VERHOUDINGEN IN SPANJE Tid m:maal van den dag H' De avonturen van Stan en Pol i JACHTSEIZOEN GELUK Grande, boer, katholiek en anarchist PAS OP DIE JAS! ZATERDAG 28 AUGUSTUS 1937 De Missies, in Ned. Oost-Indië Een nieuwe Congregatie Op het nippertje NAAR HET ENCELSCH In het laatste Juli-nummer van „America" vonden wij een merkwaardige beschouwing van de hand van Mrs. Aileen O'Brien. Deze werd geboren in Amerika, maar ontving een Europeesche opvoeding. Te Fribourg (Zwits.) or ganiseerde zij de Pro Deo Actie om het Russische Comumnisme te bestrijden, en deze ontving al spoedig een aanbeveling van den regeerenden Paus. In het afgeloopen jaar verbleef zij in Spanje namens het Iersche Christelijke Front. Haar artikel geeft blijk van een fijnen kijk op de Spaansche psychologie, en opent verrassende perspectieven op de mogelijke toekomst van een herboren Spanje. „Op een avond aldus haar relaas zaten wij in de rookzaal van Gran Hotel te Salamanca. Daar waren aanwezig leden van Franco's gene- ralen staf, enkele van zijn Ministers en vrijwil ligers, die van het front waren teruggekeerd, en met hun lange haar en baarden, hun gebruinde magere gezichten en him mantels met een groot scharlaken kruis op de borst, deden denken aan figuren uit de Annalen van den Cid. Ook was er een Engelschman, die gebroken Spaansch sprak. „Er is een bericht, dat de hertogin van X. te Madrid- is gefusilleerd," vertelde een der aanwe zigen. „Wat vreeselijk," murmelde de Engelschman op medelijdenden toon. En der Spanjaarden keek hem aan en zei: „Als die daar haar niet hadden gefusilleerd dan hadden wij 't gedaan. Maar ik ben blij, dat de Rooden dat karweitje opknapten." „Waarom dan?" vroeg de verbaasde Brit. „zy spienneerde voor de Rooden al lang vóór de stryd begon, en ging er mee door toen deze aan den gang was. Maar het schynt, dat zy nu haar diensten had verricht." „Juist, ik begrijp het. Inderdaad vreeselijk!" De Spanjaard glimlachte, maar zijn gezicht verried een vreemde spanning: „Ik zou haar hebben neergeschoten, niet als spion, maar omdat zij als solodanseres een tango liet zien in een nachtclub te Madrid." Zijn gelaat, gewoonlijk vriendelijk en opge wekt, vertoonde thans een meedoogenloos stren gen trek. De Engelschman liet een onderdrukten kreet hooren en, aangezien ik de eenige andere vreemdeling in het gezelschap was, wendde ik mij tot hem om uitleg te vragen; maar na een blik op zyn gelaat te hebben geworpen zuchtte ik maar eens en zweeg. Het was nutteloos iets te zeggen. Tafereelen als dit speelden zich dagelijks af, en eiken dag bemerkte ik dat de taak om aan vreemdelingen nader inzicht in Spanje te geven een hopelooze was. Spanje is iets wat nie mand, die niet tusschen Spanjaarden werd op gevoed, ooit ten volle begrijpen kan. De woor den, die den Engelschman zoo hadden ontsteld, waren voor my volkomen duidelijk; meer nog: ik was het er geheel mee eens. Maar ik was dan ook opgevoed onder een Spaansch regime, en mijn eerste normen waren Spaansche nonnen, die ge heel verschillend waren van die uit andere lan den. Ik was vele jaren in andere landen geweest, en als Amerikaansche met Iersch bloed kon ik mij des te beter voorstellen, waarom Spanje door zulk een afgrond van de andere naties wordt ge scheiden. Spanje is altijd van de rest der wereld afge scheiden geweest. Sommigen denken, dat dit een nadeel was; maar voor hen, die Spanje werke lijk kennen, zyn geschiedenis en literatuur, zijn heiligen en zondaren, kan niets wat de rest der wereld te bieden heeft opwegen tegen een ver zwakking van de mannelijke, zoo levensechte „Spaanschheid" van het schiereiland. Spanje vroeg niets aan andere landen omdat het zich zelf volkomen genoeg was. Uit een economisch oogpunt bezien is het een van Europa's rykste landen, ofschoon zyn rijkdommen nooit ten volle benut zijn. Vanuit een litterair en artistiek oog punt ligt het wezen der grootheid van Spanje juist in de onverminkte „Spaanschheid" van zijn groote kunstenaars. Op sociaal gebied was zijn levensvisie volkomen Katholiek, dank zij hun, die als tygers gevochten hadden om de