ffldvM&aal
van
De avonturen van Stan en Pol
c?
NANCY STEELE
wordt vermist!
De slaven
Het Vredespaleis
DINSDAG 3 AUGUSTUS 1937
Grove uitval
Niet wanhopen
Oeganda-Protectoraat
Een rapport, waarin de
jungle ademt
Drijvende tandartsen
kliniek
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR LUC WILLINK gÉS
Van het systeem
Gelijk Martien Beversluis eerst werd
ingehaald als dichterlijke publicist
in de kolommen van De Tribune en
na zijn onvriendelijkheid tegen het marxis
me uitgeworpen door het Volksdagblad,
wordt thans kameraad Jef Last, ofschoon
hij voor zijn overtuiging in rood Spanje
ging strijden, als een overlooper door het
orgaan der Comm. Partij Nederland be
schouwd, omdat hij Sovjet-Rusland, dat hij
bereisde, achteraf kritisch beziet.
Wij berichtten reeds over het jongste
boek van André Gide, die de Sovjet-dicta
tuur hekelde. Tribune-Volksdagblad woedt
tegen Jef Last, die de Nederlandsche ver
taling van het boek inleidde, en schrijft:
„Indien Jef Last er prijs op stelt in de
rijen der arbeidersklasse als kameraad te
worden beschouwd en niet als overloo
per, zal hij deze, aan het Trotzkisme ont
leende, schimpscheuten tegen de Sovjet-
Unie, die evenals zijn andere uitspraken
in dat voorwoord, met groote voldoening
door de vijanden van de Sovjet-Unie en
van de eenheid tegen het fascisme, die
in „Het Volk" de toon aangeven, on
middellijk overgenomen zijn, ten spoe
digste moeten herroepen."
Herroepen. Hetzelfde wat Wijnkoop heeft
moeten doen. Ieder die een slaaf is gewor
den van dit verschrikkelijkste systeem,
door de on vrijen uitgevonden tegen de vrij
heid, moeten öf Sovjet-Rusland onvoor
waardelijk prijzen, óf eruit!!
Vergeefs vechten
Sedert de heer A. M. Peeters als re
dacteur van Onze Vaan is afgetreden,
kent de heer C. D. Wesseling geen
remmen meer. Hij is thans alleen baas in
het orgaan van de Kath. Dem. Partij. Met
name op minister Romme is hij gebeten,
die pas een circulaire verzond ter voorbe
reiding van maatregelen betreffende het
werkloozenvraagstuk. Daar kan natuurlijk
niets goeds van komen, vooral nu de Mi
nister voor een paar weken naar het bui
tenland is gegaan. Het kwam niet te pas,
hij had hier moeten blijven en in tegen
stelling met het „fluimig artikel", waar
in een katholiek blad op den goeden in
zet van mr. Romme wees, schrijft Onze
Vaan, dat de werkloozen onder dezen mi
nister moeten „gehoorzamen en verhon
geren":
Den Minister van Sociale Zaken, prof. mr.
C.P.M. Romme werd uitgeleide gedaan door
zijn echtgenoote en beide kinderen. Zijn
Excellentie laat dus niet alleen vrouw en
kinderen in den steek, om zich te amusee
ren (dat moet hij zelf weten) maar ook de
heele Ned. arbeidersbeweging die hem zulke
dringende adressen en telegrammen had
gestuurd. Hoe moet dat nu met den nood
der arbeiders, die geen uitstel kan lijden?
't Zal Romme 'n zorg zijn!
Ieder woord tegen dezen groven uitval
zou te veel zijn. Tegen zekere kade is het
vergeefs vechten.
Wacht de daden
De eerste felle uitbarsting tegen het
parlementair Kabinet begint te lu
wen. Het liberale „Hbl." besluit een
beschouwing over de mogelijkheden der
nieuwe politiek: „We wanhopen nog niet
geheel:"
Na een nationaal bewind, dat, met de
tusschenpoos van de Kabinetscrisis in '35,
volle vier jaar heeft geduurd en waarvan
men zeker niet kan zeggen, dat het minder
bevredigend was dan dat van zijn naaste
voorgangers, heeft een soort van „Comedy
of Errors" (gespeeld door eenige fracties,
maar óók door een zeker deel der liberale
kiezers als beteuterde figuranten) weer een
eind gemaakt aan het nationale regime; en
we dreigen weer te worden overgeleverd
tenzij straks blijkt dat het kabinet bree
der ziet dan sommige partijen aan de
heerschappij dier oude wrange dame: de
Antithese. Maar wij wachten, meer nog dan
op de Troonrede, op de daden van het mi
nisterie.
