E HUISVROUW
m HET BOEK
SS
e
l
g
ei
2)
t
e
m.
k
t
e
n
e
s
d
t
d
e
e
i
a
t
uS
Een schrijven van Dré III
55 4,
Voor- en tegen
stemmers
0
1
t,
L
0
-S
L
RADOX
0
L
L
TL
0
L
TL
L
TTL
TL
ZONDAG 26 SEPTEMBER 1937
In vrije uurtjes geniete men
van goede lectuur
Paardesprong-puzzle
GEEN VETPUISTJES MEER
DE PUNTENTELLING!
Brabantsch mee 'n
Amsterdamsch accent
Merkwaardig vogelnest
Andere namen voor straten
ONS PRIJSRAADSEL
Als de puzzelaars hun meening
geven over de raadsels,
welke zij krijgen op
te lossen
Oplossing vorig raadsel
Prijswinnaars
Het nieuwe raadsel
Sa
Xj
II
Winterhanden en voeten
BRABANTSCHE BRIEVEN
D
at September ons de eerste herfstdagen
Ij brengt, dat weten, we, want dat behoort
tot den onveranderlijken loop der natuur
en dat is altijd zoo geweest. Als Augustus ten
einde loopt, beginnen de eerste pessimisten dan
ook al met: „nu is de zomer ten einde, 't wordt
herfst!" Maar gelukkig zijn we niet allemaal
pessimisten en zoolang de zon nog met volle
kracht schijnt, zoolang we nog luchtige, lichte
zomertoiletten om ons heen zien en vroolijke
groepen jongelui naar buiten zien trekken, zoo
lang is het voor ons toch nog zomer en blijft
de herfst alleen een begrip, waarmee we nog
niet direct te maken hebben.
Zoo .was het ook dit jaar weer en de maand
September scheen ons die zomervreugde nog
niet te zullen ontnemen. Maar het was inder
daad maar een schijnen, want plotseling, als
een grillige vrouw, sloeg het weer om, en zelfs
de pessimisten waren dit jaar misschien toch
nog verrast, dat het zóó snel herfst werd.
Het was voor de meesten dan ook geen aan
gename verrassing. We hadden nog graag wat
warmte, wat zon, wat zoele zomeravonden wil
len hebben. Maar de natuur stoort zich niet
aan onze verlangens; de wind jaagt de steeds
toenemende dorre bladeren voor zich uit en
regen druilt neer uit een grauwe, trieste lucht
Ja, het is opeens herfst geworden, echt herfst I
En daarmee is plotseling het vroolijke zomer
leven buitenshuis afgeloopen. Maar er is wat an
ders voor in de plaats gekomen, want nu be
gint weer het gezellige, huiselijke leven, nu
komen weer de avonden bij schemerlicht, om
het eerste haardvuurtje, terwijl regen en wind
veilig veraf achter dichte gordijnen de intimi
teit van het interieur slechts verhoogen.
En nu is het aan de vrouw om in huis een
sfeer te scheppen, die weer goed maakt, alles,
wat we buiten moeten missen. En dat valt haai
in het begin niet zoo moeilijk, want is dat
niet iets, wat wij vrouwen, allen min of meei
in ons hebben: de gezellige huiselijkheid met
honderd kleine middelen tot een feest te ma
ken? Ja, de meeste vrouwen zijn zelfs blij, dat
ze haar gaven op dit gebied weer ontplooien
kunnen. Maarde herfst is lang en de
winter nog langer. En er zijn niet alleen de
avonden, waar allen tezamen zitten, ieder hun
deel bijdragend tot de gezelligheid in den hui-
selijken kring. Neen, er zijn ook de dagen, de
lange dagen, dat de vrouw dikwijls alleen thuis
zit. Als de herfst pas begint, is er nog veel te
doen: eerst de schoonmaak, dan het verzorgen
van de herfstgarderobe en verder nog vele klei
ne werkjes in verband met het nieuwe jaarge
tijde. Maar na deze eerste drukte gaat het le
ven voort en als 's morgens de huishoudelijke
bezigheden afgeloopen zijn, blijft er nog een
groot deel van den dag over en nu moeten we
oppassen, dat de lange, trieste regenmiddagen
ons niet tot verveling brengen, zoodat het le
ven in huis ons saai en eentonig wordt. Want
dan is niet alleen de dag bedorven, maar ook de
gezellige avonden zouden hun sfeer verliezen.
