EN DE COBOCLO
Angst, die 500 dollars opbracht
TEELT VAN ASPERGES
DE WETTIGE ZOON
VAN HET LAND
KORT VERHAAL
II op den trein Éi „Nu, vooruit dan,
Smakelijk en geneeskrachtig
doch weinig voedzaam!
Voorzichtige Chauffeur
3 Millioen kilometer gereden zonde?
ongelukken
EEN DUUR MAALTJE
SNEL GROEIENDE BAARD
NIEZEN VERBODEN
EEN EIERENBUFFET
BRAZILIË
We zijn in de gelegenheid hieronder een i
beschrijving te geven van den „Coboclo",
den zoogenaamden boer, aan wien
Brazilië veel heeft te danken. Dit artikel
is te meer interessant, daar het afkom-
stig is van Pater Hartgers M.S.C., die zestien
jaar in Brazilië gearbeid heeft onder die men-
schen, daar ook overleden is en naar wien zelfs
een plein genoemd is.
Parter Hartgers schreef dan:
We zijn een beschaafd land, dank aan de re-
publikeinsche begrippen, die ons besturen, aan
de politiek, die ons beheerscht, aan het enorm
aantal baantjesjagers, dat ons belasting doet be
talen tot op het eenvoudigst artikel. Beschaafd
wegens den invoer van rijstpoeder en parfums,
hooge hakken en zijden kleedjes; bontmantels,
waar onze dames in stikken. We hebben zijden
kousen en loopen thuis op bloote voeten van
wege de economie; wonen in kleihuizen en ver
ven ons op, want we doen mee aan de bescha
ving, die ons zelfs schoonheidsconcoursen voor
schrijft, om onze vrouwelijke raseigenschappen
uit te laten komen.
We hebben de schoonste natuur, die van Rio
de Janeiro een kunstpaneel maakt. We loopen
koude Engelschen tegen het lijf, Amerikaansche
witbroeken en actentasschen, die haast hebben
en verdwijnen door de deuren der banken. We
bezitten luchtkrabbers, die wedstrijd houden
met de koningspalmen en er op uit zijn het
beroemde .Buikerbrood" in de schaduw te stel
len. We hebben cinema's, die doorloopen van
's morgens twaalf tot 's nachts twaalf uur. Heb
ben stapels papier van kranten, die zelfmoorden
uitbuiten en liefdesgeschiedenissen. Dat kan
allemaal wel geleerd zijn, maar is niets traditio
neel Braziliaansch. We ontmoeten hardschreeu-
wende Italianen, die Mussolini ophemelen of
vervloeken en macaroni eten. Spanjaarden, die
alles afkeuren wat geen Catalaansche kleur
heeft. Japanners, die rijst planten, waaier
tjes verkoopen; ruwe Russen (Lenintype), die
vechten en jekkers dragen. Een internationaal
hotel. Van heel vroeger tmf je nog wel eens
een Hollandsch type aan, dat je herkent aan zijn
blonde haren. Portugeezen, die rijk geworden
zijn in stokvisch, en gouden kettingen op hun
buik hebben hangen en hospitalen stichten. We
kennen de moderne Brazilianen met hun warm
bloed en enthousiasme, die koffie slurpen, poli
tici critiseeren, op hun eigen land schelden en
remedies slikken.
Maar zet nu eens een ruigen bonk midden op
het asphalt van de grootstad. Een slappen vilt-
hoed op zijn hoofd, een open hemd en een stuk
broek aan zijn onderstel, een zakdoek om zijn
nek geknoopt, een stroosigaret van maïsblad
achter zijn ooren, een kapmes aan zijn buik
riem.
