E HUISVROUW m HET BOEK SS e l g ei 2) t e m. k t e n e s d t d e e i a t uS Een schrijven van Dré III 55 4, Voor- en tegen stemmers 0 1 t, L 0 -S L RADOX 0 L L TL 0 L TL L TTL TL ZONDAG 26 SEPTEMBER 1937 In vrije uurtjes geniete men van goede lectuur Paardesprong-puzzle GEEN VETPUISTJES MEER DE PUNTENTELLING! Brabantsch mee 'n Amsterdamsch accent Merkwaardig vogelnest Andere namen voor straten ONS PRIJSRAADSEL Als de puzzelaars hun meening geven over de raadsels, welke zij krijgen op te lossen Oplossing vorig raadsel Prijswinnaars Het nieuwe raadsel Sa Xj II Winterhanden en voeten BRABANTSCHE BRIEVEN D at September ons de eerste herfstdagen Ij brengt, dat weten, we, want dat behoort tot den onveranderlijken loop der natuur en dat is altijd zoo geweest. Als Augustus ten einde loopt, beginnen de eerste pessimisten dan ook al met: „nu is de zomer ten einde, 't wordt herfst!" Maar gelukkig zijn we niet allemaal pessimisten en zoolang de zon nog met volle kracht schijnt, zoolang we nog luchtige, lichte zomertoiletten om ons heen zien en vroolijke groepen jongelui naar buiten zien trekken, zoo lang is het voor ons toch nog zomer en blijft de herfst alleen een begrip, waarmee we nog niet direct te maken hebben. Zoo .was het ook dit jaar weer en de maand September scheen ons die zomervreugde nog niet te zullen ontnemen. Maar het was inder daad maar een schijnen, want plotseling, als een grillige vrouw, sloeg het weer om, en zelfs de pessimisten waren dit jaar misschien toch nog verrast, dat het zóó snel herfst werd. Het was voor de meesten dan ook geen aan gename verrassing. We hadden nog graag wat warmte, wat zon, wat zoele zomeravonden wil len hebben. Maar de natuur stoort zich niet aan onze verlangens; de wind jaagt de steeds toenemende dorre bladeren voor zich uit en regen druilt neer uit een grauwe, trieste lucht Ja, het is opeens herfst geworden, echt herfst I En daarmee is plotseling het vroolijke zomer leven buitenshuis afgeloopen. Maar er is wat an ders voor in de plaats gekomen, want nu be gint weer het gezellige, huiselijke leven, nu komen weer de avonden bij schemerlicht, om het eerste haardvuurtje, terwijl regen en wind veilig veraf achter dichte gordijnen de intimi teit van het interieur slechts verhoogen. En nu is het aan de vrouw om in huis een sfeer te scheppen, die weer goed maakt, alles, wat we buiten moeten missen. En dat valt haai in het begin niet zoo moeilijk, want is dat niet iets, wat wij vrouwen, allen min of meei in ons hebben: de gezellige huiselijkheid met honderd kleine middelen tot een feest te ma ken? Ja, de meeste vrouwen zijn zelfs blij, dat ze haar gaven op dit gebied weer ontplooien kunnen. Maarde herfst is lang en de winter nog langer. En er zijn niet alleen de avonden, waar allen tezamen zitten, ieder hun deel bijdragend tot de gezelligheid in den hui- selijken kring. Neen, er zijn ook de dagen, de lange dagen, dat de vrouw dikwijls alleen thuis zit. Als de herfst pas begint, is er nog veel te doen: eerst de schoonmaak, dan het verzorgen van de herfstgarderobe en verder nog vele klei ne werkjes in verband met het nieuwe jaarge tijde. Maar na deze eerste drukte gaat het le ven voort en als 's morgens de huishoudelijke bezigheden afgeloopen zijn, blijft er nog een groot deel van den dag over en nu moeten we oppassen, dat de lange, trieste regenmiddagen ons niet tot verveling brengen, zoodat het le ven in huis ons saai en eentonig wordt. Want dan is niet alleen de dag bedorven, maar ook de gezellige avonden zouden hun sfeer verliezen. We moeten zorgen, dat de dagen gevuld zijn, zoodat we frisch blijven. En de mogelijkheden hiertoe zijn