We moeten zorgen, dat de dagen gevuld zijn,
zoodat we frisch blijven. En de mogelijkheden
hiertoe zijn heusch niet moeilijk te vinden, al
leenwe moeten onze fantasie een beetje
helpen. En wie is een betere helper dan het
boek! Het boek (het goede boek natuurlijk, bij
voorkeur gehaald uit een katholieke bibliotheek)
het boek, dat ons in verbeelding brengt in
andere lanedn; dat ons vertelt over volkerenen
toestanden die ver buiten ons eigen kleine
kringetje liggen; het boek, dat ons onopge
merkt het leven en denken van 'andere men-
schen doet meebeleven, dat ons meevoert naar
een andere wereld, met andere menschen, maar
waar we toch den weerklank vinden van wat
we zelf voelen en kennen. En niet langer mer
ken we den herfst en den middag van het al
leen thuis zijn; het boek heeft ons meegeno
men op zijn wijde vluchten der verbeelding, met
zijn eindelooze mogelijkheden en als we tot de
werkelijkheid terugkomen, schijnt het. alsof we
lang weg geweest zijn, alsof we zelf veel be
leefd hebben en alsof het huiselijk leven een
weer nieuw gebeuren is. Misschien lukt net
niet een ieder, om meteen een boek te vinden
dat haar zoo in beslag neemt, dat ze werkelijk
een tijd lang geboeid blijft lezen, maar er zijn
zooveel goede boeken in goede bibliotheken of
bij kennissen thuis, dat er voor iedere vrouw
die zich de moeite geeft, om uit te zoeken wat
ze hebben wil, genoeg te vinden is. En niet al
leen de roman, komt hiervoor in aanmerking;
neen, ook boeken over onderwerpen, die ons in
teresseeren of waar we mee te maken hebben,
zijn belangrijk. Zoo dikwijls komen we door het
huiselijk leven, door gesprekken door onze kin
deren, voor problemen te staan, die we alleen
niet kunnen oplassen. En nog veel te weinig
denken we eraan, dat onze problemen niet
nieuw zijn, dat grootere menschen dan wij reeds
daarover gedacht en geschreven hebben en dat
al deze gedachten voor ons klaar liggen om te
lezen en ons in onze eigen overpeinzingen te
helpen. Ja, ik weet het, we komen er niet al
tijd toe, om te lezen over zoovele dingen, waar
we toch wel over denken. En toch is het van
zoo'n groot belang. Niet alléén om onze mid
dagen te vullen, niet alléén om de eentonigheid
der dagen te breken, maar ook om ons gedach-
tenleven verder te ontwikkelen, om de vele zij
den en mogelijkheden van het leven eens door-
anderen belicht te zien, is het lezen van zoo'n
groote beteekenis.
En als de dagen op die manier niet alleen
voor huishoudelijke bezigheden gebruikt wor
den, maar er ook geestelijk wat gedaan werd,
geeft dit een groote bevrediging. Bovendien zal
het meermalen voorkomen, dat er 's avonds in
den huiselijken kring of met visite over ver
schillende onderwerpen gesproken wordt, en
het is zeer onaangenaam, wanneer de vrouw,
omdat ze meestal thuis is, dan over vele din
gen niet mee kan spreken, of zelf niet eens
iets interessants of aardigs weet te vertellen.
Ook dit kan ze voorkomen, wanneer ze haar
vrijen tijd, dien ze juist nu, in den herfst, over
heeft, met lezen doorbrengt.
MARIJE.
De vindingrijkheid van vogels in het bou
wen van hun nest is bewonderenswaardig.
Het natuurkundig museum van Soleure in
Zwitserland is in het bezit van een vogelnest,
dat uit.... metaal bestaat. In Soleure zijn zeer
veel horlogemakers en daarom is er ook veel
afval uit hun werkplaatsen, bijv. weggeworpen
horlogeradertjes en dergelijke. Op een dag vond
een horlogemaker in een boom van zijn tuin
een merkwaardig vogelnest, waarvan het uiter
lijk hem opviel. Het vogelpaartje, dat het nest
bewoonde, had het op zeer kunstige wijze ver
vaardigd van oude horloge-onderdeelen, die zij
uit de geheele omgeving bij elkaar gezocht had
den. Het nest heeft een doorsnede van 10 centi
meter. Toen de vogels het nest verlaten had
den, bracht de uurwerkmaker het nest naar het
museum, waar het als een overtuigend bewijs
ligt van de groote architectonische vaardigheid
van de vogels.
