De avonturen van Prof je en Struis je
'van
w
1
Oud papier
750.- &»sr - - -
TWEE NICHTEN
EN TWEE NEVEN
JU-
DONDERDAG 23 SEPTEMBER 1937
Vierhonderd ton per jaar
Het concours Lépïne
oplossing
Gandhi en zijn zoon
Stukslaan
Van snippers tot balen
Wit en gekleurd papier
Niets anders dan een uitvinders-
beurs
I-h/j*
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN HET
NAAR HET ENCELSCH
Tel
Wat doet 'n groote instelling als de Poste
rijen met haar oud papier? In het
Septembernummer van „Telegraaf en
Telefoon", Orgaan van de Vereeniging van
electrotechnische ambtenaren der telegrafie en
telefonie, wordt op deze vraag een uitvoerig
antwoord gegeven, waarin tallooze wetens
waardige bijzonderheden verwerkt zijn. Het ar
tikel handelt over de papiervernietiging in het
Centrale magazijn der P.T.T. te Leidschendam.
Wij veroorloven ons, er het volgende aan te
ontleenen:
Voorgeschreven is, wanneer, hoe en waar
heen de oude archiefstukken en registers van
de kantoren en bureelen opgezonden moeten
worden.
Dit oude papier werd tot voor kort jaariyks
aan bepaalde, bekende papierfabrieken verkocht
om aldaar vermalen te worden voor de fabri
cage van nieuw papier. Bovendien worden pe
riodiek bescheiden door het Hoofdbestuur op
geruimd, zooals van de afdeeling Posteryen het
kaartpapier, als postwissels, adreskaarten, enz.,
adviezen, spaarbankregisters en archiefbeschei
den. Voorts de buiten dienst gestelde modellen
van de afdeelingen Telegrafie en Telefonie, als
de minuten van telegrammen, bladen en stroo-
ken voor de aanneming, overseining en afleve
ring van telegrammen, telegraafrollen en ver
dere archiefstukken. Van de hier genoemde be
scheiden is voor sommige wettelijk vastgesteld,
dat zy vernietigd moeten worden. Ten slotte
wordt ten Hoofdbesture verzameld de ongesor
teerde en onuitgezochte inhoud van de papier
manden.
Het oude papier van de kantoren en buree
len omvat jaariyks ongeveer 200 ton, dat van
het Hoofdbestuur, met uitzondering van den in
houd der papiermanden, ook ongeveer 200 ton.
Het oude papier van het Hoofdbestuur is de
laatste jaren verkocht aan de Berghuizer Pa
pierfabrieken te Wapenveld. In het contract
met deze firma is, naast andere bepalingen, ook
opgenomen, dat het onleesbaar maken alleen
mag geschieden onder toezicht van een amb
tenaar, daartoe door of vanwege den P.T.T.-
dienst aangewezen. Dit toezicht wordt gehou
den door een der ambtenaren van een nabij
gelegen kantoor. Het papier voor Wapenveld
werd te Leidschendam verzameld, aldaar
eenigszins gesorteerd en in postzakken verpakt.
Dit werk geschiedde door twee werklieden, van
wie er een het papier in een aan touwen vast-
gemaakten zak wierp, terwijl de andere, op een
verhevenheid staande, met de voeten het pa
pier in den zak vaststampte. Deze zakken wer
den ongeveer maandelijks aan de papierfabriek
aangeboden en per spoor daarheen verzonden.
By een bezoek van den directeur-generaal
aan Leidschendam, in 1932, viel diens aandacht
op deze betrekkeiyk primitieve manier van wer
ken en droeg deze op, een onderzoek in testel
len, of een machinale wijze van vernietiging
en verpakking mogeiyk was. Een daarnaar in
gesteld onderzoek leidde tot het resultaat, dat
snyden van de groote hoeveelheid papier van
verschillende grootte en vorm in snippers
moeilyk uitvoerbaar was en dat de in den han
del zynde z.g. hamermolens, welke o.m. ge
bruikt worden voor het stukslaan van voeder-
granen enz., voor het doel wel bruikbaar zou
den zijn, doch door de wijze van uitvoering
veel kracht vereischten. Aangezien het strodm-
tarief van de gemeente Stomp wijk, waarin het
magazyn te Leidschendam gelegen is, vryhoog
is, zou de verwerking van het oude papier te
kostbaar worden, zoodat de aanschaffing van
een machinale installatie werd ontraden. In
1934 vestigde de Chef van de 8ste Afdeeling
van het Hoofdbestuur, onder wien de verkoop
van het oude papier ressorteert, er de aandacht
op, dat naar verkregen inlichtingen de op
brengst van de 400 ton oud papier meer dan
het dubbele zou kunnen bedragen, indien het
zonder eenigen eisch van onleesbaar maken aan
handelaren in oud papier zou kunnen worden
verkocht, voor verwerking zoowel in het bin
nen- als in het buitenland. Dit gaf aanleiding,
het oude project nog eens onder de oogen te
zien en te trachten een oplossing te vinden
voor een rendabele exploitatie. Aan verschil
lende adressen werd navraag gedaan, op welke
wyze de vernietiging het beste zou kunnen ge
schieden^ van diverse mogelijke manieren, als
weeken in 't water, bleeken met chloorgas, wera
onderzocht, of zy voor het beoogde doel bruik
baar waren. Contact werd verkregen met de
Machine- en ventilatorenfabriek H. T. Kiekens
te Landsmeer, die voor eenige papierfabrieken
kleine installaties had geleverd voor het stuk
slaan van groote vellen papier in kleine vlok
ken.
