tekst van dit draadbericht wa,® kort en zakelijk; „Pedro Givanezzo overleden- Het eerste locaaltje, dat den volgenden mor gen naar het afgelegen dorpje boemelde, ha0 een ongewoon groot aantal reizigers, waarvap de meesten elkaar herkenden en er zich eer® over verwonderden, dat hun reisdoel hetzelfd® was. Maar toen kwamen de tongen los en mogelijke ziekte-oorzaken van Pedro's leveJ vormden aanvankelijk een punt van een onu»1' sprekelijk geleerd debat, dat allengs heftig® werd, toen er een de vraag durfde opwerpe9 wie nu eigenlijk de grootste aanspraken op m zonderlinge lever zou kunnen doen gelden. Toe" de gemoederen hun kookpunt beangstigend n9^ derden, stonden de heeren voor een kleine sti®9' ting, welke een tehuis voor ouden van dag®9 en tevens ziekenverpleging bleek te zijn. 'W9. later kwamen ze in het lijkenhuisje, waar ?e' dro Givannezzo's stoffelijk overschot lag opS®' baard, bewaakt door een martialen politie-ageb Een klein mannetje, gehuld in een te ruW1 witte jas, begroette de binnenkomenden mlp' zaam met een gefluisterd „waarde collega'9 Toen zy hem allen tegelijk over het doel v99 hun komst inlichtten, hief hij zijn beide handep afwerend in de hoogte en sprak: .Waarde collega's. Uit mijn ambts-eedig r®P' port zal u blijken, dat de vrachtauto, die e®_ einde maakte aan het leven van Pedro Giva9^ nezzo, in leven postbode, o.a. zijn lever tota9* verpletterde." (Nadruk verboden) Iedere automobilist kan u dadelijk vertellen, hoeveel kilomeier per uur zijn wagen haalt, maar slecht* weinigen weten, hoeveel meier ze wel noodig hebben om me* die vaart te stoppen) ATT TT* D/^\lVTlVTTr*C °P dit blad zijn Ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen "7CA bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p* *7m bij een ongeval met Jh AnO.e AA l.l.r, A ri^JI|V [i| r. jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of belde oogen %J\J» doodelijken afloop AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hah^ een voet of een 9 Naar de gelijknamige Fox-film Allen gilden en de cipier maakte zich zoo goed mogelijk verstaanbaar aan twee gevange nen, die weten wilden, wie tegen wie vocht. Amerika en Frankrijk en Engeland en Italië tegen Duitschland en Japan! zei hij. Niet waar. Japan vecht aan ónze zij! riep een gevangene. „Onze zy'"...» Niemand hoorde het. Weg met de Duitschers! Jongens, geef ze er van langs! Slaat ze dood! Het kabaal nam toe aan kracht. Een neger, met zwemmerige oogen, het vuile wit van zijn oogappels nog weer heelemaal ver troebeld door tranen, begon met zijn heesche keelstem te zingen: Mijn land, mijn vaderland, Blijv' mee door mij in stand, Elk doe zyn plicht!.... Het was meer jammeren dan zingen. De melodie was onherkenbaar. De neger klemde zijn yuisten aan de tralies als een groote aap. Het zweet stond op zijn voorhoofd van aandoening. Hij walmde klanken en voer voort: Land mijner vader, Laat mij u naderen.... Hij kreeg assistentie. Zijn buren vingen de klanken op en stemden mee in. Steeds meer ge vangenen namen het lied over. Zij zongen erbarmelijk. Zij zongen valsch en heesch en ont zettend. Maór zij zongen, voor het eerst sinds hun gevangenschap. Danny/ O'Neill voelde zich als door den blik sem getroffen. Ook hier achtervolgde hem zijn lot. Nu ging Amerika meedoen aan dien waan zin van den oorlog en nu werden ze allemaal gek en verlangden niets liever, dan te mogen crepeeren op het slagveld! Hij brulde er dwars tegenin: Idioten! Stommelingen! Idioten! Walglijk zoet klonk opeens de stem van den „professor" aan zijn oor: Zooals ik straks al zei: die vent was zóó groot, dat het een schande moet heeten, dat ik maar zoo'n bitter beetje geld uit hem haalde.... Hy had zoo weinig geld op zak, die groote kerel!.... Krijg je er nooit genoeg van om te praten over den man, dien je gekraakt heb? vroeg Danny norsch. Nee! zei de „professor". Het lawaai zwol weer aan. Danny moest er zich weer mee bemoeien. Hij was precies een hond voor een gesloten venster, die buiten op straat twee andere honden met elkaar ziet vechten. Hy werd heelemaal opgewonden, en wou er zich tusschen werpen. Maar.... zoo'n hond kan op stuk van zaken door de glasruit heen- springen en Danny werd deugdelijk tegen ge houden door de onwrikbare tralies. De gevan genen waren dieren geworden. Het gecompli- ceerd-menschelijke was verdwenen. Zij allen schreeuwden vrijwel zonder articulatie, zij rea geerden als kuddedieren, hulpeloos, met enorm energieverbruik, in toom gehouden door de wan den van hun hok, vol primaire drift. Alleen de „professor" lag op zijn brits en stemde niet méé in met de thans reeds voor den tienden keer aangeheven nationale hymne. Hij was trouwens een Duitscher en er bestond voor hem geen speciale reden, om zich te verheu gen in deze omstandigheden. Danny stond voor de tralies en kon geen geluid meer geven. Hij was zijn stem kwijt. Hij had