m
De avonturen van Prof je en Struis je
Md vtofmt dm dag
I
1
Augustus-tentoonstelling te Rome
TWEE NICHTEN O
EN TWEE NEVEN
Het Christendom
niet vergeten
DONDERDAG 30 SEPTEMBER 1937
V
li
„Et Oavendsklöksje
Ave Maria"
Er dreigt gevaar
Achteruitgang der
beschaving
Tegelsche operette
■linn ONZE WEERMACHT mma
Mf
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVA
NAAR HET ENCELSCH
T
Onze Romeinsche correspondent schrijft ons:
Tweeduizend jaar geleden werd Gaius
Octavius, later Keizer Augustus, geboren.
Ter viering van dit feit beval Mussolini
een grootsche tentoonstelling, de „Mostra
Augustea della Romanita" te organiseeren. De
tentoonstelling moest niet alleen van histori-
schen aard zijn, zij diende ook een politiek
karakter te hebben. Het Italië van heden, het
„Impero", pretendeert ten nauwste verbonden
te zyn met het Rome ten tijde van Augustus.
Het begrijpt het klassieke imperialistische ideaal
en geeft in dezen tijd de heroïek van toen
gestalte. Dit moest duidelijk tot uitdrukking
komen en in dezen propagandistischen opzet is
men alleszins geslaagd. Er is geen zaal op deze
tentoonstelling, die den bezoeker niet nadruk
kelijk voorhoudt: zóó groot was Rome, déze
rechten heeft het eenmaal bezeten zóó groot
wil Rome weer worden, déze rechten wil het
wéér bezitten.
Afgaand op deze tentoonstelling komt men
tot de conclusie, dat het imperialisme van het
huldig Italië geen grenzen kent. Het is natio
naal noch economisch georiënteerd; zijn
rechten ontleent het aan de historie en deze
zijn derhalve zoo goed als onbeperkt. De poli
tieke werkelijkheid is natuurlijk anders. Mus
solini, als groot staatsman, is een groot oppor
tunist; hij is niet meer fantast dan noodig is
om te voorzien in de theatrale behoeften van
het Italiaansche volk. Dt volk zelf is trouwens
te oud, om niet een zeer behoorlijke portie
scepticisme te bezitten. De Italiaan zal het
imperialistische ideaal, dat hem door deze ten
toonstelling wordt voorgehouden, toejuichea
voor zoover het bewuste grootspraak is; voor
zoover het ernst mocht zijn maar nogmaals:
het is zeer onwaarschijnlijk, dat het, zooals
het hier gesteld wordt, ernst is moet het
hem doen glimlachen. Om het eerste echter is
het nu juist te doen, want ook wanneer men
de grootspraak, omdat zij bewust is, toejuicht,
wordt men opgevoed tot heroïek. Men krijgt
weer gevoel voor stijl. En als Italië een mythe
behoeft, dan is slechts die van het groote,
stijlvolle gebaar bruikbaar. Een andere zou niet
geaccepteerd worden.
Een groot stijlvol gebaar, dat is' de Mostra
Augustea inderdaad. Zij vult tot de nok het
tentoonstellingspaleis aan de Via Nazionale,
dat met het oog op deze gebeurtenis nog aan
zienlijk werd vergroot. Alleen reeds het aantal
beeldhouwwerken overschrijdt de drieduizend.
Zeker, het zijn voor het meerendeel gipsen af
gietsels en dit moge den speurder naar klas
sieke schoonheid een desillusie bereiden. Maar
eenmaal reproducties en afgietsels aanvaar
dend, kon men van alle streken der wereld bij
dragen verkrijgen en zoo een voorbeeldige vol
ledigheid bereiken.
Kan zich op de Mostra Augustea de voor ds
Imperialistische politiek begeesterde verzadigen
aan de talrijke landkaarten, waarop de groei
van het Romeinsche imperium werd uitgebeeld
hoe gemakkelijk en snel kan men hier leeren
wat in den gymnasiumtijd een penitentie was:
het verloop van den strijd tusschec Rome en
Carthago, de Gallische oorlogen en wat dies
meer zij de historicus kan zijn hart op
halen aan veel, wat hij, benut hij deze ten
toonstelling niet, wel nooit meer te zien zal
kunnen krijgen: reproducties, soms honderd
maal vergrootend. van de zeldzaamste docu
menten uit de oudheid, uit den tijd der konin
gen, Brutus, Tarquinius Superbus munten,
fragmenten van grafsteenen, de eerste in steen
gegrifte wetten. Het materiaal is voortreffelijk
geordend en zoo openbaart en ontvouwt zich in
beelden en mozaïeken, in zegels en handschrif
ten, in statistieken en landkaarten, in pano
rama's en maquettes, gansch de geschiedenis
van Rome, beginnend bij den legendarischen
Aeneas, om afgesloten te worden bij den co-
dificator Justinianus.
