Geschiedenis der Troonrede
O
HP
Ouö-itot
DOUWE EGI
BANDJIR IN DEN
AETHER
HERKOMST TE VINDEN
IN ENGELAND
R.Ké. Universiteit
MAANDAG 20 SEPTEMBER 1937
Het persoonlijk-Koninklijk accent
is in dit document geluk
kig nooit verloren
gegaan
Staatsrechtelijke
beteekenis
Proefvlucht naar Makassar
0oiC
litëue**-
Aspirin
De „Piet Hein" te
Medemblik
Onverwacht bezoek van het
Prinselijk Paar aan deze
Westfriesche haven
Vliegtuig neergestort
Militair bestuurder gewond
Examen notarisklerk
Rede van prof. Baader bij de
rectoraatsoverdracht
te Nijmegen
De vierde faculteit
Kath. Economische
Hoogeschool
Lotgevallen in het afgeloopen
tiende studiejaar
Drie professoren werden
minister
ÓÓK
SCHOUT /n COOPVAERT
15 qt. per \J2 ons 10 ct.
WERKLOOZEN NIET NAAR
DE WERKVERSCHAFFING
Bezwaren tegen terugbetaling der
voorschotten
ONZE TUINBOUWEXPORT
WERD GUNSTIGER
Vooral onze druiven waren meer
gewild
Esperanto als cultuurfactor
IR. H. J. HEINSIUS
OVERLEDEN
Directeur papierfabriek
Van Gelder Zonen
FOKVEEDAG AFGELAST
Telken jare, op den derden Dinsdag in
September, plegen wij de Troonrede
te aanvaarden als den inzet van een
nieuwe parlementaire periode, en het is
bijna uitsluitend de inhoud van het staats
rechtelijk document, waaraan allerwegen de
aandacht gewijd wordt.
Naar gelang de tijden „interessanter" zijn,
wordt de Troonrede jaarlijks hartstochtelij
ker bestudeerd en becommentarieerd en de
drang tot doorgronding van de strekking
en beteekenis der somwijlen in Sfinxen-
taal vervatte Troonrede-paragraphen leidt
veelal de aandacht af van de historische en
staatsrechtelijke beteekenis der Koninklijke
toespraak. Opmerkelijk is dan ook de wei
nige literatuur, Welke er over het wezen der
Troonrede in Nederland te vinden is.
Toch zijn er omtrent de historische en
staatsrechtelijke beteekenis van de Troonrede
wel enkele interessante notities te maken.
De herkomst van de Troonrede ligt, evenals
die van zoo menige andere staatsrechtelijke
instelling, in het van oudsher parlementaire
land, Engeland. Reeds vele eeuwen geleden
heerschte de opvatting, d3t de Koning onmis
baar is bij de opening der werkzaamheden van
het parlement, en wel, omdat de Koning deel
uitmaakte van het parlement.
Een van de oudste voorschriften betreffende
de wijze, waarop de Koning deze werkzaam
heid heeft te vervullen, vindt men in een op
ongeveer 1065 getaxeerd statuut, in het Latijn
gesteld, waarin het heet:
„Na zijn toespraak tot het parlement moet
de Koning de geestelijken en de leeken, met
vermelding van hun waardigheden (zooals voor
de geestelijken: aartsbisschop, bisschop, prior,
en zccals voor de leeken: hertog, baron, bur
ger) vermanen, dat zij met ijver en toewijding
en van ganscher harte zich toeleggen op bestu
deering en grondige overweging van de zaken
des parlements," en verder: „De Koning is
gehouden, steeds persoonlijk de parlementsver
gadering bij te wonen, tenzij hij door lichame
lijke ongesteldheid verhinderd mocht zijn."
Aan het einde der middeleeuwen, toen de
bijeenkomsten van het parlement veelvuldiger
werden, is deze verplichting des Konings afge
sleten tot een verplichte tegenwoordigheid bij
het begin der werkzaamheden van het parle
ment, Wanneet'door hem de Troonrede werd
uitgesproken, waardoor als het ware het parle-
mynt, althans deszelfs discussiebevoegdheid,
geschapen werd. In oude tijden hield de Troon
rede vaak niet veel meer in dan de vermaning
tot de gewestelijke bestuurders om zorg te dra
gen voor de bijeenbrenging van de voor het
landsbeheer benoodigde gelden.