geestelyke ongereptheid der natie te bewaren tegenover alle mogelijke ketterij, zij mochten dan zooals het Protestantisme van buiten komen, of uit het land zelf. De Inquisitie vormde geen ^noodzakelijk be standdeel van de Spaansche Kerk, maar van den Staat. Zij werd in stand gehouden door staats lieden tegen de oppositie van geestelijken in, omdat het staatsgezag gebaseerd was op het Katholicisme van het volk dat, door zyn realis tische geesteshouding, zich alleen wilde buigen voor iets, dat eeuwig en werkehjk was, zoo eeuwig als het zelf was en zoo reëel als de pro blemen, die zij onder de oogen moesten zien; voor iets, dat hun logische Latijnsche geest hen dwong om te aanvaarden als iets dat uit gesproken hooger stond en sterker was dan hun eigen trotsche individualisme. Alleen het Ka tholicisme bood dit alles aan. Met groote wijs heid benutte de Kerk de Spaansche deugden van werkelijkheidszin en logica om dit individua lisme te bestrijden, dat tot anarchie kon voeren, de aangeboren edelmoedigheid van den Span jaard om zyn wreedheid te overwinnen en zyn volkomen toewijding om een levensnorm te ge ven, welke de Spaansche trots zou trachten te bereiken of te overtreffen. Het gezegde, dat een Spanjaard óf een Anar chist óf een Monarchist moet zyn, is zeer waar. En hier herinner ik aan de woorden, die den Brit te Salamanca zoo ontstelden. Waarom zou de hertogin worden neergeschoten, omdat zij als solo-danseres een tango liet zien in een nacht club te Madrid? De nachtclubs zijn vol girls, die den tango, de jota, de sevillana dansen. Waarom pleegde de hertogin verraad door dit ook te doen? Het was verraad omdat het, evenals de ketterij, den Spaan§chen staat ondermijnde. De Spanjaard is in zooverre een democraat, dat een boer een markies kan aanspreken met „jij" en „jou". Zijn meeningen zijn evenveel waard als die van den markies. Hij gehoorzaamt aan den markies, en boven den markies aan den koning, alleen omdat zij hun recht om te worden gehoorzaamd van God ontvingen. Maar, zooals hij den koning gehoorzaamt, en het hem niet vrij staat om an ders te handelen, zoo is ook de koning verplicht- om te bevelen. De koning moet bevelen, en de boer moet gehoorzamen, omdat dit de wil van God is. Er is een Spaansch gezegde in omloop: „De grande zetelt op zijn burcht en ik ver maak mij in de herberg." Omdat God den grande boven den gewonen man stelde, heeft hij zich te richten naar een hoogeren levensstan daard. En de grande beantwoordde daaraan, vele eeuwen lang. Hij leidde een streng leven, was geleerd en vroom en nam onder geen omstan digheden deel aan die spontane, luidruchtige en zoo echt aantrekkelijke volksfeesten. Deze ge dragslijn werd zoo strikt gehandhaafd, dat vreemdelingen het hofleven te Madrid niet kon den verduren, noch dat van den grande en zijn somber kasteel, dat boven op een bergtop ver rees of op de uitgestrekte, door weer en wind geteisterde, vlakte was gebouwd. Het voordeel, dat de grande hiervoor genoot, was dat de vroo- lijke en gelukkige lagere klassen der samenleving hem een onwankelbare trouw en gehoorzaamheid betoonden. Zoolang Spanje van de rest van Europa ge- isoleerd bleef was dit stelsel goed en bracht het Spanje van den bloeityd voort. Maar kort na de Fransche revolutie en vooral na de Napoleon tische oorlogen, begonnen de vreemde invloeden door de Pyreneeën te siepelen en de structuur der Spaansche samenleving te verzwakken. De invloed van een aantal landen, die om de men seden gelyk te maken hen allen kleedt in costuums van blauwe stof, kon niet lang worden tegengegaan zonder een sterken, wyzen en rechtvaardigen koning, die het uiterlijk van zyn Een prima reflector en een wit achter- spatbord op uw fiets baten niet als er zoo iets gebeurt! (U weet toch, dat die witte achterspatborden ook overdag verplicht zijn?!) huis zou kunnen veranderen zonder de grond slagen in gevaar te brengen. Slechts een gees telijke vernieuwing zou Spanje hebben kunnen redden; maar samen met nieuwe zeden in klee ding en omgangsvormen, sloop de Vrijmetselarij binnen. De verzwakkende invloeden tastten de