Het middelpunt vormt natuurlijk de tijd van
Augustus; Augustus, van wien de inleiding tot
de tentoonstelling schrijft, dat zijn naam de
eeuwen door bij alle geciviliseerde volkeren het
voorwerp der vereering was. In de centraal ge
legen hal, die aan een tempel doet denken,
staat hij afgebeeld als Pontifex, als Keizer en
Pierre Zeijen, muziekleeraar, Rolduc, heeft op
den tekst „Et Oavensklöksje Ave Maria" van
Jos. Gerlenkirchen te Kerkrade, een 4 a 5 stem
mig gemengd koor A cappella gecomponeerd. De
motieven zijn ontleend aan het Gregoriaansch
en aan Jacob Arcadelt. Het opus is door den
componist opgedragen aan den bisschop van
Roermond, Mgr. dr. G. Lemmens. Mgr. Ant. v.
d. Venne, directeur van Rolduc, heeft tekst en
partituur, in mariale en bisschoppelijke kleuren
gecalligrafeerd, versierd met het bisschoppelijk
wapen en gebonden in een met gouden letters
bedrukten omslag, aan den bisschop overhan
digd.
De compositie wordt in studie genomen door
het Akener Domkoor, onder leiding van Dom-
kapelmeester Th. Rehmann. R.
als beschermer des volks. Het is zeer indruk
wekkend, maar wordt dit eerst ten volle, wan
neer men aan een zijwand in den vorm van een
kruis het Lucas-Evangelie geciteerd vindt, dat
verhaalt, hoe ten tijde van Augustus ieder zich
moest opgeven voor een volkstelling en hoe aan
dit bevel gehoorzaamd werd door Joseph en
Maria. De grootste glorie van Augustus' regee-
ringsperiodede geboorte van een Kind in een
stal.
Wanneer het imperium van Augustus reeds
lang uiteengevallen zal zijn, zal het „Imperium",
dat het Kind op aarde kwam stichten, onaan
getast zijn Goddelijk bestaan voeren. Doch geef
den Keizer wat den Keizer toekomt: geef
Augustus de eer, die hem als een der grootste
imperatoren waardig is. Er bestaat geen rivali
teit en de onvergelijkelijke grootheid van het
Kind verkleint de grootheid van den Keizer
niet. Dit hebben de organisators van de Mostra
Augustea wèl begrepen en daarom hebben zij
niet geaarzeld naast het Romeinsche imperia
lisme het Katholieke „imperialisme" uit te
beelden. Daarom vindt men op deze tentoon
stelling cok een kaart en niet ergens wegge
moffeld, maar met een triomfant kruis van
licht ernaast waarop de verovering van de
wereld door het Christendom is verzinnebeeld.
In dezen tijd, nu het autoritaire regiem den
bijsmaak dreigt te krijgen van verdrukking der
religie, is dit misschien wel de sterkste propa
ganda, welke er van deze wonderbaarlijke ten
toonstelling uitgaat.
Onverkoopbare vuiligheid
Prikkel-lectuur kent geen betere, geen
meer effectieve reclame, dan een in-
beslag-neminkje. Iedere boekhande
laar, die zich met den verkoop van zulke
lectuur bezig houdt, weet dat en de min-
conscientieusen onder hen speculeeren
daar zelfs op.
