De dank van Irottle AVONTUREN LANGS DEN WEG Los Angeles in vogelvlucht JARBERS ONZUIVER GEWETEN SALONWAGONS TE HUUR PRATEN ALS ZIEKTE RECORD IN HET OPLOSSEN VAN PRIJSRAADSELS Ik ben weer een groote reis aan het maken, alles per auto. En ik zal nu trachten in een soort dagboek voor u te laten hooren, wat voor indruk iemand opdoet, die dwars door Amerika gaat. Gisterenavond 5 uur verliet ik Los Angeles op weg naar St. Louis. Dat is een reis van 5 a 6 dagen. Ik ging 's avonds uit Los Angeles omdat het een heelen tijd duurt voor men buiten de stad van 1,2 millioen inwoners is. De tocht ging door het district van de sinaasappel- en citroenwijn gaarden. Maar veel heb ik er niet van gezien, want het was donker en de regen viel bij stroomen. Dat rijden in het donker vereischt veel aandacht. De autowegen zijn over het al gemeen zeer goed, de weg is duidelijk aange geven. Men ontmoet ook 's avonds honderden en honderden auto's en vrachtauto's. Ieder houdt goed rechts en volgt nauwlettend de re gels van het verkeer. Over een afstand van cir ca 100 K.M. deed ik twee uur. Dat is ongeveer een afstand AmsterdamRotterdam. Om 7 uur kwam ik in het hotel en ging na het avond maal genuttigd te hebben vroeg naar kooi. Want vanmorgen om 5 uur was ik al weer op en om 6 uur was ik op stap. Ditmaal ging de tocht van San Bernardino in Califomië naar Flagstaf in Arizona. Een afstand van 800 K.M. Dat is ongeveer als van Rotterdam naar Mar seille. Vanmorgen vroeg was er langs den hee len weg een hevige regenstorm. Maar toen ik verder Oostelijk kwam, werd het beter. De weg ging voor het eerste deel door de woestijn, de z.g. Mojave-woestijn, in West-Californië. Het is een weidsch landschap. Meestal ligt de weg mij len en mijlen ver open voor je. De horizon wordt dikwijls begrensd door middelhooge, kale woeste bergen. De woestijn zelf is schaars be groeid. Cactussen zijn veelvuldig, groen is er weinig. Het is alles kaal, dor en onvruchtbaar. Hier en daar wat laag struikgewas. Afstanden van Hoorn naar Alkmaar (20 K.M.) leg je op de eindeloos lange wegen in 15 minuten af. En bij wijze van spreken kun je in één stuk van Hoorn tot Alkmaar het landschap overzien. U zult wel denken: wat wordt er hier enorm hard gereden. Maar de wegen zijn ware kegelbanen, glad als een bikkel. Door een lijn in het mid den in twee gelijke deelen verdeeld. Ieder houdt angstvallig zijn eigen helft, zoodat er bij het passeeren niet behoeft te worden uitgeweken. Zoo eens om de 50 of 100 K.M. kom je een klein plaatsje tegen. Alles ziet er daar haveloos en ongezellig uit. Grootendeels zijn de huizen „filling stations", dat zijn plaatsen met een benzinepomp, waar je voor je centen alles kunt krijgen, wat noodig is: water, olie, benzine, lucht om de banden op te pompen, kaarten etc. etc. Het autoverkeer beheerscht het geheele ver voer. Fietsers, paardenwagens of andere trans portmiddelen ontbreken. Zoo gaat het maar door, altijd oostwaarts. Nu en dan passeer je bergketens. De weg kronkelt daar doorheen. En het is daar natuurlijk extra oppassen. Ik pas seer een bergstreek met talrijke kleine goud mijntjes. Als mollen hebben de mijnwerkers daar in de rots gewroet. Vele jaren lagen deze mijntjes verlaten. Maar nu zijn ze wegens de hooge goudprijzen weer op dreef. De heele entourage en exploitatie is primitief. De arbei ders wonen in loodsen. Aan comfort of ver siering van huis of erf wordt totaal niets ge daan. Het eenige wat hier van belang is, is de dollar. Een ruw, onmenschwaardig gedoe. Later op den dag in Arizona kwam ik op een 1000 M. hoog plateau-landschap, waar het geducht sneeuwde. Dit was hetzelfde gebied waar mijn vtouw 4 maanden geleden door de warmte be vangen werd. Het was er toen 135 gr. Fahren- heid (80 