Op zijn bloote voeten staat hij de electrische
tram aan te staren, hij, die altijd op zijn paardje
zonder zadel en stijgbeugel heeft gehobbeld en
een vreemdeling in Israël zal zeggen: dat is
een gevaarlijk sujet, hoe is die hier verloren ge-
loopen? En toch is hij de wettige zoon van het
land, dat hij heeft helpen opbouwen en groot
maken en veel van de heertjes, die bang zijn,
langs hem heenschuiven, oppassend hun wit
pakje niet vuil te maken, zullen, indien ze het
in den burgerlijken stand willen nagaan, tot
de ontdekking komen, dat er een groot- of over
grootvader in dit type schuilt, die hun een stuk
rijk land bezorgd heeft. Op zijn ruw gelaat
staat de zon van Brazilië; gekneed heeft hij met
zijn bloote voeten den bodem van Brazilië voor
de welvaart; met zijn hakmes heeft hij de bos-
schen omgekapt en plaats gegeven voor de ste
den. Zijn lange ongeordende baard is doorstre
ken met zijn zorgen en zijn eeltknuisten geven
zijn visitekaartje van „Coboclo".
Zijn plaats is niet hier, waar alles hem vreemd
is. Hij herkent op het eerste gezicht de negers,
die hem nu zoo deftig geboord voorbij loopen,
als de oude slaven, die vroeger naast hem of
ook wel onder hem gestaan hebben. Hij herin
nert het zich nog goed, hoe de zweep op dat
fijngestreken jasje van nu is neergekomen. Die
mulatten heeft hij bij de heeren nog tafel zien
dienen. Hij heeft er misschien nog niet eens
begrip van, dat de keizer nu President heet;
heeft een wantrouwen tegen de republiek, die
zoo iets als een ketterij is voor hem, die den
grooten baas van het hof als den grooten lands-
vader beschouwde. Hij heeft nog meegemaakt
hoe er scholen geopend werden, waar een juf
frouw met een stift vreemde teekens leerde ma
ken en hoe zijn zoontjes met boeken thuis
kwamen en de rekening voor hem opmaakten.
Dat was niets meer voor hem geweest, die het
al zoo lang zonder gedaan had. Een trein was
voor hem een te snel vervoermiddel, omdat hij
onderweg zijn vrienden en bekenden niet kon
bezoeken, die aan de lijn woonden en waar hij
vroeger te paard even afstapte om te almocee-
ren of een bakje te nemen. Een trein, die zijn
bosschen in brand stak met de vonken van de
locomotief of zijn beesten kapot reed. Zet hem
midden in de bosschen met een primitief ge
weer op zijn schouders, met zijn hakmes, waar
hij een voetpaadje mee open rijt, zet hem in
de bergen of aan den rand van een stroom of
waterval. Zet hem in het moeras, waar hij tot
aan de knieën in de modder zijn rijst geplant
heeft. Zet hem te midden van dikke maïskol
ven, die hy tegen den berg in den grond ge
stampt heeft als voedsel voor de beesten. Laat
hem figureeren temidden van zyn koffiestrui-
ken, zyn zoete aardappels; laat hem omringd
zyn door zyn uitgemergelde honden, die met
hem op jacht gaan, en hij neemt de plaats in,
die hem het meest bevalt en hem verheft, want
hy is de verzorger van de voorraadschuur van
Brazilië.
Als de vooruitgang hem wat te dicht op
de hielen komt, pakt hy zyn sobere be
huizing op zyn ossekar of op den rug van
zyn pakezels en gaat op zoek naar nieuwe
bouwgronden, waar hy zich volkomen vry in
de natuur kan rondbewegen. Hy geeft niet om
moeraskoortsen of buikloop. Daar heeft hy zijn
planten voor en zyn honderden huismiddeltjes,
Een bamboestam in den plantentuin
van Rio de Janeiro.
Koffieverscheping in de Brazïliaansche haven Santos.
li in lini
Direct, als men hem zag, zou men mede
lijden krijgen met het kleine mannetje.
Vrij verlegen keek hij rond in den express-
trein. Vijf minuten later, toen hij ergens op 't
puntje van een bank was gaan zitten, stak hy
den brand in een pijp tabak op een manier,
alsof hij iedereen daarvoor om vergeving vroeg.
Ik zat tegenover hem en nam hem eerst
goed op. Hij was hoekerig gebouwd, met een
vierkant hoofd. Z'n haar was slecht verzorgd.
Hij droeg goedkoope confectiekleeren van een
ordinaire, bruine kleur.
De trein had nog niet z'n volle vaart, toen
hy begon te vertellen.