Een overleg met dezen fabrikant leidde tot
een aanbieding van een installatie, geschikt
voor het stukslaan van een hoeveelheid van
ongeveer 600 ton 's jaars in snippers van onge
veer 16 c.M.2. Deze installatie zou bestaan uit
2 slagmachines, elk met een vermogen van
4 PK., een exhauster met een motor van 3Vi
P.K. en een electrische balenpers, drukkende
ongeveer 18 t. per M2., aangedreven door een
motor van 1% P.K.
Een exploitatierekening werd opgezet, doch
de stroomkosten maakten een te hoog bedrag
uit om met de kosten voor verpakking en rente
en afschrijving voor gebouw en installatie een
loonend bedrijf te verkrijgen. Daarom werd ge
tracht by het gemeentelyke electriciteitsbedryf
van Stompwyk een lager tarief te bedingen.
By een conferentie tusschen den hoofdinge
nieur van den Rijksoverheidsdienst, den di
recteur van het electriciteitsbedrijf en de lei
ding van den Centralen Magazijndienst kwam
tot uiting, dat het verbruik voor den dagelyk-
schen dienst van het Centrale magazijn te
Leidschendam gering was, in verhouding tot
de maximale belasting, hetgeen voor 'n stroom-
leverancier van een plattelandsgemeente, waar
alleen kleine nijverheid is gevestigd, zeer on-
voordeelig is. Immers, de kabeldistributie eischt
voor de bediening van hijschkraan en kabel-
wikkelmachine een vrij hoog stroomverbruik
gedurende een korten tijd. Indien echter een
regelmatige stroomafneming er by kon worden
gegarandeeAi, zou het mogelyk zyn een voor-
dceliger tarief te verkrijgen. Deze besprekingen
leidden tot een aannemelijk voorstel, waarby
de opgezette exploitatierekening voor een pa-
piervemietigingsinstallatie een voordeelig saldo
zou opleveren.
Inmiddels was door den leverancier van de
installatie een kleine proefmachine gebouwd,
om te kunnen nagaan, of het opgegeven kracht-
verbruik voor de slagmachines voldoende zou
zijn om de gegarandeerde productie van 1000
Kg. per dag en papiersnippers van een grootte
van ongeveer 16 c.M.2 te verkrijgen. Proeven
met deze machine leidden tot het resultaat, dat
de motoren der slagmachines tot 5 P.K. opge
voerd zouden moeten worden. Na bezichtiging
van het met de machine verkregen product,
verklaarden de chefs van de eerste afdeeling A
en van de tweede afdeeling van het Hoofdbe
stuur bezwaren te hebben tegen de grootte der
papiersnippers. Gevreesd werd, dat de snippers
van deze grootte van geheime stukken en tele-
graafbescheiden geen voldoende vernietiging
waarborgden. Aangezien de wyze van vernieti
ging voor de overige bescheiden voldoende
werd geoordeeld en het tot kleinere snippers
stukslaan naar verhouding tot veel grooter
stroomverbruik leidt en tot veel stofvorming en
dus tot paplerverlies aanleiding geeft, werd be
sloten de bescheiden van de eerste afdeeling A
en van de tweede afdeeling, in totaal ongeveer
50 ton per jaar, niet door de installatie te laten
verwerken. Dit oude papier wordt op de gewone
wijze onder toezicht in de fabriek vernietigd.
De installatie is ondergebracht in een der be
staande loodsen te Leidschendam, die voor dit
doel door tusschenmuren in 3 vertrekken is
verdeeld: de snipperruimte, de motorkamer en
het perslokaal. Bovendien is een klein vertrek
afgescheiden voor de kachel van de centrale
verwarming van de loods. De installatie werkt
van Augustus 1936 af. In het begin moesten
talryke moeilijkheden overwonnen worden, zoo
dat de productie van Augustus tot en met De
cember 1936 slechts gemiddeld 20, in plaats van
30 ton 's maands, heeft bedragen.
