VROUW ALS SMOKKELAARSTER
SPEELT EEN VOORNAME ROL
Het souvenir van den kellner
Ontdekking vaak toeval
m
Tragedie in het
Australische woud
::s
ZEEMAN, DIE NIET
ZWEMMEN KAN
ZONDAG 26 SEPTEMBER 1937
V
De bestrijding der inter
nationale smokkelarij
De fatale bonbon
Een kostbaar halssnoer
Grootste orgel der wereld
KORT VERHAAL
De dingo kan alleen
met den dingo ver
jaagd worden
Koninklijke treinen
Projectielen en nog wat
Kunstmatige waterval
ZjZE
■VS^VSWW.ViV^VWWW=
Hst boek der smokkelarij is welhaast
onuitputtelijk in zijn eindelooze
verscheidenheid. Het is, wanneer
men dit boek doorbladert, vaak moeilijk de
juiste scheidingslijn te trekken tusschen de
ware smokkelgeschiedenissen, waar soms
maar weinig romantiek aan verbonden is
en de boeiende, romantisch schijnende en
spannende verhaaltjes en verdichtsels, die
door grage vertellers rond de smokkelarij
geweven worden.
Als wij hier een en ander over den smokkel
handel en zijn bestrijding vertellen willen, zul
len wij daarbij trachten, niet tot de laatste ca
tegorie, de „grage vertellers", te behooren. Feit
is echter, dat de sfeer, die rond de smokkelarij
hangt, er steeds een is van sensatie en span
ning. Het spreekt, dat een sterk zenuwgestel
den smokkelaar dan ook altijd eigen is. Wij doe
len nu niet zoozeer op de tallooze smokkelge-
Valletjes van eenige ponden suiker of boter,
zooals die aan onze grenzen zelfs nog vaak
plegen voor te komen. Eenige weken terug
deed zich hieromtrent nog een vermakelijk ge
val voor in een dorpje aan de Nederl.-Belgi-
sche grens, toen er plots een druk grensver
keer van vele vrouwen ontstond. Wat was
namelijk het geval? De eenige visiteuse
daar ter plaatse was met vacantie.
Het werd de douane toch te bar of
liever te zichtbaar al die vrouwen, die
spotten met de slanke lijn, zoodat toen maar
tijdelijk een vrouwelijke hulp van een naburige
plaats gehaald werd! Het halve pondje boter
zonder Rijkscontrólemerk, dat een goedgeef-
sche boerin in de buurt van Gouda onlangs uit
haar boterpot weggaf aan een jongetje voor zijn
niet te rijk met aardsche goederen bedeelde
ouders en deswege een proces-verbaal opliep,
kunnen wij moeilijk als een ernstig smokkel-
geval kwalificeeren.
Wij hebben hier meer de groote internatio
nale smokkelarij op het oog, waarbij steeds
groote bedragen gemoeid zijn en ter bestrijding
waarvan in de groote landen een speciale re
cherchedienst bestaat, die internationaal nauw
contact met elkander houdt en zoo vaak tot de
oplossing van de vernuftigste en geslepenste
smokkelcomplotten komt. Alhoewel nu juist
geen fraaie, speelt de vrouw in de groote smok
kelarij toch vaak een zeer voorname rol. De
Amerikaansche recherchedienst heeft zelfs spe
ciale registers aangelegd, waarin talrijke kunst
grepen vermeld staan, die door deze vrouwen,
wien het meestentijds te doen is, juweelen en
kostbare kleeding uit Europa naar de Nieuwe
Wereld over te hevelen zonder ook maar één
dollarcent aan invoerrechten te besteden, be
dacht werden entoegepast.
Een voorbeeld van vindingrijkheid, die door
het toeval echter op mislukking uitliep,
demonstreerde de dame, die bij het aan
wal gaan in de haven van New-York o.a. een
heerlijke doos bonbons uit Parijs in de hand
hield. Bij de douane-controle gaf zij haar tij
delijk aan haar kamenier, die intusschen een
praatje met een der beambten maakte. De man
scheen zoo in haar smaak te vallen, dat zij
hem een bonbon aanbood. Hij bevond de lek
kernij echter ongewoon hard en nieuwsgierig
als douanebeambten uiteraard zijn, haalde hij
het geval weer uit zijn mond enhij hield
een zuiveren diamant in zijn hand. Het spreekt,
dat madame dien dag niet verder kwam.
