EN DE COBOCLO Angst, die 500 dollars opbracht TEELT VAN ASPERGES DE WETTIGE ZOON VAN HET LAND KORT VERHAAL II op den trein Éi „Nu, vooruit dan, Smakelijk en geneeskrachtig doch weinig voedzaam! Voorzichtige Chauffeur 3 Millioen kilometer gereden zonde? ongelukken EEN DUUR MAALTJE SNEL GROEIENDE BAARD NIEZEN VERBODEN EEN EIERENBUFFET BRAZILIË We zijn in de gelegenheid hieronder een i beschrijving te geven van den „Coboclo", den zoogenaamden boer, aan wien Brazilië veel heeft te danken. Dit artikel is te meer interessant, daar het afkom- stig is van Pater Hartgers M.S.C., die zestien jaar in Brazilië gearbeid heeft onder die men- schen, daar ook overleden is en naar wien zelfs een plein genoemd is. Parter Hartgers schreef dan: We zijn een beschaafd land, dank aan de re- publikeinsche begrippen, die ons besturen, aan de politiek, die ons beheerscht, aan het enorm aantal baantjesjagers, dat ons belasting doet be talen tot op het eenvoudigst artikel. Beschaafd wegens den invoer van rijstpoeder en parfums, hooge hakken en zijden kleedjes; bontmantels, waar onze dames in stikken. We hebben zijden kousen en loopen thuis op bloote voeten van wege de economie; wonen in kleihuizen en ver ven ons op, want we doen mee aan de bescha ving, die ons zelfs schoonheidsconcoursen voor schrijft, om onze vrouwelijke raseigenschappen uit te laten komen. We hebben de schoonste natuur, die van Rio de Janeiro een kunstpaneel maakt. We loopen koude Engelschen tegen het lijf, Amerikaansche witbroeken en actentasschen, die haast hebben en verdwijnen door de deuren der banken. We bezitten luchtkrabbers, die wedstrijd houden met de koningspalmen en er op uit zijn het beroemde .Buikerbrood" in de schaduw te stel len. We hebben cinema's, die doorloopen van 's morgens twaalf tot 's nachts twaalf uur. Heb ben stapels papier van kranten, die zelfmoorden uitbuiten en liefdesgeschiedenissen. Dat kan allemaal wel geleerd zijn, maar is niets traditio neel Braziliaansch. We ontmoeten hardschreeu- wende Italianen, die Mussolini ophemelen of vervloeken en macaroni eten. Spanjaarden, die alles afkeuren wat geen Catalaansche kleur heeft. Japanners, die rijst planten, waaier tjes verkoopen; ruwe Russen (Lenintype), die vechten en jekkers dragen. Een internationaal hotel. Van heel vroeger tmf je nog wel eens een Hollandsch type aan, dat je herkent aan zijn blonde haren. Portugeezen, die rijk geworden zijn in stokvisch, en gouden kettingen op hun buik hebben hangen en hospitalen stichten. We kennen de moderne Brazilianen met hun warm bloed en enthousiasme, die koffie slurpen, poli tici critiseeren, op hun eigen land schelden en remedies slikken. Maar zet nu eens een ruigen bonk midden op het asphalt van de grootstad. Een slappen vilt- hoed op zijn hoofd, een open hemd en een stuk broek aan zijn onderstel, een zakdoek om zijn nek geknoopt, een stroosigaret van maïsblad achter zijn ooren, een kapmes aan zijn buik riem. Op zijn bloote voeten staat hij de electrische tram aan te staren, hij, die altijd op zijn paardje zonder zadel en stijgbeugel heeft gehobbeld en een vreemdeling in Israël zal zeggen: dat is een gevaarlijk sujet, hoe is die hier verloren ge- loopen? En toch is hij de wettige zoon van het land, dat hij heeft helpen opbouwen en groot maken en veel van de heertjes, die bang zijn, langs hem heenschuiven, oppassend hun wit pakje niet vuil te maken, zullen, indien ze het in den burgerlijken stand willen nagaan, tot de ontdekking komen, dat er een groot- of over grootvader in