heusch niet moeilijk te vinden, al leenwe moeten onze fantasie een beetje helpen. En wie is een betere helper dan het boek! Het boek (het goede boek natuurlijk, bij voorkeur gehaald uit een katholieke bibliotheek) het boek, dat ons in verbeelding brengt in andere lanedn; dat ons vertelt over volkerenen toestanden die ver buiten ons eigen kleine kringetje liggen; het boek, dat ons onopge merkt het leven en denken van 'andere men- schen doet meebeleven, dat ons meevoert naar een andere wereld, met andere menschen, maar waar we toch den weerklank vinden van wat we zelf voelen en kennen. En niet langer mer ken we den herfst en den middag van het al leen thuis zijn; het boek heeft ons meegeno men op zijn wijde vluchten der verbeelding, met zijn eindelooze mogelijkheden en als we tot de werkelijkheid terugkomen, schijnt het. alsof we lang weg geweest zijn, alsof we zelf veel be leefd hebben en alsof het huiselijk leven een weer nieuw gebeuren is. Misschien lukt net niet een ieder, om meteen een boek te vinden dat haar zoo in beslag neemt, dat ze werkelijk een tijd lang geboeid blijft lezen, maar er zijn zooveel goede boeken in goede bibliotheken of bij kennissen thuis, dat er voor iedere vrouw die zich de moeite geeft, om uit te zoeken wat ze hebben wil, genoeg te vinden is. En niet al leen de roman, komt hiervoor in aanmerking; neen, ook boeken over onderwerpen, die ons in teresseeren of waar we mee te maken hebben, zijn belangrijk. Zoo dikwijls komen we door het huiselijk leven, door gesprekken door onze kin deren, voor problemen te staan, die we alleen niet kunnen oplassen. En nog veel te weinig denken we eraan, dat onze problemen niet nieuw zijn, dat grootere menschen dan wij reeds daarover gedacht en geschreven hebben en dat al deze gedachten voor ons klaar liggen om te lezen en ons in onze eigen overpeinzingen te helpen. Ja, ik weet het, we komen er niet al tijd toe, om te lezen over zoovele dingen, waar we toch wel over denken. En toch is het van zoo'n groot belang. Niet alléén om onze mid dagen te vullen, niet alléén om de eentonigheid der dagen te breken, maar ook om ons gedach- tenleven verder te ontwikkelen, om de vele zij den en mogelijkheden van het leven eens door- anderen belicht te zien, is het lezen van zoo'n groote beteekenis. En als de dagen op die manier niet alleen voor huishoudelijke bezigheden gebruikt wor den, maar er ook geestelijk wat gedaan werd, geeft dit een groote bevrediging. Bovendien zal het meermalen voorkomen, dat er 's avonds in den huiselijken kring of met visite over ver schillende onderwerpen gesproken wordt, en het is zeer onaangenaam, wanneer de vrouw, omdat ze meestal thuis is, dan over vele din gen niet mee kan spreken, of zelf niet eens iets interessants of aardigs weet te vertellen. Ook dit kan ze voorkomen, wanneer ze haar vrijen tijd, dien ze juist nu, in den herfst, over heeft, met lezen doorbrengt. MARIJE. De vindingrijkheid van vogels in het bou wen van hun nest is bewonderenswaardig. Het natuurkundig museum van Soleure in Zwitserland is in het bezit van een vogelnest, dat uit.... metaal bestaat. In Soleure zijn zeer veel horlogemakers en daarom is er ook veel afval uit hun werkplaatsen, bijv. weggeworpen horlogeradertjes en dergelijke. Op een dag vond een horlogemaker in een boom van zijn tuin een merkwaardig vogelnest, waarvan het uiter lijk hem opviel. Het vogelpaartje, dat het nest bewoonde, had het op zeer kunstige wijze ver vaardigd van oude horloge-onderdeelen, die zij uit de geheele omgeving bij elkaar gezocht had den. Het nest heeft een doorsnede van 10 centi meter. Toen de vogels het nest verlaten had den, bracht de