VOEDING SCHOOLGAANDE JEUGD
BEVELEN GEVEN
'BK
RADOX
DRE DENKT NOG ALTIJD AAN
DE JUBELFEESTEN
Wintercampagne
al begonnen?
ZONDAG 19 SEPTEMBER 1937
SLUIT U AAN
OOK GIJ EEN ABONNEMENT
Redelijk blijven
Ons Prijsraadsel
Ontboezemingen van puzzelaars,
die deze meening zijn
toegedaan
Cijfers door letters te
vervangen
Oplossing vorig raadsel
Het nieuwe raadsel
4.8.9.29.27.28.26.
48.49.33.34.35.41.
42.43.45.11.10.
15.21.22.20.12.13.14.17.19.
18.24.25.5.6.
48.2.30.31.32.7.
1.38.37.40.44.
48.49.39.2.3.43.50.
27.36.16.38.33.46.47.47.23.
Snelheidsverlies van Schepen
Door schelpdieren en zeegrassen
Elementaire instructies
voor beginners
EEN MOOIER TEINT
Om een opstel
BRABANTSCHE BRIEVEN
Nog niet gewend aan de stilte
van deus najaar
llllll!llllllllllillll!llllllllilllllillll!lllllllllll!l!lllllll!llilll!llllllllll!llllli!li!IIIIIIIIIIIIIIIIlllllSllllllllillllllllllllllll!lll!llllllllllll!lllllllllllllllllllllll||
Gebruind door de buitenlucht, lichamelijk
aangesterkt en geestelijk uitgerust.... zoo
kwamen onze jongens en meisjes het
schoollokaal weer binnen, om in een nieuwe
klas met frisschen moed den werktijd van eenige
maanden achtereen aan te vangen sommige
zelfs om voor de eerste maal met het school
leven kennis te maken.
Zullen ze tot de eerstvolgende vacantie hun
gezonde kleur, hun levenslust en hun weer
standsvermogen behouden?
Ja.... als de goede gewoonten van den va-
cantietijd zooveel mogelijk worden volgehou
den: als beweging in de buitenlucht ook nu een
deel blijft uitmaken van het dagelijksch leven;
als doelmatige rust voldoende nachtrust
vooraleen tegenwicht vormt voor de
thans grootere geestelijke inspanning; als
degelijke voeding tegemoet komt aan de eischen,
die èn door den groei èn door het schoolleven
aan de kinderen worden gesteld.
Wat die voeding betreft, de drukke school
dagen kunnen zoo heel licht de goede gewoon
ten van den vacantietijd weer doen verslap
pen; .er is zoo'n groote kans, dat het ontbijt
niet meer rustig verloopt, maar te lijden heeft
onder de haast van 't naar school gaan; het
gebeurt zoo vaak, dat op de pauze tusschen 12
en 1.30 uur gerekend wordt voor het nazien
van de middaglessen en dat alles ten koste
van de voedselopname, die of gehaast of on
voldoende geschiedt.
Ik geloof, dat juist in dezen tijd nu het
feitelijk gaat om „bijhouden" van het gezond-
heidspeil en volstrekt nog niet om „inhalen"
de waarschuwing om niet met de voeding de
hand te lichten meer dan ooit op haar
plaats is.
Denkt u wel, moeders, aan den halven liter
melk per dag, die eigenlijk aan ieder kind in
den schoolgaanden leeftijd toekomt? Let u er
op, dat dus bij elk van de twee broodmaaltijden
de gewone beker wordt uitgedronken, en zorgt
er voor dat het dan nog ontbrekende wordt
aangevuld door het dagelijksch melkgerecht tot
besluit van het middagmaal? Een pap, een scho
teltje, een eenvoudige melkpudding ze zijn
alle zoo gemakkelijk te bereiden en ze behoeven,
maar weinig te kosten. Ze staan ook niet gauw
tegen, want de mogelijkheden op dit gebied zijn
zóó veelvuldig, dat de voortdurende afwisseling
- zelfs in de eenvoudigste pappen den eet
lust vast en zeker gaande houdt.
En denkt u ook aan de boterham, het voed
zame brood (liefst van den ongebuilden graan
korrel) en de daarbij behoorende boter? Be
schouw die niet als een luxe artikel, waarmee
men spaarzaam moet omgaan: smeer de snee
brood flink en.leg er liefst nog een niet te
dunne plak kaas op ook. Dat is een ontbijt of
een twaalfuurtje, waarop gerust een ochtend of
een middag van min of meer inspannend her
senwerk kan volgen, zonder dat de gezondheid
er onder heeft te lijden.