Er loopt op het oogenblik zoo'n klein be-
slagje tegen een Duitsch boek. dat qua tekst
niet van wetenschappelijke waarde ontbloot
is, doch waarvan de illustraties een dus
danige lichamelijke ontblooting te zien
geven, dat het geheel, in de handen van
den gewonen, gemiddelden, intellectueelen
lezer eenvoudig pomographie vormt. Wie
als psychiater of medicus, als criminalist
of kunstenaar belang stelt in den tekst
vindt daar mogelijk interessant materiaal
in, maar zelfs hèro zullen de illustraties
niet anders dan als bewust prikkelma
teriaal kunnen aandoen. Deze illustraties
komen niet van den wetenschappelijken
auteur, doch van den zakelijken uitgever,
die voor goed geld den naam van een be
kend man uit de sexueele wetenschap
kocht als vlag op de modderschuit van zijn
vieze prentenboek. Dat feit werd bevestigd
door een van de medewerkers aan deze of
een dergelijke uitgave, die den uitgever
schriftelijk verzocht zijn bijdrage uit het
boek terug te nemen omdat dit geen we
tenschappelijk werk meer was. maar zui
vere pornographie.
p cssmu
i.ifli ft
Keizer Augustus en zijn Wereldrijk
Dit boek nu kan men in Nederland al
lang koopen tegen een behoorlijken prijs.
De uitgever echter, die in Tsjecho-Slowa-
kije zit, heeft van het werk een grooten, on
verkoopbaren voorraad liggen. Onverkoop
baar omdat het nationaal-socialistische
Duitschland den prijzenswaardigen moed
had zijn grenzen voor dergelijk drukwerk te
sluiten. Waar nu heen met die 40.000
exemplaren
Wellicht is Nederland er goed voor!
Als er maar reclame wordt gemaakt.
Daartoe heeft een Nederlandsch boek
handelaar zich geleend. Zélf bood hij de
justitie een proefproces over dit boek aan.
Niet om den uitslag af te wachten, zooals
een fatsoenlijk mensch zou veronderstellen,
doch om er reclame uit te slaan. Nauwe
lijks werd het boek in beslag genomen,
nauwelijks begon de Officier van Justitie
het aangeboden proces aanhangig te ma
ken of de groote klok werd geluid. In zijn
eigen blaadje ontketende bedoelde boek
handelaar een ware hetze tegen de straf
vervolgingwaar hij zelf om had ge
vraagd. Verschillende bladen o.a. de
Groene Amsterdammer natuurlijk en de
Arbeiderspers namen het relletje over.
Zij coquetteerden met den naam van den
auteur, alsof het daarom ging. Zij stelden
het voor alsof de rechtbank het geval maar
zoo-zoo had bekeken, terwijl een van de
rechters nota bene de stichter is van de
centrale pomographiebestrijding in ons
land, dus sowieso belangstelling voor zulke"
gevallen heeft. En zulk soort dingen meer.
Allemaal reclame!
De onverkoopbare vuiligheid, waar men
in Praag mee opgescheept zit, moet voor
een flink deel naar ons land. En onze justi
tie moet de reclame maken! Is dat een
schandaal of niet?
De Howard Bond voor Hervorming der
Strafrechtpleging in Engeland heeft een
merkwaardig rapport uitgebracht over
de behandeling van gevangenen in voorarrest,
in verschillende landen.
Uit het rapport blijkt, dat in een groot aan
tal landen voornamelijk in Europa man
nen en vrouwen zonder proces in de gevangenis
opgesloten blijven, en dat folteringen, teneinde
bekentenissen of getuigenverklaringen af te
dwingen, „wijdverbreid zijn en toenemen."
De Bond heeft inlichtingen ingewonnen om
trent de volgende punten:
1. Wie is gemachtigd personen gevangen te
houden vóór zij veroordeeld of vrijgesproken
worden?
2. Wie ondervraagt hen?
3. Hoe worden zij ondervraagd?
4. Hoe lang worden zij gevangen gehouden
alvorens terecht te staan?
5. Wat gebeurt met gearresteerden die niet
terecht staan?
De resultaten van het onderzoek zullen voor
gelegd worden aan den Volkenbond.
In een inleiding tot het Rapport wordt gezegd,
Opeens werd Struisje gewekt doordat er
iemand aan zijn pak zat te morrelen. Hij
vloog verschrikt overeind en zag een kerel
staan die 't op den koffer voorzien had. Hij
had zeker gedacht dat het wel makkelijk zou
zijn om dien koffer te stelen van 'n aommen
struisvogel en 'n slapenden professor; doch
hij had buiten de waakzaamheid van Struisje
gerekend.