uurwerkmaker het nest naar het museum, waar het als een overtuigend bewijs ligt van de groote architectonische vaardigheid van de vogels. Warme angora blouse van eenvoudige snit, waarbij de behandeling van de knoopsgaten bijzonder opvalt Nadat in den laatsten tijd het Londensche publiek talrijke klachten geuit had, dat door de gelijkluidende benaming van een groot aantal straten in de verschillende wijken allerlei moei lijkheden met de postbestelling voorkwamen, heeft de Londensche overheid thans besloten, hieraan voorgoed een einde te maken. Op den lsten Juli hebben 750 straten reeds een anderen naam gekregen, terwijl op den lsten Januari wederom een dergelijk aantal een anderen naam zal krijgen, zoodat men tenslotte in het jaar 1940 daarmede gereed hoopt te zijn. Alle straten, wier naam een of andere moeilijkheid opleverde, zullen dan een beteren naam gekregen hebben. De klacht was trouwens niet nieuw meer. Reeds in het jaar 1855 waren er klachten geuit en ook toen waren er pogingen in het werk gesteld, om de bevolking te kalmeeren. Te Berlijn is een tentoonstelling van rashonden gehouden. Onze foto toont een prachtige groep Duitsche poedels Ja - nöfe - ja - neezoo ging het dit maal in voortdurende afwisseling, met be trekking tot de vraag van de vorige week, of de winter-campagne begonnen was. De ja-stemmers gewaagden van: moeilijke opgave weer een nummer, dat niet zoo mis was een stukje echte hersengymnastiek Een der inzenders schreef zelfs: ,,het was een opgaaf, gsheel in overeenstemming met het weer, n.l. haast wanhopig." Wat er onmiddellijk op volgde: „Nog meer zulke s.v.p.!" stelde ons inzake dat bijna wanhopige spoedig gerust! De neen-knikkers hadden het daarentegen over: nog al gemakkelijk in een uurtje ge reed heel wat eenvoudiger dan de puzzle van 11 Sept. enz. Bij een dito-uitnoodiging als boven; „Nog meer zulke", kwam hier dan ook een aanhangsel: „maar TJ kunt ze gerust 100 procent zwaarder maken." Daar zullen wij nog eens ernstig over moeten nadenken, want we zouden niet graag de oorzaak zijn, dat een der vrinden uit de Ja-rubriek werkelijk in plaats van „haast wanhopig" werd! Tenslotte de opmerking, dat we weer een dozijntje halve, dus onvoldoende oplossingen ontvingen: zulke n.l., waarin men alleen het spreekwoord en niet de 9 afzonderlijke woor den gaf. De oplossing van het vorig raadsel was: Onze negen bedoelde woorden zijn: 1. zestien 2. geraas 3. pekel 4. schuchter 5. venijn 6. gewaad 7. heden 8. geweten 9. internaat Aldus lezen we voor 1.2.3. 4.5.6. 7.8. 9.10.11.12.13.14.15.16.17. hetzijnde sle c ht s t e 18.19.20.21.22.23.24.25. 26.27.28.29. vruchten niet 30.31.32.33.34.35.36. 37.38. 39.40.41.42.43.44. waaraan de wespen 45.46.47.48.49.50. knagen De zes uitgeloofde prijzen werden door het lot toegewezen aan: mej. A. Brockhoff, Sloter- polder 323, Amsterdam (W); mej. G. Perol, Kleine Houtweg 33, Haarlem; C. v. Lom, Oever straat 51, Arnhem; C. E. ter Maat, Haarlem merweg 143III, Amsterdam (W)A. J. van Rijnsoever, Potgieterstraat 19, Utrecht; P. van Sti%aten, Noordeinde 231, Oudkarspel (N.H.). Onze lezers kunnen zich thans bezighouden met de volgende paardesprongpuzzle. KJ Bü 1 te beginnen en bij 50 te eindigen moet men met den paardsprong uit het schaakspel (dus van elk nummer één recht en één schuin of één schuin en één recht verder) onafgebroken voortgaan, en aldus 5 woorden van 10 letters elk, aanvangend met de gegeven hoofdletters in de figuur, vormen. Die 5 woorden beteekenen achtereenvolgens een lekkernij van den slager; een ambachtsman; een hulp van de huisvrouw; iemand die in het water is gevallen; en een lengtemaat. Plaatst men de woorden