Geschiedenis der Troonrede O HP Ouö-itot DOUWE EGI BANDJIR IN DEN AETHER HERKOMST TE VINDEN IN ENGELAND R.Ké. Universiteit MAANDAG 20 SEPTEMBER 1937 Het persoonlijk-Koninklijk accent is in dit document geluk kig nooit verloren gegaan Staatsrechtelijke beteekenis Proefvlucht naar Makassar 0oiC litëue**- Aspirin De „Piet Hein" te Medemblik Onverwacht bezoek van het Prinselijk Paar aan deze Westfriesche haven Vliegtuig neergestort Militair bestuurder gewond Examen notarisklerk Rede van prof. Baader bij de rectoraatsoverdracht te Nijmegen De vierde faculteit Kath. Economische Hoogeschool Lotgevallen in het afgeloopen tiende studiejaar Drie professoren werden minister ÓÓK SCHOUT /n COOPVAERT 15 qt. per \J2 ons 10 ct. WERKLOOZEN NIET NAAR DE WERKVERSCHAFFING Bezwaren tegen terugbetaling der voorschotten ONZE TUINBOUWEXPORT WERD GUNSTIGER Vooral onze druiven waren meer gewild Esperanto als cultuurfactor IR. H. J. HEINSIUS OVERLEDEN Directeur papierfabriek Van Gelder Zonen FOKVEEDAG AFGELAST Telken jare, op den derden Dinsdag in September, plegen wij de Troonrede te aanvaarden als den inzet van een nieuwe parlementaire periode, en het is bijna uitsluitend de inhoud van het staats rechtelijk document, waaraan allerwegen de aandacht gewijd wordt. Naar gelang de tijden „interessanter" zijn, wordt de Troonrede jaarlijks hartstochtelij ker bestudeerd en becommentarieerd en de drang tot doorgronding van de strekking en beteekenis der somwijlen in Sfinxen- taal vervatte Troonrede-paragraphen leidt veelal de aandacht af van de historische en staatsrechtelijke beteekenis der Koninklijke toespraak. Opmerkelijk is dan ook de wei nige literatuur, Welke er over het wezen der Troonrede in Nederland te vinden is. Toch zijn er omtrent de historische en staatsrechtelijke beteekenis van de Troonrede wel enkele interessante notities te maken. De herkomst van de Troonrede ligt, evenals die van zoo menige andere staatsrechtelijke instelling, in het van oudsher parlementaire land, Engeland. Reeds vele eeuwen geleden heerschte de opvatting, d3t de Koning onmis baar is bij de opening der werkzaamheden van het parlement, en wel, omdat de Koning deel uitmaakte van het parlement. Een van de oudste voorschriften betreffende de wijze, waarop de Koning deze werkzaam heid heeft te vervullen, vindt men in een op ongeveer 1065 getaxeerd statuut, in het Latijn gesteld, waarin het heet: „Na zijn toespraak tot het parlement moet de Koning de geestelijken en de leeken, met vermelding van hun waardigheden (zooals voor de geestelijken: aartsbisschop, bisschop, prior, en zccals voor de leeken: hertog, baron, bur ger) vermanen, dat zij met ijver en toewijding en van ganscher harte zich toeleggen op bestu deering en grondige overweging van de zaken des parlements," en verder: „De Koning is gehouden, steeds persoonlijk de parlementsver gadering bij te wonen, tenzij hij door lichame lijke ongesteldheid verhinderd mocht zijn." Aan het einde der middeleeuwen, toen de bijeenkomsten van het parlement veelvuldiger werden, is deze verplichting des Konings afge sleten tot een verplichte tegenwoordigheid bij het begin der werkzaamheden van het parle ment, Wanneet'door hem de Troonrede werd uitgesproken, waardoor als het ware het parle- mynt, althans deszelfs discussiebevoegdheid, geschapen werd. In oude tijden hield de Troon rede vaak niet veel meer in dan de vermaning tot de gewestelijke bestuurders om zorg te dra gen voor de bijeenbrenging van de voor het landsbeheer benoodigde gelden. Over het algemeen kan men zeggen, dat, al thans sinds