dit type schuilt, die hun een stuk rijk land bezorgd heeft. Op zijn ruw gelaat staat de zon van Brazilië; gekneed heeft hij met zijn bloote voeten den bodem van Brazilië voor de welvaart; met zijn hakmes heeft hij de bos- schen omgekapt en plaats gegeven voor de ste den. Zijn lange ongeordende baard is doorstre ken met zijn zorgen en zijn eeltknuisten geven zijn visitekaartje van „Coboclo". Zijn plaats is niet hier, waar alles hem vreemd is. Hij herkent op het eerste gezicht de negers, die hem nu zoo deftig geboord voorbij loopen, als de oude slaven, die vroeger naast hem of ook wel onder hem gestaan hebben. Hij herin nert het zich nog goed, hoe de zweep op dat fijngestreken jasje van nu is neergekomen. Die mulatten heeft hij bij de heeren nog tafel zien dienen. Hij heeft er misschien nog niet eens begrip van, dat de keizer nu President heet; heeft een wantrouwen tegen de republiek, die zoo iets als een ketterij is voor hem, die den grooten baas van het hof als den grooten lands- vader beschouwde. Hij heeft nog meegemaakt hoe er scholen geopend werden, waar een juf frouw met een stift vreemde teekens leerde ma ken en hoe zijn zoontjes met boeken thuis kwamen en de rekening voor hem opmaakten. Dat was niets meer voor hem geweest, die het al zoo lang zonder gedaan had. Een trein was voor hem een te snel vervoermiddel, omdat hij onderweg zijn vrienden en bekenden niet kon bezoeken, die aan de lijn woonden en waar hij vroeger te paard even afstapte om te almocee- ren of een bakje te nemen. Een trein, die zijn bosschen in brand stak met de vonken van de locomotief of zijn beesten kapot reed. Zet hem midden in de bosschen met een primitief ge weer op zijn schouders, met zijn hakmes, waar hij een voetpaadje mee open rijt, zet hem in de bergen of aan den rand van een stroom of waterval. Zet hem in het moeras, waar hij tot aan de knieën in de modder zijn rijst geplant heeft. Zet hem te midden van dikke maïskol ven, die hy tegen den berg in den grond ge stampt heeft als voedsel voor de beesten. Laat hem figureeren temidden van zyn koffiestrui- ken, zyn zoete aardappels; laat hem omringd zyn door zyn uitgemergelde honden, die met hem op jacht gaan, en hij neemt de plaats in, die hem het meest bevalt en hem verheft, want hy is de verzorger van de voorraadschuur van Brazilië. Als de vooruitgang hem wat te dicht op de hielen komt, pakt hy zyn sobere be huizing op zyn ossekar of op den rug van zyn pakezels en gaat op zoek naar nieuwe bouwgronden, waar hy zich volkomen vry in de natuur kan rondbewegen. Hy geeft niet om moeraskoortsen of buikloop. Daar heeft hy zijn planten voor en zyn honderden huismiddeltjes, Een bamboestam in den plantentuin van Rio de Janeiro. Koffieverscheping in de Brazïliaansche haven Santos. li in lini Direct, als men hem zag, zou men mede lijden krijgen met het kleine mannetje. Vrij verlegen keek hij rond in den express- trein. Vijf minuten later, toen hij ergens op 't puntje van een bank was gaan zitten, stak hy den brand in een pijp tabak op een manier, alsof hij iedereen daarvoor om vergeving vroeg. Ik zat tegenover hem en nam hem eerst goed op. Hij was hoekerig gebouwd, met een vierkant hoofd. Z'n haar was slecht verzorgd. Hij droeg goedkoope confectiekleeren van een ordinaire, bruine kleur. De trein had nog niet z'n volle vaart, toen hy begon te vertellen. „Ik had een soort vrachtrijdienst, den Sonora- express. Twee vrachtauto's. M'n vrouw werd echter ziek en ik moest haar naar Preston stu ren voor herstel. Ik verkocht m'n