HET ALCAZAR VERDEDIGD De avonturen van Prof je en Struis je Sri m <Ket veblïaal mn den dag F 250.- TWEE NICHTEN EN TWEE NEVEN N II ouecuette'Rinso WOENSDAG 22 SEPTEMBER 1937 Oogstfeest-gebruiken Het schippers- j mm-zk mm»< mm® DE WASMACHINE VRAAGT OM OVERVETTE RINSOt AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEV NAAR HET ENCELSCH cx Ak* "*3sïs£ - Het "beleg van het Alcazar van Toledo, door Dr. Rudolf Timmer mans. Uitgave van De Gemeen schap, Büthoven 1937. In den Don Quijote van Cervantes, en wel in ie rede van den ridder der droevige figuur over „de wapens en de letteren", komt de volgende merkwaardige passage voor: „Geze gend de eeuwen, welke de verschrikkingen der demonische werktuigen der artillerie niet ge kend hebben. Ik houd het ervoor, dat hun uitvinder in de hel de belooning in ontvangst neemt voor zijn duivelsche schepping, welke het mogelijk heeft gemaakt, dat een gemeene en laffe arm een dapperen ridder het leven ontneemt; dat, in het heetst van den strijd en zonder te weten hoe en vanwaar, een kogel aansulst afgeschoten, misschien, door wie vol ontzetting vluchtte voor den rossen gloed bij 't afgaan der helsche machine en, in een ondeelbaar oogenblik het leven en de gedach ten afsnijdt van wie verdiende, om eeuwen lang van het leven te genieten". In enkele woor den, met enkele beelden, wier eenvoudige hel derheid slechts aan den dieperen zin van het leven zelve ontleend kan zijn, teekent Cervan tes hier den ongelijken strijd tusschen „mate rieel" en „moreel", waarvan hij zelf, in den zeeslag bij Lepanto tegen de Turken, het slacht offer werd (de linkerhand werd hem afgerukt) en die maar hoeveel grooter is nu het over wicht van het materieele, het physieke! oo het punt staat los te branden in verschillende deelen der wereld. Europa inbegrepen, voor zoover hij al niet ontbrand is, zooals in Spanje bijvoorbeeld. Dat het overwicht van het phy sieke evenwel niet sterker behoeft te zijn dan een minderheid-met-moreel, daarvan levert ons de waarlijk heldhaftige verdediging van het Alcazar van Toledo het bewijs. Dr. Rudolf Tim mermans, die zich in het Alcazar bevond, „toen de Rooden nog op den anderen oever van den Taag stonden en de vernielde vesting nog met hun geweren beschoten, terwijl de teruggetrok ken artillerie stad en Alcazar nog bombardeer- en de vliegtuigen hun bommen wierpen", Dr Timmermans, die de verschillende belangrijke feiten en gegevens dus wel uit de eerste hand heeft en ze in vrijwel chronologische volgord? in zijn boek verwerkte, is het vooral te doen geweest om aan te toonen, dat in den zeer on gelijken strijd om het Alcazar, het moreel van de bezetting, de gemeenschapszin der geheele Alcazar-bevolking en tenslotte, de van het be gin van het beleg af aanwezige geestelijke basis voor deze beide factoren, tot de uitein delijke overwinning hebben geleid. De verdedi gers der vesting waren materieel wel zeer in de minderheid. Van de 1700 menschen, die zich in het Alcazar bevonden (waaronder meer dan 500 vrouwen en meisjes, 50 kinderen en een aantal oude mannen) waren slechts 800 man troepen berekend voor het gevecht. De belegeraars stel den daar ruim 4000 man tegenover. Tegen de talrijke hevige luchtaanvallen, de zware bom bardementen der 15,5 centimeters en de lichtere beschieting met 7,5 centimeter-geschut, konden de belegerden niets uitrichten: luchtafweer, en andere kanonnen waren niet aanwezig en de enkele zware mitrailleurs, waarover men be schikte, konden het gevaarlijkste materiaal van den vijand niet bereiken. De hooge, strategisch- gunstige ligging van het Alcazar is, wanneer de beide mijnen tot ontploffing gebracht zijn, van geen beteekenis meer, heeft die eigenlijk al veel eerder verloren n.l. na het noodgedwongen en veiligheidshalve prijsgeven der bljgeoouwen en vooruitgeschoven stellingen. Alle feiten en gebeurtenissen wijzen er op, dat de verdedigers het in materieel opzicht absoluut