de 19de eeuw, de practijk eener Troonrede gevestigd is in alle monarchale lan den van Europa, waar parlementen zijn. Zoo vindt men haar in Bulgarije, Denemarken, Noorwegen, Zweden, Griekenland en Roemenië in een vorm, welke nagenoeg gelijk is aan de practijk in Nederland. In België is de Troon rede slechts een occasioneele gebeurtenis: de Belgische grondwet schrijft geen opening door den Koning voor, maar spreekt integendeel van een bijeenkomst-van-rechtswege der volksver tegenwoordiging. Na de invoering der monarchie in Nederland onder Koning Lodewijk Napoleon in 1806 werd in de Staatsregeling, waarop toentertijd het staatsbestuur gebaseerd was, een artikel opge nomen: „De Koning opent en sluit de zitting van het Wetgevend Ligchaam", en in 1814, toen Kening Willem I bewilligd had in een Grond wet, luidde grondwetsartikel 65: „De vergade ring der Stateh-Generaal wordt door den sou- vereinen Vorst of door eene commissie Zijnent wege geopend, en op dezelfde wijze geslo ten"in 1887 onderging het artikel (nadien 103) een wijziging: „De zitting der Staten-Ge- neraal wordt in vereenigde vergadering der beide Kamers door den Koning of door eene commissie van Zijnentwege geopend" Aldus luidt thans nog letterlijk de aanhef van artikel 104 onzer Grondwet. Aanvankelijk geschiedde de plechtige opening der Staten-Generaal op den derden Maandag in 'September; in 1887 kwam de Dinsdag daartoe in zwang. Er zijn wel eens pogingen aangewend om de opening op den twééden Dinsdag voor te schrijven, maar de Regeering wilde er niet aan, op grond van de overweging, dat geen enkel wetgevend lichaam zóó vroeg in het na jaar bijeenkomt als de Nederlandsche Staten- Generaal. De eerste gewone vergadering van 18151816 is in Den Haag gehouden, de tweede van 1816 1817 te Brussel, en zoo vervolgens beurtelings in een der beide steden tot die van 18291830. Vóór 1904 werd de openingsvergadering te Den Haag steeds gehouden in het gebouw der Twee de Kamer. In genoemd jaar was de vereenigde vergadering voor het eerst in de z.g. grafelijke zalen (de Ridderzaal), waar zij sindsdien altijd is gehouden, behalve in 1907, toen men, terwille van de tweede Vredesconferentie als vanouds in de zaal der Tweede Kamer bijeenkwam. Zonder dat de grondwet zulks uitdrukkelijk voorschrijft, is te allen tijde de opening door den Koning regel en door de commissie van Zijnentwege uitzondering geweest; alleen we gens ziekte of rouw liet de Koning somwijlen het uitspreken der openingsrede aan zijn mi nister over. „Wegens de belangwekkende om standigheden", waarin onze Koningin zich toen bevond, werd den loden September 1908 de opge- nihgsrede door minister Th. Heemskerk uitge sproken, evenals ook op 21 September 1909 „wegens de verhindering, die H. M. in de ver vulling van Haar moederplicht ondervond." Staatsrechtelijk bestaat er tusschen een Troonrede en een openingsrede natuurlijk hoe genaamd geen verschil. Tot het jaar 1906 is de Troonrede door de Tweede Kamer steeds met een Adres van Ant woord gereciproceerd: de Kamerdebatten over dit Adres waren toen echter zóó „onhoudbaar" en zóózeer een tijdroovend preludium tot de Algemeene Beschouwingen geworden, dat de Kamer op voorstel van de zeven partijleiders tot afschaffing besloot; intusschen zet de Eerste Kamer de traditie nog steeds op onschuldige, formalistische wijze voort. ver de staatsrechtelijke beteekenis en al dan niet belangrijkheid van de Troonrede is veel gediscussieerd; vaak is er gespro ken van „een overleefde fraaiigheid", zij is „waardeloos" genoemd, er is critiek geoefend op