„Ik had een soort vrachtrijdienst, den Sonora-
express. Twee vrachtauto's. M'n vrouw werd
echter ziek en ik moest haar naar Preston stu
ren voor herstel. Ik verkocht m'n boeltje en ben
nu op weg naar m'n vrouw. Is een van u al
eens in Preston geweest, heeren?"
Ik bepaalde mij ertoe even te knikken, maar
de andere heer in den coupé, die er nogal def
tig uitzag, was gaarne bereid om inlichtingen te
verstrekken. Al heel gauw waren beiden dan
ook in een druk gesprek gewikkeld over de zieke
vrouw van den kleinen man en den express-
dienst. De dienst was niet zoo voordeelig ge
weest en hij was biy dat hy er uit was. Z'n
vrouw was erg ziek. De mogelijkheid was niet
uitgesloten, dat ze niet meer zoo heel lang zou
den samen zijn. Een of twee jaar nog, misschien.
Hij zou trachten in Preston een betrekking te
krijgen. Met het geld, dat de vrachtauto's had
den opgebracht, kon hij het nog wel een tijdje
uitzingen. Z'n vrouw mocht nergens ge
brek aan hebben. U kent zeker niemand in
Preston?"
Ja, de heer, die er zoo deftig uitzag en heel
lang was, kende daar wel iemand, die toevallig
ook twee vrachtauto's bezat.
Op dit oogenblik viel m'n oog op de kennis
geving van een treinroof, aan den wand van
onzen coupé vastgehecht.
„Ben Joyce ontvluchtte gisteravond te Dar
lington uit de strafgevangenis," las ik hard
op „Er waren nog zes andere mannen, in
verband met deze ontvluchting. Ze reden de
stad uit en schoten in alle richtingen er op los
Ten Zuiden van Berama is de politie hun spoor
kwijt geraakt. Alle treinen en alle stations van
Sonora worden bewaakt."
„Ik heb anders niets gezien," zei de lange
man.
nniiiiniiniininiiniiiiniinininniinnmnnnnnniminiii
„We waren zeker juist vertrokken," opperde
het kleine mannetje schuchter.
„Nou, ik zou het vreeseiyk vinden, m'n 500
dollars te verliezen."
„Vijfhonderd dollars, zegt u?"
„O, 't is natuurlijk niet veel," zei de Sonora-
express-man bij wijze van verontschuldiging,
„maar 't is alles wat ik bezit. Gelukkig heb ik
alles in m'n vest genaaid. Geen treinroover zal
wel zoo pienter zijn, het daar te vinden.
„Ik wilde, dat ik dat ook gedaan had," sprak
de lange man. „Ik heb een horloge, een erfstuk
van m'n grootvader, by me, en zou het ver
schrikkelijk vinden om 't te verliezen."
Nu ging het gesprek over roovers, overvallen
en bandieten. Ben Joyce en z'n handlangers wa
ren zoowat de eenige overgeblevenen. De be
reden politie had danig onder dit volkje huis
gehouden. Maar die Ben Joyce en z'n kornuiten,
hadden een reeks bank- en treinovervallen op
hun geweten. Hun namen alleen brachten er
den schrik reeds in.
Al sprekend, waren onze stemmen eenigszins
gedempt, terwijl de trein door de duisternis
heen schoot.
Eensklaps gebeurde het. Een knetterend ge
weervuur, het knarsen der remmen, en de trein
stopte zóó snel, dat ik voorover viel en met m'n
gezicht op de knie van m'n overbuur terecht
kwam. Deze was al opgestaan, maar de vol
gende stoot wierp hem weer op z'n plaats terug,
en vóór we er ons van bewust waren, wat er
eigenlijk aan de hand was, bevonden zich twee
mannen meer in ons compartiment. Elk van
hen strekte een revolver voor zich uit.
„Handen op!" beval de een, „en opstaan! Die
lange man daar schynt een revolver bij zich te
hebben, Willy."
„Handen omhoog, heeren!" riep Willy, „dan
zal ik inspectie houden!"
Hij deed het vlug en netjes, begon met de
revolver van den langen man en inspecteerde
nauwkeurig onze heupzakken. Ook aan mij
schonk hij de noodige aandacht en beroofde me
van m'n portefeuille en m'n beurs.
