ffldvM&aal van De avonturen van Stan en Pol c? NANCY STEELE wordt vermist! De slaven Het Vredespaleis DINSDAG 3 AUGUSTUS 1937 Grove uitval Niet wanhopen Oeganda-Protectoraat Een rapport, waarin de jungle ademt Drijvende tandartsen kliniek AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR LUC WILLINK gÉS Van het systeem Gelijk Martien Beversluis eerst werd ingehaald als dichterlijke publicist in de kolommen van De Tribune en na zijn onvriendelijkheid tegen het marxis me uitgeworpen door het Volksdagblad, wordt thans kameraad Jef Last, ofschoon hij voor zijn overtuiging in rood Spanje ging strijden, als een overlooper door het orgaan der Comm. Partij Nederland be schouwd, omdat hij Sovjet-Rusland, dat hij bereisde, achteraf kritisch beziet. Wij berichtten reeds over het jongste boek van André Gide, die de Sovjet-dicta tuur hekelde. Tribune-Volksdagblad woedt tegen Jef Last, die de Nederlandsche ver taling van het boek inleidde, en schrijft: „Indien Jef Last er prijs op stelt in de rijen der arbeidersklasse als kameraad te worden beschouwd en niet als overloo per, zal hij deze, aan het Trotzkisme ont leende, schimpscheuten tegen de Sovjet- Unie, die evenals zijn andere uitspraken in dat voorwoord, met groote voldoening door de vijanden van de Sovjet-Unie en van de eenheid tegen het fascisme, die in „Het Volk" de toon aangeven, on middellijk overgenomen zijn, ten spoe digste moeten herroepen." Herroepen. Hetzelfde wat Wijnkoop heeft moeten doen. Ieder die een slaaf is gewor den van dit verschrikkelijkste systeem, door de on vrijen uitgevonden tegen de vrij heid, moeten öf Sovjet-Rusland onvoor waardelijk prijzen, óf eruit!! Vergeefs vechten Sedert de heer A. M. Peeters als re dacteur van Onze Vaan is afgetreden, kent de heer C. D. Wesseling geen remmen meer. Hij is thans alleen baas in het orgaan van de Kath. Dem. Partij. Met name op minister Romme is hij gebeten, die pas een circulaire verzond ter voorbe reiding van maatregelen betreffende het werkloozenvraagstuk. Daar kan natuurlijk niets goeds van komen, vooral nu de Mi nister voor een paar weken naar het bui tenland is gegaan. Het kwam niet te pas, hij had hier moeten blijven en in tegen stelling met het „fluimig artikel", waar in een katholiek blad op den goeden in zet van mr. Romme wees, schrijft Onze Vaan, dat de werkloozen onder dezen mi nister moeten „gehoorzamen en verhon geren": Den Minister van Sociale Zaken, prof. mr. C.P.M. Romme werd uitgeleide gedaan door zijn echtgenoote en beide kinderen. Zijn Excellentie laat dus niet alleen vrouw en kinderen in den steek, om zich te amusee ren (dat moet hij zelf weten) maar ook de heele Ned. arbeidersbeweging die hem zulke dringende adressen en telegrammen had gestuurd. Hoe moet dat nu met den nood der arbeiders, die geen uitstel kan lijden? 't Zal Romme 'n zorg zijn! Ieder woord tegen dezen groven uitval zou te veel zijn. Tegen zekere kade is het vergeefs vechten. Wacht de daden De eerste felle uitbarsting tegen het parlementair Kabinet begint te lu wen. Het liberale „Hbl." besluit een beschouwing over de mogelijkheden der nieuwe politiek: „We wanhopen nog niet geheel:" Na een nationaal bewind, dat, met de tusschenpoos van de Kabinetscrisis in '35, volle vier jaar heeft geduurd en waarvan men zeker niet kan zeggen, dat het minder bevredigend was dan dat van zijn naaste voorgangers, heeft een soort van „Comedy of Errors" (gespeeld door eenige fracties, maar óók door een zeker deel der liberale kiezers als beteuterde figuranten) weer een eind gemaakt aan het nationale regime; en we dreigen weer te worden overgeleverd tenzij straks blijkt dat het kabinet bree der ziet dan sommige partijen aan de heerschappij dier oude wrange dame: de Antithese. Maar wij