Md mïiaal mn dm da$
D
De avonturen van Stan en Pol
Spraakverwarring in Britsch-Indië
NANCY STEELE
wordt vermist!
TOREN VAN BABEL OP
DE VERKEERDE PLAATS
WOENSDAG 21 JULI 1937
Het Engelsch is alleen in de groote
steden en onder de welgestelde
bevolking verbreid
Veel analphabeten
Romeo en Julia
Goldrush
Goud- en platinavondsten
in Alaska
S.D.A.P. en Oranje
i De gouden
lever
DOOR LUC WILLINK
De Toren van Babel moest eigenlijk in
Britsch-Indië gestaan hebben, want ner
gens ter wereld maakt de taalverwarring
zich sterker voelbaar dan juist in dit land. Of
ficieel wordt bekend gemaakt, dat men in
Britsch-Indië 225 talen vindt. Daaronder zullen
natuurlijk ook wel alle dialecten begrepen zijn,
maar deze behooren tot niet minder dan zes
verschillende taalfamilies. Even bont als de be
volking van Britsch-Indië is ook de taal van 't
land. De kroon spant hier de provincie Assam,
die ongeveer acht tot negen millioen inwoners
heeft. Daarvan spreekt ongeveer 40% Begali,
20% Assameesch en de resteerende 40% onge
veer 98 verschillende dialecten.
Eerst wanneer men met dit feit rekening
houdt, verwondert men zich er niet langer
over, wanneer men in den trein, in het hotel of
elders Britsch-Indiërs onder elkaar Engelsch
hoort spreken. Ja, er zijn zelfs echtelieden, die
zich in deze taal met elkander moeten onder
houden. Verder verwondert het dan ook niet
meer, dat op de deuren van de toiletten op sta
tions en in de steden buiten de twee Indische
en het Engelsche opschrift steeds nog een man
of een vrouw staat afgebeeld, om te voorko
men, dat er toch nog vergissingen plaats heb
ben. Daarbij komt nog, dat meer dan 90% van
de totale Britsch-Indische bevolking analpha-
beet is. Als het meest geciviliseerd worden de
Parsen beschouwd, maar deze bevolkingsgroep
omvat slechts 110.000 menschen. Op 1000 Parsen
kunnen er 791 lezen en schrijven. By de Hin
does verhouden deze cijfers zich als 1000 84
en bij de Mohammedanen als 1000 64.
Het ligt voor de hand, dat dit buitengewoon
hooge percentage analphabeten en het ontbre
ken van een gemeenschappelijke taal, die door
allen begrepen wordt, een groote hindernis voor
het streven naar eenheid van de Britsch-Indi
sche bevolking is. Reeds sinds jaren is men
daarom op zoek naar een „lingua franca", zon
der deze echter tot nog toe gevonden te heb
ben. Ook thans debatteert men weer met groote
heftigheid over dit vraagstuk. Men stelt eener-
zijds het Oerdoe voor, dat met Arabische letters
wordt geschreven. Dit voorstel wordt hoofdza
kelijk door de Mohammedanen gesteund, maar
anderen bevelen het Hindi aan, dat met Sans-
krietsche schriftteekens wordt geschreven. Hindi
zal in ieder geval van de vele talen wel het
meest verbreid zijn, maar zelfs indien men er de
veel op deze taal gelijkende dialecten van het
Bihari en Rajasthani nog bij rekent, zou men
eerst tot 100 millioen menschen, dus nog geen
derde deel van de totale Britsch-Indische be
volking komen.
Het meest voor de hand liggend zou natuur
lijk zijn, Engelsch als lingua franca te kiezen,
maar daar verzetten de Britsch-Indische natio
nalisten zich natuurlijk tegen. Toch heeft het
niet aan voorstellen in dezen zin ontbroken.
Want Engelsch is in de eerste plaats gemakke
lijk door den Indiër te leeren en in de tweede
plaats is er overal in het land gelegenheid
Engelsche lessen te nemen.