gr. is zooals u weet bij ons reeds hoog in Holland). En in een fikschen sneeuw storm arriveerde ik hier in Flagstaff, waar ik overnachtte. Morgen weer om vijf uur op en om zes uur op stap! 14 Maart Santa Fé New Mexico. De sneeuw storm had gelukkig vanmorgen om zes uur op gehouden. Het was prachtig helder vriesweer toen ik van het hotel afreisde. De vorst had de wegen drooggevroren. Het pijnboom-landschap gedeeltelijk met sneeuw bedekt, bood een heer lijk frisschen aanblik. Vooral ook omdat het zoo helder was en ook nu weer omgeven door de meest fantastisch gekleurde bergen. Het is werkelijk iets heel bijzonders van de „Wild West", dat de bergen extra grillig van vorm zijn en fel roode en groene kleuren vertoonen. De gesteenten zijn ijzerhoudend en verweeren daardoor in prachtig felle kleuren. De opgaan de zon maakte het landschap nog bijzonder aantrekkelijk. Ik trok door een bergvlakte, circa 2000 M. hoog. Onderweg passeerde ik den z.g. meteoorkrater, die circa 15 K.M. op zij van den weg ligt. Ik ben er naar toe gereden. Het deed mij denken aan mijn oude bekenden, de Javaan- sche vulkanen. Maar de oorzaak van dezen kra- terput is een geheel andere. Er moet in oeroude tijden een geweldige meteoor hier ingeslagen zijn. Want echte vulkanische gesteenten zijn er niet. De krater is zeker 300 M. diep en minstens 2 K.M. breed. In den bodem heeft men heel veel meteoorresten gevonden, vandaar de theorie van het ontstaan. Toen ik verder reisde werd de weg minder goed en ook natter. Hij was niet meer gepla veid en naarmate ik verder kwam angstwek kend zacht. Dat slippen van den auto is een akelig gevoel. Je verliest de controle, al ga je nog zoo langzaam en maakt de gekste bochten. Het kost de uiterste inspanning den wagen op den weg te houden en te voorkomen, dat hij vast raakt. Want dat beteekent minstens een dag oponthoud. En.... een wandeling van 10 tot 20 K.M. door de slik naar den nabij gelegen hulppost. Een auto vóór mij raakte vast. Er zat een dame in. En ik beloofde haar als ik ten minste er doorheen kwam hulp te zullen ha len. Met heel veel moeite en een beetje geluk slaagde ik erin haar te passeeren. Een halve mijl verder had ik weer groote moeite en vrees de ik het ergste. Maar gelukkig kwam ik er doorheen en vroeg het eerstvolgend huis of men haar hulp wilde bieden. Hetgeen men beloofde. De streek was zeer eenzaam, andere auto's die waarschijnlijk van den slechten toestand op de hoogte waren, hadden den weg blijkbaar geme den! Later werd de weg weer veel beter en kwam ik door een landschap, waar heel veel Indianen wonen. Die Indianen zijn de laatste overblij- venden van de oorspronkelijke Amerikaansche bevolking. Ze zien er armelijk uit. Gaan nog te voet of te paard, omdat ze geen auto's kunnen houden. Wat het teeken van uiterste armoede is. Zelfs de negers loopen niet, die berijden al tijd nog wel een of ander oud Fordje. De Amerikanen hebben hun letterlijk alles ontnomen. Zij leven thans van den verkoop van Indiaansche kunstvoorwerpen en van schapen teelt. Ze bewonen armzalige krotten. Later kwam ik in de buurt van Santé Fé, waar ik thans ben, in typisch Mexicaansche nederzet tingen. De Staat Nieuw Mexico, waarvan Santa Fé 'de hoofdstad is, behoorde 100 jaar geleden nog tot Mexico. De bevolking is thans nog voor het meerondeel Mexicaansch. Het is hier een prach- een vlakte passeerde ik het dorpje Maxwell. Of dit het oord is, bekend om zijn effecten? Ik weet het niet. Zeker is, dat het er verlaten en eenzaam uitzag. Een vervallen fabriek nabij het station had eventueel een oude goudmijn-kun nen zijn. Er was geen enkel teeken van leven te bekennen. Het plaatsje lag aan den voet van de Rocky Mountains in, wat ik voor een landbouwstreek houd. Na Maxwell