En wanhopen nog niet geheeL
Zoo is het juist, laat ons de daden
van het ministerie afwachten ende niet
despereeren. Geen nieuwe comedie van
dwalingen als onder het vorig ministerie-
Colijn, geen samenvoeging nationaal en
reeël noemen, die belde kenmerken mist,
geen noodelooze antithese tusschen goed-
willenden. De antithese van 't beginsel, dat
de positief-christelijken, die gelooven in de
Godheid van Christus en de Verlossing,
verdeelt van vrijzinnigen en humanisten of
anti-christenen, laat voldoende vrijheid
aan den goeden wil, de nationale saamhoo-
righeid en 'het algemeen-menschelijke, om
met wat politieke inschikkelijkheid een re
sultaat te bereiken, dat door de medewer
king van allen tot stand kan worden ge
bracht onder de leiding van dr. Colijn, die
niet wil vervreemden maar bijeenbrengen.
En bij een volgende crisis kan dan, in
dien het Kabinet breeder ziet dan sommige
partijen en wij verwachten dit zeer stel
lig eerder bereikt worden wat thans ten
gevolge van onmatige begeerten en gebrek
aan vertrouwen nog moest uitblijven.
Neen, niet wanhopen.
Het was Vrijdag 30 Juli dertig jaar geleden
dat door den voorzitter van de Tweede
Vredes-Conferentie, Alexander Nelidoff,
te Den Haag de eerste steen werd gelegd voor
het Vredespaleis.
Hoeveel vreedzamer zag de wereld er toen uit
dan nu! Wie langs het Vredespaleis loopt heeft
soms den indruk, dat de Europeesche naties
daar een grimas hebben gemaakt, inplaats van
een bouw gesticht die van hun ideëelen zin ge
tuigt.
Het Haagsche Vredespaleis is de stichting
van Carnegie, die aanvankelijk het plan koes
terde fondsen ter beschikking te stellen om ten
dienste van het Permanente Hof van Arbitrage,
dat tijdens de Eerste Vredes-Conferentie te
Den Haag in 1898 werd opgericht, een biblio
theek aan te leggen. Na overleg met den gezant
van Nederland te Washington, Baron V. Gevers,
breidde Carnegie dit voornemen evenwel in de
zen geest uit, dat hij een som van drie millioen,
zevenhonderd en vijftig duizend gulden ter be
schikking van de Nederlandsche Regeering stel
de voor de stichting van een paleis, dat de zetel
van dit Gerechtshof der Volkeren zou worden.
De acte van stichting werd op 7 October 1903
op Skibo Castle, Andrew Carnegie's zomerver
blijf in Schotland, gepasseerd en zeven maan
den later volgde de vaststelling van de statu
ten: de instelling zou den naam van haar stich
ter vereeuwigen.
De eerste zorg was thans het vinden van een
geschikt terrein, waar het paleis moest verrij
zen. En na lang overwegen werd een plek ge
vonden, waar thans machtig en grootsch het
monumentale bouwwerk zich verheft, staand in
een deel van het Park Zorgvliet, dat door de
Nederlandsche Regeering aan de Carnegie-
Stichting werd aangeboden.
Nadat aldus het terrein was gekozen, schreef
het bestuur der Carnegiestichting een Interna
tionale Prijsvraag uit, waartoe een twintig-tal
der meest bekende bouwmeesters uit de geheele
wereld werden uitgenoodigd. In den zomer van
1906 werd de uitslag bekend gemaakt en het
bleek, dat uit de 216 ingekomen ontwerpen, dat
van den architect Cordonnier uit Rijssel den
eersten prijs had verworven.
Het bekroonde plan kon evenwel om talrijke
redenen niet ten uitvoer worden gebracht
Cordonnier maakte een nieuwen schetsplatte-
Het Vredespaleis te Den Haag, waarvan dertig jaar geleden de
eerste steen werd gelegd
grond, waardoor ook het interieur van het
gebouw geheel werd gewijzigd. Tot uitvoerder
van het werk werd de bouwkundig ingenieur
J. van der Steur aangewezen, die in April 1907
met de werkzaamheden een aanvang maakte.
In den zomer van 1907 werd te Den Haag de
Tweede Vredesconferentie gehouden, waarbij
door den gezant van Rusland, Baron Nelidoff,
de plechtigheid van de eerste-steenlegging werd
verricht.
