Studiedagen in Voorhout
Twee jeugdige
avonturiers
EEN JAAR
IN HET WOUD
VELE DEELNEMERS
DEN HAAGS BINNENSTAD
IN REP EN ROER
EEN EERESCHULD AAN
DEN ZEEMAN
[DOE DITALTUDl
DINSDAG 24 AUGUSTUS 1937
Hoe Azië, Europa en het Joden
dom tegenover het Christen
dom staan
Cultuur of schijn?
Westfriesche Kanaal-
vereeniging
Tot ontbinding besloten
Spoorwegontvangsten
nog steeds gunstig
Over de eerste zeven maanden
f 2.3 millioen hooger geschat
dan in 1936
OUD-GEZANT VAN AMERIKA
Einde dezer week in Den Haag
verwacht
Prins Bernhard uit
België terug
Electrificatie der
spoorwegen
Binnenkort proefritten op 't traject
Den HaagGouda
Leipziger Na jaars-Messe
Goedkoope reisgelegenheden
LEENING 'S-GRAVENHAGE
Inschrijvingen ten volle
toegewezen
Twee hollende paarden brachten
angst en vreeze in drukke
straten en veroorzaakten
aanrijdingen
Geen persoonlijke
ongelukken
UIT DE STAATSCOURANT
Burgemeesters
Onderscheidingen
P .T.T.-dienst
Financiën
Onderwijs
Museum van Oudheden
Bedrijf sradenwet
Landmacht
BR A HDCE. VA AR!
TRAP UWSVEGCEVÖRPEH
l Ein&JE 5SCAAR OF 5!GAR£ T1
UIT T
Een paar maal wisten zij aan een
Rotterdamschen politie-agent
te ontsnappen
Lust tot reizen hun
thans ontnomen
JONGETJE DOODGEREDEN
Het kind stak plotseling
den weg over
Nog een kind verongelukt
Oproep om steun van 't Nationaal
Zeemansfonds
NA HET ONGEVAL TE
OVERSCHIE
Een der gewonden overleden
DOOR
KELLER
Zaterdagavond arriveerden te Voorhout 200
deelnemers aan de Sociale Studiedagen, door
den Haarlemschen R. K. Volksbond in de Bis
schoppelijke Nijverheidsschool gehouden.
Deze studiedagen werden ingezet met een
®Peningslof, gecelebreerd door den Zeereerw.
Rector der Bisschoppelijke Nijverheidsschool
L M. v. d. Griendt.
In de studiezaal, eenvoudig maar keurig met
bloemen en groen versierd, werden allen ver
welkomd door het hoofdbestuur bij monde van
2iin voorzitter, den heer Van den Akker, die
2ich verheugde over de steeds groeiende be
langstelling voor de studiedagen.
Met genoegen heet spr. in dit milieu welkom
lector Dr. A. A. Olierook, wien hij gaarne het
Woord verleent tot het houden van de eerste
'es: „Algemeene Beschouwingen over Cultuur
en Beschaving."
Deze kalme inleider stelt de vraag of onze
beschaving zal blijven bestaan. De gevoelens
J'an verval overvallen ons. We zijn evenwel niet
ben prooi aan angstneurosen. De economische
ontwrichting is een symptoom van de lijden
de menschheid. Op alle terreinen ontmoet men
net woord cultuur, doch de hoog opgevoerde
beschaving van dezen tijd is geen cultuur maar
beeft slechts schijn-cultuur voortgebracht. Cul
tuur moet gedragen worden door een gemeen
schappelijk ideaal. Cultuur beschouwt spr. dan
®ok als een heerschappij van den mensch over
öe natuur, welks- laatste begrip spr. onder
scheidt in de stoffelijke natuur, de geestelijke
batuur buiten den mensch en de eigen per
soonlijke natuur, de innerlijke natuur van het
'hdividu. De materieele verwarring is een ge
volg van godsdienstige ontwrichting.
Zondagmorgen om half acht gingen alle deel
nemers ter H. Tafel, waarna gemeenschappelijk
Werd ontbeten. Om half tien droeg rector W.
"okeloh uit 's-Gravenhage een plechtige Hoog
mis op, waarna de koffie werd geserveerd.
Om 11 uur nam de tweede les een aanvang,
onder den titel: „De cultuurgang van 't Oos-
en", ingeleid door ir. L. J. Feber, wethouder
van 's-Gravenhage.
Het Oosten heeft, behalve in den tijd van
Alexander den Grooten, de beschaving slechts
ben deele gekend: het is blijven steken in het
Sraelogischedenken. Het Oosten heeft bijv.
Seen eigenlijken wijsgeer voortgebracht. De in-
bellectueele activiteit, de geestelijke agressivi-
beit is niet ontwikkeld en blijven steken, wel
's bij die zoogenaamde wijsgeeren sprake van
Oen soort idealisme, hetgeen spreker oneerbie
dig gezegd een geestelijke bevlieging zou dur
ven noemen. Zij zijn passieve menschen geble-
v®n. In den Oosterschen mensch leefde de
drang naar de verte, naar meer inzicht, meer
kennis en dieper inzicht, 'n drang ook naar
blacht, naar gemeenschapszin.