wachten, meer nog dan op de Troonrede, op de daden van het mi nisterie. En wanhopen nog niet geheeL Zoo is het juist, laat ons de daden van het ministerie afwachten ende niet despereeren. Geen nieuwe comedie van dwalingen als onder het vorig ministerie- Colijn, geen samenvoeging nationaal en reeël noemen, die belde kenmerken mist, geen noodelooze antithese tusschen goed- willenden. De antithese van 't beginsel, dat de positief-christelijken, die gelooven in de Godheid van Christus en de Verlossing, verdeelt van vrijzinnigen en humanisten of anti-christenen, laat voldoende vrijheid aan den goeden wil, de nationale saamhoo- righeid en 'het algemeen-menschelijke, om met wat politieke inschikkelijkheid een re sultaat te bereiken, dat door de medewer king van allen tot stand kan worden ge bracht onder de leiding van dr. Colijn, die niet wil vervreemden maar bijeenbrengen. En bij een volgende crisis kan dan, in dien het Kabinet breeder ziet dan sommige partijen en wij verwachten dit zeer stel lig eerder bereikt worden wat thans ten gevolge van onmatige begeerten en gebrek aan vertrouwen nog moest uitblijven. Neen, niet wanhopen. Het was Vrijdag 30 Juli dertig jaar geleden dat door den voorzitter van de Tweede Vredes-Conferentie, Alexander Nelidoff, te Den Haag de eerste steen werd gelegd voor het Vredespaleis. Hoeveel vreedzamer zag de wereld er toen uit dan nu! Wie langs het Vredespaleis loopt heeft soms den indruk, dat de Europeesche naties daar een grimas hebben gemaakt, inplaats van een bouw gesticht die van hun ideëelen zin ge tuigt. Het Haagsche Vredespaleis is de stichting van Carnegie, die aanvankelijk het plan koes terde fondsen ter beschikking te stellen om ten dienste van het Permanente Hof van Arbitrage, dat tijdens de Eerste Vredes-Conferentie te Den Haag in 1898 werd opgericht, een biblio theek aan te leggen. Na overleg met den gezant van Nederland te Washington, Baron V. Gevers, breidde Carnegie dit voornemen evenwel in de zen geest uit, dat hij een som van drie millioen, zevenhonderd en vijftig duizend gulden ter be schikking van de Nederlandsche Regeering stel de voor de stichting van een paleis, dat de zetel van dit Gerechtshof der Volkeren zou worden. De acte van stichting werd op 7 October 1903 op Skibo Castle, Andrew Carnegie's zomerver blijf in Schotland, gepasseerd en zeven maan den later volgde de vaststelling van de statu ten: de instelling zou den naam van haar stich ter vereeuwigen. De eerste zorg was thans het vinden van een geschikt terrein, waar het paleis moest verrij zen. En na lang overwegen werd een plek ge vonden, waar thans machtig en grootsch het monumentale bouwwerk zich verheft, staand in een deel van het Park Zorgvliet, dat door de Nederlandsche Regeering aan de Carnegie- Stichting werd aangeboden. Nadat aldus het terrein was gekozen, schreef het bestuur der Carnegiestichting een Interna tionale Prijsvraag uit, waartoe een twintig-tal der meest bekende bouwmeesters uit de geheele wereld werden uitgenoodigd. In den zomer van 1906 werd de uitslag bekend gemaakt en het bleek, dat uit de 216 ingekomen ontwerpen, dat van den architect Cordonnier uit Rijssel den eersten prijs had verworven. Het bekroonde plan kon evenwel om talrijke redenen niet ten uitvoer worden gebracht Cordonnier maakte een nieuwen schetsplatte- Het Vredespaleis te Den Haag, waarvan dertig jaar geleden de eerste steen werd gelegd grond, waardoor ook het interieur van het gebouw geheel werd gewijzigd. Tot uitvoerder van het werk werd de bouwkundig ingenieur J. van der Steur aangewezen, die in April 1907 met de werkzaamheden een aanvang maakte. In den zomer van 1907 werd te Den Haag de Tweede Vredesconferentie gehouden, waarbij door den gezant van Rusland, Baron