passeerde ik nog een oude bergketen, met een slingerenden weg, zooals er in Zwitserland zoo vele zijn. Ook nu weer lag alles onder de sneeuw. Daarna kwam de groote vlakte van het Mid-Continent Oostelijk Colorado en Kansas. Eindeloos er. eindeloos is deze vlakte. Het is de graanschuur van Amerika. Geen stukje groen gras was er te bekennen. Nog steeds dat hooiachtige gewas, dat aan het landschap zijn doodsch uiterlijk geeft. Ook nu weer viel mij de haveloosheid op van de dorpjes en huizen, die ik passeerde. Die boerenwoningen zijn vervelooze, gehavende hui zen, waar elke poging om het geheel eenvsien- delijken aanblik te geven, achterwege bleef. Wat een verschil met onze Noord- of Zuid-Holland- sche boerderijen. Daar alles verzorgd, rein, vriendelijk, hier alles verslonsd, vuil, afstootend. Een boer is hier niet gehecht aan zijn grond. Bevalt het hem niet, dan trekt hij weg. Gaat er als een zigeuner met zijn have en goed in z'n armzalig Fordje van door. De kleine stadjes zien er al even moedeloos uit als de boerderijen. Wat zou een Noord-Hol- landsche, Zeeuwsche of Friesche boer zijn neus ophalen als hij dat zag. En nu ben ik in Dodge City, een klein gat, midden in Kansas. Een afstand zoo groot als Frankrijk van Noord naar Zuid, heb ik afge legd vandaag door deze eindelooze vlakte. En morgen, dat weet ik al, gaat het den geheelen dag zoo door. Als ik iets bijzonders zie, zal ik het u vertellen. Ik betwijfel echter of het veel zal zijn. Kansas City, 16 Maart 1937. Weer een heel eind verder Oostelijk. Weer heb ik 12 uur lang gereden en ben blij weer in mijn hotel te zijn. Men had mij in Los Ange les verteld, dat, eenmaal de Rocky Mountains gepasseerd zijnde, er geen kans op sneeuw meer was. Maar juist naarmate ik verder Oostelijk kwam, werd het minder goed, lagen de wegen plaatselijk vol met sneeuw. En dat is ellendig. Want je schiet dan niet op. En om dagelijks mijn 700 a 800 K.M. af te leggen moet je flink doorrijden. Anders zou ik over den tocht, dien ik nu onderneem, veel te lang doen. Vanmorgen stond er in Dodge City een ijskoude wind en vroor het, dat het kraakte. Ik moest er eerst voor zorgen in plaats van water, dat voor het afkoelen van den motor noodzakelijk is, een speciale vloeistof in te doen. Want bevriest het water, dan is je motor en daarmede je auto naar de maan. En dan kwam er vóór mijn auto een z.g. winterkleed, dat verhindert, dat de motor te veel afkoelt en daardoor niet genoeg paardekrachten ontwikkelt. Gelukkig is in mijn auto een verwarmingsinstallatie ingebouwd. Die zette ik natuurlijk aan. U ziet, ik was op alles voorbereid! En of het noodig was! Al even buiten Dodge City gierde dewind en joeg de droge sneeuw die op de velden lag, voor zich uit. Een guur, meedoogenloos klimaat. Wat zag het land er nu onherbergzaam uit. Geen wonder, dat hier alleen geharde ruwe naturen aarden. Ik be- gr jp nu cok iets meer van den ruwen aard van sommige Amerikanen. Een fijn besnaard man mee gevoelige zenuwen zou hier niet kunnen aarden. Voor verzorging van huis en tuin is weinig tijd. Het is een voortdurende strijd tegen de natuur, 's Zomers abnormale warmte, soms vernielende typhoons, soms ontzettende stof stormen. En 's winters ijzige koude en geweldige sneeuwstormen. Drie uur lang worstelde ik over door de sneeuw moeilijk begaanbaar geworden wegen. Uiterst voorzichtig moet je dan rijden. Want de sneeuw was bevroren, daardoor glad. En slippen betee kent gevaar van den weg af te raken en vast te blijven zitten. En dat beteekent heel wat in die koude. Gelukkig kwam ik er door. En na drie uur werd het beter. Verder oostelijk was er minder sneeuw en werden de wegen beter en beter be gaanbaar. En later op den middag kon ik weer mijn volle snelheid