CHINA'S VERLEDEN, HEDEN
EN TOEKOMST
m
Het Congres der Pax Romana
VLEESCHVERGIFTIGING
I
Het geval te Kalverdijk
DINSDAG 17 AUGUSTUS 1937
EEN POGING TOT
SYNTHESE
Duizend jarig keizerrijk
De Westersche invasie
China tegen Japan
Smmmmmmmiif
De Moerdijk-kapel
Decoratieve kunst
te Parijs
Madonna van Da Vinei
„Sapper" overleden
INDRUKKEN VAN EEN
DEELNEMER
J
I
Om zich een goed begrip te vormen van de
oorlogen in Noord-China, is het niet vol
doende, de geschiedenis van de laatste
decennia op te slaan en terug te gaan tot b.v.
1894, het jaar waarin de eerste oorlog tusschen
China en Japan uitbrak met Korea als inzet
Wil men alle elementen naspeuren, die tot den
huidigen toestand geleid hebben, dan moet men
zich niet beperken tot de geschiedenis der ver
wikkelingen op Noord-Chineesch of Mandsjoe-
rfjsch grondgebied, doch dan dient men de ont
wikkeling der beide strijdende volken na te gaan
in hun eigen land, lang voordat zij met elkaar
in zulk noodlottig contact kwamen. Doet men
dit, vergelijkt men de ontwikkeling van China
met die van Japan, dan zal men niet alleen
meer licht ontdekken in de reeks van conflic
ten in Noord-China, doch dan zal men daar
enboven waardevolle conclusies kunnen trekken
op historisch en sociografisch gebied, welke van
veel algemeener draagwijdte zijn.
Over Japan en zijn wonderbaarlijke evolutie
is in de laatste jaren genoeg litteratuur ver
schenen: nog geen jaar geleden dreigde, na
het succes van Zischka's boek, de markt- daar
mede zelfs overstroomd te geraken. De oogst
aangaande China is minder rijk. Het moet er
kend dat de stof ook moeilijker is: de gegevens
over het Rijk van het Midden zijn ook veel
meer heterogeen: zij strekken zich uit over een
veel grooter grondgebied en over een veel lan
ger tijdsbestek; daarbij ontbreekt de markante,
bewuste ontwikkeling naar 'n bepaald doel, zoo
als die na 1853 in Japan heeft plaatsgevonden.
Een goed boek over China, dat een poging
doet om de veelheid van verschijnselen te or
denen en in 'n leesbaar bestek samen te vatten,
is vorig jaar verschenen in Duitschland, van
de hand van een Amerikaansch journalist, Gro
ver Clark 1). Omdat over weinig gebieden zooveel
schijngeleerdheid verkocht wordt als over het
Verre Oosten, is het goed, zich er van te ver
gewissen dat de staat van dienst van dezen
schrijver hem eenige aanspraak op deskundig
heid geeft: van 1910 tot 1917 studeerde hij
aan de universiteit te Peking, was acht jaar
lang uitgever van de „Peking Leader", vijf jaar
redigeerde hij de in Peking verschijnende
„Week" en was twee jaar lang lid van de „In
ternationale Chineesche commissie tot bestrij
ding van den hongersnood". Sedert 1930 werkt
hij in New York als adviseur in aangelegenhe
den, het Verre Oosten betreffend. Bovendien is
hij privaatdocent aan de Columbia Universiteit
en leider der „Round Tables on the Par East"
aan de Universiteit Virginia.
Grover Clark poogt den deemiswekkenden
toestand, waarin China thans verkeert, te ver
klaren als een gevolg van de verwarring die
ontstaan is door de invasie van Westerlingen in
China. Met name de Westersche techniek ont
ketende krachten en opende mogelijkheden waar
op de Chineesche maatschappij niet berekend
was. De oude organisatievormen schoten te kort
en van de Mandsjoe-dynastie, die reeds naar
den ondergang neigde, ging niet genoeg ini
tiatief meer uit om, als in Japan geschiedde,
een nieuwe organisatie te scheppen. Eerst thans
komt China langzaam en geleidelijk de schok
ken waarmee de verbreking van zijn isolement
gepaard ging, te boven.
Dit is, zeer in het kort, het motief van Gro
ver Clark's boek. Een aanzienlijk deel van zijn
werk wijdt hij aan het China van voor 1800,
het sprookjesachtige Rijk van het Midden,
welks oorsprongen zich in mythen verliezen. In-
tusschen geeft de geschiedenis van dit China
toch reeds houvast omstreeks het jaar 2250,
dus bijna 1000 jaar vóórdat Mozes de Israëlie
ten uit Egypte voerde. In dien tijd werd Chi
na achtereenvolgens geregeerd door drie man
nen aan wier namen thans nog het begrip van
voorbeeldige rechtschapenheid en goedheid ver
bonden is, Yao, Shun en Yü. De laatste was
de stamvader van de eerste van een lange rij
dynastieën, die opkwamen, bloeiden en door
luxe en verweekelijking ten onder gingen, wan
neer uit het volk een nieuwe krachtige figuur
opstond of een aanvoerder van een naburig
volk een inval deed in het onmetelijke, maar
moeilijk verdedigbare rijk. Van de twee en
dertig dynastieën, die elkaar op den Draken-
troon opvolgden, waren slechts acht zoo sterk,
dat zij geheel China althans eenigen tijd on
der hun scepter konden vereenigen. De ande
ren regeerden slechts over een deel van het
land. En van deze acht dynastieën, die tezamen
1594 jaar lang regeerden, waren er slechts vier
van Chineeschen oorsprong, de vier andere
werden gegrondvest door indringers, stamhoof
den van naburige volken, zooals de Mongolen
(die hun heerschappij in 1280 vestigden door
Kublai-Khan, een Meinzoon van Dzjengis Khan,
die Rusland veroverde) en de Mandsjoes.
