VERHOUDINGEN IN SPANJE
Tid m:maal van den dag
H'
De avonturen van Stan en Pol
i
JACHTSEIZOEN
GELUK
Grande, boer, katholiek
en anarchist
PAS OP DIE JAS!
ZATERDAG 28 AUGUSTUS 1937
De Missies, in Ned.
Oost-Indië
Een nieuwe Congregatie
Op het
nippertje
NAAR HET
ENCELSCH
In het laatste Juli-nummer van „America"
vonden wij een merkwaardige beschouwing
van de hand van Mrs. Aileen O'Brien. Deze
werd geboren in Amerika, maar ontving een
Europeesche opvoeding. Te Fribourg (Zwits.) or
ganiseerde zij de Pro Deo Actie om het Russische
Comumnisme te bestrijden, en deze ontving al
spoedig een aanbeveling van den regeerenden
Paus. In het afgeloopen jaar verbleef zij in
Spanje namens het Iersche Christelijke Front.
Haar artikel geeft blijk van een fijnen kijk op
de Spaansche psychologie, en opent verrassende
perspectieven op de mogelijke toekomst van een
herboren Spanje.
„Op een avond aldus haar relaas zaten
wij in de rookzaal van Gran Hotel te Salamanca.
Daar waren aanwezig leden van Franco's gene-
ralen staf, enkele van zijn Ministers en vrijwil
ligers, die van het front waren teruggekeerd, en
met hun lange haar en baarden, hun gebruinde
magere gezichten en him mantels met een groot
scharlaken kruis op de borst, deden denken aan
figuren uit de Annalen van den Cid.
Ook was er een Engelschman, die gebroken
Spaansch sprak.
„Er is een bericht, dat de hertogin van X. te
Madrid- is gefusilleerd," vertelde een der aanwe
zigen.
„Wat vreeselijk," murmelde de Engelschman
op medelijdenden toon.
En der Spanjaarden keek hem aan en zei:
„Als die daar haar niet hadden gefusilleerd
dan hadden wij 't gedaan. Maar ik ben blij, dat
de Rooden dat karweitje opknapten."
„Waarom dan?" vroeg de verbaasde Brit.
„zy spienneerde voor de Rooden al lang vóór
de stryd begon, en ging er mee door toen deze
aan den gang was. Maar het schynt, dat zy nu
haar diensten had verricht."
„Juist, ik begrijp het. Inderdaad vreeselijk!"
De Spanjaard glimlachte, maar zijn gezicht
verried een vreemde spanning:
„Ik zou haar hebben neergeschoten, niet als
spion, maar omdat zij als solodanseres een tango
liet zien in een nachtclub te Madrid."
Zijn gelaat, gewoonlijk vriendelijk en opge
wekt, vertoonde thans een meedoogenloos stren
gen trek. De Engelschman liet een onderdrukten
kreet hooren en, aangezien ik de eenige andere
vreemdeling in het gezelschap was, wendde ik
mij tot hem om uitleg te vragen; maar na een
blik op zyn gelaat te hebben geworpen zuchtte
ik maar eens en zweeg. Het was nutteloos iets
te zeggen.
Tafereelen als dit speelden zich dagelijks
af, en eiken dag bemerkte ik dat de taak om
aan vreemdelingen nader inzicht in Spanje te
geven een hopelooze was. Spanje is iets wat nie
mand, die niet tusschen Spanjaarden werd op
gevoed, ooit ten volle begrijpen kan. De woor
den, die den Engelschman zoo hadden ontsteld,
waren voor my volkomen duidelijk; meer nog: ik
was het er geheel mee eens. Maar ik was dan ook
opgevoed onder een Spaansch regime, en mijn
eerste normen waren Spaansche nonnen, die ge
heel verschillend waren van die uit andere lan
den. Ik was vele jaren in andere landen geweest,
en als Amerikaansche met Iersch bloed kon ik
mij des te beter voorstellen, waarom Spanje door
zulk een afgrond van de andere naties wordt ge
scheiden.
Spanje is altijd van de rest der wereld afge
scheiden geweest. Sommigen denken, dat dit een
nadeel was; maar voor hen, die Spanje werke
lijk kennen, zyn geschiedenis en literatuur, zijn
heiligen en zondaren, kan niets wat de rest der
wereld te bieden heeft opwegen tegen een ver
zwakking van de mannelijke, zoo levensechte
„Spaanschheid" van het schiereiland. Spanje
vroeg niets aan andere landen omdat het zich
zelf volkomen genoeg was. Uit een economisch
oogpunt bezien is het een van Europa's rykste
landen, ofschoon zyn rijkdommen nooit ten volle
benut zijn. Vanuit een litterair en artistiek oog
punt ligt het wezen der grootheid van Spanje
juist in de onverminkte „Spaanschheid" van
zijn groote kunstenaars. Op sociaal gebied was
zijn levensvisie volkomen Katholiek, dank zij
hun, die als tygers gevochten hadden om de
geestelyke ongereptheid der natie te bewaren
tegenover alle mogelijke ketterij, zij mochten
dan zooals het Protestantisme van buiten
komen, of uit het land zelf.