vervolgens recht on der elkaar, den leest men in de tweede ver- tikale kolom van links en in de tweede ver- tikale kolom van rechts twee namen van Fransche rivieren. In verband met een paar dito-opgaven bij vorige gelegenheden, moeten we hier opmerken, dat men niet kan volstaan met het opsporen der 5 woorden, doch ook de paardesprongen moet aangeven, waarmee dit 5-tal wordt gefor meerd: de eerste sprong zal zijn: die van B over o (2e vak) of 'E (5e vak) naar L (6e vak) of: die van B over I (4e vak), of O (3e vak) naar R (8e vak); zoodat of bij L of bij R het cijfer 2 komt. Enz. Onder de inzenders van een goede oplossing worden weer zes fraaie prijzen verloot. Oplossingen worden tot Donderdagmiddag 12 uur ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht. doch een frlssche gave huid door geregeld gebruik van Radox in Uw waschwater Bij apothekers en erkende drogisten f0.90 per pak en I 0.15 per klein pakje. Belooning voor slagen aan trek: Klaveren per trek Ruiten per trek Harten per trek Schoppen per trek Sans Atout per trek (le trek) Sans Atout per volgende trekken NIET KWETSBAAR niet gedubbeld gedubbeld per overtrek als een gewone 100 trek DOWNSLAGEN: één 50 100 twee 100 300 drie 150 500 vier 200 700 vijf 250 900 zes 300 1100 zeven 350 1300 acht 400 1500 enz. enz. enz. Extra-premies: Nietkwetsb. Kwetsbaar Klein slam, geboden en gemaakt 500 750 Groot slam geboden en gemaakt: 1000 1500 Vier honneurs in één hand: 100 Vijf honneurs in één hand 150 Vier azen (Bij S.A.) fn één hand 150 Voor een robber in 2 manches 700 Voor een robber in 3 manches 500 Voor één manche in een onvolt. robber 300 Indien er geredubbeld is, levert dit niet altijd een extra belooning of straf op! Is er echter wel een extra straf (of belooning) berekend voor het geval er gedubbeld is, dan moet dit bedrag weer met twee vermenigvuldigd worden, wanneer er geredubbeld is! VOORBEELD: Een overslag kwetsbaar geredub beld is twee maal een overslag kwetsbaar gedubbeld, dus 400 maar, een klein slam, kwetsbaar gere dubbeld, geboden en gemaakt, b 1 ij f t 750 en vier honneurs in één hand blijft, ook wanneer er gedubbeld of geredubbeld wordt 100 TOELICHTING Ten overvloede wil ik er nog eens op wijzen dat slagen „aan trek" beteekent: de slagen, welke men méér haalt dan 6Ü! Dit zijn ook de slagen, die men biedt. Een bieding van 3 Harten beteekent dus, dat men 9 slagen wil halen met Harten als troef kleur. Indien dit contract wordt vervuld, is de belooning 3 maal 30 is 90. Om de termen overslag en downslag toe te lichten en tevens om de uitdrukking contract- bridge begrijpelijk te maken, moet ik even terug gaan in de geschiedenis van het bridge-spel! 15 A 20 jaar geleden werd er nog overal druk auction-bridge gespeeld. Het bieden nam hier een veel onbelangrijker taak in, dan bij het contract-bridge, aangezien de overslagen gelijke waarde hadden als de z.g. geboden slagen! Indien men bijv. 1 Schoppen bood en men maakte 10 slagen, dan had men een manche gemaakt, en indien men daarna 1 Ruiten bood en 11 slagen maakte, dan had men wederom een manche en daarmee een robber behaald!! Bij Contract-Bridge is zulks niet het geval!! Slechts de gecontracteerde slagen gelden voor manche en robber; de slagen, die men méér haalt, worden als overslagen berekend! VOORBEELD: Indien men 3 Ruiten biedt en er 6 maakt, (dus men maakt 12 slagen en had er slechts 9 gecontracteerd), dan heeft men voor de manche slechts 3 maal 20 is 60 punten behaald, terwijl de overige punten (ook 3 maal 20 is 60) als overslagen worden berekend! Om de wijze van opschrijven goed onder de knie te krijgen volgt hier een practisch voor beeld: (Ook de kwetsbaarheid wordt hierbij toegelicht. WIJ ZIJ 6) 500 5) 500 6)750 1)100 3)60 2)120 4)100 3)90 6)120 Op bovenstaand lijstje zijn de volgende resul taten opgeteekend: 1. Zij boden 2 Schoppen en behaalden slechts 6 slagen! D.i. 2 down, dus wij kregen 100 punten! 