boeltje en ben nu op weg naar m'n vrouw. Is een van u al eens in Preston geweest, heeren?" Ik bepaalde mij ertoe even te knikken, maar de andere heer in den coupé, die er nogal def tig uitzag, was gaarne bereid om inlichtingen te verstrekken. Al heel gauw waren beiden dan ook in een druk gesprek gewikkeld over de zieke vrouw van den kleinen man en den express- dienst. De dienst was niet zoo voordeelig ge weest en hij was biy dat hy er uit was. Z'n vrouw was erg ziek. De mogelijkheid was niet uitgesloten, dat ze niet meer zoo heel lang zou den samen zijn. Een of twee jaar nog, misschien. Hij zou trachten in Preston een betrekking te krijgen. Met het geld, dat de vrachtauto's had den opgebracht, kon hij het nog wel een tijdje uitzingen. Z'n vrouw mocht nergens ge brek aan hebben. U kent zeker niemand in Preston?" Ja, de heer, die er zoo deftig uitzag en heel lang was, kende daar wel iemand, die toevallig ook twee vrachtauto's bezat. Op dit oogenblik viel m'n oog op de kennis geving van een treinroof, aan den wand van onzen coupé vastgehecht. „Ben Joyce ontvluchtte gisteravond te Dar lington uit de strafgevangenis," las ik hard op „Er waren nog zes andere mannen, in verband met deze ontvluchting. Ze reden de stad uit en schoten in alle richtingen er op los Ten Zuiden van Berama is de politie hun spoor kwijt geraakt. Alle treinen en alle stations van Sonora worden bewaakt." „Ik heb anders niets gezien," zei de lange man. nniiiiniiniininiiniiiiniinininniinnmnnnnnniminiii „We waren zeker juist vertrokken," opperde het kleine mannetje schuchter. „Nou, ik zou het vreeseiyk vinden, m'n 500 dollars te verliezen." „Vijfhonderd dollars, zegt u?" „O, 't is natuurlijk niet veel," zei de Sonora- express-man bij wijze van verontschuldiging, „maar 't is alles wat ik bezit. Gelukkig heb ik alles in m'n vest genaaid. Geen treinroover zal wel zoo pienter zijn, het daar te vinden. „Ik wilde, dat ik dat ook gedaan had," sprak de lange man. „Ik heb een horloge, een erfstuk van m'n grootvader, by me, en zou het ver schrikkelijk vinden om 't te verliezen." Nu ging het gesprek over roovers, overvallen en bandieten. Ben Joyce en z'n handlangers wa ren zoowat de eenige overgeblevenen. De be reden politie had danig onder dit volkje huis gehouden. Maar die Ben Joyce en z'n kornuiten, hadden een reeks bank- en treinovervallen op hun geweten. Hun namen alleen brachten er den schrik reeds in. Al sprekend, waren onze stemmen eenigszins gedempt, terwijl de trein door de duisternis heen schoot. Eensklaps gebeurde het. Een knetterend ge weervuur, het knarsen der remmen, en de trein stopte zóó snel, dat ik voorover viel en met m'n gezicht op de knie van m'n overbuur terecht kwam. Deze was al opgestaan, maar de vol gende stoot wierp hem weer op z'n plaats terug, en vóór we er ons van bewust waren, wat er eigenlijk aan de hand was, bevonden zich twee mannen meer in ons compartiment. Elk van hen strekte een revolver voor zich uit. „Handen op!" beval de een, „en opstaan! Die lange man daar schynt een revolver bij zich te hebben, Willy." „Handen omhoog, heeren!" riep Willy, „dan zal ik inspectie houden!" Hij deed het vlug en netjes, begon met de revolver van den langen man en inspecteerde nauwkeurig onze heupzakken. Ook aan mij schonk hij de noodige aandacht en beroofde me van m'n portefeuille en m'n beurs. Alles wierp hij in een geopend valies en wendde zich toen tot den kleinen express-man. De andere roover stond in de deuropening van ons compartiment met z'n revolver op ons ge