VOEDING SCHOOLGAANDE JEUGD BEVELEN GEVEN 'BK RADOX DRE DENKT NOG ALTIJD AAN DE JUBELFEESTEN Wintercampagne al begonnen? ZONDAG 19 SEPTEMBER 1937 SLUIT U AAN OOK GIJ EEN ABONNEMENT Redelijk blijven Ons Prijsraadsel Ontboezemingen van puzzelaars, die deze meening zijn toegedaan Cijfers door letters te vervangen Oplossing vorig raadsel Het nieuwe raadsel 4.8.9.29.27.28.26. 48.49.33.34.35.41. 42.43.45.11.10. 15.21.22.20.12.13.14.17.19. 18.24.25.5.6. 48.2.30.31.32.7. 1.38.37.40.44. 48.49.39.2.3.43.50. 27.36.16.38.33.46.47.47.23. Snelheidsverlies van Schepen Door schelpdieren en zeegrassen Elementaire instructies voor beginners EEN MOOIER TEINT Om een opstel BRABANTSCHE BRIEVEN Nog niet gewend aan de stilte van deus najaar llllll!llllllllllillll!llllllllilllllillll!lllllllllll!l!lllllll!llilll!llllllllll!llllli!li!IIIIIIIIIIIIIIIIlllllSllllllllillllllllllllllll!lll!llllllllllll!lllllllllllllllllllllll|| Gebruind door de buitenlucht, lichamelijk aangesterkt en geestelijk uitgerust.... zoo kwamen onze jongens en meisjes het schoollokaal weer binnen, om in een nieuwe klas met frisschen moed den werktijd van eenige maanden achtereen aan te vangen sommige zelfs om voor de eerste maal met het school leven kennis te maken. Zullen ze tot de eerstvolgende vacantie hun gezonde kleur, hun levenslust en hun weer standsvermogen behouden? Ja.... als de goede gewoonten van den va- cantietijd zooveel mogelijk worden volgehou den: als beweging in de buitenlucht ook nu een deel blijft uitmaken van het dagelijksch leven; als doelmatige rust voldoende nachtrust vooraleen tegenwicht vormt voor de thans grootere geestelijke inspanning; als degelijke voeding tegemoet komt aan de eischen, die èn door den groei èn door het schoolleven aan de kinderen worden gesteld. Wat die voeding betreft, de drukke school dagen kunnen zoo heel licht de goede gewoon ten van den vacantietijd weer doen verslap pen; .er is zoo'n groote kans, dat het ontbijt niet meer rustig verloopt, maar te lijden heeft onder de haast van 't naar school gaan; het gebeurt zoo vaak, dat op de pauze tusschen 12 en 1.30 uur gerekend wordt voor het nazien van de middaglessen en dat alles ten koste van de voedselopname, die of gehaast of on voldoende geschiedt. Ik geloof, dat juist in dezen tijd nu het feitelijk gaat om „bijhouden" van het gezond- heidspeil en volstrekt nog niet om „inhalen" de waarschuwing om niet met de voeding de hand te lichten meer dan ooit op haar plaats is. Denkt u wel, moeders, aan den halven liter melk per dag, die eigenlijk aan ieder kind in den schoolgaanden leeftijd toekomt? Let u er op, dat dus bij elk van de twee broodmaaltijden de gewone beker wordt uitgedronken, en zorgt er voor dat het dan nog ontbrekende wordt aangevuld door het dagelijksch melkgerecht tot besluit van het middagmaal? Een pap, een scho teltje, een eenvoudige melkpudding ze zijn alle zoo gemakkelijk te bereiden en ze behoeven, maar weinig te kosten. Ze staan ook niet gauw tegen, want de mogelijkheden op dit gebied zijn zóó veelvuldig, dat de voortdurende afwisseling - zelfs in de eenvoudigste pappen den eet lust vast en zeker gaande houdt. En denkt u ook aan de boterham, het voed zame brood (liefst van den ongebuilden graan korrel) en de daarbij behoorende boter? Be schouw die niet als een luxe artikel, waarmee men spaarzaam moet omgaan: smeer de snee brood flink en.leg er liefst nog een niet te dunne plak kaas op ook. Dat is een ontbijt of een twaalfuurtje, waarop gerust een ochtend of een middag van min of meer inspannend her senwerk kan volgen, zonder dat de gezondheid er onder heeft te lijden. Ten slotte: behoort de schoolgaande jeugd hog tot de allerkleinsten, geef dan voor het vrije kwartier een kleinigheid mee om den ongewo- hen rek tusschen twee opeenvolgende maaltij- I VEERTIENDAAGS VERSCHIJNEND PROPAGANDABLAD DER RX STAATSPARTIJ ABONNEMENTSPRIJS F1.