De verpakking van de snippers tot balen ver
oorzaakte in het begin veel last. Het product
is licht en zeer weinig samenhangend. De pers-
kist, gevuld met papiervlokken, zooals deze uit
de silo vallen, kan, indien niet aangestampt
wordt, slechts 18 Kg. gewicht bevatten, zoodat
het, om het aantal malen, dat de kist onder
de pers gebracht moet worden, zoo gering mo
gelijk te maken, noodig werd, tijdens het vullen
de massa met een houten stamper aan te stam
pen. Bij deze bewerking ontwikkelt zich nogal
hinderlijk veel stof. Hierdoor werd het noodig,
de perskist met een plaatijzeren koker te om
geven, waarin het stof door een ventilator
wordt afgezogen. Met gedurende de vulling ge
regeld aanstampen en 2 maal persen, worden
thans balen verkregen van ongeveer 150 Kg.
gewicht.
By den opzet was er op gerekend, dat het
voldoende zou zyn, een baal van onder en van
boven met een stevig papier af te dekken en
de baal met een paar staalbanden te omgeven.
Een dergelijke afwerking der balen bleek ge
heel onvoldoende te zijn, omdat de kanten van
de baal, na uit de pers te zijn gereden, geen
samenhang bleken te bezitten en de snippers
er zonder eenige moeite uitgetrokken konden
worden. Na veel proefnemingen is ten slotte de
keus gevallen op het omgeven der balen met
grofmazige gonje, dat met jutetouw wordt
dichtgenaaid. De balen worden voorts voorzien
van een kruisband van staalband. De kosten
voor verpakking zyn nu wel hooger geworden
dan oorspronkelijk was geraamd, doch deze
vvy-.'
Voor de eerste maal sinds vele jaren is
't in den Londenschen Dierentuin gelukt,
Chineesche alligators uit den Jangtse
uit te broeden. Hier in de Hand zien de
later zoo gevaarlijke en vraatzuchtige
dieren er als speelgoed uit
hoogere uitgaven worden gedekt door het ge
wicht der balen, dat oorspronkelyk op 100 Kg.
was gesteld, grooter te maken, zoodat de kosten
per 100 Kg. de raming niet te boven gaan.
Geslagen en verpakt worden ongeveer 1,5 ton
papier per dag, gedurende 5 dagen in de week.
's Zaterdags worden in de ochtenduren nog een
paar balen gemaakt en worden de verdere uren
van den morgen besteed aan het schoonmaken
van de installatie en de werklokalen. Per week
bedraagt de productie dus ongeveer 7,5 ton, per
maand ongeveer 30 ton en per jaar ongeveer
360 ton.
Bij de laatste verkooping van het product
voor het tydvak Mei tot en met December 1937
werden prijzen bedongen, welke zóóveel hoo
ger liggen dan die, welke ongeveer een maand
tevoren werden geboden voor papier, dat on
der de oude voorwaarden werd verkocht, dat,
na aftrek der kosten voor de vernietiging,
rente en afschrijving van het gebouw en de
installatie inbegrepen, nog een ruime winst
marge aanwezig is.
Is dit eensdeels daaraan toe te schryven, dat
de laatste verkooping zonder eenige restrictie,
voor verwerking in binnen- of buitenland, is
geschied, anderdeels zal er door den kooper ook
rekening mede zijn gehouden, dat het verma
len van papiersnippers tot papierpap minder
arbeid vraagt dan van het ingescheurde papier.
By de laatste verkooping is er ook onderscheid
gemaakt tusschen de levering van wit beschre
ven of bedrukt papier en gekleurd. De geboden
prijzen voor wit papier zyn belangrijk hooger
dan voor gekleurd z.g. bont papier, zoo
dat het alleszins de moeite loont het oude pa
pier te sorteeren. Indien het sorteeren echter
in het centrale magazijn zou moeten geschie
den, zou hiermee te veel tijd gemoeid zyn en
zouden voor deze werkzaamheden aparte werk
krachten aanwezig moeten zyn, waardoor het
geldelijke voordeel voor een groot gedeelte ver
loren zou gaan. Aan de afzenders zal het sor
teeren echter niet veel meer werk behoeven te
geven, indien by de verpakking in zakken wit
en bont papier gescheiden worden gehouden,
hetgeen zeer in het voordeel is van hetstaats-
bedryf, omdat de opbrengst van wit papier
eenige tientallen guldens per ton hooger is dan
van bont papier.
De aanvoer van het oude papier door de kan
toren geschiedt zooveel mogelyk met de post
treinen. Een regeling is getroffen, dat de op
zending per kwartaal plaats vindt; de kanto
ren, waarvan de plaatsnaam begint met een
der letters A—I zenden de voorraden weg in
Januari, April, Juli en October, die van J—R
in Februari, Mei, Augustus en November en de
overige in Maart, Juni, September en Decem
ber. Ter voorkoming van overbelasting van de
postrijtuigen zenden sommige kantoren het
oude papier niet verder dan Amsterdam, Rot
terdam, Haarlem, Leiden en Utrecht, vanwaar
de afvoer als retourvracht door de vrachtauto
mobielen van den centralen magazijndienst
plaats vindt.
De installatie werkt nu ongeveer een jaar.
