Zoekt gij betrouwbaar Personeel? Plaats dan een „Omroeper' voor 80.000 gezinnen j Vorstelijk bezoek aan de Wereldjamboree Poesje's avontuur HOE DE MERELS ZWARTE VEEREN KREGEN Een wandeling door het moeras DONDERDAG 5 AUGUSTUS 1937 W 7,'S 3 gii!inniiiiiiii!ii!iiHiiiiiiiHiiiiiimiimniiii!i!!nim«imiiii!i!!i!iiiininiiiii!nn!iiiinmi!!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiii| Ëiiuuinini!!iMMinininmniiiniiHUii!U!iiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!!iiiiii!liiii!iniinilliiiiiiË iiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiuiuiiuiiuiuiiuimiimiuiuiuiiiiiuiiiuiiuiiiiüiiiiiiHimuiiiiiuiiiiiiiiiB Maar die jonge dame bleek beter gymnas tiek te kennen, dan Kees verwacht had, want met 'n keurigen sprong, dien niemand haar verbeterde, sprong ze de sloot over en kwam aan de andere zijde terecht, zonder haar voeten ook maar even nat gemaakt te hebben. Verderop was haast geen pad meer te zien. Maar toch ging het troepje voorwaarts, want aan het eind zagen ze een wei met koeien. En daar moest wel een andere uitgang zijn, die het mogelijk zou maken het kanaal weer te bereiken. Rob vroeg, of Mientje en Emilie niet bang waren voor koeien. De meisjes lachten hem vier kant uit. Als je rustig langs koeien gaat, doen ze je immers niets. Dat hadden ze al zoo vaak ondervonden. Ja, als je begint te schreeuwen, worden de koeien natuurlijk bang en beginnen op te dringen, maar an ders niet. En net, zooals ze verwacht had den, was er geen koe, die naar hen om keek. Aan het einde van de wei was inder daad een hek, dat gemakkelijk te openen en weer te sluiten was, zoodat de koeien er niet uit konden. Kees was de laatste en deed het hek weer netjes dicht. Nu klom men ze den dijk weer op, de meisjes moes- ten even geholpen worden, daar er zooveel brandnetels langs den kant stonden. Nu ging het langs het kanaal terug naar de fietsen. Maar voor zij zoover waren, wacht te nog een verrassing in den vorm van mooie gele bloemen aan dikke stengels. „Dat zijn".. ..Kees weifelde even, „ja, dat moeten teunisbloemen zijn. Wat aardig dat die hier staan (Fig. 3). Die planten ko men hier in de buurt niet veel voor, dunkt me." Een enkel exemplaar om te drogen werd meegenomen en toen werd met fer- men pas naar de fietsen geloopen, die nog net zoo rustig op de plaats lagen, waar ze waren neergelegd, alsof zij geen uur waren weg geweest. „Weet je", verklaarde Kees later, „ik was blij, toen ik de fietsen terug zag. We zijn hier namelijk dicht bij een woonwagen kamp en je kunt nooit weten Vlug werden de stalen rossen weer be stegen en keurig op tijd kwam het troepje thuis, zeer voldaan over het uitstapje. A. L. Op een zoelen zomerdag gaat Hansje, het zwarte poesje van hiernaast, dat nau welijks boven het stofdoekenmandje uit kan kijken, heel alleen een wandelingetje maken over de eindelooze dakenrijen, die liggen te stoven in de felle middagzon. Bedachtzaam en voorzichtig gaat Hansje den gevaarlijken weg langs de smalle goot en zoo nu en dan waagt ze het naar om laag te gluren langs de steenen muren in de kleine afgesloten tuintjes der bewoners, of ze amuseert zich met de openstaande dakraampjes, het zwarte kopje leunend over de ijzeren randjes om naar binnen te kijken in de wondere-wereld van groote, ruime zolders. Het zwarte Hansje schijnt niet door ge wetenswroegingen gekweld te worden, want onvermoeid zet ze haar stoutmoedigen tocht voort. Door goten en langs schoor- steenen voert haar weg, tot ze komt aan een soort plat dak, dat door de ijverige huisvrouw steeds gebruikt wordt om klee- den te schuieren en loopers te kloppen. Behoedzaam kijkt Hansje rond en een onbeschrijfelijke schrik bevangt haar, wan neer ze in de verte een onbekend en vreemdsoortig dier rustig in de zon ziet zitten. Hansje neemt direct een vijandige hou ding aan, ze gaat bijna plat op haar buikje liggen en schuift zich dan heel voorzichtig en langzaam langs den grond voorwaarts. Het dier merkt niets het schijnt zelfs niet eens oogen te hebben. Alleen groote borstelige haren steken achterdochtwek- kend naar voren, stijl