de wijze, waarop zekere Troonreden zich vermeiden in „descripties" en aankondigingen, eenerzijds te onvolledig, anderzijds te volledig, d.w.z. te zeer in het kleine afdalend, er is cri tiek geoefend op de dooreenmenging van begin sel- en werk-program, maar van geslacht op geslacht heeft men toch de oi. zeer toe te jui chen piëteit gehad, de Troonrede in eere te houden. Zekere „vormen" kunnen psychologisch óók in het staatkundig leven van groote beteekenis zijn, en de plechtigheid van de opening der Staten-Generaal en van het uitspreken der Troonrede schijnt ons een van de weinige, voor den leek op staatsrechtelijk gebied bevattelijke illustraties van het voor de meesten minder duidelijke begrip der ministerieele verantwoor delijkheid. In de door de Koningin persoonlijk uitgesproken Troonrede, welke het program van het ministerie weergeeft, zien wij een openlijke demonstratie der beteekenis van het begrip Kroon, dat de ineenweving van twee organis men beduidt. Bovendien kan men zeggen, dat de Troon rede de gelegenheid bij uitnemendheid is, waar bij de Koning(in) tot de volksvertegenwoordi ging komt, terwijl bij de Rijksbegrooting de ver tegenwoordiging komt tot de Regeering. De vraag rijst intusschen, wie er in de Troon rede eigenlijk spreekt: de persoon van de(n> Koning (in) óf de oonstitutioneele Vorst (in),, de Koninklijke Regeering. Toen er van de ministerieele verantwoorde lijkheid nog niet gesproken kon worden, was de Troonrede natuurlijk nog welhaast onbestreden de persoonlijke daad van den souverein, met dien verstande, dat deze bij het stellen van die daad moest afgaan op de voorlichting van raadslieden der Kroon. Na het jaar 1848, toen de ministerieele verantwoordelijkheid was aan vaard, werd de Troonrede echter steeds meer een zuivere regeeringsdemonstratie, doch het persoonlijk-Koninklijk accent is in de Troon redenen gelukkig! nooit verloren gegaan. Van suggestieve beteekenis is hier het feit, dat de Koning(in) bij het uitspreken der Troonrede afwijkt van den pluralis majestaticus en ge waagt van „lk" en „Mij". Gelukkig mogen wij ons prijzen, wanneer er harmonie bestaat tusschen het persoonlijk- koninklijk gewilde woord en het woord, dat de Regeering de(n) Koning (in) in den mond legt! BATAVIA, 20 Sept. (Aneta). Een vliegtuig van de K.N.I.L.M. is om 7.30 uur vertrokken voor een proefvlucht naar Makassar. Aan boord bevinden zich 't lid van den Raad v. Ned.-Inpië. de heer Kuneman, mr. C. C. J. Maassen, advi seur voor agrarische zaken en verplichte dien sten aan het departement van Binnenlandsch Bestuur, de heer Versteegh van de K.N.I.L.M. en vijf journalisten. Te Soerabaja zullen nog drie journalisten aan boord komen. Het toestel nam een hoeveelheid post mede. "r. „Reken maar! Ik ga elkeri Zon dag naar een voetbalwedstrijd I" „Maar toch zeker alleen als het mooi weer is?" „Hoe kom je er bijl Of't regent of sneeuwt, ik moet er bij zijn" „En de koude voeten dan met de gebruikelijke verkoudheid?" „Waarom bestaat er dan Aspi* rin? Bij de eerste vérschijn- selen neem ik direct een of twee tabletten, 't Is maar een weet!" is een fiayc*- pröduct. Oranjebandenftaye*«- krü i s waarborgen de werkzaam heid en onschadelijkheid Zondagmorgen te kwart voor twaalf arriveer de het prinselijk jacht „Piet Hein" geheel on verwacht in de haven van Medemblik. Aan boord bevonden zich H. K. H. Prinses Ju liana, Z. K. H. Prins Bemhard en Z. D. H. Prins Aschwin. Spoedig had zich een talrijke menigte op de kade verzameld, die door het zingen van vader - landsche liederen uiting gaf aan de vreugde