Nelidoff, de plechtigheid van de eerste-steenlegging werd verricht. De eerste steen werd geplaatst rechts in den voorgevel van de Groote Rechtszaal en draagt het opschrift „Paci Justitia firmandae hanc aedem Andrae Carnegii murificentia dedicavit", vertaald „Aan den Vrede, te handhaven door de gerechtigheid, heeft de mildheid van Andrew Carnegie dit huis gewijd," Tijdens de Tweede Vredesconferentie werd door den Franschen afgevaardigde, baron d'Es- tournelles de Constant een motie ingediend, de wenschelijkheid betoogend, dat de betrokken regeeringen als bijdrage voor den bouw van het Paleis bouwstoffen, kunstvoorwerpen en andere benoodigdheden zouden zenden, welke zooveel mogelijk den zuiveren stempel van nationale productie zouden dragen. Deze motie werd met algemeene stemmen aangenomen en alle staten hebben zich beijverd het beste en schoonste van hun land aan de Carnegiestichting te geven. De bouw van het Vredespaleis heeft zes jaar geduurd; in Augustus 1913 was het imposante bouwwerk geheel voltooid. Eenmaal per jaar stelt het Oeganda-Pro tectoraat, een officieele instelling dus, een jachtrapport op. Dit rapport gelijkt steeds weer op een avonturenroman, die van den strijd tusschen wilde dieren en van den moed van blanke en zwarte mannen vertelt. De jungle ademt er in. Toen men vele jaren geleden besloot, het wild reservaat van Oeganda te scheppen, vond dit zijn oorzaak in het feit, dat de zoölogen en ver schillende regeeringsinstanties een aantal dier soorten b.v. den Afrikaanschen olifant voor uitsterven wilden behoeden. Nu, de geno men maatregelen, zooals het instellen van be schermde zones, hebben hun werk gedaan. Van een uitsterven kan in ieder geval geen sprake meer zijn. De slimme dikhuiden en de vele an dere dieren, die in hun nabijheid leefden, be merkten al spoedig, waar en op welke tijden van het jaar er niet op hen geschoten werd. Zoo vermenigvuldigden ztf zich snel, zoodat in het jaar 1936 b.v. weer 2300 olifanten voor de jacht konden worden vrijgegeven. In het jaar 1935 waren het er een paar honderd minder. Maar zelfs dit heeft den wildstand van Afrika geens zins in gevaar kunnen brengen. Wanneer men op het oogenblik met de moe dige jachtopzieners van het Afrikaansche woud. zooals de kapiteins Pitman, Banks of Salmon spreekt, krijgt men uit hun mond te hooren, dat vele gebieden van Oeganda om zoo te zeggen door olifanten overstroomd zijn. „Wij staan hier werkelijk voor een raadsel. Het mag misschien eigenaardig klinken, maar met de olifanten is het bijna precies eender als met de beroemde hydra. Wij tellen de kudden en schatten het geboortecijfer (in Oeganda hebben wij immers goede telegraaf- en telefoonverbin dingen, zoodat de verschillende jachtopzieners voortdurend contact met elkaar kunnen hou den), maar wanneer wij een olifant neerge schoten hebben, kunnen wij er zeker van zijn, dat er minstens twee andere dikhuiden voor in de plaats komen. Het lijkt dikwijls, alsof de beesten behekst zijn." Oeganda is voor Engeland de parel van Oost- Afrika. In de vruchtbare gebieden groeien vele nuttige planten, die tegen de steeds hongerige en dikwijls vernielzuchtige dikhuiden beschermd moeten worden. „Nu hebben wij er weliswaar een zekere ervaring van, kudden olifanten, die in aantocht zijn, af te schrikken en te verdrij ven," verklaart captain Pitman, „maar deze strijd is toch heel wat moeilijker dan uit de of ficieele rapporten blijkt". Met hun manschappen vervolgen de jacht opzieners de kudden. Zij blijven de olifanten steeds op de hielen zitten, stellen zich met den opziener van het aangrenzende district in ver binding, en keeren eerst weer naar hun eigen standplaats terug, indien de andere groep de verdere bewaking van de kudde op zich geno