Een andere dame arriveerde eens te New-
York met een allerliefst schoothondje. Zoo'n
schattig Pekingeesje, dat mannen haten en
waarop vrouwen verzot kunnen zijn. Welnu,
manlief stond zijn vrouw op te wachten, die
echter eerst nog het douane-onderzoek moest
ondergaan. Maar het hondje blafte en blafte
en trok aan zijn bandje, tot mevrouw ten slotte
half onwillig haar hondje, dat met een dekje
tegen de koude beschut was, liet gaan. Deze
man bleek het Pekingeesje niet te haten, want
hij liefkoosde het, alsof het zijn halve ver
mogen droeg. Maar toen de dame haar man
toeriep: „George, wil je zoo lief zijn, om Helen
te zeggen, dat ik gearriveerd ben", en hij daar
op verdween met het trouwe hondje achter
hem aan, vond de reeds wantrouwende inspec
teur genoegzame aanleiding, het hondje aan een
nader onderzoek te onderwerpen. Hij ontdekte
diamanten en parels in een hoeveelheid, die
meer dan het twintigvoudige van zijn jaar
salaris vertegenwoordigde. En dit jaarsalaris zal
heusch zoo gering niet zijn geweest, want het,
is bekend, dat deze ambtenaren een heel be
hoorlijk salaris verdienen met het oogmerk hen
beter bestand te doen zijn tegen omkooperij
door de groote smokkelaars.
Niet zoo afgezaagd als de koffers met dub
belen bodem en de holle wandelstokken, is de
volgende truc toch ook geen wonder van origi-
neele vindingrijkheid. Dat wij hem echter rele-
veeren, is om aan te toonen, dat ontdekking
van de smokkelwaar zoo dikwijls tot stand
komt door het loutere toeval.
Het tooneel is weer de haven van New-York.
De passagiers «troomen aan land. Een inspec
teur maakt zijn collega opmerkzaam op een
charmante dame, die veler aandacht trekt. „Is
zij reeds gevisiteerd," vraagt de inspecteur ver
der. Zijn collega beantwoordt bevestigend. De
inspecteur vraagt echter een nieuw onderzoek
door een visiteuse, hetgeen hem wordt toege
staan. En het nieuwe, meer nauwkeurige onder
zoek had succes. De controieuse ontdekte maar
liefst een hoeveelheid kant, een slordige waarde
vertegenwoordigend van drieduizend dollar, het
geen zij om haar lichaam had gewikkeld. De
reden waarom de inspecteur op een hernieuwd
onderzoek had aangedrongen? „Toen de wind
de japon van de dame een weinig deed op
waaien, zag ik een stukje witte kant er uit-
gluren!"
Ondanks de scherpzinnigheid van een be
kwaam douanecorps lukt het nog vaak
tal van juweelen de Nieuwe Wereld bin
nen te smokkelen. Maar men moet niet den
ken, dat zij dan verder veilig zijn voor het oog
der wet. Een enkel geval moge illustreeren, hoe
de ambtenaren van de Schatkist werkzaam
blijven, om alle gesmokkelde kostbaarheden nog
te achterhalen, ook wanneer de eerste gesle
pen uitgedachte truc bij de douane met suc
ces bekroond werd.
Zoo kon het gebeuren, dat een dame van de
New Yorksche society tot haar groote verras
sing eens een bezoek kreeg in de loge van de
Metropolitan Opera, toen zij luisterde naar de
uitvoering van „Tosca", van een heer in smo
king, die haar angstwekkende bijzonderheden
op de meest correcte wijze wist te vertellen
over het kostbare halssnoer, dat zij dien avond
voor het eerst in het openbaar droeg. De parels
bleken in Europa gekocht en een agent van de
juweliersorganisatie had den koop met vertra
ging gerapporteerd. De dame zou het fraaie
halssnoer ook voor de laatste maal dien avond
gedragen hebben, had zij niet, na aanvankelijk
hevig verzet, een bedrag van vijftienduizend
dollar aan douanerechten neergeteld!