De eerste steen werd geplaatst rechts in den
voorgevel van de Groote Rechtszaal en draagt
het opschrift „Paci Justitia firmandae hanc
aedem Andrae Carnegii murificentia dedicavit",
vertaald „Aan den Vrede, te handhaven door
de gerechtigheid, heeft de mildheid van Andrew
Carnegie dit huis gewijd,"
Tijdens de Tweede Vredesconferentie werd
door den Franschen afgevaardigde, baron d'Es-
tournelles de Constant een motie ingediend,
de wenschelijkheid betoogend, dat de betrokken
regeeringen als bijdrage voor den bouw van het
Paleis bouwstoffen, kunstvoorwerpen en andere
benoodigdheden zouden zenden, welke zooveel
mogelijk den zuiveren stempel van nationale
productie zouden dragen. Deze motie werd met
algemeene stemmen aangenomen en alle staten
hebben zich beijverd het beste en schoonste
van hun land aan de Carnegiestichting te geven.
De bouw van het Vredespaleis heeft zes jaar
geduurd; in Augustus 1913 was het imposante
bouwwerk geheel voltooid.
Eenmaal per jaar stelt het Oeganda-Pro
tectoraat, een officieele instelling dus, een
jachtrapport op. Dit rapport gelijkt steeds
weer op een avonturenroman, die van den strijd
tusschen wilde dieren en van den moed van
blanke en zwarte mannen vertelt. De jungle
ademt er in.
Toen men vele jaren geleden besloot, het wild
reservaat van Oeganda te scheppen, vond dit
zijn oorzaak in het feit, dat de zoölogen en ver
schillende regeeringsinstanties een aantal dier
soorten b.v. den Afrikaanschen olifant
voor uitsterven wilden behoeden. Nu, de geno
men maatregelen, zooals het instellen van be
schermde zones, hebben hun werk gedaan. Van
een uitsterven kan in ieder geval geen sprake
meer zijn. De slimme dikhuiden en de vele an
dere dieren, die in hun nabijheid leefden, be
merkten al spoedig, waar en op welke tijden van
het jaar er niet op hen geschoten werd. Zoo
vermenigvuldigden ztf zich snel, zoodat in het
jaar 1936 b.v. weer 2300 olifanten voor de jacht
konden worden vrijgegeven. In het jaar 1935
waren het er een paar honderd minder. Maar
zelfs dit heeft den wildstand van Afrika geens
zins in gevaar kunnen brengen.
Wanneer men op het oogenblik met de moe
dige jachtopzieners van het Afrikaansche woud.
zooals de kapiteins Pitman, Banks of Salmon
spreekt, krijgt men uit hun mond te hooren, dat
vele gebieden van Oeganda om zoo te zeggen
door olifanten overstroomd zijn.
„Wij staan hier werkelijk voor een raadsel.
Het mag misschien eigenaardig klinken, maar
met de olifanten is het bijna precies eender als
met de beroemde hydra. Wij tellen de kudden en
schatten het geboortecijfer (in Oeganda hebben
wij immers goede telegraaf- en telefoonverbin
dingen, zoodat de verschillende jachtopzieners
voortdurend contact met elkaar kunnen hou
den), maar wanneer wij een olifant neerge
schoten hebben, kunnen wij er zeker van zijn,
dat er minstens twee andere dikhuiden voor in
de plaats komen. Het lijkt dikwijls, alsof de
beesten behekst zijn."
Oeganda is voor Engeland de parel van Oost-
Afrika. In de vruchtbare gebieden groeien vele
nuttige planten, die tegen de steeds hongerige
en dikwijls vernielzuchtige dikhuiden beschermd
moeten worden. „Nu hebben wij er weliswaar
een zekere ervaring van, kudden olifanten, die
in aantocht zijn, af te schrikken en te verdrij
ven," verklaart captain Pitman, „maar deze
strijd is toch heel wat moeilijker dan uit de of
ficieele rapporten blijkt".
Met hun manschappen vervolgen de jacht
opzieners de kudden. Zij blijven de olifanten
steeds op de hielen zitten, stellen zich met den
opziener van het aangrenzende district in ver
binding, en keeren eerst weer naar hun eigen
standplaats terug, indien de andere groep de
verdere bewaking van de kudde op zich geno
men heeft, zoodat er naar menschelijke bereke
ning niet veel gebeuren kan. Maar deze jachten
in het oerwoud zijn spannend en opwindend en
af en toe ook tragisch en moordend.