men heeft, zoodat er naar menschelijke bereke ning niet veel gebeuren kan. Maar deze jachten in het oerwoud zijn spannend en opwindend en af en toe ook tragisch en moordend. De negers zijn onverbiddelijke vijanden van den olifant, zoodra een der hunnen door een dikhuid gedood is. Zij nemen dan wraak en zet ten daarbij dikwijls het eigen leven op het spel. Zoo was in Karamoja een drijver door een oli fant gedood. Den volgenden dag namen de ne gers wraak en velden vijf olifanten. En bij der gelijke gelegenheden weigeren de zwarten ge bruik te maken van de vuurwapens. Zij gaan de dikhuiden slechts met hun speren te lijf en moeten wel van een groote woede bezield zijn. Deze woede en wraakgierigheid verdubbelen hun krachten. Anders laat zich ook een dergelijk voorval nauwelijks verklaren, want zelfs met een vuurwapen in de hand blijft het een waagstuk, een olifant tegemoet te treden. Over de gorilla's viel er dit jaar in het rapport weinig te melden. Zij zijn nergens boosaardig Op den grond, vlak voor de voeten van Mo pes Chadwick, lag een levenloos lichaam. Mopes kneep z'n handen zoo stijf in el kaar, dat z'n nagels in het vleesch drongen. „Hij is dood," mompelde hij, „morsdood." Door de glazen deur, waarvoor het lijk lag, kon Mopes de toppen der hooge boomen zien wuiven, en hij zag het groene grasveld en de kleurige bloemperken en hoorde het vroolijke praten en lachen der spelers op het tennis veld. Spiedend keek hij in 't rond en stapte toen voorzichtig over het beweginglooze lichaam heen. Daarna sloot hij de deur en draaide den sleutel om in het slot van de glazen deur. Wat te doen? Het zoemde door z'n ontsteld brein. Ja, wat zou hij doen? Neen, wat kón hij doen? Een bevredigend antwoord op die vraag vond hij niet. En toch, hij moest handelen. Da delijk, ontdekking moest worden voorkomen. Wat was dat? Vlug keerde hij zich om, keek naar de deur en luisterde. Allemachtig, daar klonken stemmen in de gang, en hij herkende de zware stem van z'n gastheer, het aangename geluid der gastvrouw. Wanhopig keek Mopes Chadwick rond. Daar viel z'n blik op de gordijnkoorden. Snel trok hij er aan en zonder gerucht schoven de gordijnen naar elkaar en sloten de serre, waarin het lijk lag, af. De stemmen klonken luider, voetstappen na derden. Hij wierp zich in een leunstoel en sloot z'n oogen. „Hè, Mopes, jij hier? Scheelt er wat aan?" Mopes keek op en knipperde met z'n oogen. Op den drempel stond z'n joviale gastheer Luc Openshaw en z'n aardige, gezellige vrouw. De jonge man in den leunstoel bracht - de hand naar z'n voorhoofd. ,,'k Ben wat down, onprettig door de warm te," loog hij. ,,'k Ben toen maar naar binnen ge gaan om te rusten en af te koelen." Mevrouw Openshaw liep naar de gordijnen. Mopes huiverde van angst dat ze die zou open trekken en zou zien wat daar achter lag. Om geen argwaan te wekken, kon hij echter niets doen. Zij greep de gordijnen bij de randen en trok ze wat dichter bij elkaar. „Zie zoo," zei ze, „de zon kan nu niet in de kamer schijnen. Daarna liep ze op Mopes toe en legde haar koele hand op z'n brandend voor hoofd. „O, ja," ging ze voort, „heb je Rex soms gezien? Is hij van middag hier geweest?" Slechts met veel inspanning vermocht Mopes z'n zelfbeheersching te bewaren. „Rex?" herhaalde hij, „neen, die is niet hier geweest. Sinds de lunch heb ik hem niet gezien." Wat zou ze wel zeggen, dacht hij vol ontzet ting, als ze wist, dat Rex dood op den grond lag, slechts enkele stappen van haar vandaan en dat hij hem vermoord had. „Nu, tegen 't diner zal hij wel komen," lachte de joviale oud-majoor. „Hij wandelt graag, zoo als je weet. Kom, Jane, laat Mopes nog maar wat rusten, dan raakt hij zijn hoofdpijn wel kwijt." Jane Openshaw Knikte den lijder vriendelijk