-PER JAAR ADMINISTRATIE MAURITSKADE 25 DEN HAAG den wat te bekorten. Een klein fleschje melk in het ochtendkwartier, misschien een blokje kaas voor 's middags en het onprettige ge voel van een leege maag zal niet alleen ver dwijnen, maar het gekozen voedsel zal ook op zeer gelukkige wijze het kinderlichaampje weer van nieuwe kracht voorzien. MARTINE WITTOP KONING In de opvoeding eischen we eischen voort durend dit voortdurend dat van de kin deren. We geven bevelen en willen, dat de kinderen gehoorzamen. Dat is ons goed recht en onze plicht. Het staat er in zoo'n heel kort zinnetje, als zoo iets hèèl eenvoudigs en toch is het iets, waar boekdeelen over geschreven zouden kunnen worden. Waar in het huisgezin de grootste moeilijkheden aan vastzitten. Waarom bevelen we en waarom willen we eigenlijk gehoorzaamd worden? De baby, het kleine kind en het schoolgaan de kind leven in een wereld, die klein is en ver weg van de wereld, waar ze eens een meer of minder verantwoordelijke plaats in zullen nemen. Ze hebben in al hun beperking geen idéé van deze groote-menschenwereld met haar wel en wee en met de mogelijkheden, waar mee in die wereld rekening gehouden moet worden. Het is een wereld, waar ze langzamer hand naar toe moeten groeien die langza merhand voor hen open moet gaan. En nu gaat het hierom, dat wij er ons van bewust zijn, dat er in die wereld een taak voor .hen ligt te wachten, die ze in volle verant woordelijkheid hebben te aanvaarden dat er offers zjjn, die ze eens zullen moeten bren gen. Het kind weet in al zijn onbewustheid niets van wat hem te wachten staat. Wij wel en wij willen het opvoeden om het deze taak te laten vervullen volgens zijn beste kunnen. Daarom bevelen we en daarom eischen we ge hoorzaamheid aan deze bevelen. En waarom is het eigenlijk, dat hieraan zoo veel moeilijkheden vastzitten? Een van de groote oorzaken moeten we hierin zoeken, dat we zoo licht geneigd zijn, uitsluitend eischen te stellen aan de gehoorzaamheid van het kind, zonder eischen te stellen aan de bevelen van ons zelf. Zijn we ons eigenlijk wel bewust van den afstand: kinderwereldgroote menschen we reld? De kinderwereld, waarin alles kan alles mag en ook alles zou gebeuren als de oudere niet met zijn waarschuwende stem in zou grijpen, als de oudere den gang van deze kindergedachten niet zou onderbreken met de vraag, iets voor hem te willen doen. In het eerste geval, dat, waarin we gaan verbieden en het bevel uiten dat we iets zus of zoo gedaan willen hebben, in plaats van an ders, zullen we op tegenstand stuiten, dien het kind heeft te overwinnen, voordat het voldoen kan aan dat wat we vragen. Ik zeg dit niet met het vooropgezette idee van een piëteit voor het kind, die overeen komt met die, welke men in de „eeuw van het kind", zooals men deze 20ste wel eens be titelt pleegt te bezitten. Ik houd er niet van, het kind op een voetstuk te zetten, noch om het in honderd en een opzicht te ontzien omdat het een kind is. Integendeel zelfs, ik vind, dat we wel degelijk streng kunnen zijn in onze eischen. Maar het feit blijft, dat een kind iets te overwinnen heeft en in den regel is het zoo, dat we daar niet de minste reke ning mee houden. Waarmede we tegenover het kind een onredelijkheid begaan, die het niet verdient. En deze onredelijkheid komt bij ons tot uiting in verschillenden vorm. Soms zijn de eischen te zwaar, soms is onze toon zóó weinig animeerend en onverschillig, dat deze onverschilligheid oogenblikkelijk op het voor suggestie vatbare kind overgaat, of soms vragen we iets op een moment, waarin het voor het kind héél onaangenaam kan zijn gestoord te worden. Ën we vergeten dan, dat ook wij zelf zóó intensief