Nu verstaat iedere ontwikkelde Britsch-In-
diër Engelsch en hij spreekt het ook gaarne,
maar desondanks is de kennis van het Engelsch
in Britsch-Indië toch veel geringer dan men zou
denken. Verbreid is de taal slechts in de groote
steden, onder de welgestelde bevolking. Ook
hier geeft de statistiek interessante bijzonder
heden. Op de tienduizend inwoners zijn slechts
212 mannen en 38 vrouwen tot lezen en schrij
ven in staat. Het meest verbreid is de kennis
van het Engelsch in woord en schrift onder de
Parsen; op tienduizend Parsen boven de vijf
jaar zijn er n.l. 5041 tot het lezen en schrijven
van Engelsch in staat. Daarop volgen de Joden
met 2636, de Indische Christenen met 919, de
Jains met 306, de Sikhs met 151, de Boeddhisten
met 119, de Hindoes met 113, de Mohammeda
nen met 99 en de bergstammen met 4 op de
tienduizend.
De Europeaan, die lang in Britsch-Indië
moet verblijven, staat natuurlijk voor de las
tige vraag, welke taal hij leeren moet. Men be
veelt hem steeds het leeren van Hindustani, een
verzamelbegrip voor Oerdoe en Hindi, aan.
Maar om deze taal werkelijk te kunnen beheer-
schen, is een goede voorkennis van Arabisch en
Perzisch noodzakelijk en om deze te verkrijgen,
heeft men veel tijd noodig. Men vindt derhalve
buitengewoon weinig Europeanen, die deze taal
in woord en schrift beheerschen. Bovendien kan
men b.v. in Zuid-Indië weinig met zijn kennis
van deze taal aanvangen en men moet zich de
moeite geven, de daar gebruikelijke dialecten
van het Tamil, Teloegoe of Kanareesch te lee
ren, indien men zijn conversatie niet tot den
„boy" beperken wil.
Het zal dan ook nog wel geruimen tijd duren,
alvorens men de ideale bemiddelende taal in
deze Babylonische taalverwarring van Britsch-
Indië gevonden heeft.
Het kleine Italiaansche dorpje Montecchio
Maggiore, aan den straatweg naar Vieenza,
pleegt tezamen met Verona nog steeds de her
innering aan Romeo en Julia levendig te
houden. Op den top van den berg, die het dorp
overheerscht, stonden eens de beide sloten Bella
Guarda en Villa, die uit den tijd van Delia
Scala stammen en met de vertelling van de ge
schiedenis der beide ongelukkige geliefden in
verbinding worden gebracht. De sloten zijn in
dertijd door de Venetianen, nl. in het jaar 1814,
verwoest en sindsdien geven nog slechts
ruïnen de plaats aan, waar zy eens stonden.
Dank zij de buitengewoon hooge gift van een
burger van Vieenza zullen deze belde sloten
nu weer geheel in hun vroegeren middeleeuw-
schen toestand worden opgebouwd. De plannen
zijn reeds door de regeering goedgekeurd. Men
zal ook een weg naar den top van den berg
aanleggen en dezen ijoemen naar Luigi da
Porta, den schrijver van de novelle „Julia", die
van Masuccio de tragische stof overnam, welke
later door Shakespeare onsterfelijk werd ge
maakt.
Zooals onlangs bekend werd, zijn in ze
kere deelen van Alaska groote goud- en
platinavondsten gedaan. Dit heeft weer tot
gevolg gehad, dat honderden en duizenden
menschen zich naar dit barre land hebben
begeven, om daar hun geluk te beproeven.
De eerste berichten over de nieuwe goud
en platinavondsten in Alaska doken reeds
in het begin van dit jaar in de Vereenigde
Staten op. Dit had tot gevolg, dat vele dui
zenden menschen, die aan de Westkust van
Amerika wonen en er slechts van droomen
op zekeren dag daar boven in Alaska toch
nog het groote geluk te vinden, zich on
middellijk opmaakten om zoodra de
scheepvaart in het hooge Noorden weer
mogelijk zou zijn geworden naar het
beloofde land te vertrekken.
Thans zijn duizenden gouddelvers met de
eerste schepen in Alaska aangekomen. Het
doel van den tocht is de Kuskoquim-Baai
met het havenplaatsje Bethel. Vandaar uit
verstrooien de gelukzoekers zich in alle
richtingen.
Een deel van de gouddelvers vestigde zich
in de kuststreek van Good News, waar in
derdaad platina gevonden is. Andere lieden
trokken langs de oevers van de kleine rivier
de Eek, en nog weer anderen sloegen hun
kamp op in de omgeving van de Baai van
Togiak, waar op het oogenblik zeer veel
goud gevonden wordt.
