Wat de Jamboree beteekent 34, RECORD De gebeurtenissen in China EN DE PADVINDERIJ Oud-Hongaarsch tentenkamp OORLOG OF 5U af JE GELD OF JE LEVEN? VRIJDAG 30 JULI 1937 Indien iemand den Nobelprijs voor den vrede verdiende, dan is het B. P., die deze dui zenden jongens bij een bracht Samen leven en werken IimsteaM 3. P. arriveert Uitzending door K. R. O. Intocht buitenlanders Degelijke constructie eenvoudige behandeling volmaakte resultaten De verkeersregeling Overal staan wegwijzers BUITENLANDSCH OVERZICHT Tsjang-Kai-Tsjek roept op ten strijd HET KRUIS IN DE RAADZAAL (Van onzen eigen redacteur) VOGELENZANG, Donderdagmorgen. Vier lange tafels worden buiten, voor het raam van de perskamer gescho ven. Een stuk of twintig jongens leg gen er hun hoed op neer en hun rugzak en gaan er dan zelf op zitten in een gezelligen kring. In hun midden zit Commissaris Mr. E. Lamers in padvinderscostuum, eveneens op één van die tafels en licht hen in over hun taak in de komende dagen. Zij moeten de pers behulpzaam zijn en dus beter dan de andere voortrekkers, de inrichting van de Jamboree en de bijzonderheden van het kampleven kennen. Commissaris Lamers verteltEn als dit afgeloopen is, liggen er op het bureau van den pers- en propa- ganda-dienst weer stapels brieven, die op antwoord wachten of op een beslissing. En dan komt er weer een rondgang. En dan meldt zich weer iemand aan. Nu de Jam boree eenmaal begint, heeft Commissaris Lamers de handen en het hoofd vol, heele- maal vol. Tóch vond hij nog een snippertje tijd vrij voor een onderhoud over de algemeene beteekenis van de padvindersbeweging voor het leven van de jongens en over de beteekenis speciaal van de Jamboree voor de beweging en voor ons lana. Wat Baden Powell aanvankelijk heeft be doeld, aldus Mr. Lamers, is niet zoozeer het bouwen van een organisatie als wel het aan allerlei jongens-organisaties suggereeren van een opvoedkundig schema, van een schema tot karaktervorming, tot de vorming van den lateren man. Toen hij namelijk buiten, in de Britsche ko loniën te maken kreeg met de mannen, die hem als soldaten werden toegevoegd, moest hij er varen, dat deze mannen ernstig te kort schoten in die eigenschappen, die zij niet op school leer den, doch die eerst aa nden dag treden wanneer zij later in moeilijke omstandigheden hun werk moeten doen. Hij zag, dat de jongens in zijn vaderland, die op school deze dingen niet leerden, in hun vrijen tijd op straat aan allerlei instincten waren overgeleverd, dat zij hun leege uren verslenterden inplaats van zich actief bezig te houden met dingen, die hun karakter konden vormen, die hen in het latere leven te pas konden komen. Hij zag bovendien, hij wist uit eigen ervaring, dat deze dingen ook een aantrekkelijk element inhielden, aan trekkelijk vooral voor jongens in hun meest romantische jaren. Zoo kwam hij met het spel van verkennen, bood hij den jongens als aangename bezigheid datgene, wat hem de ruwe werkelijkheid van het leven in de Britsche koloniën had geleerd. Zijn gedachte vond spontaan ingang? Inderdaad. En even spontaan als de En- gelsche jeugd zich aan het nieuwe spel had overgegeven, greep de jeugd van andere lan den het aan. De verkennerij sprong als het ware over de grenzen. Aanvankelijk werd de beweging wel eens verkeerd begrepen en be discussieerde men haar alsof het een paedago- gisch systeem gold. Hier in Holland heeft dat tot allerlei splitsingen aanleiding gegeven. Na derhand echter zag men beter in en is ook hier te lande de leidende bedoeling van B. P. beter begrepen. Thans bloeit hier de padvinderij wer kelijk in den geest van den stichter. Ook als internationale beweging groeide dus de padvinderij spontaan. Juist. En U begrijpt: wanneer menschen langs dezelfde lijnen hun leven opbouwen, brengt hen dat dichter tot elkaar. Padvinders