De avonturen van Prof je en Struis je 'van w 1 Oud papier 750.- &»sr - - - TWEE NICHTEN EN TWEE NEVEN JU- DONDERDAG 23 SEPTEMBER 1937 Vierhonderd ton per jaar Het concours Lépïne oplossing Gandhi en zijn zoon Stukslaan Van snippers tot balen Wit en gekleurd papier Niets anders dan een uitvinders- beurs I-h/j* AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN HET NAAR HET ENCELSCH Tel Wat doet 'n groote instelling als de Poste rijen met haar oud papier? In het Septembernummer van „Telegraaf en Telefoon", Orgaan van de Vereeniging van electrotechnische ambtenaren der telegrafie en telefonie, wordt op deze vraag een uitvoerig antwoord gegeven, waarin tallooze wetens waardige bijzonderheden verwerkt zijn. Het ar tikel handelt over de papiervernietiging in het Centrale magazijn der P.T.T. te Leidschendam. Wij veroorloven ons, er het volgende aan te ontleenen: Voorgeschreven is, wanneer, hoe en waar heen de oude archiefstukken en registers van de kantoren en bureelen opgezonden moeten worden. Dit oude papier werd tot voor kort jaariyks aan bepaalde, bekende papierfabrieken verkocht om aldaar vermalen te worden voor de fabri cage van nieuw papier. Bovendien worden pe riodiek bescheiden door het Hoofdbestuur op geruimd, zooals van de afdeeling Posteryen het kaartpapier, als postwissels, adreskaarten, enz., adviezen, spaarbankregisters en archiefbeschei den. Voorts de buiten dienst gestelde modellen van de afdeelingen Telegrafie en Telefonie, als de minuten van telegrammen, bladen en stroo- ken voor de aanneming, overseining en afleve ring van telegrammen, telegraafrollen en ver dere archiefstukken. Van de hier genoemde be scheiden is voor sommige wettelijk vastgesteld, dat zy vernietigd moeten worden. Ten slotte wordt ten Hoofdbesture verzameld de ongesor teerde en onuitgezochte inhoud van de papier manden. Het oude papier van de kantoren en buree len omvat jaariyks ongeveer 200 ton, dat van het Hoofdbestuur, met uitzondering van den in houd der papiermanden, ook ongeveer 200 ton. Het oude papier van het Hoofdbestuur is de laatste jaren verkocht aan de Berghuizer Pa pierfabrieken te Wapenveld. In het contract met deze firma is, naast andere bepalingen, ook opgenomen, dat het onleesbaar maken alleen mag geschieden onder toezicht van een amb tenaar, daartoe door of vanwege den P.T.T.- dienst aangewezen. Dit toezicht wordt gehou den door een der ambtenaren van een nabij gelegen kantoor. Het papier voor Wapenveld werd te Leidschendam verzameld, aldaar eenigszins gesorteerd en in postzakken verpakt. Dit werk geschiedde door twee werklieden, van wie er een het papier in een aan touwen vast- gemaakten zak wierp, terwijl de andere, op een verhevenheid staande, met de voeten het pa pier in den zak vaststampte. Deze zakken wer den ongeveer maandelijks aan de papierfabriek aangeboden en per spoor daarheen verzonden. By een bezoek van den directeur-generaal aan Leidschendam, in 1932, viel diens aandacht op deze betrekkeiyk primitieve manier van wer ken en droeg deze op, een onderzoek in testel len, of een machinale wijze van vernietiging en verpakking mogeiyk was. Een daarnaar in gesteld onderzoek leidde tot het resultaat, dat snyden van de groote hoeveelheid papier van verschillende grootte en vorm in snippers moeilyk uitvoerbaar was en dat de in den han del zynde z.g. hamermolens, welke o.m. ge bruikt worden voor het stukslaan van voeder- granen enz., voor het doel wel bruikbaar zou den zijn, doch door de wijze van uitvoering veel kracht vereischten. Aangezien het strodm- tarief van de gemeente Stomp wijk, waarin het magazyn te Leidschendam gelegen is, vryhoog is, zou de verwerking van het oude papier te kostbaar worden, zoodat de aanschaffing van een machinale installatie werd ontraden. In 1934 vestigde de Chef van de 8ste Afdeeling van het Hoofdbestuur, onder wien de verkoop van het oude papier ressorteert, er de aandacht op, dat naar verkregen inlichtingen de op brengst van de 400 ton oud papier meer dan het dubbele zou kunnen bedragen, indien het zonder eenigen eisch van onleesbaar maken aan handelaren in oud papier zou kunnen worden verkocht, voor verwerking zoowel in het bin nen- als in het buitenland. Dit