De dank van Irottle
AVONTUREN LANGS
DEN WEG
Los Angeles in vogelvlucht
JARBERS ONZUIVER
GEWETEN
SALONWAGONS TE HUUR
PRATEN ALS ZIEKTE
RECORD IN HET OPLOSSEN
VAN PRIJSRAADSELS
Ik ben weer een groote reis aan het maken,
alles per auto. En ik zal nu trachten in
een soort dagboek voor u te laten hooren,
wat voor indruk iemand opdoet, die dwars door
Amerika gaat.
Gisterenavond 5 uur verliet ik Los Angeles op
weg naar St. Louis. Dat is een reis van 5 a 6
dagen.
Ik ging 's avonds uit Los Angeles omdat het
een heelen tijd duurt voor men buiten de stad
van 1,2 millioen inwoners is. De tocht ging door
het district van de sinaasappel- en citroenwijn
gaarden. Maar veel heb ik er niet van gezien,
want het was donker en de regen viel bij
stroomen. Dat rijden in het donker vereischt
veel aandacht. De autowegen zijn over het al
gemeen zeer goed, de weg is duidelijk aange
geven. Men ontmoet ook 's avonds honderden
en honderden auto's en vrachtauto's. Ieder
houdt goed rechts en volgt nauwlettend de re
gels van het verkeer. Over een afstand van cir
ca 100 K.M. deed ik twee uur. Dat is ongeveer
een afstand AmsterdamRotterdam. Om 7
uur kwam ik in het hotel en ging na het avond
maal genuttigd te hebben vroeg naar kooi.
Want vanmorgen om 5 uur was ik al weer op
en om 6 uur was ik op stap. Ditmaal ging de
tocht van San Bernardino in Califomië naar
Flagstaf in Arizona. Een afstand van 800 K.M.
Dat is ongeveer als van Rotterdam naar Mar
seille. Vanmorgen vroeg was er langs den hee
len weg een hevige regenstorm. Maar toen ik
verder Oostelijk kwam, werd het beter. De weg
ging voor het eerste deel door de woestijn, de
z.g. Mojave-woestijn, in West-Californië. Het is
een weidsch landschap. Meestal ligt de weg mij
len en mijlen ver open voor je. De horizon
wordt dikwijls begrensd door middelhooge, kale
woeste bergen. De woestijn zelf is schaars be
groeid. Cactussen zijn veelvuldig, groen is er
weinig. Het is alles kaal, dor en onvruchtbaar.
Hier en daar wat laag struikgewas. Afstanden
van Hoorn naar Alkmaar (20 K.M.) leg je op
de eindeloos lange wegen in 15 minuten af. En
bij wijze van spreken kun je in één stuk van
Hoorn tot Alkmaar het landschap overzien. U
zult wel denken: wat wordt er hier enorm hard
gereden. Maar de wegen zijn ware kegelbanen,
glad als een bikkel. Door een lijn in het mid
den in twee gelijke deelen verdeeld. Ieder houdt
angstvallig zijn eigen helft, zoodat er bij het
passeeren niet behoeft te worden uitgeweken.
Zoo eens om de 50 of 100 K.M. kom je een
klein plaatsje tegen. Alles ziet er daar haveloos
en ongezellig uit. Grootendeels zijn de huizen
„filling stations", dat zijn plaatsen met een
benzinepomp, waar je voor je centen alles kunt
krijgen, wat noodig is: water, olie, benzine, lucht
om de banden op te pompen, kaarten etc. etc.
