Studiedagen in Voorhout Twee jeugdige avonturiers EEN JAAR IN HET WOUD VELE DEELNEMERS DEN HAAGS BINNENSTAD IN REP EN ROER EEN EERESCHULD AAN DEN ZEEMAN [DOE DITALTUDl DINSDAG 24 AUGUSTUS 1937 Hoe Azië, Europa en het Joden dom tegenover het Christen dom staan Cultuur of schijn? Westfriesche Kanaal- vereeniging Tot ontbinding besloten Spoorwegontvangsten nog steeds gunstig Over de eerste zeven maanden f 2.3 millioen hooger geschat dan in 1936 OUD-GEZANT VAN AMERIKA Einde dezer week in Den Haag verwacht Prins Bernhard uit België terug Electrificatie der spoorwegen Binnenkort proefritten op 't traject Den HaagGouda Leipziger Na jaars-Messe Goedkoope reisgelegenheden LEENING 'S-GRAVENHAGE Inschrijvingen ten volle toegewezen Twee hollende paarden brachten angst en vreeze in drukke straten en veroorzaakten aanrijdingen Geen persoonlijke ongelukken UIT DE STAATSCOURANT Burgemeesters Onderscheidingen P .T.T.-dienst Financiën Onderwijs Museum van Oudheden Bedrijf sradenwet Landmacht BR A HDCE. VA AR! TRAP UWSVEGCEVÖRPEH l Ein&JE 5SCAAR OF 5!GAR£ T1 UIT T Een paar maal wisten zij aan een Rotterdamschen politie-agent te ontsnappen Lust tot reizen hun thans ontnomen JONGETJE DOODGEREDEN Het kind stak plotseling den weg over Nog een kind verongelukt Oproep om steun van 't Nationaal Zeemansfonds NA HET ONGEVAL TE OVERSCHIE Een der gewonden overleden DOOR KELLER Zaterdagavond arriveerden te Voorhout 200 deelnemers aan de Sociale Studiedagen, door den Haarlemschen R. K. Volksbond in de Bis schoppelijke Nijverheidsschool gehouden. Deze studiedagen werden ingezet met een ®Peningslof, gecelebreerd door den Zeereerw. Rector der Bisschoppelijke Nijverheidsschool L M. v. d. Griendt. In de studiezaal, eenvoudig maar keurig met bloemen en groen versierd, werden allen ver welkomd door het hoofdbestuur bij monde van 2iin voorzitter, den heer Van den Akker, die 2ich verheugde over de steeds groeiende be langstelling voor de studiedagen. Met genoegen heet spr. in dit milieu welkom lector Dr. A. A. Olierook, wien hij gaarne het Woord verleent tot het houden van de eerste 'es: „Algemeene Beschouwingen over Cultuur en Beschaving." Deze kalme inleider stelt de vraag of onze beschaving zal blijven bestaan. De gevoelens J'an verval overvallen ons. We zijn evenwel niet ben prooi aan angstneurosen. De economische ontwrichting is een symptoom van de lijden de menschheid. Op alle terreinen ontmoet men net woord cultuur, doch de hoog opgevoerde beschaving van dezen tijd is geen cultuur maar beeft slechts schijn-cultuur voortgebracht. Cul tuur moet gedragen worden door een gemeen schappelijk ideaal. Cultuur beschouwt spr. dan ®ok als een heerschappij van den mensch over öe natuur, welks- laatste begrip spr. onder scheidt in de stoffelijke natuur, de geestelijke batuur buiten den mensch en de eigen per soonlijke natuur, de innerlijke natuur van het 'hdividu. De materieele verwarring is een ge volg van godsdienstige ontwrichting. Zondagmorgen om half acht gingen alle deel nemers ter H. Tafel, waarna gemeenschappelijk Werd ontbeten. Om half tien droeg rector W. "okeloh uit 's-Gravenhage een plechtige Hoog mis op, waarna de koffie werd geserveerd. Om 11 uur nam de tweede les een aanvang, onder den titel: „De cultuurgang van 't Oos- en", ingeleid door ir. L. J. Feber, wethouder van 's-Gravenhage. Het Oosten heeft, behalve in den tijd van Alexander den Grooten, de beschaving slechts ben deele gekend: het is blijven steken in het Sraelogischedenken. Het Oosten heeft bijv. Seen eigenlijken wijsgeer voortgebracht. De in- bellectueele activiteit, de geestelijke agressivi- beit is niet ontwikkeld en blijven steken, wel 's bij die zoogenaamde wijsgeeren sprake van Oen soort idealisme, hetgeen spreker oneerbie dig gezegd een geestelijke bevlieging zou dur ven noemen. Zij zijn passieve menschen geble- v®n. In den Oosterschen mensch leefde de drang naar de verte, naar meer inzicht, meer kennis en dieper inzicht, 'n drang ook naar blacht, naar gemeenschapszin. Later werd de Oostersche mensch betrokken 'h het Westersch productie-systeem. Het mo derne paganisme en de Kantiaansche wijsbe geerte werden er geïmporteerd, terwijl het