HET ALCAZAR VERDEDIGD
De avonturen van Prof je en Struis je
Sri
m
<Ket veblïaal mn den dag
F 250.-
TWEE NICHTEN
EN TWEE NEVEN
N
II
ouecuette'Rinso
WOENSDAG 22 SEPTEMBER 1937
Oogstfeest-gebruiken
Het schippers- j
mm-zk mm»<
mm®
DE WASMACHINE VRAAGT OM
OVERVETTE RINSOt
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEV
NAAR HET ENCELSCH
cx Ak* "*3sïs£ -
Het "beleg van het Alcazar van
Toledo, door Dr. Rudolf Timmer
mans. Uitgave van De Gemeen
schap, Büthoven 1937.
In den Don Quijote van Cervantes, en wel in
ie rede van den ridder der droevige figuur
over „de wapens en de letteren", komt de
volgende merkwaardige passage voor: „Geze
gend de eeuwen, welke de verschrikkingen der
demonische werktuigen der artillerie niet ge
kend hebben. Ik houd het ervoor, dat hun
uitvinder in de hel de belooning in ontvangst
neemt voor zijn duivelsche schepping, welke
het mogelijk heeft gemaakt, dat een gemeene
en laffe arm een dapperen ridder het leven
ontneemt; dat, in het heetst van den strijd en
zonder te weten hoe en vanwaar, een kogel
aansulst afgeschoten, misschien, door wie vol
ontzetting vluchtte voor den rossen gloed bij
't afgaan der helsche machine en, in een
ondeelbaar oogenblik het leven en de gedach
ten afsnijdt van wie verdiende, om eeuwen
lang van het leven te genieten". In enkele woor
den, met enkele beelden, wier eenvoudige hel
derheid slechts aan den dieperen zin van het
leven zelve ontleend kan zijn, teekent Cervan
tes hier den ongelijken strijd tusschen „mate
rieel" en „moreel", waarvan hij zelf, in den
zeeslag bij Lepanto tegen de Turken, het slacht
offer werd (de linkerhand werd hem afgerukt)
en die maar hoeveel grooter is nu het over
wicht van het materieele, het physieke! oo
het punt staat los te branden in verschillende
deelen der wereld. Europa inbegrepen, voor
zoover hij al niet ontbrand is, zooals in Spanje
bijvoorbeeld. Dat het overwicht van het phy
sieke evenwel niet sterker behoeft te zijn dan
een minderheid-met-moreel, daarvan levert ons
de waarlijk heldhaftige verdediging van het
Alcazar van Toledo het bewijs. Dr. Rudolf Tim
mermans, die zich in het Alcazar bevond, „toen
de Rooden nog op den anderen oever van den
Taag stonden en de vernielde vesting nog met
hun geweren beschoten, terwijl de teruggetrok
ken artillerie stad en Alcazar nog bombardeer-
en de vliegtuigen hun bommen wierpen", Dr
Timmermans, die de verschillende belangrijke
feiten en gegevens dus wel uit de eerste hand
heeft en ze in vrijwel chronologische volgord?
in zijn boek verwerkte, is het vooral te doen
geweest om aan te toonen, dat in den zeer on
gelijken strijd om het Alcazar, het moreel van
de bezetting, de gemeenschapszin der geheele
Alcazar-bevolking en tenslotte, de van het be
gin van het beleg af aanwezige geestelijke
basis voor deze beide factoren, tot de uitein
delijke overwinning hebben geleid. De verdedi
gers der vesting waren materieel wel zeer in de
minderheid. Van de 1700 menschen, die zich in
het Alcazar bevonden (waaronder meer dan 500
vrouwen en meisjes, 50 kinderen en een aantal
oude mannen) waren slechts 800 man troepen
berekend voor het gevecht. De belegeraars stel
den daar ruim 4000 man tegenover. Tegen de
talrijke hevige luchtaanvallen, de zware bom
bardementen der 15,5 centimeters en de lichtere
beschieting met 7,5 centimeter-geschut, konden
de belegerden niets uitrichten: luchtafweer, en
andere kanonnen waren niet aanwezig en de
enkele zware mitrailleurs, waarover men be
schikte, konden het gevaarlijkste materiaal van
den vijand niet bereiken. De hooge, strategisch-
gunstige ligging van het Alcazar is, wanneer
de beide mijnen tot ontploffing gebracht zijn,
van geen beteekenis meer, heeft die eigenlijk al