beleven dezelfde wet. Overal in alle landen. Dat moet de jongens tot elkander voeren. Baden Powell begreep dit ook zeer goed. Voortdurend was zijn streven erop gericht de padvinders van alle landen éénmaal allen bij elkaar te brengen. De wereld-oorlog haalde een streep door deze rekening, doch zelfs tijdens deze groote catastrophe gaf B. P. de gedachte aan een internationale verbroederings-bijeen- komst der padvinders niet op. Wanneer de oor log in 1917 was geëindigd, had de eerste bijeen komst reeds in 1918 plaats gehad. Daar hij echter tot 1918 duurde, kon de eerste Jamboree pas in 1920 bijeenkomen. Een wereld-jamboree was dat eigenlijk nog niet. Alleen de jongens uit de geallieerde landen konden eraan deel nemen. Het was in dien tijd nog niet mogelijk, dat jongens uit de landen der Centrale Mo gendheden in Engeland kwamen. Tóch veree- nigde deze eerste Jamboree padvinders uit twintig verschillende landen yan de wereld. Bij de tweede Jamboree was dat alles reeds heelemaal anders. Daar kwamen de Duitsche en de Fransche jongens door 'n gelukkigen sa menloop van omstandigheden heelemaal toevallig, omdat in het Engelsch, de padvinders voertaal de namen van hun landen, France en Germany, alphabetisch zuiver op elkander vol gen daar kwamen, zeg ik, de Duitsche en de Fransche jongens tegelijk het stadion van Kopenhagen opgetrokken. Daverenden bijval vond dat feit bij de duizenden toeschouwers. Dat was de Jamboree-gedachte op haar mooist. De Jamboree vereenigt de jongens niet in een vergadering, waar een of ander geestdriftig spreker wordt toegejuicht, doch vereenigt hen in Gods vrije natuur bij éénzelfde spel. Duizenden jongens leven en wer ken hier samen dat is iets anders dan praten. En zii hebben allen den zelfden wil: een goed padvinder, een karaktervol mensch te worden. Allen zonder eenig onderscheid van ras, godsdienst of volk. Hier voelt men vriendschap en vrede. Volkomen te recht heeft men meermalen den naam van Baden Powell genoemd als in aanmerking komend voor den Nobel prijs voor den vrede. Als er iemand iets tastbaars voor den vrede, voor den vredesgeest in de wereld heeft gedaan, dan is het de man, die de jongens van alle landen bij elkaar roept en elkaar leert begrijpen en waardeeren, eenvoudig door hen samen te laten werken en samen te laten leven. En voor ons eigen land? Heeft de Jamboree ook groote beteekenis. Zij vormt niet alleen een krachtprestatie en een iedere vier jaren terugkeerend feest voor de beweging, doch ook een feit van groote be teekenis voor het land zelf, waar zij wordt gehouden. Voor de jongens, die hier komen vormt het bezoek aan ons land een kennismaking van een buitengewoon intensen aard. Zij komen hier op een leeftijd, waarop zij het meest gevoelig zijn voor indrukken. Maanden lang hebben zij aan dacht gehad voor alles, wat hier in Nederland gebeurt. Er zijn lessen in de Nederlandsche taal verschenen in allerlei van hun tijdschriften. Artikelen over ons land hebben zij met groote interesse gelezen in hun eigen bladen. En dan moet U dit niet over het hoofd zien: Niet alleen de jongens, die hier naar Nederland komen om de Jamboree bij te wonen stellen zoo levendig belang in ons land, doch ook al de millioenen, die achter bleven. Straks, wanneer de deelnemers aan de Jamboree terugkeeren naar hun troepen thuis, zullen deze hen honderduit vragen naar hun ervaringen in Holland. Nederland moet dus zijn veel en terecht ge roemde gastvrijheid hooghouden, vooral hoog houden, tegenover deze jongemannen, opdat de diepe indrukken, die zij meenemen, vooral gun stige indrukken zijn van ons vaderland. VENNEPRSNEGEL/NO WLRLLÖ-JA MB O RU VERKEER UIT AMSTERDAM. VELSEN. HMRLLNMLmtK WLGW'JZCR A.tV.W.B. RICHTINGSBORD A.NMB. i KM Met een groep van 500 nemen de Hongaarsche padvinders aan de Jamboree van Vogelenzang deel. Een