Over het algemeen kan men zeggen, dat, al
thans sinds de 19de eeuw, de practijk eener
Troonrede gevestigd is in alle monarchale lan
den van Europa, waar parlementen zijn. Zoo
vindt men haar in Bulgarije, Denemarken,
Noorwegen, Zweden, Griekenland en Roemenië
in een vorm, welke nagenoeg gelijk is aan
de practijk in Nederland. In België is de Troon
rede slechts een occasioneele gebeurtenis: de
Belgische grondwet schrijft geen opening door
den Koning voor, maar spreekt integendeel van
een bijeenkomst-van-rechtswege der volksver
tegenwoordiging.
Na de invoering der monarchie in Nederland
onder Koning Lodewijk Napoleon in 1806 werd
in de Staatsregeling, waarop toentertijd het
staatsbestuur gebaseerd was, een artikel opge
nomen: „De Koning opent en sluit de zitting
van het Wetgevend Ligchaam", en in 1814, toen
Kening Willem I bewilligd had in een Grond
wet, luidde grondwetsartikel 65: „De vergade
ring der Stateh-Generaal wordt door den sou-
vereinen Vorst of door eene commissie Zijnent
wege geopend, en op dezelfde wijze geslo
ten"in 1887 onderging het artikel (nadien
103) een wijziging: „De zitting der Staten-Ge-
neraal wordt in vereenigde vergadering der
beide Kamers door den Koning of door eene
commissie van Zijnentwege geopend"
Aldus luidt thans nog letterlijk de aanhef van
artikel 104 onzer Grondwet.
Aanvankelijk geschiedde de plechtige opening
der Staten-Generaal op den derden Maandag in
'September; in 1887 kwam de Dinsdag daartoe
in zwang. Er zijn wel eens pogingen aangewend
om de opening op den twééden Dinsdag voor
te schrijven, maar de Regeering wilde er niet
aan, op grond van de overweging, dat geen
enkel wetgevend lichaam zóó vroeg in het na
jaar bijeenkomt als de Nederlandsche Staten-
Generaal.
De eerste gewone vergadering van 18151816
is in Den Haag gehouden, de tweede van 1816
1817 te Brussel, en zoo vervolgens beurtelings
in een der beide steden tot die van 18291830.
Vóór 1904 werd de openingsvergadering te Den
Haag steeds gehouden in het gebouw der Twee
de Kamer. In genoemd jaar was de vereenigde
vergadering voor het eerst in de z.g. grafelijke
zalen (de Ridderzaal), waar zij sindsdien altijd
is gehouden, behalve in 1907, toen men, terwille
van de tweede Vredesconferentie als vanouds
in de zaal der Tweede Kamer bijeenkwam.
Zonder dat de grondwet zulks uitdrukkelijk
voorschrijft, is te allen tijde de opening door
den Koning regel en door de commissie van
Zijnentwege uitzondering geweest; alleen we
gens ziekte of rouw liet de Koning somwijlen
het uitspreken der openingsrede aan zijn mi
nister over. „Wegens de belangwekkende om
standigheden", waarin onze Koningin zich toen
bevond, werd den loden September 1908 de opge-
nihgsrede door minister Th. Heemskerk uitge
sproken, evenals ook op 21 September 1909
„wegens de verhindering, die H. M. in de ver
vulling van Haar moederplicht ondervond."
Staatsrechtelijk bestaat er tusschen een
Troonrede en een openingsrede natuurlijk hoe
genaamd geen verschil.
Tot het jaar 1906 is de Troonrede door de
Tweede Kamer steeds met een Adres van Ant
woord gereciproceerd: de Kamerdebatten over
dit Adres waren toen echter zóó „onhoudbaar"
en zóózeer een tijdroovend preludium tot de
Algemeene Beschouwingen geworden, dat de
Kamer op voorstel van de zeven partijleiders
tot afschaffing besloot; intusschen zet de Eerste
Kamer de traditie nog steeds op onschuldige,
formalistische wijze voort.
ver de staatsrechtelijke beteekenis en al
dan niet belangrijkheid van de Troonrede
is veel gediscussieerd; vaak is er gespro
ken van „een overleefde fraaiigheid", zij is
„waardeloos" genoemd, er is critiek geoefend
op de wijze, waarop zekere Troonreden zich
vermeiden in „descripties" en aankondigingen,
eenerzijds te onvolledig, anderzijds te volledig,
d.w.z. te zeer in het kleine afdalend, er is cri
tiek geoefend op de dooreenmenging van begin
sel- en werk-program, maar van geslacht op
geslacht heeft men toch de oi. zeer toe te jui
chen piëteit gehad, de Troonrede in eere te
houden.