bezig kunnen zijn. dat we niets liever willen dan zonder stoornis verder te mogen werken. Daarom moeten we onze gedachten eens Ia- ten gaan over het onderwerp: hoe geven we onze bevelen, wat vragen we van het kind op gezette tijden, en kan het ook wel eens onze schuld zijn, dat een scène ontstaat, wanneer we den kinderen iets peggen of wanneer we van de kinderen iets vragen? Zijn we redelijk, hou den we er genoeg rekening mee, dat de kinder wereld een eigen, kleine zelfstandigheid is, die we langhaam aan moeten doorbreken enuit breiden tot een groote zelfstandigheid, die de verantwoordelijkheid voelt van de taak, die iD de wereld op het kind wacht? En als we ons dit wezenlijk overdacht heb- Ziet zij er niet aardig uit met dezen pullover van roestbruine wol? Voor een groot deel komt dat door de stralen van witte angora, die van het voorpand uitgaan. Speciaal geschikt voor de ko mende donkere dagen. Wie dus een zonnetje wil zijn voor haar omgeving ben, dan zullen onze bevelen een zoodanige uit werking hebben, dat ze de kinderen er niet toe prikkelen, om het juist niet te doen, maar we moeten ontwapenend op hun tegenstand wer ken, zoodat hun gehoorzaamheid even vanzelf sprekend wordt als naderhand hierdoor het van nature „goed zijn". Bravo! de wintercampagne schijnt weer be gonnen: dit nummer was ten minste niet voor de poes, hoor!" Bij die eene ontboezeming bleef het lang niet van links en rechts kwamen er uit spraken als: „Een zware dobber". „Dit raadsel heeft me meerdere uurtjes werk, maar prettig werk bezorgd." „Een gezellige zoekerij." „Zooveel werk met deze puzzle, dat ik nau welijks tijd overhield voor den DréEnz. Allemaal uitspraken, ook die we hier niet overbrengen, welke echter geen verzuchtingen waren, tenzij we als zoodanig konden beschou wen o.a.: „die „derde galg", en vooral die „steiger neer", hebben me heel wat hoofdbrekens ge kost: ik heb drie vellen papier volgekrabbeld, vóór ik het juiste te pakken had." Maar het bijschrift van een dier „mop peraars": „mijn compliment voor het origineele in elkaar zetten der woordparen," maakt alles weer goed. De oplossing van het vorig raadsel was: De uitgeloofde prijzen vielen bij loting ten deel aan: Leo Auping, Singel 13, Deventer; mej. Willy Berendse, Zandhofschestraat 117, Utrecht; J. van Leeuwen A63, Hoogkarspel (N.H.)P. J. Tolsma, Stuyvesantstraat 9II, Amsterdam-W.; mej. A. Vogelzang, Bentinck- straat 43, Oldenzaal; A. C. van IJzendoorn, Rembrandtlaan 9, Heemstede. Deze week volgt een letterraadsel volgens bijgaand schema: De opgave is elk cijfer of getal in de opgave door een'letter te vervangen zóódanig, dat men in de 9 regels voor de getallenreeksen woorden krijgt, aan de volgende omschrijvingen beant woordend: Ie regel: een telwoord. 2e regel; leven, lawaai. 3e regel; zout water. 4e regel: verlegen, bedeesd. 5e regel: gift. 6e regel: kleedij. 7e regel: vandaag. 8e regel: consciëntie. 9e regel; kostschool. Bij juiste vervanging leest men voor 1, 2, 3 enz. tot en met 50 een veelzeggend spreekwoord. Onder de inzenders van een goede oplossing worden weer zes fraaie prijzen verloot. Oplossingen worden tot Donderdagmiddag 12 uur ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht. Men kent tegenwoordig niet minder dan 126 soorten dier- en plantengroepen, die zich op 'tonder water liggende deel van den scheepsromp in massa's vasthechten en daar door de oppervlakte van den scheepswand, die oorspronkelijk glad was, in den loop van den tijd met een dikke, slijmerige massa vol draden en wier bedekken. Deze begroeiing, welke zich vooral aan 'de schepen, welke in de tropen va ren, vasthecht, verhoogt de wrijving aanzienlijk en de schepen ondervinden er heel Wat nadee- len van. Dr Wolfgang Neu (Leipzig) maakt thans melding van nieuwe proeven