Ten slotte: behoort de schoolgaande jeugd
hog tot de allerkleinsten, geef dan voor het vrije
kwartier een kleinigheid mee om den ongewo-
hen rek tusschen twee opeenvolgende maaltij-
I VEERTIENDAAGS VERSCHIJNEND PROPAGANDABLAD
DER RX STAATSPARTIJ ABONNEMENTSPRIJS F1.-PER
JAAR ADMINISTRATIE MAURITSKADE 25 DEN HAAG
den wat te bekorten. Een klein fleschje melk
in het ochtendkwartier, misschien een blokje
kaas voor 's middags en het onprettige ge
voel van een leege maag zal niet alleen ver
dwijnen, maar het gekozen voedsel zal ook op
zeer gelukkige wijze het kinderlichaampje weer
van nieuwe kracht voorzien.
MARTINE WITTOP KONING
In de opvoeding eischen we eischen voort
durend dit voortdurend dat van de kin
deren. We geven bevelen en willen, dat de
kinderen gehoorzamen.
Dat is ons goed recht en onze plicht. Het
staat er in zoo'n heel kort zinnetje, als zoo
iets hèèl eenvoudigs en toch is het iets, waar
boekdeelen over geschreven zouden kunnen
worden. Waar in het huisgezin de grootste
moeilijkheden aan vastzitten.
Waarom bevelen we en waarom willen we
eigenlijk gehoorzaamd worden?
De baby, het kleine kind en het schoolgaan
de kind leven in een wereld, die klein is en
ver weg van de wereld, waar ze eens een meer
of minder verantwoordelijke plaats in zullen
nemen. Ze hebben in al hun beperking geen
idéé van deze groote-menschenwereld met haar
wel en wee en met de mogelijkheden, waar
mee in die wereld rekening gehouden moet
worden. Het is een wereld, waar ze langzamer
hand naar toe moeten groeien die langza
merhand voor hen open moet gaan.
En nu gaat het hierom, dat wij er ons van
bewust zijn, dat er in die wereld een taak voor
.hen ligt te wachten, die ze in volle verant
woordelijkheid hebben te aanvaarden dat
er offers zjjn, die ze eens zullen moeten bren
gen.
Het kind weet in al zijn onbewustheid niets
van wat hem te wachten staat. Wij wel en
wij willen het opvoeden om het deze taak te
laten vervullen volgens zijn beste kunnen.
Daarom bevelen we en daarom eischen we ge
hoorzaamheid aan deze bevelen.
En waarom is het eigenlijk, dat hieraan zoo
veel moeilijkheden vastzitten? Een van de
groote oorzaken moeten we hierin zoeken, dat
we zoo licht geneigd zijn, uitsluitend eischen
te stellen aan de gehoorzaamheid van het kind,
zonder eischen te stellen aan de bevelen van
ons zelf.
Zijn we ons eigenlijk wel bewust van den
afstand: kinderwereldgroote menschen we
reld? De kinderwereld, waarin alles kan
alles mag en ook alles zou gebeuren als de
oudere niet met zijn waarschuwende stem in
zou grijpen, als de oudere den gang van deze
kindergedachten niet zou onderbreken met de
vraag, iets voor hem te willen doen.
In het eerste geval, dat, waarin we gaan
verbieden en het bevel uiten dat we iets zus
of zoo gedaan willen hebben, in plaats van an
ders, zullen we op tegenstand stuiten, dien het
kind heeft te overwinnen, voordat het voldoen
kan aan dat wat we vragen.
Ik zeg dit niet met het vooropgezette idee
van een piëteit voor het kind, die overeen
komt met die, welke men in de „eeuw van het
kind", zooals men deze 20ste wel eens be
titelt pleegt te bezitten. Ik houd er niet
van, het kind op een voetstuk te zetten, noch
om het in honderd en een opzicht te ontzien
omdat het een kind is. Integendeel zelfs, ik
vind, dat we wel degelijk streng kunnen zijn
in onze eischen. Maar het feit blijft, dat een
kind iets te overwinnen heeft en in den regel
is het zoo, dat we daar niet de minste reke
ning mee houden. Waarmede we tegenover het
kind een onredelijkheid begaan, die het niet
verdient. En deze onredelijkheid komt bij ons
tot uiting in verschillenden vorm.
Soms zijn de eischen te zwaar, soms is onze
toon zóó weinig animeerend en onverschillig,
dat deze onverschilligheid oogenblikkelijk op
het voor suggestie vatbare kind overgaat, of
soms vragen we iets op een moment, waarin
het voor het kind héél onaangenaam kan zijn
gestoord te worden. Ën we vergeten dan,
dat ook wij zelf zóó intensief bezig kunnen zijn.
dat we niets liever willen dan zonder stoornis
verder te mogen werken.