Warme angora blouse van eenvoudige
snit, waarbij de behandeling van de
knoopsgaten bijzonder opvalt
Nadat in den laatsten tijd het Londensche
publiek talrijke klachten geuit had, dat door de
gelijkluidende benaming van een groot aantal
straten in de verschillende wijken allerlei moei
lijkheden met de postbestelling voorkwamen,
heeft de Londensche overheid thans besloten,
hieraan voorgoed een einde te maken. Op den
lsten Juli hebben 750 straten reeds een anderen
naam gekregen, terwijl op den lsten Januari
wederom een dergelijk aantal een anderen naam
zal krijgen, zoodat men tenslotte in het jaar
1940 daarmede gereed hoopt te zijn. Alle straten,
wier naam een of andere moeilijkheid opleverde,
zullen dan een beteren naam gekregen hebben.
De klacht was trouwens niet nieuw meer. Reeds
in het jaar 1855 waren er klachten geuit en ook
toen waren er pogingen in het werk gesteld, om
de bevolking te kalmeeren.
Te Berlijn is een tentoonstelling van rashonden gehouden. Onze foto toont
een prachtige groep Duitsche poedels
Ja - nöfe - ja - neezoo ging het dit
maal in voortdurende afwisseling, met be
trekking tot de vraag van de vorige week,
of de winter-campagne begonnen was.
De ja-stemmers gewaagden van: moeilijke
opgave weer een nummer, dat niet zoo mis
was een stukje echte hersengymnastiek
Een der inzenders schreef zelfs: ,,het was een
opgaaf, gsheel in overeenstemming met het
weer, n.l. haast wanhopig." Wat er onmiddellijk
op volgde: „Nog meer zulke s.v.p.!" stelde ons
inzake dat bijna wanhopige spoedig gerust!
De neen-knikkers hadden het daarentegen
over: nog al gemakkelijk in een uurtje ge
reed heel wat eenvoudiger dan de puzzle
van 11 Sept. enz. Bij een dito-uitnoodiging
als boven; „Nog meer zulke", kwam hier dan
ook een aanhangsel: „maar TJ kunt ze gerust
100 procent zwaarder maken." Daar zullen wij
nog eens ernstig over moeten nadenken, want
we zouden niet graag de oorzaak zijn, dat een
der vrinden uit de Ja-rubriek werkelijk in
plaats van „haast wanhopig" werd!
Tenslotte de opmerking, dat we weer een
dozijntje halve, dus onvoldoende oplossingen
ontvingen: zulke n.l., waarin men alleen het
spreekwoord en niet de 9 afzonderlijke woor
den gaf.
De oplossing van het vorig raadsel was:
Onze negen bedoelde woorden zijn:
1. zestien 2. geraas 3. pekel
4. schuchter 5. venijn 6. gewaad
7. heden 8. geweten 9. internaat
Aldus lezen we voor
1.2.3. 4.5.6. 7.8. 9.10.11.12.13.14.15.16.17.
hetzijnde sle c ht s t e
18.19.20.21.22.23.24.25. 26.27.28.29.
vruchten niet
30.31.32.33.34.35.36. 37.38. 39.40.41.42.43.44.
waaraan de wespen
45.46.47.48.49.50.
knagen
De zes uitgeloofde prijzen werden door het
lot toegewezen aan: mej. A. Brockhoff, Sloter-
polder 323, Amsterdam (W); mej. G. Perol,
Kleine Houtweg 33, Haarlem; C. v. Lom, Oever
straat 51, Arnhem; C. E. ter Maat, Haarlem
merweg 143III, Amsterdam (W)A. J. van
Rijnsoever, Potgieterstraat 19, Utrecht; P. van
Sti%aten, Noordeinde 231, Oudkarspel (N.H.).
Onze lezers kunnen zich thans bezighouden
met de volgende paardesprongpuzzle.
KJ
Bü 1 te beginnen en bij 50 te eindigen moet
men met den paardsprong uit het schaakspel
(dus van elk nummer één recht en één schuin
of één schuin en één recht verder) onafgebroken
voortgaan, en aldus 5 woorden van 10 letters
elk, aanvangend met de gegeven hoofdletters
in de figuur, vormen. Die 5 woorden beteekenen
achtereenvolgens
een lekkernij van den slager;
een ambachtsman;
een hulp van de huisvrouw;
iemand die in het water is gevallen;
en een lengtemaat.
Plaatst men de woorden vervolgens recht on
der elkaar, den leest men in de tweede ver-
tikale kolom van links en in de tweede ver-
tikale kolom van rechts twee namen van
Fransche rivieren.