De negers zijn onverbiddelijke vijanden van
den olifant, zoodra een der hunnen door een
dikhuid gedood is. Zij nemen dan wraak en zet
ten daarbij dikwijls het eigen leven op het spel.
Zoo was in Karamoja een drijver door een oli
fant gedood. Den volgenden dag namen de ne
gers wraak en velden vijf olifanten. En bij der
gelijke gelegenheden weigeren de zwarten ge
bruik te maken van de vuurwapens. Zij gaan
de dikhuiden slechts met hun speren te lijf en
moeten wel van een groote woede bezield zijn.
Deze woede en wraakgierigheid verdubbelen hun
krachten. Anders laat zich ook een dergelijk
voorval nauwelijks verklaren, want zelfs met een
vuurwapen in de hand blijft het een waagstuk,
een olifant tegemoet te treden.
Over de gorilla's viel er dit jaar in het rapport
weinig te melden. Zij zijn nergens boosaardig
Op den grond, vlak voor de voeten van Mo
pes Chadwick, lag een levenloos lichaam.
Mopes kneep z'n handen zoo stijf in el
kaar, dat z'n nagels in het vleesch drongen.
„Hij is dood," mompelde hij, „morsdood."
Door de glazen deur, waarvoor het lijk lag,
kon Mopes de toppen der hooge boomen zien
wuiven, en hij zag het groene grasveld en de
kleurige bloemperken en hoorde het vroolijke
praten en lachen der spelers op het tennis
veld.
Spiedend keek hij in 't rond en stapte toen
voorzichtig over het beweginglooze lichaam
heen. Daarna sloot hij de deur en draaide den
sleutel om in het slot van de glazen deur.
Wat te doen? Het zoemde door z'n ontsteld
brein. Ja, wat zou hij doen? Neen, wat kón hij
doen? Een bevredigend antwoord op die vraag
vond hij niet. En toch, hij moest handelen. Da
delijk, ontdekking moest worden voorkomen.
Wat was dat? Vlug keerde hij zich om, keek
naar de deur en luisterde. Allemachtig, daar
klonken stemmen in de gang, en hij herkende de
zware stem van z'n gastheer, het aangename
geluid der gastvrouw.
Wanhopig keek Mopes Chadwick rond. Daar
viel z'n blik op de gordijnkoorden. Snel trok hij
er aan en zonder gerucht schoven de gordijnen
naar elkaar en sloten de serre, waarin het lijk
lag, af.
De stemmen klonken luider, voetstappen na
derden. Hij wierp zich in een leunstoel en sloot
z'n oogen.
„Hè, Mopes, jij hier? Scheelt er wat aan?"
Mopes keek op en knipperde met z'n oogen.
Op den drempel stond z'n joviale gastheer Luc
Openshaw en z'n aardige, gezellige vrouw.
De jonge man in den leunstoel bracht - de
hand naar z'n voorhoofd.
,,'k Ben wat down, onprettig door de warm
te," loog hij. ,,'k Ben toen maar naar binnen ge
gaan om te rusten en af te koelen."
Mevrouw Openshaw liep naar de gordijnen.
Mopes huiverde van angst dat ze die zou open
trekken en zou zien wat daar achter lag. Om
geen argwaan te wekken, kon hij echter niets
doen. Zij greep de gordijnen bij de randen en
trok ze wat dichter bij elkaar.
„Zie zoo," zei ze, „de zon kan nu niet in de
kamer schijnen. Daarna liep ze op Mopes toe en
legde haar koele hand op z'n brandend voor
hoofd. „O, ja," ging ze voort, „heb je Rex soms
gezien? Is hij van middag hier geweest?"
Slechts met veel inspanning vermocht Mopes
z'n zelfbeheersching te bewaren.
„Rex?" herhaalde hij, „neen, die is niet hier
geweest. Sinds de lunch heb ik hem niet gezien."
Wat zou ze wel zeggen, dacht hij vol ontzet
ting, als ze wist, dat Rex dood op den grond
lag, slechts enkele stappen van haar vandaan
en dat hij hem vermoord had.
„Nu, tegen 't diner zal hij wel komen," lachte
de joviale oud-majoor. „Hij wandelt graag, zoo
als je weet. Kom, Jane, laat Mopes nog maar
wat rusten, dan raakt hij zijn hoofdpijn wel
kwijt."