Alles wierp hij in een geopend valies en
wendde zich toen tot den kleinen express-man.
De andere roover stond in de deuropening van
ons compartiment met z'n revolver op ons ge
richt en het rumoer van buiten af bewees, dat
er in de andere wagons ook een overval plaats
had. Voor het onderzoek van den kleinen man,
had de bandiet niet veel tüd noodig. Z'n ge
oefend oog zag dadelyk, dat er by hem niet
veel te halen viel. De weinige dollars had hij
zich gauw toegeëigend. Verder vond hy niets,
dat de moeite waard was.
Het eerste voorwerp echter, dat Willy uit den
zak van den langen man haalde, was het hor
loge van diens grootvader.
„Ik zou het een ramp vinden, als ik dat
moest missen; 't is een erfstuk," verzekerde hij
met een erbarmelijk gezicht, ,,'t Behoorde aan
m'n grootvader."
Maar Willy sche'en daarvan niet de minste
notitie te nemen. Hij hield het horloge in de
eene hand, en strekte de andere uit, om de bui
tenzakken van den langen man te onderzoeken.
„Je krijgt er nog geen halven dollar voor,"
hernam deze. „Laat mij 't horloge behouden,
dan zal ik je zeggen, waar je 500 dollars kunt
vinden; ergens waar je niet dacht, waar ze
zouden zitten."
Op dit oogenblik
iimiiiiiiiiiiimiiiimiiiiiiimiimmim keek ik het kleine
U overval H mannetje aan, wiens
JSV UUVr UUl gezicht doodsbleek
iniiiiiiiiiiiiiHiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiniiiim zeS °P>beval Wil
ly, en duwde het
horloge weer in z'n zak terug.
„Daar, die kleine man heeft ze by zich. Hij
heeft ze in z'n vest genaaid"
De kleine man verweerde zich, maar 't duur
de niet lang, of de roover had de 500 dollars te
pakken, die hij in z'n valies liet glijden. Daar
mee was de inspectie afgeloopen, en even snel
als de bandieten waren verschenen, waren ze
verdwenen. De trein zette zich weer in be
weging.
Onze kleine medereiziger zag er ellendig uit,
maar toch straalde de woede uit z'n oogen.
„Jij ellendeling, jij schurk!" beet hij den lan
gen man toe.
Ik verwachtte een hevige vechtpartij, maar
de man met het horloge van z'n grootvader,
lachte vroolijk en zei: „hou je maar kalm, waar
de heer." Daarna opende hy z'n vest.
Bedaard stak hy z'n hand in z'n binnenzak
en haalde er een dikke linnen enveloppe uit,
waaruit hy een bankbiljet van 1000 dollars nam
en het aan z'n kleinen medereiziger overhan
digde.
„Neem me niet kwalijk," verzocht hy, „dat ik
ongewild uw hulp heb ingeroepen. Ik kon niet
anders. Ik heb een bedrag van 95.000 dollars
by me en toen ik zag, dat de schurk zich door
m'n gejammer over m'n horloge niet liet over
reden, moest ik wel de aandacht op uw 500 dol
lars vestigen. Hij liet me toen verder ongemoeid
en nu hebben we beiden voordeel van myn
truc."
Onnoodig te zeggen, dat de kleine man heel
tevreden was over deze oplossing, waardoor hy
voor een paar minuten angst, 500 dollars had
verdiend.
Ofschoon de asperges in ons land op ver
schillende plaatsen worden gekweekt, ge
schiedt de teelt nog niet op groote schaal.
De meeste asperges hier te lande worden ge
teeld in de omstreken van Bergen op Zoom en
in het Westland, terwijl ook in Limburg talrijke
velden in cultuur zijn genomen.
In de laatste jaren breidt de teelt zich even
wel sterk uit en worden o.a. Amerongen, Oost-
voorne en de omtrek van Beverwijk uitgebreide
centra van cultuur. In Duitschland worden de
asperges vooral verbouwd in Brunswyk, te Boe-
litz, in den omtrek van Hannover, nabij Mainz,
enz. Verder wordt in Engeland, in België en in
Frankrijk de asperge in het groot geteeld.
