van het Koninklijk Paleis I STREKEN VAN FAKIR GOUDMAKERS VE| De geboorte van Prinses Juliana bracht nieuwe belangstelling voor het carillon Meester Vincent vertelt van zijn loopbaan Betooveren van een cobra Voor *ee Post Bedriegers, die de mensch- heid wilden redden urnimmuunminimumminmumiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiihiiii zwarte briljant 'Jc Bronzen joffers treden aan tot een feestelijke klokkenwals*. eiJ DEN BEIAARDIER Meester Vincent In de rustige werkkamer, die uitziet op den stillen tuin, waar blanke hortensia's staan te pronken tusschen het frissche groen, zit Meester Vincent, de beroemde beiaardier, en vertelt. Zijn opgewekt geluid vult de ruimte en zooals hij daar zit, zijn woorden onderlijnend met een enkel gebaar, is hij een toonbeeld van kracht en energie. Zijn forsche gestalte en zijn karakteristieke kop geven hem iets imponee- rends, maar heel zijn optreden is tegelijk van een hartelijke jovialiteit. Er spreekt uit wat hü vertelt een echte liefde voor zijn kunst en zij, die hem wel aan den arbeid zagen in den paleiskoepel op den Dam of in een ouden Ne- derlandschen kerktoren, weten ook, hoe deze man met hart en ziel gebonden is aan zijn bronzen klokken, die hij doet zingen en jui chen daar hoog in de lucht. Bijna acht en dertig jaren reeds bespeelt Meester Vincent het Amsterdamsche Pa leiscarillon. Bijna acht en dertig jaren geeft hij, in dienst van H. M. de Koningin, zijn wonderschoone klokkenkunst en hij heeft in die jaren duizenden en duizen den menschen, zoowel in Nederland als in de overzeesche gewes ten, aan zich ver plicht. En het is daar om, dat we tot den beroemden beiaardier zijn gegaan, om hem te laten vertellen over zijn loopbaan en over zijn arbeid. En zoo verhaalt hij dan van dien tijd het is lang geleden dat men zich aan het ca rillon vrijwel niets liet gelegen liggen. Men in teresseerde er zich niet voor en ook de jonge Jacob Vincent, die door Willeumier, Pomper en Tiggers was opgeleid tot piano- en orgel-leeraar, bekommerde er zich allerminst om. Hoe zou hij ook? Hij speelde piano en leer de het aan anderen, maar met het klokken spel kwam hij nooit in aanraking. Tot op een gedenkwaardigen dag zijn leermeester hem met het carillon in kennis bracht. Het was de heer A. Pomper, de blinde organist van de Evange lisch Luthersche Kerk aan het Spui te Amster dam, wiens composities Vincent dikwijls op no ten schreef en voor wien hij registreerde bij or gelconcerten, die hem eigenlijk tot beiaardier maakte. Er was een innige vriendschap tusschen den leermeester en den leerling en het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat de heer Pom per, toen hij op zekeren dag benoemd werd tot klokkenist van de Zuiderkerk, juist den jongen Vincent uitzocht om hem te vergezellen bij een oriëntatie-bezoek aan den toren. Maar al was de heer Pomper dan benoemd tot klokke nist, in werkelijkheid wist hij niets af van het bespelen van carillons en zoo stonden daar dan voor het klavier twee mannen, voor wie het klokkenspel iets volkomen vreemds was. Dat wil echter niet zeggen, dat zij geen kans zagen zich door de moeilijkheden heen te slaan. Na een uurtje de zaak te hebben bekeken, besloot de heer Pomper voor de begeleiding te zorgen, terwijl Vincent de melodie zou spelen. En waar lijk, het lukte. De jonge musicus had er plei- zier in en hij bleek ook den noodigen aanleg te bezitten en het duurde niet lang, of hij kon een tweestemmig liedje spelen. Op twee Augus tus, den verjaardag van Koningin