zeer belangrijk aantal als men den af stand en de reiskosten in aanmerking neemt. Zooals op alle voorafgegane Jamborees zullen de Hongaarsche padvinders er ook thans weer naar streven, iets bijzonders op deze interna tionale verbroederingsbijeenkamst te vertoonen. Steeds wisten zij met hun verschijning en hun oefeningen de aandacht van alle deelnemers tot zich te trekken en op alle wereldbijeenkomsten een voorname rol te spelen. Ook te Vogelenzang hopen zij dit weer te kunnen doen, ofschoon het steeds moeilijker wordt, aan de hooggespannen verwachtingen te beantwoorden en met iets nieuws voor den dag te komen. Reeds maanden lang werd er gewerkt aan een zorgvuldige voor bereiding, terwijl voor de afreis, welke bepaald was op 28 Juli j.l. nog 'n groote oefening in na tionaal verband gehouden werd. Reeds bij den eersten aanblik zal het Hon gaarsche kamp om zijn oorspronkelijkheid de verbazing opwekken. Als een oer-oud Hongaarsch wagen- en tentenkamp, zal, 2000 K.M. van Hon garije verwijderd, het Hongaarsche kamp aan de Nederlandsche kust oprijzen. In een kring met een middellijn van zestig meter zullen zestig legerplaatsen worden gebouwd, die elk aan acht jongens een onderkomen moeten verschaffen. De as van elke verblijfplaats is op het middel punt van den kring gericht, -vaar aan een 16 meter hoogen standaard de Hongaarsche vlag zal wapperen; des avonds zal het rood-wit groen door een rondom den standaard aange- 1 egden smallen vuurgordel beschenen worden. De toegang tot het kamp leidt door een zgn. Zevenburgsche poort van fraai houtsnijwerk, met het opschrift „Hungaria" en versierd met het Hongaarsche wapen. Tegenover deze poort bevindt zich aan het andere einde van het kamp de tent van den be velhebber, benevens de tentoonstellingstent, waarin allerlei artikelen van volkskunst de aan dacht der bezoekers zullen trekken. Hier wordt ook het veldaltaar opgericht, het welk op oud-Hongaarsche wijze versierd zal wor den met korenbloemen, klaprozen en vlechtwerk van strco. Met hun bijzondere dansen en liederen zullen de Hongaarsche padvinders een geheel nieuw pro gramma samenstellen; zij zullen de beroemde Hongaarsche „PerlenstraiKZ" vertoonen, waarbij de eigenaardige dansen en de schoone kleeder drachten een buitengewone aantrekkingskracht zullen hebben. Zelfs zullen een aantal huzaren- tenues uit den tijd van Maria Theresia worden medegebracht. Een groote bezienswaardigheid zullen verder nog vormen de turnoefeningen met muziek, waaraan 250 padvinders gelijktijdig deelnemen en die in de groote arena van het kamp gehou den zullen worden. Om half een arriveerden weer 16 Egyptenaren, een opvallend troepje, dat sterk de aandacht trok. Ook hier weer het padvindersuniform, maarde roode fez op de gebruinde gezichten. Baden Powell, die in Bloemendaal logeert, bracht vanmorgen ook zijn eerste bezoek aan het terrein. Per auto nam hij de ver schillende kampementen vluchtig in oogen- schouw. Wanneer men op de officfeele tribune zit, ziet men in de verte een echten Hollandschen molen draaien. Maastricht heeft dezen in zijn kamp opgebouwd. Utrecht heeft een miniatuur Dom van 17 Meter opgetrokken en Venlo heeft de bekende „reuzen" meegebracht en hun beteekenis in drie talen aangegeven. Langzaam wordt het kamp steeds attractiever. Morgenochtend zal alles tot in de puntjes verzorgd en gereed zijn. De K. R. O. zal op Zaterdagmiddag 31 Juli zijn uitzending Van de officieele opening van de jamboree door H. M. de Koningin, in ver band met de vervroegde aankomst van Hare Majesteit niet om 2 uur, maar reeds om 1.45 uur doen aanvangen, waardoor het halfuurtje voor de rijpere jeugd verzet is van 1.30 uur naar 1.15 uur. Vogelenzang is thans geen Nederlandsch dorp meer, maar een werelddeeltje, dat wel is waar slechts drie weken zal bestaan, maar dat de aandacht heeft van allerlei groote, broeders, die het door het beste van het beste, de jeugd, heb ben laten vormen. Om zeven uur vanmorgen begon alweer de W, intocht der buitenlanders. 