Het Zeeuwsche volk begroet de Koningin tEN JAAR IN HET WOUD GROOT ENTHOUSIASME TE MIDDELBURG n- DINSDAG 7 SEPTEMBER 1937 De tocht door de stad was een tocht door Zeeland, want bijna het geheele gewest was hier aanwezig Standbeeld Koningin Emma onthuld De aankomst in Middelburg Rede W. de Graaf Rede jhr. mr. J. W. Quarles van Ufford Na de onthulling Rede burgemeester Fernhout Noodlanding van water vliegtuig Door een Scheveningschen logger gered Ernstige tegenvaller bij bouw keersluis Betonnen gevaarte één Meter uit het lood gezakt Audiëntie Autodiefstallen in België Autodief en heler voor 't Haagsche Gerechtshof WONING UITGEBRAND JONGEN OVERREDEN EN GEDOOD Arbeider gedood Onder kipkar terecht gekomen EIGENWIJS VELDWACHTER Van een wissen dood gered UIT DE STAATSCOURANT Onderscheidingen Koloniale Landbouwschool P .T .T .-dienst Gevangeniswezen Kantongereckt DOOR KELLER Was Hulst het centrum geweest, Waar bewoners van het Oostelijk deel Van Zeeuwsch-Vlaanderen in grooten getale bijeenkwamen om van de fees telijke incomste van de Landsvrouwe getuige te zijn, in Middelburg con centreerden zich in de middaguren de belangstelling en de geestdrift van bijna heel het overige Zeeland. Middelburg immers was de plaats, waar de officieele tocht van de Koningin door de Zeeuwsche gouwen in een plechtig hoogtepunt zou eindigen, waar het monu ment, ter nagedachtenis aan Koningin Emma opgericht, zou worden onthuld. Het was een drukte als van een groote stad m de gemoedelijke straten van de Zeeuwsche hoofdstad. Bij duizenden waren de Zeeuwen °Pgekomen. In volgeladen autobussen waren JU van de verste uithoeken der provincie naar Middelburg gereisd. Het eiland Tholen b.v. le verde alleen reeds 37 autobussen. Groote passagiersbooten brachten duizen den aan: zoo bracht een boot 3000 Vlissing- sche kinderen naar Middelburg. De politie stond voor het moeilijke probleem de hon derden particuliere auto's naar de parkeer plaatsen te dirigeeren. Het politiecorps, in hormale omstandigheden 25 man sterk, was hiet 60 man rijkspolitie en 60 man marechaus- Ke- versterkt. Het weer was zoo schoon als bij een ko- hihklijk bezoek maar kan zijn. Feestelijk wap perde de vlag van den fraaien toren, welken de Middelburger kent als den Langen Jan, tegen 'n helder blauwe lucht en honderden vlaggen Woeien van de zonbeschenen Middelburgsche Bevels. En wat te zeggen van de volksmenigten, die &1 vroeg in de straten flaneerden? Het waren Seker geen grauwe massa's, deze Zeeuwen, in hun typische drachten. Vooral de vrouwen met haar kappen, volgens landstreek verschillend, en haar kleurige „keuzen" en „beuken," die m haar robuste elegantie arm in arm in de Westelijkste stemming door de straten trokken, Vormden telkens in de witte nazomerzon hiterst schilderachtige tafereelen De route die de koninklijke stoet zou hemen, liep van den Vlissingschen Singel over Stationsstraat, Londensche Kaai en Noordeinde naar den Dam, waar het mo nument zou worden onthuld. Enkele stra ten slechts, doch tegelijk een tocht door heel Zeeland. Stond niet bijna heel Zee land opgesteld langs deze route? Het wa ren niet alleen de ruim 12.000 mannen en vrouwen, die als vertegenwoordigers van het vereenigingsleven van bijna alle Zeeuw sche gemeenten zich met vlaggen en vaan dels aan weerszijden van deze Middel burgsche via triumphalis hadden opge steld, alles wat Zeeuw.sch was en oogen had om te kijken en vooral kelen om te Juichen, was hier aan den weg en rond den Dam geschaard. Overal stonden muziekcorpsen, die tot een huif uur voor de aankomst der Koningin naar hartelust konden spelen en de feeststemming dan ook krachtig aanbliezen. Ook voor de vei- hgheid was gezorgd: op gestelde punten be tonden zich Roode Kruis-posten en, waar het Publiek langs kaden stond gedrongen, hielden lch reddingsbrigades gereed. Was Middelburg een hoogtepunt van den VHomfalen tocht, de climax naar dit hoogte punt liep via Vlissingen. Te ongeveer kwart °ver twee kwam de Prins Willem I, de provinci- R boot, waarop H.M. in Walsoorden was soheepgegaan, in de buitenhaven van Vlissin- Ben aan, en meerde aan de ponton van den steiger van Terneuzen. By het aan land gaan werd H.M. op den Walcherenschen bodem be groet door den burgemeester van Vlissingen, den heer C. A. van Woelderen, wiens dochtertje bloemen aanbood. De Koningin inspecteerde daarna een eerewacht van honderd man der Kon. Ned. Marine, die zich