com- biunisme zijn intrede deed. Deze systemen wa- ren geïnfecteerd van het materialisme. Begrij pelijk heeft dat reactie gewekt in de godsdien stige, zedelijke en cultureele ontwikkeling. Op de vraag of het Christendom, als men zoo alles hoort, nog kans van slagen heeft in Azië luidt het antwoord volmondig: „ja." Alleen in en door het Christendom zal de Ohltuurgang van Oostersche en Westersche be schaving kunnen samenstroomen in een men- Schelijke cultureele zedelijkheid van mensche- 'Ük geluk. Na het diner volgde de derde les over het Onderwerp: „Ruïnes boven gave fundamen ten", ingeleid door Dr. Willem Snitker. Deze inleider merkt in den beginne reeds op, dat de menschwording van God voor onze beschaving een onherroepelijk feit is geworden biet alleen religieus, doch ook cultuur-histo- bisch. Christus wilde geboren worden buiten Rome, buiten Griekenland. Waar kon de gods dienst beter bekronen dan daar waar de we tenschap hoogtij vierde. Toen Petrus in Rome Wam vond hij beschavingsvormen en hij bracht er den godsdienst, „de cultuur", en de christe- ben, ook al werden ze geslachtofferd bij dui zenden, zij bewaarden de beschaving. De Wes tersche beschaving der laatste eeuw heeft het dhristeiyk karakter achteruit gesteld. De mensch is onttroond, hij is verslagen door de machine. De standen-opbouw is vervangen door lasse-afbraak. De Westersche beschaving heeft Betracht zich over geheel de wereld te ver breiden, de innerlijke verdeeldheid der dragers »an deze beschaving, gepaard aan de ontwa king van het Oosten, heeft tengevolge gehad, bat de kracht tot expansie zeer sterk is ver blinderen. Zonder den Adel van 't Christendom 's de beschaving ondenkbaar; ieder individu Oh niet enkel het intellect, bevestigt de be schaving. Om half zeven volgde een kort Lof, waarna souper, gevolgd door de vierde les, die door rof. Baader, rector magnificus van de Ny- •beegsche Universiteit werd bijgewoond, met het onderwerp: „Het jodendom en zijn ver houding tot de Westersche beschaving en met name tot het Christendom", ingeleid door den Weleerw. Pater Dr. P. van der Kooy S.C.J. Allereerst merkt spr. op, dat de joden in wezen geen zuivere Semieten zijn, hetgeen op valt by vergelijking met de Arabieren; spr. meent zelfs, dat zij meer Arisch zijn dan wij. Een eigen cultuur hebben de joden nooit ge kend, zij hadden zelfs geen eigen taal, al mee- nen velen dat het 't Hebreeuwsch is. Het He- breeuwsch is niets anders dan 't Canaaneesch. De joden bleven hun beschaving ontleenen aan anderen, vandaar dat waar zij leven steeds een andere cultuur de hunne is. Zij beschikken over een buitengewoon aanpassingsvermogen, waar door zjj de beschaving van anderen gemakke lijk overnemen; zij zijn bovendien buitenge woon intelligent. In de enorme zee van men- schelijke stroomingen zijn zij de eenigen ge weest die den godsdienst van vóór Christus hebben bewaard. Om aan te toonen waarom een jood zijn eigen Christus verwierp, onderscheidt spr. de joden in drie groepen, n.l. de Pharizeën, de Saduceën en de z.g. Vrijheidspartij of For malisten. Christus nam de reinigingswetten van de eerste groep niet aan; beliefde niet met die joden samen te werken die het met de Ro meinen hielden en wilde tenslotte geen Koning zijn in den zin zooals de formalisten dat wil den. Begrijpelijk heeft Jezus het ergst geleden onder de verwerping van „Zijn" volk. Om aan te toonen hoe de houding was van de joden tegenover het christendom, leest spr. de Godslasterlijke en meest liederijke aantijgin gen uit den Talmud voor. De orthodoxe joden staan positief afwijzend tegenover Jezus. De vooruitstrevende of libera le joden spreken met eerbied over Jezus als over den Grootste Profeet, en prijzen vooral Zijn zedenleer en willen zelfs de boeken van het Nieuwe Testament, welke zij niet kennen, als vervolg van het Oude Testament beschouwen. Naar wij vernemen, werd Maandag door de algemeene vergadering van leden der West- Friesche kanaalvereeniging, gevestigd te Scha- gen, gehouden in een der zalen van de Neder- landsche Handel Maatschappij N.V. te Amster dam, besloten tot ontbinding dier vereeniging. De heer dr. C. J. K. van Aalst werd tot likwi- dateur