gaf aanleiding, het oude project nog eens onder de oogen te zien en te trachten een oplossing te vinden voor een rendabele exploitatie. Aan verschil lende adressen werd navraag gedaan, op welke wyze de vernietiging het beste zou kunnen ge schieden^ van diverse mogelijke manieren, als weeken in 't water, bleeken met chloorgas, wera onderzocht, of zy voor het beoogde doel bruik baar waren. Contact werd verkregen met de Machine- en ventilatorenfabriek H. T. Kiekens te Landsmeer, die voor eenige papierfabrieken kleine installaties had geleverd voor het stuk slaan van groote vellen papier in kleine vlok ken. Een overleg met dezen fabrikant leidde tot een aanbieding van een installatie, geschikt voor het stukslaan van een hoeveelheid van ongeveer 600 ton 's jaars in snippers van onge veer 16 c.M.2. Deze installatie zou bestaan uit 2 slagmachines, elk met een vermogen van 4 PK., een exhauster met een motor van 3Vi P.K. en een electrische balenpers, drukkende ongeveer 18 t. per M2., aangedreven door een motor van 1% P.K. Een exploitatierekening werd opgezet, doch de stroomkosten maakten een te hoog bedrag uit om met de kosten voor verpakking en rente en afschrijving voor gebouw en installatie een loonend bedrijf te verkrijgen. Daarom werd ge tracht by het gemeentelyke electriciteitsbedryf van Stompwyk een lager tarief te bedingen. By een conferentie tusschen den hoofdinge nieur van den Rijksoverheidsdienst, den di recteur van het electriciteitsbedrijf en de lei ding van den Centralen Magazijndienst kwam tot uiting, dat het verbruik voor den dagelyk- schen dienst van het Centrale magazijn te Leidschendam gering was, in verhouding tot de maximale belasting, hetgeen voor 'n stroom- leverancier van een plattelandsgemeente, waar alleen kleine nijverheid is gevestigd, zeer on- voordeelig is. Immers, de kabeldistributie eischt voor de bediening van hijschkraan en kabel- wikkelmachine een vrij hoog stroomverbruik gedurende een korten tijd. Indien echter een regelmatige stroomafneming er by kon worden gegarandeeAi, zou het mogelyk zyn een voor- dceliger tarief te verkrijgen. Deze besprekingen leidden tot een aannemelijk voorstel, waarby de opgezette exploitatierekening voor een pa- piervemietigingsinstallatie een voordeelig saldo zou opleveren. Inmiddels was door den leverancier van de installatie een kleine proefmachine gebouwd, om te kunnen nagaan, of het opgegeven kracht- verbruik voor de slagmachines voldoende zou zijn om de gegarandeerde productie van 1000 Kg. per dag en papiersnippers van een grootte van ongeveer 16 c.M.2 te verkrijgen. Proeven met deze machine leidden tot het resultaat, dat de motoren der slagmachines tot 5 P.K. opge voerd zouden moeten worden. Na bezichtiging van het met de machine verkregen product, verklaarden de chefs van de eerste afdeeling A en van de tweede afdeeling van het Hoofdbe stuur bezwaren te hebben tegen de grootte der papiersnippers. Gevreesd werd, dat de snippers van deze grootte van geheime stukken en tele- graafbescheiden geen voldoende vernietiging waarborgden. Aangezien de wyze van vernieti ging voor de overige bescheiden voldoende werd geoordeeld en het tot kleinere snippers stukslaan naar verhouding tot veel grooter stroomverbruik leidt en tot veel stofvorming en dus tot paplerverlies aanleiding geeft, werd be sloten de bescheiden van de eerste afdeeling A en van de tweede afdeeling, in totaal ongeveer 50 ton per jaar, niet door de installatie te laten verwerken. Dit oude papier wordt op de gewone wijze onder toezicht in de fabriek vernietigd. De installatie is ondergebracht in een der be staande loodsen te Leidschendam, die voor dit doel door tusschenmuren in 3 vertrekken is verdeeld: de snipperruimte, de motorkamer en het perslokaal. Bovendien is een klein vertrek afgescheiden voor de kachel van de centrale verwarming van de loods. De installatie werkt van Augustus 1936 af. In het begin moesten talryke moeilijkheden overwonnen worden, zoo dat de productie van Augustus tot en met De cember 1936 slechts gemiddeld 20, in plaats van 30 ton 's maands, heeft bedragen. De verpakking van de snippers tot balen ver oorzaakte in het begin veel last. Het product is licht