Daarom moeten we onze gedachten eens Ia-
ten gaan over het onderwerp: hoe geven we
onze bevelen, wat vragen we van het kind op
gezette tijden, en kan het ook wel eens onze
schuld zijn, dat een scène ontstaat, wanneer
we den kinderen iets peggen of wanneer we van
de kinderen iets vragen? Zijn we redelijk, hou
den we er genoeg rekening mee, dat de kinder
wereld een eigen, kleine zelfstandigheid is, die
we langhaam aan moeten doorbreken enuit
breiden tot een groote zelfstandigheid, die de
verantwoordelijkheid voelt van de taak, die iD
de wereld op het kind wacht?
En als we ons dit wezenlijk overdacht heb-
Ziet zij er niet aardig uit met dezen
pullover van roestbruine wol? Voor een
groot deel komt dat door de stralen
van witte angora, die van het voorpand
uitgaan. Speciaal geschikt voor de ko
mende donkere dagen. Wie dus een
zonnetje wil zijn voor haar omgeving
ben, dan zullen onze bevelen een zoodanige uit
werking hebben, dat ze de kinderen er niet toe
prikkelen, om het juist niet te doen, maar we
moeten ontwapenend op hun tegenstand wer
ken, zoodat hun gehoorzaamheid even vanzelf
sprekend wordt als naderhand hierdoor het van
nature „goed zijn".
Bravo! de wintercampagne schijnt weer be
gonnen: dit nummer was ten minste niet voor
de poes, hoor!"
Bij die eene ontboezeming bleef het lang
niet van links en rechts kwamen er uit
spraken als:
„Een zware dobber".
„Dit raadsel heeft me meerdere uurtjes werk,
maar prettig werk bezorgd."
„Een gezellige zoekerij."
„Zooveel werk met deze puzzle, dat ik nau
welijks tijd overhield voor den DréEnz.
Allemaal uitspraken, ook die we hier niet
overbrengen, welke echter geen verzuchtingen
waren, tenzij we als zoodanig konden beschou
wen o.a.:
„die „derde galg", en vooral die „steiger
neer", hebben me heel wat hoofdbrekens ge
kost: ik heb drie vellen papier volgekrabbeld,
vóór ik het juiste te pakken had."
Maar het bijschrift van een dier „mop
peraars": „mijn compliment voor het origineele
in elkaar zetten der woordparen," maakt alles
weer goed.
De oplossing van het vorig raadsel was:
De uitgeloofde prijzen vielen bij loting ten
deel aan: Leo Auping, Singel 13, Deventer;
mej. Willy Berendse, Zandhofschestraat 117,
Utrecht; J. van Leeuwen A63, Hoogkarspel
(N.H.)P. J. Tolsma, Stuyvesantstraat 9II,
Amsterdam-W.; mej. A. Vogelzang, Bentinck-
straat 43, Oldenzaal; A. C. van IJzendoorn,
Rembrandtlaan 9, Heemstede.
Deze week volgt een letterraadsel volgens
bijgaand schema:
De opgave is elk cijfer of getal in de opgave
door een'letter te vervangen zóódanig, dat men
in de 9 regels voor de getallenreeksen woorden
krijgt, aan de volgende omschrijvingen beant
woordend:
Ie regel: een telwoord.
2e regel; leven, lawaai.
3e regel; zout water.
4e regel: verlegen, bedeesd.
5e regel: gift.
6e regel: kleedij.
7e regel: vandaag.
8e regel: consciëntie.
9e regel; kostschool.
Bij juiste vervanging leest men voor 1, 2, 3
enz. tot en met 50 een veelzeggend
spreekwoord.
Onder de inzenders van een goede oplossing
worden weer zes fraaie prijzen verloot.
Oplossingen worden tot Donderdagmiddag
12 uur ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen,
Ruysdaelstraat 60, Utrecht.
Men kent tegenwoordig niet minder dan
126 soorten dier- en plantengroepen, die
zich op 'tonder water liggende deel van
den scheepsromp in massa's vasthechten en daar
door de oppervlakte van den scheepswand, die
oorspronkelijk glad was, in den loop van den
tijd met een dikke, slijmerige massa vol draden
en wier bedekken. Deze begroeiing, welke zich
vooral aan 'de schepen, welke in de tropen va
ren, vasthecht, verhoogt de wrijving aanzienlijk
en de schepen ondervinden er heel Wat nadee-
len van.