Het autoverkeer beheerscht het geheele ver
voer. Fietsers, paardenwagens of andere trans
portmiddelen ontbreken. Zoo gaat het maar
door, altijd oostwaarts. Nu en dan passeer je
bergketens. De weg kronkelt daar doorheen. En
het is daar natuurlijk extra oppassen. Ik pas
seer een bergstreek met talrijke kleine goud
mijntjes. Als mollen hebben de mijnwerkers
daar in de rots gewroet. Vele jaren lagen deze
mijntjes verlaten. Maar nu zijn ze wegens de
hooge goudprijzen weer op dreef. De heele
entourage en exploitatie is primitief. De arbei
ders wonen in loodsen. Aan comfort of ver
siering van huis of erf wordt totaal niets ge
daan. Het eenige wat hier van belang is, is de
dollar. Een ruw, onmenschwaardig gedoe. Later
op den dag in Arizona kwam ik op een 1000 M.
hoog plateau-landschap, waar het geducht
sneeuwde. Dit was hetzelfde gebied waar mijn
vtouw 4 maanden geleden door de warmte be
vangen werd. Het was er toen 135 gr. Fahren-
heid (80 gr. is zooals u weet bij ons reeds
hoog in Holland). En in een fikschen sneeuw
storm arriveerde ik hier in Flagstaff, waar
ik overnachtte. Morgen weer om vijf uur op
en om zes uur op stap!
14 Maart Santa Fé New Mexico. De sneeuw
storm had gelukkig vanmorgen om zes uur op
gehouden. Het was prachtig helder vriesweer
toen ik van het hotel afreisde. De vorst had de
wegen drooggevroren. Het pijnboom-landschap
gedeeltelijk met sneeuw bedekt, bood een heer
lijk frisschen aanblik. Vooral ook omdat het
zoo helder was en ook nu weer omgeven door
de meest fantastisch gekleurde bergen. Het is
werkelijk iets heel bijzonders van de „Wild
West", dat de bergen extra grillig van vorm
zijn en fel roode en groene kleuren vertoonen.
De gesteenten zijn ijzerhoudend en verweeren
daardoor in prachtig felle kleuren. De opgaan
de zon maakte het landschap nog bijzonder
aantrekkelijk. Ik trok door een bergvlakte, circa
2000 M. hoog. Onderweg passeerde ik den z.g.
meteoorkrater, die circa 15 K.M. op zij van den
weg ligt. Ik ben er naar toe gereden. Het deed
mij denken aan mijn oude bekenden, de Javaan-
sche vulkanen. Maar de oorzaak van dezen kra-
terput is een geheel andere. Er moet in oeroude
tijden een geweldige meteoor hier ingeslagen
zijn. Want echte vulkanische gesteenten zijn
er niet. De krater is zeker 300 M. diep en
minstens 2 K.M. breed. In den bodem heeft
men heel veel meteoorresten gevonden, vandaar
de theorie van het ontstaan.
Toen ik verder reisde werd de weg minder
goed en ook natter. Hij was niet meer gepla
veid en naarmate ik verder kwam angstwek
kend zacht. Dat slippen van den auto is een
akelig gevoel. Je verliest de controle, al ga je
nog zoo langzaam en maakt de gekste bochten.
Het kost de uiterste inspanning den wagen op
den weg te houden en te voorkomen, dat hij
vast raakt. Want dat beteekent minstens een
dag oponthoud. En.... een wandeling van 10
tot 20 K.M. door de slik naar den nabij gelegen
hulppost.
Een auto vóór mij raakte vast. Er zat een
dame in. En ik beloofde haar als ik ten
minste er doorheen kwam hulp te zullen ha
len. Met heel veel moeite en een beetje geluk
slaagde ik erin haar te passeeren. Een halve
mijl verder had ik weer groote moeite en vrees
de ik het ergste. Maar gelukkig kwam ik er
doorheen en vroeg het eerstvolgend huis of men
haar hulp wilde bieden. Hetgeen men beloofde.
De streek was zeer eenzaam, andere auto's die
waarschijnlijk van den slechten toestand op de
hoogte waren, hadden den weg blijkbaar geme
den!
Later werd de weg weer veel beter en kwam
ik door een landschap, waar heel veel Indianen
wonen. Die Indianen zijn de laatste overblij-
venden van de oorspronkelijke Amerikaansche
bevolking. Ze zien er armelijk uit. Gaan nog te
voet of te paard, omdat ze geen auto's kunnen
houden. Wat het teeken van uiterste armoede
is. Zelfs de negers loopen niet, die berijden al
tijd nog wel een of ander oud Fordje.
