Het Zeeuwsche volk begroet
de Koningin
tEN JAAR
IN HET WOUD
GROOT ENTHOUSIASME
TE MIDDELBURG
n-
DINSDAG 7 SEPTEMBER 1937
De tocht door de stad was een
tocht door Zeeland, want
bijna het geheele gewest
was hier aanwezig
Standbeeld Koningin
Emma onthuld
De aankomst in Middelburg
Rede W. de Graaf
Rede jhr. mr. J. W. Quarles
van Ufford
Na de onthulling
Rede burgemeester Fernhout
Noodlanding van water
vliegtuig
Door een Scheveningschen
logger gered
Ernstige tegenvaller bij
bouw keersluis
Betonnen gevaarte één Meter uit
het lood gezakt
Audiëntie
Autodiefstallen in België
Autodief en heler voor 't Haagsche
Gerechtshof
WONING UITGEBRAND
JONGEN OVERREDEN EN
GEDOOD
Arbeider gedood
Onder kipkar terecht gekomen
EIGENWIJS VELDWACHTER
Van een wissen dood gered
UIT DE STAATSCOURANT
Onderscheidingen
Koloniale Landbouwschool
P .T .T .-dienst
Gevangeniswezen
Kantongereckt
DOOR
KELLER
Was Hulst het centrum geweest,
Waar bewoners van het Oostelijk deel
Van Zeeuwsch-Vlaanderen in grooten
getale bijeenkwamen om van de fees
telijke incomste van de Landsvrouwe
getuige te zijn, in Middelburg con
centreerden zich in de middaguren
de belangstelling en de geestdrift van
bijna heel het overige Zeeland.
Middelburg immers was de plaats, waar
de officieele tocht van de Koningin door
de Zeeuwsche gouwen in een plechtig
hoogtepunt zou eindigen, waar het monu
ment, ter nagedachtenis aan Koningin
Emma opgericht, zou worden onthuld.
Het was een drukte als van een groote stad
m de gemoedelijke straten van de Zeeuwsche
hoofdstad. Bij duizenden waren de Zeeuwen
°Pgekomen. In volgeladen autobussen waren
JU van de verste uithoeken der provincie naar
Middelburg gereisd. Het eiland Tholen b.v. le
verde alleen reeds 37 autobussen.
Groote passagiersbooten brachten duizen
den aan: zoo bracht een boot 3000 Vlissing-
sche kinderen naar Middelburg. De politie
stond voor het moeilijke probleem de hon
derden particuliere auto's naar de parkeer
plaatsen te dirigeeren. Het politiecorps, in
hormale omstandigheden 25 man sterk, was
hiet 60 man rijkspolitie en 60 man marechaus-
Ke- versterkt.
Het weer was zoo schoon als bij een ko-
hihklijk bezoek maar kan zijn. Feestelijk wap
perde de vlag van den fraaien toren, welken de
Middelburger kent als den Langen Jan, tegen 'n
helder blauwe lucht en honderden vlaggen
Woeien van de zonbeschenen Middelburgsche
Bevels.
En wat te zeggen van de volksmenigten, die
&1 vroeg in de straten flaneerden? Het waren
Seker geen grauwe massa's, deze Zeeuwen, in
hun typische drachten. Vooral de vrouwen met
haar kappen, volgens landstreek verschillend,
en haar kleurige „keuzen" en „beuken," die
m haar robuste elegantie arm in arm in de
Westelijkste stemming door de straten trokken,
Vormden telkens in de witte nazomerzon
hiterst schilderachtige tafereelen
De route die de koninklijke stoet zou
hemen, liep van den Vlissingschen Singel
over Stationsstraat, Londensche Kaai en
Noordeinde naar den Dam, waar het mo
nument zou worden onthuld. Enkele stra
ten slechts, doch tegelijk een tocht door
heel Zeeland. Stond niet bijna heel Zee
land opgesteld langs deze route? Het wa
ren niet alleen de ruim 12.000 mannen en
vrouwen, die als vertegenwoordigers van het
vereenigingsleven van bijna alle Zeeuw
sche gemeenten zich met vlaggen en vaan
dels aan weerszijden van deze Middel
burgsche via triumphalis hadden opge
steld, alles wat Zeeuw.sch was en oogen
had om te kijken en vooral kelen om te
Juichen, was hier aan den weg en rond
den Dam geschaard.
Overal stonden muziekcorpsen, die tot een
huif uur voor de aankomst der Koningin naar
hartelust konden spelen en de feeststemming
dan ook krachtig aanbliezen. Ook voor de vei-
hgheid was gezorgd: op gestelde punten be
tonden zich Roode Kruis-posten en, waar het
Publiek langs kaden stond gedrongen, hielden
lch reddingsbrigades gereed.
Was Middelburg een hoogtepunt van den
VHomfalen tocht, de climax naar dit hoogte
punt liep via Vlissingen. Te ongeveer kwart
°ver twee kwam de Prins Willem I, de provinci-
R boot, waarop H.M. in Walsoorden was
soheepgegaan, in de buitenhaven van Vlissin-
Ben aan, en meerde aan de ponton van den
steiger van Terneuzen. By het aan land gaan
werd H.M. op den Walcherenschen bodem be
groet door den burgemeester van Vlissingen,
den heer C. A. van Woelderen, wiens dochtertje
bloemen aanbood. De Koningin inspecteerde
daarna een eerewacht van honderd man der
Kon. Ned. Marine, die zich onder commando
van den kapitein ter zee H. J. van der Stad, den
onder-commandant der Marine in Zeeland, na
bij den steiger had opgesteld.