350 Noren kwamen monter binnen en zij vertelden dat zij vanmor gen om half vier Oldenzaal gepasseerd waren. Om 8.15 uur deden 400 Hongaren, die via Venlo waren gekomen, hun joyeuze entrée, met hun eigen muziekcorps. De jongens oogstten groote hilariteit, toen zij overal kwistig de woorden „Goeden morgen" rondstrooiden. Meer Neder landsch bleken zij evenwel niet te kennen. Om kwart voor negen arriveerden 750 Denen en in den loop van den morgen de eerste En- gelschen uit Hoek van Holland. Totaal zullen er 5000 komen. Om half elf hielden de Nederlanders een re petitie op het demonstratie-terrein. De verkeersregeling van de Jamboree, aldus schrijft ons de A. N. W. B., is in hoofdzaak in vier onderdeelen te splitsen naar gelang van de hoofdrichtingen, waaruit het verkeer ver wacht wordt. Het verkeer komende uit de richting Am sterdam langs den Rijksweg naar Haarlem, moet aan het begin van Haarlem vooral niet links afslaan naar de traverse, welke leidt naar den Rijksweg HaarlemLeiden, doch dient tot aan de Amsterdamsche Poort recht door te rijden. Vervolgens wordt daar rechtsaf geslagen naar de Oostvest en dan de route gevolgd, zooals deze ook verder geheel door de Jamboreebordjes op de armen der A. N. W. B.-wegwijzers, en de op de plaatsen waar geen wegwijzers staan speciaal aangebrachte A. N. W. B. richtingsborden, wordt aangegeven. Het verkeer uit Velsen is met opzet over een geheel andere route geleid en slaat bij den Rijksstraatweg rechts de Kleverlaan in. Ook voor dit verkeer is de geheele route op boven genoemde wijze aangegeven. Het uit de Haarlemmermeer komende ver keer komt bij het stoomgemaal Cruquius over de Ringvaart, volgt de Heemsteedsche Dreef en gaat vandaar verder volgens de aangeduide route, welke bij den Boekenroodeweg samen komt met de routes uit Amsterdam en uit Velsen. Van daaraf volgt het verkeer uit de drie richtingen dus gezamenlijk den Vogelenzang- scheweg naar het Jamboreeterrein. Het verkeer uit de richting Den Haag wordt door de Jamboreebordjes vanaf den Deyl direct naar den Achterweg gebracht. Het is de be doeling dat het voor de Jamboree bestemde verkeer zooveel mogelijk van dezen weg gebruik maakt. Het doorgaande verkeer dient daaren tegen den Rijksstraatweg te houden, daar de Achterweg gedeeltelijk voor het publiek geslo ten is. Alleen autobussen en taxi's volgen den Rijksstraatweg HaarlemDen Haag, waarbij ze te Bennebroek kunnen parkeeren. Voor deze gelden de bovenaangegeven routes dus niet. Niet alleen in de omgeving van het Jamboree terrein, doch op alle groote routes vanaf de grenzen zijn alle wegwijzers van den A. N. W. B. in de richting van het terrein te Voge lenzang van het Jamboreebordje voorzien. Aldoor weer dringt Japan verder door in het ChineesChe Rijk. De historie van den laatsten tijd maakt den indruk, dat Japan als het ware knabbelt aan dat Rijk, om er stuk na stuk van af te trekken. Het begon met Korea. Dit moest Japan per se hebben, om zijn eilandenrijk te beschermen. Toen werd Mandsjoekwo gesticht, omdat dit noodzakelijk was voor de bescherming van Korea. En thans is debeheersching der Noordelijke Chineesche provincies weer noodig ter verdediging. Een fataal perpetuum mobile. Als Japan deze taktiek blijft volgen, zal het niet kunnen rusten, voor dat het heel China in zijn bezit heeft, want steeds zullen aangrenzende provincies weer noodig zijn, om de reeds veroverde te bescher men. De Chineezen weten dit. En deze weten schap doet hen klaar inzien, dat zij nu of lut tele jaren later tegen Japan op leven en dood zullen moeten vechten. Of Japan van plan is reeds thans een beslissing te forceeren, is nog niet uit te maken, ofschoon