benoemd. Door den secretaris der Kamer van Koophan del in West-Friesland te Hoorn werd den heer dr. Van Aalst dank gebracht voor al hetgeen hij in het belang der thans ontbonden vereeni ging en voor de tot stand koming der kanalen in West-Friesland heeft gedaan. Wederom valt over de Spoorwegontvangsten, thans over Juli j.l., een gunstig verslag uit te brengen. De geschatte inkomsten beloopen over deze maand een bedrag van f9.206.300, tegen f 8.637.900 over Juli vorig jaar, zoodat er een voordeelig verschil is van f568.400 (tegen een nadeelig verschil in 1936 van rond een half mil lioen gulden). De reizigersontvangsten droegen ditmaal tot het voordeelig verschil het grootste deel bij, n.l. f 385.600, terwijl in Juli 1936 een nadeelig ver schil was van bijna twee ton. Andere redenen dan conjunctuurverbetering, waardoor de reis lust vanzelf grooter wordt, zijn niet bekend. Mogelijk heeft het Jamboreevervoer, waarvan nog eenige dagen ten voordeele van Juli ko men, eenigszins tot de grootere ontvangst bij gedragen. Ook de goederenontvangsten namen toe, n.l. met f228.000 (in Juli 1936 minus f258.000). De bagage-ontvangsten vertoonen een kleinen voor uitgang f8000), de ontvangsten voortvloeiend^ uit het Postvervoer en die uit „Levende Die ren" daarentegen eenigen achteruitgang, ter wijl de post Diversen rond f32.000 minder op leverde. Het totaal van Januari tot en met Juli over 1937 bedraagt (met drie ongezuiverde maan den) f 56.726.615, tegen f 54.942.542 (definitief) in 1936. Rekening houdende met de nog te zui veren maanden, kan het totaal voordeelig ver schil geschat worden op rond f 2.3 millioen te gen een nadeelig verschil in 1936 van rond 5i/2 millioen gulden. Van 19231929 was de heer R. Tobin gezant der Vereenigde Staten in ons land en gedu rende die periode verwierf hij zich vele vrien den door zijn innemend optreden. De heer Tobin is van ons land gaan houden en heeft dan ook, na zijn vertrek als gezant uit Den Haag, meermalen een bezoek aan Ne derland gebracht. Verleden jaar heeft hij nog eenigen tijd in ons land doorgebracht en thans wordt hij aan het einde dezer week in Den Haag verwacht. De oud-gezant zal op 28 Augustus in de re sidentie aankomen en in Hotel des Indes zijn intrek nemen. Maandagavond kwart over zeven is Prins Bernhard van zyn bezoek aan Koning Leopold te Laeken op het Loo teruggekeerd. De Prins was zonder gevolg en bestuurde zijn auto zelf. Een chauffeur was meegegaan om den Prins, zoo noodig, af te lossen. De werkzaamheden voor de electrificatie van den spoorweg Den HaagGouda -aijn thans zoover gevorderd, dat binnenkort de proefrit ten gehouden kunnen worden. De eerste baanvakken zullen daartoe om streeks einde September voor dit doel gereed komen. In Mei van het volgend jaar zal de Diesel- electrische trein den stoomtrein ook hier ver vangen hebben. Nader wordt ons medegedeeld, dat de spoor- biljetten voor de extra-treingelegenheden van Zaterdag 28 Augustus naar Leipzig uitsluitend verkrijgbaar zijn ten kantore van het Leipziger Messamt te Amsterdam, Singel 98. Biljetten voor de gewone treinen uitsluitend bij de reis- bureaux. Om tegen verlaagd tatrief te kunnen reizen, is het in beide gevallen noodzakelijk dat men ineens een retourbiljet neemt en zich voorziet van een legitimatiekaart en insigne, te bestellen bij het hierboven genoemde kantoor van het Leipziger Messamt te Amsterdam. Naar wij vernemen, zullen de inschrijvingen op de derde 3 pet. obligatieleening 1937 ad 13.612.000 der gemeente 's-Gravenhage, tot den koers van 99 X pet., ten volle worden toe gewezen. Twee paarden, die Maandagochtend te ongeveer 11 uur in de Kerkstraat te Den Haag op hol sloegen, hebben automobilis ten, wielrijders en voetgangers, die op dat tijdstip den Denneweg, het Lange Voorhout en de Lange Houtstraat passeerden, eenige angstige mementen bezorgd. De twee paarden waren gespannen voor een vleeschwagen, welke in de Kerkstraat voor een slagerij stil stond. De voerman, een jongeman van 16 jaar, stond op een gegeven moment achter den wagen, toen de paarden er eensklaps vandoor gingen. Blijk baar waren zij ergens van geschrokken, doch dat is nog niet vastgesteld kunnen