Emma, ga ven de heeren Pomper en Vincent htm eerste concert. Eigenlijk verdiende het dien naam niet, meent thans Meester Vincent, die sinds dien heel wat critischer is geworden, maar voor den heer Pomper, die asthmatisch was, was het aanleiding zijn leerling den geheelen arbeid, die hem te zwaar was, over te dragen. En zoo was Vincent dan op zeven-en-twintig-jarigen leeftijd onofficieel beiaardier van de Zuider kerk. Tot 1900 bleef hij dat. Toen, op een Zondag middag in het begin van dat jaar, vertelde de heer Pomper hem, dat de blinde beiaardier Van Veen van het Koninklijk Paleis op den Dam was overleden en dat er nu een vacature was. Voorzien van uitstekende getuigschriften, die de heer Pomper en de heer Hasselaar, toen or ganist en klokkenist van de Oude Kerk, hem hadden verstrekt, begaf Vincent zich naar het Paleis, waar de intendant Jhr. Six hem ont ving. Het resultaat was, dat, na een concert op 1 Maart 1900, Meester Vincent een half jaar op proef de Paleisklokken mocht bespelen. Tot volle tevredenheid kweet de jonge beiaardier zich van zijn taak en toen de proeftijd om was, be noemde H. M. de Koningin dan ook zonder aar zelen Vincent tot klokkenist van het Koninklijk Paleis, En sindsdien, dus ruim zeven en dertig De koepel van het Paleis op den Dam, Waar meester Vincent geregeld zijn carillon-concerten geeft jaren lang, bespeelt Meester Vincent de klok ken in den koepel van Jacob van Campen's schepping. In die zeven en cjfrtig jaren is Meester Vincent een beroemd man geworden, wiens naam en faam zijn doorgedrongen tot ver over de grenzen en zelfs tot in andere we- relddeelen en hij heeft de schoone kunst van het carillon tot de massa gebracht. Voor dit laatste moet men hem dankbaar zijn. Maar meester Vincent wijst beschei den dien dank van de hand, omdat, zooals hij zegt, de eigenlijke oorzaak van de oplevende belangstelling voor het klokkenspel is geweest de geboorte van Prinses Juliana. Vóórdien was het carillon eenigszins in versukkeling geraakt. De beiaardier speelde op gezette tijden, doch trok er zich verder niets van aan. En het publiek interesseerde zich er evenmin voor. Maar toen werd dan onze kroonprinses geboren en meester Vincent ontving het verzoek, wanneer de blijde gebeurtenis daar was, een speciaal programma uit te voeren, dat door de pers was samenge steld. Dat programma, dat de beiaardier nog veilig bewaart, zag er als volgt uit: 1. Nun danket alle Gott, van Kruger; 2. Wilhelmus; 3. Bede voor de Koningin, van J. Vincent; 4. Bede voor het Vaderland, van Valerius; 5. Wie maar den goeden God laat zorgen; 6. Al is ons Prinsje; 7. Volkslied van Mecklenburg; 8. Volks lied van Waldeck Pyrmont; 9. Psalm 103; 10. Gelukkig is het land, van Valerius; 11. Allein Gott in der Höh sei Ehr; 12. Psalm 134. Hoewel meester Vincent's verwachtingen niet bijzonder hoog gespannen waren, verklaarde hij zich direct bereid, dit programma uit te voe ren. In de kranten werd het aangekondigd en op 30 April 1909 liet meester Vincent de klok ken zingen. Maar welk een verrassing werd dit concert. Op den Dam verdrongen zich duizen den toehoorders. In de vreugdevolle stemming wilde men genieten van de schoone klokken- klanken en zoo werd deze eerste groote uit voering voor publiek een enorm succes. De ken tering was er. De menschen bleken van caril- lonmuziek te houden en voor den beiaardier was dit een stimulans om meer te geven. Zoo ont stond het eerste avondconcert, dat den Dam weer vol deed Ioopen. Zoo ontstond ook de idee om de