De laatste jaren hebben wij er nog een be
langrijken deviezensmokkel bij gekregen. Nieu
we geslepen trucs werden bedacht om geld
zendingen van het eene naar het andere land
binnen te smokkelen.
Geraffineerd ging de vrouw te werk, die in
een vooraanstaand blad van het betreffende
land een advertentie plaatste, waarbij zij ver
zocht de binnenkomende brieven naar een adres
in het buitenland na te sturen. Er kwamen in
derdaad brieven binnen. Brieven, afgezonden,
door haar vertrouwdste vrienden, die er een
hoog bankbiljet, van haar zelf afkomstig, in
gestopt hadden. De nazending in de officieele
enveloppe van het bewuste blad geschiedde
prompt en men kwam niet op de gedachte een
dergelijke zending op deviezen na te kijken.
Zie hier enkele bladzijden van het omvang
rijke boek der internationale smokkelarij. Een
tipje van den sluier werd opgelicht, om een
blik te werpen in de wereld, die voor ons eigen
lijk een gesloten boek behoort te zijn en te
blijven. Wij zouden dan ook hiermede slechts
hebben kunnen laten zien, hoe de gaven van
Het bekende Vrijheidsbeeld met daarachter het voornaamste havengedeelte van
New York, het belangrijkste centrum van den internationalen smokkelhandel en.
zijn bestrijding
intuïtieve vindingrijkheid bij de vrouw het meest
ontwikkeld zijn. Het was echter in minder gun-
stigen zin, reden waarom wij hier de kwalifi
catie van „geslepenheid" beter zouden kunnen
toepassen. Hetgeen dan voor iedere vrouw een
aansporing moge zijn deze gave steeds slechts
in den besten zin verder te ontwikkelen, in die
der intuïtieve vindingrijkheid, waarmede wij
allen ons voordeel zouden kunnen doen!
Ditmaal is het niet eens Amerika, maar
Duitschland, dat zich op deze superlatief
beroemen kan. Dit reuzenorgel bevindt
zich in Passau, de heerlijke Donaustad, en staat
in den prachtigen barokbouw van den STepha-
nus-dom met den achthoekigen koepel, die tot
de meest bekende bezienswaardigheden van
Zuid-Beieren behoort. Eigenlijk is het niet één
orgel, maar het zijn 5 orgels, wier volle klanken
zich tot een machtige harmonie vereenigen.
Dit grootste kerkorgel der wereld is een werk
der van oudsher bekende orgelbouwers, de fa
milie Steinmeyer in Oettingen (Beieren). Het
reuzeninstrument telt niet minder dan 208 re
gisters, 5 manualen en het bagatelletje van
16105 orgelpijpen.
De grootste van deze pij-pen, die uit de meest
verschillende materialen: hout, koper, zink en
tin vervaardigd zijn, heeft een lengte van 11.3
M. en een doorsnee van een halve meter; zij
bestaat uit zink en laat den diepsten bas hoo-
ren, welken men zich denken kan.
De kleinste is niet meer dan 8 millimeter lang
en heelt slechts 3 millimeter doorsnee, maar zij
fluit ook 10 octaven hooger dan de hoogste
fluit.
Het grootste der vijf orgels, het hoofdorgel,
is ingebouwd in een breed barokgewelf van 16
meter hoogte; de 106 registers zijn over een
hoogte van 6 verdiepingen verdeeld. Het Epistel
orgel en het Evangelie-orgel vormen prachtige
barokkasten in de zijschepen van den Dom.
Het koor-orgel staat in een nis van het hoog
gewelfde koor. Maar het heerlijkste is het
Echo-orgel, dat in het plafond ingebouwd is.
Door de „Hemelvaartsgewelven" dringen zijn
klanken naar binnen. Deze tonen uit een hoog
te van 30 meter, klanken, die om zoo te zeggen
uit den hemel vallen, geven een heerlijk, éénig
klankeffect, zooals men dat zelden te hooren
krijgt. Alle vijf de orgels zijn van één hoofd
klavier uit gelijktijdig te bedienen. Ondanks het
groote aantal registers, draden en knoppen is
alles voor den organist zonder bijzondere moei
te te bereiken. Ieder orgel heeft een gelijk
stroommotor, die ventilators voedt, welke 100
c.M3. samengeperste lucht per minuut leveren.