richt en het rumoer van buiten af bewees, dat er in de andere wagons ook een overval plaats had. Voor het onderzoek van den kleinen man, had de bandiet niet veel tüd noodig. Z'n ge oefend oog zag dadelyk, dat er by hem niet veel te halen viel. De weinige dollars had hij zich gauw toegeëigend. Verder vond hy niets, dat de moeite waard was. Het eerste voorwerp echter, dat Willy uit den zak van den langen man haalde, was het hor loge van diens grootvader. „Ik zou het een ramp vinden, als ik dat moest missen; 't is een erfstuk," verzekerde hij met een erbarmelijk gezicht, ,,'t Behoorde aan m'n grootvader." Maar Willy sche'en daarvan niet de minste notitie te nemen. Hij hield het horloge in de eene hand, en strekte de andere uit, om de bui tenzakken van den langen man te onderzoeken. „Je krijgt er nog geen halven dollar voor," hernam deze. „Laat mij 't horloge behouden, dan zal ik je zeggen, waar je 500 dollars kunt vinden; ergens waar je niet dacht, waar ze zouden zitten." Op dit oogenblik iimiiiiiiiiiiimiiiimiiiiiiimiimmim keek ik het kleine U overval H mannetje aan, wiens JSV UUVr UUl gezicht doodsbleek iniiiiiiiiiiiiiHiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiniiiim zeS °P>beval Wil ly, en duwde het horloge weer in z'n zak terug. „Daar, die kleine man heeft ze by zich. Hij heeft ze in z'n vest genaaid" De kleine man verweerde zich, maar 't duur de niet lang, of de roover had de 500 dollars te pakken, die hij in z'n valies liet glijden. Daar mee was de inspectie afgeloopen, en even snel als de bandieten waren verschenen, waren ze verdwenen. De trein zette zich weer in be weging. Onze kleine medereiziger zag er ellendig uit, maar toch straalde de woede uit z'n oogen. „Jij ellendeling, jij schurk!" beet hij den lan gen man toe. Ik verwachtte een hevige vechtpartij, maar de man met het horloge van z'n grootvader, lachte vroolijk en zei: „hou je maar kalm, waar de heer." Daarna opende hy z'n vest. Bedaard stak hy z'n hand in z'n binnenzak en haalde er een dikke linnen enveloppe uit, waaruit hy een bankbiljet van 1000 dollars nam en het aan z'n kleinen medereiziger overhan digde. „Neem me niet kwalijk," verzocht hy, „dat ik ongewild uw hulp heb ingeroepen. Ik kon niet anders. Ik heb een bedrag van 95.000 dollars by me en toen ik zag, dat de schurk zich door m'n gejammer over m'n horloge niet liet over reden, moest ik wel de aandacht op uw 500 dol lars vestigen. Hij liet me toen verder ongemoeid en nu hebben we beiden voordeel van myn truc." Onnoodig te zeggen, dat de kleine man heel tevreden was over deze oplossing, waardoor hy voor een paar minuten angst, 500 dollars had verdiend. Ofschoon de asperges in ons land op ver schillende plaatsen worden gekweekt, ge schiedt de teelt nog niet op groote schaal. De meeste asperges hier te lande worden ge teeld in de omstreken van Bergen op Zoom en in het Westland, terwijl ook in Limburg talrijke velden in cultuur zijn genomen. In de laatste jaren breidt de teelt zich even wel sterk uit en worden o.a. Amerongen, Oost- voorne en de omtrek van Beverwijk uitgebreide centra van cultuur. In Duitschland worden de asperges vooral verbouwd in Brunswyk, te Boe- litz, in den omtrek van Hannover, nabij Mainz, enz. Verder wordt in Engeland, in België en in Frankrijk de asperge in het groot geteeld. Asperges zyn de jonge, in den grond gevorm de en uit den wortelstok omhooggroeiende sten gels van den Asparagus officinalis, een overbly- vende plant uit de familie der Lilliaceeën. In Nederland vindt de plant