ter bestrijding van deze parasieten. Tegenover de sedert lang ge bruikte methode, om den scheepsromp, die zich onder water bevindt, met vergiftigde verf te be strijken, is vast komen te staan, dat b.v. de zoogenaamde zeepokken absoluut immuun ble ken tegenover dit vergif. In den laatsten tijd is men tot de overtuiging gekomen, dat bepaalde kleuren van invloed op deze levende wezens zijn. Proeven in Amerika hadden tot resultaat, dat groen licht een goed afweermiddel is tegen zekere larven. Andere' proeven met gekleurd papier hadden dezelfde resultaten. Zoo vond men b.v. op een bepaalde kleurenserie uitslui tend de worm Spirorbes, terwijl andere kleur- schakeeringen slechts de helft of zelfs 1/6 ge deelte der gewone getallen aanwezen. Verdere systematische proeven hieromtrent, voorzoover bepaalde kleuren ter vermindering van de be groeiing der schepen kunnen bijdragen, Worden genomen. Van letselvuns maken we het woord leVensLust van veelrood maken we het woord voOrdeEl van aroma—onder maken we het woord moOrdeNaar van steigerneer maken we het woord eeRgisTeren van stemgeheel maken we het woord heMelgEest van muiterkan maken we het woord tuInkaMer van aderangel maken we het woord neDerlAag van anoderand maken we het woord onDerdAan van togastonde maken we het woord stAdgeNoot van derdegalg maken we het woord daGgelDer Alzoo in de linksche kruisjes-kolom.; VOORMIDDAG en rechts: LENTEMAAND. Zooals uit den kop van dit artikel blijkt, volgt hier een elementaire uiteenzetting van de beginselen van het bridgespel. Er zijn na tuurlijk velen, die dit spel in mindere of meer dere mate beheerschen en voor diegenen is dit artikel niet geschreven; het spreekt echter van zelf, dat ook zij een beurt krijgen. Voor het evénwel zoover is, rest mij nog een belangrijke taak. Immers er zijn er zeer velen, die niet in de gelegenheid zijn zich in ons mooie kaartspel te bekwamen, zoodat zij eerst in de gelegenheid moeten worden gesteld het bridge-spel zoodanig te leeren, dat ook zij een rubriek voor gevorder den kunnen volgen. Om dit echter te bereiken is het absoluut noodzakelijk, dat deze rubriek in de eerstvol gende weken niet alleen goed gelezen, maar zelfs grondig bestudeerd wordt!! Na deze korte inleiding zal ik dan maar van wal steken met de voornaamste regels van het bridge-spel: 1. Men speelt het spel met 4 personen en 52 kaarten. De 2 tegenover elkaar zittende perso nen zijn partners, m.a.w. „gaan samen". 2. Elke speler geeft op zijn beurt; de volg orde is in de richting van de wijzers van een uurwerk. Men geeft één kaart tegelijk in de bovengenoemde volgorde. N.B.: Het spel wordt verdeeld in twee perio den: a. Het bieden. b. Het spelen. 3. Bij het bieden gaat men een contract aan van het aantal slagen, dat men met spelen denkt te behalen. De gever begint te bieden en wel als volgt: Hij (zij) annonceert (noemt) 1, 2, 3, 4, 5, 6 of 7 in een der vier kleuren of in sans atout (zon der troef), hetgeen beteekent, dat hij tezamen met zijn partner (maat) het geannon ceerde aantal slagen wil behalen met genoemde kleur als troef of zonder troef (sans atout). Indien de gever geen dezer biedingen wenscht te doen, „past" hij. De andere spelers krijgen ieder in de bovengenoemde volgorde hun beurt om een bod te doen of te passen. Elk bod moet echter hooger zijn dan het voor gaande Bij het bieden is de volgorde der kleuren wat de Waarde betreft als volgt: (van onder naar boven) Klaveren, Ruiten, Harten en Schoppen!! 