De Amerikanen hebben hun letterlijk alles
ontnomen. Zij leven thans van den verkoop van
Indiaansche kunstvoorwerpen en van schapen
teelt. Ze bewonen armzalige krotten. Later
kwam ik in de buurt van Santé Fé, waar ik
thans ben, in typisch Mexicaansche nederzet
tingen.
De Staat Nieuw Mexico, waarvan Santa Fé
'de hoofdstad is, behoorde 100 jaar geleden nog
tot Mexico. De bevolking is thans nog voor het
meerondeel Mexicaansch. Het is hier een prach-
een vlakte passeerde ik het dorpje Maxwell.
Of dit het oord is, bekend om zijn effecten? Ik
weet het niet. Zeker is, dat het er verlaten en
eenzaam uitzag. Een vervallen fabriek nabij het
station had eventueel een oude goudmijn-kun
nen zijn. Er was geen enkel teeken van leven
te bekennen. Het plaatsje lag aan den voet
van de Rocky Mountains in, wat ik voor een
landbouwstreek houd. Na Maxwell passeerde ik
nog een oude bergketen, met een slingerenden
weg, zooals er in Zwitserland zoo vele zijn. Ook
nu weer lag alles onder de sneeuw. Daarna
kwam de groote vlakte van het Mid-Continent
Oostelijk Colorado en Kansas. Eindeloos er.
eindeloos is deze vlakte. Het is de graanschuur
van Amerika. Geen stukje groen gras was er te
bekennen. Nog steeds dat hooiachtige gewas,
dat aan het landschap zijn doodsch uiterlijk
geeft. Ook nu weer viel mij de haveloosheid op
van de dorpjes en huizen, die ik passeerde. Die
boerenwoningen zijn vervelooze, gehavende hui
zen, waar elke poging om het geheel eenvsien-
delijken aanblik te geven, achterwege bleef. Wat
een verschil met onze Noord- of Zuid-Holland-
sche boerderijen. Daar alles verzorgd, rein,
vriendelijk, hier alles verslonsd, vuil, afstootend.
Een boer is hier niet gehecht aan zijn grond.
Bevalt het hem niet, dan trekt hij weg. Gaat
er als een zigeuner met zijn have en goed in
z'n armzalig Fordje van door.
De kleine stadjes zien er al even moedeloos
uit als de boerderijen. Wat zou een Noord-Hol-
landsche, Zeeuwsche of Friesche boer zijn neus
ophalen als hij dat zag.
En nu ben ik in Dodge City, een klein gat,
midden in Kansas. Een afstand zoo groot als
Frankrijk van Noord naar Zuid, heb ik afge
legd vandaag door deze eindelooze vlakte. En
morgen, dat weet ik al, gaat het den geheelen
dag zoo door. Als ik iets bijzonders zie, zal ik
het u vertellen. Ik betwijfel echter of het veel
zal zijn.
Kansas City, 16 Maart 1937.
Weer een heel eind verder Oostelijk. Weer
heb ik 12 uur lang gereden en ben blij weer in
mijn hotel te zijn. Men had mij in Los Ange
les verteld, dat, eenmaal de Rocky Mountains
gepasseerd zijnde, er geen kans op sneeuw meer
was. Maar juist naarmate ik verder Oostelijk
kwam, werd het minder goed, lagen de wegen
plaatselijk vol met sneeuw. En dat is ellendig.