Want deze stond meteen overeind en had
den dief, die er natuurlijk meteen van door
wou, bij zijn broek te pakken. De groote
snavel hapte er een lap uit. De man ging
aan den haal, met nog maar één pijp aan
zijn broek, maar Struisje was nog niet te
vreden. Een heel eind ging hij, half loo
pend, half vliegend achter hem aan, en
eerst bij de kromming van den weg liet hij
hem met rust. Die zou zooiets niet weer pro-
beeren.
Profje was intusschen ook ontwaakt en
keek slaperig om zich heen. Waar was
Struisje nu toch? Hij keek angstig rond of
er misschien weer een kipachtig beest voor
in de plaats was gekomen, maar hij vond
niets. Gelukkig brachten Struisjes lange
beenen hem weer gauw terug en met een
zucht van verlichting klom Profje op zijn
oude plaatsje en liet Struisje verder stap
pen.
Voor den ambtenaar van den Burgerlij
ken Stand van Dippelsga stond 's mor
gens om II uur een bruidspaar. De brui
degom, een jongeman van 24 jaar met pein
zende, dan weer plotseling flikkerende oogen,
maakte een eigenaardigen indruk. De bruid
was zeer rustig.
„En nu vraag ik u, Hans Goll," sprak de
ambtenaar tenslotte na eenige inleidende
woorden en nadat de formaliteiten vervuld
waren, „of u met Charlotte Pahle, woonachtig
in Dippelsga, het huwelijk wenscht aan te
gaan."
„Neen!" riep de bruidegom, „nu niet! Later!"
De lorgnet viel den ambtenaar van den neus.
„Als de heeren zoo goed willen zijn buiten
nog even met elkaar te beraadslagen, dan zal
ik straks nog eens vragen," sprak hij, nadat hij
zich van zijn verrassing had hersteld.
Maar zoo snel ging dat niet met de aan
wezigen, met de ouders, familie en getuigen
van 't bruidspaar. De bruid was met een gil
van schrik ep een dichtbijstaanden stoel ge
zonken. De anderen stonden min of meer per
plex. Eindelijk trokken zich de beide partijen,
ieder met hun huwelijkscandidaat in 't mid
den, in een hoek der kamer terug en begon
nen opgewonden met elkaar te redeneeren.
Om 't voorval voor de lezers eenigermate te
verduidelijken, moeten we opmerken, dat Hans
en Charlotte reeds sedert een jaar verloofd
waren. De bruidegom was een eigenaardig
jongmensch, gemakkelijk uit z'n evenwicht te
brengen en zeer onstandvastig van karakter.
Van iets slechts of verkeerds was hij niet te
betichten, doch genoemde eigenschappen
brachten hem meermalen in een moeilijk par
ket. Van Charlotte hield hij veel en innig en
hij had met liefde dengene neergeslagen, die
beweren wilde, dat hij haar niet wenschte te
trouwen. Maar hij was 't met zichzelf nog niet
eens, of 't nu daarvoor al de tijd was. 't Was
misschien beter eerst nog eens rond te kijken,
wat er in de wereld alzoo te doen was, alvo
rens zich voorgoed te binden. Het verlangen
naar wildstroomende rivieren, bergen met
eeuwige sneeuw, zigeunerleven en avonturen
was soms zoo sterk in hem, dat 't hem te
machtig werd. Hij had zijn geboorteland nog
nooit verlaten, dus kon hij nog niet weten, dat
't nergens beter en veiliger was. Kort geleden
had Charlotte hem om zijn malle bevliegingen
zijn woord teruggeven, maar hij had niet ge
rust, vóórdat ze zich weer met hem had ver
zoend. En toen had hij zelfs in een plotselinge
opwelling willen aanteekenen. Doch juist in de
laatste dagen waren hem weer lokkende reis
beschrijvingen in handen gekomen en toen hij
nu naar 't stadhuis toog, was 't hem te moede,
als iemand die absoluut niet wist, wat hij wil
de. In hem woedden allerlei tegenstrijdige ge
waarwordingen en juist toen de ambtenaar
hem de vraag stelde, welke over zijn lot zou
beslissen, had de zucht om vrij te blijven en
de wijde wereld in te trekken de overmacht
over hem gekregen.
In beide hoeken van de kamer was, men lan
gen tijd aan 't bedisselen, wat er eigenlijk ge
beuren moest, zonder tot een resultaat te ko
men. Plotseling verhief zich Charlotte's oom
Ferdinand, die een oplossing gevonden had en
wel een zoodanige, dat beide families niet met
elkaar in vijandschap dreigden te vervallen.