worden. In ra zende vaart renden de paarden door den druk ken en smallen Denneweg, den zwaren vleesch wagen achter zich aan sleepende en het spreekt wel vanzelf, dat ongelukken niet konden uit blijven. Het eerste slachtoffer was een auto, welke langs het trottoir stond geparkeerd. Het linkervoorwiel en het spatbord, evenals de bum per, werden gekraakt. Het tweede slachtoffer was een fiets, die langs den trottoirband stond. Er bleef niet veel van over. Voort holden de steigerende paarden met daarachter een slin gerenden wagen. Op het Lange Voorhout stond o.m. een politieauto met twee rechercheurs. Toen deze de dolle paarden op zich zagen afkomen, renden zij den wagen uit, paarden en wagen slingerden evenwel netjes om den auto heen. Dwars over het Tournooiveld kwamen de hol lende paarden nu in de Lange Houtstraat. Men zal zich den angst kunnen voorstel len van een glazenwasscher, die boven op een ladder zijn werk verrichtte en de paar den recht op de ladder zag aankomen. Het was een geluk, dat de wagen de ladder niet raakte, maar op nauwelijks 10 c.M. afstand er langs scheerde. De wagen van den gla zenwasscher, die eenige meters verder stond, werd wel geraakt en beschadigd. Het vierde slachtoffer was weer een perso nenauto, welks spatborden en bumpers in on zachte aanraking kwamen met den slingerenden vleeschwagen. Op het Plein bleven de paarden uit eigen beweging staan. Een van de beesten had een snijwond aan den hals gekregen, het andere paard had den dolzinnigen tocht er goed afgebracht. De vleeschwagen werd niet noe menswaardig beschadigd. Het tramverkeer in de Lange Houtstraat en op het Plein was ge- ruimen tijd gestagneerd. Bij K. B. van 18 Augustus 1937, is aan J. H. A. Frieswijk, op zijn verzoek, met ingang van 1 October 1937, eervol ontslag verleend als bur gemeester der gemeente Doornspijk, met dank betuiging voor de langdurige diensten door hem als zoodanig bewezen; is aan J. J. Janssens, op zijn verzoek, met ingang van 15 September 1937, eervol ontslag verleend als burgemeester der gemeente Schyn- del, met dankbetuiging voor de langdurige diensten door hem als burgemeester bewezen; is aan A. Schram, op zijn verzoek, met in gang van 1 October 1937, eervol ontslag ver leend als burgemeester der gemeente Chaam, met dankbetuiging voor de langdurige dien sten door hem in die betrekking bewezen. Bij K. B. van 20 Augustus 1937 is toegekend de aan de Orde van Oranje Nassau verbonden eere-medaille, in brons, aan: N. Grushaber, diamantbewerker bij Benj. A. Soep en Co., N.V., te Amsterdam. Bij K. B. van 28 Juli 1937, is toegekend de aan de Orde van Oranje Nassau verbonden eere-medaille, in brons, aan: J. Versendaal, beproever van meters bij de Nederlandsche Meterfabriek voorheen J. Brunt en Co., te 's Gravenhage. Bij K. B. van 28 Juli 1937 is toegekend de aan de Orde van Oranje Nassau verbonden eere-medaille, in brons, aan: G. Brouwer agent-bode bij de Onderlinge Levensverzeke ring Maatschappij „Tot Nut en Voordeel" t» Rotterdam. By beschikking van den directeur-generaal der P., T. en T. dd. 19 Augustus 1937 is met ingang van 1 October 1937 aangewezen als di recteur van het P., T. en T.-kantoor te Veghel de commissie bij den P. T. T.-dienst J. L. H. Boeren te Alphen a. d. Rijn. Bij beschikking van den Minister van Fi nanciën is de inspecteur der directe belastin gen, enz. H. van Tongeren, toegevoegd aan het hoofd van de inspectie der invoerrechten en accijnzen te Dordrecht, verplaatst naar Roo sendaal en toegevoegd aan het hoofd van de inspectie der invoerrechten en accijnzen al daar. By K. B. van 20 Augustus 1937, is het besluit van den Raad der gemeente Amsterdam, van 21 Juli 1937, houdende be noeming van dr. J. Q. van Regteren Altena tot buitengewoon hoogleeraar in de kunstgeschie denis van de middeleeuwen en van den nieu- weren tyd aan de gemeentelijke universiteit aldaar, bekrachtigd; zyn wederom tijdelijk benoemd aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Warffum: tot leeraar: M. Leewis en H. Pot; tot leerares: mej. J. S. Ch. van Riemsdijk. Bij beschikking van den Minister van Onder wijs, Kunsten en Wetenschappen is benoemd tot berichtgever van het Rijksmuseum van