halen. Het landschap hier meer naar het oosten is meer gecultiveerd. De boerderijen zien er minder haveloos uit. Een 200 K M. voor Kansas City kwam er een heu velland met werkelijk vrij behoorlijke hoeven Deze streek is bewoond door afstammelingen van Duitschers. Het stempel is nog herkenbaar Als de wegen in Noord-Amerika door sneeuw moeilijk begaanbaar worden tig land. Hooge sneeuwbergen omgeven een hoogvlakte van 2000 M. hoog. Het was hier la ter op den dag vinnig koud. Santa Fé is het oudste en meest typisch stadje van heel Ame rika. Nog echt Romaansch. De Amerikanen hebben hier een prachtig hotel in oud Mexicaanschen styi gebouwd, waar ik vannacht logeer. Het zit vol met In diaansche en Mexicaansche kunstschatten. He laas te duur om ze aan te schaffen. Maar daar om niet minder interessant. Morgenochtend ga ik weer verder. Door den staat Colorado naar Kansas, waar ik vroeger reeds was. Tot morgen dus. 15 Maart Dodge City, Kansas. Ik ben thans 500 mijl verder Oostelijk! Dat is 800 K.M. Geweldige afstanden zijn het hier, die je aflegt. Vanmorgen, na Santa Fé was het een interessante tocht. Het ging door hoog gebergte, door besneeuwd landschap, met vrij* laag, verspreid bosch bedekt. De weg ging over 2000 M. hooge passen, maar helaas was het uit zicht belemmerd. Een wolkenzee onttrok de vlakten aan het oog. Ook nu weer was de streek eenzaam en verlaten. Een armoedige boer, een paar schamele hutjes was het eenige teeken van leven. Afdalend naar Gezicht op Manhattan te New-York met wolkenkrabbers Eigenlijk had Trottle naar Los Angeles ge wild en niet naar dat dorp in Alabama. Maar van een vriend had hij vernomen, dat Jarber het laatste jaar in Brack woonde als mijningenieur en een liefhebber van dob belen was. Toen had Trottle een omweg ge maakt om Brack te bereiken. Hij lag te rusten op een divan en ging na hoe Jarber hem z'n heele leven had dwars ge zeten. Op school was het al begonnen. Later had Trottle gesolliciteerd naar een baantje op een fabriek, maar Jarber, die een kruiwagen had, had het baantje gekregen. Maar wat voor Trottle het erg ste was, dat was het verlies van Nora. Tien jaar geleden was hij verliefd op haar geworden, en hij had een piooie kans, tot Jarber kwam, die knapper was en een betere positie had. Nora had Jarber gekozen en niet Trottle; die had z'n troost maar moeten zoeken in hard werken. Trottle stond op, deed een schoon boord om en keek uit het raam. %ian den overkant stond een gebouw, dat den weid- schen naam droeg van „Speel- paleis", dat nu en dan druk be zocht werd. Menigeen, die het dorp had -willen verlaten met een flinken buidel met geld, bleef er hangen, omdat het Speelpaleis z'n buidel geledigd had. Het weer was prachtig. Trottle keek met aandacht naar het „Paleis". In zoo'n omgeving moest men Jarber, die een spe ler was, zoeken. Het zou wel goed zijn, dacht Trottle, als hij vóór de ontmoeting eens flink at. Hij nam z'n revolver, keek de lading na, stak het wapen in z'n zak en ging de trap af. In de bekende de eetkamer keek hij rond, maar zag den man niet, dien hij zocht. Hij at en dronk, liep daarna een kwartiertje rond en ging weer naar z'n kamer. Ruim acht jaar had hij gewacht op de ontmoeting met Jarber, hij kon nu nog wel een paar uurtjes wachten. Hij las een beetje en sliep tot 8 uur. Hij frischte zich wat op en stapte om een uur of negen de speelzaal binnen; z'n revolver droeg hij bij zich. Dat was een onontbeerlijk wapen bij z'n omzwervingen in de laatste jaren. De zaal was een echt speelhol, met roulettes, croupiers, opzichters en een bonte menigte: blanken van elke nationaliteit, mestiezen, Mexi canen, Zuid-Amerikanen en Chineezen. Aan kleine tafeltjes schenen Amerikanen te pokeren. Trottle speur de de zaal