Het is een enerveerende wedloop met de
kans. Wie het eerst komt, het eerst maalt.
Deze wet zweeft allen gouddelvers van
Alaska als een zwaard van Damocles boven
het hoofd en drijft hen zonder eenige rust
steeds verder en verder
Wie het zich veroorloven kan, maakt on
der deze omstandigheden gebruik van het
snelste verkeersmiddel, dat de moderne
techniek ter beschikking stelt. De auto is
bijna onontbeerlijk geworden. En wie daar
toe in staat is, schaft zich een oud vlieg
tuigje aan en vliegt daarmede van het
Noorden naar het Zuiden en van het Oos
ten naar het Westen van Alaska.
De nieuwe bestorming van het goudland
Ondanks alle goede maatregelen komt het ook in de grootsteden
tot verkeer sstopping en, zooals hier op een kruispunt van
straten te Parijs
Alaska kwam onverwachts. In weinige we
ken tijds zijn overal nieuwe nederzettingen
als paddenstoelen uit den grond geschoten.
Alles gaat zoo snel in zijn werk, dat de
autoriteiten de situatie niet meester wor
den. Onder deze omstandigheden kan er
van een geordend bestuur geen sprake
meer zijn. Overal heerscht gebrek aan de
belangrijkste zaken. Levensmiddelen noch
medicamenten zijn in voldoenden omvang
aanwezig. Dientengevolge valt er in de
door de gouddelvers overstroomde gebieden
een enorme prijsstijging waar te nemen.
Voor een klein broodje moet 1 dollar be
taald worden en desondanks vechten de
menschen om elk stukje. Zij smijten met
geld, in de hoop, dat zij binnenkort de
groote vondst zullen doen, welke hen in
staat zal stellen als millionnair naar de
Vereenigde Staten terug te keeren.
Evenals indertijd, toen omstreeks de
eeuwwisseling goud in Klondyke gevonden
werd, zijn ook thans met den stroom der
gouddelvers talrijke misdadige elementen
naar Alaska gekomen, menschen, die
slechts van den nood en de verblinding
der anderen leven. Zij openen kroegen en
speelholen, waar de mannen, die in het bin
nenland weken lang naar goud en platina
gedolven hebben, van hun vondsten wor
den beroofd. Slechts weinige .gouddelvers
zijn standvastig en weerstaan du verleiding.
De meesten van hen gaan ten grónde en
worden in hun vertwijfeling tot moorde
naars, waarmede men korte metten maakt.
In Good News hebben zich in de laatste
weken vele van dergelijke menschelijke tra
gediën afgespeeld. De politie is zoo goed
einde is gemeenlijk een kogel, welke hun
b" een ruzie in een café door het hoofd
wordt gejaagd. Het lijk smijt men eenvou
dig de deur uit. Geen haan kraait er naar.
Tenslotte trekken de meesten van deze
gouddelvers er ook op uit, om te overwin
nen of te sterven
Een burgemeestersrede
te Zaandam
e kentering in de sociaal-democra
tische mentaliteit naar een meer
nationale gezindheid voltrekt zich
snel. Wij wezen reeds op het opmerkelijk
hoofdartikel, waarmede „Het Volk" een
maand geleden prinses Juliana en prins
Bernhard begroette. Nog opmerkelijker is
de rede, die de soc-democratische burge
meester van Zaandam, mr. J. in 't Veld,
Woensdag j.l. heeft uitgesproken. De Bond
van Chr. Oranjevereenigingen hield zijn
jaarvergadering in zijn gemeente, en om
het hoofdbestuur van dien Bond op zijn
stadhuis te kunnen ontvangen, had de
burgemeester zijn vacantie onderbroken.
Dat een socialistisch burgemeester woor-
en veel te klein is. Bijna dagelijks komt het
tot schietpartijen, moord, doodslag en be
driegerijen in de speelholen.
De meeste misdaden vinden zelfs onder
de oogen van de politie plaats. Maar wan
neer zij tracht in te grijpen, ziet zij zich
tegenover een overmachtig front geplaatst.
Want hoe merkwaardig het ook moge zijn,
in dergelijke gevallen houden de gouddel
vers den exploitanten der speelgelegenhe-
den, die het tenslotte toch slechts op hun
geld hebben voorzien, de hand steeds boven
het hoofd.