Het eigenlijke Vlissingen deed de stoet niet
aan. Van den West Souburgschenweg werd di
rect in de richting Middelburg gereden.
Het was kwart voor drie, toen alle klokken
van de Middelburgsche torens feesteiyk begon
nen te luiden, ten teeken, dat de vorstin de
Zeeuwsche hoofdstad bereikt had. Aan de
grens van de stad plaatste/de hoofdcommissa
ris van politie zich met drie bereden agenten
aan het heofd van den Koninkiyken Stoet,
die stapvoets temidden van twee hagen jui
chende en wuivende menschen de route naar
den Dam aflegde.
Harteiyk werd H. M. begroet door de depu
taties der tallooze vereenigingen, samen 12.000
man sterk, door de burgerwacht, die stram de
eerbewijzen bracht, door de leerlingen der scho
len voor dienstplichtige onderofficieren der
militaire administratie.
De Dam bruiste over van leven. Het monu
ment, dat, thans nog door wit doek met oranje-
toeven bedekt, temidden van een groepje hoo
rnen het oogenblik der onthulling afwachtte,
was omringd door duizenden menschen. Tegen
over het monument bevond zich de overdekte
koninklijke tribune, daarvoor stond het spreek
gestoelte, terwyi links van de koninkiyke tri
bune de witte glazen hal van de graanbeurs
gevuld was met een zangkoor van 300 frissche
Zeeuwsche meisjes.
Rechts van de tribune bevond zich een af
gescheiden ruimte voor genoodigden en overal
elders stonden en zaten menschen. Alle ven
sters waren bezet. Notaris Terpstra had de
groote vensters van zajn huis, die recht op het
monument uitzicht gaven, bezet met een 50-
tal invaliden, een sympathieke geste. Achter
het monument stonden opgesteld 25 kinderen
van de stichting Kinderzorg. Luidsprekers ston
den klaar om het gesprokene straks over heel
den Dam en in de naburige straten te versprei
den.
Toen de koninkiyke auto's den Dam nader
den, steeg een luid gejuich uit de menigte op.
Terwyi het Middelburgsch muziekcorps onder
leiding van den heer Joh. H. Caro de tonen
van het Wilhelmus liet weerklinken, verliet
H. M. den wagen en werd zy door den Middel-
burgschen burgemeester den heer Fernhout be
groet waarna diens dochtertje bloemen aan
bood.
Het oogenblik was thans gekomen voor den
voorzitter van het plaatseiyk comité, don heer
W. de Graaf, om het woord tot H. M. te rich
ten.
Majesteit.
Spoedig na het overiyden van H. M. de Konin
gin-Moeder nam de Middelburgsche vereeniging
„Uit het volk voor het volk", die in haar 70-
jarig bestaan bij belangryke gebeurtenissen in
ons geliefd vorstenhuis immer leiding gaf aan de
herdenkingen hier ter stede, het initiatief tot de
oprichting van een standbeeld voor haar, die
voor geheel ons volk een moeder is geweest.
De inzameling bestond hoofdzakeiyk uit vele
kleine giften, o. m. hebben leerlingen van alle
inrichtingen van onderwijs hun penningske geof
ferd.
Uit alle 106 gemeenten kwamen uit de meest
uiteenloopende kringen sympathiebetuigingen
met en bydragen voor de oprichting van een ge-
denkteeken.
Eenstemmig besloot het provinciaal comité
tot plaatsing van het monument in de hoofd
stad, die gedurende eenige jaren inwoning
mocht verleenen aan den vader des vaderlands.
De Commissaris der Koningin in Zeeland jhr.
mr. J. W. Quarles van Ufford sprak daarna als
volgt:
De golf van oprechte vreugde, die aan het
einde van het vorige jaar en by den aanvang
van dit jaar over ons volk is heengestreken,
heeft evenmin als de jaren die voorbygingen,
ook maar in eenige mate kunnen dooven de in
nige gevoelens van liefde, toegenegenheid en
dankbaarheid, welke ons volk heeft gekoesterd
en steeds zal biyven koesteren voor wylen Ko
ningin Emma.
Lief en leed heeft zy steeds met ons gedeeld.
De ryke vruchten welke hare groote toewijding
aan 's lands belangen en aan het Nederland-
sche volk in breede kringen heeft geschonken,
zijn onsterfelijk.
Het laatste bezoek van H. M. de Koningin-
Moeder aan Zeeland vond plaats op 1521 Mei
1928. Onder streng incognito logeerde H. M.
toen in het Grand Hotel Britannia te Vlissin
gen, van waar uit meerdere deelen der provin
cie werden bezocht.
Alhoewel H. M. zichzelve in den loop van haar
leven reeds een gedenkteeken heeft opgericht in
de harten van onze landgenooten, zoo .meende
men toch ook in deze provincie een eenvoudig
maar H. M. waardig monument, te narer ge
dachtenis te moeten oprichten.