gescholden en ge schreeuwd en op zijn machtelooze wyze gepoogd, de anderen aan het verstand te brengen, dat oorlog waanzin is. Maar hy had niets anders bereikt, dan dat zijn buurman van E 660 hem voor Duitscher uitschold en constateerde, dat men dus twee Duitschers in één cel had opge sloten. Wie niet vóór de Geallieerden was, was tégen hen. Dat kon inderdaad een kind be grijpen! Er was weer hoop in de harten der kooi- vogels. Wat deze nieuweling Wilkins al onmid dellijk beseft had en als een prachtige kans be schouwde, drong nu, enkele uren later, tot de overigen door: ze zouden misschien vrywillig mogen dienstnemen en naar het front! Danny had werk te over om iedereen aan te bassen en uit te schelden. Met zyn heesche, klanklooze stem vertelde hij, wat hy van den Zuid-Afrikaanschen oorlog had gezien, maar niemand gaf hem een verstandig antwoord. „Duitscher" was het eenige wederwoord, dat hy kon krijgen. Ik ben een Ier! zei Danny woedend. Nou juist! Nou juist! riep Wilkins. Dat is precies hetzelfde! De Ieren leggen het met de Duitschers aan, „Sinn Fein", hé? Achter Enge- lands rug om verraden zy de zaak! Het schuim stond Danny op de lippen. Bopton heette hy! zei de dikke man bovenop de brits. Wie? vroeg Danny. Wel, dien ik vermoord heb. Bopton. Hy handelde in landbouwwerktuigen.Daar wordt dik mee verdiend.... Er zit een commissie op... nou! Loop naar de helzei" Danny. De dagen gingen voorby. De cipiers herwon nen hun zelfbeheersching en zwegen weer tot de gevangenen. Als iemand vroeg, of hy vry- willig kon dienstnemen, luidde het antwoord: Hou je mond dicht! Hoe verliep die oorlog? Natuurlijk zou Amerika winnen; Amerika zou het eeuwig winnen, niets kon vergeleken worden met AmerikaMaar was Duitschland al verslagen? Ze wisten er niets van. En de gevangenis-predikant, die het zieleheil van deze kooivogels moest verzorgen, wou principieel niet over deze dingen spreken. Die bleef by het Oude en Nieuwe Testament en verder kwam hij nooit. De listige Wilkins, die zyn cel deelde met Mr. Sprigg, probeèrde tel kens, of hy zynen Eerwaarde niet uit zyn tent kon lokken en tegen zijn zin aan het babbelen kon krijgen over de dingen van den dag. Maar Dr. Fioretti was een uitmuntend gevangenis predikant, die zyn métier volkomen onder de knie had. Hij liep er niet in en bepaalde zich tot Deuteronomium, zijn Richteren en zijn Ruth. Hij liep al zoolang mee en hij kende zijn in structies. Danny kende den gevangenisdienst nu op een prik. Hy wis, hoe brieven verzonden worden, hoe je aan sigaretten komen kan en slapen kunt, op uren dat je behoort te werken. Hij kreeg de techniek te pakken, het gecompliceerde samen stel van uitgeslapen trucs, door heele generaties van misdadigers in tallooze leege uren moeizaam uitgedacht en yverig aan opvolgers geleerd. Hij kende de heele afdeeling E by haar namen of bijnamen, de cipiers: Rooie, Stille, Watson, Leelijke, Mutters, Doyle, Ouwe Joe, Grinnik En de gedetineerden: Huilebalk, Smithers, Olaf- son, de Gekke, IJzeren Jimmy, Todd, Willy, Nikker, Jap (dat was een Chinees), Philips, Mr. Sprigg, Wilkins, Dover, Sammy en de rest. Hém noemden ze bondig: Mof, Prof en Mof, samen in één cel. Daar had hy genoegen mee te nemen, zooals ze éllen genoegen hadden te nemen met de bajes en wat daar allemaal by komt kyken. VIII DE EENTONIGHEID WORDT GEBROKEN Het begon ermee, dat de oogen van de „pro fessor" ernstig ziek werden. Danny wist, hoe zyn Vil!1 celgenoot ze eiken dag inwreef met stof en gjl om de genezing tegen te houden. Hy w°u,.jjiJ hij zou naar het hospitaal en hy bereikte doel. Hy had een prachtig praatje tegen oogarts, Dr. Bonnie, die de vriendelijkste was van heel Graham. Hy had buitenlp noodig, zei de „professor", hy kwynde weg l9,jg- cel. Dr. Bonnie was het daarmee eens. waar had zijn oogheelkundige studie nog 9 e» mer buitenlucht aangeraden tegen oogaanu ningen, maar hij was overtuigd van het deS®^ reerende, dat de cel bezit en hij erkende, deze gevangene een intellectueel was e'1 ((je dubbel leed onder zijn straf. Dus: Sturm oogarts was de eenige, die de gevangenen ®t bij hun achternaam aansprak) moest baantje in de buitenlucht hebben. En de f, fessor" was van meening, dat ook Danny aSt® voor in aanmerking kwam. Want dat allemaal in het schema, dat de „professor had uitgedacht. pi) Hij wist Dr. Bonnie zóóver te krygen, ^e' eens een oogonderzoek oplei aan ólle geva ef nen teneinde Danny rustig te kunnen 0 pp veeren. Danny's oogen waren puik. Maar Bonnie (die veel te weekhartig was voor <je trekking, die hy bekleedde) voelde aan, da „reip ruige kerel, die zich niet uiten kon, wiens bleef piekeren, zonder ooit tot klaarhe1^ gI, komen, enorm moest lijden onder zyn straz0o'p onder zyn werk: blaadjes vouwen. Als j0C man nu eens kon tuinieren, dan zou zU veel draaglyker zyn! .(Wordt yerV<'I^d','

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10