onder commando van den kapitein ter zee H. J. van der Stad, den onder-commandant der Marine in Zeeland, na bij den steiger had opgesteld. Het eigenlijke Vlissingen deed de stoet niet aan. Van den West Souburgschenweg werd di rect in de richting Middelburg gereden. Het was kwart voor drie, toen alle klokken van de Middelburgsche torens feesteiyk begon nen te luiden, ten teeken, dat de vorstin de Zeeuwsche hoofdstad bereikt had. Aan de grens van de stad plaatste/de hoofdcommissa ris van politie zich met drie bereden agenten aan het heofd van den Koninkiyken Stoet, die stapvoets temidden van twee hagen jui chende en wuivende menschen de route naar den Dam aflegde. Harteiyk werd H. M. begroet door de depu taties der tallooze vereenigingen, samen 12.000 man sterk, door de burgerwacht, die stram de eerbewijzen bracht, door de leerlingen der scho len voor dienstplichtige onderofficieren der militaire administratie. De Dam bruiste over van leven. Het monu ment, dat, thans nog door wit doek met oranje- toeven bedekt, temidden van een groepje hoo rnen het oogenblik der onthulling afwachtte, was omringd door duizenden menschen. Tegen over het monument bevond zich de overdekte koninklijke tribune, daarvoor stond het spreek gestoelte, terwyi links van de koninkiyke tri bune de witte glazen hal van de graanbeurs gevuld was met een zangkoor van 300 frissche Zeeuwsche meisjes. Rechts van de tribune bevond zich een af gescheiden ruimte voor genoodigden en overal elders stonden en zaten menschen. Alle ven sters waren bezet. Notaris Terpstra had de groote vensters van zajn huis, die recht op het monument uitzicht gaven, bezet met een 50- tal invaliden, een sympathieke geste. Achter het monument stonden opgesteld 25 kinderen van de stichting Kinderzorg. Luidsprekers ston den klaar om het gesprokene straks over heel den Dam en in de naburige straten te versprei den. Toen de koninkiyke auto's den Dam nader den, steeg een luid gejuich uit de menigte op. Terwyi het Middelburgsch muziekcorps onder leiding van den heer Joh. H. Caro de tonen van het Wilhelmus liet weerklinken, verliet H. M. den wagen en werd zy door den Middel- burgschen burgemeester den heer Fernhout be groet waarna diens dochtertje bloemen aan bood. Het oogenblik was thans gekomen voor den voorzitter van het plaatseiyk comité, don heer W. de Graaf, om het woord tot H. M. te rich ten. Majesteit. Spoedig na het overiyden van H. M. de Konin gin-Moeder nam de Middelburgsche vereeniging „Uit het volk voor het volk", die in haar 70- jarig bestaan bij belangryke gebeurtenissen in ons geliefd vorstenhuis immer leiding gaf aan de herdenkingen hier ter stede, het initiatief tot de oprichting van een standbeeld voor haar, die voor geheel ons volk een moeder is geweest. De inzameling bestond hoofdzakeiyk uit vele kleine giften, o. m. hebben leerlingen van alle inrichtingen van onderwijs hun penningske geof ferd. Uit alle 106 gemeenten kwamen uit de meest uiteenloopende kringen sympathiebetuigingen met en bydragen voor de oprichting van een ge- denkteeken. Eenstemmig besloot het provinciaal comité tot plaatsing van het monument in de hoofd stad, die gedurende eenige jaren inwoning mocht verleenen aan den vader des vaderlands. De Commissaris der Koningin in Zeeland jhr. mr. J. W. Quarles van Ufford sprak daarna als volgt: De golf van oprechte vreugde, die aan het einde van het vorige jaar en by den aanvang van dit jaar over ons volk is heengestreken, heeft evenmin als de jaren die voorbygingen, ook maar in eenige mate kunnen dooven de in nige gevoelens van liefde, toegenegenheid en dankbaarheid, welke ons volk heeft gekoesterd en steeds zal biyven koesteren voor wylen Ko ningin Emma. Lief en leed heeft zy steeds met ons gedeeld. De ryke vruchten welke hare groote toewijding aan 's lands belangen en aan het Nederland- sche volk in breede kringen heeft geschonken, zijn onsterfelijk. Het laatste bezoek van H. M. de Koningin- Moeder aan Zeeland vond plaats op 1521 Mei 1928. Onder streng incognito logeerde H. M. toen in het Grand Hotel Britannia te Vlissin gen, van waar uit meerdere deelen der provin cie werden bezocht. Alhoewel H. M. zichzelve in den loop van haar leven reeds een gedenkteeken heeft opgericht in de harten van onze landgenooten, zoo .meende men toch ook in deze provincie een eenvoudig maar H. M. waardig monument, te narer ge dachtenis te moeten oprichten. Het