„Wij willen," zei
oom Ferdinand,
„in deze omstan- J-Tnns ™nrdt I
digheden afzien E FLUTl* IVUrui
van de huwelijks- E 7 7
sluiting, doch on- Ultge rlUWe lij kt E
der voorwaarde, E E
dat Hans op de
vraag, die de ambtenaar straks zal stellen, „ja"
zal antwoorden, terwijl Charlotte de eer aan
zich zal houden en met „neen" zal antwoor
den.
Daarmee is dan de zaak afgedaan."
De bruidegom en de zijnen namen het voor
stel aan. En opnieuw stelde de ambtenaar de
bewuste vraag. Hans antwoordde zoo vlug mo
gelijk „ja". Daarop vroeg de ambtenaar:
„En nu vraag ik u Charlotte Pahle, of u met
Hans Goll, woonachtig eveneens in Dippelsga,
in het huwelijk wenscht te treden."
„Ja," riep de bruid, duidelijk verneembaar.
Zij keek vastbesloten en trotsch uit haar
oogen.
't Woord sloeg in als een bom en toch kon
niemand zich bewegen, zoo onwaarschijnlijk
scheen 't hun.
„Dan verklaar ik hiermee 't huwelijk voor
gesloten," klonk in de stilte de stem van den
ambtenaar, die van de afspraak niets wist en
er zich natuurlijk ook niet mee ingelaten zou
hebben.
Eindelijk werd de spanning verbroken. De
bruidegom wilde beginnen te razen en zette
in zijn opwinding echter nog zijn handteekening
onder de huwelijksacte. De anderen stamelden
onsamenhangende woorden. Maar er viel niets
aan te veranderen. De twee waren getrouwd.
En Hans zou 't dus maar eens in den hu-
welijksstaat probeeren. Na twee weken reeds
verklaarde hij, dat zijn Charlotte de flinkste
vrouw van de wereld was en hijzelf de groot
ste domoor. (Nadruk verboden)
dat voor zoover folterings-methoden ingevoerd
zjin in verband met politieke misdrijven, „aan
den strijd tusschen de partijen een nieuw ele
ment van de uiterste verbittering toegevoegd
is, dat ook de internationale betrekkingen
dreigt te verbitteren. Geen beschaafd land is
bereid te erkennen, dat het zijn 'toevlucht neemt
tot foltering. Toch kan niemand, die de feiten
nagaat, eraan twijfelen, dat foltering thans
meer voorkomt dan een halve eeuw geleden. Het
kwaad is niet uitgeroeid, maar neemt toe."
Twee gevallen uit Europeesche landen worden
genoemd. Het eerste betreft een gevangene, die
dagen en nachten lang in een wit-gestucadoorde
cel, van één vierkanten meter, en twee meter
hoog, opgesloten werd, met een licht van 500
kaarsen sterkte voortdurend voor zijn gelaat
brandend.
Het andere betreft het uittrekken van de
nagels van een gevangene. Noord-Ierland komt
ook op de lijst voor. De bevoegdheden van po
litie en magistraten tot het ondervragen van
gevangenen, die nog niet terechtgestaan heb -
ben, zijn daar onbeperkt, en personen kunnen
voor onbepaalden tijd gevangen gehouden wor
den op bevel van de burgerlijke overheden, zon
der dat zij terechtstaan.
In Duitschland bestaan, aldus blijkt uit het
Rapport, in het geheel geen voorschriften be
treffende ondervraging, en geen grens is gesteld
aan den tijd, gedurende welken een persoon
gevangen gehouden kan worden zonder terecht
te staan.
De Staatspolitie of Geheime Staatspolitie kan
optreden tegen politiek-verdachten „geheel bui
ten elk rechterlijk toezicht, en zonder eenige
wettige belemmering," en een persoon kan voor
onbepaalden tijd in een concentratiekamp op
gesloten worden.
De Howard Bond zal te Genève vragen, dat
zijn Rapport bestudeerd worde door de Vijfde
Volkenbondscommissie, welke zich met sociale
aangelegenheden bezig houdt, en .dat zij, indien
zij door deze en andere bewijsstukken over
tuigd mocht worden, den Volkenbond zal advi-
seeren een verklaring af te leggen, waarin de
leden tot waakzaamheid en onderlinge samen
werking aangespoord worden.