De resultaten komen over het algemeen over
een met de verwachtingen, bij den opzet ge
wekt. Alleen de slijtage van de tanden der
messen baart eenige zorg. Aangezien met in
stallaties voor het stukslaan van papier nog
weinig ondervinding is opgedaan, heeft de fa
brikant geen garantie voor de slijtage van de
messen op zich willen nemen. De tanden der
messen worden in het gebruik zeer spoedig bot,
hetgeen herhaaldeiyk siypen noodzakelijk
maakt. De ondervinding zal moeten leeren,
welke staalsoort voor het doel het beste ge
schikt is.
Parys staat in deze dagen in het teeken
van het „Concours Lépine 1937", de jaar
beurs. waar de uitvinders de producten
van hun vernuft ten toon stellen.
Het „Concours Lépine" is in het Parijsche
leven iets heel byzonders. Het wordt dit jaar
voor de 35ste maal gehouden en is niets an
ders dan een uitvindersbeurs, waar hoofdzake
lijk knutselaars en amateurs de producten van
weken en maanden van moeizaam zoeken en
experimenteeren, en menigmaal ook slechts
van hun al te levendige fantasie, ten toon
stellen. Maar deze uitvindersbeurs staat by
het publiek in een goed blaadje. Vooral de
huisvrouwen houden ervan, er rond te snuf
felen en allerlei „wonderbaarlyke apparaten"
te koopen, waarvan zy zich wonderen van ge
mak in de huishouding voorstellen en die, naar
de ervaring heeft geleerd, hoogstens drie maal
worden gebruikt, om daarna in een hoek te
worden gezet en vergeten.
De uitvinders, die aan het Concours Lépine
deelnemen, vormen een klasse op zichzelf. Zy
zijn noch halsstarrig, noch trotsch. Men moet
niet verwachten, hier stukken te vinden, die
met alle mogelyke raffinement voor het oog
mooi gemaakt zyn, gepolitoerd, vernikkeld, of
wat al niet. Neen, op het Concours Lépine
biedt zich het uitvindersgenie als het ware in
zijn maagdelijken staat aan. Deze beurs is het
paradys voor die onvermoeide knutselaars, die
lang hebben nagedacht en die zonder uitvoerige
mathematische berekeningen, zonder eenig
wetenschappelijk overleg, doch met die onver-
zettelykheid en taaie volharding aan het werk
gaan, die men zich slechts verwerft, als men
door langen omgang volkomen vertrouwd ge
worden is met de materialen.
De wetenschappelyk gevormde ingenieurs
mogen misschien een geringschattend schou
derophalen hebben voor die bescheiden, ronde
houten schijf, die hier met het verbluffende
opschrift „Permanent draaiende schijf" te kijk
staat. De „uitvinder" ervan is een arbeider
aan een groote fabriek. Men mag van zijn
„uitvinding" zeggen wat men wil, maar zij be
wijst in elk geval, dat deze man zich in zyn
vrijen tyd met idealen bezig houdt.
Van alles is hier te vinden. Daar staan be-
Dat ging best. Nadat ze een paar uur on
derweg waren, passeerden ze aan den weg
een groote boerdery met een hoenderpark
erby. Profje zag by het hek van de boerdery
een paar eieren liggen.
Die wilde hij eens bekijken en zenuwachtig
morrelde hy aan het touw cm van Struisje's
rug af te komen. Struis je hwlp hem een
handje en daarna vlogen ze op de eieren af.
Het waren echter heel gewone eieren van
gewone kippen, doch Profje had dit niet ge
merkt en aandachtig bekeek hy ze door de
loupe die hy altyd by zich droeg.
Met het kleine krantenknipsel als een on-
misbaren gids in de hand, liep Albert Du-
franger bedachtzaam door de Rue Par-
naux en telde de huisnummers. Voor een een
voudige woning bleef hy stilstaan, keek naar
de cijfers op den deurpost, dan weer naar zijn
uitgeknipte advertentie en maakte juist aan
stalten de smalle trap op te gaan, toen er dui-
delyk merkbaar iemand naast hem kwam
staan. Terwyl Albert Dufranger zijn gevoelig
getroffen voet wat verplaatste, hoorde hy een
stem naast zich „Pardon" zeggen, maar van
eenigen verontschuldigenden toon was daarin
niets te hooren. Een in het grijs gekleede dame,
die handschoenen van dezelfde kleur droeg,
stond naast hem. In haar linkerhand had ook
zij de advertentie: „Een kleine, zonnige kamer,
met piano, modern gemeubileerd, te huur,"
haar rechterhand speelde met een kleine, ste
vige parapluie.
„Ik had u niet gezien!" zei ze nog.
„Dan is u bepaald kortzichtig dame," was
het prompte antwoord en zonder verder naar
zyn mededingster voor de zonnige kamer om
te zien, nam Albert de eerste treden van de
hardsteenen stoep. Vlak achter hem hoorde hij
kleine dribbelpasjes. Op het portaaltje waren ze
vlak naast elkaar en twee handen strekten zich
gelijktijdig, om de bel in beweging te zetten.