aristocratie aan, en langzamerhand verlieten de grandes hun burchten en zochten de herberg op, waar zy eerst werden ontvangen met verbazing, later met terughoudendheid en ten slotte met minachting. Als de grande niet langer sterk ge noeg bleek te zijn om een leven te leiden, dat te streng was voor den herberg-bezoeker, waarom zou de herbergbezoeker dan nog tegen hem op zien? De koning liet toe, dat zijn persoonlijk le ven zich vermengde met het openbare; hij ver maakte zich, reisde en klonk met iedereen. Hij trad niet meer op met de waardigheid van iemand, die dc-or God is aangewezen om te re- geeren." Aileen O'Brien wijst er dan op, dat deze ver anderingen den invloed van het anarchisme ver sterkten. t>it laatste is een echt Spaansch ver schijnsel, terwyl socialisme en communisme veel meer als import dienen te worden beschouwd. Verder geeft zij de volgende beschouwingen aan gaande de toekomst van dit land, dat een tijd lang aan zijn eigen karakterfouten zwaar ver ziekt is geworden, maar waar ook gelukkig nog genoeg herstellende, opbouwende krachten aan wezig blijken te zijn. „De tegenwoordige oorlog heeft er in sterke mate toe bijgedragen om de kloof te overbrug gen, die tusschen aristocratie en volk was ont staan. Het opvallend groote getal der jonge aristocraten, die op het slagveld vielen, heeft de beroering van het volk weerlegd, dat zij tot niets nut waren; terwijl de tegenwoordige opstand van duizenden boeren en werklieden, die bereid zijn om hun geloof en hun land te verdedigen óók nadat de grandes beide gedurende zoovele jaren in discrediet hadden gebracht, een les bevatte die de adel niet vergeten zal. Beide partijen hebben mij dat zelf bekend. Zij hebben mij ook verteld, dat zy niet vechten voor een of ander politiek stelsel, maar voor het behoud en de versterking van het eenige fundament, dat in staat is om den opbouw van 'n Spaanschen staat mogelijk te maken: het Katholicisme. De oude structuur van den Spaanschen Staat kan om vele redenen niet hersteld worden; één daarvan is dat het Spanje van morgen voor een groot deel zal bestaan uit die Communisten, Socialisten en vooral Anarchisten, die uit de structuurgebreken ontstonden, en het gebouw ten slotte deden instorten. Alleen de opvoeding tot beter zal hen weer den godsdienst kunnen doen aanvaarden, welken zij, als een deel van het oude Spanje dat zij haatten, hebben willen ver nietigen; de godsdienst die, naar de woorden van Pepe Diaz, algemeen secretaris der Com munistische Partij, niet bestaat en nooit meer bestaan zalomdat de wapenen zich in de juiste handen bevinden." Het aspect van de Kerk, die in Spanje weer een leidende rol te vervullen krijgt, zal eerder gekenmerkt zijn door sociale rechtvaardigheid dan door een streng hiërarchisch gezag. Maar, juist zooals de leiders uit Valencia om Spanje te kunnen vernietigen verplicht waren om eerst de Kerk te vernietigen, zijn die uit Franco's kamp verplicht geweest om de Kerk te herstellen om Spanje te kunnen herstellen. De burgeroorlog werd voorspeld door Azana zelf toen deze in 1931 zeide: „Sinds de laatste eeuw heeft het kapitalisme opgehouden de uitdruk king en gids van het Spaansche denken te zijnSpanje heeft vandaag opgehouden Ka tholiek te zijn." Dit waren de woorden, welke Spanje verdeelden in twee geheel verschillende kampen, en de mannen en vrouwen bijeen brachten, die wisten dat, wanneer Azana's woor den de waarheid bevatten, Spanje het eenige al ternatief: dat der anarchie, zou moeten onder gaan. Het land onderging dit en worstelt zich thans omhoog vanuit een strijd op leven en dood tus schen hen wier strijdkreet luidt: ,,Levö Christus Koning! Leve Spanje!" en hen wier kreet luidt: „Weg met Spanje! Weg met Christus! Levé Rus land!" Beide heb ik in Spanje gehoord, en mU schijnen zij beide volkomen logisch te zijn: de uitdrukking van Spaansche beginselvastheid, dezelfde waarvan vreemdelingen, die over Spanje schrijven of spreken, het bestaan ontkennen, omdat zy haar niet begrijpen kunnen." Hllllllllllllllll IIIIIIIIIIIIIIIUÊ Hoera! Het jachtseizoen is daar! s Hu wordt er