Honderden en honderden menschen, die
al hun geld verloren hebben, ziet men tus-
schen de barakken rondsluipen. Sommigen
van hen trekken er opnieuw op uit en zijn
een tweede maal voorzichtiger, maar de
meesten zinken al dieper en dieper en het
den van welkom richt tot een bond van
Oranjeklanten noemde mr. In 't Veld een
verheugend symptoom, omdat daaruit blijkt
een toenemende verdraagzaamheid.
„Van weerszijden," aldus de burgemeester, „zyn
in de laatste jaren de scherpe puntjes er wat
afgegaan. Bij de S.D.A.P. kwam meer begrip
voor de plaats die het Huis van Oranje door
geschiedenis en traditie in het Nederlandsche
volksleven inneemt en bleek men geneigd meer
rekening te houden met het feit dat in onze
huidige staatsinrichting de Koningin recht
heeft op volledige erkenning als hoofd van den
Staat.
Van de andere zijde werd deze ontwikke-
Pedro Givannezzo was een man van gewicht,
letterlijk zoowel als figuurlijk. En dat laat
ste was een noodzakelijk gevolg van het
eerste.
De toename van Pedro Givannezzo's lichame-
lijken omvang dateerde van kort na zijn trou
wen en zijn zilveren huwelijksfeest had hij
lang achter den rug. Bijna van dag tot dag kon
men hem zien groeien. Als hij met zijn zware
posttasch langs de huizen ging, was hij boven
dien iemand, die bm zijn wereldwijsheid ont
zag inboezemde. Dan was hij een vraagbaak
voor alle dorpsbewoners, wier verleden en heden
Pedro op zijn duimpje kende en wien hij de
toekomst soms durfde voorspellen. Maar buiten
diensttijd was hij voor niemand te spreken en
liet hij zich door zijn vrouw als een pasgeboren
kind vertroetelen. En zoo kwam het, dat Pedro
Givannezzo overal kon vertellen, dat hij ruim
225 pond woog.
Er was echter den laatsten tijd iets, dat Pedro
Givannezzo's leven minder aangenaam maakte,
zijn goed humeur af en toe leelijk verstoorde
en, last not least, fnuikend was voor zijn eet
lust. De lekkerste happen at hij nu met lange
tanden en tenslotte raakte hij ze heelemaal niet
meer aan.
Tenslotte besloot hij met dat „iets" naar den
dorpsdokter te gaan. Nauwgezet als deze was,
besloot de dokter Pedro nauwkeurig te onder
zoeken. En zoo geschiedde. Gestoken in een
lange witte jas, die hem nog' kleiner maakte,
betastte de man der wetenschap den enormen
„vleeschkolos", die uitgestrekt lag op de lange
wit bekleede tafel, welke zekerheidshalve met
schildersschragen was ondersteund. Zijn wel
overwogen conclusie was, dat Pedro Givannezzo
volkomen gezond was, alleen met zijn lever was
er iets niet in orde. Maar daar was raad voor.
Gewapend met een apotheekbriefje, waarop hij
tevergeefs probeerde te lezen wat er precies
stond, verliet Pedro Givannezzo den dokter. En
vóór hij thuis was een afstand van vijf mi
nuten gaans wisten alle voorbijgangers, dat
Pedro een leverkwaal had. De andere dorps
bewoners wisten het ook denzelfden avond nog.
En allen te zamen werden ze van dag tot dag
nauwkeurig op de hoogte gehouden van het
verloop der ziekte.
Zóó verwonderde er zich eigenlijk niemand
over, toen Pedro op een ochtend met veel om
haal en niet minder ophef vertelde, dat hij de
volgende week naar de universiteitskliniek van
Milaan wilde gaan, om zich door specialisten te
laten behandelen. 'tZou wel een bom duiten
kosten, maar dat gesukkel van de laatste weken
lingsgang gemakkelijk gemaakt, doordat niet
langer de strijd tegen de Soc. Dem. beweging
gevoerd wordt in het teeken van Oranje.
Ik meen, aldus burgemeester In 't Veld, te
mogen aannemen, dat wij allen deze ontwikke
ling in de verhoudingen met vreugde begroe
ten. Want vormen vrijheid en verdraagzaam
heid niet de grondpijlers waarop de demo
cratie steunt?