veel eerder verloren n.l. na het noodgedwongen
en veiligheidshalve prijsgeven der bljgeoouwen
en vooruitgeschoven stellingen. Alle feiten en
gebeurtenissen wijzen er op, dat de verdedigers
het in materieel opzicht absoluut moeten af
leggen tegen de aanvallers. Toch houden zij
stand. Het zwaarste gevecht, dat de beleger
den gedurende de 72 dagen van het beleg te
zamen als één man geleverd hebben, Is dan ook
geweest de vermoeiende, meest afmattends
strijd tegen zichzelf, en niemand beter dan de
belegeraar heeft dat ingezien. Deze laatste, zich
van het volkomen isolement der Alcazar-bewo
ners bewust, viel hun gemeenzaamheid aan
door hun twijfel aan de bevrijding, waarin zij
allen geloofden te voeden. Hij nam, om dit
doel te bereiken, zijn toevlucht tot een wapen,
welks vermogen nog lang niet in zijn geneel
kon worden nagegaan, maar dat zeker even in
fernaal is als de helsche machine van Cervan
tes: het radio-apparaat. Op dichtbij gelegen
punten hebben de belegeraars sterke luidspre
kers opgesteld, die, dag in dag uit, ongunstige
berichten over de beweging van Franco mel
den. Aan de standvastigheid en het geloof der
verdedigers valt weliswaar niet te tomen, maar
hun onbekendheid met de gestadige vorderin
gen der bevrijdingstroepen in de richting van
Tolede pas den 26sten Juli functionneert het
door enkele knutselaars onder hen gefabriceer
de eigen ontvangtoestel van grootere capaciteit
voor het eerst de felle, twijfel verwekkende,
direct op het moreel der Alcazar-menschen ge
richte megafoon-aanvallen der tegenstanders
en de mogelijkheid, dat de berichten, die zij
op deze wijze naar de vesting schreeuwen, waar
heid bevatten (het inderdaad uitblijven van elk
levensteeken van het Zuidelijk leger, dat eerst
eind September het Alcazar zal bereiken, heeft
de waarschijnlijkheid dier mededeelingen al in
de hand gewerkt) doen bij de belegerden de
onrust ontstaan, die wij allen kennen uit het
dagelijksch gevecht, dat leven heet, en waar
tegen slechts één wapen is opgewassen: het ge
loof, de zekerheid te overwinnen in het teeken
des kruises. Deze katholieke zekerheid, die bij
het Alcazar-volk inwoont, en niet verloren gaat.
zooals de Rooden denken, wier tactiek op deze
mogelijkheid geheel gericht is, maar, integen
deel, den grondslag vormt van het Alcazar-be-
staan, deze zekerheid is het geweest, die het
moreel der verdedigers heeft op peil gehouden
en de vesting onneembaar deed zijn. Het Al-
cazar-avontuur en de goede afloop ervan, be
wijzen, dat er een innerlijke macht is, sterker
dan alle andere, die slechts in schijn en dan
nog voor een bepaalden tijd overheerschen, doch
wier wezen schuilt in de onmacht. Zonder ver
der commentaar neem ik nu uit het boek van
Dr. Timmermans die regels over, welke mij de
hierboven aangehaalde woorden uit den Don
Quijote voor den geest brachten. Op korten
afstand d.w.z. per radio, melden zich de Rooden.
„Weer klinkt er een stem uit het hospitaal,
ditmaal door een megafoon: „Heldhaftige sol
daten! Heldhaftige Guardia civil! De officieren
zijn verraders en laffe schurken, die jullie voor
hun belang laten vechten. Laat ze in den steek!
Neemt ze gevangen,-de honden en geeft jullie
over. Komt vijf aan vijf, zonder wapens en wij
zullen jullie de vrijheid en eten en drinken
geven!"....
Luitenant Abejón kijkt zijn soldaten vragend
en glimlachend aan. „Nu weten jullie meteen,
wat ik ben!"
Een van de soldaten pakt zwijgend zijn ge
weer en gaat naar het raam. Even later knalt
een schot en op hetzelfde oogenblik zwijgt de
opruiende stem.
„Jammer! ik heb alleen de megafoon maar
kunnen treffen, luit, van den kletsmajoor zelf
was niets te zien. Maar hij houdt tenminste
zijn mond!"....