en onbeweeglijk. Nadat het terrein eenigszins verkend is, denkt Hansje den sprong te kunnen wa gen. Geruischloos zich afzettend op den har den bodem springt Hansje op het mon ster af. De dikke haren steken in het zachte poezen velletje! Maar Hansje verzet zich met mannenmoed tegen het ondier, dat ze krampachtig tusschen haar klauwen ge klemd houdt. Op haar rug gelegen, rolt ze over het dak met het prikkelende dier rolt dan naar links dan naar recnts rolt over den rand van het dak de einde looze diepte in! Uit de veranda loopt een klein meisje den zonnigen bloementuin in en medelij dend roept ze uit: „Moeder, er is een veger van ons dak gevallen en een klein zwart poesje!" E. Eens waren de merels wit. Hoe het gekomen is, dat ze zwart geworden zijn, vraag je. Daar wordt het volgende verhaaltje over verteld. Luis ter maar. Op een keer spiegelde een jonge merel zich in een waterput en zag, dat zij een zwarte veer had. Een heel klein zwart veertje maar, hoor, dat je haast niet zag, omdat het half verborgen was onder haar linkervleugel. Toen ze naar huis vloog, ont moette ze een andere merel, haar vriendin en ze zei: „Weet je, dat ik een zwart veertje heb?" En ze lichtte haar vleugel op, om 't te laten zien. Een spin, die juist op den tak van een rhododendron een luchtje zat te scheppen, boog zich nieuwsgierig voorover en toen de twee merels wegvlogen, ging ze gauw naar den kikvorsch om te vertellen, wat zie ge zien had. „Weet je, dat juffrouw Merel, die daar ginds in den ouden beuk woont," 'n zwarte veer onder haar linkervleugel heeft? 't Is waar, want ik heb het met mijn eigen oogen gezien." De kikvorsch schonk er weinig aandacht aan, zoo druk had hij het met zijn jongen te leeren zwemmen, maar den volgenden dag, toen hij bij zijn tante, de pad, op vi site was, kwam het weer in zijn gedachten. „Weet u al, dat die merel van den ouden beuk zwarte veeren onder haar vleugels heeft?" overdreef hij. „Wat, wist u 't niet? Kom, iedereen spreekt er over." De pad zuchtte: „Och, och, zou dat nu weer de nieuwste mode wezen?" 's Avonds vertelde zij 't aan een kennis, de veldmuis. Deze zei het aan zijn vrouw en toen die 's Zondags op haar theekransje kwam, zette ze een heel gewichtig gezicht. „Is er iets?" vroegen de dames muizen. „Nu," zei ze toen, „als je dan weten wilt. wat er is, zal ik het jullie zeggen, maar het is een groot geheim en jullie moogt het aan niemand vertellen." „Neen, zeker niet," beloofden ze alle maal. dracht. Zwart zou mij veel beter staan!" En nog denzelfden dag ging ze naar de naaister van de vogels en liet zich een zwarte japon maken. Toen ze er voor het eerst mee uitvloog was het een geweldige gebeurtenis in de merelwereld. „Mevrouw Merel van het kasteel is in het zwart!" „Mevrouw Merel van het kasteel heeft zich een zwarte japon laten maken," ging het van tak tot tak. „Zwart is de mode. we moeten zwart dragen," riepen ze nu allemaal. 'n Paar dagen later was er geen witte merel meer te bekennen, behalve dan die van den ouden beuk, die sinds den dag, dat zij een zwarte veer onder haar vleugel ont dekte, niet meer dorst uit te vliegen en dus op :t laatst stierf van honger. CEDA „Ik ga Woensdagmiddag plante;n zoe ken. Gaan jullie soms mee?" Zoo luidde kort en bondig het briefje, dat Kees bij alle le den van de Vereeniging Plant en Dier had laten rondgaan. Nu, de anderen hadden er wel ooren naar. Waarheen? Dat zou Kees wel weten, die kende de mooie plekjes in den heelen omtrek op zijn duimpje. Om twee uur was het heele gezelschap voor de woning van Kees verzameld, met de fiets. „Waar gaan we heen?" „Onze neus ach terna" grapte Kees. „Eerst naar het kanaal en dan zul je wel verder zien." Spoedig wa- ren allen op weg en na het kanaal langs gereden te zijn tot even voorbij de eerste sluis, gaf Kees het teeken van halt. „Hier gaat ons pad het moeras in, verklaarde hij, „laten we de fietsen nog een eindje meenemen, dat is veiliger." Zoo gezegd, zoo gedaan. De fietsen wer den het smalle paadje tusschen allerlei planten door gereden en op een breedere plaats neergelegd. Daar