moeten af leggen tegen de aanvallers. Toch houden zij stand. Het zwaarste gevecht, dat de beleger den gedurende de 72 dagen van het beleg te zamen als één man geleverd hebben, Is dan ook geweest de vermoeiende, meest afmattends strijd tegen zichzelf, en niemand beter dan de belegeraar heeft dat ingezien. Deze laatste, zich van het volkomen isolement der Alcazar-bewo ners bewust, viel hun gemeenzaamheid aan door hun twijfel aan de bevrijding, waarin zij allen geloofden te voeden. Hij nam, om dit doel te bereiken, zijn toevlucht tot een wapen, welks vermogen nog lang niet in zijn geneel kon worden nagegaan, maar dat zeker even in fernaal is als de helsche machine van Cervan tes: het radio-apparaat. Op dichtbij gelegen punten hebben de belegeraars sterke luidspre kers opgesteld, die, dag in dag uit, ongunstige berichten over de beweging van Franco mel den. Aan de standvastigheid en het geloof der verdedigers valt weliswaar niet te tomen, maar hun onbekendheid met de gestadige vorderin gen der bevrijdingstroepen in de richting van Tolede pas den 26sten Juli functionneert het door enkele knutselaars onder hen gefabriceer de eigen ontvangtoestel van grootere capaciteit voor het eerst de felle, twijfel verwekkende, direct op het moreel der Alcazar-menschen ge richte megafoon-aanvallen der tegenstanders en de mogelijkheid, dat de berichten, die zij op deze wijze naar de vesting schreeuwen, waar heid bevatten (het inderdaad uitblijven van elk levensteeken van het Zuidelijk leger, dat eerst eind September het Alcazar zal bereiken, heeft de waarschijnlijkheid dier mededeelingen al in de hand gewerkt) doen bij de belegerden de onrust ontstaan, die wij allen kennen uit het dagelijksch gevecht, dat leven heet, en waar tegen slechts één wapen is opgewassen: het ge loof, de zekerheid te overwinnen in het teeken des kruises. Deze katholieke zekerheid, die bij het Alcazar-volk inwoont, en niet verloren gaat. zooals de Rooden denken, wier tactiek op deze mogelijkheid geheel gericht is, maar, integen deel, den grondslag vormt van het Alcazar-be- staan, deze zekerheid is het geweest, die het moreel der verdedigers heeft op peil gehouden en de vesting onneembaar deed zijn. Het Al- cazar-avontuur en de goede afloop ervan, be wijzen, dat er een innerlijke macht is, sterker dan alle andere, die slechts in schijn en dan nog voor een bepaalden tijd overheerschen, doch wier wezen schuilt in de onmacht. Zonder ver der commentaar neem ik nu uit het boek van Dr. Timmermans die regels over, welke mij de hierboven aangehaalde woorden uit den Don Quijote voor den geest brachten. Op korten afstand d.w.z. per radio, melden zich de Rooden. „Weer klinkt er een stem uit het hospitaal, ditmaal door een megafoon: „Heldhaftige sol daten! Heldhaftige Guardia civil! De officieren zijn verraders en laffe schurken, die jullie voor hun belang laten vechten. Laat ze in den steek! Neemt ze gevangen,-de honden en geeft jullie over. Komt vijf aan vijf, zonder wapens en wij zullen jullie de vrijheid en eten en drinken geven!".... Luitenant Abejón kijkt zijn soldaten vragend en glimlachend aan. „Nu weten jullie meteen, wat ik ben!" Een van de soldaten pakt zwijgend zijn ge weer en gaat naar het raam. Even later knalt een schot en op hetzelfde oogenblik zwijgt de opruiende stem. „Jammer! ik heb alleen de megafoon maar kunnen treffen, luit, van den kletsmajoor zelf was niets te zien. Maar hij houdt tenminste zijn mond!".... Terwijl de belegeraars beschikken over letter lijk alle middelen der moderne oorlogstechniek en daarvan overmatig gebruik maken, hebben de belegerden feitelijk alleen maar de stand vastigheid en hun onwankelbaar geloof in de overwinning tot hun beschikking om de steeds volkomener vernieling van het Alcazar mee tegen te gaan, hetgeen gelukt! Dit aan te toonen door de feiten zelf en den groei van het nieuwe uit den chaos, welke uit die feiten spreekt, was het werk van den