Verschenen is de muziek en de tekst van een
oorspronkelijke Tegelsche operette getiteld „Ba
ron van Glazenap".
De stof voor deze operette is ontleend aan de
historische figuur Baron van Glazenap. De ge
schiedenis verhaalt, dat omstreeks 1750 de heer
van Hundt, Heer van Holtmolen te Tegelen
met aanhoorigheden, in gezelschap van zijn
dochter een wandelrit deed per voiture, over
de heide in de richting van Kaldenkirchen.
Baron van Glazenap, afkomstig uit Pomme-
ren, die met een aantal manschappen te paard
1 Wordt dan Neerland eind'lijk wakker? s
Zal de Nederlandsche Leeuw
i Dan toch overeind gaan komen
Met gebrul en zonder geeuw
Zal de weermacht dan wat waard zijn
i Ook in den modernen tijd,
Waarin alle buren wapenen,
En zich sterken als om strijd?
Neerland is graag vredelievend,
I Geen, die dat betwijfelen zal,
I Maar als het te goed zou wezen
I Brengt het nog zichzelf ten val.
Wordt begeerig ook gekeken,
Dan staat Neerland pal en vief,
1 Niemand wil een aanvalsoorlog,
't Leger werke preventief
Neerland smeedt geen booze plannen,
i 't Is tevree met zijn gebied,
Maar de deuren open zetten,
Dat is zelfmoord, anders niet!
Laat het dan een offer ivezen,
Dat de grootste zorgen baart,
Onze weermacht moet verbeterd,
1 Neerland is een offer waard!
Ook al zijn w' een kleine natie,
Ook al zijn we een klein land,
Iedereen moet van ons weten:
Daar geeft men toch tegenstand.
Want aan liefde voor de vrijheid
Is hier waarlijk geen gebrek,
I Nederlanders moet men toeten
Zijn wel goed, maar heusch
niet gek!
HERMAN KRAMER 1
MlIllllllllllllllllllllllllltllIM
uit Duitschland naar Tegelen was gekomen om
de dochter van den heer van Hundt te schaken,
sloeg bij Wambach zijn slag en voerde de
freule, die Baron van Glazenap vroeger reeds
vergeefs ten huwelijk had gevraagd, mede.
De baron huwde met haar en werd bij erfenis
Heer van Holtmolen. Van het Beiersche Hof
verkreeg hij in 1755 verlof om munt te slaan,
de z.g. Glazenapkes. Van Baron van Glazenap
is bekend, dat hij tot de dolste dingen in staat
was. Onder meer wilde hij een kanaal aanleg
gen naar Kaldenkerken, vanaf den vijver van
Holtmolen, wat gezien het feit, dat Kaldenker
ken tientallen meters hooger ligt dan Tegelen,
een volkomen fiasco werd. Ook wilde de Baron
het kasteel Holtmolen bomvrij maken. Hij liet
hiertoe het dak met enorme massa's zand be
dekken, waarvan het gevolg was dat het in
stortte en een metselaar er onder bedolven
werd.
De boemel-baron was een slechte bestuurder
van Holtmolen, raakte financieel in den put en
verliet Tegelen omstreeks 1770.
1
A F1 A DAMlVlf1 JCJ °P dlt bIad ziJn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen E' biJ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p - 'biJ een ongeval met J-4 /Sl
A 1,1.Ir, A fat, ffl 11 8 r. ij ongevallen verzekerd voor een der vqjgende uitkeeringen A i verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A f %J\J» doodelijken afloop
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
17
Hij hield haar handen In de zijne gesloten,
terwijl hij dit vroeg en zij antwoordde zacht:
„Dat kan ik niet zegen; ik weet niet zeker
„Janie!" riep hij.
Op dat oogenblik klonk er een doordringende
gil uit het vertrek boven hen, die iedere andere
gedachte by haar verdreef. Ontzet riep zij:
„O, Rorke, dat is Charlie!"
HOOFDSTUK XIV
Het had den heelen dag al geregend in Bur-
■ngton. Mrs. Warrener en haar secretaresse
■•aren druk bezig geweest met het verzenden
<van een stapel circulaires en Elizabeth was wel
wat moe.
Na de thee stelde zy voor, of ze, den regen
trotseerende den hond even zou buiten laten
en dan meteen by het terugkomen in de
bibliotheek een boek zou gaan ruilen.