rond en zag een man, die met den den rug naar hem toezat. Dat moest Jarber zijn. Hij speelde met twee Por- tugeezen. Zóó was hij in z'n spel verdiept, dat hij niet zag, dat Trottle op een andere plaats ging zitten om beter te zien. Het was Jarber. Rustig in z'n hoek gezeten, wachtte Trottle en dacht na over de wijze waarop hij zou op treden. Hü wilde zich niet aan Jarber ver toonen, voor die alleen was. Hij wachtte ruim een uur. Toen stonden de Portugeezen op. Ze hadden geen geld meer. Jarber noodigde ze voor den volgenden avond uit om revanche te halen, bestelde whisky, stak een sigaar op en bleef zitten. Toen achtte Trottle z'n tijd gekomen. Hij stond op, liep tot achter Jarber en tikte hem op den schouder. De speler keek onverschillig om, toen straalde angst uit z'n oogen. Z'n hand gleed naar z'n zak, maar Trottle was hem voor. Trottle hield z'n revolver op hem gericht, vóór dat Jarber de zijne kon trekken. „Laat dat," zei Trottle. „Ik schiet beter en vlugger dan de meeste mannen." Hij ging recht tegenover Jarber zitten, nam de kaarten die nog op tafel lagen en begon ze te schudden. Jarber kon den blik niet afwen den van den man wien hij een positie en een meisje ontfutseld had. Z'n oogen stonden groot van vrees. In z'n hart was hij altijd bang ge weest voor Trottle, en nu meer dan ooit. Hij dacht aan de snelle rechtspleging in deze af gelegen streek, waar men eerst straft en dan oordeelt. Hij wachtte af, en hij twijfelde niet, of z'n laatste uur was geslagen. Zoo zat hij daar, bewegingloos. Trottle dacht kalm na en zei: „Laten we om te beginnen een spelletje kaar ten, Jarber." De aangesprokene keek ontsteld. Waar wilde Trottle heen! Had hij een nieuwe soort kastij ding uitgedacht? „Ik krijg je nog wel!" had Trottle een jaar of 8 geleden uitgeroepen. Wat ging er ge beuren? „En denk er om," zei Trottle, „geen streken. Dat zie ik direct, 't Eenige, dat je nooit van mij hebt kunnen winnen, is het kaartspel. We zullen met ons tweeën pokeren. Ik wil er geen anderen bij hebben." Ze waren en bleven alleen. De andere spe lers hadden hun aandacht bij hun winst of ver lies. Ze letten niet op het tafeltje, waaraan Trottle en Jarber zaten. „Jij geeft," beval Trottle, „en geen kunsten!" „Ik zal eerlijk spelen," verzekerde de andere. „Een mensch leert. Je behoeft bij mij niet meer bang te zijn voor gemeene trucs." Trottle gaf. Het spel duurde drie kwartier. Trottle sprak en beval en Jarber durfde hem niet tegen te spreken, dorst zelfs niet boven hem uit te bie den. Zoo bleef het geluk aan één kant en Trottle had 1500 dollar opgestreken, toen de drie kwartier om waren. Toen stond hij op met een triomfantelijk ge zicht. Jarber bleef zitten. Hij zag bleek. Het duurde een heele poos vóór Trottle sprak. „Jarber," zei hij, „je hebt me eerst een positie afgesnoept en mij toen Nora, m'n eerste en eenige liefde ontfutseld." Jarber boog het hoofd en zweeg. „Daar dank ik je voor," ging Trottle voort. „Doordat ik dat baantje niet kreeg, heb ik leeren aanpakken en werken en ben ik vooruit gekomen. Ik zou, als ik wilde, jou en alles wat je bezit kunnen koopen. En Nora bleek een vrouw te zijn, die het geld van haar man tot den laatsten cent toe besteedde aan kleeren, opschik en pretjes. En nu win ik 1500 dollar van je. Ik heb al lang op je geloerd, Jarber. Ik had me voorgenomen: als ik ooit in de buurt kom, zou ik je persoonlijk gaan bedanken en aan dit .voornemen heb ik nu gevolg gegeven." Woensdagmorgen heel vroeg ben ik naar de Holland-Amerika Lijn geweest en heb de familie in stralende gezondheid aangetroffen. In Memphis in Tennessee heeft zich een eigenaardig ziektegeval voorgedaan. Eenigen tijd geleden deden zich bij een overigens zeer gezond en flink jongetje merkwaardige