Jane Openshaw Knikte den lijder vriendelijk
en bemoedigend toe en verliet met haar echt
genoot het vertrek.
geworden en schijnen zelfs voor de menschen
vriendschappelijke gevoelens te zijn gaan opvat
ten, sinds zij bemerkt hebben, dat men niet
meer op hen schiet. Daarentegen zijn de leeuwen
weer tot een plaag geworden, wat blijkt uit de
talrijke overvallen op menschen. De negers leg
gen ook bij de leeuwenjacht een grooten moed
aan den dag. Meestal zijn zij slechts met hun
korte speer en een knuppel gewapend.
Volgens het rapport heeft zich in de omgeving
van West-Madi een raadselachtig voorval afge
speeld. Daar heeft een witte rhinoceros een
vrouw aangevallen en gedood. Tot nog toe hield
men den weinig voorkomenden witten rhinoceros
voor ongevaarlijk. Het voorval is daarom voor de
jachtopzieners van Oeganda, die zich anders
door geen geheimzinnigheid tusschen het Vic
toria- en het Albertmeer uit het veld laten
slaan, een raadsel.
„Hè," zuchtte Mopes en wreef met z'n zak
doek langs z'n voorhoofd, waarop zweetdrup
pels parelden, „dat scheelde niet veel."
Het gevaar was echter nog lang niet gewe
ken. Vóór 't diner moest hij een geschikte plek
vinden om het lijk van Rex te verbergen. Maar
waar?
Wat was dat? Hij sprong op en keek naar de
gordijnen. Iemand wilde door den buitenkant
van de serre binnenkomen. Hij luisterde en....
slaakte een zucht
van verlichting.
De poging werd [ft f
opgegeven; de 'V"-
persoon had ge-
merkt, dat de
deur op slot was
en ging weg.
Maar toen dacht hij, echter te laat, ook aan
de andere deur.
Die deur ging open en 'n slank meisje, niet
ouder dan twintig en gekleed in een licht zo-
mercostuum, met een racket in de hand, sprong
vroolijk naar binnen. Toen ze Mopes zag, die
zich weer in z'n leunstoel had laten vallen, bleef
ze staan en riep:
„Lieve hemel, Mopes, wat heb je?"
De aangesprokene deed z'n oogen open en
keek de schoone bezoekster aan met een lodder
oog.
„O, zoo'n hoofdpijn," stiet hij er met moeite
uit.
„Arme jongen!" riep Fancy weer; ze kwam
naar hem toe, met een blik vol medelijden. „Zal
ik een aspirientje voor je halen?"
„Och neen, dank je. Laat me hier maar rus
tig zitten tot aan 't diner; dan ben ik wel weer
in orde."
Fancy ging op de leuning van den stoel zitten,
waarin de jonge man gedoken zat. ,,'t Is vandaag
ook zoo heet." Ze keek naar de gordijnen.
„Wacht, ik zal den boel opengooien. De zon is
zoo goed als weg."
„Neen, neen, laat maar."
„Waarom?" vroeg ze, en sprong van de leu
ning af. Maar Mopes was eerder bij de gordij
nen dan zij, en bleef er voor staan.
„Wat doe je vreemd," verbaasde zij zich. „Wil
je iets voor mij verbergen, Mopes?"
Angstig greep hij haar hand.
„Fancy, houd je van me?" vroeg hij smee-
kend.
Natuurlijk." Maar de toon waarop ze het
zei, klonk niet natuurlijk, maar ongeduldig.
„Houd je genoeg van me, om me te vertrou
wen?"
„Dat is ook een vraag," en ze keek hem strak
met gefronste wenkbrauwen aan. „Ik moet je
vertrouwen en jij wilt me niet vertrouwen."
Mopes aarzelde. Hij wist niet wat hij verder
zeggen zou. Hij moest echter wat zeggen. „Ik
had graag, dat je deze kamer verliet, zonder
achter die gordijnen te kijken."
„Ik zou niet weten waarom!"
„Och, doe 't maar," smeekte hij.
Fancy dacht een oogenblik na.
„Mopes, ik wil achter die gordijnen kijken,
voor ik de kamer uitga," besloot ze met klem.
Aan d'r toon hoorde hij, dat ze bij d'r besluit
zou blijven.
„Enfin, luister dan eerst even naar me;" z'n
stem daalde tot een angstig fluisteren: „Ik heb
heb.... van middagRex vermoord."
„RexRex.... vermoord!" herhaalde ze
vol ontzetting.