„Pardon" zei Albert en trok zijn hand terug.
Een vreeselyk zoet lachje, dat irriteerde, dank
te hem voor deze geste. Het meisje belde en sa
men wachtten ze.
Een vriendelijke, nogal corpulente dame
Lepier heette ze volgens het naambordje die
er buitengewoon Albert dacht ongewoon
zindelyk uitzag, deed open en groette heel een
voudig „Goeden dag".
Twee hoofden knikten en vier oogen zagen
haar weer aan.
„U komt natuurlyk naar de kamer kyken,"
vervolgde madame Lepier. „Komt u binnen en
overtuigt u, dat ik er niets te veel van heb ge
zegd. Voor een paartje als u beiden is ze als
geknipt!"
Het meisje ketste er meteen over heen: „We
zijn geen paar!" Albert kleurde. „Deze heer,
de volle klemtoon lag op „heer", „is my geluk
kig totaal vreemd."
„Ah, zoo," zei madame Lepier.
„Inderdaad," bevestigde Albert.
„Ik had eerlijk gedacht, dat u by elkaar
hoorde. Maar komt u binnen!"
Het meisje voorop en Albert als hekkensluiter,
zoo arriveerde het trio in de zit-, eet- en mu
ziekkamer, waarvan niets anders kon worden
gezegd, dan dat ze er proper uitzag. Bijna ter
loops noemde madame Lepier den huurprijs,
toen het meisje al heel gedecideerd antwoordde.
„Accoord, madame."
„Ik huur deze kamer." Het meisje was een
tikje radder van tong, dus was zij eerder en
constateerde dit heuglijk feit met onverholen
vreugde.
„Ik was het eerst, mynheer!"
jj bedoelt," corrigeerde Albert, „dat u hier
het eerst gesproken heeft, maar ik stond het
eerste voor de deur!"
Beslist u dan, madame, wie u de kamer wilt
verhuren, want met dezen heer (weer de volle
nadruk er op) valt niet te redeneeren!"
Madame Lepier kuchte en maakte heupbewe
gingen. Dan snoof ze heel diep, wendde haar
neus in de richting van de deur en riep: „O,
de melk!" Met een slag viel de deur dicht; de
beide rivalen waren alleen.
De stilte, die volgde, werkte verlammend op
Albert, maar had niet den minsten invloed op
het meisje. Zij was het tenminste, die het eerst
het woord nam.
„Laten we er om kruis-en-munten, mijnheer!
U mag kiezen!"
Automatisch haalde Albert een franc-stuk uit
zijn broekzak, zei „Munt" en wierp het geldstuk
op. Nieuwsgierig boog het meisje zich, dan volg
de een diepe,
ontgoochelde
zucht en weer j r} hpcfp
het woordje
„Munt". Een
oogenblik keek ze i
Albert recht in
de oogen, dan
keerde ze zich coquet om, liep naar de piano
en tokkelde over de hooge accoorden.
Albert wist niet beter te doen, dan nu op zyn
beurt het meisje te volgen en liet de bas-snaren
dreunen.
„Het spijt me zeer, dame" vermande hy zich
tenslotte, „dat ik heb gewonnen. Toch denk ik
er geen gebruik van te maken. Eigenlijk denk
ik dat niet, maar dat weet ik wel heel zeker!
Neemt u deze kamer!"
Het meisje zweeg. In hooge tonen zweefde
een licht melodietje door de kamer. Over zyn
bril heen keek Albert naar het meisje, dan
naar haar slanke vingers en toen eerst ont
waakte de musicus in hem. Hij schoof de piano
kruk naar zich toe en opnieuw ruischte de me
lodie, maar nu in zwaardere accoorden en in
tallooze variaties.
Toen Albert ophield, zei het meisje slechts
„Buitengewoon!"
„Vindt U? 't Is myn beroep!"
„U is dus ook musicus?"
„Ik ben enkele weken geleden uit Berlijn
teruggekeerd en wil nu hier myn studies beëin
digen. Daarom leek my deze kamer zoo!
MaarAlbert keek naar het meisje, wier
licht-gryze oogen ondeugend lachten en voelde
een ongekende trilling, die niet onaangenaam
was. „Maar deze kamer behoort U!"
Juist toen kwam madame Lepier weer binnen.
„Enwas het eenige, dat ze zei.
„De kamer behoort aan deze dame!" ant
woordde Albert.
„Ik denk er gewoonweg niet aan. Deze heer
(hoe mild klonk het nu) is van beroep musicus
en heeft de piano dus meer noodig dan ik. IK
trek mij terug!"
„Als je me nou," verwonderde madame Le
pier zich. „Nog geen kwartier geleden wilde U
beiden deze kamer huren en nu wil de een ze
aan den ander laten! Weet u wat u doet, komt
u mij over een uurtje de beslissing brengen."