Vrijheid en verdraagzaamheid moeten ook
worden gezien als de groote geestelijke goede
ren, door Willem de Zwijger als erfenis aan
't Nederlandsche volk achtergelaten. Door ver
draagzaamheid te betrachten handelen wij dus
in zijn geest en handhaven wij een van de
edelste Nederlandsche tradities. Het is om deze
redenen dat ook het „roode deel" van Zaandams
gemeentebestuur uw bond met sympathie te
gemoet treedt en u van harte een vruchtbaar
'Congres toewenscht."
Wij zijn mr. In 't Veld dankbaar voor
deze woorden. Moge de geest, die daaruit
spreekt, al zijn geestverwanten doordrin
gen. Dat zal zeker bijdragen tot een ge
zonde en rustige ontwikkeling van ons
staatkundig leven.
was ook niet vol te houden en goede gezond
heid is toch maar alles!
Den daaropvolgenden Woensdag was het ver
schijnen van ^en reserve-besteller Luigi een
levende herinnering aan het eiken dag her
haalde „nieuwtje" dat Pedro Givannezzo Woens
dag naar Milaan ging, naar de kliniek van
prof. Biacchi. Gekleed in zijn beste Zondagscb®
pak, verscheen Pedro opgewekt en zelfvoldaan
in de universiteitskliniek. Na een half uur voel
de hy zich minder voldaan; men had hem on
ophoudelijk vragen gesteld over allerlei dinged
waarvan Pedro zich niet kon indenken, dat ze
ook maar iets met zijn lever te maken hadden.
Toen het een uur duurde, was hij bepaald ziek.
maar toen hij tegen den avond met het locaaltje
naar huis boemelde, glansde zyn groot gezicln
van voldoening. Hij, Pedro Givannezzo, was een
man van gewicht
voor de weten- 5
schap, of beter
gezegd zijn lever.
De professoren
hadden uiterst
lang consult ge- J
houden en hem
toen met veel omhaal van woorden verklaard,
dat hij nog hoogstens een half jaar te leven
had.
Dat was een bepaald onaangename mededee-
ling geweest, maar daar wilde Pedro nu ni®1
aan denken, want hetgeen daarna gezegd was.
was minstens zoo belangrijk. De professoren
moesten n.l. erkennen, dat een merkwaardige'
tot dusver onbekende ziekte de lever had aan
getast, een uiterst interessant probleem, waar
van de oplossing van het grootste belang voer
de wetenschap was. Of Pedro Givannezzo er B"
in wilde toestemmen, dat na zijn dood zijn le'
ver aan de universiteit zou vervallen a raised
van een onmiddellijk betaalbare chèque van 3"
lire. In een opgekend helder oogenblik real''
seerde Pedro zich, dat, als de ziekte onbekend
is, ook de afloop moeilijk is te voorspellen. S®
werd hoopvoller gestemd ten aanzien van den
hem nog resteerenden verblijfsduur op dit oP-
dermaansche en incasseerde 300 Lire.
Thuis gekomen, liet zijn vrouw zich van haar
meest practische zijde kennen en zoo gebeurd®
het, dat Pedro Givannezzo veertien dagen late'
weer vervangen werd door Luigi. In het dorp
vertelde iedereen aan iedereen, dat Pedro h®®1
wat met zijn leverkwaal te stellen had, nu wa®
hij naar de universiteit van Padua. Blozende*
dan den eersten keer, kwam Pedro 's avonds
thuis en vertelde dat de professoren daar n®g
verbaasder waren geweest dan in Milaan.
een bedrag van 350 Lire drukten ze hune en
thousiasme over hun aanspraken op Pedro's bui
tengewone lever uit.
Vroolijk en onbezorgd leefde Pedro Givannez®0
langer dan de zes maanden, die de geleerden
van Milaan hem hadden gegeven. Af en to®
nam hij ziekteverlof en bezocht een reeks van
universiteit, welke een min of meer belangrijk®
som aan hem spendeerden r om de wonderbaar
lijke lever uit Pedro Givannezzo's enorme
lichaam te zijner tijd rijk te kunnen worden-
Beleefde professorale hanenkrabbels, die naar
den gezondheidstoestand van Pedro GivannezZ®
informeerden, waren op de gemeente-secretarie
al even alledaagsch geworden als ministerie®1®
rondschrijvens. Het altijd eensluidende brieft®
kreeg het streotype antwoord, dat, naar
de
Ze vertelde Freek dat ze blij was dat hij nu in 't vervolg Een splinternieuw pakje, dat zij gekocht had, omdat de
beter zou oppassen en of hy het nu werkelijk meende. Daarop jongen toch maar niet geregeld in bed kon blijven liggen. Freek
verklaarde Freekje vol vuur dat hy het heel, heel ernstig meen- mocht het zelfs nog even aantrekken en hy was er erg blij
de. Nu mocht hij naar beneden en daar kreeg hij van moeder., mee en trotsch ook. Nu had hij het op de juiste waarde leeren
kennen.