Haar werkgeefster vond dit een uitstekend
plan en gaf haar een lijstje van boeken, die zy
graag wel eens wilde lezen
Het kostte Bettie eenige gewetenswroeging
om zoo te handelen, want dat gaan naar de
bibliotheek was eigenlyk met de bedoeling en in
de hoop, een brief van Janie te krijgen.
Die had zich geen enkelen keer door haar
zuster laten overreden, om met haar adres te
voorschyn te komen. Haar brieven, die dus het
postmerk Chatbeck droegen, verschenen steeds
bij de Warreners, in den regel met de eerste
post, zoodat Dick er zich dikwyis in stilte
over verwonderde, van wie die toch wel konden
zijn. Hy sprak echter geen enkelen keer meer
van zijn neef in Stoneshire, maar de vrees, dat
een van die epistels zijn nieuwsgierigheid weer
wekken kon, had haar eindelyk doen besluiten,
Janie te vragen, om haar brieven in het ver
volg maar aan de bibliotheek te adresseeren,
waar zij toch iedere week moest wezen voor
inruil van boeken.
Zoodra zij zich nu hier vertoonde, zei de eige
nares:
„Er ligt al een paar dagen een brief op u te
wachten, Miss Gilchrist."
Bettie had gretig het welkome epistel in ont
vangst genomen, toen iemand, die achter haar
den winkel was binnengekomen, haar naam uit
sprak. IJlings schoof ze den brief in het ge
ruilde boek en kreeg een kleur van verrassing,
toen ze, zich omkeerend, gewaar werd, dat dit
Dick Warrener was.
„Ik zag door het venster juist even het puntje
van den staart van Dane," schertste hy, „en toen
dacht ik wel, dat hij tot geleide zou hebben!"
Dick was een byzonder flinke, knappe ver
schijning in zijn, los-toegeknoopte regenjas, vond
Betty. Wel zat ze er wat over in, of hy ook soms
de woorden van de vrouw zou gehoord, of htór
haastige beweging, om den brief weg te stoppen,
zou gezien hebben. De verhoogde blos maakte
haar gezichtje nog èèns zoo bekoorlyk en hij
meende daaruit te mogen opmaken, dat zy even
aangenaam verrast was door deze ontmoeting
als hy.
Zoodra ze de bibliotheek uit waren, wilde hij
absoluut het boek voor haar dragen. Daar zij
geen parapluie bij zich had en hij wèl, hield
hy die boven haar hoofd. Nu was het maar een
klein eindje van de bibliotheek naar huis,
maar toch deden ze er tamelijk lang over.
„Ik wilde u en moeder vanavond mee naar
den schouwburg nemen," zei hij, „dan kunnen
we eerst buitenshuis dineeren. U heeft den laat-
sten tijd veel te hard gewerkt en de boog kan
toch niet altijd gespannen zijn!"
„Dat heeft u verleden week ook al gezegd,
toen u ons naar het concert in Queen's Hall
mee heeft genomen en naar het Russisch ballet
en de week te voren, toen we tweemaal een
tochtje op de rivier hebben gemaakt!"
„Maar die uitstapjes zyn u toch geen van alle
slecht bekomen, is 't wel, Betty?"
Ze schrok: hy had haar nog nooit by den
voornaam genoemd.
„Als uw moeder gaan wil, dan.... zal ze my
wel meenemen."
„En gaat u dan enkel uit een soort plichtsge
voel?"
Ze waren nu vlak by huis en stonden onder
de portiek. Ze strekte de hand uit, om het boek
van hem aan te nemen.
„Doe je het dan enkel uit plichtsgevoel?" her
haalde hy, „en is het je geen genoegen, om met
my mee te gaan?"
Zenuwachtig trilde haar hand, zoodat ze het
boek liet vallen. Dick bukte zich om het op te
rapen, en de brief gleed er uit.
Toen hy een spetje slyk er afveegde, moest
hij wel zien, dat het een ongeopende brief was,
geadresseerd met een mannenhand, althans
daar had Janie's schrift veel van; ook kon het
poststempel uit Chatbeck hem zijn opgevallen.