Intusschen was de wisseling van deze dy
nastieën van weinig invloed op het Chineesche
leven, dat streng plaatselijk georganiseerd was.
De centrale regeering regeerde meer over pro
vincies dan over menschen. De menschen had
den met geen andere overheid te maken dan
die van hun dorp een overheid waarmee zij
vertrouwelijk konden omgaan en waarop zij
niet zonder invloed waren. Ook de greotere ste
den waren tot dat doel onderverdeeld in wij
ken, die op zichzelf stonden en als het ware
kleine dorpen vormden. Van evenveel belang
als deze plaatselijke organisaties waren twee
andere organisaties: de familie en de beroeps
stand. In het kader van deze eenvoudige, maar
hechte organisatievormen leefde het Chinee
sche volk duizenden jaren, en de politieke
onlusten die van tijd. tot tijd voorkwamen ver
mochten het niet uit zijn evenwicht te bren
gen, evenals de geweldige overstroomingen van
de Yang-tse die regelmatig terugkeerden en
honderdduizenden slachtoffers maakten.
Dit China had wel eenig contact met de bui
tenwereld, maar dat contact was gering en
incidenteel. Volgens Chineesche bronnen moet
reeds in het jaar 196 n. Chr. een gezantschap
van keizer Marcus Aurelius den Chineeschen
keizer bereikt hebben. Daar de Romeinsche
bronnen hierover niets vermelden, is het echter
zeer goed mogelijk, dat dit Perzische of Syri
sche kooplieden waren, die vervalschte geloofs
brieven aanboden om meer indruk te maken-
Later waren het Arabische kooplieden, nog later
Europeesche missionarissen die als afgezanten
van de Westersche wereld China bereisden.
Niet allen wisten deze laatsten zooveel waar
deering voor de Chineesche cultuur te toonen
als de Italiaansche Jezuïet Matteo Ricci, die
zich geheel aan het Chineesche leven aanpaste
en in het kleed van een Boeddhistischen mon
nik de leer van Christus predikte. Andere mis
sionarissen zagen in de Chineesche cultuur
slechts dwaling en afgoderij en werkten door
ontactisch optreden er toe mede, de kloof, welke
Oost en West gescheiden hield, te verbreeden.
Ook het contact, dat de Hollandsche zeevaar
ders met China hadden, was niet zeer inten
sief.
Eerst in de 19e eeuw werd de afzondering van
China met geweld doorbroken. De geschiede
nis is bekend genoeg. Van 1839 tot 1842 voerde
Engeland oorlog met China om vrijheid voor
zijn opiumhandel te krijgen. In 1858 en 1860
dwongen Engeland, Frankrijk, Rusland en de
Vereenigde Staten met geweld vérgaande con
cessies af van den Zoon des Hemels. Alleen de
vrees van Amerika, dat het daarbij achteraan
zou komen, behoedde China voor een verdeeling
in invloedssferen. En in 1871 eischt Japan een
handelsverdrag: daarmee dient zich een nieuwe
gegadigde aan, die later alle anderen in de
schaduw zou stellen.
Het is China's noodlot geworden dat er in
dien tijd geen macht was, die, even systematisch
als de Genzo dat in Japan deden, de hervor
ming in Westerschen zin ter hand nam. Enkele
gouverneurs deden in hun provinciën pogingen
in die richting, maar de keizerin-weduwe Tse
Hsi. die van 1861 tot 1908 regeerde, ging veel
meer op in paleisintriges, en was veeleer be
ducht, dat er in het land een macht zou ont
staan die de hare nabij zou streven. In het.
algemeen zien de ontwikkelde Chineezen zoo
lang op de Westersche beschaving die zij
overigens niet van haar beste zijde leerden
kennen met verachting neer, tot alle wel
vaartsbronnen in hun land onder controle van
Westerlingen zijn geraakt en het voor China
te laat is. Dan begint het verzet en streeft jong
China in geheimbonden naar een nationaal
reveil, dat echter reeds spoedig in zichzelf ver
deeld is en dat te laat optreedt om nog eenig
constructief werk te kunnen verrichten.