schrijver van dit boek, dat juist hierdoor aan belangrijkheid wint. Dr. Timmermans ziet in het geval van het Alcazar een criterium voor Spanje en de poging der Spanjaarden om te komen tot een gezondere, Spaansche samenleving. Van begin tot einde boeit ons de stuwkracht, die aan de tallooze gebeurtenissen en uiteraard gevaarlijke avontuurlijkheden verband en volheid verleent, vooral daar waar de twijfel en de zware be proevingen da belegerden voor de beslissende keus stellen, uit welken strijd dan de goede ge meenschap ontstaat en zich bovendien weet te handhaven. Hoe miniem en gering in aantal ook, de middelen, alles is tenslotte in het Alcazar aanwezig. Er zijn doctoren, een musicus, die het Alcazarlied componeert, vijf zusters (hermanas de Caridad) om de zieken en ge wonden te verplegen, een burger, die scheikun dige is en na een aanval uit de lucht met traangasbommen, het lastige gas afdoende be strijdt. Er is de garnizoenscommandant José Moscardó, die uit menschelijke overwegingen, n.l. om het Alcazarvolk van een wissen dood te redden, per telefoon voorgoed afscheid neemt van zijn zoon, die zal worden doodgeschoten, indien de vader zich niet overgeeft. De jongen wordt inderdaad gefusilleerd. Aan zijn jonge ren broer, die door tusschenkomst van eev menschelijk voelenden officier der roode militie van den dood door den kogel wordt gered, geeft hij de boodschap mee: „groet moeder van mij, en ook vader en zeg hem, dat hij zich over mij niet behoeft te schamen!" Verder is er de burger zijn naam wordt niet genoemd en doet er niet toe die, wanneer, na de eerste moeilijke weken van het beleg, de levensmid- delenvoorraad uitgeput raakt en Overste Mos cardó stoutmoedige plannen voor een uitval ter verovering van het onontbeerlijkste beraamt, zich meldt in diens bureau. Vlak bij het Alca zar moet zich een graanpakhuis bevinden; hij is daar zeker van; weet niet precies waar, doch ergens aan de Oostelijke helling moet, dat weet hij heel zeker, een graanpakhuis liggen. Nog dienzelfden nacht gaan een officier en twee mannen op onderzoek uit; zij vinden het pak huis, het is tot de nok toe gevuld met zak ken graan: Brood! Alles wat in een behoorlijke, om niet te zeggen: middeleeuwsche samenleving te vinden is, treft men aan in dit eeuwenoude slot aan den oever van den Taag bij Toledo. Zelfs wordt er twee keer de geboorte van een kind geregistreerd; in een der kelders, waar tegen den muur de eenvoudige schilderij met de Heilige Maagd en het Kind Jezus hangt, wordt het gedoopt, en eens heeft hier de pries ter Camarasa de H. Mis gecelebreerd. Terwijl buiten het Alcazar de overmacht van het mate rieele zich wanhopig verliest in een steeds ma- telóozer woede tegen de bestendigheid van het moreel der Alcazar-verdedigers, ontstaat in dit Het oogstfeest wordt in Engeland op eigen aardiger wijze gevierd dan elders in West-Europa, waar men minder verzot is op oude tradities. In het noorden, waar groote steden een niet zoo uitgtestrekte oppervlakte van wat eenmaal akkers waren, overweldigd hebben, en waar de „tradities van het land" nog meer in eere ge houden worden, zijn eenige der grilligste oogst- feestgebruiken nog steeds in zwang. Op een eenzame hoeve en in de dorpen van Cumberland, Westmorland, Northumberland, Durham, ver in 't noorden van Engeland, en aan de Schotsche grens, kan men weldra vreemde dingen zien gebeuren. De oogst is thans aangevangen, en als de laatste schoof, de „corn baby", binnengehaald is, dan vangen de feesten aan. De „corn baby" is aangekleed als 'n baby natuurlijk. Een groot avondeten wordt aangericht voor de oogstarbeiders en -arbeidsters; volksdansen worden uitgevoerd, en oude liederen gezongen. Soms wordt het feest gevierd in de dorps hall, maar vaker in de boerenschuren die dan weer Rembrandtiek verlicht zijn met de olielam pen uit de keukens. In verschillende districten hebben de feesten ook verschillende namen en