oud heden te Leiden: R. H. van Otterloo, te Em- men, De Minister van Sociale Zaken heeft aan de vaste leden van de commissie van advies, bedoeld in artikel 8 der Bedrijfsradenwet, de volgende personen als tijdelijke leden toege voegd: 1 A. S. Dresden, 2 Th. I. Grupping, 3 R. van Wezel, 4 dr. Henri Polak, 5 Is. Voet en 6 D. Kuyt, allen te Amsterdam. Deze toevoeging geschiedt ten behoeve van het uitbrengen door vorengenoemde commis sie van een advies omtrent dè wenschelijkheid van het instellen van een Bedrijfsraad voor de diamantindustrie en omtrent andere daar mede verband houdende onderwerpen, in ar tikel 8 der Bedrijfsradenwet bedoeld. By K. B. van 18 Augustus 1937 is met ingang van 25 Augustus 1937, op het daartoe door hem gedaan verzoek, aan den reserve-luitenant kolonel E. C. A. Lazcgöer, van den staf der 7e infanterie-brigade, een eervol ontslag uit den militairen dienst verleend. - m - V De politie te Rotterdam heeft aangehou den twee in de Maasstad wonende jonge mannen, die nooit eerder met de politie in aanraking zijn geweest, maar wier avon tuurlijke aanleg hun thans parten heeft ge speeld. Na een zwerftocht door Nederland, die opgezet was in verband met het feit, dat de jongens eerst naar Duitschland en later via België naar Spanje wilden gaan, zyn bei den in een leegstaand pand te Rotterdam gearresteerd, wegens eenige overtredingen, gepleegd te Rotterdam en Arnhem. Donderdagavond zag een surveilleerend agent van politie in de buurt van den» Randweg twee jongens, die op nogal vreemde wijze rondschar relden. Toen zij den agent zagen, gingen zij aan den haal, doch na een korte achtervolging slaagde de agent er in, hen aan te houden. Na aanvankelijk gewillig te zijn meegegaan, sloegen zjj plotseling vlak bij het politiebureau op de vlucht, zoodat de agent opnieuw de achtervol ging inzette. Thans kon hy er slechts een te pakken krygen. Weer ging de tocht bureau- waarts en weer slaagde de arrestant er in, in de nabyheid van het bureau te ontkomen. De agent loste een schot in de lucht, doch daar bleef het bij. Ook deze jongeman wist te ontkomen. Het adres van een der jongens was echter by de politie bekend. Een agent vervoegde zich aan de ouderlyke woning, waar hij van den vader vernam, dat de zoon des huizes, de 19-jarige koperslager C. P. K. en diens vriend, de 18- jarige behanger C. P. van T. even tevoren een tent hadden gehaald en waren verdwShen. Dit was het begin van het avontuur. K. beschikte over een eigen fiets. Van T. leende er zoolang een van zyn zuster. In de Brielschelaan zal hy een heerenrijwiel staan, dat hem beter beviel. Dus verwisselde hij de damesfiets voor een heerenrywiel. Het tweetal toog via Utrecht naar Cleef, waar zy de Duit- sche grens wilden passeeren. Hiervan kwamen zij echter terug, aangezien slechts een der beide wereldreizigers over een pas beschikte. Zij besloten daarom terug te keeren naar Arnhem, waar Van T. andermaal een fiets ont dekte, mooier dan zijn „eigen" rijwiel. De jon geman paste dus weer het systeem van inruiling toe. Nu het trappen zoo makkelyk ging, verlangde ook de maag haar rechten: uit een bakkerswa gen voorzagen de jongelui zich van brood, uit een melkwagen eigenden zij zich wat boter toe. Aldus gesterkt, besloten zy via België naar Spanje te trekken, maar ook dit plan lieten zij tenslotte in verband met de bekende pas moeilijkheden varen. Zij keerden in arren moede naar Rotterdam terug, waar zy hun intrek in een leegstaand pand aan de Zuidpolderstraat namen. Hier wer den zy door een zuster van Van T. ontdekt. De beide ondernemende jongelui zyn in het bureau Sandelingplein ingesloten. Maandagavond omstreeks half zeven is te Enspyk op den nieuwen rijksweg 's Hertogen boschAmsterdam het vijfjarig zoontje van de familie J. I., dat langs den drukken weg speelde en daarby plotseling den weg overstak, door een bestelauto, die in de richting Utrecht reed, ge grepen. De knaap was vrijwel op slag dood. De chauffeur trachtte nog een aanryding te voor komen, maar mocht hierin niet meer slagen Het lijkje van den jongen is naar de op 500 meter van de plek van het ongeluk gelegen ouderlyke woning vervoerd. De auto werd voor onderzoek