Dr Wolfgang Neu (Leipzig) maakt thans
melding van nieuwe proeven ter bestrijding van
deze parasieten. Tegenover de sedert lang ge
bruikte methode, om den scheepsromp, die zich
onder water bevindt, met vergiftigde verf te be
strijken, is vast komen te staan, dat b.v. de
zoogenaamde zeepokken absoluut immuun ble
ken tegenover dit vergif. In den laatsten tijd is
men tot de overtuiging gekomen, dat bepaalde
kleuren van invloed op deze levende wezens
zijn. Proeven in Amerika hadden tot resultaat,
dat groen licht een goed afweermiddel is tegen
zekere larven. Andere' proeven met gekleurd
papier hadden dezelfde resultaten. Zoo vond
men b.v. op een bepaalde kleurenserie uitslui
tend de worm Spirorbes, terwijl andere kleur-
schakeeringen slechts de helft of zelfs 1/6 ge
deelte der gewone getallen aanwezen. Verdere
systematische proeven hieromtrent, voorzoover
bepaalde kleuren ter vermindering van de be
groeiing der schepen kunnen bijdragen, Worden
genomen.
Van letselvuns maken we het woord leVensLust
van veelrood maken we het woord voOrdeEl
van aroma—onder maken we het woord moOrdeNaar
van steigerneer maken we het woord eeRgisTeren
van stemgeheel maken we het woord heMelgEest
van muiterkan maken we het woord tuInkaMer
van aderangel maken we het woord neDerlAag
van anoderand maken we het woord onDerdAan
van togastonde maken we het woord stAdgeNoot
van derdegalg maken we het woord daGgelDer
Alzoo in de linksche kruisjes-kolom.;
VOORMIDDAG
en rechts: LENTEMAAND.
Zooals uit den kop van dit artikel blijkt, volgt
hier een elementaire uiteenzetting van de
beginselen van het bridgespel. Er zijn na
tuurlijk velen, die dit spel in mindere of meer
dere mate beheerschen en voor diegenen is dit
artikel niet geschreven; het spreekt echter van
zelf, dat ook zij een beurt krijgen. Voor het
evénwel zoover is, rest mij nog een belangrijke
taak. Immers er zijn er zeer velen, die niet in
de gelegenheid zijn zich in ons mooie kaartspel
te bekwamen, zoodat zij eerst in de gelegenheid
moeten worden gesteld het bridge-spel zoodanig
te leeren, dat ook zij een rubriek voor gevorder
den kunnen volgen.
Om dit echter te bereiken is het absoluut
noodzakelijk, dat deze rubriek in de eerstvol
gende weken niet alleen goed gelezen, maar
zelfs grondig bestudeerd wordt!!
Na deze korte inleiding zal ik dan maar van
wal steken met de voornaamste regels van het
bridge-spel:
1. Men speelt het spel met 4 personen en 52
kaarten. De 2 tegenover elkaar zittende perso
nen zijn partners, m.a.w. „gaan samen".
2. Elke speler geeft op zijn beurt; de volg
orde is in de richting van de wijzers van een
uurwerk. Men geeft één kaart tegelijk in de
bovengenoemde volgorde.
N.B.: Het spel wordt verdeeld in twee perio
den:
a. Het bieden.
b. Het spelen.
3. Bij het bieden gaat men een contract aan
van het aantal slagen, dat men met spelen
denkt te behalen. De gever begint te bieden en
wel als volgt:
Hij (zij) annonceert (noemt) 1, 2, 3, 4, 5, 6 of
7 in een der vier kleuren of in sans atout (zon
der troef), hetgeen beteekent, dat hij tezamen
met zijn partner (maat) het geannon
ceerde aantal slagen wil behalen met genoemde
kleur als troef of zonder troef (sans atout).
Indien de gever geen dezer biedingen wenscht
te doen, „past" hij. De andere spelers krijgen
ieder in de bovengenoemde volgorde hun beurt
om een bod te doen of te passen.
Elk bod moet echter hooger zijn dan het voor
gaande
Bij het bieden is de volgorde der kleuren wat
de Waarde betreft als volgt: (van onder naar
boven)
Klaveren, Ruiten, Harten en Schoppen!!
1 Schoppen gaat dus boven een één-bod in de
drie andere kleuren, maar een 2-Klaveren-bod
gaat weer boven een 1-Schoppen-bod.
Een bod in sans-atout gaat echter altijd bo
ven een even hoog bod in een kleur.
Dit bieden gaat steeds door en iedere speler
kan dan ook meerdere beurten krijgen om te
bieden.
Het bieden wordt echter gesloten, zoodra 3
achtereenvolgende spelers gepast hebben!
Men kan een bod (uitgezonderd „pas") van
de tegenpartij doubleeren d.w.z. dat men het
eventueele resultaat bij voorbaat verdubbelt.