De Inquisitie vormde geen ^noodzakelijk be
standdeel van de Spaansche Kerk, maar van den
Staat. Zij werd in stand gehouden door staats
lieden tegen de oppositie van geestelijken in,
omdat het staatsgezag gebaseerd was op het
Katholicisme van het volk dat, door zyn realis
tische geesteshouding, zich alleen wilde buigen
voor iets, dat eeuwig en werkehjk was, zoo
eeuwig als het zelf was en zoo reëel als de pro
blemen, die zij onder de oogen moesten zien;
voor iets, dat hun logische Latijnsche geest
hen dwong om te aanvaarden als iets dat uit
gesproken hooger stond en sterker was dan hun
eigen trotsche individualisme. Alleen het Ka
tholicisme bood dit alles aan. Met groote wijs
heid benutte de Kerk de Spaansche deugden van
werkelijkheidszin en logica om dit individua
lisme te bestrijden, dat tot anarchie kon voeren,
de aangeboren edelmoedigheid van den Span
jaard om zyn wreedheid te overwinnen en zyn
volkomen toewijding om een levensnorm te ge
ven, welke de Spaansche trots zou trachten te
bereiken of te overtreffen.
Het gezegde, dat een Spanjaard óf een Anar
chist óf een Monarchist moet zyn, is zeer waar.
En hier herinner ik aan de woorden, die den
Brit te Salamanca zoo ontstelden. Waarom zou
de hertogin worden neergeschoten, omdat zij als
solo-danseres een tango liet zien in een nacht
club te Madrid? De nachtclubs zijn vol girls, die
den tango, de jota, de sevillana dansen. Waarom
pleegde de hertogin verraad door dit ook te
doen?
Het was verraad omdat het, evenals de ketterij,
den Spaan§chen staat ondermijnde. De Spanjaard
is in zooverre een democraat, dat een boer een
markies kan aanspreken met „jij" en „jou". Zijn
meeningen zijn evenveel waard als die van den
markies. Hij gehoorzaamt aan den markies, en
boven den markies aan den koning, alleen omdat
zij hun recht om te worden gehoorzaamd van
God ontvingen. Maar, zooals hij den koning
gehoorzaamt, en het hem niet vrij staat om an
ders te handelen, zoo is ook de koning verplicht-
om te bevelen. De koning moet bevelen, en de
boer moet gehoorzamen, omdat dit de wil van
God is.
Er is een Spaansch gezegde in omloop:
„De grande zetelt op zijn burcht en ik ver
maak mij in de herberg." Omdat God den
grande boven den gewonen man stelde, heeft hij
zich te richten naar een hoogeren levensstan
daard. En de grande beantwoordde daaraan, vele
eeuwen lang. Hij leidde een streng leven, was
geleerd en vroom en nam onder geen omstan
digheden deel aan die spontane, luidruchtige en
zoo echt aantrekkelijke volksfeesten. Deze ge
dragslijn werd zoo strikt gehandhaafd, dat
vreemdelingen het hofleven te Madrid niet kon
den verduren, noch dat van den grande en zijn
somber kasteel, dat boven op een bergtop ver
rees of op de uitgestrekte, door weer en wind
geteisterde, vlakte was gebouwd. Het voordeel,
dat de grande hiervoor genoot, was dat de vroo-
lijke en gelukkige lagere klassen der samenleving
hem een onwankelbare trouw en gehoorzaamheid
betoonden.
Zoolang Spanje van de rest van Europa ge-
isoleerd bleef was dit stelsel goed en bracht het
Spanje van den bloeityd voort. Maar kort na
de Fransche revolutie en vooral na de Napoleon
tische oorlogen, begonnen de vreemde invloeden
door de Pyreneeën te siepelen en de structuur
der Spaansche samenleving te verzwakken. De
invloed van een aantal landen, die om de men
seden gelyk te maken hen allen kleedt in
costuums van blauwe stof, kon niet lang worden
tegengegaan zonder een sterken, wyzen en
rechtvaardigen koning, die het uiterlijk van zyn
Een prima reflector en een wit achter-
spatbord op uw fiets baten niet als er
zoo iets gebeurt! (U weet toch, dat die
witte achterspatborden ook overdag
verplicht zijn?!)
huis zou kunnen veranderen zonder de grond
slagen in gevaar te brengen. Slechts een gees
telijke vernieuwing zou Spanje hebben kunnen
redden; maar samen met nieuwe zeden in klee
ding en omgangsvormen, sloop de Vrijmetselarij
binnen. De verzwakkende invloeden tastten de
aristocratie aan, en langzamerhand verlieten de
grandes hun burchten en zochten de herberg op,
waar zy eerst werden ontvangen met verbazing,
later met terughoudendheid en ten slotte met
minachting. Als de grande niet langer sterk ge
noeg bleek te zijn om een leven te leiden, dat te
streng was voor den herberg-bezoeker, waarom
zou de herbergbezoeker dan nog tegen hem op
zien? De koning liet toe, dat zijn persoonlijk le
ven zich vermengde met het openbare; hij ver
maakte zich, reisde en klonk met iedereen. Hij
trad niet meer op met de waardigheid van
iemand, die dc-or God is aangewezen om te re-
geeren."