Voor het avond was, had madame Lepier
haar kamer verhuurd aan den heer Albert
Dufranger. Niet lang bleef hy er wonen, want
na een half jaar trad hy in het huwelyk met
zyn rivale, die hem op het laatst zoo grootmoe
dig de voorkeur liet hebben.
(Nadruk verboden).
veiligingsinstallaties tegen diefstal, naast
scheepsmodellen, die hun ontstaan nan even
zoovele kleine, onbekende geniëen te danken
hebben. Een „kunstmatig hart" is er ten toon
gesteld. De vliegerij heeft duizenden breinen ge-
inspireerd en een miniatuurapparaat, dat de
uitvinder „klaverblad van vier" noemt, en dat
in zijn vorm volkomen afwijkt van de huidige
vliegtuigtypen, bewijst, dat zij die het hoofd
vol hebben van technische denkbeelden, zich
door de resultaten van de moderne vliegerij
geenszins laten afschrikken. Of deze machine
vliegt, is natuurlyk een geheel andere kwestie.
Waarschijnlijk is zy nog in het geheel niet op
ware grootte uitgevoerd en zijn er nog geen
proeven mee genomen. Maar de uitvinder is
er heilig van overtuigd, dat de vliegerij door
zyn model geheel nieuwe wegen zal inslaan.
Dan zijn er de uitvinders, die zich aan de
machinerie van onze klokken wagen. Waarom
moeten die ajtijd door gewichten of door een
veer in beweging gebracht worden? Men kan
toch ook wel eens wat anders probeeren. Zoo
ziet men hier een klok tentoongesteld, die aan
den gang wordt gehouden, doordat kleine sta
len kogeltjes op een groot scheprad vallen. Men
glimlacht er om. Misschien zal zoo n klok over
tweehonderd jaar in het curiositeitenkabinet
van een museum staan.
Een ander probleem, dat de amateuruiWin
ders altijd weer bezighoudt, is de veiligheid in
het water. Men ziet hier reddinggordels in alle
mogelijke soorten. Eén, die met louter kleine
luchtballonnetjes bezet is, zou in een mon
daine badplaats een ware sensatie kunnen wor
den. Vlak daarnaast staat een model, dat er
als een soort baggermachine uitziet. Het moet,
volgens de bygevoegde verklaring, dienen om
de lijken van drenkelingen aan de oppervlakte
te brengen.
De vele oorlogsverminkten hebben een der
uitvinders op de gedachte gebracht, krukken te
construeeren, die den invalide in staat stel
len, even snel en gemakkelyk te loopen als een
gezond mensch. De uitvinder is zelf oorlogs
invalide en mist beide beenen.
Ook het thema „stryd tegen het bederf"
vindt op deze tentoonstelling aanhangers.
Iemand laat er schoenen zien, die voorzien zyn
van rubberzolen uit oude autobanden.
Het Concours Lépine, dat buiten voor de
Porte de Versailles wordt gehouden, trekt al
tyd drommen bezoekers. Maar de tyd doet
zyn producten altijd zeer snel verdwynen. Dat
hindert echter niet, want het wordt elk jaar
herhaald. En misschien wie weet duikt
hier nu en dan wel eens een denkbeeld op, dat,
zij het in gewijzigden vorm, eens de mensch-
heid op een of ander technisch gebied weer een
stuk verder brengt.
Gelyk wij reeds vroeger meedeelden is de
zoon van Gandhi genaamd Harilal tot den
Islam overgegaan. Gandhi heeft zich nu met
een verklaring tot de Mohammedanen gewend.
Hy zegt: „Zij die voor den overgang tot den
Islam van myn zoon verantwoordelyk zyn,
hebben in het geheel geen maatregelen geno
men om vast te stellen, of zyn belijdenis ook
werkelijk ernstig en echt is. Zeer zeker is een
bekeering een aangelegenheid tusschen den
mensch en zijn Schepper, die alleen het hart
van zijn schepselen nauwkeurig kent. En een
bekeering zonder een zuiver hart is naar myn
meening een verloochening van God en van
den godsdienst." Hy verzoekt daarom de Mo-
hammedaansche geestelyken om Harilal's be
keering zorgvuldig te onderzoeken en wanneer
zij bevonden dat zyn overgang buiten zyn
zieleovertuiging omging, dat ronduit te zeg
gen en hem niet te aanvaarden; wanneer ia
echter bevonden dat hy het ernstig meende,
dat zij er dan op zouden toezien, dat hy tegen
verzoekingen beschermd werd, aoodat zyn
ernstig besluit er toe leide, dat hy een God-
vreezend lid der menschelyke gemeenschap
wordt.
Het is nJ. bekend dat Gandhi's zoon jaren
lang het leven van een verloren zoon geleid
heeft.
(Ned. Chr. Persbureau)
at beteekent het lijden in den tijd,
vergeleken bij een eeuwigheid van
gelukzaligheid?