Kerstklokken te laten klinken vóór den Kerstnacht. Van alle zijden ontving meester Vincent betuigingen van instemming, toen hij dit plan ontvouwde en de heerVict. A. Borghans maakte zelfs een speciaal Kerstklok kenlied, dat hij opdroeg aan den beiaardier en dat in „De Tijd" werd afgedrukt. Dat was in 1911 en sindsdien zijn de Kerstklokken tot een schoone traditie geworden. Andere beiaardiers hebben het voorbeeld van meester Vincent na gevolgd, zoodat zijn initiatief wel vruchten heeft afgeworpen. In het jaar na het eerste Kerst concert stelde meester Vincent de Paaschuit- voering in. Op den eersten Paaschdag 1912 ju belden de klokken het lied der Verrijzenis. Dien morgen viel de regen in stroomen neer en de Dam lag geheel verlaten. Alleen in de portie ken stonden enkele liefhebbers, die zich niet hadden laten weerhouden. Maar wat gebeurde? Om ongeveer acht uur werd het droog en zie, van alle kanten kwamen de menschen aange draafd. Van waar zij eensklaps kwamen, was onbegrijpelijk, maar in korten tijd was de Dam zwart van de luisteraars. En dit was voor meester Vincent een aansporing, op den inge slagen weg te blijven voortgaan. Ook zijn Paaschklokken luiden sindsdien telken jare. Zij zijn uitgebreid met bazuinen en trompetten, die een voorname rol spelen in de door hem gecomponeerde Paaschidylle en zij zijn een noodzakelijke voorwaarde geworden voor een echte Paaschstemming. Veel is er veranderd, sinds de radio haar intrede deed in bijna elke huiskamer. De beiaardier verloor daardoor 't airecte con tact met zijn zichtbaar publiek van vroeger. De massa's van den Dam verdwenen. Maar de vrienden van het carillon verdwenen niet. Dat bewijzen de honderden brieven, die meester Vincent uit alle oorden van het land ontving en nog ontvangt. Dat bewijzen ook de stapels vaak ontroerende dankbetuigingen, die den beiaardier werden toegezonden uit Oost- en West-Indië, na de Phohi-uitzendingen, waaraan meester Vincent sinds 1926 medewerkt. Die radio-concerten naar Indië hebben den Paleis beiaardier nog beroemder gemaakt en het is wel teekenend dat een brief uit de Oost, slechts gericht aan; Den Heer J. Vincent, beiaardier, Europa, zonder vertraging in Am sterdam aaAkwam. Met den K. R. O. werkt Meester Vincent gaar ne samen en hij prijst het vooral in onzen Ka tholieken omroep, dat deze de liefde voor het klokkenspel, ook door lezingen, zoozeer heeft be vorderd. In den loop der jaren heeft Meester Vincent een beiaardschool opgericht en vele zijner leer lingen zijn thans bekende klokkenisten. Zoo werd in de St. Jan te 's Hertogenbosch Van Bal- kom aangesteld. Te Amsterdam werd de zoon van den beiaardier, J. Vincent Jr., bespeler van den Westertoren en den Munttoren en Smagge klokkenist van de Zuiderkerk, terwijl J. Dito in Den Helder benoemd werd. Met het concerteeren en lesgeven houdt echter de werkzaamheid van Meester Vincent niet op. De toenemende belang stelling voor het carillonspel heeft integendeel den Paleis-beiaardier veel nieuwen arbeid ge schonken, arbeid, dien hij geheel belangeloos, maar met liefde verricht. Steeds heeft hij van advies gediend bij diverse restauraties. Steeds was hij present bij het keuren van luidklokken en dat in vele plaatsen de torens weer zingen, hebben wij voor een groot deel te danken aan het rusteloos streven van Meester Vincent. De Philipsfabrieken maakten gramofoonplaten van zijn bespelingen en dcor een speciaal gecon- strueerden geluidsversterker kunnen deze platen hoog in de lucht ten gehoore worden