over dit bezoek. De burgemeester van Medemblik was even eens ter plaatse aanwezig. Na een oponthoud van ongeveer een uur ver liet het jacht na water en benzine te hebben in genomen weer de haven, toegezongen en toege juicht door de velen, die op de kade aanwezig waren. Het Prinselijk Paar dankte hiervoor wuivend. BANDOENG, 20 September (Aneta) He denochtend is van geringe hoogte de leerling vlieger reserve-tweede-luitenant J. L. M. Theu- nissen met 'n Avro-lestoestel neergestort op het militair vliegveld Andir. De oorzaak van het ongeval was een fout in het besturen. De bestuurder werd niet ernstig gewond en is naar het militair hospitaal vervoerd. Het les-vliegtuig werd zwaar beschadigd. Voor het dezer dagen te Utrecht gehouden examen, ter verkrijging eener acte van be kwaamheid als notarisklerk, ingesteld door den bond van notarisklerken in Nederland, zijn geslaagd de heeren I. P. Geense te Goes, K. van Lier te Steenwijk, J. Smit te Schevenin- gen. R. Horst te Heerde en C. J. Bethlehem te Medemblik. Te Beverloo in België heeft het twaalfde linie-regiment voor het oorlogsgedenkteeken gedefileerd. De kolonel brengt het saluut Ter gelegenheid van de overdracht van het rectoraat der Katholieke Universiteit te Nijmegen aan prof. dr. L. Bellon heeft de aftredende rector-magnificus prof. dr. Th. Baader een rede gehouden, waarin hij o.m. zeide: Op een bijzondere wijze heeft ons de Godde lijke Voorzienigheid in het laatste jaar gelegen heid geboden, om getuigenis af te leggen van ons verlangen naar het behoud der geestelijke en wereldlijke hiërarchie. Het „pro Deo" „voor God" is dit afgeloo- pen jaar onze uitgesproken leuze geweest. De Katholieke Universiteit heeft het recht en den plicht de Goddelijke Voorzienigheid inqig te danken, dat zij het leven en de kracht van den leider der Christenheid heeft willen sparen juist in een tijd, waar de wereld de ervaring van dezen tachtigjarigen wijsgeer, theoloog, paedagoog, diplomaat en sociaal-politicus slechts noode kan missen. Spr. herdacht de viering van den dertienden dies natalis op 17 October 1936, waaraan de Pauselijke nuntius mgr. Paolo Gio'obe een bij- zönderen glans verleende door in de universi- teitskerk den pontificalen hoogdienst te cele- breeren. Een droeve herinnering blijft aan deze luis terrijke viering verbonden, doordat op denzelf den dag onze diép betreurde collega, prof. dr. W. Mulder S.J. ons na een lange dreigende ziekte ontnomen werd. Overvloedige gelegenheid, om onze liefde en trouw ook aan onze wereldlijke overheid te toonen, werd ons door het vorstelijk huwelijk van 7 Januari 1.1. geboden. Verder is er gelegenheid geweest om hulde te brengen aan de nagedachtenis van Nederlands grootsten dichter, aan Joost van den Vondel, die 350 jaar geleden te Keulen geboren werd. Spr. memoreerde ook de feesten, door het studentencorps als belangrijk onderdeel der universitaire gemeenschap gevierd en in het bijzonder de viering van den dertienden dies na talis van het studentencorps met plechtige dies mis en de corpsvergadering. Dat de uiterlijke verschijning van een universiteit, die slechts veertien jaren telt, nog niet den indruk kan maken van vol groeid te zijn, behoeft geen wtoorden van verontschuldiging: totdat de door de wet gestelde termijn voor de opening van de vierde faculteit zal afgeloopen zijn, hebben wij nog elf jaren, voor de vijfde dus nog 36 jaren. Als de economische herleving, die in het najaar van 1936 ingezet heeft, ge stadig een ongestoorden voortgang neemt, zal hopenlijk met Gods hulp en den goeden wil der