Later werd de Oostersche mensch betrokken
'h het Westersch productie-systeem. Het mo
derne paganisme en de Kantiaansche wijsbe
geerte werden er geïmporteerd, terwijl het com-
biunisme zijn intrede deed. Deze systemen wa-
ren geïnfecteerd van het materialisme. Begrij
pelijk heeft dat reactie gewekt in de godsdien
stige, zedelijke en cultureele ontwikkeling.
Op de vraag of het Christendom, als men
zoo alles hoort, nog kans van slagen heeft
in Azië luidt het antwoord volmondig: „ja."
Alleen in en door het Christendom zal de
Ohltuurgang van Oostersche en Westersche be
schaving kunnen samenstroomen in een men-
Schelijke cultureele zedelijkheid van mensche-
'Ük geluk.
Na het diner volgde de derde les over het
Onderwerp: „Ruïnes boven gave fundamen
ten", ingeleid door Dr. Willem Snitker.
Deze inleider merkt in den beginne reeds
op, dat de menschwording van God voor onze
beschaving een onherroepelijk feit is geworden
biet alleen religieus, doch ook cultuur-histo-
bisch. Christus wilde geboren worden buiten
Rome, buiten Griekenland. Waar kon de gods
dienst beter bekronen dan daar waar de we
tenschap hoogtij vierde. Toen Petrus in Rome
Wam vond hij beschavingsvormen en hij bracht
er den godsdienst, „de cultuur", en de christe-
ben, ook al werden ze geslachtofferd bij dui
zenden, zij bewaarden de beschaving. De Wes
tersche beschaving der laatste eeuw heeft het
dhristeiyk karakter achteruit gesteld. De
mensch is onttroond, hij is verslagen door de
machine. De standen-opbouw is vervangen door
lasse-afbraak. De Westersche beschaving heeft
Betracht zich over geheel de wereld te ver
breiden, de innerlijke verdeeldheid der dragers
»an deze beschaving, gepaard aan de ontwa
king van het Oosten, heeft tengevolge gehad,
bat de kracht tot expansie zeer sterk is ver
blinderen. Zonder den Adel van 't Christendom
's de beschaving ondenkbaar; ieder individu
Oh niet enkel het intellect, bevestigt de be
schaving.
Om half zeven volgde een kort Lof, waarna
souper, gevolgd door de vierde les, die door
rof. Baader, rector magnificus van de Ny-
•beegsche Universiteit werd bijgewoond, met
het onderwerp: „Het jodendom en zijn ver
houding tot de Westersche beschaving en met
name tot het Christendom", ingeleid door den
Weleerw. Pater Dr. P. van der Kooy S.C.J.
Allereerst merkt spr. op, dat de joden in
wezen geen zuivere Semieten zijn, hetgeen op
valt by vergelijking met de Arabieren; spr.
meent zelfs, dat zij meer Arisch zijn dan wij.
Een eigen cultuur hebben de joden nooit ge
kend, zij hadden zelfs geen eigen taal, al mee-
nen velen dat het 't Hebreeuwsch is. Het He-
breeuwsch is niets anders dan 't Canaaneesch.
De joden bleven hun beschaving ontleenen aan
anderen, vandaar dat waar zij leven steeds een
andere cultuur de hunne is. Zij beschikken over
een buitengewoon aanpassingsvermogen, waar
door zjj de beschaving van anderen gemakke
lijk overnemen; zij zijn bovendien buitenge
woon intelligent. In de enorme zee van men-
schelijke stroomingen zijn zij de eenigen ge
weest die den godsdienst van vóór Christus
hebben bewaard.
Om aan te toonen waarom een jood zijn
eigen Christus verwierp, onderscheidt spr. de
joden in drie groepen, n.l. de Pharizeën, de
Saduceën en de z.g. Vrijheidspartij of For
malisten. Christus nam de reinigingswetten
van de eerste groep niet aan; beliefde niet met
die joden samen te werken die het met de Ro
meinen hielden en wilde tenslotte geen Koning
zijn in den zin zooals de formalisten dat wil
den. Begrijpelijk heeft Jezus het ergst geleden
onder de verwerping van „Zijn" volk.
Om aan te toonen hoe de houding was van
de joden tegenover het christendom, leest spr.
de Godslasterlijke en meest liederijke aantijgin
gen uit den Talmud voor.
De orthodoxe joden staan positief afwijzend
tegenover Jezus. De vooruitstrevende of libera
le joden spreken met eerbied over Jezus als
over den Grootste Profeet, en prijzen vooral Zijn
zedenleer en willen zelfs de boeken van het
Nieuwe Testament, welke zij niet kennen, als
vervolg van het Oude Testament beschouwen.
Naar wij vernemen, werd Maandag door de
algemeene vergadering van leden der West-
Friesche kanaalvereeniging, gevestigd te Scha-
gen, gehouden in een der zalen van de Neder-
landsche Handel Maatschappij N.V. te Amster
dam, besloten tot ontbinding dier vereeniging.