het er bedenkelijk naar uitziet, nu uit Tokio wordt gemeld, dat de regeering „de zaak in handen van het leger heeft gesteld." Iedereen weet, dat de Japansche militaire kaste niets liever zal doen dan direct toeslaan en niet zal ophouden voor de „vredelievende" doeleinden zijn bereikt. Dit is het weerzinwekkende in de houding van Japan, dat het aldoor zijn vredesliefde op den voor grond stelt. Het wil en de spleetoogen gaan .bekommerd ten hemel alleen maar optreden om de belangen der brave Chineesche burgers te beschermen tegen bandietenbenden of tegen de geslagen Chineesche troepen, die van het front terugtrekken. Daardoor wil het aan China het bewijs geven, hoe lief het 't heeft en hoe bezorgd het is voor het instand houden der Chineesche belangen en beschaving. Oorlog? Geen sprake van. Verbreken wij soms de diplo matieke betrekkingen? Wij moeten alleen China iets aan het verstand brengen. Dit dwaze rijk begrijpt namelijk zijn eigen belangen niet. Het wil maar niet inzien, dat wij met onze actie niets anders bedoelen dan liefde en vriend schap. De spleetoogen grijnzen. Prins Konoje, ds Japansche premier, formuleerde de Japansche houding in het lagerhuis gisteren aldus: „Japan wenscht niets anders dan met de Chineezen samen te bouwen aan de Oostersche cultuur". Men moet waarlijk Japanner zijn om zich over het zgn. gebrek aan begripsvermogen der Chi neezen te verbazen. Wat zal China doen? Peiping schijnt ver loren te zijn. Zou het echter mogelijk zijn, dat China berusten zou in het ver lies van de oude hoofdstad, het groote eeuwen oude centrum van het Chineesche Rijk, de heilige, de „gesloten" stad? Maarschalk Tsjang- Kai-Tsjek heeft gisteren te Nanking ge zegd, dat er geen sprake meer kan zijn van „plaatselijke regelingen", waarop de Japanners zoo dol zijn en met behulp waarvan zij ook ge heel Mandsjoekwo hebben ingepalmd. Nadruk kelijk verklaarde hij, dat er geen Japansch-Chi- neesche onderhandelingen meer mogelijk wa ren, zoo niet de minimum-eischen van 19 Juli 1.1. door Japan worden erkend. Deze vier eischen waren: 1. Geen enkele overeenkomst mag de territo riale integriteit van China aantasten, zoomin als de souvereine rechten van het land. 2. Een onwettige wijziging van den politieken raad van Hopei en Tsjahar kan niet worden toegestaan, omdat het statuut van dezen raad door de Centrale regeering is vastgesteld. 3. De Centrale regeering kan niet toestaan, dat plaatselijke officieren, welke door haar be noemd zijn, onder druk van buiten worden over geplaatst. 4. De regeering te Nanking kan niet dulden dat aanmerking wordt gemaakt op de posities, welke de troepen van het 29e leger hebben in genomen. De maarschalk lichtte deze eischen toe en verklaarde dan, dat, indien de beginselen van deze vier punten niet worden aanvaard, China voor zijn nationaal bestaan en zijn souvereine rechten zal vechten. Hij deed een dringend be roep, aldus meldt de Times uit Nanking, op de Chineesche natie om op doeltreffende wijze al haar middelen te offeren aan den natio- nalen strijd. China kan alleen nog zijn rechten door Japan doen respecteeren en alleen op een rechtvaardigen, eervollen vrede hopen, na een overwinning op het slagveld. Ten aanzien van den strijd bij Peiping zeide de maarschalk, dat een échec als dat van Pei ping nog geen vernietiging van de natie betee kent. De gebeurtenissen bij Peipmg en Tientsin zijn, naar zijn opvatting, niet afgesloten, zij vormen daarentegen het begin van een oorlog, die het gevolg is van den Japanschen aanval. Als leider van het Chineesche leger zou hij alles doen om het gevaar te keeren. China zoo besloot hij vastberaden zal geen com promis aanvaarden en de centrale regeering zal alle noodzakelijke maatregelen nemen voor de noodzakelijke overwinning. Of deze vastberadenheid stand zal houden, zal de