Het zij my thans veroorloofd, Uwe Majesteit
uit te noodigen, tot de onthulling van het mo
nument te doen overgaan.
Na de woorden van den Commissaris der Ko
ningin nam H. M. het woord en bracht dank
aan het volk van heel Zeeland voor de treffende
wijze, waarop dit uiting heeft gegeven aan zijn
gevoelens van aanhankelijkheid jegens haar
koninklijke moeder, die steeds uit geheel haar
hart ook met der Zeeuwen lief en leed heeft
meegeleefd.
Daarna had de plechtigheid der onthulling
plaats.
Begeleid door den Commissaris van de Ko
ningin, begaf H. M. zich daarna naar het mo
nument, waarvan zy de omhulsels verwijderde.
Terstond na deze onthulling legde Hare Ma
jesteit den eersten krans op het voetstuk neer.
Het in steen uitgevoerde monument laat in
het midden de beeltenis zien van H. M. Konin
gin Emma op ongeveer anderhalf maal de
ware grootte.
De figuur van H. M. zit op een bank met de
rechterhand op een symbolisch aangegeven
oranjestam, welke door de wapens van Neder
land en Oranje omgeven is, terwyl zy in de
linkerhand een waaier heeft. Op den zykant
van de bank is het wapen van de overleden
Koningin-Moeder aangebracht.
Op het voetstuk staan de zoo bekende woor
den van Koningin Emma: „Nederland zij groot
in alles, waarin een klein volk groot kan zyn."
Het zangkoor zong hierna een compositie van
den heer Bosdyk, „In memoriam H. M. Konin
gin Emma", dat door allen met ontroering werd
aangehoord.
Jhr. mr. Quarles van Ufford nam dan weder
om het woord en sprak:
Namens het comité moge ik Uwe Majesteit
eerbiedig dank brengen, dat het Haar heeft wil
len behagen, dit monument te onthullen. Uwe
Majesteit moge er zich van overtuigd houden
dat heel Zeeland het op zeer hoogen prijs
heeft gesteld, dat Uwe Majesteit aan deze plech
tigheid hooge wyding heeft willen geven.
En thans, mynheer de burgemeester van
Middelburg, bied ik u namens het comité dit
monument aan, in het vertrouwen, dat gij het
voor uwe gemeente zult willen aanvaarden en
dat uwe gemeente steeds voor een waardig on
derhoud van monument en omgeving zal wil
len zorg dragen.
Als antwoord hierop aanvaardde de burge
meester van Middelburg, de heer Fernhout, het
monument met de volgende woorden:
Majesteit.
Het verscheiden in 1934 van Hare Majesteit
de Koningin-Moeder heeft het Nederlandsche
volk ook dat deel ervan, dat in Zeeland en in
Middelburg woont, sterk aangegrepen.
Het besef van verlies en van verarming, dat
dit verscheiden ook ons bracht, is sedert niet
vervlakt.
Dit monument zal ons en onze kinderen
naar wy hopen tot in verre geslachten er
aan herinneren, dat Koningin Emma, regee-
rend, land en volk op zeldzame wyze aan zich
heeft verplicht.
En daarna, beschermend en zorgend, zich
onvermoeid heeft willen wyden aan velerlei
volksbelang, dat zyn gelukkigen voortgang
dankt aan de nobele bemoeiingen van deze
hooge vrouwe.
De raad van Middelburg heeft my met de
grootst mogeiyke eenstemmigheid gemachtigd,
dit monument voor de gemeente in beheer en
onderhoud over te nemen.
Overeenkomstig die machtiging, aanvaard ik
het uit handen van U, mynheer de Commissaris
der Koningin in Zeeland, eere-voorzitter van het
provinciaal comité, met grooten dank.
De waarde van dit gedenkteeken wordt, ook
voor de gemeente Middelburg, wel zeer verhoogd,
door de bereidverklaring van Uwe Majesteit, de
onthulling daarvan eigenhandig te verrichten.
Daad, waarmede aan dit uur zoo bijzondere
wyding werd gegeven.
Thans kregen de vertegenwoordigers van cor
poraties en vereenigingen gelegenheid by het
pas onthulde monument hun kransen neer te
leggen. Na eenige minuten was het monument
omringd door meer dan 60 kransen.
Gedurende deze kranslegging speelde het
Middelburgsch muziekcorps koraalmuziek.
Nadat H. M. de Koningin zich nog eenige
oogenblikken met de voornaamste genoodigden
had onderhouden en daarby met name aan den
commissaris en aan den burgemeester van Mid
delburg haar voldoening had geuit, vertrok zy,
luide toegejuicht door duizenden menschen,
naar het station van Middelburg, waar voor
deze gelegenheid een koninkiyke wachtkamer
was geïmproviseerd.
Omstreeks kwart voor 5 uur kwam de Konin
gin by het station aan.
Met de dames en heeren van haar gevolg
nam Hare Majesteit plaats in den koninkiyken
trein, die om tien minuten voor 5 het station
uit stoomde en waarin Hare Majesteit naar het
Loo terugkeerde.
Bij de reedery V. F. Vrolyk te Scheveningen
is Maandag bericht ontvangen, dat een harer
motorloggers, de £»ch. 103, schipper L. Taal,
Zondagmiddag, 60 mijl van Scarborough, een
Engelsch watervliegtuig heeft opgepikt, dat een
noodlanding op zee had moeten maken. Aan
boord bevonden zich zes menschen, die door den
logger op zee zyn overgenomen.