zij my thans veroorloofd, Uwe Majesteit uit te noodigen, tot de onthulling van het mo nument te doen overgaan. Na de woorden van den Commissaris der Ko ningin nam H. M. het woord en bracht dank aan het volk van heel Zeeland voor de treffende wijze, waarop dit uiting heeft gegeven aan zijn gevoelens van aanhankelijkheid jegens haar koninklijke moeder, die steeds uit geheel haar hart ook met der Zeeuwen lief en leed heeft meegeleefd. Daarna had de plechtigheid der onthulling plaats. Begeleid door den Commissaris van de Ko ningin, begaf H. M. zich daarna naar het mo nument, waarvan zy de omhulsels verwijderde. Terstond na deze onthulling legde Hare Ma jesteit den eersten krans op het voetstuk neer. Het in steen uitgevoerde monument laat in het midden de beeltenis zien van H. M. Konin gin Emma op ongeveer anderhalf maal de ware grootte. De figuur van H. M. zit op een bank met de rechterhand op een symbolisch aangegeven oranjestam, welke door de wapens van Neder land en Oranje omgeven is, terwyl zy in de linkerhand een waaier heeft. Op den zykant van de bank is het wapen van de overleden Koningin-Moeder aangebracht. Op het voetstuk staan de zoo bekende woor den van Koningin Emma: „Nederland zij groot in alles, waarin een klein volk groot kan zyn." Het zangkoor zong hierna een compositie van den heer Bosdyk, „In memoriam H. M. Konin gin Emma", dat door allen met ontroering werd aangehoord. Jhr. mr. Quarles van Ufford nam dan weder om het woord en sprak: Namens het comité moge ik Uwe Majesteit eerbiedig dank brengen, dat het Haar heeft wil len behagen, dit monument te onthullen. Uwe Majesteit moge er zich van overtuigd houden dat heel Zeeland het op zeer hoogen prijs heeft gesteld, dat Uwe Majesteit aan deze plech tigheid hooge wyding heeft willen geven. En thans, mynheer de burgemeester van Middelburg, bied ik u namens het comité dit monument aan, in het vertrouwen, dat gij het voor uwe gemeente zult willen aanvaarden en dat uwe gemeente steeds voor een waardig on derhoud van monument en omgeving zal wil len zorg dragen. Als antwoord hierop aanvaardde de burge meester van Middelburg, de heer Fernhout, het monument met de volgende woorden: Majesteit. Het verscheiden in 1934 van Hare Majesteit de Koningin-Moeder heeft het Nederlandsche volk ook dat deel ervan, dat in Zeeland en in Middelburg woont, sterk aangegrepen. Het besef van verlies en van verarming, dat dit verscheiden ook ons bracht, is sedert niet vervlakt. Dit monument zal ons en onze kinderen naar wy hopen tot in verre geslachten er aan herinneren, dat Koningin Emma, regee- rend, land en volk op zeldzame wyze aan zich heeft verplicht. En daarna, beschermend en zorgend, zich onvermoeid heeft willen wyden aan velerlei volksbelang, dat zyn gelukkigen voortgang dankt aan de nobele bemoeiingen van deze hooge vrouwe. De raad van Middelburg heeft my met de grootst mogeiyke eenstemmigheid gemachtigd, dit monument voor de gemeente in beheer en onderhoud over te nemen. Overeenkomstig die machtiging, aanvaard ik het uit handen van U, mynheer de Commissaris der Koningin in Zeeland, eere-voorzitter van het provinciaal comité, met grooten dank. De waarde van dit gedenkteeken wordt, ook voor de gemeente Middelburg, wel zeer verhoogd, door de bereidverklaring van Uwe Majesteit, de onthulling daarvan eigenhandig te verrichten. Daad, waarmede aan dit uur zoo bijzondere wyding werd gegeven. Thans kregen de vertegenwoordigers van cor poraties en vereenigingen gelegenheid by het pas onthulde monument hun kransen neer te leggen. Na eenige minuten was het monument omringd door meer dan 60 kransen. Gedurende deze kranslegging speelde het Middelburgsch muziekcorps koraalmuziek. Nadat H. M. de Koningin zich nog eenige oogenblikken met de voornaamste genoodigden had onderhouden en daarby met name aan den commissaris en aan den burgemeester van Mid delburg haar voldoening had geuit, vertrok zy, luide toegejuicht door duizenden menschen, naar het station van Middelburg, waar voor deze gelegenheid een koninkiyke wachtkamer was geïmproviseerd. Omstreeks kwart voor 5 uur kwam de Konin gin by het station aan. Met de dames en heeren van haar gevolg nam Hare Majesteit plaats in den koninkiyken trein, die om tien minuten voor 5 het station uit stoomde en waarin Hare Majesteit naar het Loo terugkeerde. Bij de reedery V. F. Vrolyk te Scheveningen is Maandag bericht ontvangen, dat