Fpmw* i Pt L' O fTA pij verlies van een band,
MI H I 1 Ij tl ongevallen verzexera voor een ucr vuigcuuc uitAccim^bu - r\Kti^V\f A
„Ik vrees van niet. Er zyn wel enkele
Gilchrists aan ons verwant, maar ik denk niet,
dat Elizabeth er nu zooveel voor voelen zou, om
ook familie van hen te zyn. Ik herinner mij
nog, kind, dat ik je moeder, toen zy trouwde,
heb gevraagd, of er ook eenige betrekking be
stond tusschen ons, maar ik geloof, dat wy tot
de conclusie zijn gekomen, dat dit niet zoo was.
Je vader was uit Devonshire afkomstig en deze
Gilchrists woonden by Stoneshire."
„Myn vader is ook in Devonshire geboren,
maar zijn familie kwam uit het Noorden."
„Toch geloof ik niet, -dat hij tot dezelfde
familie hoorde, als waaraan myn nicht Honor
door haar huwelyk verwant is. Dat waren geen
aangename menschen. Het was dan ook een
zeer ongelukkig huwelijk voor die arme Honor!
By was als kind zoo'n alleraardigst, opgewekt
fling: we keken er altyd vol verlangen naar
uit, als zy weer eens een tydje bij ons logeeren
kwam. Ze heeft dien George Gilchrist ontmoet
op de boot, toen ze overstak naar Dublin; en
kort daarna is ze met hem getrouwd, tégen
den zin van haar familie. Hy moet zeer knap
van uiterlyk zyn geweest, maar een man, die
nergens voor deugde. Ze is maar een paar jaar
getrouwd geweest. Ik heb haar later maar ééns
gezien, toen ze een paar maanden vóór haar
dood in Londen kwam met haar zoontje Rorke.
Ze was toen toch zoo veranderd, die arme
Honor! Ze logeerden by ons en jy en Rorke
hebt zoo geweldig gevochten, dat jullie ge
scheiden moest worden. Hy was een paar jaar
jonger dan jy, maar een pootig kereltje."
„Kent u dien Rorke Gilchrist ook, waarmee
ik zoo slaags ben geweest. Miss Gilchrist?"
„Ik weet, dat er een Rorke Gilchrist is, of
schoon ik hém, nóch zyn familie, ooit gezien
heb," antwoordde zy haastig, want de wending,
die nu het gesprek genomen had, leek haar al
byzonder pynlyk. Zélf zou ze het heerlyk hebben
gevonden, als er een band mocht bestaan tus
schen haar en die vriendelyke Warreners; maar
Janie stónd er immers op, dat haar verblijf
plaats geheim zou worlen gehouden voor
iedereen.
„Woont hy in Stoneshire?" vroeg Dick.
„Ja."
„George Gilchrist, of zyn familie dan," ging
Mrs. Warrener voort, „woonde op een buiten
plaats: „Redwall Grange" in de gemeente Chat-
beck. Heb je daar familie, Elizabeth?"
O, wat had zy zich toch in een wespennest,
gestoken door die schynbaar onschuldige mis
leiding! Wó,t kon de waarheidlievende Elizabe.-i
eigenlijk anders hebben gezoqd, dan: ,Mijn zus
ter is daar nu?" Maar, het geheim van een
ander te verklappen, leek haar haast even slecht
gehandeld en dus antwoordde ze ontwykend:
„Ik geloof, dat er nu wel familie woont van
mijn vader en daar moet ook een Rorke Gilchrist
onder wezen. Maar omdat wy nooit meer met
elkaar zijn omgegaan...."
Zij hield ineens op, want wat kon ze er nu
eigenlyk verder byvoegen, zonder de waarheid
te kort te doen?
Mrs. Warrener was te zeer verdiept in het
verleden, om iets vreemds in haar houding op
te merken; voor haar zoon ging dit echter niet
verloren.
„Ik denk, dat ik eens schryf aan den zoon van
Honor. Je moet dien brief maar eens voor mij
behandelen, Elizabeth. Hy zal het eigenaardig
vinden, dat hier in huis nog een nichtje van
hem is."
„Ik geloof niet, dat hy, van zyn kant, nu zoo
vele belang stelt in de familie,"
Mrs. Warrener ging nog voort over de
Gilchrists in Stoneford, maar uit ontferming
over Elizabeth bracht Dick het gesprek op iets
anders. Toch leek het, of er een schaduw was
getrokken over hun gemakkeiyker wyze van
omgang; althans, het ongedwongene en opge
wekte was er nu af.
Dick bracht verder den avond door in den salon
van zyn moeder en Betty speelde voor hen.
Een paar ochtenden later, toen hy vóór zyn
moeder beneden was, en den stapel brieven
doorkeek, die op de ontbyttafel lag, trof hem op
één daarvan het poststempel: „Chatbeck."
„Kyk, daar is zeker een brief van onzen neef
aan moeder. Neen hy is aan Miss
Gilchrist."
Bettv zag den verrasten blik in zyn oogen en
voelde, dat haar verraderlyk blosje weer ver
scheen. Zoo kalm mogelyk stak ze de hand uit
en zei:
„O, ja, ik weet wel, van wien het is."