Stan en Pol waren zeer tevreden. Ze lieten zich op straat
zakken en zochten weer naar nieuwen arbeid. Het was inmid
dels geheel donker geworden en de maan scheen thans helder.
Beide vrienden wenkten naar haar om raad te vragen, maar
Ue maan scheen hen niet te zien.
jongste gegevens van het bureau van den Bur
gerlijken Stand, Pedro Givannezzo nog in leveb
was. Dat ging nu al maanden zoo en zou waar
schijnlijk nog heel lang hebben voortgeduurd,
als op zekeren dag niet een simpel telegram,
dat de verschillende universiteiten tegelijk®1''
tijd toegezonden kregen, er een einde aan ha
gemaakt. Dé tekst van dit draadbericht wa,®
kort en zakelijk; „Pedro Givanezzo overleden-
Het eerste locaaltje, dat den volgenden mor
gen naar het afgelegen dorpje boemelde, ha0
een ongewoon groot aantal reizigers, waarvap
de meesten elkaar herkenden en er zich eer®
over verwonderden, dat hun reisdoel hetzelfd®
was. Maar toen kwamen de tongen los en
mogelijke ziekte-oorzaken van Pedro's leveJ
vormden aanvankelijk een punt van een onu»1'
sprekelijk geleerd debat, dat allengs heftig®
werd, toen er een de vraag durfde opwerpe9
wie nu eigenlijk de grootste aanspraken op m
zonderlinge lever zou kunnen doen gelden. Toe"
de gemoederen hun kookpunt beangstigend n9^
derden, stonden de heeren voor een kleine sti®9'
ting, welke een tehuis voor ouden van dag®9
en tevens ziekenverpleging bleek te zijn. 'W9.
later kwamen ze in het lijkenhuisje, waar ?e'
dro Givannezzo's stoffelijk overschot lag opS®'
baard, bewaakt door een martialen politie-ageb
Een klein mannetje, gehuld in een te ruW1
witte jas, begroette de binnenkomenden mlp'
zaam met een gefluisterd „waarde collega'9
Toen zy hem allen tegelijk over het doel v99
hun komst inlichtten, hief hij zijn beide handep
afwerend in de hoogte en sprak:
.Waarde collega's. Uit mijn ambts-eedig r®P'
port zal u blijken, dat de vrachtauto, die e®_
einde maakte aan het leven van Pedro Giva9^
nezzo, in leven postbode, o.a. zijn lever tota9*
verpletterde."
(Nadruk verboden)
Iedere automobilist kan u dadelijk
vertellen, hoeveel kilomeier per
uur zijn wagen haalt, maar slecht*
weinigen weten, hoeveel meier
ze wel noodig hebben om me*
die vaart te stoppen)
ATT TT* D/^\lVTlVTTr*C °P dit blad zijn Ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen "7CA bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p* *7m bij een ongeval met Jh AnO.e
AA l.l.r, A ri^JI|V [i| r. jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of belde oogen %J\J» doodelijken afloop
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hah^
een voet of een
9
Naar de gelijknamige Fox-film
Allen gilden en de cipier maakte zich zoo
goed mogelijk verstaanbaar aan twee gevange
nen, die weten wilden, wie tegen wie vocht.
Amerika en Frankrijk en Engeland en Italië
tegen Duitschland en Japan! zei hij.
Niet waar. Japan vecht aan ónze zij! riep
een gevangene.
„Onze zy'"...» Niemand hoorde het.
Weg met de Duitschers! Jongens, geef ze
er van langs! Slaat ze dood!
Het kabaal nam toe aan kracht.
Een neger, met zwemmerige oogen, het vuile
wit van zijn oogappels nog weer heelemaal ver
troebeld door tranen, begon met zijn heesche
keelstem te zingen:
Mijn land, mijn vaderland,
Blijv' mee door mij in stand,
Elk doe zyn plicht!....