Want je schiet dan niet op. En om dagelijks mijn
700 a 800 K.M. af te leggen moet je flink
doorrijden. Anders zou ik over den tocht, dien
ik nu onderneem, veel te lang doen. Vanmorgen
stond er in Dodge City een ijskoude wind en
vroor het, dat het kraakte. Ik moest er eerst
voor zorgen in plaats van water, dat voor het
afkoelen van den motor noodzakelijk is, een
speciale vloeistof in te doen. Want bevriest het
water, dan is je motor en daarmede je auto
naar de maan. En dan kwam er vóór mijn auto
een z.g. winterkleed, dat verhindert, dat de
motor te veel afkoelt en daardoor niet genoeg
paardekrachten ontwikkelt. Gelukkig is in mijn
auto een verwarmingsinstallatie ingebouwd. Die
zette ik natuurlijk aan. U ziet, ik was op alles
voorbereid!
En of het noodig was! Al even buiten Dodge
City gierde dewind en joeg de droge sneeuw
die op de velden lag, voor zich uit. Een guur,
meedoogenloos klimaat. Wat zag het land er
nu onherbergzaam uit. Geen wonder, dat hier
alleen geharde ruwe naturen aarden. Ik be-
gr jp nu cok iets meer van den ruwen aard van
sommige Amerikanen. Een fijn besnaard man
mee gevoelige zenuwen zou hier niet kunnen
aarden. Voor verzorging van huis en tuin is
weinig tijd. Het is een voortdurende strijd tegen
de natuur, 's Zomers abnormale warmte, soms
vernielende typhoons, soms ontzettende stof
stormen. En 's winters ijzige koude en geweldige
sneeuwstormen.
Drie uur lang worstelde ik over door de sneeuw
moeilijk begaanbaar geworden wegen. Uiterst
voorzichtig moet je dan rijden. Want de sneeuw
was bevroren, daardoor glad. En slippen betee
kent gevaar van den weg af te raken en vast
te blijven zitten. En dat beteekent heel wat in
die koude.
Gelukkig kwam ik er door. En na drie uur
werd het beter. Verder oostelijk was er minder
sneeuw en werden de wegen beter en beter be
gaanbaar. En later op den middag kon ik weer
mijn volle snelheid halen. Het landschap hier
meer naar het oosten is meer gecultiveerd. De
boerderijen zien er minder haveloos uit. Een
200 K M. voor Kansas City kwam er een heu
velland met werkelijk vrij behoorlijke hoeven
Deze streek is bewoond door afstammelingen
van Duitschers. Het stempel is nog herkenbaar
Als de wegen in Noord-Amerika door
sneeuw moeilijk begaanbaar worden
tig land. Hooge sneeuwbergen omgeven een
hoogvlakte van 2000 M. hoog. Het was hier la
ter op den dag vinnig koud. Santa Fé is het
oudste en meest typisch stadje van heel Ame
rika. Nog echt Romaansch.
De Amerikanen hebben hier een prachtig
hotel in oud Mexicaanschen styi gebouwd,
waar ik vannacht logeer. Het zit vol met In
diaansche en Mexicaansche kunstschatten. He
laas te duur om ze aan te schaffen. Maar daar
om niet minder interessant.
Morgenochtend ga ik weer verder. Door den
staat Colorado naar Kansas, waar ik vroeger
reeds was. Tot morgen dus.
15 Maart Dodge City, Kansas.
Ik ben thans 500 mijl verder Oostelijk!
Dat is 800 K.M. Geweldige afstanden zijn het
hier, die je aflegt. Vanmorgen, na Santa Fé was
het een interessante tocht. Het ging door hoog
gebergte, door besneeuwd landschap, met vrij*
laag, verspreid bosch bedekt. De weg ging over
2000 M. hooge passen, maar helaas was het uit
zicht belemmerd. Een wolkenzee onttrok de
vlakten aan het oog. Ook nu weer was de streek
eenzaam en verlaten.
Een armoedige boer, een paar schamele hutjes
was het eenige teeken van leven. Afdalend naar
Gezicht op Manhattan te New-York met
wolkenkrabbers
Eigenlijk had Trottle naar Los Angeles ge
wild en niet naar dat dorp in Alabama.
Maar van een vriend had hij vernomen,
dat Jarber het laatste jaar in Brack woonde
als mijningenieur en een liefhebber van dob
belen was. Toen had Trottle een omweg ge
maakt om Brack te bereiken.