Aileen O'Brien wijst er dan op, dat deze ver
anderingen den invloed van het anarchisme ver
sterkten. t>it laatste is een echt Spaansch ver
schijnsel, terwyl socialisme en communisme veel
meer als import dienen te worden beschouwd.
Verder geeft zij de volgende beschouwingen aan
gaande de toekomst van dit land, dat een tijd
lang aan zijn eigen karakterfouten zwaar ver
ziekt is geworden, maar waar ook gelukkig nog
genoeg herstellende, opbouwende krachten aan
wezig blijken te zijn.
„De tegenwoordige oorlog heeft er in sterke
mate toe bijgedragen om de kloof te overbrug
gen, die tusschen aristocratie en volk was ont
staan. Het opvallend groote getal der jonge
aristocraten, die op het slagveld vielen, heeft de
beroering van het volk weerlegd, dat zij tot niets
nut waren; terwijl de tegenwoordige opstand van
duizenden boeren en werklieden, die bereid zijn
om hun geloof en hun land te verdedigen óók
nadat de grandes beide gedurende zoovele jaren
in discrediet hadden gebracht, een les bevatte
die de adel niet vergeten zal. Beide partijen
hebben mij dat zelf bekend. Zij hebben mij ook
verteld, dat zy niet vechten voor een of ander
politiek stelsel, maar voor het behoud en de
versterking van het eenige fundament, dat in
staat is om den opbouw van 'n Spaanschen staat
mogelijk te maken: het Katholicisme.
De oude structuur van den Spaanschen Staat
kan om vele redenen niet hersteld worden; één
daarvan is dat het Spanje van morgen voor een
groot deel zal bestaan uit die Communisten,
Socialisten en vooral Anarchisten, die uit de
structuurgebreken ontstonden, en het gebouw
ten slotte deden instorten. Alleen de opvoeding
tot beter zal hen weer den godsdienst kunnen
doen aanvaarden, welken zij, als een deel van het
oude Spanje dat zij haatten, hebben willen ver
nietigen; de godsdienst die, naar de woorden
van Pepe Diaz, algemeen secretaris der Com
munistische Partij, niet bestaat en nooit
meer bestaan zalomdat de wapenen zich in
de juiste handen bevinden."
Het aspect van de Kerk, die in Spanje weer
een leidende rol te vervullen krijgt, zal eerder
gekenmerkt zijn door sociale rechtvaardigheid
dan door een streng hiërarchisch gezag.
Maar, juist zooals de leiders uit Valencia om
Spanje te kunnen vernietigen verplicht waren
om eerst de Kerk te vernietigen, zijn die uit
Franco's kamp verplicht geweest om de Kerk te
herstellen om Spanje te kunnen herstellen. De
burgeroorlog werd voorspeld door Azana zelf
toen deze in 1931 zeide: „Sinds de laatste eeuw
heeft het kapitalisme opgehouden de uitdruk
king en gids van het Spaansche denken te
zijnSpanje heeft vandaag opgehouden Ka
tholiek te zijn." Dit waren de woorden, welke
Spanje verdeelden in twee geheel verschillende
kampen, en de mannen en vrouwen bijeen
brachten, die wisten dat, wanneer Azana's woor
den de waarheid bevatten, Spanje het eenige al
ternatief: dat der anarchie, zou moeten onder
gaan.
Het land onderging dit en worstelt zich thans
omhoog vanuit een strijd op leven en dood tus
schen hen wier strijdkreet luidt: ,,Levö Christus
Koning! Leve Spanje!" en hen wier kreet luidt:
„Weg met Spanje! Weg met Christus! Levé Rus
land!" Beide heb ik in Spanje gehoord, en mU
schijnen zij beide volkomen logisch te zijn: de
uitdrukking van Spaansche beginselvastheid,
dezelfde waarvan vreemdelingen, die over Spanje
schrijven of spreken, het bestaan ontkennen,
omdat zy haar niet begrijpen kunnen."
Hllllllllllllllll
IIIIIIIIIIIIIIIUÊ
Hoera! Het jachtseizoen is daar!
s Hu wordt er weer gevild!
Men jaagt op koper in het groot,
Men jaagt op blinkend wild!
De jacht is scherp, de jacht is fel,
De jacht is dikwijls wreed,
Men is belust op 't beestje, dat.