naaste toekomst nog moeten leeren. Het verleden geeft geen grond voor grenzenloos vertrouwen. Dit bedoelt niets onwelwillends aan het adres der Chineezen. Men weet, hoe moei lijk en hoe zwak de positie van het Chineesche Rijk nog is, dat in volle worsteling is om zijn eenheid, om zijn ontwaken na eeuwen-lang van doodelijken slaap. Wij twijfelen er niet aan, dat de sympathie der wereld algeheel aan de zijde van China is. Japan voelt zich brutaal sterk. Een lid van de Minseitopartij stelde in het Lagerhuis de vraag of Engeland en de Vereenigde Staten van plan w'aren te intervenieeren, en hij wenschte dat de Japansche regeering het duidelijk zou maken dat zij niet zou toestaan dat derden in China intervenieerden. De mi nister van Buitenlandsche Zaken Hirota gaf uiting aan zijn meening, dat er geen derde par tijen waren, die zouden willen intervenieeren, en toen er op een duidelijker antwoord werd aangedrongen, voegde hij eraan toe: indien derden zich zouden voorstellen te interveniee ren zullen wij dat zonder mankeeren van de hand wijzen. De Vereenigde Staten hebben zich nog niet uitgelaten over het conflict. Volgens een amb tenaar van de Japansche ambassade te Washington heeft de ambassadeur de Ameri- kaansche regeering de verzekering gegeven, dat de Japansche troepen niet zouden oprukken voorbij een lijn, ongeveer 32 K.M. ten Zuiden van den spoorweg PeipingTientsin, mits de Chineesche troepen de Japanners niet langer bedreigen. Het ministerie van Buitenlandsche Zaken heeft zich over deze verklaring niet uit gelaten. Hull en Norman Davis hebben den toe stand in Noord-China met president Roosevelt besproken. Engeland heeft iets gezegd. Op een vraag verklaarde Eden in het Lagerhuis, dat de En- gelsche regeering in contact staat met die van de Vereenigde Staten en eenige andere landen en zeide opnieuw, dat de Britsche regeering geen initiatief zal nemen om het conflict voor den Volkenbond te brengen. Toen de leider der arbeiders-Labourfractie hiertegen protesteerde, bracht Eden de buitengewone omstandigheden in het Verre Oosten in herinnering. Verder zei de hij, dat de Engelsche regeering raadpleging van de andere onderteekenaren van het negen- mogendheden-verdrag overweegt. Dit is alles. Het is niets. En zal niets blijven. China staat alléén. Je geld of je leven. Met dit moeilijk te ontwijken alternatief placht de klassieke struikroover uit de vele sterke schelmenverhalen van den „goe den ouden tijd" den argeloozen reiziger of wandelaar op eenzame wegen tege moet te treden. Men diende een slim merik als het bekende Boerke Naes, in wiens hoed en jaspanden de domme roover zijn „zevenschot" ledigde, te zijn om aan het hachelijk dilemma te ont komen en zoowel het geld als het leven te redden. De boerkes a la Naes zijn echter altijd zeldzaam geweest, ook in dien tijd, vandaar dat vele» aan de uit- noodiging van den bandiet maar gehoor gaven door hun geld af te staan. Im mers boven de waarde van het geld gaat de waarde van het ééne leven. Geld kan men verliezen of winnen, maar het ééne leven kan men alleen maar verliezen. En al is ook het leven zonder geld geen on verdeeld genoegen, het dood zijn met geld lokt de meeste kinderen der men schen nóg minder aan. Er is veel ver anderd sinds de dagen van boer Naes, ook in de opvattingen omtrent geld en leven. De „eerlijke" struikroovers, die als individueele eigenwerkers zonder veel complimenten recht op hun snoode doel afgaan, behooren tot de steeds meer verdwijnende soort, maar de gladde zwendelaars en geraffineerde oplichters, veelal werkend in het verband van een wezenlijk naamlooze vennootschap zijn in aantal bedenkelijk toegenomen. Deze heeren vragen de goedgeloovige gemeen te niet meer „je geld of je leven", maar zij ontdoen hun slachtoffers soms van zóóveel geld, dat het leven er een moei lijk