een harer motorloggers, de £»ch. 103, schipper L. Taal, Zondagmiddag, 60 mijl van Scarborough, een Engelsch watervliegtuig heeft opgepikt, dat een noodlanding op zee had moeten maken. Aan boord bevonden zich zes menschen, die door den logger op zee zyn overgenomen. Tengevolge van het stormachtige weer is de tros een keer gebroken, zoodat deze opnieuw moest worden vastgemaakt. De logger heeft het vliegtuig 60 mijl gesleept en in de baai van Scarborough binnengebracht. By den bouw van een keersluis op den Westelijken Merwedekanaal-dyk tusschen Zeeburg en Oud-Diemen heeft zich een on verwachte tegenslag voorgedaan, daar het betonnen gevaarte eensklaps is gaan over hellen en wel in de richting van het kanaal, met het gevolg, dat het circa 22 M. lange bouwwerk ongeveer 1 M. „uit het lood is ge raakt", zooals de technische term luidt. In verband met de verbreeding van het Mer- wedekanaal worden op verschillende punten keersluizen gebouwd voor inundatie-doeleinden. Een dier sluizen zal dienst doen op den Weste lijken kanaaldijk tusschen het Beneden-Diep en het kanaal, ongeveer 500 M. ten Zuiden van Zeeburg, op Amsterdamsch grondgebied. In het voorjaar werd met dit interessante bouwwerk, dat volgens een in ons land tot nu toe nog niet toegepast systeem wordt vervaardigd, een aan vang gemaakt. Ditmaal werd# n.l. géén fundeering geheid, doch de sluis, welke geheel van beton wordt op getrokken. wordt in caissons gestort. De kanaal dijk werd, in verband -met dit omvangryke werk, tydeiyk omgelegd en het verkeer wordt over houten plankiers geleid. Daarna heeft men de betonstortingen voor de sluis op den kanaal dijk aangebracht. Het geheele betonnen gevaar te moet ongeveer 13 M. in den bodem wegzak ken en wel door zijn eigen gewicht. De wegge- perste bodem wordt dan door een grijper weg gehaald. Eerder verrichte peilingen hebben aan getoond, waarop de betonmassa zal kunnen rus ten. De kanaaldyk werd eertyds aangelegd op zinkstukken van vlechtwerk; deze zinkstukken moeten met behulp van ijzeren messen, welke éan de onderzijde van de caisson werden aan gebracht, worden doorgesneden, opdat het be tonnen bouwwerk ongehinderd in den bodem kan wegzakken. Reeds werden.twee stortingen verricht en het gevaarte is 3 4 M. gedaald. Thans is men aan de derde caisson bezig, welke circa 950.000 kilo weegt. Het gevaarte had reeds een hoogte van circa 6 M. bereikt en wanneer de derde caisson gereed zal zijn, moet nóg een betonstorting ter hoogte van 3 M. plaats hebben. Tot nu toe had den de werkzaamheden, welke door de aanne mers Gebr. Kloppert te Grave, voor rekening van den Rykswaterstaat, worden uitgevoerd, 'n alleszins bevredigend verloop en niets kon een plotselinge afwyking doen vermoeden, als wel ke op het eind der vorige week werd geconsta teerd. Tijdens de werkstaking, welke by dit bouw werk plaats greep (het ging om een z.g. solida- riteitsstaking, welke J.l. Woensdag was bijge legd) was het gevaarte dagelijks nog circa 2 c.M. in den bodem weggezakt. Toen, na het be ëindigen der staking, de werkzaamheden wer den hervat, had alles een normaal verloop, tot dat eensklaps de overhelling van de betonmassa naar de kanaalzijde werd geconstateerd, welke als een groote handicap wordt beschouwd. Naar ons van deskundige zijde werd ver zekerd, moet het overhellen ontstaan zyn, doordat de bodem van den kanaaldyk aan de zyde, van 't kanaal zooveel slapper is dan aan de landzyde, waardoor 't gevaarte aan den eerstgenoemden kant zooveel snel ler wegzakte. Zaterdag en ook Zondag zyn arbeiders reeds doende geweest, om aan de landzyde grond weg te halen. Dit zal echter in nog veel grootere mate moeten geschieden, wil men het betonnen bouwwerk weer zyn loodrechten stand herge ven. De gewone audiëntie van den minister van Financiën zal in den vervolge plaats hebben op den eersten en derden Woensdag van elke maand. In den loop van de jaren 1934, 1935 en be gin 1936 werden uit België, vóornamelyk in de plaatsen Oostende, Blankenberghe en Brussel, tal van auto's gestolen, die over de Nederland sche grens werden gesmokkeld en aldaar in de buurt van Rotterdam werden verkocht. De 43-jarige koopman en bookmaker J. P. C„ die meestal in Frankrijk of België verblijf hield werd van deze diefstallen verdacht en door de rechtbank te Brussel tot 27 maanden gevange nisstraf veroordeeld. C. vluchtte toen naar Ne derland, doch kon zich op deze wijze niet aan