Zekere „vormen" kunnen psychologisch óók
in het staatkundig leven van groote beteekenis
zijn, en de plechtigheid van de opening der
Staten-Generaal en van het uitspreken der
Troonrede schijnt ons een van de weinige, voor
den leek op staatsrechtelijk gebied bevattelijke
illustraties van het voor de meesten minder
duidelijke begrip der ministerieele verantwoor
delijkheid. In de door de Koningin persoonlijk
uitgesproken Troonrede, welke het program van
het ministerie weergeeft, zien wij een openlijke
demonstratie der beteekenis van het begrip
Kroon, dat de ineenweving van twee organis
men beduidt.
Bovendien kan men zeggen, dat de Troon
rede de gelegenheid bij uitnemendheid is, waar
bij de Koning(in) tot de volksvertegenwoordi
ging komt, terwijl bij de Rijksbegrooting de ver
tegenwoordiging komt tot de Regeering.
De vraag rijst intusschen, wie er in de Troon
rede eigenlijk spreekt: de persoon van de(n>
Koning (in) óf de oonstitutioneele Vorst (in),,
de Koninklijke Regeering.
Toen er van de ministerieele verantwoorde
lijkheid nog niet gesproken kon worden, was de
Troonrede natuurlijk nog welhaast onbestreden
de persoonlijke daad van den souverein, met
dien verstande, dat deze bij het stellen van die
daad moest afgaan op de voorlichting van
raadslieden der Kroon. Na het jaar 1848, toen
de ministerieele verantwoordelijkheid was aan
vaard, werd de Troonrede echter steeds meer
een zuivere regeeringsdemonstratie, doch het
persoonlijk-Koninklijk accent is in de Troon
redenen gelukkig! nooit verloren gegaan.
Van suggestieve beteekenis is hier het feit, dat
de Koning(in) bij het uitspreken der Troonrede
afwijkt van den pluralis majestaticus en ge
waagt van „lk" en „Mij".
Gelukkig mogen wij ons prijzen, wanneer er
harmonie bestaat tusschen het persoonlijk-
koninklijk gewilde woord en het woord, dat de
Regeering de(n) Koning (in) in den mond legt!
BATAVIA, 20 Sept. (Aneta). Een vliegtuig
van de K.N.I.L.M. is om 7.30 uur vertrokken
voor een proefvlucht naar Makassar. Aan boord
bevinden zich 't lid van den Raad v. Ned.-Inpië.
de heer Kuneman, mr. C. C. J. Maassen, advi
seur voor agrarische zaken en verplichte dien
sten aan het departement van Binnenlandsch
Bestuur, de heer Versteegh van de K.N.I.L.M.
en vijf journalisten. Te Soerabaja zullen nog
drie journalisten aan boord komen. Het toestel
nam een hoeveelheid post mede.
"r.
„Reken maar! Ik ga elkeri Zon
dag naar een voetbalwedstrijd I"
„Maar toch zeker alleen als
het mooi weer is?"
„Hoe kom je er bijl Of't regent
of sneeuwt, ik moet er bij zijn"
„En de koude voeten dan met
de gebruikelijke verkoudheid?"
„Waarom bestaat er dan Aspi*
rin? Bij de eerste vérschijn-
selen neem ik direct een of twee
tabletten, 't Is maar een weet!"
is een fiayc*- pröduct.
Oranjebandenftaye*«- krü i s
waarborgen de werkzaam
heid en onschadelijkheid
Zondagmorgen te kwart voor twaalf arriveer
de het prinselijk jacht „Piet Hein" geheel on
verwacht in de haven van Medemblik.