weer gevild! Men jaagt op koper in het groot, Men jaagt op blinkend wild! De jacht is scherp, de jacht is fel, De jacht is dikwijls wreed, Men is belust op 't beestje, dat. Belastingplaatje heet- Wie in 't bezit van zulk een ding Een jaar te leven hoopt, Die merkt tot zijne schade vaak Dat iemand heeft gestroopt. Wanneer g' een rijwielplaatje hebt, s Kijkt dan terdege uit, Want rijwielplaatjes zijn nog steeds s Voor velen grage buit; Maar als ge soms géén plaatje hebt Wordt er op gejaagd; Dan staat er onverwachts zoo'n man, Die onbarmhartig vraagt Zoo heeft een mensch geen leven meer, =j 't Gevaar is nooit voorbij, öf op zijn plaatje, öf op hèm Is 't jagen altijd vrij! 1 HERMAN KRAMER illllllUlllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllrH Zondagmiddag had in het Moederhuis der Eerw. Missiezusters van het Kostbaar Bloed het plechtig afscheid plaats van twintig Missiezusters voor onderscheiden Mis siën, waarin deze congregatie werkzaam is: Belgisch Congo, Zuid-Afrika, Oost-Afrika, Rho desia, terwijl vijf Zusters voor het eerst werden uitgezonden naar de Missie der Paters Carme- lieten in Oost-Java en Madoera met speciale bestemming voor Soenemep, waar in het begin der volgende maand de eerste vaste Missie statie op het eiland Madoera door de Paters Carmelieten zal worden gesticht. Tot nu toe werd het groote eiland door de Paters in ge regelde dienstreizen bezocht. In de Apostolische Prefectuur van Malang zijn thans reeds de Zusters Ursulinen, de Zus ters van Onze Lieve Vrouw van Amersfoort, de Zusters van de Moeder van Barmhartigheid van Boxmeer en de Zusters van het Arme Kind Jezus van Simpelveld benevens de Broeders van het St. Gregoriushuis van Utrecht werkzaam. De toetreding van de Missiezusters van het Kostbaar Bloed van Beek en Donk beteekent voor de Missie van de Paters Carmelieten een groote aanwinst, meer in het bijzonder voor hun werkzaamheid op het eiland Madoera, dat door den aard der bevolking zoowel als om het klimaat een der moeilijkste van het hun toevertrouwde gebied moet worden genoemd. De Congregatie van de Missiezusters van het Kostbaar Bloed werd in 1885 door den Cis ter - cienser-Abt Franz Pfanner in Mmannhill in Zuid-Afrika gesticht en vierde voor twee jaar het gouden feest van haar bestaan. Te dier gelegenheid mocht zy van Z. H. den Paus en den Kardinaal-Prefect der Propaganda Fide als mede van tal van Bisschoppen, Apostolische Vi carissen en Apostolische Prefecten de meest waardeerende getuigenissen ontvangen. Zyne Eminentie Kardinaal Fumasoni Biondi noemde haar werkzaamheid vooral in opvoeding en onderwys en in de ziekenverpleging „benijdens waard". Het terrein harer werkzaamheid ligt voor- et knappe gezicht van den jongen Oos- tenrykschen luitenant Heinz Dohrmann stond stroef en was lykbleek. De ontstel lende gebeurtenissen van de laatste dagen, die het Oostenrijksche leger genoopt hadden ook de Wereschics-linie op te geven en zich verder terug te trekken, hadden hun moreelen nasleep. De uitgeputte manschappen hebben zich tot het gehucht Jaworow kunnen voortslepen, toen konden ze niet verder. Op de plek, waar ze in ongeordende rijen stil hielden, zijn ze als een blok neergevallen. Slapen doen ze'nu, rustig en vast, dwars door en bijkans over elkaar. Eens klaps hoort luitenant Dohrmann paardenge trappel, dat steeds nader komt. Het blykt een cavalerie-patrouille te zijn, die zich spoorslags bij den bevelvoerenden overste meldt. De op dracht yan den generalen staf is kort en dui delijk: „Bij het aanbreken van den dag zal het regiment de vijftien K.M. Westwaarts gelegen hoogten van Krakowics bezetten en daar na dere bevelen afwachten. De situatie is uiterst precair. Sterke Russische eenheden hebben de achtervolging ingezet." In de commando-tent beraden de officieren over de te nemen maatregelen. De grootste moeilijkheid berokkent de regimentstrein. De brug over het nabij-stroomende riviertje is door het hooge water vernield. Deze moet in den kortst mogelyken tijd hersteld worden, want het verlies van fourage en munitie staat gelyk aan zich overgeven aan de genade