De heer dr. C. J. K. van Aalst werd tot likwi-
dateur benoemd.
Door den secretaris der Kamer van Koophan
del in West-Friesland te Hoorn werd den heer
dr. Van Aalst dank gebracht voor al hetgeen
hij in het belang der thans ontbonden vereeni
ging en voor de tot stand koming der kanalen
in West-Friesland heeft gedaan.
Wederom valt over de Spoorwegontvangsten,
thans over Juli j.l., een gunstig verslag uit te
brengen. De geschatte inkomsten beloopen over
deze maand een bedrag van f9.206.300, tegen
f 8.637.900 over Juli vorig jaar, zoodat er een
voordeelig verschil is van f568.400 (tegen een
nadeelig verschil in 1936 van rond een half mil
lioen gulden).
De reizigersontvangsten droegen ditmaal tot
het voordeelig verschil het grootste deel bij, n.l.
f 385.600, terwijl in Juli 1936 een nadeelig ver
schil was van bijna twee ton. Andere redenen
dan conjunctuurverbetering, waardoor de reis
lust vanzelf grooter wordt, zijn niet bekend.
Mogelijk heeft het Jamboreevervoer, waarvan
nog eenige dagen ten voordeele van Juli ko
men, eenigszins tot de grootere ontvangst bij
gedragen.
Ook de goederenontvangsten namen toe, n.l.
met f228.000 (in Juli 1936 minus f258.000). De
bagage-ontvangsten vertoonen een kleinen voor
uitgang f8000), de ontvangsten voortvloeiend^
uit het Postvervoer en die uit „Levende Die
ren" daarentegen eenigen achteruitgang, ter
wijl de post Diversen rond f32.000 minder op
leverde.
Het totaal van Januari tot en met Juli over
1937 bedraagt (met drie ongezuiverde maan
den) f 56.726.615, tegen f 54.942.542 (definitief)
in 1936. Rekening houdende met de nog te zui
veren maanden, kan het totaal voordeelig ver
schil geschat worden op rond f 2.3 millioen te
gen een nadeelig verschil in 1936 van rond 5i/2
millioen gulden.
Van 19231929 was de heer R. Tobin gezant
der Vereenigde Staten in ons land en gedu
rende die periode verwierf hij zich vele vrien
den door zijn innemend optreden.
De heer Tobin is van ons land gaan houden
en heeft dan ook, na zijn vertrek als gezant
uit Den Haag, meermalen een bezoek aan Ne
derland gebracht.
Verleden jaar heeft hij nog eenigen tijd in
ons land doorgebracht en thans wordt hij aan
het einde dezer week in Den Haag verwacht.
De oud-gezant zal op 28 Augustus in de re
sidentie aankomen en in Hotel des Indes zijn
intrek nemen.
Maandagavond kwart over zeven is Prins
Bernhard van zyn bezoek aan Koning Leopold
te Laeken op het Loo teruggekeerd. De Prins
was zonder gevolg en bestuurde zijn auto zelf.
Een chauffeur was meegegaan om den Prins,
zoo noodig, af te lossen.
De werkzaamheden voor de electrificatie van
den spoorweg Den HaagGouda -aijn thans
zoover gevorderd, dat binnenkort de proefrit
ten gehouden kunnen worden.
De eerste baanvakken zullen daartoe om
streeks einde September voor dit doel gereed
komen.
In Mei van het volgend jaar zal de Diesel-
electrische trein den stoomtrein ook hier ver
vangen hebben.
Nader wordt ons medegedeeld, dat de spoor-
biljetten voor de extra-treingelegenheden van
Zaterdag 28 Augustus naar Leipzig uitsluitend
verkrijgbaar zijn ten kantore van het Leipziger
Messamt te Amsterdam, Singel 98. Biljetten
voor de gewone treinen uitsluitend bij de reis-
bureaux. Om tegen verlaagd tatrief te kunnen
reizen, is het in beide gevallen noodzakelijk
dat men ineens een retourbiljet neemt en zich
voorziet van een legitimatiekaart en insigne, te
bestellen bij het hierboven genoemde kantoor
van het Leipziger Messamt te Amsterdam.
Naar wij vernemen, zullen de inschrijvingen
op de derde 3 pet. obligatieleening 1937 ad
13.612.000 der gemeente 's-Gravenhage, tot
den koers van 99 X pet., ten volle worden toe
gewezen.
Twee paarden, die Maandagochtend te
ongeveer 11 uur in de Kerkstraat te Den
Haag op hol sloegen, hebben automobilis
ten, wielrijders en voetgangers, die op dat
tijdstip den Denneweg, het Lange Voorhout
en de Lange Houtstraat passeerden, eenige
angstige mementen bezorgd.
De twee paarden waren gespannen voor een
vleeschwagen, welke in de Kerkstraat voor een
slagerij stil stond.