„Ik ging met den auto uit en reed nog al hard
achteruit, toen Rex net van achter dat boschje
bij 't tennisveld den weg op kwam. Natuurlijk
keek hij weer niet waar hij liep. Iedereen weet,
dat Rex en ik elkaar niet kunnen uitstaan.
Daarom zullen ze nooit gelooven, dat.'t een on
geluk was. Hoe moet ik dat nu aan de Open-
shaws zeggen?"
Fancy antwoordde niet en liep naar de gor
dijnen. Langzaam trok zij ze open. En toen viel
haar droeve blik op het verminkte lijk van Rex,
den vertroetelden King Charles van mevrouw
Jane Openshaw. (Nadruk verboden)
Eensklaps bemerkte Pol dat zijn pakje leelijk gekreukeld was. Toen de zon bijna onder was gegaan, gingen de beide vriend- Door de beenen der menschen konden de kabouters een jon-
Doch Stan zei: „Ach wat hindert dat, hier in het bosch." Doch jes weer naar de stad om hun werk aan te vangen. In een der gen op straat zien liggen, die veel pijn scheen te hebben, en
Pol schudde zijn hoofd en zei dat hij hoopte dat hij vannacht straten zagen ze een volksoploop en ze spoedden er zich heen aldoor om zijn moeder riep. Pol beval zijn vriendje niet op hem
zou kunnen strijken. Hij wist niet in wat voor moeilijkheden hij om te zien wat er aan de hand was. te wachten, dan zou hij wel zien wat hij kon doen.
door zijn netheid zou komen.
Het Zweedsche Roode Kruis en ook de plaat
selijke besturen treffen alle mogelijke maatre
gelen om de gezondheid van het volk te bevor
deren. In den laatsten tijd wordt er vooral aan
de zoo buitengewoon belangrijke tandheelkunde,
die vooral voor de jeugd van zoo veel beteekenis
is, veel aandacht besteed. Het Roode Kruis
heeft reeds onder leiding van Prins Karei be
weegbare tandklinieken naar de afgelegen stre
ken van het land gezonden, om daar hulp aan
cie schoolkinderen te verschaffen. Maar niet al
leen de uitgestrekte gebieden in het Noorden
van het land, ook de eilanden voor de kust zijn
van iedere tandheelkundige hulp verstoken.
Daarom heeft men naar de afgelegen eilanden
een motorboot uitgezonden, welke geheel als
tandheelkundige kliniek ingericht is. Ook wer
den de noodige gelden bij elkaar gebracht om
deze onderneming een jaar lang te kunnen uit
zenden. In de boot bevinden zich een wacht
kamer en een operatiezaal, benevens eenige ver
trekken, waar de instrumenten opgeborgen
kunnen worden. Voor de doktoren, assistenten
en overig personeel zijn slaapvertrekken inge
richt; de zeker niet geringe geldmiddelen, welke
men voor de geheele uitrusting noodig heeft,
worden gedeeltelijk door het Roode Kruis en
gedeeltelijk door de besturen der steden bij el
kaar gebracht. En bovendien verwacht men ook
van de patiënten, die met succes behandeld zijn,
dat zij iets zullen bijdragen.
AT T f A O/^IVTNTII1 'C op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 1? *7 CH bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door ET 7 bij een ongeval met p verlies van hand,
MI ,1 ,r M lil£j ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen Wvi doodelijken afloop een voe'; 01 0611 oos-
Naar de gelijknamige Fox-film
28
Dat had haar al dien tijd bezig gehouden en zij
vond, dat vader haar dat nu maar moest ver
tellen, dan zouden zij toch vertrouwder tegen
over elkaar staan.En töèn kraakte plotseling
dat schot en toen bleek, dat vader niet in huis
was, terwijl het licht was blijven branden en
dat alles was zéér onheilspellend en beang
stigend..
En de huisknecht Smithers ontdekte den
tuinman in de groote plantenkas, badend in
zijn bloed en buiten bewustzijn en Michael
Steele kwam er bij en de twee dienstmeisjes be
gonnen te gillen en Sheila was doodsbleek en sr,il
en stom, er moest een dokter komen en de
politie werd opgebeld* en een ambulance-auto
verscheen en voerde den bewusteloozen Danny
naar het Riverside-Hospital van de Carnegie-
Foundation en van den dader was geen spoor te
bekennen, al vonden ze ook later, toen de
ochtend aanbrak voetsporen van bijzonder
groote en plompe schoenen, want Sturm die
wist wel, wat hij deed en had een paar extra
groote laarzen over zijn sierlijke kleine schoen
tjes aangetrokken
XVI
EN HIER IS NANCY STEELE!