van den vyand. Terwyl by het eerste ochtendgloren het regi ment zich marschvaardig maakt, is luitenant Dohrmann met vijftig soldaten naar. het rivier tje getrokken. Eerst laat hy de noodige voor zorgsmaatregelen nemen om tegen een onver- hoedschen aanval gevrijwaard te zijn. Dan wor den lange palen en zware balken uit de puin- hoopen aangesleept en beginnen zij in een over haast tempo de herstellingswerkzaamheden. Het liet zich aanzien dat over een goed uur tje alle zestig wagens naar den overkant en dus in veiligheid konden worden gebracht. Luitenant Dohrmann heeft zich inmiddels bij de manschappen gevoegd, die vanuit een voor' uitgeschoven post de omgeving nauwlettend ob serveerden. Nauwelijks is hij daar aangekomen, of een patrouille rapporteert, dat Russische cavalerie in aantocht is. Inderdaad vertoonen zich na eenige oogenblikken de ruige kozakken- typen. „Mannen," fluistert luitenant Dohrmann, „ik wil dat troepje opvangen en ze zonder te schie ten onschadelyk maken. Niemand lost dus een schot voor ik daartoe het bevel heb gegeven: Weest op je hoede en houdt je gedekt!" Op hun kleine paarden komen de kozakken vlug naderbij. Zich van geen gevaar bewust, naderden de vier mannen, onder commando van een officier, de plek, waar de Oostenrykers in hinderlaag liggen. Als zy temidden van hun namelijk in Afrika, maar zy hebben gaarne deze gelegenheid aangegrepen om deze ook naar de Nederl. Koloniën uit te breiden. Het Moederhuis, dat de eerste jaren in Zuid- Afrika was, werd in het begin dezer eeuw" verlegd naar Aarle-Rixtel (Post: Beek en Donk). De congregatie, oorspronkelijk een Duitsche instelling, heeft vele huizen in Duitschland en Oostenrijk, doch heeft er ge leidelijk ook vele in Nederland gekregen, n.l. behalve het Moederhuis te Aarle-Rixtel: Tien- ray, Rijkevoort, Horst, Heerlen, Heidonk, Eind hoven, Horn en Eygelshoven. Een Nederlandsch Noviciaat is gevestigd in het klooster te Tien- ray. De vijf Zusters, thans voor de statie van Soe nemep aangewezen zijn: de Eerw. Móeder Luisa, Zr. Helenus, Zr. Gunthildis, Zr. Juventia en Zr. Wilfride. Het ligt in de bedoeling te Soenemep een Hollandsch-Indisehe en daarna een Chineesche school te openen. Stan wipte vlug mee naar binnen. Hij had een benauwd minuutje meegemaakt en moest eerst een beetje op streek komen. Tusschen de voeten van den meester sloop hy naar de eerste bank, waar een plaatsje vry was en zette zich daar neer op de vensterplank. Meester was bezig met de sommen op het bord te schrijven. „Begin jullie maar vast," zei hy. Vlug vloog het krijtje op en neer. Opeens gleed het uit meester's hand op den grond. Als de wind pakte Stan het op en verstopte het. Meester bukte zich om het op te rapen, maar kon het natuur- lyk nergens vinden. Hij kreeg er een rood hoofd van. Ook in het bakje was geen krijt. „Kom, meisjes," zei hy, „zoek jullie even mee." Maar ook de meisjes vonden natuurlyk niets. De meester moest op ander krijt uit. belagers zijn, springt luitenant Dohrmann eens klaps naar voren, op den voet gevolgd door zijn getrouwen. Zijn kort „Halt"-commando veroor zaakt een moment van verwarring, die den Russen noodlottig is. Stevige handen grijpen hen vast, sleuren hen van de paarden en wer pen hun wapenen op een hoop. Een hevig ge vecht, dat door de overmacht in het nadeel der Kozakken moest uitloopen, maakte dezen over val tot een flauwe afspiegeling van den vree- selijken strijd, die op zoovele plaatsen in Europa woedde. De vreugde over deze geslaagde krijgslist wordt al spoedig getemperd, omdat aan den horizon zich nieuwe Kozakken-eenheden ver toonen, die bovendien artillerie meevoerden. Als die er op eenigerlei wijze de lucht van krijgen, dat de Oostenrijkers hier bezig zijn hun wagens in veiligheid te brengen, kunnen zij dat, zonder zich zelf aan eenig gevaar bloot te stellen, af doende verhinderen. Onophoudelijk bespieden de manschappen het voorterrein en kijken dan weer even achter zich, om met vreugde te constateeren, dat met de regel maat van een klok de wagens over het wankele bruggetje ge duwd worden. Vóóraleer echter alles