(Omdat men verwacht, dat dit in zijn voordeel
zijn zal.) Het koppel, dat tot dit bod kwam, mag
in dat geval redoubleeren (4 x het resultaat).
Zoodra het bieden gesloten is, begint het Spe
len.
4. Het paar, dat het hoogste bod gedaan
heeft, moet trachten dit contract na te komen,
met dien verstande, dat de speler, die het eerst
de kleur genoemd heeft van het eindbod, (of
indien dit in sans-atout gespeeld wordt, de spe
ler, die het eerst S.A. geboden heeft) de spel
leider wordt en dus de spelleiding van de 26
kaarten van zijn maat en van zichzelf op zich
neemt.
Nadat dus de speler links van dezen spellei
der de eerste kaart heeft voorgespeeld, legt de
blinde, (d.i. de maat van den spelleider) zijn
kaarten open op tafel en speelt slechts op bevel
van den spelleider de kaarten bij!!
5. Onder een slag verstaan wij de vier kaar
ten, door ieder op hun beurt bijgespeeld.
De slag wordt gemaakt door dengene, die de
hoogste kaart in dezelfde klem- van de in dien
slag eerstgespeelde kaart bijspeelt!
Men is verplicht te bekennen, (d.i. bij te spe
len in dezelfde kleur als de eerstgespeelde
kaart.)
Indien men echter geen kaarten in die kleur
heeft, mag men introeven (d.i. een kaart bij
spelen van de troefkleur).
Iedere kaart van de troefkleur, ook de laag
ste, gaat boven elke andere kaart van welke
kleur dan ook!
6. Het doel van het spel is een Robber te
behalen!
verkrijgt U door een goede huidverzorging.
Doe daartoe wat Radox in Uw waschwater!
Bij apothekers en erkende drogisten 5 f 0.90
per pak en f 0.15 per klein pakje.;
-r f et is ons een genoegen, be-
f—j lang stellenden te kunnen
mededeelen, dat wij ingaan
de heden in onze krant een bridge-
rubriek openen, welke voortaan
iedere week zal worden opgeno
men. Wij hebben gemeend, deze
rubriek niet aanstonds alleen
dienstbaar te moeten maken voor
hen, die het spel reeds kennen,
doch het aanvankelijk te zoeken
in de richting van lesgeven, waar
door zij, die de bridge-kunst niet
of niet voldoende machtig zijn, in
de gelegenheid worden gesteld,
binnen afzienbaren tijd een be
hoorlijk robbertje te leggen.
Dan zal de rubriek ook aantrek
kelijker worden voor de meer ge
vorderden en geroutineerden.
Intusschen kunnen dezen mis
schien toch reeds eenige voordee-
len opdoen, als zij de lessen, zij
het ook oppervlakkig, volgen. Er
zal allicht iets van de spelregels in
vergetelheid zijn geraakt.
Dat de heer P. H. A. Tuin een
goede bekende in den R.K. Bridge
bond zich met de verzorging
van de rubriek heeft willen belas
ten, is er een waarborg voor, dat
de lessen en later de proble
men iedere week weer met inte
resse zullen worden tegemoet ge
zien. REDACTIE.
Een robber bestaat uit 2 manches. Wie dus
het eerst 2 manches heeft behaald is de win
naar van die robber.
Een manche is gemaakt, wanneer men 100
punten of meer onder de streep behaalt (zie de
puntentelling). Deze 100 punten behaalt men,
wanneer men 3 SA. of 4 Harten, of 4 schoppen,
of 5 Klaveren, of 5 Ruiten biedt en maakt. Dit
beteekent dus, dat men 9 slagen zonder troef,
of 10 slagen met Harten of Schoppen als troef,
of 11 slagen met Klaveren of Ruiten als troef
moet bieden en maken!!
De slagen, die men meer maakt dan 6, wor
den slagen „aan trek" genoemd. De waarde van
deze slagen aan trek is als volgt:
Klaveren en Ruiten 20 per slag aan trek.
Harten en Schoppen 30 per slag aan trek.
Sans Atout 40 voor den eersten slag aan
trek en 30 voor iederen volgenden slag aan trek.
U kunt nu zelf uitrekenen, dat 3 SA., 4 Har
ten, 5 Klaveren en 5 Ruiten een manche is.
De volgende maal geef ik u de volledige pun
tentelling en wordt het een en ander nog eens
uitvoeriger behandeld!