Ja, zoo'n uitgeslapen heer als „Professor" van
wien in elk geval vatstond, dat hij bevoegd was,
te doceeren in de Hoogeschool der Misdaad,
maakte het de politie nu niet gemakkelijk
om hem op het spoor te komen. In
de Graham-gevangenis en elders had hij de
fijne knepen van het métier wel onder de knie
gekregen en duizenderlei trucs geleerd, om zich
goed te bergen. De ééne boef wist dit en de
andere kende dè,t en de „Professor" leerde van
hen allen en wist nog bovendien zoo vreeselijk
veel van zichzelf....
En Danny bleef voorloopig buiten kennis.
De kogel zat vlak naast zijn long en zou met de
uiterste behoedzaamheid moeten worden verwij
derd. Daar hadden de chirurgen geen makkeltlke
taak aan en de politie belde eiken dag het
ziekenhuis op, om te informeeren, of de patiënt
al mocht worden verhoord, maar daar was geen
kwestie van. Dus daar schoot niemand iets mee
op en het leidde heelemaal tot niets.
Natuurlijk zou dit alles Michael Steele ge
weldig veel belang hebben ingeboezemd, indien
niet iets anders è.1 zijn aandacht had opgevor
derd en hem totaal had in beslag genomen.
Want denk eens: Nancy keerde tot hem weer!
Nancy, die hem ontroofd was, toen ze negen
maanden oud was, waarom hij getreurd had,,
zoo erg als een man maar kanNancy aan
wier dood hij nooit had willen gelooven en op
wier leven hij niet had gehoopt, Nancy doemde
op uit het Niets en werd tot hem teruggevoerd!
De schurken hadden zich allerbehoedzaamst
met hem in verbinding gesteld, de belooning van
honderdduizend dollar opgeëischt en voorts zijn
woord van eer, dat ze de politie niet achter zich
aan zouden krijgenEn hfj had dat allemaal
ingewilligd en toen verscheen Nancy in zijn huis
en dat was een hevige emotie.
Natuurlijk: zij was in een gansch ander milieu
opgegroeid (onder den naam van Mary Hoppe)
en was werkzaam aan een klein bioscooptheater
ergens in de Middle-West, een knap
jong ding, dat opvallend haar best deed, om
zich keurig uit te drukken en vriendelijk te zijn
en netjes. Tja, wat kon je anders verwachten?
Opvoeding is zulk een beslissende factor! En nu
stonden ze dan wildvreemd en gedwongen tegen
over elkander, maar dat zou natuurlijk wel ver
anderen. Die kleinburgerlijkheid zou wel ver
dwijnen, door met haar te gaan reizen....
Europa, Cairo, overalMaar dat èrndcre
elementhoe moest hij het zeggen?.... hij
zou (als het niet zijn dochter gegolden had)
bijna „snobistisch" noemendat lieve toontje,
waarop zij voortdurend verhalen vertelde, die
er voor bestemd waren, haar eigen voortreffe
lijkheid duidelijk te maken.... hoe kreeg je
dat weg?
Ach wat! Hij was een beest van een vent. dat
hij over zülke on vaderlijke dingen nadacht! Nu
ja, hij was zijn vaderschap immers totaal ont
wend! Hij had haar lief, natuurlijk had hij dat,
hij had ook geduld met haar, hjj zou haar ver
wennen en daarbij toch leiding gevenHet
overstelpte zoo'n meisje immers! En vergeet dan
het milieu niet!
Ja weet u, vader, al kon ik natuurlijk onmo
gelijk vermoeden, waar ik vandaan kwam, toch
had ik altijd al van eigen het idee, dat ik méér
was dan een ander. Zoo wou ik bijvoorbeeld
nooit op den tweeden rang zitten in de bioscoop.
Typisch, hè? In ons eigen theater hoefde ik
natuurlijk nooit iets te betalen en in de
„Champion" ook niet en tóch kon ik daar niet
bij het gewone volk gaan zitten. Zoo moet er dus
beslist altijd wel wat aan me geweest zijn, van
dat ik eigenlijk van betere komaf was, maar
dat wist ik zelf nietzoo zie je alweer....
Daar gaf Michael Steele geen antwoord op.
Waarom zei zijn Nancy zulke afschuwelijke din
gen? Hij wou zoo zielsgraag hartelijk voor haar
zijn! Enfin, hij moest het over het hoofd zien.