Belastingplaatje heet-
Wie in 't bezit van zulk een ding
Een jaar te leven hoopt,
Die merkt tot zijne schade vaak
Dat iemand heeft gestroopt.
Wanneer g' een rijwielplaatje hebt,
s Kijkt dan terdege uit,
Want rijwielplaatjes zijn nog steeds
s Voor velen grage buit;
Maar als ge soms géén plaatje hebt
Wordt er op gejaagd;
Dan staat er onverwachts zoo'n man,
Die onbarmhartig vraagt
Zoo heeft een mensch geen leven meer, =j
't Gevaar is nooit voorbij,
öf op zijn plaatje, öf op hèm
Is 't jagen altijd vrij!
1 HERMAN KRAMER
illllllUlllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllrH
Zondagmiddag had in het Moederhuis der
Eerw. Missiezusters van het Kostbaar
Bloed het plechtig afscheid plaats van
twintig Missiezusters voor onderscheiden Mis
siën, waarin deze congregatie werkzaam is:
Belgisch Congo, Zuid-Afrika, Oost-Afrika, Rho
desia, terwijl vijf Zusters voor het eerst werden
uitgezonden naar de Missie der Paters Carme-
lieten in Oost-Java en Madoera met speciale
bestemming voor Soenemep, waar in het begin
der volgende maand de eerste vaste Missie
statie op het eiland Madoera door de Paters
Carmelieten zal worden gesticht. Tot nu toe
werd het groote eiland door de Paters in ge
regelde dienstreizen bezocht.
In de Apostolische Prefectuur van Malang
zijn thans reeds de Zusters Ursulinen, de Zus
ters van Onze Lieve Vrouw van Amersfoort,
de Zusters van de Moeder van Barmhartigheid
van Boxmeer en de Zusters van het Arme Kind
Jezus van Simpelveld benevens de Broeders van
het St. Gregoriushuis van Utrecht werkzaam.
De toetreding van de Missiezusters van het
Kostbaar Bloed van Beek en Donk beteekent
voor de Missie van de Paters Carmelieten een
groote aanwinst, meer in het bijzonder voor
hun werkzaamheid op het eiland Madoera, dat
door den aard der bevolking zoowel als om
het klimaat een der moeilijkste van het hun
toevertrouwde gebied moet worden genoemd.
De Congregatie van de Missiezusters van het
Kostbaar Bloed werd in 1885 door den Cis ter -
cienser-Abt Franz Pfanner in Mmannhill in
Zuid-Afrika gesticht en vierde voor twee jaar
het gouden feest van haar bestaan. Te dier
gelegenheid mocht zy van Z. H. den Paus en
den Kardinaal-Prefect der Propaganda Fide als
mede van tal van Bisschoppen, Apostolische Vi
carissen en Apostolische Prefecten de meest
waardeerende getuigenissen ontvangen. Zyne
Eminentie Kardinaal Fumasoni Biondi noemde
haar werkzaamheid vooral in opvoeding en
onderwys en in de ziekenverpleging „benijdens
waard".
Het terrein harer werkzaamheid ligt voor-
et knappe gezicht van den jongen Oos-
tenrykschen luitenant Heinz Dohrmann
stond stroef en was lykbleek. De ontstel
lende gebeurtenissen van de laatste dagen, die
het Oostenrijksche leger genoopt hadden ook
de Wereschics-linie op te geven en zich verder
terug te trekken, hadden hun moreelen nasleep.
De uitgeputte manschappen hebben zich tot het
gehucht Jaworow kunnen voortslepen, toen
konden ze niet verder. Op de plek, waar ze in
ongeordende rijen stil hielden, zijn ze als een
blok neergevallen. Slapen doen ze'nu, rustig en
vast, dwars door en bijkans over elkaar. Eens
klaps hoort luitenant Dohrmann paardenge
trappel, dat steeds nader komt. Het blykt een
cavalerie-patrouille te zijn, die zich spoorslags
bij den bevelvoerenden overste meldt. De op
dracht yan den generalen staf is kort en dui
delijk: „Bij het aanbreken van den dag zal het
regiment de vijftien K.M. Westwaarts gelegen
hoogten van Krakowics bezetten en daar na
dere bevelen afwachten. De situatie is uiterst
precair. Sterke Russische eenheden hebben de
achtervolging ingezet."
In de commando-tent beraden de officieren
over de te nemen maatregelen. De grootste
moeilijkheid berokkent de regimentstrein. De
brug over het nabij-stroomende riviertje is door
het hooge water vernield. Deze moet in den
kortst mogelyken tijd hersteld worden, want
het verlies van fourage en munitie staat gelyk
aan zich overgeven aan de genade van den
vyand.