Maar ze zag, dat Dick's nieuwsgierigheid daar
volstrekt niet mee bevredigd was. Dit voelde ze
aan zijn buitengewone stilzwijgendheid en aan
den blik, dien hy af en toe haar kant uitwierp.
Ze besloot, Janie onverwyld te schryven en
haar permissie te vragen, de feiten toe te lichten
aan haar werkgeefster.
Dick was overtuigd, dat dit aantrekkelyke kind
zich bezwaard voelde door het een of ander ge
heim, dat verband hield met de Gilchrists
in Stoneshire. zy had wel beweerd, dat ze
niets afwist van deze neven, maar ze ontving
toch brieven uit het dorpje, waar die woonden.
Dick's verlangen, om iets te hooren van dien
neef, van wien hy zich niets meer herinnerde,
maar dien hy zeker met meer ingenomenheid
beschouwde dan tóen, werd mèt het uur grooter.
Na een paar dagen schreef Rorke dan ook
een korten, nietszeggenden brief, die al met
andere correspondentie van zyn moeder ver
scheurd was, eer hy dien gezien had. Rorke
had er alleen in meegedeeld, dat er niet veel
kans op bestond, dat hy ooit in Londen zou
komen en de belangstelling van zyn moeder voor
de Gilchrists in Stoneshire was dan ook weldra
op den achtergrond gedrongen.
HOOFDSTUK X
„Dus dan is Schoonheid toch met Beest ge
trouwd, Janie?"
„Ja, maar hij was immers geen écht Beest,
Charlie? Hij was eerst altyd een Prins geweest."
„Ja, dat weet ik, maar hij zou altyd een Beest
gebleven zijn, als Schoonheid hem weer niet
in een Prins omgetooverd had. Dat vind^ik
een heel mooie geschiedenis. Jij niet, Rorke?"
Rorke mompelde enkel iets binnensmonds en
trok den hoed verder over de oogen. Het was
nu al zóó ver gekomen, dat hij er by zat en
dat hy numero drie van het gezelschap was,
als Janie en Charlie elkaar sprookjes vertelden;
maar hy maakte nog geen commentaren.
Dit schrikte Charlie echter niet af. Hij was
nu niet meer bang voor zyn broer en dit was
hoofdzaak! Heel rustig en tevreden lag hij dus
in de hangmat, die Janie voor hem onder de
boomen bevestigd had. Zij genoot van die ver
beterde verhouding tusschen de broers, zonder
geheel te beseffen, in hoe verre dit haar werk
was. Een week lang, na dit verstuiken van zijn
voetje, had Charlie volkomen rust moeten
nemen. Het was heerlyk zomerweer en iederen
dag had Rorke hem naar buiten gedragen in
den tuin, in den boomgaard, of op het hooiveld
en had hy daar uren-lang doorgebracht onder
de boomen, terwyl Janie las, of naaide, of
praatte, of geschiedenissen vertelde, en zelfs wel
eens liedjes voor hem zong onder begeleiding
van de banjo.
Wie van de broers met de meeste aandacht,
luisterde, of wie er het meest van genoot die
vragen kwamen niet eens bij haar op. Ze wist
alleen maar, dat ze zich heel gelukkig voelde in
dezen tyd. Ze had er nooit bekooriyker uitge
zien, stralend van jeugd en opgewektheid.
De eenige schaduwen op dezen gelukkigen tyd
waren de bezoeken van den dokter, die onnoodis
veelvuldig waren volgens Rorke's opvattingj
Janie's afkeer van dien man was nog maar ge"
ring vergeleken bij dien van Rorke.
„Waarom haat u hem toch zoozeer?" vroeg ze
hem eens.
„Waarom haat hem zoo?" luidde zyn weder
vraag.
De reden zou ik niet kunnen verklaren."
„Maar ik wél: hij is net een rat."
„Misschien is hij dat in een vorig bestaan oo»
geweest. En dan was zeker een terrier! M
dunkt, ik zie al, hoe u hem tusschen de tanden
heen en weer schudde!"
„Was het maar waar!" klonk het snakken"
van Rorke.
Nu waren ze het niet betreffende ieder onder^
werp zoo onvoorwaardelijk eens, maar de on
derlinge goede verstandhouding tusschen he
drietal blèèf en Rorke begon al wat stoutmoedi
ger te worden in den omgang. Zoo vroeg hy haa
eens:
„Wat was je vader, Janie?"
Bij die gelegenheid stond hy aan den buiten
kant op het kozyn van het keukenraam geleuh°'
terwijl zy aan het strijken was. Minnie ha
haar „uitgaansdag". Het was heerlyk zonnig c
toch frisch in de keuken.
Janie was aan het invochten van enkei
blouses van Charlie en blijkbaar was zy hiet
zóó verdiept, dat het eenigen tijd duurde, eer
antwoordde.
.(Wordt vervolgd)