2. Zij bieden 4 Schoppen en behalen dit ook, normaal 20 20 30 30 40 30 gedubbeld 40 40 60 60 80 60 geredubbeld 80 80 120 120 160 120 KWETSBAAR niet gedubbeld gedubbeld als een gewone trek 100 200 300 400 500 600 700 800 200 200 500 800 1100 1400 1700 2000 2300 zoodat zij 4 maal 30 is 120 punten onder, de streep kregen en hiermede een manche behaald hebben. Hier wordt weer een streep onder gezet en „Zij" zijn nu .kwetsbaar", hetgeen in ver band met de telling beteekent, dat zij een groo tere straf zullen krijgen, indien zij een contract niet vervullen. (Dit in verband met eventueele gokjes uit begeerte naar de robberpremie). 3. Zij boden 3 Harten en behaalden er 5 (11 slagen); het is voor hen een groote strop, dat zij geen 4 Harten geboden hebben, aangeaien zij hierdoor den robber behaald zouden hebben (700 punten extra). 4. Wij maken en bieden 3 S.A. waardoor de 90 van „Zij" niet meer voor een manche tellen en we nu beiden kwetsbaar geworden zijn. 5. Zij bieden 3 S.A. en maken (gedubbeld) slechts 7 slagen. Wegens de kwetsbaarheid kost dit 500 punten!! 6. Zij bieden en maken 6 klaveren. De beloo ning is hiervoor: 120 voor 6 aan trek; 750 voor klein slam bieden en 500 voor den robber'! Hopelijk is het bovenstaande U volkomen duidelijk. We komen den volgenden keer er ech ter nog eens op terug. P. H. A. TUIN. In den zomer, als we vacantie hebben en heerlijk languit in een strandstoel ons in het zonnetje koesteren en bovendien volop den tijd hebben om ons uiterlijk te verzorgen, o.... dan is t niet moeilijk om mooi te zijn! Of tenminste om er ieder op haar eigen manier aantrekkelijk uit te zien Maar 's winters en in het vroege voorjaar wordt de zaak ingewikkelder. De neuzen wordeu rood, de huid wordt ruw en vlekkerig, doch het lastigste van alle wintereuvels zijn ongetwijfeld de winterhanden en -voeten. Oppervlakkige middeltjes helpen hier niet, het kwaad moet bü den wortel worden aan getast. En winterhanden en voeten komen voort uit een slechten bloedsomloop: laten we dus vóór we ermee behebt zijn trachten onzen bloedsomloop te verbeteren. Er moeten degelijke maatregelen worden ge nomen: le. Vüj minuten per dag touwtje springen (is tevens goed voer de slanke kjn). 2e. lederen dag een flinke wandeling maken. 3e. 's Morgens direct na het opstaan de warm- en koudwaterbehandeling toepassen. Voor deze behandeling hebt u twee wasch- kommen noodig: één, gevuld met water, zoo heet als u 't verdragen kunt en de andere met koud water. Steek uw handen (of voeten) eerst in het warme water, houd ze er twee minuten in en steek ze dan in 't koude water. Dit af wisselend 10 minuten lang voortzetten, waarbij telkens het warme water met een weinig ko kend water op temperatuur wordt gehouden. 4. De handen of voeten flink inwrijven met een mengseltje, bestaande uit een kopje azijn, een kopje terpentijn, een kopje zuivere spiritus, dit alles vermengd met een geklopt ei. Als u dit alles stipt toepast, zullen deze vrin- tersche lasten tot een minimum worden beperkt. Een uitstekend voorbehoedmiddel tegen win tervoeten is het dragen van fijne wollen onder kousen onder de zijden of van wollen sokjes. Weersta de verleiding om „boven op de kachel" te kruipen, trek op koude dagen liever een extra wollen jakje, lijfje of vest aan, of leg, als u langen tüd stil moet zitten, een plaid over uw knieën. Directe warmte veroorzaakt wintervoeten