Aan boord bevonden zich H. K. H. Prinses Ju
liana, Z. K. H. Prins Bemhard en Z. D. H. Prins
Aschwin.
Spoedig had zich een talrijke menigte op de
kade verzameld, die door het zingen van vader -
landsche liederen uiting gaf aan de vreugde over
dit bezoek.
De burgemeester van Medemblik was even
eens ter plaatse aanwezig.
Na een oponthoud van ongeveer een uur ver
liet het jacht na water en benzine te hebben in
genomen weer de haven, toegezongen en toege
juicht door de velen, die op de kade aanwezig
waren. Het Prinselijk Paar dankte hiervoor
wuivend.
BANDOENG, 20 September (Aneta) He
denochtend is van geringe hoogte de leerling
vlieger reserve-tweede-luitenant J. L. M. Theu-
nissen met 'n Avro-lestoestel neergestort op het
militair vliegveld Andir. De oorzaak van het
ongeval was een fout in het besturen.
De bestuurder werd niet ernstig gewond en is
naar het militair hospitaal vervoerd.
Het les-vliegtuig werd zwaar beschadigd.
Voor het dezer dagen te Utrecht gehouden
examen, ter verkrijging eener acte van be
kwaamheid als notarisklerk, ingesteld door
den bond van notarisklerken in Nederland, zijn
geslaagd de heeren I. P. Geense te Goes, K.
van Lier te Steenwijk, J. Smit te Schevenin-
gen. R. Horst te Heerde en C. J. Bethlehem te
Medemblik.
Te Beverloo in België heeft het twaalfde linie-regiment voor het
oorlogsgedenkteeken gedefileerd. De kolonel brengt het saluut
Ter gelegenheid van de overdracht van
het rectoraat der Katholieke Universiteit
te Nijmegen aan prof. dr. L. Bellon heeft
de aftredende rector-magnificus prof. dr.
Th. Baader een rede gehouden, waarin hij
o.m. zeide:
Op een bijzondere wijze heeft ons de Godde
lijke Voorzienigheid in het laatste jaar gelegen
heid geboden, om getuigenis af te leggen van
ons verlangen naar het behoud der geestelijke
en wereldlijke hiërarchie.
Het „pro Deo" „voor God" is dit afgeloo-
pen jaar onze uitgesproken leuze geweest.
De Katholieke Universiteit heeft het recht en
den plicht de Goddelijke Voorzienigheid inqig
te danken, dat zij het leven en de kracht van
den leider der Christenheid heeft willen sparen
juist in een tijd, waar de wereld de ervaring
van dezen tachtigjarigen wijsgeer, theoloog,
paedagoog, diplomaat en sociaal-politicus
slechts noode kan missen.
Spr. herdacht de viering van den dertienden
dies natalis op 17 October 1936, waaraan de
Pauselijke nuntius mgr. Paolo Gio'obe een bij-
zönderen glans verleende door in de universi-
teitskerk den pontificalen hoogdienst te cele-
breeren.
Een droeve herinnering blijft aan deze luis
terrijke viering verbonden, doordat op denzelf
den dag onze diép betreurde collega, prof. dr.
W. Mulder S.J. ons na een lange dreigende
ziekte ontnomen werd.
Overvloedige gelegenheid, om onze liefde en
trouw ook aan onze wereldlijke overheid te
toonen, werd ons door het vorstelijk huwelijk
van 7 Januari 1.1. geboden.
Verder is er gelegenheid geweest om hulde te
brengen aan de nagedachtenis van Nederlands
grootsten dichter, aan Joost van den Vondel,
die 350 jaar geleden te Keulen geboren werd.
Spr. memoreerde ook de feesten, door het
studentencorps als belangrijk onderdeel der
universitaire gemeenschap gevierd en in het
bijzonder de viering van den dertienden dies na
talis van het studentencorps met plechtige dies
mis en de corpsvergadering.