P. H. A. TUIN
De Engelsche Tweede Kamer, meer bekend
onder den naam van het .Lagerhuis",
heeft zich onlangs anderhalf uur bezig
gehouden over een opstel van een twaalfjarig
schoolmeisje. De jongedame woonde in hoogst
eigen persoon de vergadering bij! Ze had in &it
opstel geschreven: „Engeland is wèl klein, m(fer
het is 't beste land van héél de wereld!" De
onderwijzeres had dit goedgekeurd, doch werd
deswege door den schoolopziener met een be
risping verrast; volgens dezen geleerden heer
gaf het allerminst pas, zóó ouderwetsch te
schrijven
Tenslotte kwam die kwestie in het Lagerhuis
voor de heeren en dóór deelde minister Stanley
den leden mede, dat hij op zijn beurt den
schoolopziener had berispt!
Conclusie: Het leerlingetje kreeg van den mi
nister gelijk
„Men kan zijn eigen zakken niet meer
vertrouwen. Als ik een gulden uit mijn
zak wil halen, zit er niets in
Ulvenhout, Herfst
maand 1937
Amico,
Regenvlagen waaien
z°o nou en dan van
lage lochten af.
Uan rauscht den Herfst deur de bosschen, mee
tturmend lawijt. En efkens later, allee, dan
"reken de lochten, dan stulpt 'n afgespoelde
£°n in vollen luister langs de wolkenstapels en
hangen de dreven vol van snoeren glinsterende
beerls.
'tls schoon op den stillen buiten nou! Op de
stille velden, waarover den Herfst gevaren komt
°P lage wolken. In de stille akkers, waar den
^interkool bepereld staat mee 'nen sier van
hajaarsdroppcn onder den rossen zonneschijn.
't Is schoon in den zwaren bietenakker, waar
dikke suikerpeeën rood uiteen vetten grond
puilen, onder 't verflenste, groffe loof, waardeur
"an 't Herfsttij genadeloos rondspookt.
Maar misschien mot ge boer zijn, in eiken
Vezel van oew lijf, om oe gelukkig te voelen
deus woeiende tij, dat mee vlagen oewen
striemt, oew vel kerft, deur oew schouw
°eit en aan oew grendels rammelt.
Alleen den mensch die er gelukkig mee is, die
®'et de schoonhedens van 'n tij als deus, waarin
Natuur op vollen kracht werkt.
Den boer, die maanden in den buiten stond,
baggerde deur den zwaren grond, die openklon-
terde onder 't zuiveren ploegmes, den boer, die
onder den wie-arbeid deur zijn akkers kroop tot
z'n lenden kraakten, die z'n slooten uitdiepte
van den loodzwaren blubber, die al te maaien
stond in den prilsten mergen veur vier uren,
dat 't zweet langs z'n beenen droop, bloedrooie
strepen veur z'n oogen schichtten, vooral den
boer, die de vier veilige muren van z'n huis bena
vergat, die ziet nou naar z'n groote schouw,
waaronder 't zoo goed zitten is, den winter. En
't eerste sturmtij dat kolkend deur zijnen schoor
steen woelt en loeit, heurt ie aan, mee 'nen
seerjeuzen lachglimp over zijnen „notenhou
ten" kop.
De lamp gaat 's avonds al 'n paar uren vroe
ger op, bij 'n week of zeuven gelejen. Veur ach
ten doe 'k de blinden veur, schuif 'k de grendels
op stallen en schuren, doe mee den stallanteern
den ronde over den erf en Trui voeiert de bees
ten af onderwijle, zet dan den avondpap te
vuur op de plattebuis. Den kleinen Dré staat in
't achterhuis onder de pomp; den dag is ten
ende. En 'n kwartierke later, dan zitten we
onder de schouw en drijft ons huiske op de
stilte van den durpsavond, 'n stilte die gewolkt
komt in melkwitte nevels, uit de natte velden.
Toch zijn we aan deze stilte nog nie gewend
heelegaar.
Den lesten vacantieganger is nog pas ver
trokken. 't Grut weer pas naar school. Om vier
uren klotsen huilie blokskes over den steenweg
en efkens later, komen ze, mee groote botram
men in de kleine handjes ravotten, speulen,
vechten op den weg, in droge slooten, in de
boschdreef. We hooren dat allemaal weer dui
delijker, harder in den verschen rust, die over
't durp is gevallen.
Wijer draagt den slag van ons kerkeklokske.
Harder valt ie neer, op den keiweg, in 't veld;
dieper dringt ie in de bosschen.