Werd China zoo economisch en politiek weer
loos gemaakt ook maatschappelijk bracht de
Westersche invasie een ontreddering, zooals de
val van dynastieën of de overstroomingen van
de Gele Rivier in het verleden nooit hadden
vermogen te brengen. Machinaal-vervaardigde
waren, die óf per schip werden aangebracht,
óf in het land zelf in nieuw-opgerichte fabrie
ken geproduceerd werden, verdrongen het hand
werk en brachten armoede in de dorpen. Mo
derne transportmiddelen deden in breede volks
lagen den drang ontwaken hun woonsteden
te verlaten en te trekken van het platteland
naar de steden, van de eene provincie in de
andere, zonder ooit rust te vinden. Daarmee
was het traditioneel gezag der locale overheden
gebroken, de banden van families en beroeps
standen verscheurd en ofschoon aan het hoofd
van iedere provincie een autoriteit bleef staan,
heerschte in de provincies zelf anarchie.
In dezen geest, ofschoon met méér details
dan wij het hier kunnen doen, schildert Grover
Clark den ontwikkelingsgang van het moderne
China een ontwikkeling die leerzaam is voor
het begrip van China's huidige machteloosheid
tegen Japan. Uit zijn heele werk klinkt sym
pathie en deernis voor het zwaargetroffen land,
doch de kennis van het verleden geeft hem
de hoop, dat China ook deze allergevaarlijkste
crisis te boven zal komen, vooral nu de Wester
sche volken onder elkaar lang niet meer eens
gezind zijn. Immers ook Japan zelf is niet eens
gezind: ook in dat land bestaat een partij, die
vriendschap met China zou wenschen om met
vereende krachten front te kunnen maken tegen
de Europeesche vestigingen rond den Stillen
Oceaan.
Langzamerhand vormt zich vanuit Nanking
als middelpunt een nieuwe organisatie, de or
ganisatie van een modernen staat. Het is zelfs
mogelijk dat het agressief optreden van Japan
de bevestiging van die organisatie bespoedigt.
De ex-territorialiteitsrechten van vreemde mo
gendheden zijn reeds opgeheven: als laatste
overblijfsel van Westersche voorrechten bestaan
nog slechts de vreemde concessies in de haven
steden en in Peiping. En langzamerhand heb
ben de Chineezen zelf industrieën weten te
stichten, die, doordat zij van uiterst goedkoope
krachten gebruik kunnen maken, op hun beurt
zelfs de Japansche concurrentie kunnen ver
dringen, hebben zij een onafhankelijk bank
wezen in het leven wetten te roepen, hebben
zij aandeel weten te krijgen in het beheer van
spoorwegen e.d. en hebben zij zelf den im- en
ar y 8? a? tr»
i» f i>
Een der hoofdpoorten van Peiping, een monument uit het keizerlijke China
exporthandel ter hand genomen. Deze econo
mische macht is nog wel geenszins zoo indruk
wekkend als die in Japan, doch zij is volgens
Grover Clark evenwichtiger en gezonder, om
dat zij een basis kan vinden in het eigen land
en in de eigen bevolking. „Ofschoon Japan," zoo
schrijft hij, „een tijd lang zijn roof niet alleen
kon behouden, maar zelfs nog méér wegnemen,
het feit blijft bestaan, dat vroeg of laat China
ten voordeel kan strekken: China hteeft Japan
niet noodig, maar Japan kan zonder China niet
leven." O. L.
1) „China am Ende?" von Grover Clark. Uitg.
W. Goldmann Verlag, Leipzig.
Vader: «Zie je*broertjte, •Mer 'löop*je 'heei<gémakkeliik".
Men weet het, er zijn voorstanders en tegen
standers onder de Katholieken van ons land be
treffende het plan, om op den Brabantschen
grond bij de brug over den Moerdijk een kapel
te bouwen, naar het ontwerp van den architect
Bedaux.
In de „Prov. N. Brab. en Bossche Crt." heeft
Antoon Coolen tegen den bouw bezwaren geop
perd, omdat z.i. het plaatsen van een „monu
mentalen toren" ingaat tegen de pretentielooze,
eenvoudige volksdevotie van het Brabantsche
land.
Luc. van Hoek heeft daar tegenover in de
„Maasbode" met vuur partij getrokken vóór het
plan van het Studentengild. In dien zelfden
geest schreef de „Nieuwe Tilburgsche Crt.". Een
schrijver in het „R. K. Bouwblad" steunt
daarentegen de opvatting van Coolen omdat
het oprichten van een kapel te dezer plaatse z.i.
een „geforceerd, demonstratief karakter" heeft.
Hij keurt het bouwen van een nieuwe kapel al
leen goed, „als het geloofsleven ter plaatse er
om vraagt, als er op een bepaald moment een
werkelijke behoefte opbloeit naar een nieuw
beeld in de open lucht, van uit het vrome volks
leven."