Dat de uiterlijke verschijning van een
universiteit, die slechts veertien jaren telt,
nog niet den indruk kan maken van vol
groeid te zijn, behoeft geen wtoorden van
verontschuldiging: totdat de door de wet
gestelde termijn voor de opening van de
vierde faculteit zal afgeloopen zijn, hebben
wij nog elf jaren, voor de vijfde dus nog
36 jaren. Als de economische herleving, die
in het najaar van 1936 ingezet heeft, ge
stadig een ongestoorden voortgang neemt,
zal hopenlijk met Gods hulp en den goeden
wil der Nederlandsche Katholieken het
universiteitsfonds in die mate verstevigd
kunnen worden, dat het binnen de volgen
de elf jaren mogelijk zal zijn tot de inrich
ting van een vierde faculteit over te gaan.
Wie van de met aardsche goederen gezegen
de katholieken wil zijn naam door een
groote schenking aan de vierde faculteit
verbinden? Het voorbeeld van zoovele ka
tholieke pioniers in andere landen (denkt
aan Amerika) moge u daartoe een gezonde
prikkel zijn.
Wat de omstandigheden hier in provincie en
gemeente betreft, mogen wij wel met een ze
kere dosis optimisme in de toekomst schouwen:
alles werkt in onze gouden aloude stad Nijmegen
en in de provincie Gelderland tot verwezenlij
king van onze wetenschappelijke plannen mede.
De samenhang leidt ons tot de bespreking van
nog enkele bijzondere gebeurtenissen van het
verslagjaar.
Waarschijnlijk zal blijken, dat het inrichten
van de voor de faculteit der wis- en natuur
kunde noodige instituten veel meer geld en
moeite van ons bestuur zal eischen, omdat in
dit opzicht tot kort geleden zoo goed als niets
aanwezig was. In dit verband is een belofte
voor onze universiteit van zeer groot belang,
een beloite, ons gedaan door den Commissaris
der Koningin in deze provincie, baron Van
Heemstra, toen hij rector en senaat op 19 Fe
bruari wilde ontvangen in de nieuwe groote
electrische centrale aan de Waal, om aldaar als
hoofd van de directie ons toe te spreken.
De Wetenschappelijke lezingen, door verschil
lende vereenigingen in het kader der universi
teit gehouden, brengen hen geregeld in een zeer
gewaardeerd contact met binnen- en buiten-
landsche geleerden.
Bü de plechtige rectoraatsoverdracht aan de
Katholieke Economische Hoogeschool heeft he
den de scheidende rector magnificus, prof. mr.
E. G. J. Gimbrère uitvoerig verslag uitgebracht
over de lotgevallen der hoogeschool in het af
geloopen tiende studiejaar.
In het begin van zijn rede herinnerde spreker
aan de gedenkwaardige periode van ongekende
geestdrift in den lande als gevolg van de ver
loving van onze geliefde prinses en de daarop
gevolgde huwelijksvoltrekking.
Vervolgens maakte spreker melding van de
naamsverandering, die de hoogeschool heeft
ondergaan. Teneinde den naam der hoogeschool
in overeenstemming te brengen met de termi
nologie van de op 22 April van dit jaar tot stand
gekomen wijziging van de wet op het hooger
onderwijs, die thans ook het economisch hooger
onderwijs regelt, werd de naam gewijzigd in
Katholieke Economische Hoogeschool. De doel
stelling der hoogeschool heeft echter niet de
minste wijziging ondergaan. Het doel is en blijft
de beoefening zoowel van de economische als
van de sociale wetenschappen.
Het tiende studiejaar was in alle opzichten
voorspoedig. Het aantal volledig ingeschreve
nen was wederom grooter en bedroeg 202, w'aar-
bjj nog komen een aantal gedeeltelijk ingeschre
venen.
Verwacht mag worden, dat voorshands het
totaal aantal inschrijvingen nog zal toenemen.
Door den grooten toevloed van studenten ge
durende de laatste twee jaren was uitbreiding
der behuizing noodzakelijk. Deze uitbreiding is
reeds ter. handgenpmen en eerlang zullen de
nieuwe gebouwen in gebruik kunnen worden
genomen.
Spreker vermeldde, dat sedert de in het laat
ste kwartaal van 1936 ingetreden economische
opveering van het land de vraag naar goed on
derlegde economen in velerlei takken van het
bedrijfsleven sterk is toegenomen, hetgeen door
het plaatsingsbureau verbonden aan de hooge
school kon worden Waargenomen.