Terwijl de belegeraars beschikken over letter
lijk alle middelen der moderne oorlogstechniek
en daarvan overmatig gebruik maken, hebben
de belegerden feitelijk alleen maar de stand
vastigheid en hun onwankelbaar geloof in de
overwinning tot hun beschikking om de
steeds volkomener vernieling van het Alcazar
mee tegen te gaan, hetgeen gelukt! Dit aan te
toonen door de feiten zelf en den groei van het
nieuwe uit den chaos, welke uit die feiten
spreekt, was het werk van den schrijver van
dit boek, dat juist hierdoor aan belangrijkheid
wint. Dr. Timmermans ziet in het geval van
het Alcazar een criterium voor Spanje en de
poging der Spanjaarden om te komen tot een
gezondere, Spaansche samenleving. Van begin
tot einde boeit ons de stuwkracht, die aan de
tallooze gebeurtenissen en uiteraard gevaarlijke
avontuurlijkheden verband en volheid verleent,
vooral daar waar de twijfel en de zware be
proevingen da belegerden voor de beslissende
keus stellen, uit welken strijd dan de goede ge
meenschap ontstaat en zich bovendien weet te
handhaven. Hoe miniem en gering in aantal
ook, de middelen, alles is tenslotte in het
Alcazar aanwezig. Er zijn doctoren, een musicus,
die het Alcazarlied componeert, vijf zusters
(hermanas de Caridad) om de zieken en ge
wonden te verplegen, een burger, die scheikun
dige is en na een aanval uit de lucht met
traangasbommen, het lastige gas afdoende be
strijdt. Er is de garnizoenscommandant José
Moscardó, die uit menschelijke overwegingen,
n.l. om het Alcazarvolk van een wissen dood te
redden, per telefoon voorgoed afscheid neemt
van zijn zoon, die zal worden doodgeschoten,
indien de vader zich niet overgeeft. De jongen
wordt inderdaad gefusilleerd. Aan zijn jonge
ren broer, die door tusschenkomst van eev
menschelijk voelenden officier der roode militie
van den dood door den kogel wordt gered, geeft
hij de boodschap mee: „groet moeder van mij,
en ook vader en zeg hem, dat hij zich over
mij niet behoeft te schamen!" Verder is er de
burger zijn naam wordt niet genoemd en
doet er niet toe die, wanneer, na de eerste
moeilijke weken van het beleg, de levensmid-
delenvoorraad uitgeput raakt en Overste Mos
cardó stoutmoedige plannen voor een uitval ter
verovering van het onontbeerlijkste beraamt,
zich meldt in diens bureau. Vlak bij het Alca
zar moet zich een graanpakhuis bevinden; hij
is daar zeker van; weet niet precies waar, doch
ergens aan de Oostelijke helling moet, dat weet
hij heel zeker, een graanpakhuis liggen. Nog
dienzelfden nacht gaan een officier en twee
mannen op onderzoek uit; zij vinden het pak
huis, het is tot de nok toe gevuld met zak
ken graan: Brood! Alles wat in een behoorlijke,
om niet te zeggen: middeleeuwsche samenleving
te vinden is, treft men aan in dit eeuwenoude
slot aan den oever van den Taag bij Toledo.
Zelfs wordt er twee keer de geboorte van een
kind geregistreerd; in een der kelders, waar
tegen den muur de eenvoudige schilderij met
de Heilige Maagd en het Kind Jezus hangt,
wordt het gedoopt, en eens heeft hier de pries
ter Camarasa de H. Mis gecelebreerd. Terwijl
buiten het Alcazar de overmacht van het mate
rieele zich wanhopig verliest in een steeds ma-
telóozer woede tegen de bestendigheid van het
moreel der Alcazar-verdedigers, ontstaat in dit
Het oogstfeest wordt in Engeland op eigen
aardiger wijze gevierd dan elders in West-Europa,
waar men minder verzot is op oude tradities.
In het noorden, waar groote steden een niet zoo
uitgtestrekte oppervlakte van wat eenmaal
akkers waren, overweldigd hebben, en waar de
„tradities van het land" nog meer in eere ge
houden worden, zijn eenige der grilligste oogst-
feestgebruiken nog steeds in zwang.
Op een eenzame hoeve en in de dorpen van
Cumberland, Westmorland, Northumberland,
Durham, ver in 't noorden van Engeland, en
aan de Schotsche grens, kan men weldra
vreemde dingen zien gebeuren.
De oogst is thans aangevangen, en als de
laatste schoof, de „corn baby", binnengehaald is,
dan vangen de feesten aan. De „corn baby" is
aangekleed als 'n baby natuurlijk.
Een groot avondeten wordt aangericht voor
de oogstarbeiders en -arbeidsters; volksdansen
worden uitgevoerd, en oude liederen gezongen.
Soms wordt het feest gevierd in de dorps
hall, maar vaker in de boerenschuren die dan
weer Rembrandtiek verlicht zijn met de olielam
pen uit de keukens.
In verschillende districten hebben de feesten
ook verschillende namen en verschillende vor
men, maar.'t begint steeds met een groot avond
maal, dat „kern supper" (kern-koren), of
„Mellor Churn supper" en ook wel „The Feast
of the In-gathering" (Het Feestmaal van het
Binnenhalen) genoemd wordt. Het gaat zeer
vrij en vroolijk toe, maar zelden ongebonden.