De voerman, een jongeman van 16 jaar, stond
op een gegeven moment achter den wagen, toen
de paarden er eensklaps vandoor gingen. Blijk
baar waren zij ergens van geschrokken, doch dat
is nog niet vastgesteld kunnen worden. In ra
zende vaart renden de paarden door den druk
ken en smallen Denneweg, den zwaren vleesch
wagen achter zich aan sleepende en het spreekt
wel vanzelf, dat ongelukken niet konden uit
blijven. Het eerste slachtoffer was een auto,
welke langs het trottoir stond geparkeerd. Het
linkervoorwiel en het spatbord, evenals de bum
per, werden gekraakt. Het tweede slachtoffer
was een fiets, die langs den trottoirband stond.
Er bleef niet veel van over. Voort holden de
steigerende paarden met daarachter een slin
gerenden wagen. Op het Lange Voorhout stond
o.m. een politieauto met twee rechercheurs. Toen
deze de dolle paarden op zich zagen afkomen,
renden zij den wagen uit, paarden en wagen
slingerden evenwel netjes om den auto heen.
Dwars over het Tournooiveld kwamen de hol
lende paarden nu in de Lange Houtstraat.
Men zal zich den angst kunnen voorstel
len van een glazenwasscher, die boven op
een ladder zijn werk verrichtte en de paar
den recht op de ladder zag aankomen. Het
was een geluk, dat de wagen de ladder niet
raakte, maar op nauwelijks 10 c.M. afstand
er langs scheerde. De wagen van den gla
zenwasscher, die eenige meters verder stond,
werd wel geraakt en beschadigd.
Het vierde slachtoffer was weer een perso
nenauto, welks spatborden en bumpers in on
zachte aanraking kwamen met den slingerenden
vleeschwagen. Op het Plein bleven de paarden
uit eigen beweging staan. Een van de beesten
had een snijwond aan den hals gekregen, het
andere paard had den dolzinnigen tocht er goed
afgebracht. De vleeschwagen werd niet noe
menswaardig beschadigd. Het tramverkeer in
de Lange Houtstraat en op het Plein was ge-
ruimen tijd gestagneerd.
Bij K. B. van 18 Augustus 1937, is aan J. H.
A. Frieswijk, op zijn verzoek, met ingang van
1 October 1937, eervol ontslag verleend als bur
gemeester der gemeente Doornspijk, met dank
betuiging voor de langdurige diensten door hem
als zoodanig bewezen;
is aan J. J. Janssens, op zijn verzoek, met
ingang van 15 September 1937, eervol ontslag
verleend als burgemeester der gemeente Schyn-
del, met dankbetuiging voor de langdurige
diensten door hem als burgemeester bewezen;
is aan A. Schram, op zijn verzoek, met in
gang van 1 October 1937, eervol ontslag ver
leend als burgemeester der gemeente Chaam,
met dankbetuiging voor de langdurige dien
sten door hem in die betrekking bewezen.
Bij K. B. van 20 Augustus 1937 is toegekend
de aan de Orde van Oranje Nassau verbonden
eere-medaille, in brons, aan: N. Grushaber,
diamantbewerker bij Benj. A. Soep en Co., N.V.,
te Amsterdam.
Bij K. B. van 28 Juli 1937, is toegekend de
aan de Orde van Oranje Nassau verbonden
eere-medaille, in brons, aan: J. Versendaal,
beproever van meters bij de Nederlandsche
Meterfabriek voorheen J. Brunt en Co., te
's Gravenhage.
Bij K. B. van 28 Juli 1937 is toegekend de
aan de Orde van Oranje Nassau verbonden
eere-medaille, in brons, aan: G. Brouwer
agent-bode bij de Onderlinge Levensverzeke
ring Maatschappij „Tot Nut en Voordeel" t»
Rotterdam.
By beschikking van den directeur-generaal
der P., T. en T. dd. 19 Augustus 1937 is met
ingang van 1 October 1937 aangewezen als di
recteur van het P., T. en T.-kantoor te Veghel
de commissie bij den P. T. T.-dienst J. L. H.
Boeren te Alphen a. d. Rijn.
Bij beschikking van den Minister van Fi
nanciën is de inspecteur der directe belastin
gen, enz. H. van Tongeren, toegevoegd aan het
hoofd van de inspectie der invoerrechten en
accijnzen te Dordrecht, verplaatst naar Roo
sendaal en toegevoegd aan het hoofd van de
inspectie der invoerrechten en accijnzen al
daar.
By K. B. van 20 Augustus 1937,
is het besluit van den Raad der gemeente
Amsterdam, van 21 Juli 1937, houdende be
noeming van dr. J. Q. van Regteren Altena tot
buitengewoon hoogleeraar in de kunstgeschie
denis van de middeleeuwen en van den nieu-
weren tyd aan de gemeentelijke universiteit
aldaar, bekrachtigd;
zyn wederom tijdelijk benoemd aan de Rijks
Hoogere Burgerschool te Warffum:
tot leeraar: M. Leewis en H. Pot;
tot leerares: mej. J. S. Ch. van Riemsdijk.