gebracht. Dit is een prachtige vinding, want nu kunnen de zwakste torens het volle carillon van den Dam of van Deventer laten spelen. Op het Kasteel Nijenrode en te Voorburg zijn deze versterkers reeds geplaatst en ook te Sittard bestaan er plan nen een dergelijke installatie aan te schaffen. Wonderlijk is het intusschen wat men door de moderne techniek reeds bereikt heeft. Zoo speelde Meester Vincent op den Dam voor de deelnemers aan het Eucharistisch Congres te Bello Horizonte in Brazilië. In den Paleiskoepel was een telefoonleiding aangebracht, die de klok- kenklanken doorzond naar Hilversum. Daar leg de men het geluid vast op een plaat, die per Zeppelin naar Brazilië werd gezonden en toen het Eucharistisch Congres werd geopend was de Zuid-Amerikaansche hemel vervuld van den prachtigen klokkenzang, door de meesterhand van den beiaardier aan het oude Dam-carillon ontlokt. Voor President Roosevelt, wiens voorouders uit oud-Vossemeer stammen, speelde Meester Vin cent Hollandsche liederen per gramofoon en te Brussel, Keulen en Croydon concerteerde hij persoonlijk. Jarenlang had hij zitting in de examen-com missie van de Kon. Ned. Toonkunstenaarsver. en sinds 1885, dus ruim 'n halve eeuw, is Meester Vin cent de gewaardeerde organist van de Weeshuis kerk. En thans nog is de energieke kustenaar vol activiteit en vol idealen. Thans nog trekt de beiaardier die menigeen versteld doet staan door de groote wandeltochten, die hij tezamen met zijn echtgenoote onderneemt door het land en houdt zijn interessante en geestige le zingen. En overal vindt de muzikale man, die tevens vader is van een uiterst muzikaal ge zin al zijn kinderen hebben het diploma van de Kon. Ned. Toonkunstenaarsver., zijn zoon is hoofdleeraar van de Mij. tot Bevordering der Toonkunst te Haarlem, terwijl zijn dochter Jo Vincent als de vermaardste Nederlandsche zan geres geldt waardeering voor zijn arbeid. Voor wijlen Koningin Emma en voor H. M. de Konin gin demonstreerde hij het klokkenspel. Prinses Juliana bezocht hem in den Paleiskoepel en toen De heer Vincent bezig met het ver steken van een melodie op een speel- trommel hij zijn 25-jarig jubileum vierde benoemde H. M. de Koningin Meester Vincent tot Ridder in de Huisorde van Oranje-Nassau. Van den Nat. Bond „Het Mobilisatiekruis" ontving hij het witte Mobilisatiekruis en bij het huwelijk van het Prinselijk Paar schonk Prinses Juliana den beiaardier de huwelijksmedaille. Wel een bewijs, hoe zeer men in alle kringen den begaafden kun stenaar eert. Moge deze bescheiden mensch, die door zijn spel aan duizenden zoo dikwijls eenige uren vol schoonheid schonk, nog vele jaren den arbeid kunnen verrichten, die hem dierbaar is en moge deze arbeid hem voldoening blijven schenken. Tot de zorgenkinderen van de politie van Bombay behoorde sinds jaren ook de straattoovenaar El Fajnum. Hij noemde zich weliswaar fakir, maar hij voorzag in zijn levensonderhoud door allerlei kunsten te vertoonen. Het staande touw, de verdwenen jongen, het doorgezaagde meisje, behoorden tot de talrijke trucs, waarmee hij de toeschouwers bezig hield. Zijn mooiste kunststuk van den laatsten tijd bestond in het betooveren van een cobra. Hij liet het dier, waarbij de gift- tanden niet uitgetrokken waren, op de tonen van een fluit dansen, prikkelde het op die wij ze tot groote woede en dwong dan een mede werker, het dier in de handen te nemen. De talrijke toeschouwers, die iederen avond een vermogen bij El Fajnum kwamen brengen, za gen als laatste phase alleen