Rustieke verkleedpartijen spelen in de meeste
districten een belangrijke rol; ook worden door
vermomde personen tal van kunsten uitgevoerd.
Een dier vermommingen, die bijzonder populair
is, bestaat hieruit, dat men zich hult in een
ossehuid, en aldus toegetakeld een eeuwenouden
dans uitvoert. Grilliger en spookachtiger is de
„duivelsdans", ten beste gegeven door een ama
teur die zich op meer of minder gelukkige wijze
als satan vermomd heeft.
In Cumberland het schoone graafschap van
meren en bergen neemt de „corn baby" de
eereplaats in aan het „kern supper". Deze „baby"
bestond reeds in heidensche tijden, en heeft dus
langzamerhand een eerbiedwaardigen ouderdom
gekregen. Niet veel jonger is het „demonen-
paard", voorgesteld door een lid van het gezel
schap, dat een masker draagt in den vorm van
een paardenkop.
In onzen tijd is het „demonenpaard" eenigs-
zins in ongenade gevallen, maar de „corn baby"
ontbreekt op geen boerderij van Cumberland.
Volksliederen worden gezongen die even oud
zijn als de oudste gebruiken, maar zij worden
afgewisseld met moderne Jazzmuziek. Wanneer
men over een paar honderd jaren die feesten
nog viert, dan zal men wat thans moderne Jazz
muziek is, waarschijnlijk nog grilliger vinden dan
de liederen en melodieën van eenige eeuwen
vroeger.
Natuurlijk ontbreekt de radio niet op deze
oogstfeesten. Zij, de „corn baby" en de
duivelsdansers, schieten voortreffelijk met elkaar
op. Heden en verleden vermengen zich op ge
lukkige wijze in deze afgelegen streken, waar
men zoo hecht aan de oude tradities, maar
daarom het nieuwe en moderne, dat per radio
uit Londen komt, niet versmaadt.
bijna geheel vernielde Spaansche huis, dat men
op het oogenblik het kasteel der middeleeuw
sche levensopvatting zou kunnen noemen, een
geheel eigen, nieuwe samenleving, waarin de
godsdienst de eerste en de eereplaats heeft. Dit
uit de gegevens zelf duidelijk naar voren te
hebben gehaald is de verdienste van Dr. Rudolf
Timmermans' Beleg van het Alcazar van Toledo,
een boek, dat ieders belangstelling zeker waard
is.
w
j
Daar gaan ze. Maar Struisje neemt met
zijn lange beenen zulke groote stappen, dat
Profje heen en weer geslingerd wordt.
Krampachtig houdt hij zich vast, maar ver
liest zijn boekje, zoodat hij zich van Struisje
af moet laten glijden om het weer op te
rapen.
Hij verwijt Struisje dat hij veel te groote
passen neemt, en Struisje kijkt met een
schuldig gezicht naar zijn rug, die zoo rond
is, dat Profje er haast niet op kan zitten.
„Neemt u eens een touw, en bindt u daar
mee aan mij vast," zegt hü tegen Profje.
„Dat is een idee," zegt Profje. Struisje
zoekt in den koffer naar een stevig touw.
Profje bindt dat om zijn middel, daarna om
Struisje's hals en onder Struisje door bindt
hij ook nog zijn beenen aan elkaar vast.
In de kleine visschershaven is het een drukte
van je welste. De vloot ligt klaar voor het
vertrek. De berichten zijn de laatste dagen
uitermate gunstig geweest, zoodat een rijke
vangst verwacht mag worden.
Ook de C.W. 79 ligt opgetuigd. De schipper in
het dorp algemeen bekend als de jonge Jack,
staat voor de versleten loopplank en tuurt on
afgebroken naar den havenweg, als verwacht
hij iets of iemand, waarvoor hij zich bijzonder
interesseert. Niets ontsnapt aan zijn starende
oogen. Plotseling is het of een schok door zijn
stevige body vaart. Achter het schot van een
hut heeft hij twee figuren vandaan zien ko
men, waarin hij aanstonds Mary en John er
kend heeft. Meteen keert Jack zich om en
schreeuwt het jongste maatje wat toe. Hijzelf
gaat aan het roer staan; verbeten staat zijn
anders zoo vriendelijk gezicht.