Bij beschikking van den Minister van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen is benoemd
tot berichtgever van het Rijksmuseum van oud
heden te Leiden: R. H. van Otterloo, te Em-
men,
De Minister van Sociale Zaken heeft aan
de vaste leden van de commissie van advies,
bedoeld in artikel 8 der Bedrijfsradenwet, de
volgende personen als tijdelijke leden toege
voegd:
1 A. S. Dresden, 2 Th. I. Grupping, 3 R. van
Wezel, 4 dr. Henri Polak, 5 Is. Voet en 6 D.
Kuyt, allen te Amsterdam.
Deze toevoeging geschiedt ten behoeve van
het uitbrengen door vorengenoemde commis
sie van een advies omtrent dè wenschelijkheid
van het instellen van een Bedrijfsraad voor
de diamantindustrie en omtrent andere daar
mede verband houdende onderwerpen, in ar
tikel 8 der Bedrijfsradenwet bedoeld.
By K. B. van 18 Augustus 1937 is met ingang
van 25 Augustus 1937, op het daartoe door hem
gedaan verzoek, aan den reserve-luitenant
kolonel E. C. A. Lazcgöer, van den staf der
7e infanterie-brigade, een eervol ontslag uit den
militairen dienst verleend.
- m
- V
De politie te Rotterdam heeft aangehou
den twee in de Maasstad wonende jonge
mannen, die nooit eerder met de politie in
aanraking zijn geweest, maar wier avon
tuurlijke aanleg hun thans parten heeft ge
speeld.
Na een zwerftocht door Nederland, die
opgezet was in verband met het feit, dat de
jongens eerst naar Duitschland en later via
België naar Spanje wilden gaan, zyn bei
den in een leegstaand pand te Rotterdam
gearresteerd, wegens eenige overtredingen,
gepleegd te Rotterdam en Arnhem.
Donderdagavond zag een surveilleerend agent
van politie in de buurt van den» Randweg twee
jongens, die op nogal vreemde wijze rondschar
relden. Toen zij den agent zagen, gingen zij
aan den haal, doch na een korte achtervolging
slaagde de agent er in, hen aan te houden. Na
aanvankelijk gewillig te zijn meegegaan, sloegen
zjj plotseling vlak bij het politiebureau op de
vlucht, zoodat de agent opnieuw de achtervol
ging inzette. Thans kon hy er slechts een te
pakken krygen. Weer ging de tocht bureau-
waarts en weer slaagde de arrestant er in, in de
nabyheid van het bureau te ontkomen.
De agent loste een schot in de lucht, doch
daar bleef het bij. Ook deze jongeman wist te
ontkomen.
Het adres van een der jongens was echter by
de politie bekend. Een agent vervoegde zich aan
de ouderlyke woning, waar hij van den vader
vernam, dat de zoon des huizes, de 19-jarige
koperslager C. P. K. en diens vriend, de 18-
jarige behanger C. P. van T. even tevoren een
tent hadden gehaald en waren verdwShen.
Dit was het begin van het avontuur.
K. beschikte over een eigen fiets. Van T.
leende er zoolang een van zyn zuster. In de
Brielschelaan zal hy een heerenrijwiel staan,
dat hem beter beviel. Dus verwisselde hij de
damesfiets voor een heerenrywiel. Het tweetal
toog via Utrecht naar Cleef, waar zy de Duit-
sche grens wilden passeeren. Hiervan kwamen
zij echter terug, aangezien slechts een der beide
wereldreizigers over een pas beschikte.
Zij besloten daarom terug te keeren naar
Arnhem, waar Van T. andermaal een fiets ont
dekte, mooier dan zijn „eigen" rijwiel. De jon
geman paste dus weer het systeem van inruiling
toe.
Nu het trappen zoo makkelyk ging, verlangde
ook de maag haar rechten: uit een bakkerswa
gen voorzagen de jongelui zich van brood, uit
een melkwagen eigenden zij zich wat boter toe.
Aldus gesterkt, besloten zy via België naar
Spanje te trekken, maar ook dit plan lieten
zij tenslotte in verband met de bekende pas
moeilijkheden varen.
Zij keerden in arren moede naar Rotterdam
terug, waar zy hun intrek in een leegstaand
pand aan de Zuidpolderstraat namen. Hier wer
den zy door een zuster van Van T. ontdekt.
De beide ondernemende jongelui zyn in het
bureau Sandelingplein ingesloten.
Maandagavond omstreeks half zeven is te
Enspyk op den nieuwen rijksweg 's Hertogen
boschAmsterdam het vijfjarig zoontje van de
familie J. I., dat langs den drukken weg speelde
en daarby plotseling den weg overstak, door een
bestelauto, die in de richting Utrecht reed, ge
grepen. De knaap was vrijwel op slag dood. De
chauffeur trachtte nog een aanryding te voor
komen, maar mocht hierin niet meer slagen
Het lijkje van den jongen is naar de op 500
meter van de plek van het ongeluk gelegen
ouderlyke woning vervoerd.