Hij lag te rusten op een divan en ging na
hoe Jarber hem z'n heele leven had dwars ge
zeten. Op school was het al begonnen. Later
had Trottle gesolliciteerd naar
een baantje op een fabriek,
maar Jarber, die een kruiwagen
had, had het baantje gekregen.
Maar wat voor Trottle het erg
ste was, dat was het verlies van
Nora. Tien jaar geleden was hij
verliefd op haar geworden, en
hij had een piooie kans, tot
Jarber kwam, die knapper was
en een betere positie had. Nora
had Jarber gekozen en niet
Trottle; die had z'n troost maar
moeten zoeken in hard werken.
Trottle stond op, deed een
schoon boord om en keek uit
het raam. %ian den overkant
stond een gebouw, dat den weid-
schen naam droeg van „Speel-
paleis", dat nu en dan druk be
zocht werd. Menigeen, die het
dorp had -willen verlaten met
een flinken buidel met geld,
bleef er hangen, omdat het
Speelpaleis z'n buidel geledigd
had.
Het weer was prachtig. Trottle
keek met aandacht naar het
„Paleis". In zoo'n omgeving
moest men Jarber, die een spe
ler was, zoeken. Het zou wel
goed zijn, dacht Trottle, als hij
vóór de ontmoeting eens flink
at. Hij nam z'n revolver, keek
de lading na, stak het wapen in
z'n zak en ging de trap af. In
de bekende de eetkamer keek hij rond, maar
zag den man niet, dien hij zocht.
Hij at en dronk, liep daarna een kwartiertje
rond en ging weer naar z'n kamer. Ruim acht
jaar had hij gewacht op de ontmoeting met
Jarber, hij kon nu nog wel een paar uurtjes
wachten. Hij las een beetje en sliep tot 8 uur.
Hij frischte zich wat op en stapte om een uur
of negen de speelzaal binnen; z'n revolver
droeg hij bij zich. Dat was een onontbeerlijk
wapen bij z'n omzwervingen in de laatste jaren.
De zaal was een echt speelhol, met roulettes,
croupiers, opzichters en een bonte menigte:
blanken van elke nationaliteit, mestiezen, Mexi
canen, Zuid-Amerikanen en Chineezen. Aan
kleine tafeltjes schenen Amerikanen te pokeren.
Trottle speur
de de zaal rond
en zag een man,
die met den
den rug naar
hem toezat. Dat
moest Jarber
zijn. Hij speelde
met twee Por-
tugeezen. Zóó
was hij in z'n spel verdiept, dat hij niet zag,
dat Trottle op een andere plaats ging zitten
om beter te zien. Het was Jarber.
Rustig in z'n hoek gezeten, wachtte Trottle
en dacht na over de wijze waarop hij zou op
treden. Hü wilde zich niet aan Jarber ver
toonen, voor die alleen was. Hij wachtte ruim
een uur. Toen stonden de Portugeezen op. Ze
hadden geen geld meer. Jarber noodigde ze voor
den volgenden avond uit om revanche te halen,
bestelde whisky, stak een sigaar op en bleef
zitten.
Toen achtte Trottle z'n tijd gekomen. Hij
stond op, liep tot achter Jarber en tikte hem
op den schouder.
De speler keek onverschillig om, toen straalde
angst uit z'n oogen. Z'n hand gleed naar z'n
zak, maar Trottle was hem voor. Trottle hield
z'n revolver op hem gericht, vóór dat Jarber de
zijne kon trekken.
„Laat dat," zei Trottle. „Ik schiet beter en
vlugger dan de meeste mannen."
Hij ging recht tegenover Jarber zitten, nam
de kaarten die nog op tafel lagen en begon ze
te schudden. Jarber kon den blik niet afwen
den van den man wien hij een positie en een
meisje ontfutseld had. Z'n oogen stonden groot
van vrees. In z'n hart was hij altijd bang ge
weest voor Trottle, en nu meer dan ooit. Hij
dacht aan de snelle rechtspleging in deze af
gelegen streek, waar men eerst straft en dan
oordeelt. Hij wachtte af, en hij twijfelde niet,
of z'n laatste uur was geslagen. Zoo zat hij
daar, bewegingloos.