verschillende vor men, maar.'t begint steeds met een groot avond maal, dat „kern supper" (kern-koren), of „Mellor Churn supper" en ook wel „The Feast of the In-gathering" (Het Feestmaal van het Binnenhalen) genoemd wordt. Het gaat zeer vrij en vroolijk toe, maar zelden ongebonden. Rustieke verkleedpartijen spelen in de meeste districten een belangrijke rol; ook worden door vermomde personen tal van kunsten uitgevoerd. Een dier vermommingen, die bijzonder populair is, bestaat hieruit, dat men zich hult in een ossehuid, en aldus toegetakeld een eeuwenouden dans uitvoert. Grilliger en spookachtiger is de „duivelsdans", ten beste gegeven door een ama teur die zich op meer of minder gelukkige wijze als satan vermomd heeft. In Cumberland het schoone graafschap van meren en bergen neemt de „corn baby" de eereplaats in aan het „kern supper". Deze „baby" bestond reeds in heidensche tijden, en heeft dus langzamerhand een eerbiedwaardigen ouderdom gekregen. Niet veel jonger is het „demonen- paard", voorgesteld door een lid van het gezel schap, dat een masker draagt in den vorm van een paardenkop. In onzen tijd is het „demonenpaard" eenigs- zins in ongenade gevallen, maar de „corn baby" ontbreekt op geen boerderij van Cumberland. Volksliederen worden gezongen die even oud zijn als de oudste gebruiken, maar zij worden afgewisseld met moderne Jazzmuziek. Wanneer men over een paar honderd jaren die feesten nog viert, dan zal men wat thans moderne Jazz muziek is, waarschijnlijk nog grilliger vinden dan de liederen en melodieën van eenige eeuwen vroeger. Natuurlijk ontbreekt de radio niet op deze oogstfeesten. Zij, de „corn baby" en de duivelsdansers, schieten voortreffelijk met elkaar op. Heden en verleden vermengen zich op ge lukkige wijze in deze afgelegen streken, waar men zoo hecht aan de oude tradities, maar daarom het nieuwe en moderne, dat per radio uit Londen komt, niet versmaadt. bijna geheel vernielde Spaansche huis, dat men op het oogenblik het kasteel der middeleeuw sche levensopvatting zou kunnen noemen, een geheel eigen, nieuwe samenleving, waarin de godsdienst de eerste en de eereplaats heeft. Dit uit de gegevens zelf duidelijk naar voren te hebben gehaald is de verdienste van Dr. Rudolf Timmermans' Beleg van het Alcazar van Toledo, een boek, dat ieders belangstelling zeker waard is. w j Daar gaan ze. Maar Struisje neemt met zijn lange beenen zulke groote stappen, dat Profje heen en weer geslingerd wordt. Krampachtig houdt hij zich vast, maar ver liest zijn boekje, zoodat hij zich van Struisje af moet laten glijden om het weer op te rapen. Hij verwijt Struisje dat hij veel te groote passen neemt, en Struisje kijkt met een schuldig gezicht naar zijn rug, die zoo rond is, dat Profje er haast niet op kan zitten. „Neemt u eens een touw, en bindt u daar mee aan mij vast," zegt hü tegen Profje. „Dat is een idee," zegt Profje. Struisje zoekt in den koffer naar een stevig touw. Profje bindt dat om zijn middel, daarna om Struisje's hals en onder Struisje door bindt hij ook nog zijn beenen aan elkaar vast. In de kleine visschershaven is het een drukte van je welste. De vloot ligt klaar voor het vertrek. De berichten zijn de laatste dagen uitermate gunstig geweest, zoodat een rijke vangst verwacht mag worden. Ook de C.W. 79 ligt opgetuigd. De schipper in het dorp algemeen bekend als de jonge Jack, staat voor de versleten loopplank en tuurt on afgebroken naar den havenweg, als verwacht hij iets of iemand, waarvoor hij zich bijzonder interesseert. Niets ontsnapt aan zijn starende oogen. Plotseling is het of een schok door zijn stevige body vaart. Achter het schot van een hut heeft hij twee figuren vandaan zien ko men, waarin hij aanstonds Mary en John er kend heeft. Meteen keert Jack zich om en schreeuwt het jongste maatje wat toe. Hijzelf gaat aan het roer staan; verbeten staat zijn anders zoo vriendelijk gezicht. Als John tot op enkele meters de kade