den bliksemsnel uitschietenden kop van de slang, waarbij zij het uitschreeuwden van angst. Iedereen was er van overtuigd, dat de man gebeten was. Nu trad er echter een man van achter den fakir te voorschijn, die met stoïcijnsche kalmte den deksel van de mand optilde en de rustig in elkaar gerolde 'slang aan het verbaasde pu bliek toonde. Daar de fakir aan het begin van de voorstelling slechts deze eene slang in zijn hand had, en men met eigen oogen het dansen van het dier aanschouwd had, bleef alleen de verklaring over, dat de fakir het dier in de mand „teruggetooverd" had. Toen El Fajnum's doen en laten al te op dringerig werd en hij ook met zijn concur renten last kreeg, werd hij wederom voor den rechter gedaagd. Thomas Wilkox, de rechter, kon de kalmte van den man niet verstoren. El Fajnum liet zich geen enkel woord ontsnap pen en antwoordde steeds maar: „Ik heb nie mand bedrogen". Tenslotte verloor de rechter toch zijn geduld en riep uit: „Toon dan ten minste, dat je kunststukken geen bedrog zijn." Onmiddellijk gaf de fakir een teeken, waar op zijn helper met de mand, waarin de slang lag, verscheen. El Fajnum haalde zijn fluit uit den zak, begon er op te blazen en reeds ver hief het dier zich blazend voor den rechter. Iedereen zat doodstil in de zaal, want men wist, dat door de minste beweging het dier schrikken kon: Dan klonk het bevel: „Neem het dier in de hand". Eerst waagde de heer Wilkox het niet, maar toen de helper naast hem ging staan, met getrokken dolk, om tus- schenbeide te kunnen komen, wanneer het verkeerd mocht gaan, strekte hij de hand uit. Op hetzelfde oogenblik stak de cobra zijn kop naar voren, alsof hij wilde bijten. Een gewel dig tumult ontstond er in de zaal, met getrok ken sabel vloog de politie naar voren, om het dier dood te slaan, terwijl de heer Wilkox de vlucht nam. Toen de rust hersteld was, kwam men tot de ontdekking, dat de fakir met mand en slang verdwenen was, terwijl verder bleek, dat de helper zich niet verroerd had. De eenige ver klaring, die men hiervoor vinden kon, was, dat El Fajnum een van zijn meesterlijke fa kirkunsten vertoond had, doordat hij namelijk niet alleen op het juiste oogenblik de slang in de mand teruggetooverd had, maar boven dien voor de oogen van het auditorium ,met slang en mand verdwenen was. De heer Wil kox veroordeelde met echt Engelsche eerlijk heid El Fajnum alleen wegens het verstoren der orde tot een geringe geldboete. Het geval zelf werd verdaagd tot de volgende maal, dat El Fajnum gevangen genomen zou worden, om dan de zaak nog eens nader te beschouwen. Ongezien door de duizenden, die luisteren, zit de beiaardier voor zijn speeltafel, hoog in den toren, en laat de vroolijke klokkeklanken uitzingen over de daken der stad iiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiimiiiiiiiimniiiii"" Het heeft zeer lang geduurd, eer de Ame- rikaansche Regeering tegen de fameuze „Vereeniging tot redding der mensch- heid" opgetreden is, een vereeniging, die reeds meer dan een jaar in de geheele Unie haar praktijken uitoefende en duizenden menschen aanzienlijke bedragen uit hun zak klopte. Thans is de „vereeniging" echter bij besluit der Regeering ontbonden, het bestuur, dat uit 12 leden bestond, voor het grootste gedeelte ge arresteerd en het Centraal bureau in San Die- go, benevens de filialen ongeveer 50 in getal zijn gesloten. Thans worden allerlei bijzonderheden bekend over de inrichting en arbeidsmethode van dit instituut tot redding der menschheid, dat met een