Asperges zyn de jonge, in den grond gevorm
de en uit den wortelstok omhooggroeiende sten
gels van den Asparagus officinalis, een overbly-
vende plant uit de familie der Lilliaceeën. In
Nederland vindt de plant haar natuurlijke
groeiplaats in de duinen. De zandgrond is voor
de teelt der asperges verreweg de beste, daar
de wortels van de asperge een groote lengte
bereiken en dus gemakkelijk door den bodem
moeten kunnen heendringen om het noodige
vocht op te nemen. Hiervoor moet echter de
grond goed los zyn, wat bij zandgrond het ge
val is. Deze grondsoort heeft echter nog een
ander voordeel: men gebruikt n.l. van de as
perges (althans in ons land, in België en in
Duitschland), de witte stengeldeelen, welke deze
kleur verkrijgen, wanneer zij tijdens den groei
van de lucht worden afgesloten. Daartoe wor
den de plantjes met zooveel aarde bedekt, dat
de stengels eerst boven de oppervlakte komen
als zij een lengte van 25 a 30 cM. hebben be
reikt.
In klonterigen kleigrond zouden die stengels
krom groeien en in een veenachtigen bodem
verkrijgen zij een roestig voorkomen, door welke
beide gebreken de handelswaarde aanzienlijk
lijdt. Dat de asperges-teelt in Nederland wordt
aangetroffen op de reeds genoemde plaatsen,
staat met den aard van den bodem aldaar in
direct verband.
Men vermenigvuldigt de asperges door zaad,
niet door scheuren, zooals bij de meeste andere
vaste planten het geval is. Voor het scheuren
zijn de wortelstokken te kort en kunnen zij dus
niet in een voldoend aantal stukken worden ver
deeld. Het aspergezaad wordt van Maart tot
April uitgezaaid op zaaibedden, waarop de jonge
plantjes een geheel jaar en soms nog wel lan
ger, blijven staan. Daarna worden zy verplant
op de blijvende plaats. Waar asperges worden
geplant, kunnen zij bij goede verzorging gemid
deld 15 a 16 jaar lang behoorlijke opbrengst ge
ven. De asperges kunnen eerst worden geoogst
in het derde jaar na de planting.
In den winter, welke op het aanleggen van
dc bedden volgt, worden de als greppels uitge
graven bedden met aarde gevuld, zoodat in het
tweede jaar 't terrein geheel vlak komt te liggen.
In het voorjaar van het derde jaar begint de
eerste oogst. In het voorjaar wordt gedurende
de maanden Maart en April uit de tusschenruim-
ten tusschen de bedden zooveel aarde gehaald, dat
de planten met een aardlaag van ongeveer 30
c.M. zyn bedekt en de bedden er uitzien als
dijkjes, welke uit de lager liggende paden op
rijzen. Omstreeks half April of begin Mei kan de
oogst beginnen. De eerste stengels hebben dan
dj oppervlakte van het bed bereikt. De kweek-
sters en kweekers moeten dit oogenblik nauw
keurig waarnemen, want als de stengels even
boven de oppervlakte van den bodem uitkomen,
nemen zy een blauwachtige kleur aan en heb
ben zij, hoewel voor het gebruik evengoed ge
schikt, een derde van de handelswaarde verlo
ren.
In verband hiermede maken de aspergetelers
door middel van een gladgeschaafde plank, of
in de grootcultuur van een wals. den bovenkant
der bedden glad en effen, zoodat een stengel,
die de oppervlakte nadert, kan worden waarge
nomen aan een barstje. Zoodra dit zichtbaar
is, verwijdert men de aarde tot aan den vo?:
van den stengel en trekt dezen vervolgens met d"
hand van den wortelstok.
De stengels en de knoppen der aspergepla"'
ten ontspruiten n.l. alle zeer dicht bij elkaar ujf
den top van den wortelstok, zoodat men by
steken van een leverbaren stengel groot geva"*
loopt willekeurig een of meer kleinere steng?1*
of knoppen te beschadigen en daardoor de"
oogst der volgende dagen te verminderen.