Voorts maakte spreker melding van de op
richting van het hoogeschoolfonds, dat tot doel
heeft direct of indirect financieelen steun aan
de hoogeschool te verleenen. Door de werking
van dit hoogeschoolfonds zal aan de Tilburg-
sche hoogeschool meer bekendheid worden ge
geven. De hoogeschool raakt trouwens steeds
meer bekend door den goeden geest, die in de
hoogeschoolgemeenschap heerscht, alsmede
doordat de afgestudeerden in steeds grooter
getal tot in Oost en West een plaats veroveren
in de maatschappij en doordat de docenten
steeds opnieuw in de publieke belangstelling
komen en met eere worden vermeld.
Spreker vestigde de aandacht erop, dat het
toenemend aantal studenten de taak der hoog
leeraren aanzienlijk verzwaart, zoowel ten aanzien
van de examens als van de tentamens. Wanneer
straks evenwel het academisch statuut zal moe
ten worden herzien, als gevolg van de tot stand
gekomen wijziging der hooger onderwijswet, zal
de senaat opkomen voor het behoud van de
hier geldende examenregeling, met name voor
het behoud van het propaedeutisch examen,
waarvan het nut zeer groot is gebleken.
Bij de opsomming van de afgenomen examens
en het aantal geslaagden vermeldde spreker
nog, dat in het tiende studiejaar het eerste
examen accountancy met goed gevolg werd af
gelegd en het accountantsdiploma kon worden
uitgereikt.
Met eenige teleurstelling moest spreker even
wel vermelden, dat de eerste promotie aan de
hoogeschool nog steeds op zich doet Wachten.
De teleurstelling is daarom zoo groot, wijl de
afgestudeerden reeds bij herhaling bewezen
hebben wel degelijk tot zelfstandigen weten-
schappelijken arbeid in staat te zijn, getuige de
reeds uitgebrachte prae-adviezen.
Bij de bespreking van het gegeven onderwijs
maakte spreker met verheugenis melding van
de hervatting van den dogmatischen cursus,
.gegeven door prof. dj. F. A. Weve.
Na het heengaan van prof. dr. ir. Gelissen,
als gevolg van zijne benoeming tot minister
van Economische Zaken, werd diens leerop
dracht tijdelijk in handen gelegd van dr. ir. F.
p. A. Teilegen uit Delft.
Ofschoon de senaat op een terugkeer van
prof. Gelissen had gehoopt, moest deze oud-
minister wegens overstelpende werkzaamheden
definitief ontslag nemen. De beantwoording der
vraag of en in hoeverre in zijne vervanging
moet worden voorzien, kan naar een later tijd
stip worden verschoven.
De benoeming van prof. mr. C. P. M. Romme
tot minister van Sociale Zaken deed spreker de
verzuchting slaken, dat het landsbelang aan
deze hoogeschool toch wel onmatig zware offers
vraagt.
Want het is nu al voor de derde maal in de
korte periode van haar bestaan, dat zij uit het
kleine groepje docenten iemand voor het hooge
ministerambt moet afstaan: mr. dr. Deckers,
prof. Gelissen en prof. Romme.
Na de vermelding van de reeks cursorische
voordrachten, door personen niet aan de hooge
school verbonden, in den loop van het tiende
studiejaar gehouden, kwam spreker vervolgens
op de werkzaamheden van het Economisch
Technologisch Instituut, dat aan studenten en
afgestudeerden gelegenheid geeft tot het uit
werken van speciale vraagstukken met hun stu
die verband houdend.
Voor Wat de mogelijkheid tot plaatsing van
afgestudeerden betreft, leeft bij den senaat de
overtuiging, dat er eerder een tekort is aan af
gestudeerden dezer hoogeschool dan een tekort
aan te bezetten plaatsen.
Met een herinnering aan den welgeslaagden
hoogeschooldag, waar prof. Romme, kort voor
zijn optreden als minister, als het ware een met
groote belangstelling gevolgd afscheidscollege
gaf met een rede over „staatkundige proble
men der ordening" en met een woord van dank
aan allen, op wier toewijding nimmer vergeefs
een beroep wordt gedaan, droeg spreker het
rectoraat over aan zijn opvolger, prof. dr. M.