in beslag ge nomen Zaterdagmiddag klom het vyf-jarig zoontje van den tuinder N. van G., wonende te Noord- Het Nationaal Zeemansfonds schryft ons: Het is bekend, dat de Nederlandsche zeeman gedurende den wereldoorlog 19141918 is blijven varen en dat zoodoende ons land en ons volk in bezit zijn gebleven van voedsel, visch en grond stoffen voor de industrie. Op de scheepvaart onder andere dan Nederlandsche vlag viel in die jaren voor Holland niet te rekenen, want slechts 30 pet. van het havenbezoek gedurende den oorlog had plaats onder vreemde vlag, tegen anders ruim 75 pet. Onze zeelieden zyn him plicht blyven doen, zoo lang het mogelijk was en hoewel spoedig na het intreden van den oorlogstoestand bleek, dat het risico ter zee heel anders werd dan men vooraf had gedacht. Immers reeds twintig dagen na het uitbreken van den oorlog lieten 2^ Nederlandsche zeelieden hun leven by het ver loren gaan van twee Nederlandsche handels schepen, en een paar maanden later 16 Nederlandsche visscherslieden, toen in het ge zicht van de kust hun schip door mijnontplof- fing in de lucht vloog. In het geheel heeft Nederland gedurende den oorlog niet minder dan 1189 zeelieden en visscherslieden verloren, door oorzaken in den oorlog gelegen. Zouden dergelyke rampen en omstandigheden in staat zyn geweest andere categorieën van menschen af te schrikken, de Nederlandsche zeeman bleef zyn plicht doen, bleef zorgen voor de verbinding van het moederland met de koloniën in Oost en West, bleef zorgen voor den aanvoer van voedsel, visch en grondstoffen, en hy toonde later zooveel vaderlandsliefde, dat hy hooghartig weigerde het nationale dun doek neer te halen, toen zyn schepen werden gerequireerd en in den vreemde door overmacht in beslag genomen. Het dagelyksch brood moest in den vorm van tarwe, rogge en meel van overzee worden aan gevoerd. Daarnevens denken wy aan andere voedingsmidelen, als visch, ryst, gerst, maïs, peulvruchten en zaden, aan genotmiddelen, als cacao, koffie, thee, tabak en speceryen, aan veevoeder, als haver en lynkoek, aan kunstmest voor den landbouw, aan grondstoffen als steen kolen, petroleum, benzine, hout, rubber, balata, asphalt, gom, copra, olie, huiden, jute, katoen, wol, cellulose, verfstoffen, ertsen en metalen. Ons volksbestaan was toen Vel afhankelijk van de aankomst van zeeschepen en in hooge mate leefde men toen met den zeeman mee. Algemeen erkende men zyn groote verdiensten. Om de nabestaande der oorlogsslachtoffers ter zee te steunen en de zeelieden zeiven, in dien later de nood aan den man mocht komen, is in 1918 Het Nationaal Zeemansfonds ge sticht, met hulp in geld van het Vorsteiyk Huis, de Regeering, de groote Stoomvaartmaatschap- pyen en particulieren. Met dankbaarheid moet worden erkend, dat het fonds sedert zyn stich ting voortdurend nuttig werk gedaan en ver lichting van zorg gebracht heeft in de huisge zinnen der nabestaanden, maar voor steun komen zich thans meer en meer melden de zee lieden, die zeiven gedurende den oorlog zijn blyven varen. Er is een aantal dier zeelieden gesteund kun nen worden, een ander deel heeft gehoopt, nog arbeid te zullen vinden by het opleven van den algemeenen bedrijfstoestand. Nu die hoop defini tief onverwezenlykt is gebleven, wordt de druk op ons fonds grooter. Wegens gebrek aan mid delen kunnen wy niet meer doen dan wij doen; de nabestaanden zyn geholpen, de zeevaarders uit den oorlogstijd zeiven komen nu te kort. Nederlanders, deze toestand mag zoo niet blijven. Wij verzoeken u ons te steunen, met een gift ineens, met een jaarlyksche bydrage. (Ons gironummer is 14812, ons adres Jozef Israëls- plein 5, Den Haag). Wy allen, Nederlanders hier, in Oost en West en in den vreemde, wy zyn den zeelieden uit den oorlog dank verschuldigd. Aan ons hebben zy beter verdiend dan een kommervollen ouden dag, want toen het er op aankwam, hebben zij aangepakt en hun plicht gedaan onder in de wereldgeschiedenis tot toen ongekend gevaar lijke omstandigheden van strooimynen, mijn- versperringen, gedoofde kustvuren, beschieting en meedoogenlooze duikbootactie. Laten wy nu niet minder zyn dan de zeelieden uit die dagen en ook aanpakken en onzen