In verband met een paar dito-opgaven bij
vorige gelegenheden, moeten we hier opmerken,
dat men niet kan volstaan met het opsporen
der 5 woorden, doch ook de paardesprongen
moet aangeven, waarmee dit 5-tal wordt gefor
meerd: de eerste sprong zal zijn: die van B
over o (2e vak) of 'E (5e vak) naar L (6e vak)
of: die van B over I (4e vak), of O (3e vak)
naar R (8e vak); zoodat of bij L of bij R
het cijfer 2 komt. Enz.
Onder de inzenders van een goede oplossing
worden weer zes fraaie prijzen verloot.
Oplossingen worden tot Donderdagmiddag
12 uur ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen,
Ruysdaelstraat 60, Utrecht.
doch een frlssche gave huid door geregeld
gebruik van Radox in Uw waschwater
Bij apothekers en erkende drogisten f0.90
per pak en I 0.15 per klein pakje.
Belooning voor slagen aan trek:
Klaveren per trek
Ruiten per trek
Harten per trek
Schoppen per trek
Sans Atout per trek (le trek)
Sans Atout per volgende trekken
NIET KWETSBAAR
niet gedubbeld gedubbeld
per overtrek als een gewone 100
trek
DOWNSLAGEN:
één 50 100
twee 100 300
drie 150 500
vier 200 700
vijf 250 900
zes 300 1100
zeven 350 1300
acht 400 1500
enz. enz. enz.
Extra-premies:
Nietkwetsb. Kwetsbaar
Klein slam, geboden en gemaakt 500 750
Groot slam geboden en gemaakt: 1000 1500
Vier honneurs in één hand: 100
Vijf honneurs in één hand 150
Vier azen (Bij S.A.) fn één hand 150
Voor een robber in 2 manches 700
Voor een robber in 3 manches 500
Voor één manche in een onvolt. robber 300
Indien er geredubbeld is, levert dit niet altijd
een extra belooning of straf op! Is er echter
wel een extra straf (of belooning) berekend
voor het geval er gedubbeld is, dan moet dit
bedrag weer met twee vermenigvuldigd worden,
wanneer er geredubbeld is!
VOORBEELD: Een overslag kwetsbaar geredub
beld is twee maal een overslag
kwetsbaar gedubbeld, dus 400
maar, een klein slam, kwetsbaar gere
dubbeld, geboden en gemaakt,
b 1 ij f t 750
en vier honneurs in één hand blijft,
ook wanneer er gedubbeld of
geredubbeld wordt 100
TOELICHTING
Ten overvloede wil ik er nog eens op wijzen
dat slagen „aan trek" beteekent: de slagen,
welke men méér haalt dan 6Ü! Dit zijn ook
de slagen, die men biedt.
Een bieding van 3 Harten beteekent dus, dat
men 9 slagen wil halen met Harten als troef
kleur. Indien dit contract wordt vervuld, is de
belooning 3 maal 30 is 90.
Om de termen overslag en downslag toe te
lichten en tevens om de uitdrukking contract-
bridge begrijpelijk te maken, moet ik even terug
gaan in de geschiedenis van het bridge-spel!
15 A 20 jaar geleden werd er nog overal druk
auction-bridge gespeeld. Het bieden nam hier
een veel onbelangrijker taak in, dan bij het
contract-bridge, aangezien de overslagen gelijke
waarde hadden als de z.g. geboden slagen!
Indien men bijv. 1 Schoppen bood en men
maakte 10 slagen, dan had men een manche
gemaakt, en indien men daarna 1 Ruiten bood
en 11 slagen maakte, dan had men wederom een
manche en daarmee een robber behaald!!
Bij Contract-Bridge is zulks niet het geval!!
Slechts de gecontracteerde slagen gelden voor
manche en robber; de slagen, die men méér
haalt, worden als overslagen berekend!
VOORBEELD: Indien men 3 Ruiten biedt en
er 6 maakt, (dus men maakt 12 slagen en had
er slechts 9 gecontracteerd), dan heeft men
voor de manche slechts 3 maal 20 is 60 punten
behaald, terwijl de overige punten (ook 3 maal
20 is 60) als overslagen worden berekend!
Om de wijze van opschrijven goed onder de
knie te krijgen volgt hier een practisch voor
beeld: (Ook de kwetsbaarheid wordt hierbij
toegelicht.
WIJ
ZIJ
6) 500
5) 500
6)750
1)100
3)60
2)120
4)100
3)90
6)120
Op bovenstaand lijstje zijn de volgende resul
taten opgeteekend:
1. Zij boden 2 Schoppen en behaalden slechts
6 slagen! D.i. 2 down, dus wij kregen 100 punten!