Om een verder begrip te krijgen van de groote
verhoudingen, zij nog vermeld, dat de 10 blaas
balgen van het hoofdorgel een oppervlakte van
10 M2. hebben en het heele hoofdorgel een vlak
te van 36 M2. inneemt. Het gewirwar van dra
den, rond, in en om het orgel, zou, uitgespan
nen, de respectabele lengte van 700 K.M. be
reiken.
Geen wtender, dat deze orgelreus een groot
aantrekkingspunt voor alle bezoekers van het
vriendelijke grensstadje is. Tijdens het reissei-
zoen wordt het orgel ook iederen middag be
speeld en de toehoorders nemen er een onver-
getelijken indruk van mee naar huis. Alle toon
aarden van den diepsten en donkersten bas tot
het suizelen van den zephir klinken in dit
weergaloos werdk tot een onvergelijkelijk
klankvolle harmonie samen.
Een 66-jarige zeeman, Fred. Barnes, die in
de Engelsche havenstad Selsey woont, werd
reeds eenige malen onderscheiden, omdat hij
vele kameraden van den verdrinkingsdood ge
red had. Barnes behoort reeds sedert 28 jaar
tot het reddingswezen van zijn dorp en steeds
was hij de eerste, die bij zwaar stormweer de
schepen in nood met zijn reddingsboot te hulp
kwam. Onlangs sloeg zijn boot om en Barnes
was verdronken, wanneer niet een van zijn ka-
heraden te hulp geschoten was. De dappere
zeeman kon niet op eigen kracht, hoewel het
rustig weer was, naar land komen, omdat hij
niet zwemmen kon. Door deze gebeurtenis
werd dus eerst bekend, dat een man, die sedert
28 jaar zijn medemenschen te hulp komt, wan
neer de schepen in nood verkeeren, zelf niet
eens zwemmen kan.
Het Engelsch echtpaar, mijnheer en me
vrouw Francis Buxton, had een vacantie-
reisje van drie weken langs den Rijn ge
maakt. In die drie weken hadden ze het er goed
van genomen. Ze waren nu in Keulen en zou
den morgen weer naar hun land terugkeeren.
Ze stapten het café „Schiller" binnen en zoch
ten een weg tusschen de talrijke tafeltjes.
Het was er druk. Toen ze goed en wel gezeten
waren, zei Francis:
„We hoeven hier niet te eten. Je kunt hier op
je gemak een flesch drinken en naar de muziek
zitten luisteren."
De kellner kwam en legde op mijnheer Bux
ton's tafeltje een geweldig menu.
.Dinner?" vroeg hij.
„Zoo, spreekt u Engelsch?" vroeg Buxton.
,Dat doe ik, mijnheer."
,Dat treft dan. Maar we willen alleen maar
wat drinken. Breng maar een flesch Moezel
wijn."
„Ik zou toch graag wel wat eten," zoo liet
mevrouw Buxton zich nu hooren. „Zou 't gaan,
denk je?"
Haar echtgenoot keek het menu in.
„Och ja, als we 't kalmpjes aanleggen, dan
wel."
„Hoeveel geld hebben we nog?"
Mijnheer Buxton haalde z'n portefeuille te
voorschijn en telde.
„Ik heb nog precies 50 mark, en onze retour
kaartjes hebben we. Als we 't hotel betaald heb
ben voor vannacht en taxi's en zoo, dan blijft
er nog een 30 mark over. We hoeven hier dus
maar onder de 20 mark te blijven."
Op dit oogenblik vertoonde zich een hand bo
ven z'n schouder, om twee keurig glad gewre
ven glazen op tafel te zetten.
Deem me niet kwalijk, mijnheer," zei de stem
van den kellner achter hem.
„Je spreekt heel goed Engelsch," zei mijnheer
Buxton, en vroeg zich meteen af of de man
iets van hun gesprek gehoord had.
„Inderdaad, mijnheer," klonk het waardig en
kort.
Daarna keken ze elkaar aan. In mijnheer
Bucton's brein kwam de gedachte op, dat hij
dien man al eens meer gezien had.