De asperges worden niet altijd geoogst in d?
witte kleur, waarin zy bij ons algemeen beken"
ziin. In Frankrijk en Engeland houdt men mee'
van groene asperges, welke onder den invlo?
van het zonlicht zijn opgekweekt. Ook is in d>e
landen het telen onder glas, in kassen en ba"'
ken, veel in gebruik. Het eten van asperges 15
zeer gezond, hoewel er niet veel voedingswaard6
in dit gewas aanwezig is. De chemicus, die de
asperges naar haar voedingswaarde onderzoe"1,
komt tot de ontdekking, dat behalve de augU"'
ken er geen groente is, die zoo 'weinig voedings'
waarde bevat als asperge! Van een kilogra"1
asperges zijn slechts 674 gram eetbaar en va"
die hoeveelheid zijn slechts 30 gram zuive'6
voedingsstoffen. Maar daarop komt het niet aJ'
leen aan. Want meer dan de helft van de
den kop van de asperge en in het weeke d??'
zich bevindende stikstof bestaat deels uit asp»"'
gine, een stof, die de eigenschap heeft in h?
menschelijk lichaam de werking van zwakke
zieke nieren opnieuw te prikkelen. De gunstig"
invloed van de asperge bij nierzieken is in e
geval zoo opvallend, dat de geneeskundige waa"'
de van de asperge tegenwoordig als een va""'
staand feit wordt aangenomen.
Het is de geneeskunde gelukt de aan de ve''
sche asperge ontnomen aspargine in den vor"1
van een aftreksel te winnen, hetwelk als e?"
geneesmiddel door de zieken wordt gebruik"
Het innemen van aspargine werkt gunstig
de spijsvertering en daarom worden maaglijd?'
vaak aangespoord tot het eten van asperg?5'
Volgens een oud bijgeloof zou de asperge-et?'
steeds heerlijk en aangenaam droomen en
gelijk zou een deel van zijn liefste droomen o?"
in vervulling gaan. In Zuid-Duitschland gelo?'
men aan dit verhaaltje nog men moet echt?'
een geregeld gebruiker van de asperges zip'
Merkwaardige dingen verwachtten de oU^
Romeinen van 't gebruik van asperges, 't Dri"_
ken van aspergewater, aftreksel van gekoo"
te asperges, zou liefde opwekken en een steng?*
van een asperge om den hals gedragen gold "H
liefdesamulet en het eten der asperges we""
ook zeer aanbevolen aan lieden, die het woo"?
moesten voeren. Asperge-eten zou n.l. een gU"V
stigen invloed hebben op sprekers, die zich
zenuwachtig gevoelden. Dat men door het ets®
van asperges oud wordt, heeft de 17-eeuwsch
Fransche schrijver, Fontenelle, beweerd. Hij z?"
heeft zijn bewering bewezen: hij was een har#
tochtelijk asperge-eter enhij werd honde""
jaar oud!
Het zal niemand verbazen, wanneer m?"
hoort, dat Amerika de snelste chauffeu'
bezit. Maar wel is het zeer merkwaardig'
dat er ook de meest voorzichtige chauffeurs ziF
Een er van is Ernest Haselwood in Ohama,
den staat Nebraska. Sedert 20 jaar is hij wer"^
zaam als chauffeur en heeft in dezen tijd oh
geveer een afstand van 3 millioen kilometer
gelegd, waarbij hem nog nooit een ongeluk ov?"
komen is, zooals de politie en de maatschapP'jj
waarvoor hy werkt, getuigen. Per dag legt Wj
ongeveer 400 Kilometer af. Bijna riet zoo mei'"
waardig is de prestatie van den chauffeur OW®
Meredith in Enid in den staat Oklahoma, d>
sedert 1924 een afstand van 1.500.000 Kilomei?
afgelegd heeft en ook nog nooit een ongelh
had.
Per zweefbaan bereikt men den top van de „Pao de Assucarsuikerhoed)aan
den ingang der haven van Rio de Janeiro.
-I
eieren. Iedere huisvrouw in New-York zal dan
ook verbaasd staan, wanneer zy uit de spijskaart
van het restaurant ziet, hoeveel honderden ver
schillende toebereidingen mogelijk zijn. Deze
diverse lekkernijen worden door de gasten
gaarne genuttigd, omdat zij voedzaam en te
vens niet zeer kostbaar zijn.