en zeer weinig samenhangend. De pers- kist, gevuld met papiervlokken, zooals deze uit de silo vallen, kan, indien niet aangestampt wordt, slechts 18 Kg. gewicht bevatten, zoodat het, om het aantal malen, dat de kist onder de pers gebracht moet worden, zoo gering mo gelijk te maken, noodig werd, tijdens het vullen de massa met een houten stamper aan te stam pen. Bij deze bewerking ontwikkelt zich nogal hinderlijk veel stof. Hierdoor werd het noodig, de perskist met een plaatijzeren koker te om geven, waarin het stof door een ventilator wordt afgezogen. Met gedurende de vulling ge regeld aanstampen en 2 maal persen, worden thans balen verkregen van ongeveer 150 Kg. gewicht. By den opzet was er op gerekend, dat het voldoende zou zyn, een baal van onder en van boven met een stevig papier af te dekken en de baal met een paar staalbanden te omgeven. Een dergelijke afwerking der balen bleek ge heel onvoldoende te zijn, omdat de kanten van de baal, na uit de pers te zijn gereden, geen samenhang bleken te bezitten en de snippers er zonder eenige moeite uitgetrokken konden worden. Na veel proefnemingen is ten slotte de keus gevallen op het omgeven der balen met grofmazige gonje, dat met jutetouw wordt dichtgenaaid. De balen worden voorts voorzien van een kruisband van staalband. De kosten voor verpakking zyn nu wel hooger geworden dan oorspronkelijk was geraamd, doch deze vvy-.' Voor de eerste maal sinds vele jaren is 't in den Londenschen Dierentuin gelukt, Chineesche alligators uit den Jangtse uit te broeden. Hier in de Hand zien de later zoo gevaarlijke en vraatzuchtige dieren er als speelgoed uit hoogere uitgaven worden gedekt door het ge wicht der balen, dat oorspronkelyk op 100 Kg. was gesteld, grooter te maken, zoodat de kosten per 100 Kg. de raming niet te boven gaan. Geslagen en verpakt worden ongeveer 1,5 ton papier per dag, gedurende 5 dagen in de week. 's Zaterdags worden in de ochtenduren nog een paar balen gemaakt en worden de verdere uren van den morgen besteed aan het schoonmaken van de installatie en de werklokalen. Per week bedraagt de productie dus ongeveer 7,5 ton, per maand ongeveer 30 ton en per jaar ongeveer 360 ton. Bij de laatste verkooping van het product voor het tydvak Mei tot en met December 1937 werden prijzen bedongen, welke zóóveel hoo ger liggen dan die, welke ongeveer een maand tevoren werden geboden voor papier, dat on der de oude voorwaarden werd verkocht, dat, na aftrek der kosten voor de vernietiging, rente en afschrijving van het gebouw en de installatie inbegrepen, nog een ruime winst marge aanwezig is. Is dit eensdeels daaraan toe te schryven, dat de laatste verkooping zonder eenige restrictie, voor verwerking in binnen- of buitenland, is geschied, anderdeels zal er door den kooper ook rekening mede zijn gehouden, dat het verma len van papiersnippers tot papierpap minder arbeid vraagt dan van het ingescheurde papier. By de laatste verkooping is er ook onderscheid gemaakt tusschen de levering van wit beschre ven of bedrukt papier en gekleurd. De geboden prijzen voor wit papier zyn belangrijk hooger dan voor gekleurd z.g. bont papier, zoo dat het alleszins de moeite loont het oude pa pier te sorteeren. Indien het sorteeren echter in het centrale magazijn zou moeten geschie den, zou hiermee te veel tijd gemoeid zyn en zouden voor deze werkzaamheden aparte werk krachten aanwezig moeten zyn, waardoor het geldelijke voordeel voor een groot gedeelte ver loren zou gaan. Aan de afzenders zal het sor teeren echter niet veel meer werk behoeven te geven, indien by de verpakking in zakken wit en bont papier gescheiden worden gehouden, hetgeen zeer in het voordeel is van hetstaats- bedryf, omdat de opbrengst van wit papier eenige tientallen guldens per ton hooger is dan van bont papier. De aanvoer van het oude papier door de kan toren geschiedt zooveel mogelyk met de post treinen. Een regeling is getroffen, dat de op zending per kwartaal plaats vindt; de kanto ren, waarvan de plaatsnaam begint met een der letters A—I zenden de voorraden weg in Januari, April, Juli en October, die van J—R in Februari, Mei, Augustus en November en de overige in Maart, Juni, September en Decem