Terwyl by het eerste ochtendgloren het regi
ment zich marschvaardig maakt, is luitenant
Dohrmann met vijftig soldaten naar. het rivier
tje getrokken. Eerst laat hy de noodige voor
zorgsmaatregelen nemen om tegen een onver-
hoedschen aanval gevrijwaard te zijn. Dan wor
den lange palen en zware balken uit de puin-
hoopen aangesleept en beginnen zij in een over
haast tempo de herstellingswerkzaamheden.
Het liet zich aanzien dat over een goed uur
tje alle zestig wagens naar den overkant en dus
in veiligheid konden worden gebracht.
Luitenant Dohrmann heeft zich inmiddels bij
de manschappen gevoegd, die vanuit een voor'
uitgeschoven post de omgeving nauwlettend ob
serveerden. Nauwelijks is hij daar aangekomen,
of een patrouille rapporteert, dat Russische
cavalerie in aantocht is. Inderdaad vertoonen
zich na eenige oogenblikken de ruige kozakken-
typen.
„Mannen," fluistert luitenant Dohrmann, „ik
wil dat troepje opvangen en ze zonder te schie
ten onschadelyk maken. Niemand lost dus een
schot voor ik daartoe het bevel heb gegeven:
Weest op je hoede en houdt je gedekt!"
Op hun kleine paarden komen de kozakken
vlug naderbij. Zich van geen gevaar bewust,
naderden de vier mannen, onder commando
van een officier, de plek, waar de Oostenrykers
in hinderlaag liggen. Als zy temidden van hun
namelijk in Afrika, maar zy hebben gaarne deze
gelegenheid aangegrepen om deze ook naar de
Nederl. Koloniën uit te breiden.
Het Moederhuis, dat de eerste jaren in Zuid-
Afrika was, werd in het begin dezer eeuw"
verlegd naar Aarle-Rixtel (Post: Beek en
Donk). De congregatie, oorspronkelijk een
Duitsche instelling, heeft vele huizen in
Duitschland en Oostenrijk, doch heeft er ge
leidelijk ook vele in Nederland gekregen, n.l.
behalve het Moederhuis te Aarle-Rixtel: Tien-
ray, Rijkevoort, Horst, Heerlen, Heidonk, Eind
hoven, Horn en Eygelshoven. Een Nederlandsch
Noviciaat is gevestigd in het klooster te Tien-
ray.
De vijf Zusters, thans voor de statie van Soe
nemep aangewezen zijn: de Eerw. Móeder Luisa,
Zr. Helenus, Zr. Gunthildis, Zr. Juventia en
Zr. Wilfride.
Het ligt in de bedoeling te Soenemep een
Hollandsch-Indisehe en daarna een Chineesche
school te openen.
Stan wipte vlug mee naar binnen. Hij had een benauwd
minuutje meegemaakt en moest eerst een beetje op streek
komen. Tusschen de voeten van den meester sloop hy naar de
eerste bank, waar een plaatsje vry was en zette zich daar neer
op de vensterplank.
Meester was bezig met de sommen op het bord te schrijven.
„Begin jullie maar vast," zei hy. Vlug vloog het krijtje op en
neer. Opeens gleed het uit meester's hand op den grond. Als de
wind pakte Stan het op en verstopte het.
Meester bukte zich om het op te rapen, maar kon het natuur-
lyk nergens vinden. Hij kreeg er een rood hoofd van. Ook in het
bakje was geen krijt. „Kom, meisjes," zei hy, „zoek jullie even
mee." Maar ook de meisjes vonden natuurlyk niets. De meester
moest op ander krijt uit.
belagers zijn, springt luitenant Dohrmann eens
klaps naar voren, op den voet gevolgd door zijn
getrouwen. Zijn kort „Halt"-commando veroor
zaakt een moment van verwarring, die den
Russen noodlottig is. Stevige handen grijpen
hen vast, sleuren hen van de paarden en wer
pen hun wapenen op een hoop. Een hevig ge
vecht, dat door de overmacht in het nadeel der
Kozakken moest uitloopen, maakte dezen over
val tot een flauwe afspiegeling van den vree-
selijken strijd, die op zoovele plaatsen in Europa
woedde.
De vreugde over deze geslaagde krijgslist
wordt al spoedig getemperd, omdat aan den
horizon zich nieuwe Kozakken-eenheden ver
toonen, die bovendien artillerie meevoerden. Als
die er op eenigerlei wijze de lucht van krijgen,
dat de Oostenrijkers hier bezig zijn hun wagens
in veiligheid te brengen, kunnen zij dat, zonder
zich zelf aan eenig gevaar bloot te stellen, af
doende verhinderen. Onophoudelijk bespieden
de manschappen
het voorterrein en
kijken dan weer
even achter zich,
om met vreugde
te constateeren,
dat met de regel
maat van een
klok de wagens over het wankele bruggetje ge
duwd worden. Vóóraleer echter alles aan den
overkant is, zal er minstens nog een half uur
verloopen. Het is dus zaak, den vijand zoo lang
op te houden.