En als we 's avonds zitten onder de schouw,
dan onderscheiën we weer de geluiden van den
weg. Dan rammelt 'n ouw race-wageltje over
de keien en Trui zeet: „Den jongen baron is
weer verom uit de stad." Dan piept 'nen pomp
zwengel in de verte en Trui zeet: „Ze zijn nog
laat bij Broks." Dan dokkert 'nen wagel over
den weg en Dré III zeet: ,D'n Blaauwe gaat
op huis aan." Maar ik heur 't peerd mee één
been wat slèèpen en zeg: „Neeë, da's Toon Hop
staken."
En zoo, amico, „zien" we mee onz' ooren den
weinigen passage over den weg, die daar groen
te blinken ligt onder 't maanelicht, telkens ver
duisterd van de inktzwarte wolkenflarden, die
langs den donkeren Septemberhemel flieren.
Ja we motten nog wennen aan deuze nuu-
we stilte, die op de geuren van 't vergaande
herfstgeblaart uit de bosschen drijft.
We motten nog wennen aan die fluweelige
stilte, die als 'n dik gordijn over ons durpke
zakte na den apotheose van Oogst '37, de
Eeuwenfeesten van Ulvenhouts 650-jarig be
staan!
Jubelfeesten, om nooit te vergeten; tooneelen,
die afspulden teugen 'n décor van zonbeschenen
bosschen, waarover den safranen Herfst plooide
als gouwen tule!
Ja, amico, ge mot 't me nie ten kwaaie duiën,
dat m'n gedachten nog altjj gaan naar 't veur-
bije feest. Want lijk oew oogen getrokken wor
den naar 't licht van de zon, zoo trekken m'n
gedachten nog altij naar dat Jubeltij van Ul
venhout.
Naar dieën eindeloozen stroom van feestgan
gers, van gelukkige, plazierige menschen, die
hier 'nen teug wijn van puur geluk slurpten
uit overvolle bokalen, die Ulvenhout volschonk.
Nog altjj gaan m'n gedachten naar deus
schoone, zonovergoten dagen, die als zuiveren
spiegels 't geluk b ljj v e n weerketsen in m'n
zielement.
Hebt gij ze wel 'ns bij malkaar gezien, amico,
vijftig- zestigduuzend menschen in 'n durpke
van misschien vijfhonderd huizen? Tienduuzen-
den en tienduuzenden, zonder éénen mopperèèr?
Zonderstukken in de krant over te smalle
bruggen, motorpolitie die zus of zoo had motten
doen, auto's die in 't weergaren kwamen mee
malkaar en al dat gekanker al meer? Dat hebt
ge nooit, in heel oew krantenleven nie! In heel
oew leven van ieverans-veuraan-te-meugen-
staan nie!
Maar ik mag 't gerust zeggen: ik had 't
goeie soort opgeroepen. Ik had ginnen twijfel
g'ad aan nog genogt zonnige, nog menscheljjke
menschen in Nederland!
Ik had ze opgeroepen, allemaal! En ze kwa
men af. Sjuust lijk ik gevraagd had: „in Lin-
colns en rammelende fordjes, op stoomfietsen
en roestige velo-kes, in bussen en op
kwaaie schoenen. Wij zien hier nie naar zulke
dingen, ha'k gezeed! Wij zien in oew oogen, om
te speuren of ge 'nen plazierigen, gullen
mensch zjjt! God schiep toch ginnen heer en
'n mevrouwHij schiep 'n menschen-paar
en daar houwen wij ons aan! Da'sGodde
lijke Democratie!" En veur mijn part „Dicta-
tatuur". Als 't van Hum komt, is 't goed
Duuzenden en duuzenden menschen, van alle
gezindten enons „Gezag" 't bestond uit
ons pastoorke, onzen burgemeester en zjjnen
veldwachter en niks haperde, niks kankerde,
niks gebeurde-n-er, danplazier, dan leut.
En wie zijnen limonaad of pils nie drinken kost
aan 'n tafeltje, hij dee 't in de malsche gras-
kussel, om 'nen eik of spar en,zat daar als 'nen
vorst onder den wuivenden schaduw van 'nen
kompleten eikenkroon! En hij genóót er 't feest
in kleine, koele teugskes, mee z'n toeteloeriske
naast 'm en da's nog zo'n slecht-zitten nie!
Ze hebben hier kunnen zien, de vrimdelingen
de hartelijkheid en 't gemak van leven daarom.
'n Veurbeeld, amico!
De Bredasche Motorclub, kranige ploeg van
jonge sportslui, had, lijk ge weet, den sterrit en
den vossejacht op den ballon geregeld.
Twee groote, witgedekte Sinterklaastafels, vol
prijzen, waren mee die motorritten deur de bos
schen te winnen! Ge kost zoo goed 'nen fau
teuil als 'n bus olie, 'nen zuiveren bokaal als 'n
blaauw bord, 'nen medaille als 'n taartenschep
winnen; 'twas er allemaal, in overdaad.