Trottle dacht kalm na en zei:
„Laten we om te beginnen een spelletje kaar
ten, Jarber."
De aangesprokene keek ontsteld. Waar wilde
Trottle heen! Had hij een nieuwe soort kastij
ding uitgedacht?
„Ik krijg je nog wel!" had Trottle een jaar
of 8 geleden uitgeroepen. Wat ging er ge
beuren?
„En denk er om," zei Trottle, „geen streken.
Dat zie ik direct, 't Eenige, dat je nooit van
mij hebt kunnen winnen, is het kaartspel. We
zullen met ons tweeën pokeren. Ik wil er geen
anderen bij hebben."
Ze waren en bleven alleen. De andere spe
lers hadden hun aandacht bij hun winst of ver
lies. Ze letten niet op het tafeltje, waaraan
Trottle en Jarber zaten.
„Jij geeft," beval Trottle, „en geen kunsten!"
„Ik zal eerlijk spelen," verzekerde de andere.
„Een mensch leert. Je behoeft bij mij niet meer
bang te zijn voor gemeene trucs."
Trottle gaf.
Het spel duurde drie kwartier. Trottle sprak
en beval en Jarber durfde hem niet tegen te
spreken, dorst zelfs niet boven hem uit te bie
den. Zoo bleef het geluk aan één kant en
Trottle had 1500 dollar opgestreken, toen de
drie kwartier om waren.
Toen stond hij op met een triomfantelijk ge
zicht. Jarber bleef zitten. Hij zag bleek. Het
duurde een heele poos vóór Trottle sprak.
„Jarber," zei hij, „je hebt me eerst een positie
afgesnoept en mij toen Nora, m'n eerste en
eenige liefde ontfutseld."
Jarber boog het hoofd en zweeg.
„Daar dank ik je voor," ging Trottle voort.
„Doordat ik dat baantje niet kreeg, heb ik
leeren aanpakken en werken en ben ik vooruit
gekomen. Ik zou, als ik wilde, jou en alles wat
je bezit kunnen koopen. En Nora bleek een
vrouw te zijn, die het geld van haar man tot
den laatsten cent toe besteedde aan kleeren,
opschik en pretjes. En nu win ik 1500 dollar
van je. Ik heb al lang op je geloerd, Jarber.
Ik had me voorgenomen: als ik ooit in de buurt
kom, zou ik je persoonlijk gaan bedanken en
aan dit .voornemen heb ik nu gevolg gegeven."
Woensdagmorgen heel vroeg ben ik naar de
Holland-Amerika Lijn geweest en heb de familie
in stralende gezondheid aangetroffen.
In Memphis in Tennessee heeft zich een
eigenaardig ziektegeval voorgedaan. Eenigen
tijd geleden deden zich bij een overigens zeer
gezond en flink jongetje merkwaardige ziekte
verschijnselen voor. Het kind was buitenge
woon mededeelzaam, zoodat de ouders het vaak
verbieden moesten zooveel te spreken. In het
begin van de ziekte hielpen deze vermaningen
wel, maar tenslotte bleken ze vruchteloos; het
kind sprak aan één stuk door, dag en nacht,
over zijn ouders, zij0 vriendjes en zijn speel
goed. Tenslotte moest men het kind naar een
ziekenhuis brengen, waar men het inspuitin
gen gaf, om den stroom van woorden eenigs-
zins te remmen. Het krachtige kind was ten
gevolge van de inspanning van het vele praten
zoo verzwakt en vermagerd, dat het ten laat
ste nog slechts 10 K.G. woog. Thans heeft de
dood een einde aan zijn lijden gemaakt.