Als buitenstaanders in deze kwestie, wat de
aangevoerde religieuze motieven betreft, aldus
schrijft het liberale Handelsblad, moeten wij
toch als onzen indruk geven, dat hier op een
frisch en spontaan plan een ietwat kleingeestige
critiek wordt geleverd. Dat hier in den kring der
geloovigen een kapelletje wordt gewenscht, blijkt
uit de actie van het Brabantsche Studentengild,
dat n.b. het initiatief tot de oprichting heeft ge
nomen. Aan dezen eisch is dus voldaan. Dat het
tot stand komen van een brug, die, meenen wij,
in de eerste plaats' strekt om de communicatie
van Noord-Brabant met de landgenooten
van boven den Moerdijk te verbeteren, geen
aanleiding tot vreugde voor de streekbewoners
mag zijn, is ons niet duidelijk en in deze aanlei
ding tot het getuigen ook van religieuze er
kentelijkheid een profanatie te willen zien, gaat,
dunkt ons, toch wel wat erg ver.
Blijft het „architectonische" element. „R.", in
het „R.K. Bouwblad", verklaart aan het slot
van zijn artikel, dat zijn betoog in het geheel
niet gaat tegen het ontwerp van Bedaux. Wij
kunnen niet goed begrijpen, hoe dit motief bui
ten spel is te laten. Het bezwaar van Antoon
Coolen is blijkbaar juist gericht tegen een „mo
numentalen" (in casu bedoeld als: on-eenvou-
digen) „toren". Welnu, de schets van Bedaux
(die wij helaas hierbij niet kunnen reproducee-
ren) komt ons voor, een volstrekt on-preten
tieuze, smaakvolle en sobere oplossing te mogen
heeten; een bouwwerkje als daarop wordt afge
beeld kan dienen tot sierlijke stoffage van het
kale land aan den Moerdijk, waartegen uit
aesthetisch opzicht niets steekhoudends is in te
brengen.
Staatsminister Albert Sarraut en Max. Hy-
mans, onderstaatssecretaris aan het Ministerie
van Handel hebben het paviljoen der decoratie
kunstenaars bezocht in het ambachtscentrum
der Parijsche Tentoonstelling, onder leiding
van Montagnac en Dunand. Het bestaat uit
3 verdiepingen, is 77 M. breed en 37 M. 50 diep.
De oppervlakte van iedere verdieping is pl.m.
2.300 M2.
Als uitvloeisel van het Fransche decoratie
centrum omvat dit paviljoen den arbeid van
een twintigtal vertegenwoordigers van kunst
ambachten: architecten, ijzersmeden, lakkers,
kleinwevers, goudsmeden, juweliers, glasbla
zers, slotenmakers, ivoorbewerkers, decoratie
schilders, illustrators, verlichting, en behang-
kunstenaars.
Al deze ambachten zijn opgesteld met den
goeden smaak dien men van de Fransche kunst
mag verwachten. Men ziet er een ontvangzaal,
dokterswoning, universiteitsclub, rooksalon, ver
gaderzaal, kantoor, muzieksalon, bibliotheek,
interieurs van buitenhuizen enz.
In de Pinakothek te München hangt sedert
1889 de Madonna met de anjelier, waarin ver
schillende kenners een werk van Leonardo da
Vinei meenden te moeten zien, anderen echter
ontkenden dit. Thans wijst Emil Möler met
overtuigende argumenten in het zoo juist ver
schenen „Münchener Jahrbuch der bildenden
Kunst" aan, dat het hier gaat om een geheel
authentiek werk van Leonardo da Vinei en wel
om zijn eerste Madonnaschilderij en tevens
het beroemdste van zijn jeugd.
Mten weet van het lot van die schilderij
niets anders dan dat het voor 1600 in de
Spaansche Nederlanden was en het in 1889
voor 22 mark verkocht werd. In hetzelfde jaar
kwam het in het bezit van de Pinakothek te
München voor een bedrag van 800 mark.
De bekende schrijver luitenant-kolonel Cyril
Macneile, die onder het speudoniem Sapper een
groot aantal detectiveromans heeft geschreven,
is Zaterdag overleden.
Overste Macneile werd geboren in 1888. Na
te hebben gestudeerd op het Cheltenham-colle
ge en aan de koninklijke militaire academie te
Woolwich, werd hij in 1907 beëedigd tot officier
bij het corps Royal Engeneers. In 1914 werd hij
benoemd tot kapitein bij dit corps en in 1918
tot luitenant-kolonel. In het jaar 1927 trok hij
zich uit den militairen dienst terug.
Onder de meest bekende werken, welke hij
onder het pseudoniem Sapper heeft geschreven,
noemen wij Bulldog Drummond, The Island of
terror, No mans land, sergeant Michael Casidy
en Jim Maitland.
Al heeft dit geval tot nu toe gelukkig Seen
slachtoffers geëischt, zoo lijkt het o°s
toch juist, thans hier ter plaatse nog eens
te wijzen op de gevaren, die men loopt, bij he'
nuttigen van ondeugdelijk voedsel. Vroege'
meende men, dat de vergiftigingsverschijnselen^
welke hierna optraden, veroorzaakt werden doof
de zoogenaamde ptomaïnen. Dit zijn de ontle
dingsproducten, die bij rotting van vieesch en
dergelijke ontstaan en voor een deel ook den
stank veroorzaken. Gebleken is, dat dit meestal
niet de wezenlijke oorzaak is. Weliswaar °nt'
staan er soms verteringsstoomissen door, maaf
verder zijn zij voor het lichaan in kleine boe
veelheden niet zoo schadelijk, dat er levensg®'
vaar dreigt. Koorts treedt er nauwelijks bij °P'
Daar de menschen deze door rotting zoo dui
delijk bedorven eetwaren vanzelfsprekend ni®'
consumeeren, worden de eventueele gevar®0
automatisch afgewend. Bedorven voedsel zo®'
der meer, zal de gemeenschap dus weinté
schade berokkenen.