De auto werd voor onderzoek in beslag ge
nomen
Zaterdagmiddag klom het vyf-jarig zoontje
van den tuinder N. van G., wonende te Noord-
Het Nationaal Zeemansfonds schryft ons:
Het is bekend, dat de Nederlandsche zeeman
gedurende den wereldoorlog 19141918 is blijven
varen en dat zoodoende ons land en ons volk in
bezit zijn gebleven van voedsel, visch en grond
stoffen voor de industrie. Op de scheepvaart
onder andere dan Nederlandsche vlag viel in
die jaren voor Holland niet te rekenen, want
slechts 30 pet. van het havenbezoek gedurende
den oorlog had plaats onder vreemde vlag,
tegen anders ruim 75 pet.
Onze zeelieden zyn him plicht blyven doen,
zoo lang het mogelijk was en hoewel spoedig
na het intreden van den oorlogstoestand bleek,
dat het risico ter zee heel anders werd dan
men vooraf had gedacht. Immers reeds twintig
dagen na het uitbreken van den oorlog lieten 2^
Nederlandsche zeelieden hun leven by het ver
loren gaan van twee Nederlandsche handels
schepen, en een paar maanden later 16
Nederlandsche visscherslieden, toen in het ge
zicht van de kust hun schip door mijnontplof-
fing in de lucht vloog. In het geheel heeft
Nederland gedurende den oorlog niet minder
dan 1189 zeelieden en visscherslieden verloren,
door oorzaken in den oorlog gelegen.
Zouden dergelyke rampen en omstandigheden
in staat zyn geweest andere categorieën van
menschen af te schrikken, de Nederlandsche
zeeman bleef zyn plicht doen, bleef zorgen voor
de verbinding van het moederland met de
koloniën in Oost en West, bleef zorgen voor
den aanvoer van voedsel, visch en grondstoffen,
en hy toonde later zooveel vaderlandsliefde,
dat hy hooghartig weigerde het nationale dun
doek neer te halen, toen zyn schepen werden
gerequireerd en in den vreemde door overmacht
in beslag genomen.
Het dagelyksch brood moest in den vorm van
tarwe, rogge en meel van overzee worden aan
gevoerd. Daarnevens denken wy aan andere
voedingsmidelen, als visch, ryst, gerst, maïs,
peulvruchten en zaden, aan genotmiddelen, als
cacao, koffie, thee, tabak en speceryen, aan
veevoeder, als haver en lynkoek, aan kunstmest
voor den landbouw, aan grondstoffen als steen
kolen, petroleum, benzine, hout, rubber, balata,
asphalt, gom, copra, olie, huiden, jute, katoen,
wol, cellulose, verfstoffen, ertsen en metalen.
Ons volksbestaan was toen Vel afhankelijk
van de aankomst van zeeschepen en in hooge
mate leefde men toen met den zeeman mee.
Algemeen erkende men zyn groote verdiensten.
Om de nabestaande der oorlogsslachtoffers
ter zee te steunen en de zeelieden zeiven, in
dien later de nood aan den man mocht komen,
is in 1918 Het Nationaal Zeemansfonds ge
sticht, met hulp in geld van het Vorsteiyk Huis,
de Regeering, de groote Stoomvaartmaatschap-
pyen en particulieren. Met dankbaarheid moet
worden erkend, dat het fonds sedert zyn stich
ting voortdurend nuttig werk gedaan en ver
lichting van zorg gebracht heeft in de huisge
zinnen der nabestaanden, maar voor steun
komen zich thans meer en meer melden de zee
lieden, die zeiven gedurende den oorlog zijn
blyven varen.
Er is een aantal dier zeelieden gesteund kun
nen worden, een ander deel heeft gehoopt, nog
arbeid te zullen vinden by het opleven van den
algemeenen bedrijfstoestand. Nu die hoop defini
tief onverwezenlykt is gebleven, wordt de druk
op ons fonds grooter. Wegens gebrek aan mid
delen kunnen wy niet meer doen dan wij doen;
de nabestaanden zyn geholpen, de zeevaarders
uit den oorlogstijd zeiven komen nu te kort.
Nederlanders, deze toestand mag zoo niet
blijven. Wij verzoeken u ons te steunen, met een
gift ineens, met een jaarlyksche bydrage. (Ons
gironummer is 14812, ons adres Jozef Israëls-
plein 5, Den Haag).
Wy allen, Nederlanders hier, in Oost en West
en in den vreemde, wy zyn den zeelieden uit
den oorlog dank verschuldigd. Aan ons hebben
zy beter verdiend dan een kommervollen ouden
dag, want toen het er op aankwam, hebben zij
aangepakt en hun plicht gedaan onder in de
wereldgeschiedenis tot toen ongekend gevaar
lijke omstandigheden van strooimynen, mijn-
versperringen, gedoofde kustvuren, beschieting
en meedoogenlooze duikbootactie.
Laten wy nu niet minder zyn dan de zeelieden
uit die dagen en ook aanpakken en onzen plicht
doen. Het is nog altijd een eereschuld, waaraan
wy hebben te voldoen.
wijkerhout, ongemerkt op de treeplank van
een stilstaanden zwaren bloemenauto van den
heer M. L. uit Rynsburg. Zonder dat de be
stuurder het kind gewaar werd reed hy weg.