Nederlandsche Katholieken het universiteitsfonds in die mate verstevigd kunnen worden, dat het binnen de volgen de elf jaren mogelijk zal zijn tot de inrich ting van een vierde faculteit over te gaan. Wie van de met aardsche goederen gezegen de katholieken wil zijn naam door een groote schenking aan de vierde faculteit verbinden? Het voorbeeld van zoovele ka tholieke pioniers in andere landen (denkt aan Amerika) moge u daartoe een gezonde prikkel zijn. Wat de omstandigheden hier in provincie en gemeente betreft, mogen wij wel met een ze kere dosis optimisme in de toekomst schouwen: alles werkt in onze gouden aloude stad Nijmegen en in de provincie Gelderland tot verwezenlij king van onze wetenschappelijke plannen mede. De samenhang leidt ons tot de bespreking van nog enkele bijzondere gebeurtenissen van het verslagjaar. Waarschijnlijk zal blijken, dat het inrichten van de voor de faculteit der wis- en natuur kunde noodige instituten veel meer geld en moeite van ons bestuur zal eischen, omdat in dit opzicht tot kort geleden zoo goed als niets aanwezig was. In dit verband is een belofte voor onze universiteit van zeer groot belang, een beloite, ons gedaan door den Commissaris der Koningin in deze provincie, baron Van Heemstra, toen hij rector en senaat op 19 Fe bruari wilde ontvangen in de nieuwe groote electrische centrale aan de Waal, om aldaar als hoofd van de directie ons toe te spreken. De Wetenschappelijke lezingen, door verschil lende vereenigingen in het kader der universi teit gehouden, brengen hen geregeld in een zeer gewaardeerd contact met binnen- en buiten- landsche geleerden. Bü de plechtige rectoraatsoverdracht aan de Katholieke Economische Hoogeschool heeft he den de scheidende rector magnificus, prof. mr. E. G. J. Gimbrère uitvoerig verslag uitgebracht over de lotgevallen der hoogeschool in het af geloopen tiende studiejaar. In het begin van zijn rede herinnerde spreker aan de gedenkwaardige periode van ongekende geestdrift in den lande als gevolg van de ver loving van onze geliefde prinses en de daarop gevolgde huwelijksvoltrekking. Vervolgens maakte spreker melding van de naamsverandering, die de hoogeschool heeft ondergaan. Teneinde den naam der hoogeschool in overeenstemming te brengen met de termi nologie van de op 22 April van dit jaar tot stand gekomen wijziging van de wet op het hooger onderwijs, die thans ook het economisch hooger onderwijs regelt, werd de naam gewijzigd in Katholieke Economische Hoogeschool. De doel stelling der hoogeschool heeft echter niet de minste wijziging ondergaan. Het doel is en blijft de beoefening zoowel van de economische als van de sociale wetenschappen. Het tiende studiejaar was in alle opzichten voorspoedig. Het aantal volledig ingeschreve nen was wederom grooter en bedroeg 202, w'aar- bjj nog komen een aantal gedeeltelijk ingeschre venen. Verwacht mag worden, dat voorshands het totaal aantal inschrijvingen nog zal toenemen. Door den grooten toevloed van studenten ge durende de laatste twee jaren was uitbreiding der behuizing noodzakelijk. Deze uitbreiding is reeds ter. handgenpmen en eerlang zullen de nieuwe gebouwen in gebruik kunnen worden genomen. Spreker vermeldde, dat sedert de in het laat ste kwartaal van 1936 ingetreden economische opveering van het land de vraag naar goed on derlegde economen in velerlei takken van het bedrijfsleven sterk is toegenomen, hetgeen door het plaatsingsbureau verbonden aan de hooge school kon worden Waargenomen. Voorts maakte spreker melding van de op richting van het hoogeschoolfonds, dat tot