Anders staat het met besmet voedsel. 156
hooge koorts, die de vergiftigingen vergezel''
wijst reeds op de infectie met micro-organism®0'
die hier in het spel is.
Het voedsel speelt dan slechts de rol va®
overbrenger en voedingsbodem voor de ziekte'
verwekkende bacillen. Nu kan men natuurlP
ook de combinatie hebben van besmet en be
dorven voedsel, maar deze komt betrekkelP
zelden voor, want de ervaring heeft geleer"'
dat in alle gevallen van massavergiftiging d°°'
gebruik van slecht voedsel, dit aan dit voedsel
niet te bemerken is geweest door slechten
of smaak. Men zou hier dus hulpeloos tege°'
over staan, ware het niet dat de overheid be
publiek tracht te beschermen door den verkow
van minderwaardig en voor de gezondheid scha*
delijk voedsel wettelijk tegen te gaan. V°°'
vieesch heeft men de Vleeschkeuringswet va°
1919; verder kent men nog de Warenwet
de Boterwet. Deze wetten prikkelen tot 6®°
grootere reinheid op voedingsmiddelen, zooW®
bij het bereiden, als bij het bewaren.
Laten wij nog wat dieper ingaan op
vleeschvergiftiging in de buurtschap Kalv®r'
dijk. Het betreft hier waarschijnlijk niet h®
nuttigen van bedorven, maar van besin®^
vieesch. De kiemen, die wjj in dit vieesch kun
nen aantoonen, behooren meestal tot de zooge
naamde paratyphusgroep. De naam paratypb0®
wijst op de nauwe verwantschap met typhus
er zijn dan ook soorten uit deze groep (van pb°'
50 verschillende bacillen) die haast het gebe®1®
ziektebeeld van typhus veroorzaken, alleen
een lichteren graad. Daarnaast behooren er
kiemen tot de paratyphus-groep, die de veI^
schijnselen van een algemeene maag- en darm
ontsteking geven. Bacteriologisch zijn zij echt®
allen haast op één lijn te stellen met de typh05'
bacillen.
Hoe komt de bacil in het vieesch?
Er zijn twee wegen. Ten eerste kan hij er
al
inzitten voor de koe geslacht wordt. Hiervo"'
is het niet eens noodzakelijk dat het dier
is, want na van een infectie met paratyphi®'
bacillen genezen te zijn, kan de koe evenals 0
mensch nog jaren lang bacillen herbergen
met de ontlasting uitscheiden.
De tweede weg om in het vieesch te gerak®0
is besmetting van versch gezond vieesch
aanraking met darminhoud van bacillenuf'
scheidende koeien of menschen. Pekelen
rooken doodt de kiemen in het vieesch n'®®'
zelfs moet men aan het braden nog groote
besteden als men zeker wil zijn alle baciUe°
gedood te hebben.
De verspreidingswijze van de paratyphP'
bacillen beperkt zich lang niet alleen tot vleescb
maar vele andere voedingsmiddelen spelen daaï'
bij een rol. Eendeneieren o.a. zijn, indien
niet of niet voldoende gekookt zijn, soms
fectieus gebleken. Zoo zijn verschillende ziekte
gevallen verklaard door het gebruik van may°°'
naise, gebak, enz., die met eendeneieren toebe
reid waren.
Het is haast overbodig de eiken zomer terU?-
keerende vergiftigingen door ijs van inferieur
kwaliteit te vermelden. Ook hier is sprake vay
een besmetting met paratyphus-bacillen en
van de melk, die men er voor gebruikt.
Tenslotte nog iets over de zoogenaamd®
worstvergiftiging of Botulisme. De bacil zelf 9
onschadelijk, maar in de worst heeft hij s®e
giftige stoffen gevormd. Van de vergiftigd®®
overlijdt bijna 16 pet. Door koken wordt b®^
vergif ontleed. De bacil komt in allerlei vleescb'
soorten voor, maar in 't bijzonder in worst, Pj
Amerika treft men hem nogal eens in conserv®0
aan.
In de dagen, waarin de kranten volstaan over
het feest van de jeugd te Vogelenzang, is
de aandacht wel wat vlug afgeleid van dat
andere internationale verbroederingsfeest der
katholieke studentenjeugd van alle landen, de
Pax Romana. En toch verdient ook dit, hoewel
telkenjare herhaald, de volle aandacht. Want
waar de couranten over de Jamboree schreven,
dat de jeugd er de torenhooge muren vanvoor-
oordeelen omverwerpt, die de ouderen met hun
ideologieën en antagemismen tusschen de ver
schillende volkeren hebben opgericht en zoo
doende meewerkt tot een werkelijken vrede on
der de menschen, dat geldt in minstens even
groote mate voor de Pax Romana.