aan den overkant is, zal er minstens nog een half uur verloopen. Het is dus zaak, den vijand zoo lang op te houden. Luitenant Dohrmann geeft zyn nauwkeurige instructies. In ademlooze spanning wachten de soldaten op de komende gebeurtenissen. Dat het er heet van langs zal gaan, is niet zoo heel lastig te voorspellen. Als het maar gelukt, ha mert het door hun hersenen,als het maar gelukt. De trein aan den anderen kant van het riviertje wordt steeds grooter, maar dat geldt ook voor den Kozakkentroep, die op meer dan tweehonderd man geschat wordt en nu bijkans tot op enkele honderden meters afstand is ge naderd. Nog altyd geen bevel om te schieten. Tot op tweehonderd meter, honderd-vyftig meter zijn de Russen genaderd. De manschap pen rillen van spanning. Luitenant Dohrmann bespiedt onafgebroken den oprukkenden vyand. Daar heft hij zijn rechterarm op en meteen is als het ware de hel losgebroken. De geheele colonne stuift uit elkaar, paardenlijven kron kelen zich met hun berijders over den stoffigen weg, andere schudden hun last af en rennen de velden in. En midden in den verbijsterenden chaos doen de salvo's der Oostenrijkers hun moorddadig werk. De Russen, die aan het bloedbad zyn weten te ontkomen, bereiken on der dekking van laag struikgewas een naby- gelegen heuveltop, waarachter zy voor het ge weervuur veilig zyn. Dan treedt een doodsche stilte in, slechts af en toe onderbroken door het gekreun van de zwaargewonden, die zich niet van deze vreeselijke onheilsplek kunnen weg- sleepen. Slechts kort duurde die periode van beklem mende rust. Aan den horizont klinkt kanonge bulder. Vlak bij de noodbrug springen de gra naten uiteen, fonteinen van water en modder spuiten huizenhoog. De Russen hebben blyk- baar bemerkt, wat hun vijand in zyn schild voert. De laatste wagens worden met ware doods verachting over het waggelende noodbruggetje geduwd. Nu eerst acht luitenant Dohrmann zich gerechtigd zijn soldaten in een groote linie te laten terugtrekken. Met enkele vrywilligers blijft hy achter om dezen aftocht te dekken. Onder het voortdurend kanonvuur, dat ook den heuveltop als doelwit heeft gekozen, volgt hij angstvallig alle bewegingen van zyn manschap pen. Eerst als allen veilig het riviertje zijri overgestoken, geeft de luitenant het teeken tot den aftocht. Het is trouwens ook de hoogste tijd geworden. Vijandelijke cavalerie nadert in galop en dreigt hem den weg naar de brug af te snijden. Hals over kop vluchten de mannen in de richting van het riviertje, onophoudelyk vurend, om den vyand tot de grootste omzich tigheid te noodzaken. Juist als zij bij de primitieve oeververbinding zijn aangekomen, raakt een voltreffer het brug getje. Het oorverdoovend lawaai doet de Oos tenrykers een oogenblik roerloos stil staan. Bo ven van den heuveltop klinkt krijgsrumoer. Een escadron huzaren heeft den precairen toestand, waarin de vluchtelingen zich bevinden, bemerkt en met vreugdekreten stuurden ze hun paarden omlaag; wraaklust schittert in hun oogen. Luitenant Dohrmann heeft de situatie blik semsnel overzien en geeft zijn bevelen. Een dunne balk, die slechts één man tegelyk dra gen Jcan, vormt nog de eenige verbinding met den overkant. Als i'eeds twee soldaten den an deren oever hebben bereikt, en luitenant Dohr mann en zijn adjudant naar het uitkomst- brengende balkje rennen, hebben de kozakken het vlakke veld bereikt en draven al schietende naderbij. Als zijn adjudant reeds verborgen is achter kreupelgewas, balanceert luitenant Dohr mann over het snelstroomende water. De ko gels fluiten hem om de ooren, één ketst er over op zyn stalen helm en dreigt hem het even wicht te doen verliezen. Als hij nog anderhalven meter heeft af te leggen, springt luitenant Dohr mann in het riet, dat hoog langs den water kant opschiet. Precies op tyd, want achter hem valt de balk met een plons in het water. Een kozak had getracht hem op die manier nog te pakken kunnen krijgen; echter tevergeefs. Terwijl de Russen uit machtelooze woede het eene salvo na het andere afvuren, trekken de Oostenrijkers langzaam verder en nemen d» hun