ber. Ter voorkoming van overbelasting van de postrijtuigen zenden sommige kantoren het oude papier niet verder dan Amsterdam, Rot terdam, Haarlem, Leiden en Utrecht, vanwaar de afvoer als retourvracht door de vrachtauto mobielen van den centralen magazijndienst plaats vindt. De installatie werkt nu ongeveer een jaar. De resultaten komen over het algemeen over een met de verwachtingen, bij den opzet ge wekt. Alleen de slijtage van de tanden der messen baart eenige zorg. Aangezien met in stallaties voor het stukslaan van papier nog weinig ondervinding is opgedaan, heeft de fa brikant geen garantie voor de slijtage van de messen op zich willen nemen. De tanden der messen worden in het gebruik zeer spoedig bot, hetgeen herhaaldeiyk siypen noodzakelijk maakt. De ondervinding zal moeten leeren, welke staalsoort voor het doel het beste ge schikt is. Parys staat in deze dagen in het teeken van het „Concours Lépine 1937", de jaar beurs. waar de uitvinders de producten van hun vernuft ten toon stellen. Het „Concours Lépine" is in het Parijsche leven iets heel byzonders. Het wordt dit jaar voor de 35ste maal gehouden en is niets an ders dan een uitvindersbeurs, waar hoofdzake lijk knutselaars en amateurs de producten van weken en maanden van moeizaam zoeken en experimenteeren, en menigmaal ook slechts van hun al te levendige fantasie, ten toon stellen. Maar deze uitvindersbeurs staat by het publiek in een goed blaadje. Vooral de huisvrouwen houden ervan, er rond te snuf felen en allerlei „wonderbaarlyke apparaten" te koopen, waarvan zy zich wonderen van ge mak in de huishouding voorstellen en die, naar de ervaring heeft geleerd, hoogstens drie maal worden gebruikt, om daarna in een hoek te worden gezet en vergeten. De uitvinders, die aan het Concours Lépine deelnemen, vormen een klasse op zichzelf. Zy zijn noch halsstarrig, noch trotsch. Men moet niet verwachten, hier stukken te vinden, die met alle mogelyke raffinement voor het oog mooi gemaakt zyn, gepolitoerd, vernikkeld, of wat al niet. Neen, op het Concours Lépine biedt zich het uitvindersgenie als het ware in zijn maagdelijken staat aan. Deze beurs is het paradys voor die onvermoeide knutselaars, die lang hebben nagedacht en die zonder uitvoerige mathematische berekeningen, zonder eenig wetenschappelijk overleg, doch met die onver- zettelykheid en taaie volharding aan het werk gaan, die men zich slechts verwerft, als men door langen omgang volkomen vertrouwd ge worden is met de materialen. De wetenschappelyk gevormde ingenieurs mogen misschien een geringschattend schou derophalen hebben voor die bescheiden, ronde houten schijf, die hier met het verbluffende opschrift „Permanent draaiende schijf" te kijk staat. De „uitvinder" ervan is een arbeider aan een groote fabriek. Men mag van zijn „uitvinding" zeggen wat men wil, maar zij be wijst in elk geval, dat deze man zich in zyn vrijen tyd met idealen bezig houdt. Van alles is hier te vinden. Daar staan be- Dat ging best. Nadat ze een paar uur on derweg waren, passeerden ze aan den weg een groote boerdery met een hoenderpark erby. Profje zag by het hek van de boerdery een paar eieren liggen. Die wilde hij eens bekijken en zenuwachtig morrelde hy aan het touw cm van Struisje's rug af te komen. Struis je hwlp hem een handje en daarna vlogen ze op de eieren af. Het waren echter heel gewone eieren van gewone kippen, doch Profje had dit niet ge merkt en aandachtig bekeek hy ze door de loupe die hy altyd by zich droeg. Met het kleine krantenknipsel als een on- misbaren gids in de hand, liep Albert Du- franger bedachtzaam door de Rue Par- naux en telde de huisnummers. Voor een een voudige woning bleef hy stilstaan, keek naar de cijfers op den deurpost, dan weer naar zijn uitgeknipte advertentie en maakte juist aan stalten de smalle trap op te gaan, toen er dui- delyk merkbaar iemand naast hem kwam staan. Terwyl Albert Dufranger zijn gevoelig getroffen voet wat verplaatste, hoorde hy een stem naast zich „Pardon" zeggen, maar van eenigen verontschuldigenden toon was daarin niets te hooren. Een in het grijs gekleede dame, die handschoenen van dezelfde kleur droeg, stond naast hem. In haar linkerhand had ook zij de