1 Schoppen gaat dus boven een één-bod in de drie andere kleuren, maar een 2-Klaveren-bod gaat weer boven een 1-Schoppen-bod. Een bod in sans-atout gaat echter altijd bo ven een even hoog bod in een kleur. Dit bieden gaat steeds door en iedere speler kan dan ook meerdere beurten krijgen om te bieden. Het bieden wordt echter gesloten, zoodra 3 achtereenvolgende spelers gepast hebben! Men kan een bod (uitgezonderd „pas") van de tegenpartij doubleeren d.w.z. dat men het eventueele resultaat bij voorbaat verdubbelt. (Omdat men verwacht, dat dit in zijn voordeel zijn zal.) Het koppel, dat tot dit bod kwam, mag in dat geval redoubleeren (4 x het resultaat). Zoodra het bieden gesloten is, begint het Spe len. 4. Het paar, dat het hoogste bod gedaan heeft, moet trachten dit contract na te komen, met dien verstande, dat de speler, die het eerst de kleur genoemd heeft van het eindbod, (of indien dit in sans-atout gespeeld wordt, de spe ler, die het eerst S.A. geboden heeft) de spel leider wordt en dus de spelleiding van de 26 kaarten van zijn maat en van zichzelf op zich neemt. Nadat dus de speler links van dezen spellei der de eerste kaart heeft voorgespeeld, legt de blinde, (d.i. de maat van den spelleider) zijn kaarten open op tafel en speelt slechts op bevel van den spelleider de kaarten bij!! 5. Onder een slag verstaan wij de vier kaar ten, door ieder op hun beurt bijgespeeld. De slag wordt gemaakt door dengene, die de hoogste kaart in dezelfde klem- van de in dien slag eerstgespeelde kaart bijspeelt! Men is verplicht te bekennen, (d.i. bij te spe len in dezelfde kleur als de eerstgespeelde kaart.) Indien men echter geen kaarten in die kleur heeft, mag men introeven (d.i. een kaart bij spelen van de troefkleur). Iedere kaart van de troefkleur, ook de laag ste, gaat boven elke andere kaart van welke kleur dan ook! 6. Het doel van het spel is een Robber te behalen! verkrijgt U door een goede huidverzorging. Doe daartoe wat Radox in Uw waschwater! Bij apothekers en erkende drogisten 5 f 0.90 per pak en f 0.15 per klein pakje.; -r f et is ons een genoegen, be- f—j lang stellenden te kunnen mededeelen, dat wij ingaan de heden in onze krant een bridge- rubriek openen, welke voortaan iedere week zal worden opgeno men. Wij hebben gemeend, deze rubriek niet aanstonds alleen dienstbaar te moeten maken voor hen, die het spel reeds kennen, doch het aanvankelijk te zoeken in de richting van lesgeven, waar door zij, die de bridge-kunst niet of niet voldoende machtig zijn, in de gelegenheid worden gesteld, binnen afzienbaren tijd een be hoorlijk robbertje te leggen. Dan zal de rubriek ook aantrek kelijker worden voor de meer ge vorderden en geroutineerden. Intusschen kunnen dezen mis schien toch reeds eenige voordee- len opdoen, als zij de lessen, zij het ook oppervlakkig, volgen. Er zal allicht iets van de spelregels in vergetelheid zijn geraakt. Dat de heer P. H. A. Tuin een goede bekende in den R.K. Bridge bond zich met de verzorging van de rubriek heeft willen belas ten, is er een waarborg voor, dat de lessen en later de proble men iedere week weer met inte resse zullen worden tegemoet ge zien. REDACTIE. Een robber bestaat uit 2 manches. Wie dus het eerst 2 manches heeft behaald is de win naar van die robber. Een manche is gemaakt, wanneer men 100 punten of meer onder de streep behaalt (zie de puntentelling). Deze 100 punten behaalt men, wanneer men 3 SA. of 4 Harten, of 4 schoppen, of 5 Klaveren, of 5 Ruiten biedt en maakt. Dit beteekent dus, dat men 9 slagen zonder troef, of 10 slagen met Harten of Schoppen als troef, of 11 slagen met Klaveren of Ruiten als troef moet bieden en maken!! De slagen, die men meer maakt dan 6, wor den slagen „aan trek" genoemd. De waarde van deze slagen aan trek is als volgt: Klaveren en Ruiten 20 per slag aan trek. Harten en Schoppen 30 per slag aan trek. Sans Atout 40 voor den eersten slag aan trek en 30 voor iederen volgenden slag aan trek. U kunt nu zelf uitrekenen, dat 3 SA., 4 Har ten, 5 Klaveren en 5 Ruiten een manche is. De volgende maal geef ik u de volledige pun tentelling