De in Houston (Texas) wonende advocaat
Jim O'Neil heeft een baard, die zoo snel
groeit, dat hij zich na verloop van twee
uur reeds weer moet scheren, wanneer hij er
waarde aan hecht, er verzorgd uit te zien. O'Neil
vertelde, dat het hem natuurlijk nfet steeds
mogelijk was, zich te scheren, omdat de tijd
hem daartoe vaak ontbrak. Wanneer hij 's mor
gens om 8 uur zijn werkzaamheden begint, dan
kan hij er zeker van zijn, dat hij er twee uur
later zóó uitziet alsof hij zich dien ochtend niet
geschoren had. Daarom heeft hij een bijzondere
gewoonte aangenomen; wanneer hij een feeste
lijke bijeenkomst bijwoont, die eenige uren
duurt, dan neemt hij zijn scheerapparaat mee,
zoodat hij zich tusschentijds nog eenige malen
scheren kan.
Niet de Romeinsche veldheer Lucullus kan
zich er op beroemen, het duurste middageten
van de wereld gebruikt te hebben, maar een
eenvoudige man uit het volk, die voor een een
voudig menu 300.000 francs betaald heeft. Dit
heeft zich in de Zuid-Fransche stad Pau af
gespeeld.
Op een keer kwam een zekere Pierre Char-
pentier in een café en verklaarde dat hij geen
werk had en sedert eenige dagen niets gege
ten had. Hij was alleen in het bezit van een
lot, dat hij aan den café-houder wilde geven,
wanneer die hem daarvoor een maaltje te
eten gaf. Daar Charpentier een zeer treurigen
indruk maakte, stemde de herbergier toe en
gaf hem wat te eten. Eenigen tijd later las
Charpentier in de krant, dat zijn lot met
300.000 francs uit de loterij gekomen was. On
middellijk ging hij naar den herbergier en ver
langde de 300.000 francs terug. De café-houder
was over dit verzoek zeer verontwaardigd en
weigerde hieraan te voldoen. Charpentier leg
de zich hierbij echter niet neer en diende tegen
den caféhouder een aanklacht in.
Gezicht op Rio de Janeiro, de hoofdstad van Brazilië.
die de wortels van zijn bosschen hem ver
schaffen. Daar trekt hij wederom zijn hut op.
Bindt zijn boomtakken kruiselings over elkaar,
besmeert ze met vette klei van zijn gronden en
nestelt zich in dat gebouw van primitief gewa
pend beton.
Een dakbedekking van stroo, een paar gaten
voor lucht, en zijn paleis is gereed. De rook van
zijn kleifomuis walmt door zijn paaltjesvertrek-
ken en verdrijft de muskieten.
Zijn bed is van maïsbladeren, gestrooid op
een matras van takken, waarop hij slaapt als
een natuurkind. Zijn ameublement zijn een paar
kistjes, in de stad opgediept en zijn keu
kengerei een paar tinnen borden en kroesjes,
die hij in de beek achter zijn huis uitspoelt.
Zijn spijskaart varieert tusschen boonen en rijst
en rijst en boonen, met vet en af en toe een
feestmaal eerste klas: een geroosterd speenvar-
kentje of een lapje gedroogd touwachtig vleesch.
Zijn deur staat open voor eiken voorbijganger,
die van vrede is; zijn tafel gedekt voor iedeien
vriend, of die honger heeft. Hij heeft de naas
tenliefde als Braziliaansche deugd in de ziel
vastgeworteid en gaat door weer en wind, door
stroomen en poelen, bij nacht en bij ontij, dicht
bij of ver af, om een geneesmiddel voor zijn
buurman te halen, die misschien op een uur
afstand van hem woont. Hij waakt zorgvuldig
over zijn familie en heeft een eergevoel van een
ridder, als het om vrouwendeugd gaat; ver
bergt zijn dochters als juweelen voor al te vrij
postige blikken en wee dengene, die aan de eer
van zijn stam komt. Jaren kan hij zinnen op
vergelding; het lemmet van zijn dolk is ge
scherpt en zijn revolver geladen.