zyn gerechte straf onttrekken. De officier van justitie te Rotterdam vervolg de hem ook hier te lande en de Rotterdamsche rechtbank legde hem, ondanks zyn ontkentenis, een gevangenisstraf van drie Jaar op. De heler van de gestolen auto's, de 47-jarige Rotterdamsche garagehouder P. B., werd veroor deeld tot een gevangenisstraf van acht maan den. Beiden hebben thans voor het Haagsche Ge rechtshof in hooger beroep terecht gestaan. De verdachte C. bleef by zyn ontkentenis. Hy had de auto's gekocht van een zekeren B., die op zyn beurt voor een schappelijken prijs de wagens loskreeg van personen, die by de ren nen hadden verloren. De procureur-generaal, mr. A. Rombach, vond de feiten zeer duidelyk. Op zeer brutale wyze heeft verdachte de auto's gestolen Dat hy in België is veroordeeld, is voor een veroordceling in Nederland geen bezwaar. Hy heeft daar ni. zyn straf niet ondergaan en het Belgische vonnis is hier niet executabel. In ver band met het zware strafregister van verdachte C. vorderde de procureur-generaal bevestiging van het vonnis van de Rotterdamsche recht bank. De verdediger, mr. J. W. R. Laceulle, pleitte clementie. Wat verdachte B. betreft, deze gaf toe onvoor zichtig te hebben gehandeld door de auto's van C. te koopen, maar hy was geheel te goeder trouw geweest. De procureur-generaal eischte ook tegen ver dachte B. bevestiging van het vonnis van de rechtbank. De verdediger, mr. G. C. A. Oskam, vond de opzettelyke heling niet bewezen. Mede in verband met het gunstig verleden van verdachte drong pleiter aan op het op leggen van een geldboete. Arrest 20 September. Van morgen omstreeks elf uur is brand uit gebroken in het huis, bewoond door de familie W. Reinders te Westerbroek, gem. Hoogezand. Man, vrouw en knecht waren op het land aan het werk. Toen de vrouw naar huis ging om koffie te zetten, ontdekte zy het vuur. Van den inboedel kon slechts een klein deel in veiligheid worden gebracht. Het huis brandde geheel at De brandweer van Hoogezand was ter plaatse. De oorzaak van den brand is onbekend. De schade wordt door verzekering gedekt. Zondagmiddag is de 11-jarige W. van Vulpen, toen hy voor de ouderlijke woning aan de Burg. Patijnlaan te Zeist fietste, door een auto aan gereden. Met ernstige verwondingen werd de jongen naar het ziekenhuis vervoerd, waar hy is overleden. Naby de haven van de Staatsmynen te Sittard is by een arbeidsongeval een arbei der gedood, terwyl een tweede arbeider ern stig gewond werd. Een smalspoorlocomotief, welke een trein kipkarretjes trok, ontspoorde en kwam in het water van de haven terecht. De kipkarretjes werden uit de rails getrokken en sloegen om. Een arbeider kwam onder een der karretjes terecht en werd op slag gedood, terwyl een in de nabijheid staande arbeider die eveneens onder een der karretjes terecht kwam, ernstige verwondingen opliep en naar het ziekenhuis te Sittard moest worden over gebracht. Sinds eenige weken is men bezig de bestaan de haven uit te breiden. Maandagmiddag te ongeveer half twee is de grond, welke onder de langs het kanaal tusschen Urmond en Stein loopende rails ligt, plotseling in beweging ge komen, juist op het oogenblik dat een loco motief met elf wagens, zwaar geladen met steen slag, daarover reed. Het gevolg was, dat de trein op twee wagens na kantelde en van een hoogte van ongeveer zeven meter in het water terecht kwam. Op de locomotief en de wagens bevonden zich in totaal zeventien personen. Vijftien hunner konden bijtijds van de wagens sp- ingende stoker op de locomotief, de 18-jarige D. L. Besten uit Treebeek by Heerlen, kwam echter onder de locomotief terecht. Hy werd later met verbrijzelden schedel onder de machine vandaan gehaald. De ander, een zekere J. Bakker, uit Sittard, bekwam vry ernstige kneuzingen en brak 'n been. Zooals reeds gemeld, is de gewon de naar het ziekenhuis te Sittard vervoerd. De justitie stelt een onderzoek in, het parket uit Maastricht zou Maandagavond nog op de plaats van het ongeluk aankomen. Maandagmiddag is door het kordaat optreden van een vrouw, die in verband met de zand- afgraving te Nieuwerbrug (Z.