of verergert ze. tflvenhout, 23 Sept. '37 Meneer Amico, Mijnen Opa, ge zult 'm wel kennen, Oré I van Ulvenhout, ze kennen hem be- kanst overal, Dré I heeft teugen me gezeed: Dré III zeet-ie gü hiot deuze week maar 'ns den wekelükschen brief potlooien aan m'nen amico. Ge schrijft Riaar sjuust zeet-ie lijk wü hier onder malkaar Praten zeet-ie en ge trekt oew eigen van al die spellings die g'op school geleerd hebt, maar hiks aan, want zeet-ie, daar gerokt 'nenmensch blaar van in 't wèèrgaren. Nou meneer Amico, daarin heeft mijnen Opa Veul gelijk! Heeft ie trouwens altij al wil Opoe baar nie van hooren. Zij weet altij alles beter öan Dré I. Denkt zij. Maar 't is niet waar. Ojeenee. Maar zij kan er niks aan doen dat Sij dat denkt. Want mijnen Opa zeet altü alles hiee 'n lachend gezicht, zoo onder een lolletje beur als ge dat verstaat. Toen ik nog jong was <ik ben nou haast 15, volgend jaar Mei) toen bocht ik ook wel eens dat Opa zoomaar wat Zee. Maar ik had al rap in de gaten als hü wat Zee, dan kwam het uit ook. Ik was nog heel ei'g jong, vier jaren pas maar ik weet het nog Soed. Ik was op de freubel. Bü de nonnekes. In Amsterdam. Je mocht daar niks. Nie eens vech ten en zoo. Ja, nou begrijp ik dat wel beter hieneer Amico, maar toen nou ja ik was pas 4. En ik had al een prachtigen rechtsche en 'n besten swing maar je mocht daar niks mee doen. In de boompies klimmen op de spul plaats? Niks hoor. Je had dalijk 'n non aan je broek hangen. Meisies pesten? Zelfs dat mocht nie! En toen ik 'nen keer 'n ongelukkie had moest ik in de gang staan om uit te luchten zee Soeur. En de praat die daarover gemaakt wierd meneer Amico, ik had veul moeite om nie te blozen en om net te doen of ik docht dat Soeur het had gedaan. Het wierd 'nen triesten dag, want vader kwam me op de fiets altü van school halen ennede rest is oe zekers zoo klèèr als welwater! Maar toen brak ineens de zon deur de wolken om 't eens mooi te zeggen. Maar ik zou 't nog veul mooier willen zeggen, als ik maar kón. Nie m'n paps kwam om twaalf uur binnen om mü te halen, maar münen Opa!!! Lachend! Tuurlü'k! En als Soeur mijn wandaden in kleuren en nouja geuren vertelde, dan schoot dieën goeien, leu- tigen, besten Dré I in den lach, dat de tranen over z'nen bruinen kop liepen. Ik vond hem in dieën tüd als ik in Amsterdam woonde net zoo bruin en zoo hard als mün schoenen. Nou ben 'k eigens zoo en gewend aan dat soort van vel. Onderweuge van school naar huis, Dré I en Dré III waren voor 't eerst saampies en toen wierden we vrienden veur ons heele leven, onderweuge dan zee Opa: Manneke, zeet-ie da kooike daar is veul te naauw veur jou. 'kZal perbeeren 't deurke los te zetten. Me neer Amico, ik was nog erg jong, maar de groote menschen hadden me al zoo dikkels iets onmogelijks beloofd, dat ik er het müne van docht. Ik was in de freubelarü gedaan, omdat ik thuis te lastig was, nou weer thuis komen omdat ik op school te lastig was, zooiets kon zelfs zo'n grooten, sterken, breejen man als Opa, die mü net zoo gemakkelük droeg of ik 'n zagemeelen pop was, zo'n wonder kon zelfs münen Opa nie doen. Hij zee dat maar, docht me, om mü te troosten en om z'n eigen iets plezierigs wüs te maken. Of om teugen mij te bluffen. Groote menschen bluffen veul tegen kleine kinders. Maar om vier uur kwam ie me weer halen en ik moest Soeur 'n handje geven en goeiendag zeggen. Den anderen dag zat ik in Ulvenhout op den rug van den grazenden Bles. En als ik drie maanden later thuiskwam, dan was er een broertje bü gekomen, onzen Bart! Kijk, zie je meneer amico, zoo is Opa. Hü zegt alles mee 'n lachend gezicht, zoo onder 'n lolletje deur, maar hü méént 