Pax Romana, dat is de Romeinsche vrede, en
wel in den zin, waarin de Kerk van Rome door
de eeuwen heen hem krachtens de christelijke
beginselen steeds onder de menschen heeft ge
propageerd. Deze gedachte ligt ten grondslag
aan het internationale katholieke studenten-
verband der Pax Romana; deze gedachte deed
de Pax Romana in 1921 geboren worden als een
reactie van het christelijk geweten op den
gruwel van den wereldoorlog.
Dit jaar was het de Fransche katholieke stu
dentenfederatie, aan wie de eer te beurt viel,
Pax Romana te ontvangen. Den indruk volko
men weergeven, dien dat congres op mij als Ne-
derlandsch deelnemer gemaakt heeft, is niet
mogelijk. Met de weinige woorden hier kan
echter eenigszins begrijpelijk worden gemaakt,
wat de katholieke studenten in Bouffémont en
Parijs hebben beleefd.
De Pax Romana-congressen genieten een
zeer goeden naam; zij, die van een congres zijn
teruggekeerd, zijn er immer de beste propagan
disten voor geworden. Is het wonder, dat zulk
een reis al lang een van mijn vrome wenschen
was. Het congres in Parijs, vlak naast de deur,
dat deed mij den knoop doorhakken. En wat
geeft het dan, of het begin van de reis al on
fortuinlijk was: reeds vijfmaal bandenpech,
nog vóór de auto Breda bereikt had. Maar in
Parijs kwam ik en vandaar was het nog maar
een sprongetje naar Bouffémont. Want in Bouf
fémont, een onbekend vlek, 20 K.M. ten Noor
den van de groote stad, nam het congres een
aanvang. In een prachtig internaat temidden
van een landelijke omgeving waren de afgevaar
digden van 27 landen samengekomen, in 't ge
heel ongeveer 150 studenten. Hier heeft het
meer serieuze gedeelte van het congres plaats
gehad, hier is het, dat studenten van alle lan
den gedurende vier dagen in onderlinge vriend
schap de problemen hebben bestudeerd, die de
Katholieke studentenmaatschappij over geheel
de wereld beroeren; van Bouffémont ook zijn
de schoonste herinneringen bewaard gebleven.
Er is ernstig gestudeerd die dagen. Als stu
die-object voor dit congres was genomen: de
vorming van den student. De vier deelen, waar
in dit thema uiteenviel: godsdienstige en phi-
losophische vorming cultureele vorming
beroepsvorming sociale vorming, werden
ieder afzonderlijk behandeld en wel zóó, dat
eerst ieder onderwerp voor alle deelnemers werd
ingeleid. Vervolgens werd de stof in drie deelen
geflitst; de deelnemers zonderden zich in drie
groepen af, iedere groep onder leiding van een
voorzitter, aangewezen door de leiding der Pax
Romana, en zoo nam men het onderwerp in
studie. Daarna kwamen allen wederom in de
groote zaal bijeen, waar de drie voorzitters een
resumé gaven van hetgeen er in den boezem van
hun groep besproken was. En aan het einde
van deze dagen werd tenslotte nog een gene
raal overzicht gegeven van al hetgeen verhan
deld en besloten was. Een zeer systematische
werkmethode dus. Het was voornamelijk het af
zonderlijke groepwerk, dat het meest interes
sant was en het grootste nut had. Daar ver
telde men om beurten, hoe het met den bespro
ken toestand in het eigen land, in de eigen
studentenorganisatie gesteld was; daar traden
de verschillende studenten door onderlinge ge-
dachtenwisseling direct met elkaar in contact.
En er werd vrij en frank gesproken, hetgeen
mogelijk was door den geest van onderling be
grijpen.
Deze vriendschappelijke gedachtenwisseling,
dit intieme contact was het groote en vrijwel
eenige resultaat, dat hier bereikt werd en dit
was ruimschoots voldoende, om het congres van
Bouffémont tot een succes te doen worden. Be
langrijke besluiten werden niet genomen, kon
den ook moeilijk genomen worden, daar de toe
standen in de afzonderlijke studentenfederaties
zoozeer verschillend zijn. Het bleef voorname
lijk bij een leeren kennen en waardeeren van
het leven en streven van onze Katholieke mede
broeders in andere landen. Wij zagen, hoe
medestudenten uit alle streken der wereld, uit
Australië, Finland, Oekraïne, Noord-Amerika,
Zuid-Amerika met ons, één in het katholieke
geloof, streefden, ieder op hun eigen wijze, naar
het ééne groote Doel. En hiermede werd aan
het ideaal van Pax Romana ten volle voldaan.