Luitenant Dohrmann geeft zyn nauwkeurige
instructies. In ademlooze spanning wachten de
soldaten op de komende gebeurtenissen. Dat het
er heet van langs zal gaan, is niet zoo heel
lastig te voorspellen. Als het maar gelukt, ha
mert het door hun hersenen,als het maar
gelukt. De trein aan den anderen kant van het
riviertje wordt steeds grooter, maar dat geldt
ook voor den Kozakkentroep, die op meer dan
tweehonderd man geschat wordt en nu bijkans
tot op enkele honderden meters afstand is ge
naderd. Nog altyd geen bevel om te schieten.
Tot op tweehonderd meter, honderd-vyftig
meter zijn de Russen genaderd. De manschap
pen rillen van spanning. Luitenant Dohrmann
bespiedt onafgebroken den oprukkenden vyand.
Daar heft hij zijn rechterarm op en meteen is
als het ware de hel losgebroken. De geheele
colonne stuift uit elkaar, paardenlijven kron
kelen zich met hun berijders over den stoffigen
weg, andere schudden hun last af en rennen
de velden in. En midden in den verbijsterenden
chaos doen de salvo's der Oostenrijkers hun
moorddadig werk. De Russen, die aan het
bloedbad zyn weten te ontkomen, bereiken on
der dekking van laag struikgewas een naby-
gelegen heuveltop, waarachter zy voor het ge
weervuur veilig zyn. Dan treedt een doodsche
stilte in, slechts af en toe onderbroken door het
gekreun van de zwaargewonden, die zich niet
van deze vreeselijke onheilsplek kunnen weg-
sleepen.
Slechts kort duurde die periode van beklem
mende rust. Aan den horizont klinkt kanonge
bulder. Vlak bij de noodbrug springen de gra
naten uiteen, fonteinen van water en modder
spuiten huizenhoog. De Russen hebben blyk-
baar bemerkt, wat hun vijand in zyn schild
voert.
De laatste wagens worden met ware doods
verachting over het waggelende noodbruggetje
geduwd. Nu eerst acht luitenant Dohrmann
zich gerechtigd zijn soldaten in een groote linie
te laten terugtrekken. Met enkele vrywilligers
blijft hy achter om dezen aftocht te dekken.
Onder het voortdurend kanonvuur, dat ook den
heuveltop als doelwit heeft gekozen, volgt hij
angstvallig alle bewegingen van zyn manschap
pen. Eerst als allen veilig het riviertje zijri
overgestoken, geeft de luitenant het teeken tot
den aftocht. Het is trouwens ook de hoogste
tijd geworden. Vijandelijke cavalerie nadert in
galop en dreigt hem den weg naar de brug af
te snijden. Hals over kop vluchten de mannen
in de richting van het riviertje, onophoudelyk
vurend, om den vyand tot de grootste omzich
tigheid te noodzaken.
Juist als zij bij de primitieve oeververbinding
zijn aangekomen, raakt een voltreffer het brug
getje. Het oorverdoovend lawaai doet de Oos
tenrykers een oogenblik roerloos stil staan. Bo
ven van den heuveltop klinkt krijgsrumoer. Een
escadron huzaren heeft den precairen toestand,
waarin de vluchtelingen zich bevinden, bemerkt
en met vreugdekreten stuurden ze hun paarden
omlaag; wraaklust schittert in hun oogen.
Luitenant Dohrmann heeft de situatie blik
semsnel overzien en geeft zijn bevelen. Een
dunne balk, die slechts één man tegelyk dra
gen Jcan, vormt nog de eenige verbinding met
den overkant. Als i'eeds twee soldaten den an
deren oever hebben bereikt, en luitenant Dohr
mann en zijn adjudant naar het uitkomst-
brengende balkje rennen, hebben de kozakken
het vlakke veld bereikt en draven al schietende
naderbij. Als zijn adjudant reeds verborgen is
achter kreupelgewas, balanceert luitenant Dohr
mann over het snelstroomende water. De ko
gels fluiten hem om de ooren, één ketst er over
op zyn stalen helm en dreigt hem het even
wicht te doen verliezen. Als hij nog anderhalven
meter heeft af te leggen, springt luitenant Dohr
mann in het riet, dat hoog langs den water
kant opschiet. Precies op tyd, want achter hem
valt de balk met een plons in het water. Een
kozak had getracht hem op die manier nog te
pakken kunnen krijgen; echter tevergeefs.
Terwijl de Russen uit machtelooze woede het
eene salvo na het andere afvuren, trekken de
Oostenrijkers langzaam verder en nemen d»
hun opgegeven stellingen in; wachtend op
nieuw avontuur.
(Nadruk verboden).
ATT E1 A DOMME* 'C °P blad zÜn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 17 7bÜ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door U 7bU een ongeval met Ï7 9^(1 m
i&JuLtJu ilJv/1111 rj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide boenen of beide oogen A wV/t doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
20
„Ik hoef niet te vragen, of u zich amuseert,"
begon hij. „Heeft u al gesoupeerd?"