haar natuurlijke groeiplaats in de duinen. De zandgrond is voor de teelt der asperges verreweg de beste, daar de wortels van de asperge een groote lengte bereiken en dus gemakkelijk door den bodem moeten kunnen heendringen om het noodige vocht op te nemen. Hiervoor moet echter de grond goed los zyn, wat bij zandgrond het ge val is. Deze grondsoort heeft echter nog een ander voordeel: men gebruikt n.l. van de as perges (althans in ons land, in België en in Duitschland), de witte stengeldeelen, welke deze kleur verkrijgen, wanneer zij tijdens den groei van de lucht worden afgesloten. Daartoe wor den de plantjes met zooveel aarde bedekt, dat de stengels eerst boven de oppervlakte komen als zij een lengte van 25 a 30 cM. hebben be reikt. In klonterigen kleigrond zouden die stengels krom groeien en in een veenachtigen bodem verkrijgen zij een roestig voorkomen, door welke beide gebreken de handelswaarde aanzienlijk lijdt. Dat de asperges-teelt in Nederland wordt aangetroffen op de reeds genoemde plaatsen, staat met den aard van den bodem aldaar in direct verband. Men vermenigvuldigt de asperges door zaad, niet door scheuren, zooals bij de meeste andere vaste planten het geval is. Voor het scheuren zijn de wortelstokken te kort en kunnen zij dus niet in een voldoend aantal stukken worden ver deeld. Het aspergezaad wordt van Maart tot April uitgezaaid op zaaibedden, waarop de jonge plantjes een geheel jaar en soms nog wel lan ger, blijven staan. Daarna worden zy verplant op de blijvende plaats. Waar asperges worden geplant, kunnen zij bij goede verzorging gemid deld 15 a 16 jaar lang behoorlijke opbrengst ge ven. De asperges kunnen eerst worden geoogst in het derde jaar na de planting. In den winter, welke op het aanleggen van dc bedden volgt, worden de als greppels uitge graven bedden met aarde gevuld, zoodat in het tweede jaar 't terrein geheel vlak komt te liggen. In het voorjaar van het derde jaar begint de eerste oogst. In het voorjaar wordt gedurende de maanden Maart en April uit de tusschenruim- ten tusschen de bedden zooveel aarde gehaald, dat de planten met een aardlaag van ongeveer 30 c.M. zyn bedekt en de bedden er uitzien als dijkjes, welke uit de lager liggende paden op rijzen. Omstreeks half April of begin Mei kan de oogst beginnen. De eerste stengels hebben dan dj oppervlakte van het bed bereikt. De kweek- sters en kweekers moeten dit oogenblik nauw keurig waarnemen, want als de stengels even boven de oppervlakte van den bodem uitkomen, nemen zy een blauwachtige kleur aan en heb ben zij, hoewel voor het gebruik evengoed ge schikt, een derde van de handelswaarde verlo ren. In verband hiermede maken de aspergetelers door middel van een gladgeschaafde plank, of in de grootcultuur van een wals. den bovenkant der bedden glad en effen, zoodat een stengel, die de oppervlakte nadert, kan worden waarge nomen aan een barstje. Zoodra dit zichtbaar is, verwijdert men de aarde tot aan den vo?: van den stengel en trekt dezen vervolgens met d" hand van den wortelstok. De stengels en de knoppen der aspergepla"' ten ontspruiten n.l. alle zeer dicht bij elkaar ujf den top van den wortelstok, zoodat men by steken van een leverbaren stengel groot geva"* loopt willekeurig een of meer kleinere steng?1* of knoppen te beschadigen en daardoor de" oogst der volgende dagen te verminderen. De asperges worden niet altijd geoogst in d? witte kleur, waarin zy bij ons algemeen beken" ziin. In Frankrijk en Engeland houdt men mee' van groene asperges, welke