Een vyftigtal meters verder hoorde hy een
kreet van een meisje, dat den jongen in zyn
gevaarlijke positie zag. De bestuurder remde
onmiddellyk, doch juist op dat oogenblik viel
de jongen van de treeplank, vóór een der dub
bele achterwielen, dat hem over het hoofd
ging. Het jongetje was terstond dood.
De 39-jarige chauffeur C. uit Amsterdam, die
Maandagmorgen by de autobotsing op den nieu
wen rijksweg te Overschie ernstige kwetsuren
opliep, is Maandagmiddag in het ziekenhuis aan
den Coolsingel te Rotterdam aan zyn verwon
dingen overleden.
De toestand van de andere gewonden was
redelyk wel
35
>,Ja, ziet u," zei hy me eens, „die gummi jas
heeft me eens iemand in de stad, toen ik toe-
aliig niet heelemaal nuchter was, voor een
«lof sommetje aangesmeerd. Moet de jas nu het
heele jaar door in de kast hangen, verschrom
pelen, en scheuren .krijgen? Als ik ze by regen-
'eer op het land aantrek, lachen de menschen
*Pe uit. Zie je, daarom gebruik ik ze maar als
jmweersjas. Nietwaar: gummi isoleert. Er kan
me in die jas dus niets gebeuren."
Hij lachte.
<.Ja, en ziet u, als het eens ergens inslaat
berekening van één persoon op het kwart-
jbillioen komt misschien uit voor heel Duitsch-
ahd, maar zeker niet procentsgewijze voor ons
''ouddal als het hier dus eens ergens inslaat,
"an ben je direct by de hand en kun je ingry-
Pen.»
Vorigen Dinsdag weer blakende zonnesehyn.
was tot 's middags zes uur in het woud ge
lest; er hing zoo'n. vochtige warmte, en de
'Icgenplaag was zoo hinderiyk, dat ik niets van
het „koele lommer" gewaaY werd, dat de dich-
tydens „den heeten zomertyd" zoo byzon-
der pryzen. De lucht stond tusschen de boomen
als de vuurhitte tusschen de wanden van een
bak-oven.
Ik ben altijd bly, als ik op het open veld kom.
Daar was wel geen schaduw, maar er hangt toch
een vrije, eenigszins bewogen lucht.
Vader woud heeft gedurende den zomer geen
koel hart.
Ik heb nog zeven keer bij het oogsten gehol
pen, de achtste maal werd ik afgewezen. Hoffe-
lyk en glimlachend, maar toch eenigszins be
schamend. De menschen vertrouwen noch myn
spieren, noch myn uithoudingsvermogen, noch
mijn handigheid.
Een boer zei me ronduit:
„Alle respect voor uw goeden wil, mynheer
Hubertus, die doet 'n mensch echt pleizier. Maar
van landarbeid hebt u geen verstand. En dan,
als u meehelpt, staan de knechten en meiden
te gapen en domme grappen te maken en dat
houdt meer op dan dat het voordeel oplevert."
Sedert deze uitspraak luier ik weer met een
gerust geweten.
Vorigen Dinsdag-had ik een grooten tocht ge
maakt en na uren ronddolen was ik weer op den
terugweg. Ik naderde de hut bij het moeras van
de bergzijde. Ik teerde van de proviand in mijn
rugzak. Laat in den middag strekte ik mij uit
op een open plek. Zooals vrouw Sturz schrik
heeft voor onweer, zoo heb ik een byna zieke-
lyken angst voor adders. Vóór ik in het bosch
op den grond ga liggen, klop ik eerst met een
stok den heelen omtrek af. Ik ken op den heelen
aardbodem niets zoo ontzettends, niets waarvan
ik lichamelyk en spychisch zoo'n afkeer heb, als
zoo'n slang.
Moe en afgemat lag ik tusschen de heide
struiken. Wilde byen zoemden hun heete honig-
liederen. Een gevoel van groote eenzaamheid
overmeesterde my, en ik had er spyt van, dat
ik myn honden niet had meegenomen. Ik had
kunnen doorloopen en begryp thans nog niet
wat my toen eigeniyk zoo langen tyd aan die
eenzame plek, waar ik zelfs geen uitzicht had,
gebonden hield. Ik lag er meer dan een uur.
Plotseling kraakte en ritselde het achter me.
Mijn oude angst voor slangen ontwaakte onmid
dellyk, ik sprong overeind en keerde me om.
Ik stiet een kreet uit.
Voor mij stond Emil Bönisch.
De voortvluchtige.
Hij schrok even hevig als ik. We verbleekten
beiden, stotterden en stamelden.
„Emil Bönischwaarkomt u
Hy slaakte een kreet en balde zyn vuisten.
„U mag niet weten, dat ik hier benu mag
het tegen niemand zeggen!.... Ik waarschuw
u, als u
Hy keerde zich om.
„Emil, blyf.... spreek met my!"
„Neen! Neen! Neen!"
Wild stootte hy dat uit en rende toen weg.
Ik probeerde hem te volgen, maar hy was spoor
loos verdwenen.