ziekte verschijnselen voor. Het kind was buitenge woon mededeelzaam, zoodat de ouders het vaak verbieden moesten zooveel te spreken. In het begin van de ziekte hielpen deze vermaningen wel, maar tenslotte bleken ze vruchteloos; het kind sprak aan één stuk door, dag en nacht, over zijn ouders, zij0 vriendjes en zijn speel goed. Tenslotte moest men het kind naar een ziekenhuis brengen, waar men het inspuitin gen gaf, om den stroom van woorden eenigs- zins te remmen. Het krachtige kind was ten gevolge van de inspanning van het vele praten zoo verzwakt en vermagerd, dat het ten laat ste nog slechts 10 K.G. woog. Thans heeft de dood een einde aan zijn lijden gemaakt. De Amerikaansche rijkdom komt vooral tot uiting door de wijze, waarop de rijken daar op reis gaan. Zij reizen namelijk in particuliere salonwagens. In de laatste vijftig jaar werden 350 dergelijke wagons gebouwd, waarvan 250 voor particulieren en de overige voor spoorwegonder nemingen. Drie en twintig van deze wagons worden thans gebruikt. Zij zijn voorzien van alle mogelijke dingen, die ook in een huishouding gebruikt worden: linnengoed, zilveren messen, vorken en lepels, porcelein en een keukenuit rusting. De huur bedraagt voor 1 tot 2 dagen 175 dollar per dag, en dit bedrag daalt tot 50 dollar, wanneer men een wagon voor drie maan den huurt. Het loon voor een kok en twee be dienden is daarbij inbegrepen. Ofschoon de ruimte in een dergelijke wagon slechts 3 bij 5 meter groot is, biedt zij toch allerlei mogelijk heden voor binnen-architectuur. Meestal zijn zij geheel met mahoniehout betimmerd, terwijl in de muren kasten ingebouwd zijn. In een wagon zijn meestal vijf kamers, verder een keuken, een badkamer en een platform, waar men een heer lijk uitzicht heeft op de omgeving, waar men door rijdt. Ook de radio is natuurlijk niet ver geten. Naar deze wagons bestaat een groote vraag, daar zij gaarne door families met hun gasten gebruikt worden. In de machtige Californische bergen En toch.... nog steeds zou een Hollandsche boer er zijn neus voor ophalen. Kansas City is een groote stad. De skyskra- pers zijn talrijk, liggen als een bundel op een heuvel. Het is een industriestad. Het was een verrassend gezicht bij een bocht van den weg plotseling een geweldige steenmassa in den nevel in de ondergaande zon te zien opdagen. Mooi, maar vreemd. Het is de eerste groote stad, die ik sinds Los Angeles aandoe. 600.000 inwo ners. Veel rijkdom en ook veel armoede. Die rijkdom doet toch altijd na de armoede, die je op het land ziet, aan als een geweldige tegen stelling. Maar, zooals gezegd, Amerika is het land der tegenstellingen1! St. Louis 17 Maart 1937. Vanmorgen om 6 uur afgereisd naar St. Louis. Over een heuvellandschap in den staat Mis souri. De weg was in puiken staat, zoodat ik 'n zeer goeden tijd kon maken. Ik had vandaag „maar" 250 mijl (400 K.M.) af te leggen. En het kostte mij weinig moeite om dit in 5 uur te doen. Het ging steeds heuvel op, heuvel af, door een landschap bedekt met sneeuw. Ook nu ging het voor een groot deel door Duitsche settle ments, wat duidelijk te zien was aan het min der slordige uiterlijk der boerderijen. St. Louis, een stad van 800.000 inwoners, ziet er zwart, beroet en berookt uit. Het is een in dustriestad, centrum van Duitsche brouwerijen, pelsfabrieken, kleeren- en schoenenfabrieken. Sr wonen hoofdzakelijk Joden en Katholieken. Van de laatsten merk je weinig, maar de Jo den weren zich hier geducht. Trouwens, zij hebben hier in ide Staten grooten invloed. De Joden hebben hun anti-fascistische cam pagne op meesterlijke wijze georganiseerd. In St. Louis bracht ik een kort bezoek aan ons kantoor van de Shell Union en kocht een treinkaartje voor New York. Het wordt nu