Tengevolge van het stormachtige weer is de
tros een keer gebroken, zoodat deze opnieuw
moest worden vastgemaakt. De logger heeft het
vliegtuig 60 mijl gesleept en in de baai van
Scarborough binnengebracht.
By den bouw van een keersluis op den
Westelijken Merwedekanaal-dyk tusschen
Zeeburg en Oud-Diemen heeft zich een on
verwachte tegenslag voorgedaan, daar het
betonnen gevaarte eensklaps is gaan over
hellen en wel in de richting van het kanaal,
met het gevolg, dat het circa 22 M. lange
bouwwerk ongeveer 1 M. „uit het lood is ge
raakt", zooals de technische term luidt.
In verband met de verbreeding van het Mer-
wedekanaal worden op verschillende punten
keersluizen gebouwd voor inundatie-doeleinden.
Een dier sluizen zal dienst doen op den Weste
lijken kanaaldijk tusschen het Beneden-Diep en
het kanaal, ongeveer 500 M. ten Zuiden van
Zeeburg, op Amsterdamsch grondgebied. In het
voorjaar werd met dit interessante bouwwerk,
dat volgens een in ons land tot nu toe nog niet
toegepast systeem wordt vervaardigd, een aan
vang gemaakt.
Ditmaal werd# n.l. géén fundeering geheid,
doch de sluis, welke geheel van beton wordt op
getrokken. wordt in caissons gestort. De kanaal
dijk werd, in verband -met dit omvangryke
werk, tydeiyk omgelegd en het verkeer wordt
over houten plankiers geleid. Daarna heeft men
de betonstortingen voor de sluis op den kanaal
dijk aangebracht. Het geheele betonnen gevaar
te moet ongeveer 13 M. in den bodem wegzak
ken en wel door zijn eigen gewicht. De wegge-
perste bodem wordt dan door een grijper weg
gehaald. Eerder verrichte peilingen hebben aan
getoond, waarop de betonmassa zal kunnen rus
ten.
De kanaaldyk werd eertyds aangelegd op
zinkstukken van vlechtwerk; deze zinkstukken
moeten met behulp van ijzeren messen, welke
éan de onderzijde van de caisson werden aan
gebracht, worden doorgesneden, opdat het be
tonnen bouwwerk ongehinderd in den bodem
kan wegzakken.
Reeds werden.twee stortingen verricht en het
gevaarte is 3 4 M. gedaald. Thans is men aan
de derde caisson bezig, welke circa 950.000 kilo
weegt. Het gevaarte had reeds een hoogte van
circa 6 M. bereikt en wanneer de derde caisson
gereed zal zijn, moet nóg een betonstorting ter
hoogte van 3 M. plaats hebben. Tot nu toe had
den de werkzaamheden, welke door de aanne
mers Gebr. Kloppert te Grave, voor rekening
van den Rykswaterstaat, worden uitgevoerd,
'n alleszins bevredigend verloop en niets kon een
plotselinge afwyking doen vermoeden, als wel
ke op het eind der vorige week werd geconsta
teerd.
Tijdens de werkstaking, welke by dit bouw
werk plaats greep (het ging om een z.g. solida-
riteitsstaking, welke J.l. Woensdag was bijge
legd) was het gevaarte dagelijks nog circa 2
c.M. in den bodem weggezakt. Toen, na het be
ëindigen der staking, de werkzaamheden wer
den hervat, had alles een normaal verloop, tot
dat eensklaps de overhelling van de betonmassa
naar de kanaalzijde werd geconstateerd, welke
als een groote handicap wordt beschouwd.
Naar ons van deskundige zijde werd ver
zekerd, moet het overhellen ontstaan zyn,
doordat de bodem van den kanaaldyk aan
de zyde, van 't kanaal zooveel slapper is
dan aan de landzyde, waardoor 't gevaarte
aan den eerstgenoemden kant zooveel snel
ler wegzakte.
Zaterdag en ook Zondag zyn arbeiders reeds
doende geweest, om aan de landzyde grond weg
te halen. Dit zal echter in nog veel grootere
mate moeten geschieden, wil men het betonnen
bouwwerk weer zyn loodrechten stand herge
ven.
De gewone audiëntie van den minister van
Financiën zal in den vervolge plaats hebben op
den eersten en derden Woensdag van elke
maand.
In den loop van de jaren 1934, 1935 en be
gin 1936 werden uit België, vóornamelyk in de
plaatsen Oostende, Blankenberghe en Brussel,
tal van auto's gestolen, die over de Nederland
sche grens werden gesmokkeld en aldaar in de
buurt van Rotterdam werden verkocht.
De 43-jarige koopman en bookmaker J. P. C„
die meestal in Frankrijk of België verblijf hield
werd van deze diefstallen verdacht en door de
rechtbank te Brussel tot 27 maanden gevange
nisstraf veroordeeld. C. vluchtte toen naar Ne
derland, doch kon zich op deze wijze niet aan
zyn gerechte straf onttrekken.
De officier van justitie te Rotterdam vervolg
de hem ook hier te lande en de Rotterdamsche
rechtbank legde hem, ondanks zyn ontkentenis,
een gevangenisstraf van drie Jaar op.