2. Zij bieden 4 Schoppen en behalen dit ook,
normaal
20
20
30
30
40
30
gedubbeld
40
40
60
60
80
60
geredubbeld
80
80
120
120
160
120
KWETSBAAR
niet gedubbeld gedubbeld
als een gewone
trek
100
200
300
400
500
600
700
800
200
200
500
800
1100
1400
1700
2000
2300
zoodat zij 4 maal 30 is 120 punten onder, de
streep kregen en hiermede een manche behaald
hebben. Hier wordt weer een streep onder gezet
en „Zij" zijn nu .kwetsbaar", hetgeen in ver
band met de telling beteekent, dat zij een groo
tere straf zullen krijgen, indien zij een contract
niet vervullen. (Dit in verband met eventueele
gokjes uit begeerte naar de robberpremie).
3. Zij boden 3 Harten en behaalden er 5 (11
slagen); het is voor hen een groote strop, dat
zij geen 4 Harten geboden hebben, aangeaien
zij hierdoor den robber behaald zouden hebben
(700 punten extra).
4. Wij maken en bieden 3 S.A. waardoor de
90 van „Zij" niet meer voor een manche tellen
en we nu beiden kwetsbaar geworden zijn.
5. Zij bieden 3 S.A. en maken (gedubbeld)
slechts 7 slagen. Wegens de kwetsbaarheid kost
dit 500 punten!!
6. Zij bieden en maken 6 klaveren. De beloo
ning is hiervoor: 120 voor 6 aan trek; 750 voor
klein slam bieden en 500 voor den robber'!
Hopelijk is het bovenstaande U volkomen
duidelijk. We komen den volgenden keer er ech
ter nog eens op terug. P. H. A. TUIN.
In den zomer, als we vacantie hebben en
heerlijk languit in een strandstoel ons in
het zonnetje koesteren en bovendien volop
den tijd hebben om ons uiterlijk te verzorgen,
o.... dan is t niet moeilijk om mooi te zijn!
Of tenminste om er ieder op haar eigen
manier aantrekkelijk uit te zien
Maar 's winters en in het vroege voorjaar
wordt de zaak ingewikkelder. De neuzen wordeu
rood, de huid wordt ruw en vlekkerig, doch het
lastigste van alle wintereuvels zijn ongetwijfeld
de winterhanden en -voeten.
Oppervlakkige middeltjes helpen hier niet,
het kwaad moet bü den wortel worden aan
getast. En winterhanden en voeten komen voort
uit een slechten bloedsomloop: laten we dus
vóór we ermee behebt zijn trachten onzen
bloedsomloop te verbeteren.
Er moeten degelijke maatregelen worden ge
nomen:
le. Vüj minuten per dag touwtje springen
(is tevens goed voer de slanke kjn).
2e. lederen dag een flinke wandeling maken.
3e. 's Morgens direct na het opstaan de
warm- en koudwaterbehandeling toepassen.
Voor deze behandeling hebt u twee wasch-
kommen noodig: één, gevuld met water, zoo
heet als u 't verdragen kunt en de andere met
koud water. Steek uw handen (of voeten) eerst
in het warme water, houd ze er twee minuten
in en steek ze dan in 't koude water. Dit af
wisselend 10 minuten lang voortzetten, waarbij
telkens het warme water met een weinig ko
kend water op temperatuur wordt gehouden.
4. De handen of voeten flink inwrijven met
een mengseltje, bestaande uit een kopje azijn,
een kopje terpentijn, een kopje zuivere spiritus,
dit alles vermengd met een geklopt ei.
Als u dit alles stipt toepast, zullen deze vrin-
tersche lasten tot een minimum worden beperkt.
Een uitstekend voorbehoedmiddel tegen win
tervoeten is het dragen van fijne wollen onder
kousen onder de zijden of van wollen sokjes.
Weersta de verleiding om „boven op de
kachel" te kruipen, trek op koude dagen liever
een extra wollen jakje, lijfje of vest aan, of
leg, als u langen tüd stil moet zitten, een plaid
over uw knieën.
Directe warmte veroorzaakt wintervoeten of
verergert ze.
tflvenhout, 23 Sept. '37
Meneer Amico,
Mijnen Opa, ge
zult 'm wel kennen,
Oré I van Ulvenhout,
ze kennen hem be-
kanst overal, Dré
I heeft teugen me gezeed: Dré III zeet-ie gü
hiot deuze week maar 'ns den wekelükschen
brief potlooien aan m'nen amico. Ge schrijft
Riaar sjuust zeet-ie lijk wü hier onder malkaar
Praten zeet-ie en ge trekt oew eigen van al die
spellings die g'op school geleerd hebt, maar
hiks aan, want zeet-ie, daar gerokt 'nenmensch
blaar van in 't wèèrgaren.