en bemoedigend toe en verliet met haar echt genoot het vertrek. geworden en schijnen zelfs voor de menschen vriendschappelijke gevoelens te zijn gaan opvat ten, sinds zij bemerkt hebben, dat men niet meer op hen schiet. Daarentegen zijn de leeuwen weer tot een plaag geworden, wat blijkt uit de talrijke overvallen op menschen. De negers leg gen ook bij de leeuwenjacht een grooten moed aan den dag. Meestal zijn zij slechts met hun korte speer en een knuppel gewapend. Volgens het rapport heeft zich in de omgeving van West-Madi een raadselachtig voorval afge speeld. Daar heeft een witte rhinoceros een vrouw aangevallen en gedood. Tot nog toe hield men den weinig voorkomenden witten rhinoceros voor ongevaarlijk. Het voorval is daarom voor de jachtopzieners van Oeganda, die zich anders door geen geheimzinnigheid tusschen het Vic toria- en het Albertmeer uit het veld laten slaan, een raadsel. „Hè," zuchtte Mopes en wreef met z'n zak doek langs z'n voorhoofd, waarop zweetdrup pels parelden, „dat scheelde niet veel." Het gevaar was echter nog lang niet gewe ken. Vóór 't diner moest hij een geschikte plek vinden om het lijk van Rex te verbergen. Maar waar? Wat was dat? Hij sprong op en keek naar de gordijnen. Iemand wilde door den buitenkant van de serre binnenkomen. Hij luisterde en.... slaakte een zucht van verlichting. De poging werd [ft f opgegeven; de 'V"- persoon had ge- merkt, dat de deur op slot was en ging weg. Maar toen dacht hij, echter te laat, ook aan de andere deur. Die deur ging open en 'n slank meisje, niet ouder dan twintig en gekleed in een licht zo- mercostuum, met een racket in de hand, sprong vroolijk naar binnen. Toen ze Mopes zag, die zich weer in z'n leunstoel had laten vallen, bleef ze staan en riep: „Lieve hemel, Mopes, wat heb je?" De aangesprokene deed z'n oogen open en keek de schoone bezoekster aan met een lodder oog. „O, zoo'n hoofdpijn," stiet hij er met moeite uit. „Arme jongen!" riep Fancy weer; ze kwam naar hem toe, met een blik vol medelijden. „Zal ik een aspirientje voor je halen?" „Och neen, dank je. Laat me hier maar rus tig zitten tot aan 't diner; dan ben ik wel weer in orde." Fancy ging op de leuning van den stoel zitten, waarin de jonge man gedoken zat. ,,'t Is vandaag ook zoo heet." Ze keek naar de gordijnen. „Wacht, ik zal den boel opengooien. De zon is zoo goed als weg." „Neen, neen, laat maar." „Waarom?" vroeg ze, en sprong van de leu ning af. Maar Mopes was eerder bij de gordij nen dan zij, en bleef er voor staan. „Wat doe je vreemd," verbaasde zij zich. „Wil je iets voor mij verbergen, Mopes?" Angstig greep hij haar hand. „Fancy, houd je van me?" vroeg hij smee- kend. Natuurlijk." Maar de toon waarop ze het zei, klonk niet natuurlijk, maar ongeduldig. „Houd je genoeg van me, om me te vertrou wen?" „Dat is ook een vraag," en ze keek hem strak met gefronste wenkbrauwen aan. „Ik moet je vertrouwen en jij wilt me niet vertrouwen." Mopes aarzelde. Hij wist niet wat hij verder zeggen zou. Hij moest echter wat zeggen. „Ik had graag, dat je deze kamer verliet, zonder achter die gordijnen te kijken." „Ik zou niet weten waarom!" „Och, doe 't maar," smeekte hij. Fancy dacht een oogenblik na. „Mopes, ik wil achter die gordijnen kijken, voor ik de kamer uitga," besloot ze met klem. Aan d'r toon hoorde hij, dat ze bij d'r besluit zou blijven. „Enfin, luister dan eerst even naar me;" z'n stem daalde tot een angstig fluisteren: „Ik heb heb.... van middagRex vermoord." „RexRex.... vermoord!" herhaalde ze vol ontzetting. „Ik ging met den auto uit en reed nog al hard achteruit, toen Rex net van achter dat boschje bij 't tennisveld den weg op kwam. Natuurlijk keek hij weer niet waar hij liep. Iedereen weet, dat Rex en ik elkaar niet kunnen