en wordt het een en ander nog eens uitvoeriger behandeld! P. H. A. TUIN De Engelsche Tweede Kamer, meer bekend onder den naam van het .Lagerhuis", heeft zich onlangs anderhalf uur bezig gehouden over een opstel van een twaalfjarig schoolmeisje. De jongedame woonde in hoogst eigen persoon de vergadering bij! Ze had in &it opstel geschreven: „Engeland is wèl klein, m(fer het is 't beste land van héél de wereld!" De onderwijzeres had dit goedgekeurd, doch werd deswege door den schoolopziener met een be risping verrast; volgens dezen geleerden heer gaf het allerminst pas, zóó ouderwetsch te schrijven Tenslotte kwam die kwestie in het Lagerhuis voor de heeren en dóór deelde minister Stanley den leden mede, dat hij op zijn beurt den schoolopziener had berispt! Conclusie: Het leerlingetje kreeg van den mi nister gelijk „Men kan zijn eigen zakken niet meer vertrouwen. Als ik een gulden uit mijn zak wil halen, zit er niets in Ulvenhout, Herfst maand 1937 Amico, Regenvlagen waaien z°o nou en dan van lage lochten af. Uan rauscht den Herfst deur de bosschen, mee tturmend lawijt. En efkens later, allee, dan "reken de lochten, dan stulpt 'n afgespoelde £°n in vollen luister langs de wolkenstapels en hangen de dreven vol van snoeren glinsterende beerls. 'tls schoon op den stillen buiten nou! Op de stille velden, waarover den Herfst gevaren komt °P lage wolken. In de stille akkers, waar den ^interkool bepereld staat mee 'nen sier van hajaarsdroppcn onder den rossen zonneschijn. 't Is schoon in den zwaren bietenakker, waar dikke suikerpeeën rood uiteen vetten grond puilen, onder 't verflenste, groffe loof, waardeur "an 't Herfsttij genadeloos rondspookt. Maar misschien mot ge boer zijn, in eiken Vezel van oew lijf, om oe gelukkig te voelen deus woeiende tij, dat mee vlagen oewen striemt, oew vel kerft, deur oew schouw °eit en aan oew grendels rammelt. Alleen den mensch die er gelukkig mee is, die ®'et de schoonhedens van 'n tij als deus, waarin Natuur op vollen kracht werkt. Den boer, die maanden in den buiten stond, baggerde deur den zwaren grond, die openklon- terde onder 't zuiveren ploegmes, den boer, die onder den wie-arbeid deur zijn akkers kroop tot z'n lenden kraakten, die z'n slooten uitdiepte van den loodzwaren blubber, die al te maaien stond in den prilsten mergen veur vier uren, dat 't zweet langs z'n beenen droop, bloedrooie strepen veur z'n oogen schichtten, vooral den boer, die de vier veilige muren van z'n huis bena vergat, die ziet nou naar z'n groote schouw, waaronder 't zoo goed zitten is, den winter. En 't eerste sturmtij dat kolkend deur zijnen schoor steen woelt en loeit, heurt ie aan, mee 'nen seerjeuzen lachglimp over zijnen „notenhou ten" kop. De lamp gaat 's avonds al 'n paar uren vroe ger op, bij 'n week of zeuven gelejen. Veur ach ten doe 'k de blinden veur, schuif 'k de grendels op stallen en schuren, doe mee den stallanteern den ronde over den erf en Trui voeiert de bees ten af onderwijle, zet dan den avondpap te vuur op de plattebuis. Den kleinen Dré staat in 't achterhuis onder de pomp; den dag is ten ende. En 'n kwartierke later, dan zitten we onder de schouw en drijft ons huiske op de stilte van den durpsavond, 'n stilte die gewolkt komt in melkwitte nevels, uit de natte velden. Toch zijn we aan deze stilte nog nie gewend heelegaar. Den lesten vacantieganger is nog pas ver trokken. 