-H.) belast is met het toezicht bij den onbewaakten spoorwegover gang aan den Weyweg, een motorfietsryder van een wissen dood gered. De vrouw gaf met een roode vlag een teeken te stoppen, aangezien er een trein in aantocht was, doch de bestuurder van 't motorrijwiel, gepensionneerd veldwachter van Bodegraven, sloeg hierop geen acht en reed door. De vrouw had toen de tegenwoordigheid van geest den man van zyn voertuig te trekken. Dit gebeurde juist op het oogenblik, dat dit door den trein werd gegrepen. De man bleef ongedeerd. De trein, welke om 16.28 uur van Bodegra ven naar Utrecht vertrokken was, werd onmid- aellyk tot stilstand gebracht en had tien minu ten vertraging. De motorfiets is geheel vernield. Toegekend de aan de orde van Oranje-Nassau verbonden eere-medaille, in brons, aan: W. A. Sterk, schildersknecht by de firma Koelewyn en van den Ent, te Amsterdam. Aan J. N. Daenen, directeur der N.V. Handel en Scheepvaart Onderneming voorheen Fa. N. Daenen, te Maastricht, is verlof verleend tot t aannemen van het onderscheidingsteeken van de gouden palmen van de Kroonorde van Bel gië. By beschikking van den minister van Eco nomische Zaken zijn, voor het tydvak van 1 September 1937 tot 1 September 1938. weder benoemd tot leeraar aan de middelbare kolo niale landbouwschool te Deventer, A. F. Cor- nelissens, A. de Koning en W. F. van Vliet, allen aldaar en A. J. van Deventer, te Baam. Met ingang van 1 September 1937 is aan den commies by den post-, telegraaf- en telefoon dienst J. J. Scheres als zoodanig, wegens ziekte, eervol ontslag verleend. Met ingang van 1 October zyn benoemd: le. tot directeur van het Huis van Bewaring te Almelo, A. Slot, commies ter directie by de ge vangenissen te 's-Hertogenbosch; 2e. tot direc teur van het Huis van Bewaring te Assen, M. Asijee, commies ter directie by het Huis van Bewaring te Arnhem. Benoemd tot kantonrechte' -plaatsvervanger in het kanton Helmond: L. F. Veugelers, ont vanger der registratie en domeinen te Helmond. 47 ..Ja, ziet u, die houtzageryDie laat m'n ge- Jachten niet met rust. Als ik de „Druiventros" ezit en daarnaast nog het aangrenzende land an Gürtler en eveneens het daaraan grenzende °ezit van de houtzagery, ja, dan zou ik zelf f°°'n klein landgoed bezitten. Dan was er geen •herbergier vervloekt, herbergiers zyn hoogst a°htenswaardige lieden; maar 't vak ligt me nu enmaal niet dan was er van geen herber gier sprake. Dan had ik een arbeidsveld, dat me hgt, dan zou ik het zoo in 't groot kunnen be geren. Maar de middelen ontbreken me." ..De middelen, Balthassar, zal ik u verschaf fen." Voor de derde maal keerde Balthassar zich naar den muur. Toen hy zich weer omdraaide ei bij zacht: »Ik schaam my voor u, mynheer Hubertus. ~4aar ik waarschuw u ook. Wie op het land edel moedig is, wordt opgegeten." ..Dank je!" antwoordde ik op deze waarschu wing, maar ik bleef by mijn voornemen. EPILOOG E>e meeste romans eindigen met een huwelyk. wee handen sluiten zich voor het leven ineen, b de geschiedenis is ten einde. Dat is het zeer befd, maar ook veel bespotte „happy end." Ook myn roman is met een huwelyk geëin digd. Drica Isenloh is myn vrouw geworden. Maar ik weet, dat de geschiedenis hiermede liif.1 ten einde is. Voor ons begint ze nu eigen- Pas. Eerst nu komt het nieuwe leven, de bjk broef op de som, eerst nu begint de lange weg eigenlijke schouwspel. Desondanks geloof ik et> dat ik deze bladzyden voortzet. Ik zal myn liefde léven, maar niet beschryven. Er bestaan journalisten der liefde, reporters der eigen erva ringen; ik behoor niet tot hen, ik gevoel geen sympathie voor hen en ik heb ook geen groote achting voor hun kunst. Zoo eenvoudig als mijn aanzoek was, is ook ons huwelyksfeest geweest. Balthassar heeft het desondanks klaargespeeld, er een mooi volksfeest voor de heele gemeente van te maken. Langs den bergweg naar de kerk boven stond een lange haag van menschen, en de schoolkinderen zon gen voor hun „juffrouw" een huwelykscantate, schoon als engelen. Er had slechts één ergerlyk incident plaats: Timm, die eveneens op het hu welyksfeest was uitgenoodigd, kreeg verschrikke- ïyke ruzie met vrouw Sturz omdat hij gezegd had, dat ze zich zoo idioot had toegetakeld, dat ze de heele plechtigheid bedierf. Vrouw Sturz zag er dan ook werkeiyk fantastisch uit. zy droeg een rose jurk en een hemelsblauwen hoed. Wondermooi zag mijn goede Mathilde er uit in haar zwartzyden kleed. Erica had van haar bruidsmyrte een groen kransje gemaakt en er zilveren bloesems doorheengevlochten. Met deze krans zat de goede, trouwe ziel, de vriendin van myn moeder, gedurende het bruiloftsmaal aan myn linkerzyde. Er is bij myn huwelijk geen wissel getrokken, die niet voldaan