Het was meer jammeren dan zingen. De
melodie was onherkenbaar. De neger klemde
zijn yuisten aan de tralies als een groote
aap. Het zweet stond op zijn voorhoofd van
aandoening. Hij walmde klanken en voer voort:
Land mijner vader,
Laat mij u naderen....
Hij kreeg assistentie. Zijn buren vingen de
klanken op en stemden mee in. Steeds meer ge
vangenen namen het lied over. Zij zongen
erbarmelijk. Zij zongen valsch en heesch en ont
zettend. Maór zij zongen, voor het eerst sinds
hun gevangenschap.
Danny/ O'Neill voelde zich als door den blik
sem getroffen. Ook hier achtervolgde hem zijn
lot. Nu ging Amerika meedoen aan dien waan
zin van den oorlog en nu werden ze allemaal
gek en verlangden niets liever, dan te mogen
crepeeren op het slagveld!
Hij brulde er dwars tegenin: Idioten!
Stommelingen! Idioten!
Walglijk zoet klonk opeens de stem van den
„professor" aan zijn oor: Zooals ik straks al
zei: die vent was zóó groot, dat het een schande
moet heeten, dat ik maar zoo'n bitter beetje geld
uit hem haalde.... Hy had zoo weinig geld op
zak, die groote kerel!....
Krijg je er nooit genoeg van om te praten
over den man, dien je gekraakt heb? vroeg
Danny norsch.
Nee! zei de „professor".
Het lawaai zwol weer aan. Danny moest er
zich weer mee bemoeien. Hij was precies een
hond voor een gesloten venster, die buiten op
straat twee andere honden met elkaar ziet
vechten. Hy werd heelemaal opgewonden, en wou
er zich tusschen werpen. Maar.... zoo'n hond
kan op stuk van zaken door de glasruit heen-
springen en Danny werd deugdelijk tegen ge
houden door de onwrikbare tralies. De gevan
genen waren dieren geworden. Het gecompli-
ceerd-menschelijke was verdwenen. Zij allen
schreeuwden vrijwel zonder articulatie, zij rea
geerden als kuddedieren, hulpeloos, met enorm
energieverbruik, in toom gehouden door de wan
den van hun hok, vol primaire drift.
Alleen de „professor" lag op zijn brits en
stemde niet méé in met de thans reeds voor den
tienden keer aangeheven nationale hymne. Hij
was trouwens een Duitscher en er bestond voor
hem geen speciale reden, om zich te verheu
gen in deze omstandigheden. Danny stond voor
de tralies en kon geen geluid meer geven. Hij
was zijn stem kwijt. Hij had gescholden en ge
schreeuwd en op zijn machtelooze wyze gepoogd,
de anderen aan het verstand te brengen, dat
oorlog waanzin is. Maar hy had niets anders
bereikt, dan dat zijn buurman van E 660 hem
voor Duitscher uitschold en constateerde, dat
men dus twee Duitschers in één cel had opge
sloten. Wie niet vóór de Geallieerden was, was
tégen hen. Dat kon inderdaad een kind be
grijpen!
Er was weer hoop in de harten der kooi-
vogels. Wat deze nieuweling Wilkins al onmid
dellijk beseft had en als een prachtige kans be
schouwde, drong nu, enkele uren later, tot de
overigen door: ze zouden misschien vrywillig
mogen dienstnemen en naar het front!
Danny had werk te over om iedereen aan te
bassen en uit te schelden. Met zyn heesche,
klanklooze stem vertelde hij, wat hy van den
Zuid-Afrikaanschen oorlog had gezien, maar
niemand gaf hem een verstandig antwoord.
„Duitscher" was het eenige wederwoord, dat hy
kon krijgen.
Ik ben een Ier! zei Danny woedend.
Nou juist! Nou juist! riep Wilkins. Dat
is precies hetzelfde! De Ieren leggen het met de
Duitschers aan, „Sinn Fein", hé? Achter Enge-
lands rug om verraden zy de zaak!
Het schuim stond Danny op de lippen.
Bopton heette hy! zei de dikke man
bovenop de brits.
Wie? vroeg Danny.
Wel, dien ik vermoord heb. Bopton. Hy
handelde in landbouwwerktuigen.Daar wordt
dik mee verdiend.... Er zit een commissie op...
nou!
Loop naar de helzei" Danny.