't Grut weer pas naar school. Om vier uren klotsen huilie blokskes over den steenweg en efkens later, komen ze, mee groote botram men in de kleine handjes ravotten, speulen, vechten op den weg, in droge slooten, in de boschdreef. We hooren dat allemaal weer dui delijker, harder in den verschen rust, die over 't durp is gevallen. Wijer draagt den slag van ons kerkeklokske. Harder valt ie neer, op den keiweg, in 't veld; dieper dringt ie in de bosschen. En als we 's avonds zitten onder de schouw, dan onderscheiën we weer de geluiden van den weg. Dan rammelt 'n ouw race-wageltje over de keien en Trui zeet: „Den jongen baron is weer verom uit de stad." Dan piept 'nen pomp zwengel in de verte en Trui zeet: „Ze zijn nog laat bij Broks." Dan dokkert 'nen wagel over den weg en Dré III zeet: ,D'n Blaauwe gaat op huis aan." Maar ik heur 't peerd mee één been wat slèèpen en zeg: „Neeë, da's Toon Hop staken." En zoo, amico, „zien" we mee onz' ooren den weinigen passage over den weg, die daar groen te blinken ligt onder 't maanelicht, telkens ver duisterd van de inktzwarte wolkenflarden, die langs den donkeren Septemberhemel flieren. Ja we motten nog wennen aan deuze nuu- we stilte, die op de geuren van 't vergaande herfstgeblaart uit de bosschen drijft. We motten nog wennen aan die fluweelige stilte, die als 'n dik gordijn over ons durpke zakte na den apotheose van Oogst '37, de Eeuwenfeesten van Ulvenhouts 650-jarig be staan! Jubelfeesten, om nooit te vergeten; tooneelen, die afspulden teugen 'n décor van zonbeschenen bosschen, waarover den safranen Herfst plooide als gouwen tule! Ja, amico, ge mot 't me nie ten kwaaie duiën, dat m'n gedachten nog altjj gaan naar 't veur- bije feest. Want lijk oew oogen getrokken wor den naar 't licht van de zon, zoo trekken m'n gedachten nog altij naar dat Jubeltij van Ul venhout. Naar dieën eindeloozen stroom van feestgan gers, van gelukkige, plazierige menschen, die hier 'nen teug wijn van puur geluk slurpten uit overvolle bokalen, die Ulvenhout volschonk. Nog altjj gaan m'n gedachten naar deus schoone, zonovergoten dagen, die als zuiveren spiegels 't geluk b ljj v e n weerketsen in m'n zielement. Hebt gij ze wel 'ns bij malkaar gezien, amico, vijftig- zestigduuzend menschen in 'n durpke van misschien vijfhonderd huizen? Tienduuzen- den en tienduuzenden, zonder éénen mopperèèr? Zonderstukken in de krant over te smalle bruggen, motorpolitie die zus of zoo had motten doen, auto's die in 't weergaren kwamen mee malkaar en al dat gekanker al meer? Dat hebt ge nooit, in heel oew krantenleven nie! In heel oew leven van ieverans-veuraan-te-meugen- staan nie! Maar ik mag 't gerust zeggen: ik had 't goeie soort opgeroepen. Ik had ginnen twijfel g'ad aan nog genogt zonnige, nog menscheljjke menschen in Nederland! Ik had ze opgeroepen, allemaal! En ze kwa men af. Sjuust lijk ik gevraagd had: „in Lin- colns en rammelende fordjes, op stoomfietsen en roestige velo-kes, in bussen en op kwaaie schoenen. Wij zien hier nie naar zulke dingen, ha'k gezeed! Wij zien in oew oogen, om te speuren of ge 'nen plazierigen, gullen mensch zjjt! God schiep toch ginnen heer en 'n mevrouwHij schiep 'n menschen-paar en daar houwen wij ons aan! Da'sGodde lijke Democratie!" En veur mijn part „Dicta- tatuur". Als 't van Hum komt, is 't goed Duuzenden en duuzenden menschen, van alle gezindten enons „Gezag" 't bestond uit ons pastoorke, onzen burgemeester en zjjnen veldwachter en niks haperde, niks kankerde, niks gebeurde-n-er, danplazier, dan leut. En wie zijnen limonaad of pils nie drinken kost aan 'n tafeltje, hij dee 't in de malsche gras- kussel, om 'nen eik of spar en,zat daar als 'nen vorst onder den wuivenden schaduw van 'nen kompleten eikenkroon! En hij genóót er 't feest in kleine, koele teugskes, mee z'n toeteloeriske naast 'm en da's nog zo'n slecht-zitten nie! Ze hebben hier kunnen zien, de vrimdelingen de hartelijkheid en 't gemak van leven daarom. 