Ik voelde me yskoud worden.
„Waarwaar is myn hoed?"
Ik duizelde, terwyl ik zoo tegen mezelf sprak.
Ik vond m'n hoed en bereikte eindelijk den
hoofdweg. Daar begon ik te loopen alsof ik ach
tervolgd werd, alsof een moordenaar me op de
hielen zat. Weldra was ik bij de moerashut. Ik
schrok er van als van een roovershol. Het hek-
sengezicht van de oude vrouw Krügel verscheen
voor het raam en verdween weer onmiddellijk.
Den weg naar het dorp legde ik grootendeels
op een draf af.
Ik moest iemand spreken. Wien? Balthassar
Was ergens qp het land.
Dus snelde ik naar de school. Ik smeekte Erica
Isenloh, my een eindweegs te vergezellen, daar
ik haar iets te vertellen had. Dit meisje was in
werkelijkheid reeds myn levensgezellin; ik had
de dringende behoefte haar van al mijn belang-
ryke ervaringen mededeeling te doen.
„Hebt u hem werkelijk gezien?" vroeg ze vér-
schrikt.
„Ik heb hem zelfs gesproken. Het was ontzet
tend, omdat het zoo onverwachts gebeurde."
„U ziet bleek, ondanks de warmte. We moeten
over het geval nadenken."
„Zeg eens, Erica, waarom zwerft hy hier plot
seling rond?"
„Uit heimwee of
„Omdat zyn misdaad hem hierheen dryft."
„Of om beide redenen."
„Ja, wij moeten het Balthassar melden. Emil
Bönisch' aanhouding is verzocht. Eindelyk komt
er dan licht in deze zaak. We moeten het ook
doen omwille van den ouden Krügel."
Wy begaven ons naar het landgoed en verna
men, dat Balthassar op het gersteveld was.
Vrouw Schubert, de huishoudster, was beleefd
genoeg om ons uit te noodigen, in den tuin
plaats te nemen; zy zou dadelyk een boodschap
naar mijnheer Balthassar sturen.
Op een blaadje van een notitieboekje schreef
ik: „Juffrouw Isenloh en ik moeten u dadelyk
in zeer dringende aangelegenheid spreken. Komt
u alstublieft naar huis. Wy wachten in uw tuin.
Hubertus."
Een stevig meisje vertrok als bode en kwam
na een half uur druipend van zweet terugge
draaid. Zij bracht als antwoord eveneens een
notitieblaadje mee.
„De dringendste aangelegenheid is nu de ger-
steoogst, aangezien het vanavond weer gaat re
genen. Laat u zich door vrouw Schubert een
kouden bowl schenken. Zoodra het regent, kom
ik. Balthassar."
Naar het veld dus. Jammer van het halve uur,
dat we verloren hadden. Reeds van verre hoor
den we Balthassar's machtige commando-stem.
Hy zag ons, doch kwam ons nog geen tien stap
pen tegemoet en liet zich absoluut niet storen.
Ik ging naar hem toe, en daar er arbeiders in
de buurt waren, fluisterde ik hem in het oor:
„Emil Bönisch is in de omgeving opgedoken."
Hij keek me verbijsterd aan en trok me ter-
zyde.
„U heb waarschynlyk een zonnesteek opgeloo-
pen?"
„Ik heb hem niet alleen gezien, maar ook ge
sproken."
„Wat zoekt hy hier?"
„Dat weet ik niet. Hij schrok geweldig, toen
we elkaar ontmoetten en toen ik hemaansprak,
vluchtte hy."
„Verdraaid nog toe, en dat juist terwyl ik met
de gerst bezig ben. Wat te doen? De oogst kan
evenmin uitstel lyden als die misdaad. Ik blijf
hier op het land en u gaat oogenblikkelyk te
rug; u belt de politie op en vertelt alles, wat u
weet. Begrepen?"
„Jawel; maar ik zou toch liever hebben ge
zien...."
„Lieve koekjes bakken we niet. Ik verzoek u
geen moment meer te wachten."
„Ik ga al."
Hij keerde zich weer naar zyn arbeiders.
„Emil Bönisch," brulde hy, „ik bedoel, ik wilde
natuurlijk zeggen, Max Seidel, ga met den wa
gen meer naar rechts!"
Erica Isenloh en ik haastten ons terug. De ar
beiders keken ons nieuwsgierig na en Balthassar
raasde en donderde om zijn vergissing te ver
doezelen.
Nog voor we het dorp hadden bereikt, kwam
ons een ruiter achterop gedraafdBalthassar
op een ongezadeld ploegpaard.
„Ik telefoneer toch liever zelf. Vogt moet
toezicht houden bij de gerst."
Daarop namen we plaats in den tuin en over
legden.
,Zoo, en wat moeten we nu het eerst doen?
vroeg Balthassar.
jlet bosch afzoeken" opperde Erica.
Balthassar lachte.
„Heel goed! En misschien stuurt de keizer wel
twee legercorpsen om één vierkante myi van het
bosch af te snuffelen."
(Wordt vervolgd)