De Amerikaansche rijkdom komt vooral tot
uiting door de wijze, waarop de rijken daar op
reis gaan. Zij reizen namelijk in particuliere
salonwagens. In de laatste vijftig jaar werden
350 dergelijke wagons gebouwd, waarvan 250 voor
particulieren en de overige voor spoorwegonder
nemingen. Drie en twintig van deze wagons
worden thans gebruikt. Zij zijn voorzien van alle
mogelijke dingen, die ook in een huishouding
gebruikt worden: linnengoed, zilveren messen,
vorken en lepels, porcelein en een keukenuit
rusting. De huur bedraagt voor 1 tot 2 dagen
175 dollar per dag, en dit bedrag daalt tot 50
dollar, wanneer men een wagon voor drie maan
den huurt. Het loon voor een kok en twee be
dienden is daarbij inbegrepen. Ofschoon de
ruimte in een dergelijke wagon slechts 3 bij 5
meter groot is, biedt zij toch allerlei mogelijk
heden voor binnen-architectuur. Meestal zijn zij
geheel met mahoniehout betimmerd, terwijl in
de muren kasten ingebouwd zijn. In een wagon
zijn meestal vijf kamers, verder een keuken, een
badkamer en een platform, waar men een heer
lijk uitzicht heeft op de omgeving, waar men
door rijdt. Ook de radio is natuurlijk niet ver
geten. Naar deze wagons bestaat een groote
vraag, daar zij gaarne door families met hun
gasten gebruikt worden.
In de machtige Californische bergen
En toch.... nog steeds zou een Hollandsche
boer er zijn neus voor ophalen.
Kansas City is een groote stad. De skyskra-
pers zijn talrijk, liggen als een bundel op een
heuvel. Het is een industriestad. Het was een
verrassend gezicht bij een bocht van den weg
plotseling een geweldige steenmassa in den
nevel in de ondergaande zon te zien opdagen.
Mooi, maar vreemd. Het is de eerste groote stad,
die ik sinds Los Angeles aandoe. 600.000 inwo
ners. Veel rijkdom en ook veel armoede. Die
rijkdom doet toch altijd na de armoede, die je
op het land ziet, aan als een geweldige tegen
stelling.
Maar, zooals gezegd, Amerika is het land der
tegenstellingen1!
St. Louis 17 Maart 1937.
Vanmorgen om 6 uur afgereisd naar St. Louis.
Over een heuvellandschap in den staat Mis
souri. De weg was in puiken staat, zoodat ik
'n zeer goeden tijd kon maken. Ik had vandaag
„maar" 250 mijl (400 K.M.) af te leggen. En het
kostte mij weinig moeite om dit in 5 uur te
doen. Het ging steeds heuvel op, heuvel af, door
een landschap bedekt met sneeuw. Ook nu ging
het voor een groot deel door Duitsche settle
ments, wat duidelijk te zien was aan het min
der slordige uiterlijk der boerderijen.
St. Louis, een stad van 800.000 inwoners, ziet
er zwart, beroet en berookt uit. Het is een in
dustriestad, centrum van Duitsche brouwerijen,
pelsfabrieken, kleeren- en schoenenfabrieken.
Sr wonen hoofdzakelijk Joden en Katholieken.
Van de laatsten merk je weinig, maar de Jo
den weren zich hier geducht. Trouwens, zij
hebben hier in ide Staten grooten invloed.
De Joden hebben hun anti-fascistische cam
pagne op meesterlijke wijze georganiseerd.
In St. Louis bracht ik een kort bezoek aan
ons kantoor van de Shell Union en kocht een
treinkaartje voor New York.
Het wordt nu tijd, dat ik u eindelijk eens
bet doel van mijn reis vertel. Dit is namelijk
om mijn vrouw en kinderen te New York van
de boot te halen.
New York 19 Maart 1937.
Op het kantoor van de Holland-Amerika Lijn
hoorde ik, dat de boot eerst Dinsdagmorgen
binnenkomt. Dat geeft mij meer tijd in New
York dan ik gedacht had.