in stand te houden affaire door wordt. De pijnlijke vraag „je geld of je leven" wordt tegenwoordig echter aan den mensch óók gesteld door niet misdadige instanties, zoo b.v. door het moderne verkeer. De economische crisis, die niet alleen talloozen naar de beurs, maar ook naar het leven heeft gestaan, dwong tot ingrijpende bezuini gingen en besparingen op allerlei gebied, ook op dat van het verkeer. Terwijl men van den eenen kant allerlei maatregelen nam om het verkeer de grootst moge lijke veiligheid te waarborgen (denk slechts aan de rood-geel-groen-licht- installaties, voetgangersovergangen, de verkeersbordenkweek, geschilderde of genagelde verkeerslijnen op het plaveisel enz., enz.), heeft men van den anderen kant soms bezuinigd op een wijze, welke die veiligheid op bepaalde punten en onder bepaalde omstandigheden ernstig in gevaar bracht. De lugubere stoet van slachtoffers, die op de onbewaakte over wegen het leven lieten, vormt een schare van voor eeuwig zwijgende, maar daar door juist zoo welsprekende aanklagers. In Hillegom heeft men om bezuini gingsredenen de prachtig voldoende natriumverlichting, welke tot ge volg heeft gehad, dat het aantal ver keersongelukken na zonsondergang daar ter plaatse met 35 pCt. verminderde, tot de helft gereduceerd. De K.N.A.C. is te gen dit besluit opgekomen en de burge meester van Hillegom heeft toegezegd alles in het werk te stellen om zoo mo gelijk de natriumverlichting in haar vollen omvang en beveiligende glorie te herstellen. Wij hopen van harte, dat dit mogelijk zal blijken, want besparingen, hoe noodzakelijk en dringend zij ook mo gen schijnen, zijn te duur, wanneer zij ten koste van menschenlevens worden doorgevoerd. Geld is niet alles en het leven is méér. Gesteld voor de keuze: „je geld of je leven", moet het leven on voorwaardelijk den voorrang hebben. Daarom is het noodzakelijk, dat de bui tengewoon bevredigende proeven, welke hier en daar op belangrijke weggedeelten zijn genomen met natriumverlichting of andere evenwaardige lichtsoorten, waar noodig en mogelijk worden toegepast en uitgebreid. Wij beseffen heel goed, dat het niet mogelijk zal zijn op alle ver keerswegen van ons land overal in den letterlijken zin des woords van den duis teren en gevaarlijken nacht een klaarlich ten en veiligen dag te maken en ook, dat, indien dit wel uitvoerbaar ware, roekelooze verkeersmisdadigers toch nog kans zullen zien ernstige ongelukken te veroorzaken. Maar van den anderen kant is toch te duideliik gebleken, dat in vele gevallen bij een Betere straat- of wegverlichting ernstige ongelukken zouden zijn voorkomen, dan dat wij niet van harte zouden instemmen met het laatste woord van Goethe: „Meer Licht" maar dan als het eerste woord van een goedgeleide campagne voor meer en be ter licht op de belangrijkste en gevaar lijkste, nog in duister of dubieuzen sche mer verkeerende weggedeelten. Door heldere, diffuse wegverlichting wordt het nog altijd niet afdoende opgeloste pro bleem van elkander verblindende tegen liggers radicaal opgelost, omdat het bij zulk een verlichting mogelijk en veilig wordt op stads- of parkeer-lichten of met permanent gedimde lampen te rijden. Een door onze verdienstelijke en actie-i ve groote verkeersvereenigingen inge zette meer-licht-actie zou hier wellicht succes en erkentelijkheid en steun en sympathie, maar bovenal nuttig effect kunnen oogsten. Op plechtige wijze is in de raadzaal van het gemeentehuis te Zundert (N. Br.) het kruis beeld weer aangebracht. Na een korte toe spraak van burgemeester dr. W. Brocx heeft in tegenwoordigheid van den voltalligen ge meenteraad de zeereerw. heer pastoor het kruis gezegend. Met een hartelijke toespraak van pastoor Van den Muijsenbergh was deze eenvoudige plechtigheid ten einde.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 9