Als John tot op enkele meters de kade ge
naderd is, schreeuwt Jack hem toe, dat hij wel
wat mag opschieten, "t Is toch waarlijk al laat
genoeg geworden. Reeds geeft hij bevel de tros
sen los te gooien; met een enterhaak, wordt de
achtersteven tegen den kademuur gehouden,
om, aanstonds als John aan boord is, te worden
afgestooten. Terwijl Jack zijn weg naar de zee
kiest, wuift John van de achterplecht onop
houdelijk naar zijn Mary, tot de afstand en
toenemende duisternis haar doet vervagen.
Over de zee ligt een wazige sluier en aan den
valen hemel glijdt de maansikkel vorbij. Zacht
klotst het water voor langs den boeg. Jack kijkt
nog steeds voor zich uit, op niets anders dan
op de golven let hij. En 't is of hij er het zach
te gelaat van Mary in ziet, waarin de oogen
voor hem als levensbakens gloeien. Het is lang
geleden, dat ze hem vroolijk heeft toegelachen,
want ze heeft intusschen John leeren kennen.
Wat ze in 's hemelsnaam in dien slungelachti-
gen kerel ziet, is Jack een raadsel. Hij is jong
en sterk, wel, dat zijn er nog zoo velen in het
dorp, die nog goede visschers waren bovendien.
De nachtelijke vaart, die hem zooveel ge
legenheid tot sombere gedachten geeft, duurt
Jack eindeloos lang. Als de nevel langzaam aan
verdwijnt en de eerste zonnestralen over het
water zeilen, geeft hij het roer aan een ander
over.
De handen diep in de zakken geplant, kuiert
hij naar het voorschip, waar John bezig is met
het nazien der netten. Een oogenblik Rijken de
mannen elkaar aan en peilen eikaars gedach
ten, zonder een woord te spreken.
„Mary moet zelf beslissen, Jack," klinkt
John's metalen stem, zonder eenige inleiding.
„Dat heeft ze al gedaan" is het verbeten ant
woord. „Voor ze jou kende, heeft ze mij haar
woord gegeven!"
John geeft geen antwoord en buigt zijn hoofd
weer over het werk. Jack meent een geheim
zinnig lachje om zijn lippen te zien spelen;
dan laat hij zich in de kombuis afzakken.
Zengend stijgt de zon naar den middag. Maar
nog voor de C W 79 haar vischgebied bereikt
heeft, slaat het weer om. In het Westen trekt
een zwavelgele wolkenmassa zich samen en
verduistert het firmament. Als de eerste wind
vlagen door de touwen suizen en gieren, heeft
Jack zijn plaats aan het roer weer ingenomen.
Met den Zuidwester op zijn gebruinden kop en
zijn stoere lichaam in de zware oliejas gehuld,
is hij het schilderachtige zeemanstype, dat het
meest woeste elementsgeweld trotseert.
Plotseling schijnt het hemelgewelf in te stor
ten. Een vloed blauwe en gele bliksems vlamt
neer. Donder en storm mengen zich door el
kaar tot een ontzagwekkend geraas. Jack houdt
het steunende roer in handen en manoeuvreert
door de huizenhooge zeeën. John heeft met een
ruk het zeil omlaag gehaald en klampt zich nu
vast aan den mast, die buigt als een riet. On
verwachts maakt het schip een dollen, wilden
sprong. Een harde slag. John is van den mast
afgeworpen en tegen den voorwand geslingerd.
Als hij weer moeizaam overeind krabbelt, staat
hij vlak voor Jack. Ja, het is Jack en geen
spook, zooals hij eerst vermoedt. De schipper
heeft het stuur aan een maat overgelaten en
staat daar in de duisternis te wachten. Zijn ge
zicht is verstard, zijn oogen staan schrikwek
kend groot en zien naar John, die de situatie
maar langzaam gaat begrijpen. Dan glijdt een
lachje om zijn mond.
De mannen naderen elkaar, dan grijpen ze
elkaar beet in een wilde omarming. De storm
slingert hen heen en weer, rolt hen over den
grond, werpt ze tegen den mast en de tonnen,
zonder hen te kunnen scheiden. Dat ze bloe
dend verwond zijn, bemerken ze zelf niet eens.
Een oogenblik van vermoeienis doet hun greep
verzwakken. Vlak tegenover elkaar, snakken ze
naar adem. Hulpeloos danst de kotter op de
razende golven-gevaarten. Nu eens op de hui
zenhooge toppen, dan in benauwende dalen
dreigt hij elk oogenblik verloren te zijn. Een
aanstormende watermassa klettert tegen den
boeg en overgutst het dek. Jack wordt in een
hoek gesmakt.
•lilllMllllillflIilliMIIIIIIIMIIIIIflIlltMMIIflf
Als hij zich daar-
schrik, dat hij al-
leen is. Vaag ziet 1TICISJB
hij John's ge-
stalte, kramp-
achtig vastgeklampt aan een balk, steeds ver
der van het scheepje wegdrijven.