Hij moest zich wel herinneren haar ver
legenheid, toen zy den vorigen keer een derge-
lijken brief ontving en als hy de woorden van
de vrouw uit de bibliotheek had verstaan, dan
konden die hem al een heel eind op weg ge
bracht hebben, om de afkomst van den brief te
verklaren.... Pynlijk was haar verlegenheid
nu; ze bloosde tot in de wortels van haar mooi,
goudblond haar, toen hij haar den brief over
reikte.
Zooals de afspraak was, dineerden ze buitens
huis en gingen toen naar den schouwburg. Maar
de avond was al half voorby, eer Betty iets
had aan het stuk.
Dick was wel heel beleefd en oplettend voor
de dames, maar hy was toch stil en verstrooid
en Betty zou dolgraag zyn gedachten gelezen
hebben.
De intrigue van het stuk ontlokte Mrs. War
rener den uitroep:
„Maar die man is dan toch al heel makke-
ïyk te bedriegen. Ik denk, dat jy, Dick, toch een
tè goed rechtskundige zou wezen, om je zóó te
laten misleiden?"
„Och, moeder, juist een goed rechtsKundige zou
er in een geval als dit, inloopen. De bewyzen
spreken eveneens tè duidelijk!"
„Maar welke man zou nu op de bewyzen af
gaan, als het karakter van de vrouw zoo duide
lijk spreekt! Zelfs een man, die geen liefde
voor haar voelde, zou toch zien, dat zy onschul
dig is!"
„Ik geloof, dat u gelyk hebt," zei Dick met
ernstigen nadruk. „Iedereen, met een greintje
verstand, moet wel inzien, dat zij niet in staat
is tot eenig kwaad en de man, die haar, ondanks
alle bewijzen, niet vertrouwen kan, is haar dan
ook niet waard."
zyn blik rustte niet op de heldin van het stuk,
maar op het jonge meisje naast hem. Elizabeth's
oogen ontmoetten de zijne en er had een zwy-
gende uitwisseling van gedachten plaats, een
vraag en een antwoord, wat een stralende be-
koorlykheid op haar lief gelaat te voorschyn
riep.
By de ontknooping werd de heldin in alle
eer hersteld, maar Elizabeth en Dick schonken
hier niet veel aandacht aan. Ze richtten de
blikken wel naar het tooneel, maar in gedach
ten waren ze slechts vervuld van elkaar.
De rit terug naar Burlington Gardens was hun
veel te kort. Mrs. Warrener sluimerde in haar
hoekje en Elizabeth zat in droomeryen verdiept.
Eerst toen de auto voor de deur stilhield, viel
het haar in, dat zy den brief van Janie nog
niet gelezen had.
In de eetkamer, waar nog het een en ander
voor hen gereed stond, lagen een paar brieven
op tafel. Dick sorteerde ze en overhandigde er
een aan Betty.
Tot haar verbazing zag zy, dat het adres ge
schreven was met de hand van haar zuster:
Had Janie zelf dan haar dringend verzoek ver
geten, om haar adres geheim te houden?
Elizabeth deed de enveloppe open. Mrs. Warre
ner was naar haar studeerkamer gegaan. Dick
was bezig met zijn eigen correspondentie. Hy
wilde iets tegen Betty zeggen, maar niet nü: zyn
moeder kon immers ieder oogenblik binnen
komen.
Ineens hoorde hy een onderdrukten uitroep.
Betty, die in een stoel bij de tafel zat, hief
haar doodsbleek gezichtje op.
„Slecht nieuws?" vroeg hij, naderbij tredende.
„O, ik moet dadelijk gaan!" riep ze wan
hopend. „Ik had er al eerder moeten zyn."
„Betty, in 's Hemelsnaam, wat is het?"
„Mijn neefen ook de uweRorke
„Rorke Gilchrist? Wat is er met hem? Betty,
wat is hij voor joü?Waarom schryft hy je?"
Zy zat met het hoofd op de hand geleund,
terwijl haar elegante avondmantel half open
viel.
„Ik heb hem nooit gezien!" antwoordde ze.
„De brief is van myn zuster Janie. Ze verkeeren
in vreeselijke droefheid op „The Grange" en daar
is zy; daar is ze aldoor geweest. We konden
geen andere plaats voor haar vinden; toen heeft
ze haar achternaam maar weggelaten en is bti
de Gilchrists ingetrokken als „hulp voor de moe
der". Zij wilde niet, dat ik er van spreken zou.
.(Wordt vervolgd)