zagen ze al in de verte, waarom het pad gemaakt was. Er lag namelijk een stapel korte turf te drogen. „Kijk" riep Bob." Daar zie ik nu eindelijk turf van laagveen". Waar de turf uitgesto ken was, waren groote plassen ontstaan. Mientje meende, dat in dat water wel blaas- jeskruid groeien zou, dat aardige plantje met blaasjes, waarin het insekten vangt, maar dat was mis. De wandeling werd dus voortgezet. Bij eiken stap, dien zij deden, trilde de grond onder hun voeten, zoodat Emilie een beetje angstig begon te worden, dat zij er wel eens door kon zakken, maar Kees lachte haar uit. „Geen nood, die grond kan ons best dragen." 't Was waar, ze kregen zelfs geen natte voeten. De plantengroei gaf een bonte verschei denheid te zien. Het meest vielen de geel witte bloemen van de moerasspiraea (Fig. 1) in het oog. Planten van manshoogte wa ren geen uitzondering. Daar tusschen bloei den de prachtige gele bloemen van wede rik (Fig. 2) en een eind verder de even eens gele bloemen van de groote boterbloem (Fig. 2). Distels gaven hier en daar een roode kleur, afwisselend met de eveneens roode bloemen van het wilgenroosje. Aller aardigst stonden daar tusschen heel fijne witte bloempjes. „Wacht, ik weet wat dat is" verklaarde Rob. „Dat is lievevrouwebed- stroo." „Mis hoor" verklaarde Kees. „Dal plantje is wel familie van het lievevrouwe- bedstroo, maar het heet glad walstroo." Nu, dat wilde Rob wel gelooven, als Kees het zei. Het pad liep eerst langs een sloot en dan er over. In stilte hoopte Kees, dat Evelien niet in de sloot zou terecht komen. „Nu dan, de merel van den ouden beuk zit vol zwarte veeren." „Zwarte veeren, piepten ze allemaal te gelijk. „Zwarte veeren! Wie heeft ooit zoo iets gezien?" „De vriend van mijn man heeft het ge zegd, en die heeft het van zijn nicht, die het zelf gezien heeft en de spin heeft het gezien. Iedereen weet er van." De muizen bleven er nog lang over na piepen en den volgenden dag vertelde de eene het aan een slak, die ze onder een koolstronk tegenkwam en de andere zei het aan haar tante de vleermuis, zoodat, toen de vleermuis in den ouden toren van het kasteel de deftige merel ontmoette, die daar haar winterverblijf hield, ze zoo langs haar neus weg zei: „Hé, bent u nog in het wit? Het is toch de nieuwste mode voor de merels om zwarte veeren te dragen. Wist u dat niet? Me vrouw merel van den ouden beuk heeft zich al een heel zwart pak laten maken!" „Zoo, zoo, nu ik vind het niet eens mooi, ik zou geen zwart pak willen hebben!" Maar toen de vleermuis was weggevlogen, ging ze zich in een venster van het kasteel spiegelen. Ja, dacht zij, de vleermuis kan wel gelijk hebben, wit is goed voor den zomer, maar in den winter is het geen bto«m en liet zich een zwarte japon maken i, FOTOREPORTAGE giiiiiiiiiiiiiiiililiiililiiiilllliillllllllllllllllllllliliiiiiiiiEiiiiiilllllllllllliniiniiimiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiii'j De minister van Justitie, mr. C- M. J. F. Goseling tijdens zijn rede bij de opening van het internationaal congres voor Vergelijkend Recht in het Kurhaus te Scheveningen De Indische padvinders boden Woensdagmiddag tijdens het vorstelijk bezoek aan de Wereldjamboree aan Z. IC H. Prins Bernhard een voor het Prinselijk jacht bestemden gedreven zilveren rookstel aan Een typisch Hongaarsch costuum, ge demonstreerd door de Hongaarsche padvinders op de Wereldjamboree te Vogelenzang Syrië in gesprek met een brandweerman op de Wereldjamboree. Het uniform der Syrische padvinders vertoont veel gelijkenis met dat van een brandweerman DE VPD Een overzicht tijdens het vlaggendéfilé voor de Koninklijke Familie tijdens het vorstelijk bezoek van Woensdagmiddag aan de Wereldjamboree te Vogelenzang De aankomst van H. M. de Koningin en Z. K. H. Prins Bernhard op het demonstratie-terrein der Wereld-jam boree tijdens het bezoek van Woens dagmiddag De Utrechtsche padvinders op de Wereldjamboree hebben midden in hun kamp een imitatie-Domtoren gebouwd, welke reeds van verre de aandacht trekt Groot*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 4