VOORTAAN BRENGT
ANNO 1753
Al deze lezingen verdienden echter vooral
door studenten veel beter bezocht te worden,
omdat zij een bron zijn van de middelen, die
leiden tot de juist voor de academische jeugd
zoo noodige algemeene ontwikkeling.
Uitvoerig herdacht spr. tal van voor de uni
versiteit belangrijke gebeurtenissen in het af
geloopen jaar, alsmede de onderscheidingen,
haar en haar docenten te beurt gevallen.
Tenslotte wendde hij zich tot zijn opvolger,
prof. Bellon, wien hij met de woorden: „Salve
rector magnifice, iterumque salve" de rectorale
waardigheid overdroeg.
In Diemerbrug doen zich moeilijkheden voor
met de uitzending van werkloozen. Veertig
hunner weigeren namelijk naar de Rijkswerk-
Verschaffing te Maasbommel te gaan met het
gevolg, dat zij met ingang van deze week geen
steun meer zullen ontvangen.
Kort geleden moest de gemeentelijke werk
verschaffing van hoogerhand worden stopge
zet. De gemeenteraad van Diemen besloot
daarna de werkloozen in hun eigen belang uit
te zenden naar de kanalisatiewerken van de
Maas. De betrokkenen hebben daartegen geen
bezwaar, doch staan er op de noodzakelijke
uitgaven voor materiaal en kleeding, welke zij
volgens voorschriften zelf moeten bekostigen,
vergoed te krijgen.
De gemeente nu wil hun voorschotten geven
onder voorwaarde, dat deze later worden terug
betaald. Hiertegen hebben de werkloozen
krachtig geprotesteerd. Zij meenen, dat het
wekelijksche steunbedrag niet toereikend is om
de voorschotten naderhand terug te betalen. De
werkloozen kondigden aan niet naar Maasbom
mel te zullen vertrekken wanneer hun verzoek
niet werd ingewilligd en de eerste groep, be
staande uit tien man, die vandaag zou worden
uitgezonden, heeft Zaterdag aan dit dreige
ment gevolg gegeven. Zij hebben namelijk geen
van allen die spoorbonnen, welke voor hen
waren aangevraagd, afgehaald.
Het gemeentebestuur van Diemen zou zich
vandaag tot den minister van Sociale Zaken
wenden en intusschen andere werkloozen voor
uitzending naar de rijkswerkverschaffing aan
wijzen.
W. H, Cobbenhagen,
De maand Augustus heeft voor den Neder-
fendschen tuinbouwexport geen ongunstige re
sultaten gebracht. De waarde van den uitvoer
steeg van ƒ2.442.000 in Augustus van het vorig
jaar tot 2.904.000 in dit jaar.
Daarentegen verminderde de hoeveelheid ge-
exporteerde producten van 35.817.000 K.G. tot
33.471.000 K.G.
Naar „De Tuinderij" opmerkt, heeft vooral de
export van druiven aan het grooter bedrag
medegewerkt.
De uitvoer van dit product steeg van 1.301.000
voor ƒ426.000 in Augustus van het vorig jaar,
tot 1.633.000 voor 635.000 in dit jaar.
Dit is voornamelijk te danken aan den ruime
ren export die naar Duitschland mogelijk was.
Thans werd voor f 350.000 aan druiven naar
dat land verzonden, tegen 158.000 in het vori;
jaar.
Sinds 1930 is de export van dit product naar
Duitschland nog niet zoo groot geweest.
Ook naar Engeland verbeterde de export en
steeg van 163.000 in het vorig jaar tot 190.000
in dit jaar wat betreft de druiven.
De tomatenexport naar Engeland verminderde
evenwel, n.l. van ƒ395.000 in het vorig jaar tot
ƒ241.000 in dit jaar.
De tomatenexport naar Duitschland nam toe
van ƒ337.000 tot ƒ464.000.
De totale uitvoer naar Duitschland verbeterde
van 924.000, in het vorig jaar tot 1.572.000 in
dit jaar terwijl hij naar Engeland verminderde
van ƒ1.174.000 tot ƒ998.000.
De export naar België verbeterde in Augus
tus iets.
De R. K. Esperanto-vereeniging „Por Dio kaj
Eklezio" te 's Gravenhage, zal heden een pro-
paganda-avond houden in „Den Hout", Be-
zuidenhoutsche weg 13 aldaar. De heer H.