advertentie: „Een kleine, zonnige kamer, met piano, modern gemeubileerd, te huur," haar rechterhand speelde met een kleine, ste vige parapluie. „Ik had u niet gezien!" zei ze nog. „Dan is u bepaald kortzichtig dame," was het prompte antwoord en zonder verder naar zyn mededingster voor de zonnige kamer om te zien, nam Albert de eerste treden van de hardsteenen stoep. Vlak achter hem hoorde hij kleine dribbelpasjes. Op het portaaltje waren ze vlak naast elkaar en twee handen strekten zich gelijktijdig, om de bel in beweging te zetten. „Pardon" zei Albert en trok zijn hand terug. Een vreeselyk zoet lachje, dat irriteerde, dank te hem voor deze geste. Het meisje belde en sa men wachtten ze. Een vriendelijke, nogal corpulente dame Lepier heette ze volgens het naambordje die er buitengewoon Albert dacht ongewoon zindelyk uitzag, deed open en groette heel een voudig „Goeden dag". Twee hoofden knikten en vier oogen zagen haar weer aan. „U komt natuurlyk naar de kamer kyken," vervolgde madame Lepier. „Komt u binnen en overtuigt u, dat ik er niets te veel van heb ge zegd. Voor een paartje als u beiden is ze als geknipt!" Het meisje ketste er meteen over heen: „We zijn geen paar!" Albert kleurde. „Deze heer, de volle klemtoon lag op „heer", „is my geluk kig totaal vreemd." „Ah, zoo," zei madame Lepier. „Inderdaad," bevestigde Albert. „Ik had eerlijk gedacht, dat u by elkaar hoorde. Maar komt u binnen!" Het meisje voorop en Albert als hekkensluiter, zoo arriveerde het trio in de zit-, eet- en mu ziekkamer, waarvan niets anders kon worden gezegd, dan dat ze er proper uitzag. Bijna ter loops noemde madame Lepier den huurprijs, toen het meisje al heel gedecideerd antwoordde. „Accoord, madame." „Ik huur deze kamer." Het meisje was een tikje radder van tong, dus was zij eerder en constateerde dit heuglijk feit met onverholen vreugde. „Ik was het eerst, mynheer!" jj bedoelt," corrigeerde Albert, „dat u hier het eerst gesproken heeft, maar ik stond het eerste voor de deur!" Beslist u dan, madame, wie u de kamer wilt verhuren, want met dezen heer (weer de volle nadruk er op) valt niet te redeneeren!" Madame Lepier kuchte en maakte heupbewe gingen. Dan snoof ze heel diep, wendde haar neus in de richting van de deur en riep: „O, de melk!" Met een slag viel de deur dicht; de beide rivalen waren alleen. De stilte, die volgde, werkte verlammend op Albert, maar had niet den minsten invloed op het meisje. Zij was het tenminste, die het eerst het woord nam. „Laten we er om kruis-en-munten, mijnheer! U mag kiezen!" Automatisch haalde Albert een franc-stuk uit zijn broekzak, zei „Munt" en wierp het geldstuk op. Nieuwsgierig boog het meisje zich, dan volg de een diepe, ontgoochelde zucht en weer j r} hpcfp het woordje „Munt". Een oogenblik keek ze i Albert recht in de oogen, dan keerde ze zich coquet om, liep naar de piano en tokkelde over de hooge accoorden. Albert wist niet beter te doen, dan nu op zyn beurt het meisje te volgen en liet de bas-snaren dreunen. „Het spijt me zeer, dame" vermande hy zich tenslotte, „dat ik heb gewonnen. Toch denk ik er geen gebruik van te maken. Eigenlijk denk ik dat niet, maar dat weet ik wel heel zeker! Neemt u deze kamer!" Het meisje zweeg. In hooge tonen zweefde een licht melodietje door de kamer. Over zyn bril heen keek Albert naar het meisje, dan naar haar slanke vingers en toen eerst ont waakte de musicus in hem. Hij schoof de piano kruk naar zich toe en opnieuw ruischte de me lodie, maar nu in zwaardere accoorden en in tallooze variaties. Toen Albert ophield, zei het meisje slechts „Buitengewoon!" „Vindt U? 