De dagen gingen voorby. De cipiers herwon
nen hun zelfbeheersching en zwegen weer tot
de gevangenen. Als iemand vroeg, of hy vry-
willig kon dienstnemen, luidde het antwoord:
Hou je mond dicht!
Hoe verliep die oorlog? Natuurlijk zou Amerika
winnen; Amerika zou het eeuwig winnen, niets
kon vergeleken worden met AmerikaMaar
was Duitschland al verslagen? Ze wisten er
niets van. En de gevangenis-predikant, die het
zieleheil van deze kooivogels moest verzorgen,
wou principieel niet over deze dingen spreken.
Die bleef by het Oude en Nieuwe Testament en
verder kwam hij nooit. De listige Wilkins, die
zyn cel deelde met Mr. Sprigg, probeèrde tel
kens, of hy zynen Eerwaarde niet uit zyn tent
kon lokken en tegen zijn zin aan het babbelen
kon krijgen over de dingen van den dag. Maar
Dr. Fioretti was een uitmuntend gevangenis
predikant, die zyn métier volkomen onder de
knie had. Hij liep er niet in en bepaalde zich
tot Deuteronomium, zijn Richteren en zijn Ruth.
Hij liep al zoolang mee en hij kende zijn in
structies.
Danny kende den gevangenisdienst nu op een
prik. Hy wis, hoe brieven verzonden worden,
hoe je aan sigaretten komen kan en slapen kunt,
op uren dat je behoort te werken. Hij kreeg de
techniek te pakken, het gecompliceerde samen
stel van uitgeslapen trucs, door heele generaties
van misdadigers in tallooze leege uren moeizaam
uitgedacht en yverig aan opvolgers geleerd. Hij
kende de heele afdeeling E by haar namen of
bijnamen, de cipiers: Rooie, Stille, Watson,
Leelijke, Mutters, Doyle, Ouwe Joe, Grinnik
En de gedetineerden: Huilebalk, Smithers, Olaf-
son, de Gekke, IJzeren Jimmy, Todd, Willy,
Nikker, Jap (dat was een Chinees), Philips, Mr.
Sprigg, Wilkins, Dover, Sammy en de rest.
Hém noemden ze bondig: Mof, Prof en Mof,
samen in één cel. Daar had hy genoegen mee te
nemen, zooals ze éllen genoegen hadden te
nemen met de bajes en wat daar allemaal by
komt kyken.
VIII
DE EENTONIGHEID WORDT GEBROKEN
Het begon ermee, dat de oogen van de „pro
fessor" ernstig ziek werden. Danny wist, hoe zyn
Vil!1
celgenoot ze eiken dag inwreef met stof en gjl
om de genezing tegen te houden. Hy w°u,.jjiJ
hij zou naar het hospitaal en hy bereikte
doel. Hy had een prachtig praatje tegen
oogarts, Dr. Bonnie, die de vriendelijkste
was van heel Graham. Hy had buitenlp
noodig, zei de „professor", hy kwynde weg l9,jg-
cel. Dr. Bonnie was het daarmee eens.
waar had zijn oogheelkundige studie nog 9 e»
mer buitenlucht aangeraden tegen oogaanu
ningen, maar hij was overtuigd van het deS®^
reerende, dat de cel bezit en hij erkende,
deze gevangene een intellectueel was e'1 ((je
dubbel leed onder zijn straf. Dus: Sturm
oogarts was de eenige, die de gevangenen ®t
bij hun achternaam aansprak) moest
baantje in de buitenlucht hebben. En de f,
fessor" was van meening, dat ook Danny aSt®
voor in aanmerking kwam. Want dat
allemaal in het schema, dat de „professor
had uitgedacht. pi)
Hij wist Dr. Bonnie zóóver te krygen, ^e'
eens een oogonderzoek oplei aan ólle geva ef
nen teneinde Danny rustig te kunnen 0 pp
veeren. Danny's oogen waren puik. Maar
Bonnie (die veel te weekhartig was voor <je
trekking, die hy bekleedde) voelde aan, da „reip
ruige kerel, die zich niet uiten kon, wiens
bleef piekeren, zonder ooit tot klaarhe1^ gI,
komen, enorm moest lijden onder zyn straz0o'p
onder zyn werk: blaadjes vouwen. Als j0C
man nu eens kon tuinieren, dan zou zU
veel draaglyker zyn!
.(Wordt yerV<'I^d','