„Nog niet."
„Mag ik u dan geleiden?"
Dit was zeker niet het genoeglykst deel van
den avond, dacht Mary, terwijl zij geduldig zat
te luisteren naar George's jeremiades.
„Ik heb u al gewaarschuwd, dat Evelyn niet
vry is," wist zy er eindelyk tusschen te voegen.
„Tót zy de vrouw is van een ander, is zy wél
vry," betuigde hy met klem.
Mary schudde het hoofd en lichtte in zoo
weinig mogelijk woorden den stand van zaken
toe, tusschen haar zuster en Roger Thorburn.
„O, maar dat is geen verloving! U zult zien,
dat er niets van komt. Uw zuster kan wel wat
beters krygen. dan een architect. Dan zou ze
wel met een schoenmaker kunnen trouwen!"
„Och, als ze van een schoenmaker hield, zou
ze met hem waarschynlyk gelukkiger zyn, dan
Ihet iemand, voor wie ze niet voelde."
.Heeft u het er persé op gezet, om my de
wanhoop naby te brengen?"
„Ik tracht juist uw moed op te wekken, om
er u toe te bewegen, Zuid-Australië te verlaten,
eer het geluk van drie menschen er aan ge
waagd is. Blijft u zich nu niet steeds misleiden:
ofschoon uw bezit Evelyn in verzoeking kan
brengen, zal ze u toch nooit leeren liefhebben.
En, mocht zy bezwyken voor die verzoeking,
dan zou zy er haar eerbied voor zichzelf mee
verbeuren en in zoo'n geval zou üw kans op
geluk ook niet zoo heel groot zyn."
„Mij dunkt, zóó 'heeft u mij genoeg gekweld
en wy zullen nu maar liever naar de balzaal
teruggaan." En toen zy zijn arm had genomen,
voegde hy er by met een vastberadenheid,
waartegen zeker geen redeneeren hielp: „On
danks alle moeilijkheden zal ik mij toch niet uit
het veld laten slaan en zal ik blyven trachten,
uw zuster te winnen! Ik ben niet van plan, voor
iemand uit den weg te gaan."
Toen ze by den stoel van Mrs. Gilbert waren,
eischte hy onmiddellyk Evelyn op voor den
dans, dien zij volgens het balboekje voor hem
had opengehouden en kwam hij voor den dag
met zyn vraag, waarop hy nu ook een ant
woord kreeg.
HOOFDSTUK XVII
„Zal ik naar Mrs. Thorburn gaan vragen?"
stelde Anthony Stogdale voor, toen hy den vol
genden ochtend met Mrs. Gilbert en haar
nichtjes aan het ontbyt zat. „Denkt u idet, dat
het u goed zou doen, Miss Underwood, met
my mee te gaan? Eer mijn trein vertrekt, zal er
nog juist tyd zyn, om even een kykje te nemen
in den Botanischen Tuin."
Daar Mrs. Gilbert dit verzoek nog onder
steunde, ging Mary ook mee.
By Mrs. Thorburn aan huis gekomen, hoor
den zy, dat de zieke veel beter was, maar toch
nog niet buiten gevaar.
„Mijnheer is den heelen nacht op geweest,'
zei het meisje, „omdat hij haar niet alleen wilde
laten. En juist omdat hij niet naar het bal kon
gaan en zij zich dit zoo aantrok, was dit de hef
tigste aanval, dien zij nog ooit gehad heeft.
Mijnheer rust nu wat."
Anthony en Mary verlieten het huis en vroe
gen zich af, wat dit ziektegeval van Mrs. Thor
burn zou uitwerken op Evelyn.
„Ik wilde wel, dat wij morgen aan den dag
weer naar huis gingen," zei Mary met een
zucht.
„Geniet nog maar wat van uw vacantie,"
luidde zyn antwoord. „Het komt niet veel voor,
dat u zoo goed gemist kunt worden! Het dienst
meisje, dat uw moeder op het oogenblik heeft,
is uitstekend. Jammer, dat zij tóch niet blyven
wil. lederen ochtend, komt zy naar Iriya gere
den en weert zich dan dapper, ook met karnen.
Grace en Rosamond zorgen, onder leiding van
uw moeder, voor het koken. Maar waar gaat
u heen? Zou u niet eens graag den Tuin willen
zien?"
„Ik moet nog een paar boodschappen doen,"
zei Mary met diepen blos. „Ik geloof, dat het
beter zou zijn, om u hier goeden dag te zeggen."
„Mary," zei hij, „je handelt niet mooi tegen
over my!"
Ze stonden vlak bij den ingang van den Tuin,
maar op dat vroege uur, was er nog niemand te
zien. Ze zag er tegenop, om binnen te gaan,
waar zij dan allicht woorden te hooren zou
krijgen, waarop zij niet voorbereid was.