tijd, dat ik u eindelijk eens bet doel van mijn reis vertel. Dit is namelijk om mijn vrouw en kinderen te New York van de boot te halen. New York 19 Maart 1937. Op het kantoor van de Holland-Amerika Lijn hoorde ik, dat de boot eerst Dinsdagmorgen binnenkomt. Dat geeft mij meer tijd in New York dan ik gedacht had. Ik ben steeds onder den indruk van het ge weldige van deze stad. Een heel eigenaardige bevolking is het hier. Je hoort op straat heel wat vreemde talen spreken: Duitsch, Ita- liaansch, ook Jiddisch. Er zijn hier heele wijken waar je niets dan Duitsch, Russisch, Poolsch etc. hoort. Vandaag ga ik daar eens een kijkje nemen. Ik doe dat alles per undergrounds of elevated (boven- grondsch). Voor 5 Amerikaansche centen kom je overal waar je wilt. Dus heel goedkoop en de weg is uiterst gemakkelijk te vinden. Ik ben overdag ook eenige malen in de enorme bios cooppaleizen geweest, die je hier hebt. Er zijn er bij die 5000 tot 6000 toeschouwers kunnen bergen. Enorm! En de toegang is voor alle plaatsen slechts 50 cents. Duur is het hier dus niet. Behalve de hotels, die vind ik vrij kost baar. Voor eén zeer matig kamertje betaal ik $4.00 zonder ontbijt of iets dergelijks. Zondags is het hier in Amerika een dooie boel. New York maakt daar geen uitzondering op. Het is als uitgestorven. Het meest origineele tijdschrift van de we reld zal wel het Hongaarsche weekblad „Uti Kalandok", in het Nederlandsch „Avonturen langs den weg," zijn, dat iedere week in een andere stad van Hongarije verschijnt. Imrc Peak, een journalist uit Boedapest, kwam op het eigenaardige idee, om van stad tot stad te trekken, om plaatselijke gebeurtenissen en fei ten te leeren kennen, waarover hij dan in de stad zelf 'n krant uitgeeft. Hij kocht 'n paard en ging op weg. Reeds in de eerste groote stad, waar hij door kwam, in Cegled, begon hij met het uitgeven van de eerste nummers van zijn tijdschrift, dat hij in 1000 exemplaren had la ten drukken en op zijn paard, Bandi, zittend, aan de burgers van Cegled verkocht. Sommigen van hen kochten direct een paar nummers, ter wijl anderen zich op het blad abonneerden. Bin nen zeven maanden heeft Peak thans een tijd schrift in ongeveer dertig verschillende plaat sen laten verschijnen. Ondanks dit succes werkt hij nog steeds op zijn primitieve manier. Hij1 is niet alleen uitgever en redacteur in één per soon, maar hij zorgt ook voor de administra tieve en redactioneele werkzaamheden; alleen het drukken gebeurt in de stad, waar hü juist vertoeft. Zijn gereedschap bestaat uit papier, vulpenhouder en verder verwerft hij steeds meer abonnementen en klanten. De geheele administratie en redactie van het weekblad wordt dus bewaard in de zadeltasch van het paard. Onze eeuw van de sport heeft ook op gees- telyk gebied haar vertegenwoordigers, na melijk de denksport, het oplossen van raadsels. In Amerika heeft men vastgesteld, dat een zekere Frank Davis in Springfield in Ohio, de meeste raadsels heeft opgelost. Sedert twin tig jaar heeft hij deelgenomen aan dergelijke raadsels en heeft er eenige duizenden opgelost, terwijl hij ook voor zijn moeite rijkelijk be loond werd. De winsten vertegenwoordigen een waarde van 40.000 dollar, want onder de prij zen bevinden zich niet alleen eenige auto's, maar ook een piano, twee week-end-huisjes enz. Het liefst heeft hij natuurlük een prijs in geld; ook waren er prijzen, die hem veel hoofdbre kens kostten, om ze te krijgen, bijvoorbeeld een kleine krokodil, een plaats in den schouwburg van een stadje, dat ver van zyn eigen stad ge legen was en dergelüke meer. In vele gevallen moest hü tevreden zün met de theoretische prüzen, waardoor hü echter toch veel roem verwierf.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 8