Bloed en zweet stroomen over Jack's gezicht,
maar hij bemerkt het niet. Hij let alleen op
dien mensch, daarginder, die zich aan een
smalle plank vasthoudt. Hoopt hij zich zoo te
kunnen redden? Ach, hij denkt en hoopt niets
meer, hij houdt zich vast met de vertwijfeling
van het instinct, dat het bedreigde leven wil
redden.
In een fractie van een seconde heeft Jack het
roer weer in handen genomen en slechts met
bovenmenschelijke inspanning gelukt het hem
het schip weer in zijn macht te krijgen. Lang
zaam nadert hij John, vaart tenslotte vlak langs
hem heen. Behulpzame handen weten den uit-
geputten man aan boord te nemen en dragen
hem voorzichtig in de kajuit.
Dagen van sloopende onzekerheid, waarin de
overvloedige vischvangst zelfs, geen verbetering
kon brengen, volgden. Zoo gauw als het werk
het even toeliet, zat Jack aan het ziekbed,
waarop de doodsbleeke John onophoudelijk ijl
de, over het dorp, over zijn moeder, maar bo
venal over Mary en hun trouwplannen.
Eerst na negen dagen van doodelijken twij
fel verbeterde John's toestand langzaam maar
zeker. Als iemand zich daarover verheugde, dan
zeker de jonge Jack.
Op den avond, voor zij de vertrouwde vis
schershaven weer zouden binnenloopen, komt
hij voorzichtig de kajuit binnen. Als hij be
merkt, dat John alleen is, zucht hij hoorbaar.
„John, ik wilde je wat zeggen!" begint hij.
„Dat kan, Jack," bemoedigt de aangespro
kene. „Kom er maar mee voor den draad, ouwe
jongen!"
„Het betreft Mary," weifelt Jack.
„Zou je het liever niet over een anderen boeg
gooien?"
„Neen, John. Ik moet spreken. Ik had ge
zworen, dat ik Mary de mijne zou noemen.
Maar nu ik het zoover heb laten komen, dat
ik er op een bepaald oogenblik zelfs niet tegen
op zie een menschenleven te offeren om mijn
haan victorie te laten kraaien, nu meen ik al
mijn aanspraken verloren te hebben. Naast een
meisje als Mary past een kerel als jij, John-
Maak haar gelukkig, jó, jullie verdienen het
beiden."
Twee paar handen drukten elkaar, dan stap
te Jack de kajuit uit. Even later hoorde John
hem schelden op het jongste maatje, dat hem
blijkbaar voor de voeten liep!
(Nadruk verboden).
Eerst naar LINKS,
dan naar RECHTS
uitkijken vóór u
oversteekt, en....
even uw beurt af
wachten. (Neem lie
ver een latere tram
dan., de auto van
den „Eerste Hulp
dienst".)
U heeft voor de was een modern hulpmiddel:
de wasmachine, maar hierbij hoort een modern
wasmiddel: Rinso. Rinso wordt speciaal be
reid voor de mogelijkheden, die de wasmachine
biedt En omdat Rinso „overvet" is, geeft het
de volgende, grote voordelen. Ten eerste is het
zo tijdrovende voorweken van de was met
Rinso overbodig. Ten tweede behoeft Rinso
niet te worden aangemaakt
en lost bijna onmiddellijk in lauw water op. Speciale, nieuwe
bestanddelen verwijderen al het vuil uit Uw goed, zonder dat
het nodig is, het sop tot het kookpunt te verhitten. Tenslotte kan het
uiterst wer,kzame sop verscheidene malen achtereen worden gebruikt.
Zodoende wast U met een pakje Rinso voor slechts 12\ ets. in ander
half uur de volledige gezinswas voor 5 personen prachtig helderwitl
SPECIAAL VOOR DE WASMACHINE
A r* A DnMTVTfJC op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p 7^0 - blj levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p TSOe" rinodehikenloop
J\ I .1 r, A llljpj K |j ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen i verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen l
bij een ongeval met
doodelijken afloop
R 9-0309
bij verlies van een hand,
een voet of een oog-
10
Toen Janie dien avond, nadat ze Charlie naar
bed had gebracht, alleen op den drempel van
de deur stond, kwam Rorke door den tuin bij
haar en begon uit eigen beweging te praten
van zijn broertje:
„Het is een wonderlijk kind! Hij is zoo bang als
een wezel!"
.Bij is buitengewoon gevoelig en schuchter. In
plaats van rekening te houden met deze zwak
heid, schijnt iemand er een genoegen in te heb
ben gevonden, om hem in zijn vrees te verster
ken."