't Is myn beroep!" „U is dus ook musicus?" „Ik ben enkele weken geleden uit Berlijn teruggekeerd en wil nu hier myn studies beëin digen. Daarom leek my deze kamer zoo! MaarAlbert keek naar het meisje, wier licht-gryze oogen ondeugend lachten en voelde een ongekende trilling, die niet onaangenaam was. „Maar deze kamer behoort U!" Juist toen kwam madame Lepier weer binnen. „Enwas het eenige, dat ze zei. „De kamer behoort aan deze dame!" ant woordde Albert. „Ik denk er gewoonweg niet aan. Deze heer (hoe mild klonk het nu) is van beroep musicus en heeft de piano dus meer noodig dan ik. IK trek mij terug!" „Als je me nou," verwonderde madame Le pier zich. „Nog geen kwartier geleden wilde U beiden deze kamer huren en nu wil de een ze aan den ander laten! Weet u wat u doet, komt u mij over een uurtje de beslissing brengen." Voor het avond was, had madame Lepier haar kamer verhuurd aan den heer Albert Dufranger. Niet lang bleef hy er wonen, want na een half jaar trad hy in het huwelyk met zyn rivale, die hem op het laatst zoo grootmoe dig de voorkeur liet hebben. (Nadruk verboden). veiligingsinstallaties tegen diefstal, naast scheepsmodellen, die hun ontstaan nan even zoovele kleine, onbekende geniëen te danken hebben. Een „kunstmatig hart" is er ten toon gesteld. De vliegerij heeft duizenden breinen ge- inspireerd en een miniatuurapparaat, dat de uitvinder „klaverblad van vier" noemt, en dat in zijn vorm volkomen afwijkt van de huidige vliegtuigtypen, bewijst, dat zij die het hoofd vol hebben van technische denkbeelden, zich door de resultaten van de moderne vliegerij geenszins laten afschrikken. Of deze machine vliegt, is natuurlyk een geheel andere kwestie. Waarschijnlijk is zy nog in het geheel niet op ware grootte uitgevoerd en zijn er nog geen proeven mee genomen. Maar de uitvinder is er heilig van overtuigd, dat de vliegerij door zyn model geheel nieuwe wegen zal inslaan. Dan zijn er de uitvinders, die zich aan de machinerie van onze klokken wagen. Waarom moeten die ajtijd door gewichten of door een veer in beweging gebracht worden? Men kan toch ook wel eens wat anders probeeren. Zoo ziet men hier een klok tentoongesteld, die aan den gang wordt gehouden, doordat kleine sta len kogeltjes op een groot scheprad vallen. Men glimlacht er om. Misschien zal zoo n klok over tweehonderd jaar in het curiositeitenkabinet van een museum staan. Een ander probleem, dat de amateuruiWin ders altijd weer bezighoudt, is de veiligheid in het water. Men ziet hier reddinggordels in alle mogelijke soorten. Eén, die met louter kleine luchtballonnetjes bezet is, zou in een mon daine badplaats een ware sensatie kunnen wor den. Vlak daarnaast staat een model, dat er als een soort baggermachine uitziet. Het moet, volgens de bygevoegde verklaring, dienen om de lijken van drenkelingen aan de oppervlakte te brengen. De vele oorlogsverminkten hebben een der uitvinders op de gedachte gebracht, krukken te construeeren, die den invalide in staat stel len, even snel en gemakkelyk te loopen als een gezond mensch. De uitvinder is zelf oorlogs invalide en mist beide beenen. Ook het thema „stryd tegen het bederf" vindt op deze tentoonstelling aanhangers. Iemand laat er schoenen zien, die voorzien zyn van rubberzolen uit oude autobanden. Het Concours Lépine, dat buiten voor de Porte de Versailles wordt gehouden, trekt al tyd drommen bezoekers. Maar de tyd doet zyn producten altijd zeer snel verdwynen. Dat hindert echter niet, want het wordt elk jaar herhaald. En misschien wie weet duikt hier nu en dan wel eens een denkbeeld op, dat, zij het in gewijzigden vorm, eens de mensch- heid op een of ander technisch gebied weer een stuk verder brengt. Gelyk wij reeds vroeger meedeelden is de zoon van Gandhi genaamd Harilal tot den Islam overgegaan. Gandhi heeft zich nu met een verklaring tot de Mohammedanen gewend. Hy zegt: „Zij die voor den overgang tot den Islam van myn zoon verantwoordelyk zyn, hebben in het geheel geen maatregelen geno men om vast te stellen, of zyn belijdenis ook werkelijk ernstig en echt is. Zeer zeker is een bekeering een aangelegenheid tusschen den mensch en zijn Schepper, die alleen het hart van zijn schepselen nauwkeurig kent. En een bekeering zonder een zuiver hart is naar myn meening een verloochening van God en van den godsdienst." Hy verzoekt daarom de Mo- hammedaansche geestelyken om Harilal's be keering zorgvuldig te onderzoeken en wanneer zij bevonden dat zyn overgang buiten zyn zieleovertuiging omging, dat ronduit te zeg gen en hem niet te aanvaarden; wanneer ia echter bevonden dat hy het ernstig meende, dat zij er dan op zouden toezien, dat hy tegen verzoekingen beschermd werd, aoodat zyn ernstig besluit er toe leide, dat hy een God- vreezend lid der menschelyke gemeenschap wordt. Het is