onder den invlo? van het zonlicht zijn opgekweekt. Ook is in d>e landen het telen onder glas, in kassen en ba"' ken, veel in gebruik. Het eten van asperges 15 zeer gezond, hoewel er niet veel voedingswaard6 in dit gewas aanwezig is. De chemicus, die de asperges naar haar voedingswaarde onderzoe"1, komt tot de ontdekking, dat behalve de augU"' ken er geen groente is, die zoo 'weinig voedings' waarde bevat als asperge! Van een kilogra"1 asperges zijn slechts 674 gram eetbaar en va" die hoeveelheid zijn slechts 30 gram zuive'6 voedingsstoffen. Maar daarop komt het niet aJ' leen aan. Want meer dan de helft van de den kop van de asperge en in het weeke d??' zich bevindende stikstof bestaat deels uit asp»"' gine, een stof, die de eigenschap heeft in h? menschelijk lichaam de werking van zwakke zieke nieren opnieuw te prikkelen. De gunstig" invloed van de asperge bij nierzieken is in e geval zoo opvallend, dat de geneeskundige waa"' de van de asperge tegenwoordig als een va""' staand feit wordt aangenomen. Het is de geneeskunde gelukt de aan de ve'' sche asperge ontnomen aspargine in den vor"1 van een aftreksel te winnen, hetwelk als e?" geneesmiddel door de zieken wordt gebruik" Het innemen van aspargine werkt gunstig de spijsvertering en daarom worden maaglijd?' vaak aangespoord tot het eten van asperg?5' Volgens een oud bijgeloof zou de asperge-et?' steeds heerlijk en aangenaam droomen en gelijk zou een deel van zijn liefste droomen o?" in vervulling gaan. In Zuid-Duitschland gelo?' men aan dit verhaaltje nog men moet echt?' een geregeld gebruiker van de asperges zip' Merkwaardige dingen verwachtten de oU^ Romeinen van 't gebruik van asperges, 't Dri"_ ken van aspergewater, aftreksel van gekoo" te asperges, zou liefde opwekken en een steng?* van een asperge om den hals gedragen gold "H liefdesamulet en het eten der asperges we"" ook zeer aanbevolen aan lieden, die het woo"? moesten voeren. Asperge-eten zou n.l. een gU"V stigen invloed hebben op sprekers, die zich zenuwachtig gevoelden. Dat men door het ets® van asperges oud wordt, heeft de 17-eeuwsch Fransche schrijver, Fontenelle, beweerd. Hij z?" heeft zijn bewering bewezen: hij was een har# tochtelijk asperge-eter enhij werd honde"" jaar oud! Het zal niemand verbazen, wanneer m?" hoort, dat Amerika de snelste chauffeu' bezit. Maar wel is het zeer merkwaardig' dat er ook de meest voorzichtige chauffeurs ziF Een er van is Ernest Haselwood in Ohama, den staat Nebraska. Sedert 20 jaar is hij wer"^ zaam als chauffeur en heeft in dezen tijd oh geveer een afstand van 3 millioen kilometer gelegd, waarbij hem nog nooit een ongeluk ov?" komen is, zooals de politie en de maatschapP'jj waarvoor hy werkt, getuigen. Per dag legt Wj ongeveer 400 Kilometer af. Bijna riet zoo mei'" waardig is de prestatie van den chauffeur OW® Meredith in Enid in den staat Oklahoma, d> sedert 1924 een afstand van 1.500.000 Kilomei? afgelegd heeft en ook nog nooit een ongelh had. Per zweefbaan bereikt men den top van de „Pao de Assucarsuikerhoed)aan den ingang der haven van Rio de Janeiro. -I eieren. Iedere huisvrouw in New-York zal dan ook verbaasd staan, wanneer zy uit de spijskaart van het restaurant ziet, hoeveel honderden ver schillende toebereidingen mogelijk zijn. Deze diverse lekkernijen worden door de gasten gaarne genuttigd, omdat zij voedzaam en te vens niet zeer kostbaar zijn. De in Houston (Texas) wonende advocaat Jim O'Neil heeft een baard, die zoo snel groeit, dat hij zich na verloop van twee uur reeds weer