„Waar heb je 't geleerd, vriend?" vroeg hij.
„In Engeland, mijnheer. Vóór den oorlog heb
ik jaren in Engeland gewoond."
„Waar?"
„In Norwich en Yarmouth."
Mijnheer Buxton vroeg niet verder. In geen
van beide steden was hij ooit geweest. Hij had
zich dan zeker vergist. En toch herinnerde dat
gelaat hemMaar 't zou wel verbeelding zijn,
of een toevallige gelijkenis.
,,'t Schijnt dat hij in den oorlog geweest is,"
merkte mevrouw Buxton op, nadat de kellner
zich verwijderd had. „Hü heeft een groot lit-
teeken op z'n achterhoofd."
„Waarschijnlijk van een sabelhouw," meende
haar echtvriend.
Het echtpaar
had besloten in
Schiller" te di-
moesiten dus i De Wraak Van den 1
nog uitmaken
wat ze zouden CX-gCWOtldC
eten. Met het
oog op de be
perkte geldmid
delen, vereischte dit eenige studie van het
menu.
Na zorgvuldig zoeken hadden ze hun lijstje
klaar: soep, omelet, kaas, ijs en koffie. Een
vleeschschotel zou allicht te duur komen.
De kellner werd geroepen. De soep, die ze
uitgekozen hadden, was uitstekend, maar, zei
hij, dan koud, bevroren. Engelschen namen dat
altijd zoo. Hij zou er wel voor zorgen. Omelet
beval hij aan, bereid volgens de Fransche keu
ken. Er was juist dien morgen prachtige Ca
membert gekomen. Die kaas smaakte heerlijk,
en ijs, ja ijs met chocolade, de „spécialité de la
maison". Als koffie zou hij fijne mocco ser
veeren.
Het echtpaar Buxton vond dit alles heel goed.
Wat een vriendelijken, voorkomenden kellner
was dat toch, zoo een hadden ze op hun vacan-
tiereis in geen enkel hotel of restaurant aan
getroffen. Ze lieten zich het maal dan ook goed
smaken.
Aan 't einde ervan kwam de kellner en maak
te snel de rekening op, die hij mijnheer Buxton
voorlegde.
„Hoe heb ik het nu?" riep deze verbaasd. „Ne
gen en veertig mark!"
„Yes sir," antwoordde de kellner, met een
boosaardig genoegen op z'n gezicht.
„Maar man," hernam mijnheer Buxton, „daar
staat: Soep, vier mark vijftig per portie, en op
't menu staat twee mark vijftig!"
„Dat is de gewone soep. Uw soep is speciaal
gekoeld, dat is twee mark extra," en de kellner
wees naar een hoekje van 't menu.
„Dat heb je me niet gezegd."
„No sir."
„Maar dat is afzetterij!" riep Francis Buxton.
„Ik heb nog maar 50 mark om m'n hotelreke
ning te betalen en thuis te komen."
„Dat is mij bekend," en weer verscheen die
uitdrukking van leedvermaak op het glad ge
schoren gezicht van den kellner, „ik heb ge
hoord dat u dat zei."
„En waarom behandel je me zoo?" vroeg de
Engelschman opgewonden.
„Dat zal ik u zeggen. Kijk u me eens goed
aan, mijnheer, we hebben elkaar meer gezien!"
„Dat dacht ik al, maar ik kan me niet her
inneren waar."
„Zoodra ik binnenkwam, herkende ik u, en ik
zal u zeggen waar we elkaar ontmoet hebben.
Denk maar eens aan October 1917, bij 't bosch
van Belleville. U was toen onderofficier bij de
Engelsche infanterie."
„Ja, daar ben ik geweest en daar moet je mij
gezien hebben, anders zou je niet weten dat ik
sergeant bij de infanterie geweest ben."
„Herinnert u zich niet de Duitsche gevan
genen, die dien dag binnen gebracht werden?"
vroeg de kellner.
„Wat wil je daarmee zeggen?"
„Herinnert u zich niet een gevangene met
een gebroken arm en verbonden hoofd?"
„Ja!" riep mijnheer Buxton. „Die man heeft
me een paar knoopen van z'n kapot jas gegeven.