uitstaan. Daarom zullen ze nooit gelooven, dat.'t een on geluk was. Hoe moet ik dat nu aan de Open- shaws zeggen?" Fancy antwoordde niet en liep naar de gor dijnen. Langzaam trok zij ze open. En toen viel haar droeve blik op het verminkte lijk van Rex, den vertroetelden King Charles van mevrouw Jane Openshaw. (Nadruk verboden) Eensklaps bemerkte Pol dat zijn pakje leelijk gekreukeld was. Toen de zon bijna onder was gegaan, gingen de beide vriend- Door de beenen der menschen konden de kabouters een jon- Doch Stan zei: „Ach wat hindert dat, hier in het bosch." Doch jes weer naar de stad om hun werk aan te vangen. In een der gen op straat zien liggen, die veel pijn scheen te hebben, en Pol schudde zijn hoofd en zei dat hij hoopte dat hij vannacht straten zagen ze een volksoploop en ze spoedden er zich heen aldoor om zijn moeder riep. Pol beval zijn vriendje niet op hem zou kunnen strijken. Hij wist niet in wat voor moeilijkheden hij om te zien wat er aan de hand was. te wachten, dan zou hij wel zien wat hij kon doen. door zijn netheid zou komen. Het Zweedsche Roode Kruis en ook de plaat selijke besturen treffen alle mogelijke maatre gelen om de gezondheid van het volk te bevor deren. In den laatsten tijd wordt er vooral aan de zoo buitengewoon belangrijke tandheelkunde, die vooral voor de jeugd van zoo veel beteekenis is, veel aandacht besteed. Het Roode Kruis heeft reeds onder leiding van Prins Karei be weegbare tandklinieken naar de afgelegen stre ken van het land gezonden, om daar hulp aan cie schoolkinderen te verschaffen. Maar niet al leen de uitgestrekte gebieden in het Noorden van het land, ook de eilanden voor de kust zijn van iedere tandheelkundige hulp verstoken. Daarom heeft men naar de afgelegen eilanden een motorboot uitgezonden, welke geheel als tandheelkundige kliniek ingericht is. Ook wer den de noodige gelden bij elkaar gebracht om deze onderneming een jaar lang te kunnen uit zenden. In de boot bevinden zich een wacht kamer en een operatiezaal, benevens eenige ver trekken, waar de instrumenten opgeborgen kunnen worden. Voor de doktoren, assistenten en overig personeel zijn slaapvertrekken inge richt; de zeker niet geringe geldmiddelen, welke men voor de geheele uitrusting noodig heeft, worden gedeeltelijk door het Roode Kruis en gedeeltelijk door de besturen der steden bij el kaar gebracht. En bovendien verwacht men ook van de patiënten, die met succes behandeld zijn, dat zij iets zullen bijdragen. AT T f A O/^IVTNTII1 'C op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 1? *7 CH bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door ET 7 bij een ongeval met p verlies van hand, MI ,1 ,r M lil£j ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen Wvi doodelijken afloop een voe'; 01 0611 oos- Naar de gelijknamige Fox-film 28 Dat had haar al dien tijd bezig gehouden en zij vond, dat vader haar dat nu maar moest ver tellen, dan zouden zij toch vertrouwder tegen over elkaar staan.En töèn kraakte plotseling dat schot en toen bleek, dat vader niet in huis was, terwijl het licht was blijven branden en dat alles was zéér onheilspellend en beang stigend.. En de huisknecht Smithers ontdekte den tuinman in de groote plantenkas, badend in zijn bloed en buiten bewustzijn en Michael Steele kwam er bij en de twee dienstmeisjes be gonnen te gillen en Sheila was doodsbleek en sr,il en stom, er moest een dokter komen en de politie werd opgebeld* en een ambulance-auto verscheen en voerde den bewusteloozen Danny naar het Riverside-Hospital van de Carnegie- Foundation en van den dader was geen spoor te bekennen, al vonden ze ook later, toen de ochtend aanbrak voetsporen van bijzonder groote en plompe schoenen, want Sturm die wist wel, wat hij deed en