De geest op dit congres was uitmuntend. Ja.
het wil toch wel wat zeggen, wanneer tusschen
een groep elkaar totaal onbekende menschen,
van heinde en ver bijeengebracht, de slagboo-
men na den eersten dag reeds zijn weggeval
len. Verschillende factoren kunnen dit verkla
ren: bij jonge studenten hebben zekere con
ventiebegrippen en vooroordeelen nog niet
doorgevreten en verder: er waren banden, die
ons bonden, hoe veeltalig onze gemeenschap ook
was, van welk deel der aarde wij ook kwamen,
wij waren één in de doelstelling, die wij als
studenten nastreven en vooral één in onze uit
eindelijke doelstreving, in Christus. Waar de
dag begon en waar hij eindigde vonden wij el
kaar in het kleine witte dorpskerkje naast het
college, waar wij den dag inzetten met een ge-
dialogeerde H.Mis met gemeenschappelijke H.
Communie en waar wij hem sloten met het ge
zamenlijk zingen van de Completen.
En dan werd, na een psychisch uiterst ver
moeiende dagtaak, vooral voor hen, die het
Fransch nog niet geheel machtig waren want
het was alles Fransch wat de klok sloeg de
warme zomeravond doorgebracht in een grooten
kring op het grasveld of in de hall, waar de
matglazen verlichte fontein haar water rui-
schend deed neervallen, en werden nationale
liederen en studentenliederen gezongen. Dit was
het heerlijkste uur van den dag. De Franschen
leerden ons eenige charmante chansons, waar
van „La rose au Boué" de schlager van het
congres werd; de Polen zongen in chorus een
weemoedig lied, weerklank van hun zoo treu
rig, maar toch zoo heldhaftig verleden; maar
ook het Wilhelmus klonk er door de avond
lucht. Het zingen maakte de menschen één van
zin.
Zoo was de geest in Bouffémont, een geest
van saamhoorigheid, van sterke solidariteit.
Was het wonder, dat we na één dag geen on
bekenden meer voor elkaar waren, al hadden
wij elkaar nog niet allen gesproken. Vriend
schappen werden gauw gesloten en de kaartjes
werden gewisseld. Als een van de prettigste her
inneringen heb ik een stapel kaartjes mee naar
huis genomen, met de meest uiteenloopende
namen erop.
Zoo waren wij allen goede vrienden, toen we
na vier dagen Bouffémont gingen verlaten.
Veel te vlug was het uur van vertrek aange
broken. Ieder begreep, dat het mooiste gedeelte
van het congres voorbij was. Parijs, de groote
stad, ging ons nu opslokken.
De autocars van het college brachten ons
naar 't stationnetje. En terwijl we daar ston
den te wachten op den trein, kwam over den
landweg in een stofwolk, gezeten op wat wij
oneerbiedig een hoestbui op wielen zouden noe
men, de goede oude Pastoor van Bouffémont
opdagen, die zijn gasten uitgeleide kwam doen.
Ieder heeft wel eens over den beroemden Père
Lamy gelezen, den heldhaftigen priester in dé
Parijsche banlieue. Welnu, onze Pastoor was
zoo een père Lamy. Een door en door goede
en vaderlijke man, opgeruimd als geen ander,
gekleed in een gelapte soutane met een ver
schoten curé-hoed op die op zijn motorrijwiel
zqn parochie afreist, welke zich over drie ver
uiteenliggende dorpen uitstrekt.;., men kent
de treurige priesterschaarschte in Frankrijk.
Zulk een mensch heeft onze eerbiedige bewon
dering.
Van Bouffémont naar Parijs is het slechts
twintig kilometer. Echter weet ons boemelt je
nog zes maal te stoppen, voor wij onder de kap
van den Gare du Nord glijden. Dan moeten wij
ons meteen omschakelen. Gedaan is het nu met
de landelijke rust en de intieme sfeer. Auto
bussen gaan ons in suizende vaart door de
drukste straten van Parijs voeren naar het
hartje van het Quartier Latin, waar het secre
tariaat van de Pax Romana gevestigd is.
Een grooter tegenstelling is wel niet denk
baar. Daar in de Rue d'Assas is het al leven
en lawaai. Ieder schreeuwt er dooreen en daar
boven uit gilt een mijnheer de namen van de
deelnemers. Wij zien ons door tal van onbe
kende gezichten omringd en slechts na zoeken
ontdekken wij een groepje vertrouwde Bouffé-
montgezichten. Het aantal congresgangers is
plotseling uitgegroeid van 150 tot 700. Geef toe,
dat een dergelijke sfeerverandering niet mee
valt.
Als wij onze congreskaarten hebben ontvan
gen, gaat het weer voort in de autobussen, nu
naar het Zuiden van de stad, waar zich op
den rand, aan den Boulevard Jourdan, de uni
versiteitsstad uitstrekt. Het is daar, dart de
deelnemers hun Parijsche dagen zullen door
brengen.
De universiteitsstad, ik acht mij gelukkig,
met deze zoo merkwaardige samenleving te
hebben kennisgemaakt. Ten behoeve van de
duizenden studenten van alle taal en ras, die
aan de Sorbonne studeeren, is er aan de grens
van Parijs een stad opgebouwd, die slechts be
staat uit paleizen en parken. De meeste landen
bouwden hier voor hun landgenooten, die te
Parijs studeeren, een paviljoen. Of was het niet
veeleer een prestige-quaestie, die hen daar een
waar paleis deed neerzetten.