ge naderd is, schreeuwt Jack hem toe, dat hij wel wat mag opschieten, "t Is toch waarlijk al laat genoeg geworden. Reeds geeft hij bevel de tros sen los te gooien; met een enterhaak, wordt de achtersteven tegen den kademuur gehouden, om, aanstonds als John aan boord is, te worden afgestooten. Terwijl Jack zijn weg naar de zee kiest, wuift John van de achterplecht onop houdelijk naar zijn Mary, tot de afstand en toenemende duisternis haar doet vervagen. Over de zee ligt een wazige sluier en aan den valen hemel glijdt de maansikkel vorbij. Zacht klotst het water voor langs den boeg. Jack kijkt nog steeds voor zich uit, op niets anders dan op de golven let hij. En 't is of hij er het zach te gelaat van Mary in ziet, waarin de oogen voor hem als levensbakens gloeien. Het is lang geleden, dat ze hem vroolijk heeft toegelachen, want ze heeft intusschen John leeren kennen. Wat ze in 's hemelsnaam in dien slungelachti- gen kerel ziet, is Jack een raadsel. Hij is jong en sterk, wel, dat zijn er nog zoo velen in het dorp, die nog goede visschers waren bovendien. De nachtelijke vaart, die hem zooveel ge legenheid tot sombere gedachten geeft, duurt Jack eindeloos lang. Als de nevel langzaam aan verdwijnt en de eerste zonnestralen over het water zeilen, geeft hij het roer aan een ander over. De handen diep in de zakken geplant, kuiert hij naar het voorschip, waar John bezig is met het nazien der netten. Een oogenblik Rijken de mannen elkaar aan en peilen eikaars gedach ten, zonder een woord te spreken. „Mary moet zelf beslissen, Jack," klinkt John's metalen stem, zonder eenige inleiding. „Dat heeft ze al gedaan" is het verbeten ant woord. „Voor ze jou kende, heeft ze mij haar woord gegeven!" John geeft geen antwoord en buigt zijn hoofd weer over het werk. Jack meent een geheim zinnig lachje om zijn lippen te zien spelen; dan laat hij zich in de kombuis afzakken. Zengend stijgt de zon naar den middag. Maar nog voor de C W 79 haar vischgebied bereikt heeft, slaat het weer om. In het Westen trekt een zwavelgele wolkenmassa zich samen en verduistert het firmament. Als de eerste wind vlagen door de touwen suizen en gieren, heeft Jack zijn plaats aan het roer weer ingenomen. Met den Zuidwester op zijn gebruinden kop en zijn stoere lichaam in de zware oliejas gehuld, is hij het schilderachtige zeemanstype, dat het meest woeste elementsgeweld trotseert. Plotseling schijnt het hemelgewelf in te stor ten. Een vloed blauwe en gele bliksems vlamt neer. Donder en storm mengen zich door el kaar tot een ontzagwekkend geraas. Jack houdt het steunende roer in handen en manoeuvreert door de huizenhooge zeeën. John heeft met een ruk het zeil omlaag gehaald en klampt zich nu vast aan den mast, die buigt als een riet. On verwachts maakt het schip een dollen, wilden sprong. Een harde slag. John is van den mast afgeworpen en tegen den voorwand geslingerd. Als hij weer moeizaam overeind krabbelt, staat hij vlak voor Jack. Ja, het is Jack en geen spook, zooals hij eerst vermoedt. De schipper heeft het stuur aan een maat overgelaten en staat daar in de duisternis te wachten. Zijn ge zicht is verstard, zijn oogen staan schrikwek kend groot en zien naar John, die de situatie maar langzaam gaat begrijpen. Dan glijdt een lachje om zijn mond. De mannen naderen elkaar, dan grijpen ze elkaar beet in een wilde omarming. De storm slingert hen heen en weer, rolt hen over den grond, werpt ze tegen den mast en de tonnen, zonder hen te kunnen scheiden. Dat ze bloe dend verwond zijn, bemerken ze zelf niet eens. Een oogenblik van vermoeienis doet hun greep verzwakken. Vlak tegenover elkaar, snakken ze naar adem. Hulpeloos danst de kotter op de razende golven-gevaarten. Nu eens op de hui zenhooge toppen, dan in benauwende dalen dreigt hij elk oogenblik verloren te zijn. Een aanstormende watermassa klettert tegen den boeg en overgutst het dek. Jack wordt in een hoek