Kleinigheden, kleinigheden! Ze leefde en ze was
gezond en er was reden te over tot groote
vreugde! Was het niet treffend, zooals heel zijn
personeel zich verheugde in zijn geluk? Smithers
en de chauffeurs en al de meisjes en het aardige
dochtertje van O'Neill.... ze leefdenallemaal
met hem mee en waren er blij over. Alleen
een geaffecteerd man als Mallon was te preten
tieus om spontaan heen te stappen over Nancy's
kleinourgerlijkheid.
Ja ziet u, ik hield altijd al reuzeveel van
dure dingen! Als een jongen mij zóó maar es
wat geven woubonbons, of weet ik het
dan hoefde hij heusch niet aan te komen met
van dat goedkoope goed.... Ze zeien weieens:1
„De barones haalt d'r neus weer op", maar nü
weet ik, waar dat van komt.... Een mensch kan
het immers niet hélpen?
Kort en goed: Michael Steele zétte er zich
overheen. Hij was nu bezig, zijn omvangrijke
bezigheden zóó in te richten, dat hij een iange
reis zou kunnen maken met zijn dochter. Hij
wou zich heelemaal vrijmaken en een lange
vacantie nemen.
Danny kwam bij. De doktoren gaven eindelijk
hun toestemming tot het politieverhoor, maar
dat lang verwachte oogenblik leverde slechts
teleurstelling. De oude boef was zeer duchtig
met zichzelf te rade gegaan en hield stijf en
strak vol, dat hij zich hoegenaamd niets her
inneren kon. Hij vertelde, hoe hij dien avond
juist naar bed had willen gaan, toen nij
meende, onraad in den tuin te hooren. Hij
wist óók nog (zei hij), dat hij dacht, dat het
niet pluis was in de broeikas, maar hij herinnerde
zich niet meer, dat hij deze zou hebben be
treden. Al het verdere was pfffft uit zijn her
sens weggeblazen, zei hij en daar blééf hij bij
en de politie moest opgeven, haar notitieboek
dichtklappen en het ziekenhuis verlaten.
Hij knapte nu goed op, kreeg eiken avond
Sheila bij zich op bezoek, maar merkte niet,
dat zij in overleg met den dokter de groote
sensatie vóór zich hield: de terugkeer van Nancy
Steele.... Zoo brak weldra de dag aan, dat hij
naar zijn tuinmanswoning terug mocht en hij
weer op zijn geliefde divan kon gaan liggen,
gehuld in zijn stilzwijgendheid. DèAr vertelde
Sheila hem het nieuws. En dadelijk daar overheen
kwam Michael Steele in eigen persoon, om te
zien, hoe de patiënt het maakte en om hem
triomfantelijk zijn Nancy te toonen.
Nu, deze Nancy was niet uit de hoogte tegen
„maar den tuinman", omdat zij allang had op
gemerkt, dat haar vader heel eigen was met
zijn personeel en dus deed ze vriendelijk en
Sheila was op haar beurt hartelijk tegen Nancy.
Ja, die Sheila stond haar wel aan. Daar moest
zij aldoor naar kijken, terwijl zij weer een van
haar affreuse verhalen deed, hoe zij eens ver
keering had gehad met een jongen, die eigen
lijk wel netjes oppaste, maar die tochze
wist zélf nietzoo iets engs over zich had.
Dus had ze het toen maar weer afgemaakt en
öf ze gelijk gehad had: driemaanden laterwas-ie
doodd'r was van binnen iets niet
goed geweest met hem, dat had ze zeker vooruit
gevoelddat kon je soms zoo hébben
Spontaan stelde zij voor, dat Sheila haar
kamermeisje worden zoudat leek haar een
uitstekend plan, want klaarblijkelijk was die
tiunmansdochter een handig, goedgehumeurd
ding. Danny op zijn divan trok weer zijn hard-
steenen gezicht en terwijl Sheila vriendelijk op
merkte, dat zij een betrekking bij een drogist
had en dus geen tijd beschikbaar stellen kon,
haastte Michael Steele zich, tusschen beiden te
komen. Hij hield van Sheila en vond haar veel
te goed voor kamenier. En het scheen hem toe,
alsof er iets kwetsends in het voorstel van zijn
dochter lag. Nancy kon van die onverwachte
dingen zeggen, die je niet „beleedigend" mocht
noemen, maar die niettemin een '~eetje onprettig
aandeden.
(Wordt vervolgd.)