kan worden. Het is een ver standshuwelijk. Andere huwelijken zouden niet gesloten mogen worden. Geld speelde geen rol, aangezien ik voldoende en Erica niets bezat; maar het waren toch overwegingen van het ver stand, die my tot deze huwelyksverbintenis leid den. Erica is een vrouw van bloeiende gezond heid en van een lieftalligheid, die naar alle waarschynlykheid lang zal duren; zij is opge wekt en levendig, maar niet zoo'n spring-in-het- veld die ik voor niets ter wereld aldoor om me heen zou kunnen hebben; zij bezit een flinke dosis ontwikkeling, zoodat ze me niet zal ver velen, maar ook zal ze me niet (wat nog erger zal zijn dan verveling) met een dilettantische eruditie doodmartelen. God zij dank is ze geen artiste, ze dicht niet, schildert niet, heeft geen eerzucht die uitgaat boven haar huishouden en haar werkkring, maar ze heeft een aardige stem en ze speelt ook goed piano. zy houdt van kinderen en interesseert zich voor huishoudeiyke aangelegenheden; toch ben ik niet bang, dat zy een van die huisvrouwen zal worden, wier horizon niet wyder is dan de rand van haar pannen. Ik weet, dat Erica niet naar bed zou kunnen gaan als zij overdag niet iets in een goed boek of in een goed tydschrift heeft gelezen. En tenslotte weet ik dat Erica my nim mer zal beliegen of bedriegen. Dus ben ik gelukkig. Het is geen roes, geen jubel, geen storm door bloed en ziel, het is een rustig, zeker gevoel van welbehagen. Daar aan geef ik de voorkeur. Het mag dan een wei nig burgerlijk schynen ik heb er reeds lang den leeftijd voor maar ten slotte: in vele din gen hebben de burgers gelyk. Wy zyn reeds diep in den winter, 's Morgens om negen uur begint by ons in het dal de dag en 's middags óm drie uur is hy afgeloopen. De zes lichte uren zyn wy meestal buiten, op onze ski's, op de slee, of gewoon als wandelaar. Dik wijls blijven wy voor een zilveren winterland schap langen tyd zwygend stilstaan. Erica stoort my dan niet met geëxalteerde uitbarstingen van vreugde of banale opmerkingen; hoogstens wyst zy soms met de hand stil naar een of andere byzondere schoonheid. Onze zielen zyn echter geheel een. Soms stappen we een boerenherberg binnen en nemen ons deel van de lijmerige conversatie- brei, vroolijk en met goede appetyt; wy doen zulks niet om de boeren uit te hooren of ons over hen vroolijk te maken, neen, alleen om bij menschen te zyn. De boeren worden altyd een beetje verlegen, als wy by hen plaats nemen, en een heeft er eens in een vlaag van ridderlykheid zyn stinkende tabakspyp laten uitgaan, waarop Erica hem een brandende lucifer reikte. Toen zei de boer: „U bent een patente vrouw!" Deze lof heeft mij zeer verheugd. Balthassar zien wij zelden. Hy is met zyn Maaltje getrouwd en zal wel heel tevreden met haar zyn; hij werkt nu aan de inrichting van zyn nieuw bedryf. Dezer dagen arriveert zyn broer. Dan nemen we het landgoed over. Wy hebben ons voorge nomen, ons geheel aan het landgoed en de ge meente te geven en elkaar beloofd, het landgoed weer te verkoopen, als we zouden inzien, dat wy niet de eigenaars zyn, die het landgoed en het dorp ten zegen strekken. Wij willen niet zoo ge wetenloos zyn, ons op zoo'n gewichtige plaats te handhaven, als wij bemerken, dat we er niet voor deugen. Balthassar zweert by hoog en laag, dat Erica de schitterendste landvrouwe van de heele pro vincie zal worden. Wat my betreft, zoo zei hy peinzend, moest eerst het verdere verloop wor den afgewacht. Veel fiducie had hy niet! Ie mand kon heel goed Hubertus heeten en toch in het geheel niet in het woud thuis hooren. Dat is te zeggen: in het woud paste ik wel, dat was bewezen, maar voor landheer, gelooft hij, on- brek me de flair en het instinct; daarin moest ik me dus maar op myn vrouw, zyn broeder en hem verlaten, als ik hem verder myn ver trouwen waardig bleef keuren. Sedertdien bestudeer ik des avonds boeken over landbouw. Balthassar heeft daar lucht van gekregen en het buitengewoon gevaarlijk ge noemd. „Kyk," zegt hy, „als je eerst zooiets uit- geknobbeld hebt, wil je het ook probeeren, en als je het probeert, loopt het op niks uit." „Maar Balthassar, wat moet ik dan op myn landgoed uitrichten?" Hij krabde zich achter het oor. „Niets, heelemaal niets! Dat is te zeggen: u ls natuurlijk de voornaamste persoon, de eigenaar. Stelt u zich een goeden koning voor in een staat, mynheer Hubertus! Wat doet hy? Vóór alles houdt hy zyn mond. Hy