moet scheren, wanneer hij er waarde aan hecht, er verzorgd uit te zien. O'Neil vertelde, dat het hem natuurlijk nfet steeds mogelijk was, zich te scheren, omdat de tijd hem daartoe vaak ontbrak. Wanneer hij 's mor gens om 8 uur zijn werkzaamheden begint, dan kan hij er zeker van zijn, dat hij er twee uur later zóó uitziet alsof hij zich dien ochtend niet geschoren had. Daarom heeft hij een bijzondere gewoonte aangenomen; wanneer hij een feeste lijke bijeenkomst bijwoont, die eenige uren duurt, dan neemt hij zijn scheerapparaat mee, zoodat hij zich tusschentijds nog eenige malen scheren kan. Niet de Romeinsche veldheer Lucullus kan zich er op beroemen, het duurste middageten van de wereld gebruikt te hebben, maar een eenvoudige man uit het volk, die voor een een voudig menu 300.000 francs betaald heeft. Dit heeft zich in de Zuid-Fransche stad Pau af gespeeld. Op een keer kwam een zekere Pierre Char- pentier in een café en verklaarde dat hij geen werk had en sedert eenige dagen niets gege ten had. Hij was alleen in het bezit van een lot, dat hij aan den café-houder wilde geven, wanneer die hem daarvoor een maaltje te eten gaf. Daar Charpentier een zeer treurigen indruk maakte, stemde de herbergier toe en gaf hem wat te eten. Eenigen tijd later las Charpentier in de krant, dat zijn lot met 300.000 francs uit de loterij gekomen was. On middellijk ging hij naar den herbergier en ver langde de 300.000 francs terug. De café-houder was over dit verzoek zeer verontwaardigd en weigerde hieraan te voldoen. Charpentier leg de zich hierbij echter niet neer en diende tegen den caféhouder een aanklacht in. Gezicht op Rio de Janeiro, de hoofdstad van Brazilië. die de wortels van zijn bosschen hem ver schaffen. Daar trekt hij wederom zijn hut op. Bindt zijn boomtakken kruiselings over elkaar, besmeert ze met vette klei van zijn gronden en nestelt zich in dat gebouw van primitief gewa pend beton. Een dakbedekking van stroo, een paar gaten voor lucht, en zijn paleis is gereed. De rook van zijn kleifomuis walmt door zijn paaltjesvertrek- ken en verdrijft de muskieten. Zijn bed is van maïsbladeren, gestrooid op een matras van takken, waarop hij slaapt als een natuurkind. Zijn ameublement zijn een paar kistjes, in de stad opgediept en zijn keu kengerei een paar tinnen borden en kroesjes, die hij in de beek achter zijn huis uitspoelt. Zijn spijskaart varieert tusschen boonen en rijst en rijst en boonen, met vet en af en toe een feestmaal eerste klas: een geroosterd speenvar- kentje of een lapje gedroogd touwachtig vleesch. Zijn deur staat open voor eiken voorbijganger, die van vrede is; zijn tafel gedekt voor iedeien vriend, of die honger heeft. Hij heeft de naas tenliefde als Braziliaansche deugd in de ziel vastgeworteid en gaat door weer en wind, door stroomen en poelen, bij nacht en bij ontij, dicht bij of ver af, om een geneesmiddel voor zijn buurman te halen, die misschien op een uur afstand van hem woont. Hij waakt zorgvuldig over zijn familie en heeft een eergevoel van een ridder, als het om vrouwendeugd gaat; ver bergt zijn dochters als juweelen voor al te vrij postige blikken en wee dengene, die aan de eer van zijn stam komt. Jaren kan hij zinnen op vergelding; het lemmet van zijn dolk is ge scherpt en zijn revolver geladen. Als patriarch zetelt hij tusschen zijn veel vuldig kroost, dat met hem ploetert en zwoegt om den grond vruchtbaar te maken. Hij is in staat om na een slangenbeet zijn voet of hand af te hakken en kwijnt weg van vermoeienis door de