doel heeft direct of indirect financieelen steun aan de hoogeschool te verleenen. Door de werking van dit hoogeschoolfonds zal aan de Tilburg- sche hoogeschool meer bekendheid worden ge geven. De hoogeschool raakt trouwens steeds meer bekend door den goeden geest, die in de hoogeschoolgemeenschap heerscht, alsmede doordat de afgestudeerden in steeds grooter getal tot in Oost en West een plaats veroveren in de maatschappij en doordat de docenten steeds opnieuw in de publieke belangstelling komen en met eere worden vermeld. Spreker vestigde de aandacht erop, dat het toenemend aantal studenten de taak der hoog leeraren aanzienlijk verzwaart, zoowel ten aanzien van de examens als van de tentamens. Wanneer straks evenwel het academisch statuut zal moe ten worden herzien, als gevolg van de tot stand gekomen wijziging der hooger onderwijswet, zal de senaat opkomen voor het behoud van de hier geldende examenregeling, met name voor het behoud van het propaedeutisch examen, waarvan het nut zeer groot is gebleken. Bij de opsomming van de afgenomen examens en het aantal geslaagden vermeldde spreker nog, dat in het tiende studiejaar het eerste examen accountancy met goed gevolg werd af gelegd en het accountantsdiploma kon worden uitgereikt. Met eenige teleurstelling moest spreker even wel vermelden, dat de eerste promotie aan de hoogeschool nog steeds op zich doet Wachten. De teleurstelling is daarom zoo groot, wijl de afgestudeerden reeds bij herhaling bewezen hebben wel degelijk tot zelfstandigen weten- schappelijken arbeid in staat te zijn, getuige de reeds uitgebrachte prae-adviezen. Bij de bespreking van het gegeven onderwijs maakte spreker met verheugenis melding van de hervatting van den dogmatischen cursus, .gegeven door prof. dj. F. A. Weve. Na het heengaan van prof. dr. ir. Gelissen, als gevolg van zijne benoeming tot minister van Economische Zaken, werd diens leerop dracht tijdelijk in handen gelegd van dr. ir. F. p. A. Teilegen uit Delft. Ofschoon de senaat op een terugkeer van prof. Gelissen had gehoopt, moest deze oud- minister wegens overstelpende werkzaamheden definitief ontslag nemen. De beantwoording der vraag of en in hoeverre in zijne vervanging moet worden voorzien, kan naar een later tijd stip worden verschoven. De benoeming van prof. mr. C. P. M. Romme tot minister van Sociale Zaken deed spreker de verzuchting slaken, dat het landsbelang aan deze hoogeschool toch wel onmatig zware offers vraagt. Want het is nu al voor de derde maal in de korte periode van haar bestaan, dat zij uit het kleine groepje docenten iemand voor het hooge ministerambt moet afstaan: mr. dr. Deckers, prof. Gelissen en prof. Romme. Na de vermelding van de reeks cursorische voordrachten, door personen niet aan de hooge school verbonden, in den loop van het tiende studiejaar gehouden, kwam spreker vervolgens op de werkzaamheden van het Economisch Technologisch Instituut, dat aan studenten en afgestudeerden gelegenheid geeft tot het uit werken van speciale vraagstukken met hun stu die verband houdend. Voor Wat de mogelijkheid tot plaatsing van afgestudeerden betreft, leeft bij den senaat de overtuiging, dat er eerder een tekort is aan af gestudeerden dezer hoogeschool dan een tekort aan te bezetten plaatsen. Met een herinnering aan den welgeslaagden hoogeschooldag, waar prof. Romme, kort voor zijn optreden als minister, als het ware een met groote belangstelling gevolgd afscheidscollege gaf met een rede over „staatkundige proble men der ordening" en met een woord van dank aan allen, op wier toewijding