nJ. bekend dat Gandhi's zoon jaren lang het leven van een verloren zoon geleid heeft. (Ned. Chr. Persbureau) at beteekent het lijden in den tijd, vergeleken bij een eeuwigheid van gelukzaligheid? Fpmw* i Pt L' O fTA pij verlies van een band, MI H I 1 Ij tl ongevallen verzexera voor een ucr vuigcuuc uitAccim^bu - r\Kti^V\f A „Ik vrees van niet. Er zyn wel enkele Gilchrists aan ons verwant, maar ik denk niet, dat Elizabeth er nu zooveel voor voelen zou, om ook familie van hen te zyn. Ik herinner mij nog, kind, dat ik je moeder, toen zy trouwde, heb gevraagd, of er ook eenige betrekking be stond tusschen ons, maar ik geloof, dat wy tot de conclusie zijn gekomen, dat dit niet zoo was. Je vader was uit Devonshire afkomstig en deze Gilchrists woonden by Stoneshire." „Myn vader is ook in Devonshire geboren, maar zijn familie kwam uit het Noorden." „Toch geloof ik niet, -dat hij tot dezelfde familie hoorde, als waaraan myn nicht Honor door haar huwelyk verwant is. Dat waren geen aangename menschen. Het was dan ook een zeer ongelukkig huwelijk voor die arme Honor! By was als kind zoo'n alleraardigst, opgewekt fling: we keken er altyd vol verlangen naar uit, als zy weer eens een tydje bij ons logeeren kwam. Ze heeft dien George Gilchrist ontmoet op de boot, toen ze overstak naar Dublin; en kort daarna is ze met hem getrouwd, tégen den zin van haar familie. Hy moet zeer knap van uiterlyk zyn geweest, maar een man, die nergens voor deugde. Ze is maar een paar jaar getrouwd geweest. Ik heb haar later maar ééns gezien, toen ze een paar maanden vóór haar dood in Londen kwam met haar zoontje Rorke. Ze was toen toch zoo veranderd, die arme Honor! Ze logeerden by ons en jy en Rorke hebt zoo geweldig gevochten, dat jullie ge scheiden moest worden. Hy was een paar jaar jonger dan jy, maar een pootig kereltje." „Kent u dien Rorke Gilchrist ook, waarmee ik zoo slaags ben geweest. Miss Gilchrist?" „Ik weet, dat er een Rorke Gilchrist is, of schoon ik hém, nóch zyn familie, ooit gezien heb," antwoordde zy haastig, want de wending, die nu het gesprek genomen had, leek haar al byzonder pynlyk. Zélf zou ze het heerlyk hebben gevonden, als er een band mocht bestaan tus schen haar en die vriendelyke Warreners; maar Janie stónd er immers op, dat haar verblijf plaats geheim zou worlen gehouden voor iedereen. „Woont hy in Stoneshire?" vroeg Dick. „Ja." „George Gilchrist, of zyn familie dan," ging Mrs. Warrener voort, „woonde op een buiten plaats: „Redwall Grange" in de gemeente Chat- beck. Heb je daar familie, Elizabeth?" O, wat had zy zich toch in een wespennest, gestoken door die schynbaar onschuldige mis leiding! Wó,t kon de waarheidlievende Elizabe.-i eigenlijk anders hebben gezoqd, dan: ,Mijn zus ter is daar nu?" Maar, het geheim van een ander te verklappen, leek haar haast even slecht gehandeld en dus antwoordde ze ontwykend: „Ik geloof, dat er nu wel familie woont van mijn vader en daar moet ook een Rorke Gilchrist onder wezen. Maar omdat wy nooit meer met elkaar zijn omgegaan...." Zij hield ineens op, want wat kon ze er nu eigenlyk verder byvoegen, zonder de waarheid te kort te doen? Mrs. Warrener was te zeer verdiept in het verleden, om iets vreemds in haar houding op te merken; voor haar zoon ging dit echter niet verloren. „Ik denk, dat ik eens schryf aan den zoon van Honor. Je moet dien brief maar eens voor mij behandelen, Elizabeth. Hy zal het eigenaardig vinden, dat hier in huis nog een nichtje van hem is." „Ik geloof niet, dat hy, van zyn kant, nu zoo vele belang stelt in de familie," Mrs. Warrener ging nog voort over de Gilchrists in Stoneford, maar uit ontferming over Elizabeth bracht Dick het gesprek op iets anders. Toch leek het, of er een schaduw was getrokken over hun gemakkeiyker wyze van omgang; althans, het ongedwongene en opge wekte was er nu af. Dick bracht verder den avond door in den salon van zyn moeder en Betty speelde voor hen. Een paar ochtenden later, toen hy vóór zyn moeder beneden was, en den stapel brieven doorkeek, die op de ontbyttafel lag, trof hem op één daarvan het poststempel: „Chatbeck." „Kyk, daar is zeker een brief van onzen neef aan moeder. Neen hy is aan Miss Gilchrist." Bettv zag