't. En Opoe vliegt daar nog dikkels in. Zü denkt, lük de meeste menschen, dat seerjeuze dingen alleen mee 'n zuur gezicht gezeed en gedaan motten worden, 'tls wel veul makkelüker, zuurküken, maar Dré I doet 't nou eenmaal anders. En ik weet dat al 10 jaar! Zie je, meneer Amico, hü is een man zooals je graag zelf worden zou. Zóó sterk, dat je mee alles lachen kunt. Vooral mee heel seer jeuze menschen, die denken dat ze te voor naam zijn om te lachen. Ge weet wel, dat soort dat naast z'n schoenen loopt. Een groot soort. (In aantal tenminste, zooals ook konünen een groot soort zün). Ja, ik druk m'n eigen sjecuur uit, want dat mot van Opa. Hü zee altü: Sehrüf wa ge te zeggen hebt zóó, dat 'n klein kind oe begrüpen kan, want lezen is 'n moeilük ding. Schrüven, zeet-ie, is praten mee menschen, zonderdat z'oew gezicht zien. En daar wü ggwend zün meer mee onze oogen te praten dan mee onzen mond, motten wü als we schrijvend-praten, ons eigen heel dui delijk uitdrukken, anders worden we fout ver staan. Ja, meneer Amico, ik leer veul van hem. Op school heb ik 't a-b-c geleerd. Van Dré III leer ik lezen. Dat zijn twee veul verschillen de dingen. Want 't eene is de freubel, 't an dere 't leven; 't eene is 't zaaike, 't andere 't gewas. Maar nou wat anders. Ik blüf alsmaar over Dré I praten en de bedoeling van deuzen brief is gaar iets anders. Opa heeft van den zomer een brief gekregen die nog altü op antwoord wacht. Menschen in Amsterdam hadden op kantoor over Opa's brieven gepraat en gelezen dat ik op den hof van Dré I geplaatst was als a.s. compagnon. Deus kantoormenschen, die ergens zonen heb ben van mijnen ouwer, vonden het in deuze tüen nog zoo gek nie, om 'n jongen in 't boe renbedrijf te doen. Enzoovoorts. Eén ding be grepen ze nie! Dat Dré op 'n zomerdag rustig naar stad ging mee den groentenwagel en mü op 't hooiland achterliet mee 't volk, terwül Opa toch onweer verwachtte. Toen kwamen de groote Ulvenhoutsche feesten aan beurt en Opa kost geen gelegenheid meer vinden om die Amsterdamsche kantoorheeren de zaak uit te leggen. Nou schünt hü dien menschen be loofd te hebben, dat ik eigens op huilie vragen zou antwoorden en zoo zit ik nou mee de ge bakken peren. Mee drie spellingen, die 'k op school van drie ministers heb motten leeren, want ditte komt in de krant, dus het mot er 'n bietje prontjes uitzien dit schrüfsel en mee 'n vraag dienouja als die heeren jongens van school waren,'zou ik zeggen: eenen gek kan meer vragen dan honderd wüzen kunnen beantwoorden. Ja, die spellingen. Op 'nen goeien morgen zee den klasbroeder op St. Louis in den Ouwen- bosch, dat er veul ennekens waren afgeschaft dieën nacht. Het was nie meer: ik krijg den gulden, maar: ik krijg de guide. Docht ik. Maar den gulden bleef heel. Het was nog voor de deefelewaatsie. (Zeg ik dat goed?) Dus het wierd: ik krijg de gulden. Ik moest 'n hoop af- leeren! En ik heb toen vooral ditte geleerd, meneer Amico, afleeren is nog makkelüker dan üanleeren! Het was de spelling Terpstraat geloof ik. Toen wij al die moeilük aangeleerde ennekens afgeleerd hadden, toen vertelde de klasbroeder op zekeren morgen dat er nog veul meer was afgeschaft. Om te beginnen: alle dubbele open klinkers. Het was nie meer regeering, maar regering. En wü lazen dus „rèègering" 'n Visch wierd 'n vis en ik ben aan dat beest- zonder-stèèrt nooit gewend gerokt! Toen gin gen wü op school aan politiek doen. Want wisten we vroeger maar amper dat er minis ters bestonden, nou wisten we zelfs dat er mi nisters-van-'n-blaauwen-maandag bestonden. En als 't zoo nog efkens deurging, dat er tel kens 'n andere taaiminister kwam, dan rokten wü van 'n heel