Nou meneer Amico, daarin heeft mijnen Opa
Veul gelijk! Heeft ie trouwens altij al wil Opoe
baar nie van hooren. Zij weet altij alles beter
öan Dré I. Denkt zij. Maar 't is niet waar.
Ojeenee. Maar zij kan er niks aan doen dat
Sij dat denkt. Want mijnen Opa zeet altü alles
hiee 'n lachend gezicht, zoo onder een lolletje
beur als ge dat verstaat. Toen ik nog jong was
<ik ben nou haast 15, volgend jaar Mei) toen
bocht ik ook wel eens dat Opa zoomaar wat
Zee. Maar ik had al rap in de gaten als hü wat
Zee, dan kwam het uit ook. Ik was nog heel
ei'g jong, vier jaren pas maar ik weet het nog
Soed. Ik was op de freubel. Bü de nonnekes. In
Amsterdam. Je mocht daar niks. Nie eens vech
ten en zoo. Ja, nou begrijp ik dat wel beter
hieneer Amico, maar toen nou ja ik was pas 4.
En ik had al een prachtigen rechtsche en 'n
besten swing maar je mocht daar niks mee
doen. In de boompies klimmen op de spul
plaats? Niks hoor. Je had dalijk 'n non aan je
broek hangen. Meisies pesten? Zelfs dat mocht
nie! En toen ik 'nen keer 'n ongelukkie had
moest ik in de gang staan om uit te luchten
zee Soeur. En de praat die daarover gemaakt
wierd meneer Amico, ik had veul moeite om
nie te blozen en om net te doen of ik docht
dat Soeur het had gedaan. Het wierd 'nen
triesten dag, want vader kwam me op de fiets
altü van school halen ennede rest is oe
zekers zoo klèèr als welwater! Maar toen brak
ineens de zon deur de wolken om 't eens mooi
te zeggen. Maar ik zou 't nog veul mooier willen
zeggen, als ik maar kón. Nie m'n paps kwam
om twaalf uur binnen om mü te halen, maar
münen Opa!!! Lachend! Tuurlü'k! En als
Soeur mijn wandaden in kleuren en nouja
geuren vertelde, dan schoot dieën goeien, leu-
tigen, besten Dré I in den lach, dat de tranen
over z'nen bruinen kop liepen. Ik vond hem
in dieën tüd als ik in Amsterdam woonde net
zoo bruin en zoo hard als mün schoenen. Nou
ben 'k eigens zoo en gewend aan dat soort van
vel. Onderweuge van school naar huis, Dré I
en Dré III waren voor 't eerst saampies en
toen wierden we vrienden veur ons heele leven,
onderweuge dan zee Opa: Manneke, zeet-ie
da kooike daar is veul te naauw veur jou.
'kZal perbeeren 't deurke los te zetten. Me
neer Amico, ik was nog erg jong, maar de
groote menschen hadden me al zoo dikkels iets
onmogelijks beloofd, dat ik er het müne van
docht. Ik was in de freubelarü gedaan, omdat
ik thuis te lastig was, nou weer thuis komen
omdat ik op school te lastig was, zooiets kon
zelfs zo'n grooten, sterken, breejen man als
Opa, die mü net zoo gemakkelük droeg of ik
'n zagemeelen pop was, zo'n wonder kon zelfs
münen Opa nie doen.
Hij zee dat maar, docht me, om mü te
troosten en om z'n eigen iets plezierigs wüs
te maken. Of om teugen mij te bluffen. Groote
menschen bluffen veul tegen kleine kinders.
Maar om vier uur kwam ie me weer halen en
ik moest Soeur 'n handje geven en goeiendag
zeggen. Den anderen dag zat ik in Ulvenhout
op den rug van den grazenden Bles. En als
ik drie maanden later thuiskwam, dan was er
een broertje bü gekomen, onzen Bart!
Kijk, zie je meneer amico, zoo is Opa. Hü
zegt alles mee 'n lachend gezicht, zoo onder
'n lolletje deur, maar hü méént 't. En Opoe
vliegt daar nog dikkels in. Zü denkt, lük de
meeste menschen, dat seerjeuze dingen alleen
mee 'n zuur gezicht gezeed en gedaan motten
worden, 'tls wel veul makkelüker, zuurküken,
maar Dré I doet 't nou eenmaal anders. En
ik weet dat al 10 jaar!