gesmakt. •lilllMllllillflIilliMIIIIIIIMIIIIIflIlltMMIIflf Als hij zich daar- schrik, dat hij al- leen is. Vaag ziet 1TICISJB hij John's ge- stalte, kramp- achtig vastgeklampt aan een balk, steeds ver der van het scheepje wegdrijven. Bloed en zweet stroomen over Jack's gezicht, maar hij bemerkt het niet. Hij let alleen op dien mensch, daarginder, die zich aan een smalle plank vasthoudt. Hoopt hij zich zoo te kunnen redden? Ach, hij denkt en hoopt niets meer, hij houdt zich vast met de vertwijfeling van het instinct, dat het bedreigde leven wil redden. In een fractie van een seconde heeft Jack het roer weer in handen genomen en slechts met bovenmenschelijke inspanning gelukt het hem het schip weer in zijn macht te krijgen. Lang zaam nadert hij John, vaart tenslotte vlak langs hem heen. Behulpzame handen weten den uit- geputten man aan boord te nemen en dragen hem voorzichtig in de kajuit. Dagen van sloopende onzekerheid, waarin de overvloedige vischvangst zelfs, geen verbetering kon brengen, volgden. Zoo gauw als het werk het even toeliet, zat Jack aan het ziekbed, waarop de doodsbleeke John onophoudelijk ijl de, over het dorp, over zijn moeder, maar bo venal over Mary en hun trouwplannen. Eerst na negen dagen van doodelijken twij fel verbeterde John's toestand langzaam maar zeker. Als iemand zich daarover verheugde, dan zeker de jonge Jack. Op den avond, voor zij de vertrouwde vis schershaven weer zouden binnenloopen, komt hij voorzichtig de kajuit binnen. Als hij be merkt, dat John alleen is, zucht hij hoorbaar. „John, ik wilde je wat zeggen!" begint hij. „Dat kan, Jack," bemoedigt de aangespro kene. „Kom er maar mee voor den draad, ouwe jongen!" „Het betreft Mary," weifelt Jack. „Zou je het liever niet over een anderen boeg gooien?" „Neen, John. Ik moet spreken. Ik had ge zworen, dat ik Mary de mijne zou noemen. Maar nu ik het zoover heb laten komen, dat ik er op een bepaald oogenblik zelfs niet tegen op zie een menschenleven te offeren om mijn haan victorie te laten kraaien, nu meen ik al mijn aanspraken verloren te hebben. Naast een meisje als Mary past een kerel als jij, John- Maak haar gelukkig, jó, jullie verdienen het beiden." Twee paar handen drukten elkaar, dan stap te Jack de kajuit uit. Even later hoorde John hem schelden op het jongste maatje, dat hem blijkbaar voor de voeten liep! (Nadruk verboden). Eerst naar LINKS, dan naar RECHTS uitkijken vóór u oversteekt, en.... even uw beurt af wachten. (Neem lie ver een latere tram dan., de auto van den „Eerste Hulp dienst".) U heeft voor de was een modern hulpmiddel: de wasmachine, maar hierbij hoort een modern wasmiddel: Rinso. Rinso wordt speciaal be reid voor de mogelijkheden, die de wasmachine biedt En omdat Rinso „overvet" is, geeft het de volgende, grote voordelen. Ten eerste is het zo tijdrovende voorweken van de was met Rinso overbodig. Ten tweede behoeft Rinso niet te worden aangemaakt en lost bijna onmiddellijk in lauw water op. Speciale, nieuwe bestanddelen verwijderen al het vuil uit Uw goed, zonder dat het nodig is, het sop tot het kookpunt te verhitten. Tenslotte kan het uiterst wer,kzame sop verscheidene malen achtereen worden gebruikt. Zodoende wast U met een pakje Rinso voor slechts 12\ ets. in ander half uur de volledige gezinswas voor 5 personen prachtig helderwitl SPECIAAL VOOR DE WASMACHINE A r* A DnMTVTfJC op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p 7^0 - blj levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p TSOe" rinodehikenloop J\ I .1 r, A llljpj K |j ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen i verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen l bij een ongeval met doodelijken afloop R 9-0309 bij verlies van een hand, een voet of een oog- 10 Toen Janie dien avond, nadat ze Charlie naar bed had gebracht, alleen op den drempel van de deur stond, kwam Rorke door den tuin bij haar en begon uit eigen beweging te praten van zijn broertje: „Het is een wonderlijk kind! Hij is zoo bang als een wezel!" .Bij is buitengewoon gevoelig en schuchter. In plaats van rekening te houden met deze zwak heid, schijnt iemand er een genoegen in te heb ben gevonden, om hem in zijn vrees te verster ken." „Wat bedoelt u?" vroeg Rorke. „Wie heeft hem vrees aangejaagd?" Met emstigen nadruk vroeg zij: „U heeft het toch niet gedaan?" „Neen, zoowaar niet! Ik mag dan al geen ideaal oudere broer voor hem zijn geweest, dat weet u en waarschijnlijk weet u ook de reden, waarom dit zoo was. Maar het ergste, dat ik het ventje ooit heb gedaan, was, dat ik mij in het geheel niet met hem bemoeid heb." Ze twijfelde niet aan de waarheid van die Voorden. „Toch is Charlie het bangst van „Dat hebben anderen hem. ingepraat met de verhalen, die ze hem van mij vertellen. Die kent u toch zeker ook?" „Ik heb er enkele van gehoord." „En u slaat er geloof aan?" „Niet aan de ergste. Ik weet nu, dat u Char lie geen leed wilde toebrengen, want u wilde Ijem niet alleen de brug laten oversteken." „Geloofde u tóen waarlijk, dat ik het kind in het water wilde laten vallen en verdrinken? Goede Hemel, dacht ook al zoo over .mij?" „O, neen, neen!" riep Janie, nu vol zelfver wijt. „Ik heb er waarlijk niet over gedacht! Ik was zeker, dat ze zich vergisten. Ik stelde u alleen op de proef, om hen van de onwaarheid van hun opvatting te overtuigen. „De menschen, die u die dingen van mij had den verteld?" Hij zweeg enkele oogenblik- ken met een sombere uitdrukking op het gelaat. Die verhalen over mij en mijn anderen broer Alfred zijn niet waar. Hij was een heel ander soort Jongen dan Charlie; hij leek op zijn moeder. Ik geloof niet, dat de wereld er veel bij gewonnen zou hebben, als hij was blijven leven! Wij lagen dikwijls overhoop. Maar ik zweer u, dat ik hem den dood niet heb aangedaan! Ik mag dan wezen, wat ik wil, ik ben geen moorde naar!" „Dat geloof ik." Hij keek haar aan en ging voort: .Laatst op dien ochtend vroeg u mij, waar voor ik u hield. Ik was driftig en het kon mij niets schelen, wat u dacht. Maar ik wist toén, dat u niet hoorde tot de soort vrouwen, die iets mins of laag? zullen doen. Ik weet nü, dat er nauwelijks iemand hier in huis is, die het waard mag heeten, met u te spreken. U weet, wat voor soort menschen wij zijn en ik weet, dat het enkel om der wille van het kind is, dat u blijft. Ik wilde u nog zegen, dat.... het mij een genoegen zou zijn, als ik u in huis het leven wat minder moeilijk en aangenamer kon maken." „O, als u dan enkel wat vriendelijker wilde zijn voor kleine Charlie!" „Voor Charlie?" „Ja. Als u voor hem meer als een groote broer wilde zijn, dan zou zijn leventje zoo heel anders worden. Ik kan niet altijd hier blijven. Het zou mij zoovele geruster stemmen, als ik ging en ik wist, dat er iemand zijn vriend zou wezen!" „Maar als ik u dit nu beloof, dan gaat u toch niet dadelijk weg?" Ze keek eens naar hem en kreeg nu ineens het gevoel, dat ze haar neef toch wel graag Hjden mocht. Ze had nooit een bepaalden hekel aan hem gehad, ofschoon ze soms wel heel boos op hem was geweest. Hoe zeer ze ook haar best had gedaan, om hem te haten, was er toch altijd iets in de uitdukking van zijn oogen ge weest en in den toon van zijn stem, dat haar het gevoel had gegeven, hoe hij niet zoozeer een knorrig, dan wel een eenzaam, ongelukkig mensch was geweest. „Niet op stel en sprong. Voorloopig blijf ik nog en zal ook vriendelijk zijn, als u belooft, dat u vriendelijk is voor mij. En als u het niet wat aanmatigend vindt voor iemand in mijn positie, dan wil ik er u wel de hand op geven." Stevig hield hij haar hand in de zijne gesloten en toen volgde er een korte tijd van stilte. De krekels sjilpten in het hooge gras en de zilveren maan belichtte de veerkrachtige ge stalten van den jongen man en het jonge meisje. HOOFDSTUK IX In haar normaler omgeving had Elizabeth haar leven, behalve dan dat zij soms naar haar