De heler van de gestolen auto's, de 47-jarige
Rotterdamsche garagehouder P. B., werd veroor
deeld tot een gevangenisstraf van acht maan
den.
Beiden hebben thans voor het Haagsche Ge
rechtshof in hooger beroep terecht gestaan.
De verdachte C. bleef by zyn ontkentenis. Hy
had de auto's gekocht van een zekeren B., die
op zyn beurt voor een schappelijken prijs de
wagens loskreeg van personen, die by de ren
nen hadden verloren.
De procureur-generaal, mr. A. Rombach, vond
de feiten zeer duidelyk. Op zeer brutale wyze
heeft verdachte de auto's gestolen
Dat hy in België is veroordeeld, is voor een
veroordceling in Nederland geen bezwaar. Hy
heeft daar ni. zyn straf niet ondergaan en het
Belgische vonnis is hier niet executabel. In ver
band met het zware strafregister van verdachte
C. vorderde de procureur-generaal bevestiging
van het vonnis van de Rotterdamsche recht
bank.
De verdediger, mr. J. W. R. Laceulle, pleitte
clementie.
Wat verdachte B. betreft, deze gaf toe onvoor
zichtig te hebben gehandeld door de auto's van
C. te koopen, maar hy was geheel te goeder
trouw geweest.
De procureur-generaal eischte ook tegen ver
dachte B. bevestiging van het vonnis van de
rechtbank.
De verdediger, mr. G. C. A. Oskam, vond de
opzettelyke heling niet bewezen.
Mede in verband met het gunstig verleden
van verdachte drong pleiter aan op het op
leggen van een geldboete.
Arrest 20 September.
Van morgen omstreeks elf uur is brand uit
gebroken in het huis, bewoond door de familie
W. Reinders te Westerbroek, gem. Hoogezand.
Man, vrouw en knecht waren op het land aan
het werk. Toen de vrouw naar huis ging om
koffie te zetten, ontdekte zy het vuur. Van den
inboedel kon slechts een klein deel in veiligheid
worden gebracht. Het huis brandde geheel at
De brandweer van Hoogezand was ter plaatse.
De oorzaak van den brand is onbekend.
De schade wordt door verzekering gedekt.
Zondagmiddag is de 11-jarige W. van Vulpen,
toen hy voor de ouderlijke woning aan de Burg.
Patijnlaan te Zeist fietste, door een auto aan
gereden. Met ernstige verwondingen werd de
jongen naar het ziekenhuis vervoerd, waar hy
is overleden.
Naby de haven van de Staatsmynen te
Sittard is by een arbeidsongeval een arbei
der gedood, terwyl een tweede arbeider ern
stig gewond werd. Een smalspoorlocomotief,
welke een trein kipkarretjes trok, ontspoorde
en kwam in het water van de haven terecht.
De kipkarretjes werden uit de rails getrokken
en sloegen om. Een arbeider kwam onder een
der karretjes terecht en werd op slag gedood,
terwyl een in de nabijheid staande arbeider
die eveneens onder een der karretjes terecht
kwam, ernstige verwondingen opliep en naar
het ziekenhuis te Sittard moest worden over
gebracht.
Sinds eenige weken is men bezig de bestaan
de haven uit te breiden. Maandagmiddag te
ongeveer half twee is de grond, welke onder
de langs het kanaal tusschen Urmond en Stein
loopende rails ligt, plotseling in beweging ge
komen, juist op het oogenblik dat een loco
motief met elf wagens, zwaar geladen met steen
slag, daarover reed. Het gevolg was, dat de
trein op twee wagens na kantelde en van een
hoogte van ongeveer zeven meter in het water
terecht kwam.
Op de locomotief en de wagens bevonden zich
in totaal zeventien personen. Vijftien hunner
konden bijtijds van de wagens sp- ingende
stoker op de locomotief, de 18-jarige D. L.
Besten uit Treebeek by Heerlen, kwam echter
onder de locomotief terecht. Hy werd later met
verbrijzelden schedel onder de machine vandaan
gehaald. De ander, een zekere J. Bakker, uit
Sittard, bekwam vry ernstige kneuzingen en
brak 'n been. Zooals reeds gemeld, is de gewon
de naar het ziekenhuis te Sittard vervoerd.
De justitie stelt een onderzoek in, het parket
uit Maastricht zou Maandagavond nog op de
plaats van het ongeluk aankomen.
Maandagmiddag is door het kordaat optreden
van een vrouw, die in verband met de zand-
afgraving te Nieuwerbrug (Z.-H.) belast is met
het toezicht bij den onbewaakten spoorwegover
gang aan den Weyweg, een motorfietsryder van
een wissen dood gered. De vrouw gaf met een
roode vlag een teeken te stoppen, aangezien er
een trein in aantocht was, doch de bestuurder
van 't motorrijwiel, gepensionneerd veldwachter
van Bodegraven, sloeg hierop geen acht en reed
door.
De vrouw had toen de tegenwoordigheid van
geest den man van zyn voertuig te trekken. Dit
gebeurde juist op het oogenblik, dat dit door den
trein werd gegrepen. De man bleef ongedeerd.