Ik heb ze nog thuis; ze hangen in een lijstje
aan den wand."
„Gegeven!" riep de kellner verontwaardigd.
„Ik heb niets gegeven; u nam ze. Den heelen
weg van het front af hebben jullie Engelschen
me lastig gevallen. Ze wilden allen souvenirs
van mij hebben; 'n plaatje van m'n muts, m'n
koppel, m'n veldflesch, m'n knoopen, die jullie
van m'n kleeren hebben gerukt. U hebt
me de laatste afgenomen. Maar u dacht
niet aan m'n gebroken arm, aan m'n ver
bonden hoofd; u dacht alleen aan die knoopen,
als souvenirs. En ik moest er maar aan denken,
hoe ik m'n kleeren aan m'n lichaam moest
houden! Dat heb ik nooit vergeten. En toen zag
ik u hier binnenkomen en hoorde u zeggen, dat
u nog maar 50 mark had. Ik krijg van u 49 mark.
Als u weigert die te betalen, roep ik de politie.
U hebt de keus."
Zwijgend overhandigde Francis Buxton al z'n
geld, 50 mark, aan den kellner.
„U krijgt één mark terug," zei deze. „Uw laat
ste tram is al weg. Een taxi naar uw hotel kost
drie en een halve mark. U zult moeten loopen,
mijnheer, zooals ik dien dag, zonder een knoop
aan m'n jas heb moeten loopen. U hebt uw
souvenir gehad, nü heb ik het mijne."
5^
Douane-controle aan onze grenzen, die ook een waakzaam oog houdt op den
kleinen smokkelhandel
De schapenfarm ,,Crimple Creek" aan het
Eipe-meer, niet ver van de spoorlijn Ade
laide—Ooduadatta, had in den loop van
een jaar meer dan 800 stuks van haar 100.000
dieren verloren, en deze dieren waren voor het
grootste gedeelte het slachtoffer van de dingo's,
de wilde honden. Mr. Grinder, de eigenaar, zond
zijn bereden herders uit om de dichtbij wonende
kolonisten tot een drijfjacht uit te noodigen.
Het was een bont gezelschap, dat kort daar
op afzonderlijk of bij groepen op Crimple Creek
bijeenkwam. Robuste gestalten met harde ge
zichtstrekken, lange haren en verwilderde baar
den. Ieder van die mamien had een Remington-
geweer dwars over het zadel liggen en een lang
mes in de schacht van de laars steken. Onder
hen trok een oude man de aandacht door zijn
reuzengestalte; hij stond algemeen bekend on
der den naam „Jack, de pelshandelaar", naar de
honderden vellen van zilvergrijze wallabies de
kleinste kangoeroesoort beren, vossen, wol
ven, eekhorentjes en buidelratten, die deze jager
ieder jaar op de markt bracht. Jack's pelsen
waren zeer gewild, omdat hij de dieren door
meesterlijke schoten in den kop doodde, zoodat
de huid zelf ongedeerd bleef.
De farm was lang niet groot genoeg, om alle
gasten te herbergen. Zoo laaiden spoedig nu
hier, dan daar houtvuren in de Creek op, waar
vrienden en kennissen zich om heen schaalden.
Natuurlijk hadden al deze gesprekken haast uit
sluitend betrekking op de dingo-jacht. Een ieder
gaf zijn meer of minder slechte ervaringen met
de wilde honden ten beste. Ieder deed zijn mee
ning hooren omtrent het vangen van deze die
ren. De oude jager luisterde zwijgend naar deze
vertellingen en schudde enkel af en toe eens
met het hoofd.
„Nou, Jack, wat denk je er zooal van?"
„Well Mr. Grinder, de dingo kan alleen met
den dingo definitief verjaagd worden. Da's een
feit!"
Een brullend gelach der kolonisten beloonde
de vermeende grap. Vooral een roodharige far
mer met brutale uitdrukking op het gezicht,
Sharper genaamd, dien men heimelijk verdacht
meer veeroover dan farmer te zijn, kon niet na
laten den ouden man voortdurend met giftige
woorden te bespotten. Daar echter niemand op
zijn woorden inging en Jack absoluut geen no
titie van hem nam, trok hij zich met ontevreden
gezicht tenslotte terug, terwijl hij een blik van
woede op Jack wierp. Deze twee schenen vroe
ger al eens iets met elkander gehad te heb
ben....