„Wat bedoelt u?" vroeg Rorke. „Wie heeft
hem vrees aangejaagd?"
Met emstigen nadruk vroeg zij:
„U heeft het toch niet gedaan?"
„Neen, zoowaar niet! Ik mag dan al geen
ideaal oudere broer voor hem zijn geweest, dat
weet u en waarschijnlijk weet u ook de reden,
waarom dit zoo was. Maar het ergste, dat ik het
ventje ooit heb gedaan, was, dat ik mij in het
geheel niet met hem bemoeid heb."
Ze twijfelde niet aan de waarheid van die
Voorden.
„Toch is Charlie het bangst van
„Dat hebben anderen hem. ingepraat met de
verhalen, die ze hem van mij vertellen. Die kent
u toch zeker ook?"
„Ik heb er enkele van gehoord."
„En u slaat er geloof aan?"
„Niet aan de ergste. Ik weet nu, dat u Char
lie geen leed wilde toebrengen, want u wilde
Ijem niet alleen de brug laten oversteken."
„Geloofde u tóen waarlijk, dat ik het kind in
het water wilde laten vallen en verdrinken?
Goede Hemel, dacht ook al zoo over .mij?"
„O, neen, neen!" riep Janie, nu vol zelfver
wijt. „Ik heb er waarlijk niet over gedacht!
Ik was zeker, dat ze zich vergisten. Ik stelde u
alleen op de proef, om hen van de onwaarheid
van hun opvatting te overtuigen.
„De menschen, die u die dingen van mij had
den verteld?" Hij zweeg enkele oogenblik-
ken met een sombere uitdrukking op het gelaat.
Die verhalen over mij en mijn anderen broer
Alfred zijn niet waar. Hij was een heel ander
soort Jongen dan Charlie; hij leek op zijn
moeder. Ik geloof niet, dat de wereld er veel bij
gewonnen zou hebben, als hij was blijven leven!
Wij lagen dikwijls overhoop. Maar ik zweer u,
dat ik hem den dood niet heb aangedaan! Ik
mag dan wezen, wat ik wil, ik ben geen moorde
naar!"
„Dat geloof ik."
Hij keek haar aan en ging voort:
.Laatst op dien ochtend vroeg u mij, waar
voor ik u hield. Ik was driftig en het kon mij
niets schelen, wat u dacht. Maar ik wist toén,
dat u niet hoorde tot de soort vrouwen, die iets
mins of laag? zullen doen. Ik weet nü, dat er
nauwelijks iemand hier in huis is, die het waard
mag heeten, met u te spreken. U weet, wat voor
soort menschen wij zijn en ik weet, dat het enkel
om der wille van het kind is, dat u blijft. Ik
wilde u nog zegen, dat.... het mij een genoegen
zou zijn, als ik u in huis het leven wat minder
moeilijk en aangenamer kon maken."
„O, als u dan enkel wat vriendelijker wilde
zijn voor kleine Charlie!"
„Voor Charlie?"
„Ja. Als u voor hem meer als een groote broer
wilde zijn, dan zou zijn leventje zoo heel anders
worden. Ik kan niet altijd hier blijven. Het zou
mij zoovele geruster stemmen, als ik ging en ik
wist, dat er iemand zijn vriend zou wezen!"
„Maar als ik u dit nu beloof, dan gaat u toch
niet dadelijk weg?"
Ze keek eens naar hem en kreeg nu ineens
het gevoel, dat ze haar neef toch wel graag
Hjden mocht. Ze had nooit een bepaalden hekel
aan hem gehad, ofschoon ze soms wel heel
boos op hem was geweest. Hoe zeer ze ook haar
best had gedaan, om hem te haten, was er toch
altijd iets in de uitdukking van zijn oogen ge
weest en in den toon van zijn stem, dat haar het
gevoel had gegeven, hoe hij niet zoozeer een
knorrig, dan wel een eenzaam, ongelukkig
mensch was geweest.
„Niet op stel en sprong. Voorloopig blijf ik nog
en zal ook vriendelijk zijn, als u belooft, dat u
vriendelijk is voor mij. En als u het niet wat
aanmatigend vindt voor iemand in mijn positie,
dan wil ik er u wel de hand op geven."
Stevig hield hij haar hand in de zijne gesloten
en toen volgde er een korte tijd van stilte.
De krekels sjilpten in het hooge gras en de
zilveren maan belichtte de veerkrachtige ge
stalten van den jongen man en het jonge meisje.