winst van millioenen gewerkt heeft. In Mei van het vorige jaar kwamen in San Diego, de Californische stad aan de Mexi- caansehe grens, die steeds een eldorado van allerlei twijfelachtige manipulaties is, omdat Mexico vlak bij ligt, 12 achtbare mannen met een oproep tot het publiek, waarin aangespoord werd tot het vormen van een „Belangengemeen schap tot saneering der wereld-economie door kunstmatige productie van goud". Het duurde niet lang of er hadden zich al meer dan 200 personen aangemeld, die bereid waren sommen van 100 tot 2000 dollar te storten voor experi menten ter produceering van kunstmatig goud, natuurlijk tegen zeer gunstige condities, wat betreft hun aandeel in de winst. Toen het aantal „donateurs" tot ongeveer 500 gestegen was, ging men over tot het stichten van een „Vereeniging" die men den hoogdra- venden titel van „Vereeniging tot redding der menschheid" gaf. In alle grootere plaatsen der Vereenigde Staten werden filialen opgericht, propaganda-vergaderingen ter verbreiding van het „Idee" georganiseerd en werkelijk waren er een groot aantal menschen bereid als lid tot de vereeniging toe te treden en daarmee het goede doel te steunen. Omstreeks een uur na middernacht sloop Jasper Landless het huis door een ge opend raam binnen en doorzocht bij 't schijnsel van een electrische zaklantaarn het vertrek waarin hij zich bevond. Dit vertrek was niet groot, maar weelderig ingericht en scheen voor studeerkamer te dienen. In den open haard brandde nog even het vuur en op een taf eitje stond een open kistje sigaren. De indringer stak een vijftal sigaren in z'n zak, maar liet de flesch met whisky naast het kistje, onaangeroerd. Hij was onder z'n werk een voorzichtig „zakenman". Langzaam trok hij de lade van 't schrijfbureau open, maar scheen niets van z'n gading te vinden. „Een dooie boel hier," mompelde hij, „zelfs geen geld voor een pakje zaad voor m'n vogels." Als een schaduw bewoog hij zich voort, on hoorbaar, naar de zware portières, die aan de andere zijde van de kamer hingen. Voor de por tières stond hij stil en terwijl hij scherp luis terde, trok hij met z'n linkerhand het gordijn open. Het volgende oogenblik voelde hij z'n pols als in een stalen klem gegrepen, terwijl hij met kracht achterwaarts, de kamer in werd geduwd, die hij juist wilde verlaten. De kamer werd nu hel verlicht. Terwijl z'n pols nog steeds omkneld bleef in dien ijzeren greep, zag Landless voor zich het spottend ge zicht van een zwaar en krachtig gebouwd man, in wiens vrije hand de stalen loop van een re volver schitterde. „Handen omhoog!" klonk het bevel. „Wapens bij je?" Landless schudde ontkennend het hoofd. Hij droeg die nooit bij zich en behoorde tot het z.g. slag van „tamme inbrekers". De man die hem overvallen had, beval hem nu op eerristoel te gaan zitten. Hij gehoorzaam de en keek het individu aan, dat hem had be trapt, en tegenover hem had plaats genomen. „Zoo," zei de groote kerel, „een inbreker, een echte inbreker. Allemachtig, wat een geluk! Je kwam zeker door het raam binnen?" Jasper Landless zweeg. „En een beroepsinbreker," hernam de andere, toen hij zag dat z'n gevangene handschoenen droeg. „Mijnheer kwam zeker voor den zwar ten briljant." „Nooit van gehoord," zei Landless. Hij was deze alleen staande villa slechts binnengedrongen met het doel, om enkele kleinigheden te bemach tigen, die hij gemakke lijk in z'n zak zou kun nen bergen en even ge makkelijk zou kunnen verkoopen. „Och kom, je moet na tuurlijk van den zwar ten briljant