Damen zal een beschouwing geven over het
onderwerp „Esperanto als cultuurfactor", ter
wijl tevens een proefles zal plaats hebben.
Men behoeft geen koloniaal geweest
te zijn om te weten, wat 'n banjir
is. Voor wie 't nog niet mochten
weten, diene de volgende definitie, welke
Koenen's nooit volprezen Verklarend
Handwoordenboek der Nederlandsche
Taal, tevens vreemde-woordeütolk,
geeft: Bandjir, Ban'jir of Banjer O.I.
plotseling opkomende geweldige stort
vloed, overstrooming. Deze tropische
stortvloeden of overstroomingen treden
gewoonlijk na zwaren regenval of nood
weer op en de beken en rivieren, die
aan het banjirren slaan, hebben ge
woonlijk de onhebbelijkheid daarbij ge
weldige verwoestingen aan t©i richten
onder alles wat er aan kampong of des-
sa in hun nabijheid overeind staat.
Zoo'n banjir is dus allerminst een pu
blieke vermakelijkheid en neemt soms
de afmetingen aan van een locale ramp,
waarbij de inlanders het weinige, dat zij
bezitten, nog verliezen. Maar erger dan
dit onaangename natuurverschijnsel
lijkt ons de geestelijke banjir, welkende
Phohi-zender in de wereldwijde aether
straks zal gaan ontketenen. Wij ont
vingen n.l. het volgende communiqué:
Gezien de belangstelling, die er in on
ze Overzeesche Gebieden bestaat voor
actueele geestelijke vraagstukken, heeft
de Phohi een cyclus „geestelijke stroo
mingen van dezen tijd" georganiseerd
voor uitzending naar Nederlandsch In-
dië. Deze reeks bestaat uit een aantal
interviews, die door dr. P. H. Ritter Jr.
zullen worden gehouden met vertegen
woordigers van de volgende stroomingen
Anthroposophische beweging, Ancient
Order of Foresters, Christian Science,
Odd Fellows, Oxfordgroep-beweging, Ro-
taryclub, Soefibeweging, Soroptimisten,
Spiritistische beweging, Theosophie, Vrij
metselarij, Woodbrookers.
De inleidende causerie houdt dr. Ritter
op 5 October a.s., terwijl dan op 8 Oc
tober het eerste vraaggesprek voor de
Phohi-microfoon zal plaats vinden.
Dr. P. H. Ritter is een veelzijdig man,
die van de meeste, zoo niet alle, markten
thuis is, maar zulk 'n geestelijken ban
jir in goede banen te leiden lijkt ons
zelfs voor hem wat veel gevergd. Wij
hopen van harte, dat het den luisteraars
in onze Oost niet zóó zal gaan duizelen,
dat zij wat nog aan gezonde geestelijke
waarden in hen overeind staat in dezen
stortvloed van kris-krasse stroomingen
zullen kwijtraken en als vrij metselende,
soroptimistische Christianscientisten
met anthroposophisch-spiritistisch-theo-
sophischen inslag uit dezen „geestelij
ken" aetherdoop te voorschijn zullen
komen, maar wij vreezen het ergste.
In den afgeloopen nacht is te Apeldoorn op
62-jarigen leeftijd overleden ir. H. J. Heinsius,
directeur van de Koninklijke papierfabriek Van
Gelder Zonen aldaar.
De overledene, die in deze gemeente een voor
aanstaande plaats innam, bekleedde tal van
functies. Hij was o.m. voorzitter van het Depar
tement der Mij. van Handel en Nijverheid te
Apeldoorn, voorzitter van de Commissie van Toe
zicht op het middelbaar onderwijs, voorzitter
van de Commissie van Toezicht op
de
Koninklijke H.B.S., terwijl hij eerelid en be
schermheer van tal van vereenigingen en cor
poraties was.
De uitvoerende commissie van den fokveedaS
Breda 1937 heeft, op advies van den inspecteur
van den veeartsenijkundigen dienst, wegens het
gevaar, dat het heerschende mond- en klauw
zeer met ziph,br.ej3gt, deze^fgkv§edag_afgslaSt'
Wq