HOOFDSTUK IX
In haar normaler omgeving had Elizabeth haar
leven, behalve dan dat zij soms naar haar
zuster kon verlangen, of zich wel eens ongerust
maakte over Janie in het geheel niet ongeluk
kig gevonden. Ze had haar bezigheden en die
vond ze interessant; ze waren echter volstrekt
niet te inspannend. Mrs. Warrener was er in het
geheel niet voor, om het zoo te toonen, maar ze
hield heel veel van haar secretaresse, en haar
zoon was zeer correct beleefd.
Gedurende de enkele weken, dat Elizabeth
haar werkkring daar aan huis had aanvaard, was
hij vervuld geweest van een bijzonder lastig,
ingewikkeld rechtskundig geval, zoodat hij haar
enkel maar aan de maaltijden had gezien;
meer dan eens had zij voor zijn koffie bij het
ontbijt gezorgd. Hij wist, dat zijn moeder zeer
met haar ingenomen was en hij was dan ook
hoffelijk tegen haar; ofschoon hij haar maar
zeer weinig aandacht had geschonken.
Toen hij het moeilijke geval tot een oplossing
had gebracht, gunde hij zich even eenige ont
spanning en zoo wandelde hij op een middag
van Marble Ach naar Hyde Park Coïner, toen
hij zijn moeder en haar secretaresse tegen
kwam, die in den salon van een vooruitstevende
hertogin een vergadering hadden bijgewoond
over de rechten van de vrouw.
Ze waren beiden keurig gekleed en geheel in
stemming, om een wandelingetje te maken door
het Park; daarna zou Dick haar laten thee
drinken in een pas-geopende gelegenheid.
„Heeft de hertogin u geen thee geboden?"
vroeg Dick aan Elizabeth.
„Ja, maar er waren er zoovelen, die zich be
klaagden over uw sekse, dat we ieder maar een
drupje kregen."
„En nu wendt u zich tot die veel-gesmade
sekse, om dat tekort aan te vullen?"
„Als u vanmiddag ook op de vergadering was
geweest en gehoord had, al wat wij hebben ge
hoord, dan zou u wel beseffen, dat dit toch al het
minste was, wat u doen kon."
Dick had de secretaresse van zijn moeder nog
nooit in zoo'n stemming bijgewoond. Hoe was
het mogelijk, dat hij nu al weken lang met die
jonge vrouw onder hetzelfde dak was geweest en
nooit oog had gehad voor haar bijzondere aan
trekkelijkheid!
Haar toiletje was hoogst-eenvoudig, van een
mooie, warme, blauw-groene tint, die uitstekend
kleurde bij haar goudblond haar. Wat schitterde
dat in het stralend zonlicht en wat had zij een
blanke, teere gelaatskleur! -
„Stelt u waarlijk belang in de Rechten van
de Vrouw?" vroeg hij eenigszins sceptisch. „Wat
is uw opinie betreffende die zaak?"
„Ik hoef er geen opinie op na te houden,"
antwoordde zij ontwijkend. „Ik moet er alleen
uw moeder bij helpen, om de hare te verspreiden.
Maar ik ben ook wel van meening, dat er nog
heel wat te verbeteren valt in de wereld!"
„In de wereld van den man bedoelt u? Maar
daar zijn wij ons van bewust, Miss Gilchn
Het eenige, dat wij van vrouwen, verlangd
is, dat u ons op den goeden weg leidt tot
verbetering."
„Die ervaring heb ik niet."
„Maar heeft u onze houding dan niet
keerd opgevat? Misschien was u Sen®Vet
wat hard te zijn in uw oordeel over ons.
een beetje vriendelijkheid zult u meer bereis
dan met strengheid!"
„Ik geloof niet, dat wij over het geheel
onvriendelijk zijn." e
„Nu, dikwijls zijn de vrouwen geneigd, t
handelingen af te keuren, terwijl wij toch
de beste bedoelingen bezield waren. Waar"
zouden wij nu zoo vijandig tegenover elk» j
staan, waar onze vriendschap ons beiden zoov
geluk kan aanbrengen?" .;0
Er klonk ernst door in den toon van
stem, want ineens was hem de gedachte
vallen, waarom hij geen vriendschap z°u.
vatten voor dit waarlijk innemende meis:I
Elizabeth gaf nu een levendige beschrU* e
van het verloop van dien middag met en-rS,
pikante opmerkingen er tusschen, die zelfs
Warrener deden glimlachen; ze was dan
enkel geestig, nooit scherp. „,s
Met de bedoeling, dat dit de vriendschap
bevorderen kon, vroeg Dick ineens: et,
„Hebben wij geen familie, die Gilchrist
moeder? De naam komt mij zoo bekend j,
Misschien blijkt Miss Gilchrist dan nog wei
nichtje van ons te wezen."
.(Wordt vervolg*0