gehoord hebben," hield de andere vol. „Al de vaklui weten er van. De steen is 50.000 dollars waard. En ik geloof zeker, dat je hem in je bezit hebt weten te krijgen. Maar hoe wil je hem weer kwijt worden? Vertel me dat eens." De inbreker zweeg weer. Er was iets vreemds aan dien grooten kerel, dacht hij. Hij droeg een zwart costuum, een witte das en een wit over hemd, dat erg verkreukeld was. Z'n das hing opzij en z'n met grijs doorspikkelde haren zaten in wanorde z'n gelaat droeg doorioopend een wreede, bloeddorstige uitdrukking. Jasper Land less gevoelde zich allesbehalve op z'n gemak. „Luister eens," zei hij, „Van uw zwarten bril jant weet ik niets af. Maar u hebt me te pak ken gekregen. Bel dus de politie maar op, dan komt er een eind aan de zaak." „Je hebt het mis, mijnheer de inbreker; ik ben de heer des huizes niet. Ik ben Jesra Balls, butler bij Sir Benny Walmoden. Je zult Sir Walmoden moeten zien, vóór we verder gaan. Hij is in de bibliotheek." „Goed," zei Landless, „vooruit dan maar." De butler schoof met z'n revolver in de hand, de gordijnen op zij. „Dezen kant op. Loop voor mij uit, en zacht jes. Het andere personeel behoeft niet wakker te worden. En.... geen foefjes, hoor!" Een zware eikenhouten deur gaf toegang tot een groot vertrek, waarin 3 boekenkasten ston den. In een hoek zag Landless een geopende brandkast, waarvoor eenige papieren op den grond lagen. Vóór den haard lag in een club fauteuil een man gedoken, wiens eene arm slap langs de leuning der fauteuil hing. „Nu kunt ge kennis maken met Sir Wal moden," zei Jesra Balls. De andere liep op de fauteuil toe, en deinsde vol afschuw terug. Het aristocratische gezicht van den man in den stoel was doodsbleek, in z'n hals waren purperen vlekken, en z'n met bloed bevlekte tong hing half uit z'n mond. „Lieve hemel! Hij is dood!" riep Landless. „Gewurgd.... vermoord! Dat heb jij gedaan!" „Je vergist je, jij hebt hem vermoord," zei Balls kalm. Verschrikt en angstig keek de inbreker den butler aan. Nu ging hem een licht op en be greep hij alles. „Jij hebt hem vermoord," herhaalde Balls. „Jij en niemand anders. Op de een of andere manier ben je te weten gekomen, dat de zwarte briljant hier voor een nacht in de brandkast zou bewaard worden en dat Sir Walmoden den heelen nacht op zou zitten om er bij te waken, jij kwam hier om in te breken en hebt Sir Wal moden gewurgd, toen hij in z'n stoel even was ingedommeld. Jij hebt de brandkast geforceerd en was op 't punt er van door te gaan, toen je nog net bijtijds door mü gepakt werd Jasper Landless keek den man strak aan en antwoordde: „Ik begrijp het; heel aardig ver zonnen, m'n compliment. Maar vertel me eens, wat heb ik met den zwarten briljant gedaan?" „Aan een handlanger gegeven, die buiten stond," grinnikte Balls. „Buiten onder 't raam zijn een aantal voetstappen, waaronder die van jouw. Ik heb die met een paar groote schoenen gemaakt, die ik verbrand heb. Ik ben er juist mee klaar." Nauwelijks had hij dit gezegd, of hij wierp een paar stoelen omver en schreeuwde: „Help! Help! Mijnheer Walmoden is vermoord!" Men hoorde weldra geraas, het dichtslaan van deuren: de dienstboden en twee huisknechts ijlden in nachtgewaad naar beneden. „Houdt dien man vast," gebood de butler, „dan bel ik de politie en den dokter op. Niet aan 't lichaam komen en niets aanraken, vóór de politie er is." De twee huisknechts hielden Landless stevig vast, die zich kalm liet vasthouden. Toen de politie kwam, deed de butler, opgewonden en met veel omhaal, z'n