wormen, die hem door de bloote voeten in de ingewanden treden en hem geel verven in het gezicht. Hij zweert bij zijn heiligen, die berookt in zijn hut hangen; bij zijn kruis, dat op zijn erf staat geplant. Spreekt den naam van God alleen met ongedekt hoofd uit en heeft een onbegrensd vertrouwen in zijn geloften. Hij tokkelt zijn droefgeestige liedjes als treurzangen voor een begrafenis op zijn guitaar, bij het wal mend schemerlicht van een oliepitje en fanta seert zijn gedichten op slag, want hij heeft een poëtischen geest en taal. Zoo loopt zijn leven eentonig, melancholisch, arbeidzaam dag in dag uit en de magazijnen zijn gevuld met zijn producten en de treinen voeren zijn vee naar de groote abattoirs. Dat is de Coboclo, zonder wien Brazilië niet zou zijn wat het is. Zonen van Portugeezen en inlanders zat de trek van het koloniseeren er natuurlijk in. Zy hebben het binnenland open gelegd. Eerst op zoek naar het goud en de dia manten, die verborgen lagen in den schoot der aarde, waar niemand het wist. En ze hakten omver wat hun in den weg stond, vingen het water der stroomen op, om grondstof op te van gen. En dan maar weer verder, op nieuwe hoop van gunstige kans. Zoo hebben ze Brazilië open gelegd, dat nu in de volle zon staat, maar dat beschaduwd was door de oerwouden, met alles wat de natuur met zich meebrengt. De feestzaal is in de groote steden, maar de keuken en de gerechten zijn in het binnenland en zonder de coboclo's is er hongersnood. De fabrieken van de beschaving gloeien in de centra, maar de materia prima ligt in de han den van den coboclo. En als hy sterft, sjouwen ze hem in een laken aan een boomstam naar het stadskerkhof en stoppen hem zonder kist in de aarde, waar hij mee vergroeid was. Ein zeer heftige griep-epidemie in Dene narken heeft de gezondheidspolitie van iat land er toe gedwongen, radicale be schermingsmaatregelen te nemen. Een van de gezondheidsvoorschriften bevat het verbod, in het openbaar te niezen of te hoesten, zonder mond en neus te bedekken. In de treinen en autobussen, alsmede in alle openbare gelegen heden zijn aankondigingen aangeplakt, die de bezoekers er op opmerkzaam maken, dat hoes ten en niezen verboden is. Wie zonder zakdoek niest of hoest, kan zonder meer naar de politie gebracht worden en vandaar naar een zieken huis. Behalve, dat men een aanzienlijke straf moet betalen, moet men zich aan een medisch onderzoek onderwerpen en zich eventueel be handelen laten. De Deensche gezondheidspolitie is er op deze strenge wyze inderdaad in geslaagd, het aantal griepgevallen, dat alleen in Kopen hagen reeds 40.000 bedroeg, belangrijk te ver minderen. Ia New-York heeft een man zijn kookkunst 'especialiseerd door eieren op alle verschil lende wijzen smakelijk toe te bereiden. In den loop van den tijd gelukte het hem, zijn kookkunst zoo te vervolmaken, dat hij thans in staat is, 1042 verschillende spijzen uit eieren te vervaardigen. Deze kok werkt thans in een zeer geliefd en goed bezocht restaurant te New-York, waar de gasten als spijzen slechts eieren voor gezet krijgen. Het Eierenbuffet dit is de naam van het restaurant heeft zeldzame lekkernijen in den vorm van eieren: ragout van struis-eieren, omeletten van pinguin- en peli kaan-eieren, en dergelijke meer. Toch is het aantal gasten, die van deze lekkernijen genie ten, niet zeer groot, omdat de prijzen van deze zeldzame eieren zeer hoog zijn. De meeste spij zen worden dan ook vervaardigd van kippen-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 8