zuster kon verlangen, of zich wel eens ongerust maakte over Janie in het geheel niet ongeluk kig gevonden. Ze had haar bezigheden en die vond ze interessant; ze waren echter volstrekt niet te inspannend. Mrs. Warrener was er in het geheel niet voor, om het zoo te toonen, maar ze hield heel veel van haar secretaresse, en haar zoon was zeer correct beleefd. Gedurende de enkele weken, dat Elizabeth haar werkkring daar aan huis had aanvaard, was hij vervuld geweest van een bijzonder lastig, ingewikkeld rechtskundig geval, zoodat hij haar enkel maar aan de maaltijden had gezien; meer dan eens had zij voor zijn koffie bij het ontbijt gezorgd. Hij wist, dat zijn moeder zeer met haar ingenomen was en hij was dan ook hoffelijk tegen haar; ofschoon hij haar maar zeer weinig aandacht had geschonken. Toen hij het moeilijke geval tot een oplossing had gebracht, gunde hij zich even eenige ont spanning en zoo wandelde hij op een middag van Marble Ach naar Hyde Park Coïner, toen hij zijn moeder en haar secretaresse tegen kwam, die in den salon van een vooruitstevende hertogin een vergadering hadden bijgewoond over de rechten van de vrouw. Ze waren beiden keurig gekleed en geheel in stemming, om een wandelingetje te maken door het Park; daarna zou Dick haar laten thee drinken in een pas-geopende gelegenheid. „Heeft de hertogin u geen thee geboden?" vroeg Dick aan Elizabeth. „Ja, maar er waren er zoovelen, die zich be klaagden over uw sekse, dat we ieder maar een drupje kregen." „En nu wendt u zich tot die veel-gesmade sekse, om dat tekort aan te vullen?" „Als u vanmiddag ook op de vergadering was geweest en gehoord had, al wat wij hebben ge hoord, dan zou u wel beseffen, dat dit toch al het minste was, wat u doen kon." Dick had de secretaresse van zijn moeder nog nooit in zoo'n stemming bijgewoond. Hoe was het mogelijk, dat hij nu al weken lang met die jonge vrouw onder hetzelfde dak was geweest en nooit oog had gehad voor haar bijzondere aan trekkelijkheid! Haar toiletje was hoogst-eenvoudig, van een mooie, warme, blauw-groene tint, die uitstekend kleurde bij haar goudblond haar. Wat schitterde dat in het stralend zonlicht en wat had zij een blanke, teere gelaatskleur! - „Stelt u waarlijk belang in de Rechten van de Vrouw?" vroeg hij eenigszins sceptisch. „Wat is uw opinie betreffende die zaak?" „Ik hoef er geen opinie op na te houden," antwoordde zij ontwijkend. „Ik moet er alleen uw moeder bij helpen, om de hare te verspreiden. Maar ik ben ook wel van meening, dat er nog heel wat te verbeteren valt in de wereld!" „In de wereld van den man bedoelt u? Maar daar zijn wij ons van bewust, Miss Gilchn Het eenige, dat wij van vrouwen, verlangd is, dat u ons op den goeden weg leidt tot verbetering." „Die ervaring heb ik niet." „Maar heeft u onze houding dan niet keerd opgevat? Misschien was u Sen®Vet wat hard te zijn in uw oordeel over ons. een beetje vriendelijkheid zult u meer bereis dan met strengheid!" „Ik geloof niet, dat wij over het geheel onvriendelijk zijn." e „Nu, dikwijls zijn de vrouwen geneigd, t handelingen af te keuren, terwijl wij toch de beste bedoelingen bezield waren. Waar" zouden wij nu zoo vijandig tegenover elk» j staan, waar onze vriendschap ons beiden zoov geluk kan aanbrengen?" .;0 Er klonk ernst door in den toon van stem, want ineens was hem de gedachte vallen, waarom hij geen vriendschap z°u. vatten voor dit waarlijk innemende meis:I Elizabeth gaf nu een levendige beschrU* e van het verloop van dien middag met en-rS, pikante opmerkingen er tusschen, die zelfs Warrener deden glimlachen; ze was dan enkel geestig, nooit scherp. „,s Met de bedoeling, dat dit de vriendschap bevorderen kon, vroeg Dick ineens: et, „Hebben wij geen familie, die Gilchrist moeder? De naam komt mij zoo bekend j, Misschien blijkt Miss Gilchrist dan nog wei nichtje van ons te wezen." .(Wordt vervolg*0

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10