had een paar extra groote laarzen over zijn sierlijke kleine schoen tjes aangetrokken XVI EN HIER IS NANCY STEELE! Ja, zoo'n uitgeslapen heer als „Professor" van wien in elk geval vatstond, dat hij bevoegd was, te doceeren in de Hoogeschool der Misdaad, maakte het de politie nu niet gemakkelijk om hem op het spoor te komen. In de Graham-gevangenis en elders had hij de fijne knepen van het métier wel onder de knie gekregen en duizenderlei trucs geleerd, om zich goed te bergen. De ééne boef wist dit en de andere kende dè,t en de „Professor" leerde van hen allen en wist nog bovendien zoo vreeselijk veel van zichzelf.... En Danny bleef voorloopig buiten kennis. De kogel zat vlak naast zijn long en zou met de uiterste behoedzaamheid moeten worden verwij derd. Daar hadden de chirurgen geen makkeltlke taak aan en de politie belde eiken dag het ziekenhuis op, om te informeeren, of de patiënt al mocht worden verhoord, maar daar was geen kwestie van. Dus daar schoot niemand iets mee op en het leidde heelemaal tot niets. Natuurlijk zou dit alles Michael Steele ge weldig veel belang hebben ingeboezemd, indien niet iets anders è.1 zijn aandacht had opgevor derd en hem totaal had in beslag genomen. Want denk eens: Nancy keerde tot hem weer! Nancy, die hem ontroofd was, toen ze negen maanden oud was, waarom hij getreurd had,, zoo erg als een man maar kanNancy aan wier dood hij nooit had willen gelooven en op wier leven hij niet had gehoopt, Nancy doemde op uit het Niets en werd tot hem teruggevoerd! De schurken hadden zich allerbehoedzaamst met hem in verbinding gesteld, de belooning van honderdduizend dollar opgeëischt en voorts zijn woord van eer, dat ze de politie niet achter zich aan zouden krijgenEn hfj had dat allemaal ingewilligd en toen verscheen Nancy in zijn huis en dat was een hevige emotie. Natuurlijk: zij was in een gansch ander milieu opgegroeid (onder den naam van Mary Hoppe) en was werkzaam aan een klein bioscooptheater ergens in de Middle-West, een knap jong ding, dat opvallend haar best deed, om zich keurig uit te drukken en vriendelijk te zijn en netjes. Tja, wat kon je anders verwachten? Opvoeding is zulk een beslissende factor! En nu stonden ze dan wildvreemd en gedwongen tegen over elkander, maar dat zou natuurlijk wel ver anderen. Die kleinburgerlijkheid zou wel ver dwijnen, door met haar te gaan reizen.... Europa, Cairo, overalMaar dat èrndcre elementhoe moest hij het zeggen?.... hij zou (als het niet zijn dochter gegolden had) bijna „snobistisch" noemendat lieve toontje, waarop zij voortdurend verhalen vertelde, die er voor bestemd waren, haar eigen voortreffe lijkheid duidelijk te maken.... hoe kreeg je dat weg? Ach wat! Hij was een beest van een vent. dat hij over zülke on vaderlijke dingen nadacht! Nu ja, hij was zijn vaderschap immers totaal ont wend! Hij had haar lief, natuurlijk had hij dat, hij had ook geduld met haar, hjj zou haar ver wennen en daarbij toch leiding gevenHet overstelpte zoo'n meisje immers! En vergeet dan het milieu niet! Ja weet u, vader, al kon ik natuurlijk onmo gelijk vermoeden, waar ik vandaan kwam, toch had ik altijd al van eigen het idee, dat ik méér was dan een ander. Zoo wou ik bijvoorbeeld nooit op den tweeden rang zitten in de bioscoop. Typisch, hè? In ons eigen theater hoefde ik natuurlijk nooit iets te betalen en in de „Champion" ook niet en tóch kon ik daar niet bij het gewone volk gaan zitten. Zoo moet er dus beslist altijd wel wat aan me geweest zijn, van dat ik eigenlijk van betere komaf was, maar dat wist ik zelf nietzoo zie je alweer.... Daar gaf Michael Steele geen antwoord op. Waarom zei zijn Nancy zulke afschuwelijke din gen? Hij wou zoo zielsgraag hartelijk voor haar zijn! Enfin, hij moest het over het