'n Veurbeeld, amico! De Bredasche Motorclub, kranige ploeg van jonge sportslui, had, lijk ge weet, den sterrit en den vossejacht op den ballon geregeld. Twee groote, witgedekte Sinterklaastafels, vol prijzen, waren mee die motorritten deur de bos schen te winnen! Ge kost zoo goed 'nen fau teuil als 'n bus olie, 'nen zuiveren bokaal als 'n blaauw bord, 'nen medaille als 'n taartenschep winnen; 'twas er allemaal, in overdaad. Maar.daar waren dan ook honderden „lee- renjassen" die er trek in hadden 'Nen sportredacteur van 'n groote krant, 'nen kearel die van zulke sportgebeurtenissen dus verstajum hee, zee me, dat de deelname „over weldigend" was! Nou gij! Dat de grootste stad 't nie zoo veur malkaar krjjgt. Nou gij wéér! Maar er was één aardigheid aan verbonden, die iederen deelnemenden stoomfiétser of -fiet- ster (ge had die parmante wefkens motten zien in den leeren broek!) als herindering mee kreeg. 'nen Prachtigen penning, geslagen deur de grootste edelsmeedfabriek in Nederland, 'nen mat-zulveren penning, mee in 't hart 'n scherp en kunstig reliëf van ons schoone kerkske, ge vat in 'n rood-wit-gelakt sierlijk kruis. Nou wil 't geval, dat ons vroeger kapelaantje ook naar 't Ulvenhoutsche feest was overgeko men, op z'n stoomfiets, 'n klein model „koffie- meulentje". Natuurlijk hee hij óók z'n hart aan Ulvenhout verloren! Wie nou nie! En toen ie den prachtigen penning zag, mee die scherpe afbeelding van z'n ouwe kerkske nou toevallig hee hij ook geen betonnen hart toen gingen z'n oogen èn z'n hart tegelijk open! „Die zou 'k geren hebben, Dré," zee-t-ie. Ik zee: „Rij dan mee, jonk!" „Zou 'k 't doen „Vaneigens!" Hij kwam er nie meer van af. We gunden "m zoo geren 'nen schoonen prijs bovendien hij is een van onze beste, allerbeste vrinden! Rap kreeg ie de pampieren, vulde ze prontjes in en hij stond ingeschreven veur den sterrit. Prijshalen mee z'n koffiemeulentje was uitge sloten. Maar ^aar was nog één kans! De deel nemers mochten raaien hoeveul K.M. een ma- chien al geloopen had. 't Ding stond opgesteld op 'nen muziekkiosk. Eerste prijs: den fauteuil! Wij, mee 'n heel clubke, gingen 't ding, die Stoomfiets, 'ns bekijken, betasten lijk 'n koei op de markt. Van koeien hebben we veul versta jum, maar van motorfietsen....? Ocherm! En we hadden zoo geren dieën fauteuil op den kapelaan z'n motorreke meegegeven 's avonds. Toen raaiden we, als samenzweerders allemaal veur ons eigen. Telden op, deelden! Veur we 't getal invulden, ging Trui den veurzitter van de B.M.C. nog 'ns polsen, zoo mee 'n geslepen wijvensmoesjemaar Daems, 'nen wakkeren jongkearel, vloog er nie in! Afijn. Dan 't ge middelde maar opgeschreven, 's Avonds waren we 'r sjuust 25 duuzend K.M. neffen Ginnen leuningstoel! Maar z'nen penning, waar 't om ging, hee-t-ie eerlijk verdiend! Parmant, als den sterrit begost, besteeg ie den koffie- meulen, drukte z'n ronde vilten hoedje flink vast en daar ree ons kapelaantje weg tusschen de leerenjassen! Ennóg won ie 'nen prijs! Den prijs veur den rijer die 't meeste achter bleef, 'n pijp! Amico, we hebben zo'n leut, zo'n waarachtig plazier g'ad! Kunt g'oe veurstellen, da'k aan de stilte nie rap wennen kan, van deus najaar? Maar ik heb 'nen schoonen album gekregen van de ka meraads. Vol mee groote, glanzende portretten van 't feest. M'nen vrind ons pastoorke staat veurin! En als nou 's avonds den Fielp of den Blaauwe komen aansteken, zullie weten ook nog nie goed raad mee d'r eigen, nou al die vergaderingen gedaan zijn dan blaaien wij den boek deur en dan....! Dan zitten we, om zoo te zeggen, in de bioscoop, waar den film afrolt van onz' onvergetelijke feesten en daar bij ons thuis, onder de wintersche schouw, daar schijnt weer de gouwen zon over 'n spran kelend, jubelend feest dat altij nog nè-jubelt in onze zielementen! Veur deuze week weer genogt. Ik schei er af, mee m'n potlood tenminste....! Veul groeten van Trui, Dré III en als altij gin horke minder van oewen ta.v. DRE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 7