De trein, welke om 16.28 uur van Bodegra
ven naar Utrecht vertrokken was, werd onmid-
aellyk tot stilstand gebracht en had tien minu
ten vertraging.
De motorfiets is geheel vernield.
Toegekend de aan de orde van Oranje-Nassau
verbonden eere-medaille, in brons, aan: W. A.
Sterk, schildersknecht by de firma Koelewyn
en van den Ent, te Amsterdam.
Aan J. N. Daenen, directeur der N.V. Handel
en Scheepvaart Onderneming voorheen Fa. N.
Daenen, te Maastricht, is verlof verleend tot t
aannemen van het onderscheidingsteeken van
de gouden palmen van de Kroonorde van Bel
gië.
By beschikking van den minister van Eco
nomische Zaken zijn, voor het tydvak van 1
September 1937 tot 1 September 1938. weder
benoemd tot leeraar aan de middelbare kolo
niale landbouwschool te Deventer, A. F. Cor-
nelissens, A. de Koning en W. F. van Vliet,
allen aldaar en A. J. van Deventer, te Baam.
Met ingang van 1 September 1937 is aan den
commies by den post-, telegraaf- en telefoon
dienst J. J. Scheres als zoodanig, wegens
ziekte, eervol ontslag verleend.
Met ingang van 1 October zyn benoemd: le.
tot directeur van het Huis van Bewaring te
Almelo, A. Slot, commies ter directie by de ge
vangenissen te 's-Hertogenbosch; 2e. tot direc
teur van het Huis van Bewaring te Assen, M.
Asijee, commies ter directie by het Huis van
Bewaring te Arnhem.
Benoemd tot kantonrechte' -plaatsvervanger
in het kanton Helmond: L. F. Veugelers, ont
vanger der registratie en domeinen te Helmond.
47
..Ja, ziet u, die houtzageryDie laat m'n ge-
Jachten niet met rust. Als ik de „Druiventros"
ezit en daarnaast nog het aangrenzende land
an Gürtler en eveneens het daaraan grenzende
°ezit van de houtzagery, ja, dan zou ik zelf
f°°'n klein landgoed bezitten. Dan was er geen
•herbergier vervloekt, herbergiers zyn hoogst
a°htenswaardige lieden; maar 't vak ligt me nu
enmaal niet dan was er van geen herber
gier sprake. Dan had ik een arbeidsveld, dat me
hgt, dan zou ik het zoo in 't groot kunnen be
geren. Maar de middelen ontbreken me."
..De middelen, Balthassar, zal ik u verschaf
fen."
Voor de derde maal keerde Balthassar zich
naar den muur. Toen hy zich weer omdraaide
ei bij zacht:
»Ik schaam my voor u, mynheer Hubertus.
~4aar ik waarschuw u ook. Wie op het land edel
moedig is, wordt opgegeten."
..Dank je!" antwoordde ik op deze waarschu
wing, maar ik bleef by mijn voornemen.
EPILOOG
E>e meeste romans eindigen met een huwelyk.
wee handen sluiten zich voor het leven ineen,
b de geschiedenis is ten einde. Dat is het zeer
befd, maar ook veel bespotte „happy end."
Ook myn roman is met een huwelyk geëin
digd.
Drica Isenloh is myn vrouw geworden.
Maar ik weet, dat de geschiedenis hiermede
liif.1 ten einde is. Voor ons begint ze nu eigen-
Pas. Eerst nu komt het nieuwe leven, de
bjk
broef op de som, eerst nu begint de lange weg
eigenlijke schouwspel. Desondanks geloof ik
et> dat ik deze bladzyden voortzet. Ik zal myn
liefde léven, maar niet beschryven. Er bestaan
journalisten der liefde, reporters der eigen erva
ringen; ik behoor niet tot hen, ik gevoel geen
sympathie voor hen en ik heb ook geen groote
achting voor hun kunst.
Zoo eenvoudig als mijn aanzoek was, is ook
ons huwelyksfeest geweest. Balthassar heeft het
desondanks klaargespeeld, er een mooi volksfeest
voor de heele gemeente van te maken. Langs
den bergweg naar de kerk boven stond een lange
haag van menschen, en de schoolkinderen zon
gen voor hun „juffrouw" een huwelykscantate,
schoon als engelen. Er had slechts één ergerlyk
incident plaats: Timm, die eveneens op het hu
welyksfeest was uitgenoodigd, kreeg verschrikke-
ïyke ruzie met vrouw Sturz omdat hij gezegd
had, dat ze zich zoo idioot had toegetakeld, dat
ze de heele plechtigheid bedierf. Vrouw Sturz
zag er dan ook werkeiyk fantastisch uit. zy
droeg een rose jurk en een hemelsblauwen hoed.
Wondermooi zag mijn goede Mathilde er uit in
haar zwartzyden kleed. Erica had van haar
bruidsmyrte een groen kransje gemaakt en er
zilveren bloesems doorheengevlochten. Met deze
krans zat de goede, trouwe ziel, de vriendin van
myn moeder, gedurende het bruiloftsmaal aan
myn linkerzyde.