Als patriarch zetelt hij tusschen zijn veel
vuldig kroost, dat met hem ploetert en zwoegt
om den grond vruchtbaar te maken. Hij is in
staat om na een slangenbeet zijn voet of hand
af te hakken en kwijnt weg van vermoeienis
door de wormen, die hem door de bloote voeten
in de ingewanden treden en hem geel verven
in het gezicht. Hij zweert bij zijn heiligen, die
berookt in zijn hut hangen; bij zijn kruis, dat
op zijn erf staat geplant. Spreekt den naam
van God alleen met ongedekt hoofd uit en heeft
een onbegrensd vertrouwen in zijn geloften. Hij
tokkelt zijn droefgeestige liedjes als treurzangen
voor een begrafenis op zijn guitaar, bij het wal
mend schemerlicht van een oliepitje en fanta
seert zijn gedichten op slag, want hij heeft een
poëtischen geest en taal.
Zoo loopt zijn leven eentonig, melancholisch,
arbeidzaam dag in dag uit en de magazijnen
zijn gevuld met zijn producten en de treinen
voeren zijn vee naar de groote abattoirs.
Dat is de Coboclo, zonder wien Brazilië niet
zou zijn wat het is. Zonen van Portugeezen en
inlanders zat de trek van het koloniseeren er
natuurlijk in. Zy hebben het binnenland open
gelegd. Eerst op zoek naar het goud en de dia
manten, die verborgen lagen in den schoot der
aarde, waar niemand het wist. En ze hakten
omver wat hun in den weg stond, vingen het
water der stroomen op, om grondstof op te van
gen. En dan maar weer verder, op nieuwe hoop
van gunstige kans. Zoo hebben ze Brazilië open
gelegd, dat nu in de volle zon staat, maar dat
beschaduwd was door de oerwouden, met alles
wat de natuur met zich meebrengt.
De feestzaal is in de groote steden, maar de
keuken en de gerechten zijn in het binnenland
en zonder de coboclo's is er hongersnood. De
fabrieken van de beschaving gloeien in de
centra, maar de materia prima ligt in de han
den van den coboclo. En als hy sterft, sjouwen
ze hem in een laken aan een boomstam naar
het stadskerkhof en stoppen hem zonder kist
in de aarde, waar hij mee vergroeid was.
Ein zeer heftige griep-epidemie in Dene
narken heeft de gezondheidspolitie van
iat land er toe gedwongen, radicale be
schermingsmaatregelen te nemen. Een van de
gezondheidsvoorschriften bevat het verbod, in
het openbaar te niezen of te hoesten, zonder
mond en neus te bedekken. In de treinen en
autobussen, alsmede in alle openbare gelegen
heden zijn aankondigingen aangeplakt, die de
bezoekers er op opmerkzaam maken, dat hoes
ten en niezen verboden is. Wie zonder zakdoek
niest of hoest, kan zonder meer naar de politie
gebracht worden en vandaar naar een zieken
huis. Behalve, dat men een aanzienlijke straf
moet betalen, moet men zich aan een medisch
onderzoek onderwerpen en zich eventueel be
handelen laten. De Deensche gezondheidspolitie
is er op deze strenge wyze inderdaad in geslaagd,
het aantal griepgevallen, dat alleen in Kopen
hagen reeds 40.000 bedroeg, belangrijk te ver
minderen.
Ia New-York heeft een man zijn kookkunst
'especialiseerd door eieren op alle verschil
lende wijzen smakelijk toe te bereiden. In
den loop van den tijd gelukte het hem, zijn
kookkunst zoo te vervolmaken, dat hij thans in
staat is, 1042 verschillende spijzen uit eieren te
vervaardigen. Deze kok werkt thans in een zeer
geliefd en goed bezocht restaurant te New-York,
waar de gasten als spijzen slechts eieren voor
gezet krijgen. Het Eierenbuffet dit is de
naam van het restaurant heeft zeldzame
lekkernijen in den vorm van eieren: ragout van
struis-eieren, omeletten van pinguin- en peli
kaan-eieren, en dergelijke meer. Toch is het
aantal gasten, die van deze lekkernijen genie
ten, niet zeer groot, omdat de prijzen van deze
zeldzame eieren zeer hoog zijn. De meeste spij
zen worden dan ook vervaardigd van kippen-