Zie je, meneer Amico, hü is een man zooals
je graag zelf worden zou. Zóó sterk, dat je
mee alles lachen kunt. Vooral mee heel seer
jeuze menschen, die denken dat ze te voor
naam zijn om te lachen. Ge weet wel, dat
soort dat naast z'n schoenen loopt. Een groot
soort. (In aantal tenminste, zooals ook konünen
een groot soort zün). Ja, ik druk m'n eigen
sjecuur uit, want dat mot van Opa. Hü zee
altü: Sehrüf wa ge te zeggen hebt zóó, dat
'n klein kind oe begrüpen kan, want lezen is
'n moeilük ding. Schrüven, zeet-ie, is praten
mee menschen, zonderdat z'oew gezicht zien.
En daar wü ggwend zün meer mee onze oogen
te praten dan mee onzen mond, motten wü
als we schrijvend-praten, ons eigen heel dui
delijk uitdrukken, anders worden we fout ver
staan.
Ja, meneer Amico, ik leer veul van hem.
Op school heb ik 't a-b-c geleerd. Van Dré III
leer ik lezen. Dat zijn twee veul verschillen
de dingen. Want 't eene is de freubel, 't an
dere 't leven; 't eene is 't zaaike, 't andere
't gewas.
Maar nou wat anders. Ik blüf alsmaar over
Dré I praten en de bedoeling van deuzen brief
is gaar iets anders.
Opa heeft van den zomer een brief gekregen
die nog altü op antwoord wacht. Menschen
in Amsterdam hadden op kantoor over Opa's
brieven gepraat en gelezen dat ik op den hof
van Dré I geplaatst was als a.s. compagnon.
Deus kantoormenschen, die ergens zonen heb
ben van mijnen ouwer, vonden het in deuze
tüen nog zoo gek nie, om 'n jongen in 't boe
renbedrijf te doen. Enzoovoorts. Eén ding be
grepen ze nie! Dat Dré op 'n zomerdag rustig
naar stad ging mee den groentenwagel en mü
op 't hooiland achterliet mee 't volk, terwül
Opa toch onweer verwachtte. Toen kwamen de
groote Ulvenhoutsche feesten aan beurt en
Opa kost geen gelegenheid meer vinden om
die Amsterdamsche kantoorheeren de zaak uit
te leggen. Nou schünt hü dien menschen be
loofd te hebben, dat ik eigens op huilie vragen
zou antwoorden en zoo zit ik nou mee de ge
bakken peren. Mee drie spellingen, die 'k op
school van drie ministers heb motten leeren,
want ditte komt in de krant, dus het mot er
'n bietje prontjes uitzien dit schrüfsel en mee
'n vraag dienouja als die heeren jongens
van school waren,'zou ik zeggen: eenen gek
kan meer vragen dan honderd wüzen kunnen
beantwoorden.
Ja, die spellingen. Op 'nen goeien morgen
zee den klasbroeder op St. Louis in den Ouwen-
bosch, dat er veul ennekens waren afgeschaft
dieën nacht. Het was nie meer: ik krijg den
gulden, maar: ik krijg de guide. Docht ik. Maar
den gulden bleef heel. Het was nog voor de
deefelewaatsie. (Zeg ik dat goed?) Dus het
wierd: ik krijg de gulden. Ik moest 'n hoop af-
leeren! En ik heb toen vooral ditte geleerd,
meneer Amico, afleeren is nog makkelüker dan
üanleeren!
Het was de spelling Terpstraat geloof ik.
Toen wij al die moeilük aangeleerde ennekens
afgeleerd hadden, toen vertelde de klasbroeder
op zekeren morgen dat er nog veul meer was
afgeschaft. Om te beginnen: alle dubbele open
klinkers. Het was nie meer regeering, maar
regering. En wü lazen dus „rèègering" 'n
Visch wierd 'n vis en ik ben aan dat beest-
zonder-stèèrt nooit gewend gerokt! Toen gin
gen wü op school aan politiek doen. Want
wisten we vroeger maar amper dat er minis
ters bestonden, nou wisten we zelfs dat er mi
nisters-van-'n-blaauwen-maandag bestonden.
En als 't zoo nog efkens deurging, dat er tel
kens 'n andere taaiminister kwam, dan rokten
wü van 'n heel moeilük vak, van 't Neder-
landsch af! Dus wü keken op school al in de
krant, onder de advertenties of er weer nuuwe
ministers gevraagd wierden. Veural zoo teugen
de overgangsexamens.