Er is bij myn huwelijk geen wissel getrokken,
die niet voldaan kan worden. Het is een ver
standshuwelijk. Andere huwelijken zouden niet
gesloten mogen worden. Geld speelde geen rol,
aangezien ik voldoende en Erica niets bezat;
maar het waren toch overwegingen van het ver
stand, die my tot deze huwelyksverbintenis leid
den. Erica is een vrouw van bloeiende gezond
heid en van een lieftalligheid, die naar alle
waarschynlykheid lang zal duren; zij is opge
wekt en levendig, maar niet zoo'n spring-in-het-
veld die ik voor niets ter wereld aldoor om me
heen zou kunnen hebben; zij bezit een flinke
dosis ontwikkeling, zoodat ze me niet zal ver
velen, maar ook zal ze me niet (wat nog erger
zal zijn dan verveling) met een dilettantische
eruditie doodmartelen. God zij dank is ze geen
artiste, ze dicht niet, schildert niet, heeft geen
eerzucht die uitgaat boven haar huishouden en
haar werkkring, maar ze heeft een aardige stem
en ze speelt ook goed piano.
zy houdt van kinderen en interesseert zich
voor huishoudeiyke aangelegenheden; toch ben
ik niet bang, dat zy een van die huisvrouwen zal
worden, wier horizon niet wyder is dan de rand
van haar pannen. Ik weet, dat Erica niet naar
bed zou kunnen gaan als zij overdag niet iets
in een goed boek of in een goed tydschrift heeft
gelezen. En tenslotte weet ik dat Erica my nim
mer zal beliegen of bedriegen.
Dus ben ik gelukkig. Het is geen roes, geen
jubel, geen storm door bloed en ziel, het is
een rustig, zeker gevoel van welbehagen. Daar
aan geef ik de voorkeur. Het mag dan een wei
nig burgerlijk schynen ik heb er reeds lang
den leeftijd voor maar ten slotte: in vele din
gen hebben de burgers gelyk.
Wy zyn reeds diep in den winter, 's Morgens
om negen uur begint by ons in het dal de dag
en 's middags óm drie uur is hy afgeloopen. De
zes lichte uren zyn wy meestal buiten, op onze
ski's, op de slee, of gewoon als wandelaar. Dik
wijls blijven wy voor een zilveren winterland
schap langen tyd zwygend stilstaan. Erica stoort
my dan niet met geëxalteerde uitbarstingen van
vreugde of banale opmerkingen; hoogstens wyst
zy soms met de hand stil naar een of andere
byzondere schoonheid. Onze zielen zyn echter
geheel een.
Soms stappen we een boerenherberg binnen
en nemen ons deel van de lijmerige conversatie-
brei, vroolijk en met goede appetyt; wy doen
zulks niet om de boeren uit te hooren of ons
over hen vroolijk te maken, neen, alleen om bij
menschen te zyn. De boeren worden altyd een
beetje verlegen, als wy by hen plaats nemen, en
een heeft er eens in een vlaag van ridderlykheid
zyn stinkende tabakspyp laten uitgaan, waarop
Erica hem een brandende lucifer reikte. Toen
zei de boer: „U bent een patente vrouw!"
Deze lof heeft mij zeer verheugd.
Balthassar zien wij zelden. Hy is met zyn
Maaltje getrouwd en zal wel heel tevreden met
haar zyn; hij werkt nu aan de inrichting van
zyn nieuw bedryf.
Dezer dagen arriveert zyn broer. Dan nemen
we het landgoed over. Wy hebben ons voorge
nomen, ons geheel aan het landgoed en de ge
meente te geven en elkaar beloofd, het landgoed
weer te verkoopen, als we zouden inzien, dat wy
niet de eigenaars zyn, die het landgoed en het
dorp ten zegen strekken. Wij willen niet zoo ge
wetenloos zyn, ons op zoo'n gewichtige plaats
te handhaven, als wij bemerken, dat we er niet
voor deugen.
Balthassar zweert by hoog en laag, dat Erica
de schitterendste landvrouwe van de heele pro
vincie zal worden. Wat my betreft, zoo zei hy
peinzend, moest eerst het verdere verloop wor
den afgewacht. Veel fiducie had hy niet! Ie
mand kon heel goed Hubertus heeten en toch
in het geheel niet in het woud thuis hooren. Dat
is te zeggen: in het woud paste ik wel, dat was
bewezen, maar voor landheer, gelooft hij, on-
brek me de flair en het instinct; daarin moest ik
me dus maar op myn vrouw, zyn broeder en
hem verlaten, als ik hem verder myn ver
trouwen waardig bleef keuren.
Sedertdien bestudeer ik des avonds boeken
over landbouw. Balthassar heeft daar lucht van
gekregen en het buitengewoon gevaarlijk ge
noemd. „Kyk," zegt hy, „als je eerst zooiets uit-
geknobbeld hebt, wil je het ook probeeren, en
als je het probeert, loopt het op niks uit."
„Maar Balthassar, wat moet ik dan op myn
landgoed uitrichten?"
Hij krabde zich achter het oor.
„Niets, heelemaal niets! Dat is te zeggen: u ls
natuurlijk de voornaamste persoon, de eigenaar.
Stelt u zich een goeden koning voor in een staat,
mynheer Hubertus! Wat doet hy? Vóór alles
houdt hy zyn mond. Hy zegt tegen zich zelf: de
deskundigen in mijn rijk begrypen het zaakje
beter dan ik; ik laat ze dus maar begaan en
bemoei me er niet mee. Ziet u, mynheer Huber
tus, zoo doet een goede koning. Een ydele ko
ning wil alles zelf doen, en dat loopt falikant
uit."