Hij was intusschen vastbesloten, die woorden
te zeggen, en, ofschoon hy ze liever had uitge
sproken in die poëtische omgeving van groen en
bloemen, zou hy er tóch mee te voorschijn
treden, al liepen ze dan ook op straat.
„Als je dan niet onder de arcade van boomen
wilt loopen welnu, dan dwing je my, om
het hier te zeggen, dat ik je lief heb."
Deze verklaring was haar geen nieuws en
tóch toen zy ze hoorde uitspreken door zyn
diepe stem, trillend van ontroering, doorstraalde
haar een gevoel van groote gelukzaligheid.
„Zou je onmogeyk ooit iets voor my kunnen
voelen, Mary?"
„O, laat mij nu naar huis gaan!" pleitte zy.
„Je vraagt my iets, dat toch niet in zoo'n kort
oogenblik kan beslist worden!"
„Wist je, dat ik je lief had?"
„Ik.... vermoedde het wel."
„Zeg dan eens even: was je gisterenavond bly,
toen je mij zag?"
„Ja, heel blij!"
„Nu, ik kan je verzekeren, dat ik nooit zoo
verrast was, als toen ik die uitnoodiging ont
ving. Ik houd het er vast voor, dat Mrs. Gilbert
die bewerkt heeft, ofschoon ze beweerde, dat ze
niets van wist. Je keek gisterenavond met zulk
een stralenden blik! En, ofschoon ik er mij niet
mee durfde vleien, dat dit iets had uit te staan
met myn tegënwoordigheid, genoot ik er toch
echt vanEen paar malen ging ik zelfs hoop
koesteren, wat ik op Iriya nooit deed!"
„Laat my alles nog eens morgen overdenken,
smeekte zij.
Hij keek op zijn horloge en zag, dat hij nog
juist den tyd had, om den trein te halen.
„Tenzij je zeker bent, dat je mij nooit kunt
lief hebbenmaar geef mij anders de hand,"
vroeg hij.
Na een oogenblik aarzelen stak zy hem de
hand toe, hij kuste die teeder en fluisterde
nauw hoorbaar:
„God zegene je, Mary! Nu geloof ik, dat je mij
lief hebt! Zoo niét, kyk my dan recht in het ge
laat en spreek het tegen."
Zij kèèk hem recht in het gelaat, maar zei
niets. Toen achtte hij zich gerechtigd, haar in
den arm te sluiten en de teederste omhelzing
volgde.
Nu gingen hun wegen uiteen en acht minu
ten later zat hij in den trein, die hem noord
waarts over de vlakte voerde.
Intusschen had er een heel ander tooneel
plaats in den salon by Mrs. Gilbert.
Omtrent elf uur kwam Roger Thorburn Eve
lyn opzoeken.
„Ik ben den heelen nacht op geweest," zei hij,
„maar nu is moeders temperatuur normaal en
daar zij heel rustig sliep, meende ik het er wel
op te kunnen wagen, om een uurtje bij haar
weg te gaan."
,,'t Is erg verdrietig, dat je moeder zoo zwak
is," zei Evelyn. „Als opwinding zoo op haar ge
stel werkt, dan geloof ik, dat ik, in zekere mate,
aanleiding heb gegeven tot de laatste twee
ziekteaanvallen."
„Neen, dat kan niet, kindje!"
„Toch is het een feit, dat je moeder en
het niet best vinden kunnen."
„O, maar je ként elkaar nog niet."
„Ik vrees, dat het je erg ongelukkig zal
maken, maar toch is het altijd 't best, de feiten
onder de oogen te zien. Ik bewonder haar. Als
zij niet je moeder was, dan zou ik haar zeker
aardig vinden; maar, zooals het- nü is, kunnen
Wij niet samen zijn. Onze antipathie zou regel
recht in haat verkeeren."
„Zeg zulke dingen toch niet, liefste! Als jullie
niet met elkaar overweg kunt, want zal het
leven my dan waard zyn?"
„Maar je vergt ook een onmogelykheid.
Roger! Je zou willen, dat ik met haar samen
woonde? Dat wil ik niet nóóit!"
Hy liet haar handen los en keek haar in het
gelaat, met zóó innig-droeven blik, dat die haar
méér trof, dan het scherpste verwyt.
„Kijk toch niet zoo," zei ze en trachtte te
glimlachen. „Een man kan toch niet altyd aan
den leiband van zijn moeder blyven loopen. *le
zult tusschen ons beiden moeten kiezen!"
Hij overdekte het gelaat met de handen en
wendde zich van haar af.
„Ik kan haar nooit verlaten, Evelyn; zelfs
niet voor jou!"
Er volgde een langdurig stilzwijgen; toen
vroeg zij op heeschen, onnatuurlijken toon:
„Weet je wel, wat dit beduidt in al z'n con
sequenties?"
(Wordt vervolgd-'