plicht doen. Het is nog altijd een eereschuld, waaraan wy hebben te voldoen. wijkerhout, ongemerkt op de treeplank van een stilstaanden zwaren bloemenauto van den heer M. L. uit Rynsburg. Zonder dat de be stuurder het kind gewaar werd reed hy weg. Een vyftigtal meters verder hoorde hy een kreet van een meisje, dat den jongen in zyn gevaarlijke positie zag. De bestuurder remde onmiddellyk, doch juist op dat oogenblik viel de jongen van de treeplank, vóór een der dub bele achterwielen, dat hem over het hoofd ging. Het jongetje was terstond dood. De 39-jarige chauffeur C. uit Amsterdam, die Maandagmorgen by de autobotsing op den nieu wen rijksweg te Overschie ernstige kwetsuren opliep, is Maandagmiddag in het ziekenhuis aan den Coolsingel te Rotterdam aan zyn verwon dingen overleden. De toestand van de andere gewonden was redelyk wel 35 >,Ja, ziet u," zei hy me eens, „die gummi jas heeft me eens iemand in de stad, toen ik toe- aliig niet heelemaal nuchter was, voor een «lof sommetje aangesmeerd. Moet de jas nu het heele jaar door in de kast hangen, verschrom pelen, en scheuren .krijgen? Als ik ze by regen- 'eer op het land aantrek, lachen de menschen *Pe uit. Zie je, daarom gebruik ik ze maar als jmweersjas. Nietwaar: gummi isoleert. Er kan me in die jas dus niets gebeuren." Hij lachte. <.Ja, en ziet u, als het eens ergens inslaat berekening van één persoon op het kwart- jbillioen komt misschien uit voor heel Duitsch- ahd, maar zeker niet procentsgewijze voor ons ''ouddal als het hier dus eens ergens inslaat, "an ben je direct by de hand en kun je ingry- Pen.» Vorigen Dinsdag weer blakende zonnesehyn. was tot 's middags zes uur in het woud ge lest; er hing zoo'n. vochtige warmte, en de 'Icgenplaag was zoo hinderiyk, dat ik niets van het „koele lommer" gewaaY werd, dat de dich- tydens „den heeten zomertyd" zoo byzon- der pryzen. De lucht stond tusschen de boomen als de vuurhitte tusschen de wanden van een bak-oven. Ik ben altijd bly, als ik op het open veld kom. Daar was wel geen schaduw, maar er hangt toch een vrije, eenigszins bewogen lucht. Vader woud heeft gedurende den zomer geen koel hart. Ik heb nog zeven keer bij het oogsten gehol pen, de achtste maal werd ik afgewezen. Hoffe- lyk en glimlachend, maar toch eenigszins be schamend. De menschen vertrouwen noch myn spieren, noch myn uithoudingsvermogen, noch mijn handigheid. Een boer zei me ronduit: „Alle respect voor uw goeden wil, mynheer Hubertus, die doet 'n mensch echt pleizier. Maar van landarbeid hebt u geen verstand. En dan, als u meehelpt, staan de knechten en meiden te gapen en domme grappen te maken en dat houdt meer op dan dat het voordeel oplevert." Sedert deze uitspraak luier ik weer met een gerust geweten. Vorigen Dinsdag-had ik een grooten tocht ge maakt en na uren ronddolen was ik weer op den terugweg. Ik naderde de hut bij het moeras van de bergzijde. Ik teerde van de proviand in mijn rugzak. Laat in den middag strekte ik mij uit op een open plek. Zooals vrouw Sturz schrik heeft voor onweer, zoo heb ik een byna zieke- lyken angst voor adders. Vóór ik in het bosch op den grond ga liggen, klop ik eerst met een stok den heelen omtrek af. Ik ken op den heelen aardbodem niets zoo ontzettends, niets waarvan ik lichamelyk en spychisch zoo'n afkeer heb, als zoo'n slang. Moe en afgemat lag ik tusschen de heide struiken. Wilde byen zoemden hun heete honig- liederen. Een gevoel van groote eenzaamheid overmeesterde my, en ik had er spyt van, dat ik myn honden niet had meegenomen. Ik had kunnen doorloopen en begryp thans nog niet wat my toen eigeniyk zoo langen tyd aan die eenzame plek, waar ik zelfs geen uitzicht had, gebonden hield. Ik lag er meer dan een uur. Plotseling kraakte en ritselde het achter me. Mijn oude angst voor slangen ontwaakte onmid dellyk, ik sprong overeind en keerde me om. Ik stiet een kreet uit. Voor mij stond Emil Bönisch. De voortvluchtige. Hij schrok even hevig als ik. We verbleekten beiden, stotterden en stamelden. „Emil Bönischwaarkomt u Hy slaakte een kreet en balde zyn vuisten. „U mag niet weten, dat ik hier benu mag het tegen niemand zeggen!.... Ik waarschuw u, als u Hy keerde zich