„U bedoelt dus, dat ik op het landgoed zooveel
als een nul moet zyn?"
„Een nul niet. Dat is overdreven! Tja, hoe
noemen ze dat in de krant: een persoonlyk-
heid!"
„Maar wat voor een persooniykheid?"
„Een representatieve persooniykheid! Juist!
U bent op uw landgoed de representatieve per
sooniykheid en uw vrouw en myn broeder zijn
de ministers, die de zaak leiden, en ik, de oude
Balthassar, ik ben.... nu, wat dunkt u, ik ben
uw vazal of uw ambassadeur in de gemeente, die
op alles let. Dan zal alles goed gaan en gedyen."
Als het niet juist Balthassar was geweest, die
my deze voorstellen deed, zou ik ze kwalijk heb
ben genomen. Maar dezen mensch, die er zoo
door en door eerlijk mee voor den dag komt, kan
men niets kwalyk nemen.
Ik studeer verder. Voor het overige zal ik Bal-
thassar's raad opvolgen. De eerste jaren zal ik
op myn landgoed alleen maar een representa
tieve persooniykheid zyn! Goed, dat ik tenmin
ste nog een fraai etiket draag!
De oude Kriigel is gestorven. Hij heeft geen
boom meer van het woud kunnen vellen, maar
wilde toch nog van vroeg tot laat bezig zijn. Met
het gevolg, dat hij verslibte greppels uitbagger
de: zyn dierbaar woud de aderen zuiverde.
Kriigels werkwoede was nooit te temmen. Hij
werd er het slachtoffer van. Een zware verkoud
heid opgeloopen, in een moerassige sloot, een
longontstekingen uit was het!
Vroeger heb ik me eens voorgesteld, hoe Krü-
gel in zyn kist zou liggen.
Het was precies zoo. Met 'n stoppelbaard, een
gemeiyk gezicht. Maar de handen! Zoo een
voudig in hun verwrongen vorm, zoo gehavend
in een leven van zwaren arbeid, en nu zoo stil
en vroom op de borst gevouwen.
Eens moet ieder in de kist zyn handen laten
zien! Dan komt het op verzorging, ringen oi
schoonen vorm niet meer aan. Alleen hierop, of
God, wanneer Hij in een der drie doodsnachten
voorbygaat en naar de daden ziet, tot den doode
zegt: Gy hebt de eeuwige rust verdiend!"
Tegen Kriigel zal Hij zeker dit zeggen.
Ik weet niet of er lieden zyn, die by een
doodskist kunnen staan zonder in hun hart een
gebed uit te spreken of althans iets ten afscheid
te geven dat als een gebed is al was 't slechts
een ernstige gedachte.
Ik heb by Krügel's doodskist gedacht: „Lieve
God, ik weet niet, hoe uw paradys eruit ziet
maar als u daar zooiets hebt als een woud, laat
den ouden Krügel déar dan wonen!"
Gedurende de stille, lange winteravonden
droomen Erica en ik vaak van de naderende
lente. Dan gaat er een nieuw leven beginnen.
Zonder deze bloeiende jonge vrouw zou ik de
eenzaamheid van den winter niet hebben ver
dragen. Maar nu was ik altijd tevreden, ook als
ik over myn boeken gebogen zat. Het is my vol
doende te weten, dat Erica er is, en ik voel mij
heelemaal niet eenzaam.
Eens echter zei ze:
„Ik heb één grooten wensch. Verkoop of ver
pacht dit huis!"
„Waarom? Het is volgens myn smaak gebouwd
en het is veel comfortabeler en aangenamer dan
het zoogenaamde kasteel boven."
„Verhuur de woonruimte van t kasteel dan."
„Waarom? Om dat beetje byverdienste?"
„Neen, om den huurder."
„En wie moet dat dan zyn?"
„Iemand uit de stad, iemand met geest, liefst
een van je vroegere vrienden."
„Ahdan heb ik gezelschap, bedoel je? Je
wilt, dat ik niet vereenzaam. Wil jy dan niet
altijd mijn gezelschap zyn?"
„Neen! Niet altyd! Je moet ook dikwyis in
ander gezelschap zyn, en ook vaak alleen gaan
reizen. Dan zul je telkens weer opnieuw weten,
waar je thuis is."
„Ja," zei ik en gaf haar de hand.
Hubertus! Als men den naam hoort, denkt
men aan de jacht.
Een jager zal ik niet zyn, myn tyd van Ja
gen is voorbij, zooals hy voor dien levenslustigen
prins van Aquitanië voorby was, toen hy tus
schen het gewei van het hert het witte Kruis
van den heiligen ernst had zien verschynen.
Maar als Hubertus wil ook ik altyd in het woud
wonen, in zijn duizendvoudig leven, in zijn heer-
lyke, groene tent
Thans, na een Jaar. weet ik, dat het woud
niet dat eenvoudige, stille bladerenhuis is, dat
het den meesten toeiykt; het woud heeft zijn
ellende en zyn vrede, zyn smartkreten en zyn
gezang. Wat in het eigen hart opklinkt, wekt in
het woud een echo
EINDE.