zegt tegen zich zelf: de deskundigen in mijn rijk begrypen het zaakje beter dan ik; ik laat ze dus maar begaan en bemoei me er niet mee. Ziet u, mynheer Huber tus, zoo doet een goede koning. Een ydele ko ning wil alles zelf doen, en dat loopt falikant uit." „U bedoelt dus, dat ik op het landgoed zooveel als een nul moet zyn?" „Een nul niet. Dat is overdreven! Tja, hoe noemen ze dat in de krant: een persoonlyk- heid!" „Maar wat voor een persooniykheid?" „Een representatieve persooniykheid! Juist! U bent op uw landgoed de representatieve per sooniykheid en uw vrouw en myn broeder zijn de ministers, die de zaak leiden, en ik, de oude Balthassar, ik ben.... nu, wat dunkt u, ik ben uw vazal of uw ambassadeur in de gemeente, die op alles let. Dan zal alles goed gaan en gedyen." Als het niet juist Balthassar was geweest, die my deze voorstellen deed, zou ik ze kwalijk heb ben genomen. Maar dezen mensch, die er zoo door en door eerlijk mee voor den dag komt, kan men niets kwalyk nemen. Ik studeer verder. Voor het overige zal ik Bal- thassar's raad opvolgen. De eerste jaren zal ik op myn landgoed alleen maar een representa tieve persooniykheid zyn! Goed, dat ik tenmin ste nog een fraai etiket draag! De oude Kriigel is gestorven. Hij heeft geen boom meer van het woud kunnen vellen, maar wilde toch nog van vroeg tot laat bezig zijn. Met het gevolg, dat hij verslibte greppels uitbagger de: zyn dierbaar woud de aderen zuiverde. Kriigels werkwoede was nooit te temmen. Hij werd er het slachtoffer van. Een zware verkoud heid opgeloopen, in een moerassige sloot, een longontstekingen uit was het! Vroeger heb ik me eens voorgesteld, hoe Krü- gel in zyn kist zou liggen. Het was precies zoo. Met 'n stoppelbaard, een gemeiyk gezicht. Maar de handen! Zoo een voudig in hun verwrongen vorm, zoo gehavend in een leven van zwaren arbeid, en nu zoo stil en vroom op de borst gevouwen. Eens moet ieder in de kist zyn handen laten zien! Dan komt het op verzorging, ringen oi schoonen vorm niet meer aan. Alleen hierop, of God, wanneer Hij in een der drie doodsnachten voorbygaat en naar de daden ziet, tot den doode zegt: Gy hebt de eeuwige rust verdiend!" Tegen Kriigel zal Hij zeker dit zeggen. Ik weet niet of er lieden zyn, die by een doodskist kunnen staan zonder in hun hart een gebed uit te spreken of althans iets ten afscheid te geven dat als een gebed is al was 't slechts een ernstige gedachte. Ik heb by Krügel's doodskist gedacht: „Lieve God, ik weet niet, hoe uw paradys eruit ziet maar als u daar zooiets hebt als een woud, laat den ouden Krügel déar dan wonen!" Gedurende de stille, lange winteravonden droomen Erica en ik vaak van de naderende lente. Dan gaat er een nieuw leven beginnen. Zonder deze bloeiende jonge vrouw zou ik de eenzaamheid van den winter niet hebben ver dragen. Maar nu was ik altijd tevreden, ook als ik over myn boeken gebogen zat. Het is my vol doende te weten, dat Erica er is, en ik voel mij heelemaal niet eenzaam. Eens echter zei ze: „Ik heb één grooten wensch. Verkoop of ver pacht dit huis!" „Waarom? Het is volgens myn smaak gebouwd en het is veel comfortabeler en aangenamer dan het zoogenaamde kasteel boven." „Verhuur de woonruimte van t kasteel dan." „Waarom? Om dat beetje byverdienste?" „Neen, om den huurder." „En wie moet dat dan zyn?" „Iemand uit de stad, iemand met geest, liefst een van je vroegere vrienden." „Ahdan heb ik gezelschap, bedoel je? Je wilt, dat ik niet vereenzaam. Wil jy dan niet altijd mijn gezelschap zyn?" „Neen! Niet altyd! Je moet ook dikwyis in ander gezelschap zyn, en ook vaak alleen gaan reizen. Dan zul je telkens weer opnieuw weten, waar je thuis is." „Ja," zei ik en gaf haar de hand. Hubertus! Als men den naam hoort, denkt men aan de jacht. Een jager zal ik niet zyn, myn tyd van Ja gen is voorbij, zooals hy voor dien levenslustigen prins van Aquitanië voorby was, toen hy tus schen het gewei van het hert het witte Kruis van den heiligen ernst had zien verschynen. Maar als Hubertus wil ook ik altyd in het woud wonen, in zijn duizendvoudig leven, in zijn heer- lyke, groene tent Thans, na een Jaar. weet ik, dat het woud niet dat eenvoudige, stille bladerenhuis is, dat het den meesten toeiykt; het woud heeft zijn ellende en zyn vrede, zyn smartkreten en zyn gezang. Wat in het eigen hart opklinkt, wekt in het woud een echo EINDE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 3