om. „Emil, blyf.... spreek met my!" „Neen! Neen! Neen!" Wild stootte hy dat uit en rende toen weg. Ik probeerde hem te volgen, maar hy was spoor loos verdwenen. Ik voelde me yskoud worden. „Waarwaar is myn hoed?" Ik duizelde, terwyl ik zoo tegen mezelf sprak. Ik vond m'n hoed en bereikte eindelijk den hoofdweg. Daar begon ik te loopen alsof ik ach tervolgd werd, alsof een moordenaar me op de hielen zat. Weldra was ik bij de moerashut. Ik schrok er van als van een roovershol. Het hek- sengezicht van de oude vrouw Krügel verscheen voor het raam en verdween weer onmiddellijk. Den weg naar het dorp legde ik grootendeels op een draf af. Ik moest iemand spreken. Wien? Balthassar Was ergens qp het land. Dus snelde ik naar de school. Ik smeekte Erica Isenloh, my een eindweegs te vergezellen, daar ik haar iets te vertellen had. Dit meisje was in werkelijkheid reeds myn levensgezellin; ik had de dringende behoefte haar van al mijn belang- ryke ervaringen mededeeling te doen. „Hebt u hem werkelijk gezien?" vroeg ze vér- schrikt. „Ik heb hem zelfs gesproken. Het was ontzet tend, omdat het zoo onverwachts gebeurde." „U ziet bleek, ondanks de warmte. We moeten over het geval nadenken." „Zeg eens, Erica, waarom zwerft hy hier plot seling rond?" „Uit heimwee of „Omdat zyn misdaad hem hierheen dryft." „Of om beide redenen." „Ja, wij moeten het Balthassar melden. Emil Bönisch' aanhouding is verzocht. Eindelyk komt er dan licht in deze zaak. We moeten het ook doen omwille van den ouden Krügel." Wy begaven ons naar het landgoed en verna men, dat Balthassar op het gersteveld was. Vrouw Schubert, de huishoudster, was beleefd genoeg om ons uit te noodigen, in den tuin plaats te nemen; zy zou dadelyk een boodschap naar mijnheer Balthassar sturen. Op een blaadje van een notitieboekje schreef ik: „Juffrouw Isenloh en ik moeten u dadelyk in zeer dringende aangelegenheid spreken. Komt u alstublieft naar huis. Wy wachten in uw tuin. Hubertus." Een stevig meisje vertrok als bode en kwam na een half uur druipend van zweet terugge draaid. Zij bracht als antwoord eveneens een notitieblaadje mee. „De dringendste aangelegenheid is nu de ger- steoogst, aangezien het vanavond weer gaat re genen. Laat u zich door vrouw Schubert een kouden bowl schenken. Zoodra het regent, kom ik. Balthassar." Naar het veld dus. Jammer van het halve uur, dat we verloren hadden. Reeds van verre hoor den we Balthassar's machtige commando-stem. Hy zag ons, doch kwam ons nog geen tien stap pen tegemoet en liet zich absoluut niet storen. Ik ging naar hem toe, en daar er arbeiders in de buurt waren, fluisterde ik hem in het oor: „Emil Bönisch is in de omgeving opgedoken." Hij keek me verbijsterd aan en trok me ter- zyde. „U heb waarschynlyk een zonnesteek opgeloo- pen?" „Ik heb hem niet alleen gezien, maar ook ge sproken." „Wat zoekt hy hier?" „Dat weet ik niet. Hij schrok geweldig, toen we elkaar ontmoetten en toen ik hemaansprak, vluchtte hy." „Verdraaid nog toe, en dat juist terwyl ik met de gerst bezig ben. Wat te doen? De oogst kan evenmin uitstel lyden als die misdaad. Ik blijf hier op het land en u gaat oogenblikkelyk te rug; u belt de politie op en vertelt alles, wat u weet. Begrepen?" „Jawel; maar ik zou toch liever hebben ge zien...." „Lieve koekjes bakken we niet. Ik verzoek u geen moment meer te wachten." „Ik ga al." Hij keerde zich weer naar zyn arbeiders. „Emil Bönisch," brulde hy, „ik bedoel, ik wilde natuurlijk zeggen, Max Seidel, ga met den wa gen meer naar rechts!" Erica Isenloh en ik haastten ons terug. De ar beiders keken ons nieuwsgierig na en Balthassar raasde en donderde om zijn vergissing te ver doezelen. Nog voor we het dorp hadden bereikt, kwam ons een ruiter achterop gedraafdBalthassar op een ongezadeld ploegpaard. „Ik telefoneer toch liever zelf. Vogt moet toezicht houden bij de gerst." Daarop namen we plaats in den tuin en over legden. ,Zoo, en wat moeten we nu het eerst doen? vroeg Balthassar. jlet bosch afzoeken" opperde Erica. Balthassar lachte. „Heel goed! En misschien stuurt de keizer wel twee legercorpsen om één vierkante myi van het bosch af te snuffelen." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 3