Mr. Grinder had weliswaar hartelijk meege-
lachen, maar toch vroeg hü; „Jack old friend,
wil je ons niet eens uitleggen, wat je daarmee
bedoelt, den dingo met den dingo verjagen?"
In plaats van te antwoorden liet de oude een
schrillen fluittoon hooren. Vijf, zes seconden
verliepen en toen zag men een geelachtig li
chaam met een geweldigen sprong over de drie
meter hooge palissade der kreek vliegen. Met
fonkelende oogende lippen opgetrokken,
zoodat zijn vreeselijk gebit zichtbaar was, stond
een reusachtig dier temidden der mannen, die
vol schrik opgesprongen waren. Op een wenk
van den jager strekte het zich aan zijn voeten
uit, gereed voor den sprongvijandige blik
ken op het gezelschap werpend
„Well, Mr. Grinder, dat is mijn Lion, kruising
van een dingo-teef en een Newfoundlander, zelf
gefokt, is zoo sterk als een leeuw, vandaar zijn
naam. Lion zal ons de dingo's in handen spelen.
Da's een feit!"
Allen stonden sprakeloosZij staarden het
dier aan, uit wiens oogen de moordlust fonkel
de. Het roodgeel vel vertoonde aan de zijden
een pikzwarte kleur. De gespierde pooten, de
korte, stevige nek verrieden de buitengewone
sterkte van het dier. Tot diep in den nacht bleef
men rond de kampvuren en men disputeerde
heftig over de bruikbaarheid van Lion op de
dingo-jacht.
Het jachtgezelschap was nu ongeveer voltallig.
Den volgenden morgen in alle vroegte rukte de
troep uit. Men had Jack de leiding opgedragen.
Aan het einde van den troep reed, door de far
mers zichtbaar gemeden, de roodharige Sharper.
Urenlang ging het door het typisch Australische
woud, waarin groene savannah's afwisselden
met laag struikgewas en moerassen, welke met
zoutplanten begroeid waren.
Eindelijk bereikte men uitgestrekte eucalyp
tus-gebieden, die reusachtige oasen omsloten,
waarin malsch kangoeroe-gras weelderig op
schoot. Hier huisde het wild, maar ook de dingo,
zijn doodsvijand. Nog een uur liet Jack de ja
gers voorttrekken, toen liet hij hen halt maken
en verdeelde de schutters langs een halve-
maanvormigen woudzoom, vanwaar men een
ruimen blik had op een boomlooze grassteppe.
Tien man aan beide uitloopers van het woud
hadden tot taak, later den kring te sluiten. Nu
trok Jack uit zijn zadeltasch een versch dingo-
vel.
„Lion, wait for catch the damned rancals. Go,
on!" (Lion let op! Pak de roofdieren! Vooruit!")
Het dier gunde zich nauwelijks den tijd om
aan de tropee, die hem voorgehouden werd,
te ruiken, het stormde heen
Een, twee uren verliepen in gespannen ver
wachtingdaar zeg men in de verte gele die-
renlichamen door het hooge gras schieten. Aan
het hoofd van den troep Lion. Blindelings volg
den de dingo's hun halfbroeder, die hen nog in
wildheid overtrof. Een scherp signaal van den
ouden Jack. Als de bliksem zwenkte Lion zij
waarts.... terwijl de heele troep recht vooruit
raasde naar het woud toeOp dat oogenblik
zette de jagers een snelvuur in.... Overal wen
telden de gesnapte wilde honden zich in hun
bloed. Slechts enkele dieren ontkwamen
Meer dan 100 lijken werden geteld.... Toen nu
de kolonisten den ouden pelsjager juichend om
ringden, klonk plotseling nog een enkel schot.
„Damned, daar is nog een beest!"
Met dezen kreet was Sharper te voorschijn
gekomen en had met een welgemikt schot Lion
neergelegd.
Zwijgend knielde oude Jack neer. Streek nog
eenmaal over den kop van zijn vermoorden,
trouwen jachtgezel.... dan besteeg hij zijn
paard en reed, zonder zich verder nog om het
gezelschap te bekommeren, heen.