Ik ben steeds onder den indruk van het ge
weldige van deze stad. Een heel eigenaardige
bevolking is het hier. Je hoort op straat heel
wat vreemde talen spreken: Duitsch, Ita-
liaansch, ook Jiddisch.
Er zijn hier heele wijken waar je niets dan
Duitsch, Russisch, Poolsch etc. hoort. Vandaag
ga ik daar eens een kijkje nemen. Ik doe dat
alles per undergrounds of elevated (boven-
grondsch). Voor 5 Amerikaansche centen kom
je overal waar je wilt. Dus heel goedkoop en
de weg is uiterst gemakkelijk te vinden. Ik ben
overdag ook eenige malen in de enorme bios
cooppaleizen geweest, die je hier hebt. Er zijn
er bij die 5000 tot 6000 toeschouwers kunnen
bergen. Enorm! En de toegang is voor alle
plaatsen slechts 50 cents. Duur is het hier dus
niet. Behalve de hotels, die vind ik vrij kost
baar. Voor eén zeer matig kamertje betaal ik
$4.00 zonder ontbijt of iets dergelijks. Zondags
is het hier in Amerika een dooie boel. New
York maakt daar geen uitzondering op. Het is
als uitgestorven.
Het meest origineele tijdschrift van de we
reld zal wel het Hongaarsche weekblad „Uti
Kalandok", in het Nederlandsch „Avonturen
langs den weg," zijn, dat iedere week in een
andere stad van Hongarije verschijnt. Imrc
Peak, een journalist uit Boedapest, kwam op
het eigenaardige idee, om van stad tot stad te
trekken, om plaatselijke gebeurtenissen en fei
ten te leeren kennen, waarover hij dan in de
stad zelf 'n krant uitgeeft. Hij kocht 'n paard en
ging op weg. Reeds in de eerste groote stad,
waar hij door kwam, in Cegled, begon hij met
het uitgeven van de eerste nummers van zijn
tijdschrift, dat hij in 1000 exemplaren had la
ten drukken en op zijn paard, Bandi, zittend,
aan de burgers van Cegled verkocht. Sommigen
van hen kochten direct een paar nummers, ter
wijl anderen zich op het blad abonneerden. Bin
nen zeven maanden heeft Peak thans een tijd
schrift in ongeveer dertig verschillende plaat
sen laten verschijnen. Ondanks dit succes werkt
hij nog steeds op zijn primitieve manier. Hij1
is niet alleen uitgever en redacteur in één per
soon, maar hij zorgt ook voor de administra
tieve en redactioneele werkzaamheden; alleen
het drukken gebeurt in de stad, waar hü juist
vertoeft. Zijn gereedschap bestaat uit papier,
vulpenhouder en verder verwerft hij steeds
meer abonnementen en klanten. De geheele
administratie en redactie van het weekblad
wordt dus bewaard in de zadeltasch van het
paard.
Onze eeuw van de sport heeft ook op gees-
telyk gebied haar vertegenwoordigers, na
melijk de denksport, het oplossen van
raadsels. In Amerika heeft men vastgesteld, dat
een zekere Frank Davis in Springfield in Ohio,
de meeste raadsels heeft opgelost. Sedert twin
tig jaar heeft hij deelgenomen aan dergelijke
raadsels en heeft er eenige duizenden opgelost,
terwijl hij ook voor zijn moeite rijkelijk be
loond werd. De winsten vertegenwoordigen een
waarde van 40.000 dollar, want onder de prij
zen bevinden zich niet alleen eenige auto's,
maar ook een piano, twee week-end-huisjes enz.
Het liefst heeft hij natuurlük een prijs in geld;
ook waren er prijzen, die hem veel hoofdbre
kens kostten, om ze te krijgen, bijvoorbeeld een
kleine krokodil, een plaats in den schouwburg
van een stadje, dat ver van zyn eigen stad ge
legen was en dergelüke meer. In vele gevallen
moest hü tevreden zün met de theoretische
prüzen, waardoor hü echter toch veel roem
verwierf.