Volgens Piet van 't Riet hadden we ook wel
kans op 'nen makkelüker-sommen-minister.
Misschien is die er nóu, ik heb 'm nie meer
meegemokt. Toen kwam er 'nen minister mee
'nen baard. Dat zag er bedenkehjk uit, meneer
Amico. Want 'nen minister die zelfs zonde er
van mokt om zünen baard weg te laten kap
pen, zou zekers geen stukken uit ons Taalboek
wegkappen. Deus politieke redeneering kwam
uit. Lük dieën mensch z'nen baard kweekte,
zoo kweekte hü in onze grammatica nuuwe
stekskes op. En ik was aan m'n vierde spelling.
Kijk, zie je, meneer Amico, ik ben nou dalük
geenen sufferd. Ik was op school wel geenen
meteoor, zee Broeder-overste, maar ik ging
toch altü over, want daar zat een gulden van
Dré I aan vast. En op de Cour nie om te
bluffen, maar de jongens hebben me toch ge
schreven, dat mün elftal niemeer in 't eerste
is, nou ik ben gaan boeren. Ik kon dus wel
mee, maar vier Nederlandsche talen leeren in
'n paar jaren, dat lag me te-zwaar op de maag.
Dré I heeft nu gezeed da 'k daar maar nie te
veul over tobben moest (was ik ook nie van
plan) want dat er teugenwoordig zelfs wel per-
festers zijn, die fout schrijven. En dat t zelfs
nog nie uitgemokt is, of er éénen Nederlander
bestaat, die z'n Nederlandsch heelegaar sjuust
schrüft. Nou meneer Amico, dat was veul
troost, want ik zou nie geren 'n uitzondering
zün. Ik sehrüf nou dus maar Brabantsch mee
'n Amsterdamsch accent.
Da's één.
En nou die Amsterdamsche kantoorheeren.
Dat zit zoo. Opa is hier den baas. En als ge
ooit Opoe eens teugen "t hjf aanloopt, kunt ge
me tóch gelooven!
Den allereersten zorg van den baas is....
het geld. En al spreekt Dré I daar nooit over
in z'n brieven, tóch is ie van deuzen verant
woordelijken zorg veur 't bedrijf diep over
tuigd. Zijnen groentenwagel is den handel van
't bedrüf. Daarmee mokt ie z'n geld. Mot ik
nog meer zeggen?
Nog iets. Omdat Dré I den baas is en Dré III
z'nen kleinzeun-opvolger, kan den baas t volk
puik „aan z'n lot overlaten," omdat ons volk
net zoo slim is als de arbeiders in de stad en
ons volk dus wel beseft dat huiliën baas mee
mij z'n oogen achterlaat En't oog van
den meester mokt 't volk vlijtig! Da's twee.
En waarom mot Dré I hierblüven als er 'n
onweerswolkske aan komt drijven? Opa kan
veul. Heel veul! Maar 't onweer teugenhou-
wen.... neeë, da's nog onmeugelüker, dan 4
Nederlandsche talen leeren véur oew 12de jaar!
En 't allerveumaamste is ditte nog: als Dré I
rap iets aan zünen compagnon hebben wil, dan
zal Dré III toch op eigen beenen motten lee
ren staan! En rap ook! En als ik münen Opa
goed en vlug wil opvolgen, dan zal ik alweer
rap op eigen beenen motten leeren staan! Net
zoo goed mee mooi weer, als mee onweer.
En mokt guilie oew eigen nie ongerust Opa
heeft me mee m'n vier jaren al te peerd gezet.
Me zwemmen en schieten geleerd, zoo jong als
kost. Me sterk gemokt mee groote botrammen,
wandelingen en fietstochten van 100 KM. per
dag. Me vertrouwd gemokt mee de beesten en
mee 't volk. 'kBen zoo groot als Opa, weeg 165
pond en m'n handen zün van eelt. Ik wist in
de schoolbanken geen raad mee al m'n knieën.
Neeë, mokt oe nie ongerust, meneeren. Dré I
laat geen papjong achter op z'n bedrüf, als ie
de klanten afgaat mee onze producten!
Ik schei er af.
Opoe heeft den avondpap gereed gezet en
Opa lee zünen paternoster op tafel, den dag
is om.
Veul groeten van Opoe en Dré I en geen
haar minder, meneer Amico, van
DRÉ m.
Saluut!