nimmer vergeefs een beroep wordt gedaan, droeg spreker het rectoraat over aan zijn opvolger, prof. dr. M. VOORTAAN BRENGT ANNO 1753 Al deze lezingen verdienden echter vooral door studenten veel beter bezocht te worden, omdat zij een bron zijn van de middelen, die leiden tot de juist voor de academische jeugd zoo noodige algemeene ontwikkeling. Uitvoerig herdacht spr. tal van voor de uni versiteit belangrijke gebeurtenissen in het af geloopen jaar, alsmede de onderscheidingen, haar en haar docenten te beurt gevallen. Tenslotte wendde hij zich tot zijn opvolger, prof. Bellon, wien hij met de woorden: „Salve rector magnifice, iterumque salve" de rectorale waardigheid overdroeg. In Diemerbrug doen zich moeilijkheden voor met de uitzending van werkloozen. Veertig hunner weigeren namelijk naar de Rijkswerk- Verschaffing te Maasbommel te gaan met het gevolg, dat zij met ingang van deze week geen steun meer zullen ontvangen. Kort geleden moest de gemeentelijke werk verschaffing van hoogerhand worden stopge zet. De gemeenteraad van Diemen besloot daarna de werkloozen in hun eigen belang uit te zenden naar de kanalisatiewerken van de Maas. De betrokkenen hebben daartegen geen bezwaar, doch staan er op de noodzakelijke uitgaven voor materiaal en kleeding, welke zij volgens voorschriften zelf moeten bekostigen, vergoed te krijgen. De gemeente nu wil hun voorschotten geven onder voorwaarde, dat deze later worden terug betaald. Hiertegen hebben de werkloozen krachtig geprotesteerd. Zij meenen, dat het wekelijksche steunbedrag niet toereikend is om de voorschotten naderhand terug te betalen. De werkloozen kondigden aan niet naar Maasbom mel te zullen vertrekken wanneer hun verzoek niet werd ingewilligd en de eerste groep, be staande uit tien man, die vandaag zou worden uitgezonden, heeft Zaterdag aan dit dreige ment gevolg gegeven. Zij hebben namelijk geen van allen die spoorbonnen, welke voor hen waren aangevraagd, afgehaald. Het gemeentebestuur van Diemen zou zich vandaag tot den minister van Sociale Zaken wenden en intusschen andere werkloozen voor uitzending naar de rijkswerkverschaffing aan wijzen. W. H, Cobbenhagen, De maand Augustus heeft voor den Neder- fendschen tuinbouwexport geen ongunstige re sultaten gebracht. De waarde van den uitvoer steeg van ƒ2.442.000 in Augustus van het vorig jaar tot 2.904.000 in dit jaar. Daarentegen verminderde de hoeveelheid ge- exporteerde producten van 35.817.000 K.G. tot 33.471.000 K.G. Naar „De Tuinderij" opmerkt, heeft vooral de export van druiven aan het grooter bedrag medegewerkt. De uitvoer van dit product steeg van 1.301.000 voor ƒ426.000 in Augustus van het vorig jaar, tot 1.633.000 voor 635.000 in dit jaar. Dit is voornamelijk te danken aan den ruime ren export die naar Duitschland mogelijk was. Thans werd voor f 350.000 aan druiven naar dat land verzonden, tegen 158.000 in het vori; jaar. Sinds 1930 is de export van dit product naar Duitschland nog niet zoo groot geweest. Ook naar Engeland verbeterde de export en steeg van 163.000 in het vorig jaar tot 190.000 in dit jaar wat betreft de druiven. De tomatenexport naar Engeland verminderde evenwel, n.l. van ƒ395.000 in het vorig jaar tot ƒ241.000 in dit jaar. De tomatenexport naar Duitschland nam toe van ƒ337.000 tot ƒ464.000. De totale uitvoer naar Duitschland verbeterde van 924.000, in het vorig jaar tot 1.572.000 in dit jaar terwijl hij naar Engeland verminderde van ƒ1.174.000 tot ƒ998.000. De export naar België verbeterde in Augus tus iets. De R. K. Esperanto-vereeniging „Por Dio kaj Eklezio" te 