Ook Nederland heeft zijn paviljoen en ieder
kent de droeve geschiedenis ervan. Uitwendig
reeds lang voltooid, is het inwendig nog op
geen stukken na gereed. Des te meer is dit te
betreuren, omdat ons paviljoen wel een van de
mooiste en meest harmonieuze van de gebou
wen is; mijns bescheiden inziens laat het in
architectonische schoonheid alle andere pavil
joens verre achter zich.... maar daar zullen
wij het nu niet over hebben.
Alle paviljoens liggen gegroepeerd rond een
geweldig gebouw, een stichting van Rockefeller
Jr., dat het Maison Internationale heet. Daar
bevinden zich uitgestrekte eetzalen met Ameri
kaansch zelfbedieningssysteem, waar 's middags
en 's avonds duizenden studenten spijzen. Daar
treft men zijn vrienden, met wie men na het
diner in den luxueuzen foyer 'n kop koffie gaat
drinken. Verder bevat het gebouw speelzalen,
een uitgestrekte bibliotheek, ontvangzalen, een
theater en weet ik wat meer; terwijl in de zij
vleugels een ziekenhuis en een postkantoor zijn
ondergebracht. Achter in het park rijst een
schitterende kerk op met 'n hoogen toren. Het
is de vorstelijke schenking van Ms. en Md. Le-
baucy, die het mogelijk maakten, dat de Heer
der Heerscharen dagelijks zou verblijven te
midden van deze studentengemeenschap.
Het was in deze kerk, dat het Pax Romana-
congres werd geopend met een Pontificale H.
Mis, opgedragen door Mgr. Beaussart, wijbis
schop van Parijs. En daarmee begonnen de Pa
rijsche dagen, die overvol waren van gebeurte
nissen en belevingen van een geheel anderen
aard dan te Bouffémont. Ze alle memoreeren,
het is ondoenlijk.
Hoe enthousiast zou bijvoorbeeld mijn pen
niet dansen over het papier, als ik zou gaan
beschrijven de ontvangst, die ons op den mid
dag van dien dag ten deel viel in het Institut
Catholique, de Katholieke Universiteit van
Parijs, door den Rector, Kardinaal Baudrillart.
Op deze historische plek gronds, waar Frédéric
ligt, hield de Kardinaal een heerlijke alloc0'®*
tot de studenten.
Den volgenden dag brachten wij door op
Wereldtentoonstelling en waren wij allen
zamen in het Pauselijk paviljoen, waar
Internuntius Mgr. Valerio Valeri de H. Mis
i®t
droeg. In den avond voerde in den klooster'
van het Pauselijk paviljoen Henri Ghéon
zijn „Compagnons de Jeux" eenige van z'n g®^
telijke spelen op.
De Zaterdag was de dag van de banlieue.
de Montmartre-Basiliek werd een H. Mi3
Oosterschen ritus opgedragen en des midd®?
werden tal van kerken in de banlieu bezo"®j
waarvan er vele gesticht zijn door Kardin®^
Verdier.
De Zondagmorgen zag de deelnemers It
Pax Romana binnen de heilige gewelven
Notre Dame, waar Mgr. Beaussart de pon\ia-
cale Hoogmis opdroeg, een luisterrijke ple®" Jje
heid met al de pracht en praal van de 011
Fransche Kerk.
mB
Onvergetelijk was op den avond van dien
de opvoering van „Le vray Mistère de la
paS'
t w
;bt tf
Ozanam geleefd heeft en waar hij begravenjeen groot deel het succes te danken
sion", het spel van Christus' Lijden en
ven, dat op het plein van de Notre Dame'
den gothischen kathedraalgevel als ad
grond, werd opgevoerd.
Hoe harmonieus wist de regie de
Kathedraal in het spel te betrekken, als
ware tot 'n levenden medespeler te maken,
geweldige Bourdonklokken in den toren,
verlichte rozetvenster, het machtige orgel,
knapenkoor op den torentrans, de verschijn®0,^
aartsengel boven op de tinnen, alles had
rol te vervullen. Dit spel heeft een diepe 0
roering teweeggebracht.
Veel te vlug was Maandagmiddag de sl |jjK
van het congres aangebroken. Na een vro®„g
slotbanquet in het restaurant van de Pari)5
jaarbeurs, waarbij tal van ernstige en ëeeS.(f
speechen werden gehouden, werden de
gressisten op plechtige wijze door den
schen gemeenteraad op het pompeuze stad®,
ontvangen. En hiermede behoorde de Pa*
mana 1937 tot het verleden.
Evenals Bouffémont hebben ook de
dagen hun eigen sfeer gehad en daarmee is
Pax Romana tot een onvergetelijke geW0lJ£y
Hulde aan de Fransche Katholieke Studer>
federatie en vooral aan haar presidenten
Legendre en Roger Millot, die een organi®^,
geleverd hebben, die in alle opzichten af
Het heele congres was met een schitte^^
Fransch gebaar verzorgd, en daaraan is
„Het