opgegeven stellingen in; wachtend op nieuw avontuur. (Nadruk verboden). ATT E1 A DOMME* 'C °P blad zÜn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 17 7bÜ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door U 7bU een ongeval met Ï7 9^(1 m i&JuLtJu ilJv/1111 rj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide boenen of beide oogen A wV/t doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog. 20 „Ik hoef niet te vragen, of u zich amuseert," begon hij. „Heeft u al gesoupeerd?" „Nog niet." „Mag ik u dan geleiden?" Dit was zeker niet het genoeglykst deel van den avond, dacht Mary, terwijl zij geduldig zat te luisteren naar George's jeremiades. „Ik heb u al gewaarschuwd, dat Evelyn niet vry is," wist zy er eindelyk tusschen te voegen. „Tót zy de vrouw is van een ander, is zy wél vry," betuigde hy met klem. Mary schudde het hoofd en lichtte in zoo weinig mogelijk woorden den stand van zaken toe, tusschen haar zuster en Roger Thorburn. „O, maar dat is geen verloving! U zult zien, dat er niets van komt. Uw zuster kan wel wat beters krygen. dan een architect. Dan zou ze wel met een schoenmaker kunnen trouwen!" „Och, als ze van een schoenmaker hield, zou ze met hem waarschynlyk gelukkiger zyn, dan Ihet iemand, voor wie ze niet voelde." .Heeft u het er persé op gezet, om my de wanhoop naby te brengen?" „Ik tracht juist uw moed op te wekken, om er u toe te bewegen, Zuid-Australië te verlaten, eer het geluk van drie menschen er aan ge waagd is. Blijft u zich nu niet steeds misleiden: ofschoon uw bezit Evelyn in verzoeking kan brengen, zal ze u toch nooit leeren liefhebben. En, mocht zy bezwyken voor die verzoeking, dan zou zy er haar eerbied voor zichzelf mee verbeuren en in zoo'n geval zou üw kans op geluk ook niet zoo heel groot zyn." „Mij dunkt, zóó 'heeft u mij genoeg gekweld en wy zullen nu maar liever naar de balzaal teruggaan." En toen zy zijn arm had genomen, voegde hy er by met een vastberadenheid, waartegen zeker geen redeneeren hielp: „On danks alle moeilijkheden zal ik mij toch niet uit het veld laten slaan en zal ik blyven trachten, uw zuster te winnen! Ik ben niet van plan, voor iemand uit den weg te gaan." Toen ze by den stoel van Mrs. Gilbert waren, eischte hy onmiddellyk Evelyn op voor den dans, dien zij volgens het balboekje voor hem had opengehouden en kwam hij voor den dag met zyn vraag, waarop hy nu ook een ant woord kreeg. HOOFDSTUK XVII „Zal ik naar Mrs. Thorburn gaan vragen?" stelde Anthony Stogdale voor, toen hy den vol genden ochtend met Mrs. Gilbert en haar nichtjes aan het ontbyt zat. „Denkt u idet, dat het u goed zou doen, Miss Underwood, met my mee te gaan? Eer mijn trein vertrekt, zal er nog juist tyd zyn, om even een kykje te nemen in den Botanischen Tuin." Daar Mrs. Gilbert dit verzoek nog onder steunde, ging Mary ook mee. By Mrs. Thorburn aan huis gekomen, hoor den zy, dat de zieke veel beter was, maar toch nog niet buiten gevaar. „Mijnheer is den heelen nacht op geweest,' zei het meisje, „omdat hij haar niet alleen wilde laten. En juist omdat hij niet naar het bal kon gaan en zij zich dit zoo aantrok, was dit de hef tigste aanval, dien zij nog ooit gehad heeft. Mijnheer rust nu wat." Anthony en Mary verlieten het huis en vroe gen zich af, wat dit ziektegeval van Mrs. Thor burn zou uitwerken op Evelyn. „Ik wilde wel, dat wij morgen aan den dag weer naar huis gingen," zei Mary met een zucht. „Geniet nog maar wat van uw vacantie," luidde zyn antwoord. „Het komt niet veel voor, dat u zoo goed gemist kunt worden! Het dienst meisje, dat uw moeder op het oogenblik heeft, is uitstekend. Jammer, dat zij tóch niet blyven wil. lederen ochtend, komt zy naar Iriya gere den en weert zich dan dapper, ook met karnen. Grace en Rosamond zorgen, onder leiding van uw moeder, voor het koken. Maar waar gaat u heen? Zou u niet eens graag den Tuin willen zien?" „Ik moet nog een paar boodschappen doen," zei Mary met diepen blos. „Ik geloof, dat het beter zou zijn, om u hier goeden dag te zeggen." „Mary," zei hij, „je handelt niet mooi tegen over my!" Ze stonden vlak bij den