's Gravenhage, zal heden een pro- paganda-avond houden in „Den Hout", Be- zuidenhoutsche weg 13 aldaar. De heer H. Damen zal een beschouwing geven over het onderwerp „Esperanto als cultuurfactor", ter wijl tevens een proefles zal plaats hebben. Men behoeft geen koloniaal geweest te zijn om te weten, wat 'n banjir is. Voor wie 't nog niet mochten weten, diene de volgende definitie, welke Koenen's nooit volprezen Verklarend Handwoordenboek der Nederlandsche Taal, tevens vreemde-woordeütolk, geeft: Bandjir, Ban'jir of Banjer O.I. plotseling opkomende geweldige stort vloed, overstrooming. Deze tropische stortvloeden of overstroomingen treden gewoonlijk na zwaren regenval of nood weer op en de beken en rivieren, die aan het banjirren slaan, hebben ge woonlijk de onhebbelijkheid daarbij ge weldige verwoestingen aan t©i richten onder alles wat er aan kampong of des- sa in hun nabijheid overeind staat. Zoo'n banjir is dus allerminst een pu blieke vermakelijkheid en neemt soms de afmetingen aan van een locale ramp, waarbij de inlanders het weinige, dat zij bezitten, nog verliezen. Maar erger dan dit onaangename natuurverschijnsel lijkt ons de geestelijke banjir, welkende Phohi-zender in de wereldwijde aether straks zal gaan ontketenen. Wij ont vingen n.l. het volgende communiqué: Gezien de belangstelling, die er in on ze Overzeesche Gebieden bestaat voor actueele geestelijke vraagstukken, heeft de Phohi een cyclus „geestelijke stroo mingen van dezen tijd" georganiseerd voor uitzending naar Nederlandsch In- dië. Deze reeks bestaat uit een aantal interviews, die door dr. P. H. Ritter Jr. zullen worden gehouden met vertegen woordigers van de volgende stroomingen Anthroposophische beweging, Ancient Order of Foresters, Christian Science, Odd Fellows, Oxfordgroep-beweging, Ro- taryclub, Soefibeweging, Soroptimisten, Spiritistische beweging, Theosophie, Vrij metselarij, Woodbrookers. De inleidende causerie houdt dr. Ritter op 5 October a.s., terwijl dan op 8 Oc tober het eerste vraaggesprek voor de Phohi-microfoon zal plaats vinden. Dr. P. H. Ritter is een veelzijdig man, die van de meeste, zoo niet alle, markten thuis is, maar zulk 'n geestelijken ban jir in goede banen te leiden lijkt ons zelfs voor hem wat veel gevergd. Wij hopen van harte, dat het den luisteraars in onze Oost niet zóó zal gaan duizelen, dat zij wat nog aan gezonde geestelijke waarden in hen overeind staat in dezen stortvloed van kris-krasse stroomingen zullen kwijtraken en als vrij metselende, soroptimistische Christianscientisten met anthroposophisch-spiritistisch-theo- sophischen inslag uit dezen „geestelij ken" aetherdoop te voorschijn zullen komen, maar wij vreezen het ergste. In den afgeloopen nacht is te Apeldoorn op 62-jarigen leeftijd overleden ir. H. J. Heinsius, directeur van de Koninklijke papierfabriek Van Gelder Zonen aldaar. De overledene, die in deze gemeente een voor aanstaande plaats innam, bekleedde tal van functies. Hij was o.m. voorzitter van het Depar tement der Mij. van Handel en Nijverheid te Apeldoorn, voorzitter van de Commissie van Toe zicht op het middelbaar onderwijs, voorzitter van de Commissie van Toezicht op de Koninklijke H.B.S., terwijl hij eerelid en be schermheer van tal van vereenigingen en cor poraties was. De uitvoerende commissie van den fokveedaS Breda 1937 heeft, op advies van den inspecteur van den veeartsenijkundigen dienst, wegens het gevaar, dat het heerschende mond- en klauw zeer met ziph,br.ej3gt, deze^fgkv§edag_afgslaSt' Wq

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 2