den verrasten blik in zyn oogen en voelde, dat haar verraderlyk blosje weer ver scheen. Zoo kalm mogelyk stak ze de hand uit en zei: „O, ja, ik weet wel, van wien het is." Maar ze zag, dat Dick's nieuwsgierigheid daar volstrekt niet mee bevredigd was. Dit voelde ze aan zijn buitengewone stilzwijgendheid en aan den blik, dien hy af en toe haar kant uitwierp. Ze besloot, Janie onverwyld te schryven en haar permissie te vragen, de feiten toe te lichten aan haar werkgeefster. Dick was overtuigd, dat dit aantrekkelyke kind zich bezwaard voelde door het een of ander ge heim, dat verband hield met de Gilchrists in Stoneshire. zy had wel beweerd, dat ze niets afwist van deze neven, maar ze ontving toch brieven uit het dorpje, waar die woonden. Dick's verlangen, om iets te hooren van dien neef, van wien hy zich niets meer herinnerde, maar dien hy zeker met meer ingenomenheid beschouwde dan tóen, werd mèt het uur grooter. Na een paar dagen schreef Rorke dan ook een korten, nietszeggenden brief, die al met andere correspondentie van zyn moeder ver scheurd was, eer hy dien gezien had. Rorke had er alleen in meegedeeld, dat er niet veel kans op bestond, dat hy ooit in Londen zou komen en de belangstelling van zyn moeder voor de Gilchrists in Stoneshire was dan ook weldra op den achtergrond gedrongen. HOOFDSTUK X „Dus dan is Schoonheid toch met Beest ge trouwd, Janie?" „Ja, maar hij was immers geen écht Beest, Charlie? Hij was eerst altyd een Prins geweest." „Ja, dat weet ik, maar hij zou altyd een Beest gebleven zijn, als Schoonheid hem weer niet in een Prins omgetooverd had. Dat vind^ik een heel mooie geschiedenis. Jij niet, Rorke?" Rorke mompelde enkel iets binnensmonds en trok den hoed verder over de oogen. Het was nu al zóó ver gekomen, dat hij er by zat en dat hy numero drie van het gezelschap was, als Janie en Charlie elkaar sprookjes vertelden; maar hy maakte nog geen commentaren. Dit schrikte Charlie echter niet af. Hij was nu niet meer bang voor zyn broer en dit was hoofdzaak! Heel rustig en tevreden lag hij dus in de hangmat, die Janie voor hem onder de boomen bevestigd had. Zij genoot van die ver beterde verhouding tusschen de broers, zonder geheel te beseffen, in hoe verre dit haar werk was. Een week lang, na dit verstuiken van zijn voetje, had Charlie volkomen rust moeten nemen. Het was heerlyk zomerweer en iederen dag had Rorke hem naar buiten gedragen in den tuin, in den boomgaard, of op het hooiveld en had hy daar uren-lang doorgebracht onder de boomen, terwyl Janie las, of naaide, of praatte, of geschiedenissen vertelde, en zelfs wel eens liedjes voor hem zong onder begeleiding van de banjo. Wie van de broers met de meeste aandacht, luisterde, of wie er het meest van genoot die vragen kwamen niet eens bij haar op. Ze wist alleen maar, dat ze zich heel gelukkig voelde in dezen tyd. Ze had er nooit bekooriyker uitge zien, stralend van jeugd en opgewektheid. De eenige schaduwen op dezen gelukkigen tyd waren de bezoeken van den dokter, die onnoodis veelvuldig waren volgens Rorke's opvattingj Janie's afkeer van dien man was nog maar ge" ring vergeleken bij dien van Rorke. „Waarom haat u hem toch zoozeer?" vroeg ze hem eens. „Waarom haat hem zoo?" luidde zyn weder vraag. De reden zou ik niet kunnen verklaren." „Maar ik wél: hij is net een rat." „Misschien is hij dat in een vorig bestaan oo» geweest. En dan was zeker een terrier! M dunkt, ik zie al, hoe u hem tusschen de tanden heen en weer schudde!" „Was het maar waar!" klonk het snakken" van Rorke. Nu waren ze het niet betreffende ieder onder^ werp zoo onvoorwaardelijk eens, maar de on derlinge goede verstandhouding tusschen he drietal blèèf en Rorke begon al wat stoutmoedi ger te worden in den omgang. Zoo vroeg hy haa eens: „Wat was je vader, Janie?" Bij die gelegenheid stond hy aan den buiten kant op het kozyn van het keukenraam geleuh°' terwijl zy aan het strijken was. Minnie ha haar „uitgaansdag". Het was heerlyk zonnig c toch frisch in de keuken. Janie was aan het invochten van enkei blouses van Charlie en blijkbaar was zy hiet zóó verdiept, dat het eenigen tijd duurde, eer antwoordde. .(Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10