ingang van den Tuin, maar op dat vroege uur, was er nog niemand te zien. Ze zag er tegenop, om binnen te gaan, waar zij dan allicht woorden te hooren zou krijgen, waarop zij niet voorbereid was. Hij was intusschen vastbesloten, die woorden te zeggen, en, ofschoon hy ze liever had uitge sproken in die poëtische omgeving van groen en bloemen, zou hy er tóch mee te voorschijn treden, al liepen ze dan ook op straat. „Als je dan niet onder de arcade van boomen wilt loopen welnu, dan dwing je my, om het hier te zeggen, dat ik je lief heb." Deze verklaring was haar geen nieuws en tóch toen zy ze hoorde uitspreken door zyn diepe stem, trillend van ontroering, doorstraalde haar een gevoel van groote gelukzaligheid. „Zou je onmogeyk ooit iets voor my kunnen voelen, Mary?" „O, laat mij nu naar huis gaan!" pleitte zy. „Je vraagt my iets, dat toch niet in zoo'n kort oogenblik kan beslist worden!" „Wist je, dat ik je lief had?" „Ik.... vermoedde het wel." „Zeg dan eens even: was je gisterenavond bly, toen je mij zag?" „Ja, heel blij!" „Nu, ik kan je verzekeren, dat ik nooit zoo verrast was, als toen ik die uitnoodiging ont ving. Ik houd het er vast voor, dat Mrs. Gilbert die bewerkt heeft, ofschoon ze beweerde, dat ze niets van wist. Je keek gisterenavond met zulk een stralenden blik! En, ofschoon ik er mij niet mee durfde vleien, dat dit iets had uit te staan met myn tegënwoordigheid, genoot ik er toch echt vanEen paar malen ging ik zelfs hoop koesteren, wat ik op Iriya nooit deed!" „Laat my alles nog eens morgen overdenken, smeekte zij. Hij keek op zijn horloge en zag, dat hij nog juist den tyd had, om den trein te halen. „Tenzij je zeker bent, dat je mij nooit kunt lief hebbenmaar geef mij anders de hand," vroeg hij. Na een oogenblik aarzelen stak zy hem de hand toe, hij kuste die teeder en fluisterde nauw hoorbaar: „God zegene je, Mary! Nu geloof ik, dat je mij lief hebt! Zoo niét, kyk my dan recht in het ge laat en spreek het tegen." Zij kèèk hem recht in het gelaat, maar zei niets. Toen achtte hij zich gerechtigd, haar in den arm te sluiten en de teederste omhelzing volgde. Nu gingen hun wegen uiteen en acht minu ten later zat hij in den trein, die hem noord waarts over de vlakte voerde. Intusschen had er een heel ander tooneel plaats in den salon by Mrs. Gilbert. Omtrent elf uur kwam Roger Thorburn Eve lyn opzoeken. „Ik ben den heelen nacht op geweest," zei hij, „maar nu is moeders temperatuur normaal en daar zij heel rustig sliep, meende ik het er wel op te kunnen wagen, om een uurtje bij haar weg te gaan." ,,'t Is erg verdrietig, dat je moeder zoo zwak is," zei Evelyn. „Als opwinding zoo op haar ge stel werkt, dan geloof ik, dat ik, in zekere mate, aanleiding heb gegeven tot de laatste twee ziekteaanvallen." „Neen, dat kan niet, kindje!" „Toch is het een feit, dat je moeder en het niet best vinden kunnen." „O, maar je ként elkaar nog niet." „Ik vrees, dat het je erg ongelukkig zal maken, maar toch is het altijd 't best, de feiten onder de oogen te zien. Ik bewonder haar. Als zij niet je moeder was, dan zou ik haar zeker aardig vinden; maar, zooals het- nü is, kunnen Wij niet samen zijn. Onze antipathie zou regel recht in haat verkeeren." „Zeg zulke dingen toch niet, liefste! Als jullie niet met elkaar overweg kunt, want zal het leven my dan waard zyn?" „Maar je vergt ook een onmogelykheid. Roger! Je zou willen, dat ik met haar samen woonde? Dat wil ik niet nóóit!" Hy liet haar handen los en keek haar in het gelaat, met zóó innig-droeven blik, dat die haar méér trof, dan het scherpste verwyt. „Kijk toch niet zoo," zei ze en trachtte te glimlachen. „Een man kan toch niet altyd aan den leiband van zijn moeder blyven loopen. *le zult tusschen ons beiden moeten kiezen!" Hij overdekte het gelaat met de handen en wendde zich van haar af. „Ik kan haar nooit verlaten, Evelyn; zelfs niet voor jou!" Er volgde een langdurig stilzwijgen; toen vroeg zij op heeschen, onnatuurlijken toon: „Weet je wel, wat dit beduidt in al z'n con sequenties?" (Wordt vervolgd-'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10