Zwijgend werd de terugweg afgelegd.
Een week later vonden schaapherders Sharper
diep in het bosch.... met een kogel door het
hoofdhet vel van Lion lag over hem uit
gespreid.
Van Jack hoorde men nooit iets meer.
Onlangs lazen we hoe men in Engeland
handelt met Koninklijke treinen en welke
bijzondere maatregelen men daar voor de
veiligheid van die treinen neemt. De K.T. wordt
in Engeland des daags aangeduid door het
plaatsen van vier witte schijven op de locomo
tief, bij nacht door vier witte lantaarns, één
tegen den schoorsteen en drie op den buf ferbalk.
Wissels, die tegen de punt in bereden worden,
moeten, bij het passeeren van den K.T. in den
juisten stand worden vastgelegd. Overwegen
worden door bijzondere posten bewaakt, even
als tunnels, terwijl de bepaling gemaakt is, dat
met den K.T. gelijktijdig geen tweede trein
zich in een tunnel mag bevinden.
Gaan we nu eens na, Welke maatregelen bil
onze spoorwegen genomen worden bij het rijden
van een K.T. Reist H. M. per extra-trein, dan
komen voor op de locomotief twee vlaggen met
den Koninklijken Standaard te staan. Ook ge
beurt dit, als H. M. reist in de Koninklijke rij
tuigen per gewonen trein. Een uur voordat de
trein zal passeeren, moet de geheele weg wor
den geschouwd en blijven de hiermede belaste
beambten opletten, dat de weg ook daarna vei
lig blijft. Van af een uur tevoren mag niet
meer met werkwagens gereden worden. De
seinwerkers worden zoodanig over het te berij
den baanvak verdeeld, dat bij een eventueele
storing in de beveiligingsinrichtingen, onmid
dellijk ingegrepen kan worden. Belangrijke pos
ten en overwegen Worden speciaal bewaakt.
Men zal zich afvragen: Moeten wissels, die
tegen de punt worden bereden, niet zijn afgeslo
ten? Neen, dat is niet noodig, want alle wissels,
die tegen de punt in worden bereden, zijn niet
alleen voor den K.T., doch voor alle treinen
vastgelegd.
De projectielen (van het Latijnsche pro
voorwaarts en jectus geworpen), welke
uit de onderscheidene vuurwapens worden
geschoten, worden samengevat onder de bena
ming munitie, afkomstig van het Latijnsche
munire voorzien; oorspronkelijk had dan ook
het woord munitie in meer algemeenen zin de
beteekenis van voorraad.
Bij verschillende vuurmonden worden nog
gebezigd kardoesladingen, dat zijn ladingen,
welke niet zijn vervat in een aan het projec
tiel bevestigde huls, maar in afzonderlijke ver
pakking daarbij zijn gevoegd; de naam kardoes
houdt verband met het Italiaansche cartocchio,
hetwelk op zijn beurt samenhangt met charta
papier, uit welke grondstof de eerste hulzen
voor (hand) vuurwapenen weerden vervaardigd.
Tenslotte ofschoon niet in onmiddellijk
verband met het voorafgaande staande zü
hier nog vermeld, dat de naam salvo voor ee»
aantal gelijktijdig geloste schoten rechtstreeks
afkomstig is van het Latijnsche salvare
groeten aangezien het salvo aanvankelijk alleen
werd toegepast als eerbewijs voor hooggeplaat
ste personen, of als uiting van vreugdebetoon
bij feestvieringen.
In de buure van den Chersee-berg in de Rocky
Mountains is men begonnen met het bou
wen van een waterval. De waterval moet
zich over een 800 meter hoogen wand uitstor
ten, waartoe een sterke bron, die onder den wa
terval haar oorsprong heeft, gebruikt zal wor
den. Deze reusachtige waterval zal gebruikt wor
den voor een electriciteitswerk, dat de omge
ving stroom moet leveren. Naast deze practi-
sche waarde zal de 800 meter hooge waterval
zeer zeker ook op de bezoekers aantrekkings
kracht uitoefenen.
E2B-E
Winkelier: „Wat wenscht mijnheer
Klant: „Vuur voor mijn sigaret!"