verhaal. De inspecteur wierp een onderzoekenden blik op den arrestant en vroeg hem of hij daartegen iets in te brengen had. Jasper Landless had wel degelijk iets te zeg gen. Hij deed het rustig, en ging niet in op de woedende kreten van z'n toehoorders. „Me dunkt inspecteur, dat we nu al lang ge noeg geluisterd hebben naar dien onzin," scham perde de butler. „Nog een oogenblikje," vroeg Landless, en langzaam stroopte hü de mouw van z'n rechter arm op. Toen liet hij aan de omstanders een kunstarm en een kunsthand zien. „Nu vraag ik u inspecteur," riep hij, „hoe iemand met een rechter-kunstarm, dus alleen met z'n linkerhand, een sterken man kan wor gen, die veel grooter is dan hij zelf? Leg jij dat eens uit, moordenaar van je meester!" riep hij met verheffing van stem, terwijl hij dreigend naar Jesra Balls wees. Maar de inspecteur had geen uitlegging noo- dlg. Het verwrongen gezicht van den butler, die moeite had zich staande te houden, wees er duidelijk op, wie hier de moordenaar was. Het is verbazend, dat er zooveel mensche gevonden werden, die vooreerst een entréege^ van 50 dollar betaalden en bovendien een maan- delijksche bijdrage van 5 dollar, soms bedrage van honderden dollars, voor de experiment® stortten enkel op de verzekering van aandee in de winst. Buiten San Diego werd een groot „laborat<£ rium" opgericht, dat zorgvuldig voor de buiten wereld afgesloten werd om het „geheim" nie prijs te geven. De Kamer van Koophandel in San Di®B nam al kort na de oprichting stelling tegen óe' ze zwendelaffaire, doch de politie vond gee^ termen om in te grijpen. Eerst door oneenig" heder. binnen het „bestuur", dus tengevol?^ van twisten over de verdeeling der reuzensoi»" men, lekte het bedrog uit. Een lid van de directie, die zich voorzich tigheidshalve al te voren naar Zuid-AmeriK teruggetrokken had, waarschijnlijk niet, zonde zich te voren behoorlijk „gedekt" te hebben, berichtte het gemeentebestuur in San Die?0' dat het laboratorium niets anders was dan een leeg gebouw, waarin enkele auto's ston den. Het was hoog tijd, de vereeniging „op d flesch" te laten gaan. Een onverwachte overrompeling van het hm en het centraal bureau, waarin meer dan employé's werkzaam waren, bevestigde de ee' gevens. Werkelijk zijn alle ingekomen gelden he^ gaat, zooals men uit de goede boekhouding con- stateeren kon, in totaal over meer dan 1 nul lioen dollar geheel in de zakken der 12 dj* rectieleden verdwenen en voor propagandamid delen voor het publiceeren der „plannen" ver bruikt geworden. Het gelukte de politie, om 7 leden der di rectie te arresteeren; bovendien werden 20 di recteuren van filialen gevangen genomen, di eveneens zeer hooge salarissen hadden. Het is thans algemeen bekend, dat zeer W" vloedrijke personen leden der vereeniging wa ren. Het wekt wel buitengewone verbazing, dat nooit ook maar een der geldschieters op de ge' dachte kwam, den stand der experimenten j® controleeren of tenminste het laboratorium 10 bezichtigen. Hoe ernstig de plannen der ver eeniging door het publiek opgenomen werden, blijkt wel uit het feit, dat een groote uitge versmaatschappij in New York het tijdschrif der vereeniging uitgaf, dat met een oplage van meer dan 100.000 exemplaren ook aan niet-le* den bezorgd werd. De „vereeniging tot redding der menschheid is een vergroote vorm van het geval van den Duitschen alchimist Tausend, omdat de menta liteit van het Amerikaansche volk een ,Sr0° scher" opzet toeliet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 8