hoofd zien. Kleinigheden, kleinigheden! Ze leefde en ze was gezond en er was reden te over tot groote vreugde! Was het niet treffend, zooals heel zijn personeel zich verheugde in zijn geluk? Smithers en de chauffeurs en al de meisjes en het aardige dochtertje van O'Neill.... ze leefdenallemaal met hem mee en waren er blij over. Alleen een geaffecteerd man als Mallon was te preten tieus om spontaan heen te stappen over Nancy's kleinourgerlijkheid. Ja ziet u, ik hield altijd al reuzeveel van dure dingen! Als een jongen mij zóó maar es wat geven woubonbons, of weet ik het dan hoefde hij heusch niet aan te komen met van dat goedkoope goed.... Ze zeien weieens:1 „De barones haalt d'r neus weer op", maar nü weet ik, waar dat van komt.... Een mensch kan het immers niet hélpen? Kort en goed: Michael Steele zétte er zich overheen. Hij was nu bezig, zijn omvangrijke bezigheden zóó in te richten, dat hij een iange reis zou kunnen maken met zijn dochter. Hij wou zich heelemaal vrijmaken en een lange vacantie nemen. Danny kwam bij. De doktoren gaven eindelijk hun toestemming tot het politieverhoor, maar dat lang verwachte oogenblik leverde slechts teleurstelling. De oude boef was zeer duchtig met zichzelf te rade gegaan en hield stijf en strak vol, dat hij zich hoegenaamd niets her inneren kon. Hij vertelde, hoe hij dien avond juist naar bed had willen gaan, toen nij meende, onraad in den tuin te hooren. Hij wist óók nog (zei hij), dat hij dacht, dat het niet pluis was in de broeikas, maar hij herinnerde zich niet meer, dat hij deze zou hebben be treden. Al het verdere was pfffft uit zijn her sens weggeblazen, zei hij en daar blééf hij bij en de politie moest opgeven, haar notitieboek dichtklappen en het ziekenhuis verlaten. Hij knapte nu goed op, kreeg eiken avond Sheila bij zich op bezoek, maar merkte niet, dat zij in overleg met den dokter de groote sensatie vóór zich hield: de terugkeer van Nancy Steele.... Zoo brak weldra de dag aan, dat hij naar zijn tuinmanswoning terug mocht en hij weer op zijn geliefde divan kon gaan liggen, gehuld in zijn stilzwijgendheid. DèAr vertelde Sheila hem het nieuws. En dadelijk daar overheen kwam Michael Steele in eigen persoon, om te zien, hoe de patiënt het maakte en om hem triomfantelijk zijn Nancy te toonen. Nu, deze Nancy was niet uit de hoogte tegen „maar den tuinman", omdat zij allang had op gemerkt, dat haar vader heel eigen was met zijn personeel en dus deed ze vriendelijk en Sheila was op haar beurt hartelijk tegen Nancy. Ja, die Sheila stond haar wel aan. Daar moest zij aldoor naar kijken, terwijl zij weer een van haar affreuse verhalen deed, hoe zij eens ver keering had gehad met een jongen, die eigen lijk wel netjes oppaste, maar die tochze wist zélf nietzoo iets engs over zich had. Dus had ze het toen maar weer afgemaakt en öf ze gelijk gehad had: driemaanden laterwas-ie doodd'r was van binnen iets niet goed geweest met hem, dat had ze zeker vooruit gevoelddat kon je soms zoo hébben Spontaan stelde zij voor, dat Sheila haar kamermeisje worden zoudat leek haar een uitstekend plan, want klaarblijkelijk was die tiunmansdochter een handig, goedgehumeurd ding. Danny op zijn divan trok weer zijn hard- steenen gezicht en terwijl Sheila vriendelijk op merkte, dat zij een betrekking bij een drogist had en dus geen tijd beschikbaar stellen kon, haastte Michael Steele zich, tusschen beiden te komen. Hij hield van Sheila en vond haar veel te goed voor kamenier. En het scheen hem toe, alsof er iets kwetsends in het voorstel van zijn dochter lag. Nancy kon van die onverwachte dingen zeggen, die je niet „beleedigend" mocht noemen, maar die niettemin een '~eetje onprettig aandeden. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10