Maar.daar waren dan ook honderden „lee-
renjassen" die er trek in hadden
'Nen sportredacteur van 'n groote krant, 'nen
kearel die van zulke sportgebeurtenissen dus
verstajum hee, zee me, dat de deelname „over
weldigend" was! Nou gij! Dat de grootste stad
't nie zoo veur malkaar krjjgt. Nou gij wéér!
Maar er was één aardigheid aan verbonden,
die iederen deelnemenden stoomfiétser of -fiet-
ster (ge had die parmante wefkens motten
zien in den leeren broek!) als herindering mee
kreeg. 'nen Prachtigen penning, geslagen deur
de grootste edelsmeedfabriek in Nederland, 'nen
mat-zulveren penning, mee in 't hart 'n scherp
en kunstig reliëf van ons schoone kerkske, ge
vat in 'n rood-wit-gelakt sierlijk kruis.
Nou wil 't geval, dat ons vroeger kapelaantje
ook naar 't Ulvenhoutsche feest was overgeko
men, op z'n stoomfiets, 'n klein model „koffie-
meulentje". Natuurlijk hee hij óók z'n hart aan
Ulvenhout verloren! Wie nou nie!
En toen ie den prachtigen penning zag, mee
die scherpe afbeelding van z'n ouwe kerkske
nou toevallig hee hij ook geen betonnen hart
toen gingen z'n oogen èn z'n hart tegelijk
open!
„Die zou 'k geren hebben, Dré," zee-t-ie.
Ik zee: „Rij dan mee, jonk!"
„Zou 'k 't doen
„Vaneigens!"
Hij kwam er nie meer van af. We gunden "m
zoo geren 'nen schoonen prijs bovendien hij
is een van onze beste, allerbeste vrinden!
Rap kreeg ie de pampieren, vulde ze prontjes
in en hij stond ingeschreven veur den sterrit.
Prijshalen mee z'n koffiemeulentje was uitge
sloten. Maar ^aar was nog één kans! De deel
nemers mochten raaien hoeveul K.M. een ma-
chien al geloopen had. 't Ding stond opgesteld
op 'nen muziekkiosk. Eerste prijs: den fauteuil!
Wij, mee 'n heel clubke, gingen 't ding, die
Stoomfiets, 'ns bekijken, betasten lijk 'n koei op
de markt. Van koeien hebben we veul versta
jum, maar van motorfietsen....? Ocherm!
En we hadden zoo geren dieën fauteuil op den
kapelaan z'n motorreke meegegeven 's avonds.
Toen raaiden we, als samenzweerders allemaal
veur ons eigen. Telden op, deelden! Veur we
't getal invulden, ging Trui den veurzitter van
de B.M.C. nog 'ns polsen, zoo mee 'n geslepen
wijvensmoesjemaar Daems, 'nen wakkeren
jongkearel, vloog er nie in! Afijn. Dan 't ge
middelde maar opgeschreven, 's Avonds
waren we 'r sjuust 25 duuzend K.M. neffen
Ginnen leuningstoel! Maar z'nen penning, waar
't om ging, hee-t-ie eerlijk verdiend! Parmant,
als den sterrit begost, besteeg ie den koffie-
meulen, drukte z'n ronde vilten hoedje flink
vast en daar ree ons kapelaantje weg tusschen
de leerenjassen! Ennóg won ie 'nen prijs!
Den prijs veur den rijer die 't meeste achter
bleef, 'n pijp!
Amico, we hebben zo'n leut, zo'n waarachtig
plazier g'ad!
Kunt g'oe veurstellen, da'k aan de stilte nie
rap wennen kan, van deus najaar? Maar ik
heb 'nen schoonen album gekregen van de ka
meraads. Vol mee groote, glanzende portretten
van 't feest. M'nen vrind ons pastoorke staat
veurin! En als nou 's avonds den Fielp of den
Blaauwe komen aansteken, zullie weten ook
nog nie goed raad mee d'r eigen, nou al die
vergaderingen gedaan zijn dan blaaien wij
den boek deur en dan....! Dan zitten we, om
zoo te zeggen, in de bioscoop, waar den film
afrolt van onz' onvergetelijke feesten en daar
bij ons thuis, onder de wintersche schouw,
daar schijnt weer de gouwen zon over 'n spran
kelend, jubelend feest dat altij nog nè-jubelt
in onze zielementen!
Veur deuze week weer genogt. Ik schei er af,
mee m'n potlood tenminste....!
Veul groeten van Trui, Dré III en als altij
gin horke minder van oewen
ta.v.
DRE.