moeilük vak, van 't Neder- landsch af! Dus wü keken op school al in de krant, onder de advertenties of er weer nuuwe ministers gevraagd wierden. Veural zoo teugen de overgangsexamens. Volgens Piet van 't Riet hadden we ook wel kans op 'nen makkelüker-sommen-minister. Misschien is die er nóu, ik heb 'm nie meer meegemokt. Toen kwam er 'nen minister mee 'nen baard. Dat zag er bedenkehjk uit, meneer Amico. Want 'nen minister die zelfs zonde er van mokt om zünen baard weg te laten kap pen, zou zekers geen stukken uit ons Taalboek wegkappen. Deus politieke redeneering kwam uit. Lük dieën mensch z'nen baard kweekte, zoo kweekte hü in onze grammatica nuuwe stekskes op. En ik was aan m'n vierde spelling. Kijk, zie je, meneer Amico, ik ben nou dalük geenen sufferd. Ik was op school wel geenen meteoor, zee Broeder-overste, maar ik ging toch altü over, want daar zat een gulden van Dré I aan vast. En op de Cour nie om te bluffen, maar de jongens hebben me toch ge schreven, dat mün elftal niemeer in 't eerste is, nou ik ben gaan boeren. Ik kon dus wel mee, maar vier Nederlandsche talen leeren in 'n paar jaren, dat lag me te-zwaar op de maag. Dré I heeft nu gezeed da 'k daar maar nie te veul over tobben moest (was ik ook nie van plan) want dat er teugenwoordig zelfs wel per- festers zijn, die fout schrijven. En dat t zelfs nog nie uitgemokt is, of er éénen Nederlander bestaat, die z'n Nederlandsch heelegaar sjuust schrüft. Nou meneer Amico, dat was veul troost, want ik zou nie geren 'n uitzondering zün. Ik sehrüf nou dus maar Brabantsch mee 'n Amsterdamsch accent. Da's één. En nou die Amsterdamsche kantoorheeren. Dat zit zoo. Opa is hier den baas. En als ge ooit Opoe eens teugen "t hjf aanloopt, kunt ge me tóch gelooven! Den allereersten zorg van den baas is.... het geld. En al spreekt Dré I daar nooit over in z'n brieven, tóch is ie van deuzen verant woordelijken zorg veur 't bedrijf diep over tuigd. Zijnen groentenwagel is den handel van 't bedrüf. Daarmee mokt ie z'n geld. Mot ik nog meer zeggen? Nog iets. Omdat Dré I den baas is en Dré III z'nen kleinzeun-opvolger, kan den baas t volk puik „aan z'n lot overlaten," omdat ons volk net zoo slim is als de arbeiders in de stad en ons volk dus wel beseft dat huiliën baas mee mij z'n oogen achterlaat En't oog van den meester mokt 't volk vlijtig! Da's twee. En waarom mot Dré I hierblüven als er 'n onweerswolkske aan komt drijven? Opa kan veul. Heel veul! Maar 't onweer teugenhou- wen.... neeë, da's nog onmeugelüker, dan 4 Nederlandsche talen leeren véur oew 12de jaar! En 't allerveumaamste is ditte nog: als Dré I rap iets aan zünen compagnon hebben wil, dan zal Dré III toch op eigen beenen motten lee ren staan! En rap ook! En als ik münen Opa goed en vlug wil opvolgen, dan zal ik alweer rap op eigen beenen motten leeren staan! Net zoo goed mee mooi weer, als mee onweer. En mokt guilie oew eigen nie ongerust Opa heeft me mee m'n vier jaren al te peerd gezet. Me zwemmen en schieten geleerd, zoo jong als kost. Me sterk gemokt mee groote botrammen, wandelingen en fietstochten van 100 KM. per dag. Me vertrouwd gemokt mee de beesten en mee 't volk. 'kBen zoo groot als Opa, weeg 165 pond en m'n handen zün van eelt. Ik wist in de schoolbanken geen raad mee al m'n knieën. Neeë, mokt oe nie ongerust, meneeren. Dré I laat geen papjong achter op z'n bedrüf, als ie de klanten afgaat mee onze producten! Ik schei er af. Opoe heeft den avondpap gereed gezet en Opa lee zünen paternoster op tafel, den dag is om. Veul groeten van Opoe en Dré I en geen haar minder, meneer Amico, van DRÉ m. Saluut!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 7