m De avonturen van Prof je en Struis je Md vtofmt dm dag I 1 Augustus-tentoonstelling te Rome TWEE NICHTEN O EN TWEE NEVEN Het Christendom niet vergeten DONDERDAG 30 SEPTEMBER 1937 V li „Et Oavendsklöksje Ave Maria" Er dreigt gevaar Achteruitgang der beschaving Tegelsche operette ■linn ONZE WEERMACHT mma Mf AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVA NAAR HET ENCELSCH T Onze Romeinsche correspondent schrijft ons: Tweeduizend jaar geleden werd Gaius Octavius, later Keizer Augustus, geboren. Ter viering van dit feit beval Mussolini een grootsche tentoonstelling, de „Mostra Augustea della Romanita" te organiseeren. De tentoonstelling moest niet alleen van histori- schen aard zijn, zij diende ook een politiek karakter te hebben. Het Italië van heden, het „Impero", pretendeert ten nauwste verbonden te zyn met het Rome ten tijde van Augustus. Het begrijpt het klassieke imperialistische ideaal en geeft in dezen tijd de heroïek van toen gestalte. Dit moest duidelijk tot uitdrukking komen en in dezen propagandistischen opzet is men alleszins geslaagd. Er is geen zaal op deze tentoonstelling, die den bezoeker niet nadruk kelijk voorhoudt: zóó groot was Rome, déze rechten heeft het eenmaal bezeten zóó groot wil Rome weer worden, déze rechten wil het wéér bezitten. Afgaand op deze tentoonstelling komt men tot de conclusie, dat het imperialisme van het huldig Italië geen grenzen kent. Het is natio naal noch economisch georiënteerd; zijn rechten ontleent het aan de historie en deze zijn derhalve zoo goed als onbeperkt. De poli tieke werkelijkheid is natuurlijk anders. Mus solini, als groot staatsman, is een groot oppor tunist; hij is niet meer fantast dan noodig is om te voorzien in de theatrale behoeften van het Italiaansche volk. Dt volk zelf is trouwens te oud, om niet een zeer behoorlijke portie scepticisme te bezitten. De Italiaan zal het imperialistische ideaal, dat hem door deze ten toonstelling wordt voorgehouden, toejuichea voor zoover het bewuste grootspraak is; voor zoover het ernst mocht zijn maar nogmaals: het is zeer onwaarschijnlijk, dat het, zooals het hier gesteld wordt, ernst is moet het hem doen glimlachen. Om het eerste echter is het nu juist te doen, want ook wanneer men de grootspraak, omdat zij bewust is, toejuicht, wordt men opgevoed tot heroïek. Men krijgt weer gevoel voor stijl. En als Italië een mythe behoeft, dan is slechts die van het groote, stijlvolle gebaar bruikbaar. Een andere zou niet geaccepteerd worden. Een groot stijlvol gebaar, dat is' de Mostra Augustea inderdaad. Zij vult tot de nok het tentoonstellingspaleis aan de Via Nazionale, dat met het oog op deze gebeurtenis nog aan zienlijk werd vergroot. Alleen reeds het aantal beeldhouwwerken overschrijdt de drieduizend. Zeker, het zijn voor het meerendeel gipsen af gietsels en dit moge den speurder naar klas sieke schoonheid een desillusie bereiden. Maar eenmaal reproducties en afgietsels aanvaar dend, kon men van alle streken der wereld bij dragen verkrijgen en zoo een voorbeeldige vol ledigheid bereiken. Kan zich op de Mostra Augustea de voor ds Imperialistische politiek begeesterde verzadigen aan de talrijke landkaarten, waarop de groei van het Romeinsche imperium werd uitgebeeld hoe gemakkelijk en snel kan men hier leeren wat in den gymnasiumtijd een penitentie was: het verloop van den strijd tusschec Rome en Carthago, de Gallische oorlogen en wat dies meer zij de historicus kan zijn hart op halen aan veel, wat hij, benut hij deze ten toonstelling niet, wel nooit meer te zien zal kunnen krijgen: reproducties, soms honderd maal vergrootend. van de zeldzaamste docu menten uit de oudheid, uit den tijd der konin gen, Brutus, Tarquinius Superbus munten, fragmenten van grafsteenen, de eerste in steen gegrifte wetten. Het materiaal is voortreffelijk geordend en zoo openbaart en ontvouwt zich in beelden en mozaïeken, in zegels en handschrif ten, in statistieken en landkaarten, in pano rama's en maquettes, gansch de geschiedenis van Rome, beginnend bij den legendarischen Aeneas, om afgesloten te worden bij den co- dificator Justinianus. Het middelpunt vormt natuurlijk de tijd van Augustus; Augustus, van wien de inleiding tot de tentoonstelling schrijft, dat zijn naam de eeuwen door bij alle geciviliseerde volkeren het voorwerp der vereering was. In de centraal ge legen hal, die aan een tempel doet denken, staat hij afgebeeld als Pontifex, als Keizer en Pierre Zeijen, muziekleeraar, Rolduc, heeft op den tekst „Et Oavensklöksje Ave Maria" van Jos. Gerlenkirchen te Kerkrade, een 4 a 5 stem mig gemengd koor A cappella gecomponeerd. De motieven zijn ontleend aan het Gregoriaansch en aan Jacob Arcadelt. Het opus is door den componist opgedragen aan den bisschop van Roermond, Mgr. dr. G. Lemmens. Mgr. Ant. v. d. Venne, directeur van Rolduc, heeft tekst en partituur, in mariale en bisschoppelijke kleuren gecalligrafeerd, versierd met het bisschoppelijk wapen en gebonden in een met gouden letters bedrukten omslag, aan den bisschop overhan digd. De compositie wordt in studie genomen door het Akener Domkoor, onder leiding van Dom- kapelmeester Th. Rehmann. R. als beschermer des volks. Het is zeer indruk wekkend, maar wordt dit eerst ten volle, wan neer men aan een zijwand in den vorm van een kruis het Lucas-Evangelie geciteerd vindt, dat verhaalt, hoe ten tijde van Augustus ieder zich moest opgeven voor een volkstelling en hoe aan dit bevel gehoorzaamd werd door Joseph en Maria. De grootste glorie van Augustus' regee- ringsperiodede geboorte van een Kind in een stal. Wanneer het imperium van Augustus reeds lang uiteengevallen zal zijn, zal het „Imperium", dat het Kind op aarde kwam stichten, onaan getast zijn Goddelijk bestaan voeren. Doch geef den Keizer wat den Keizer toekomt: geef Augustus de eer, die hem als een der grootste imperatoren waardig is. Er bestaat geen rivali teit en de onvergelijkelijke grootheid van het Kind verkleint de grootheid van den Keizer niet. Dit hebben de organisators van de Mostra Augustea wèl begrepen en daarom hebben zij niet geaarzeld naast het Romeinsche imperia lisme het Katholieke „imperialisme" uit te beelden. Daarom vindt men op deze tentoon stelling cok een kaart en niet ergens wegge moffeld, maar met een triomfant kruis van licht ernaast waarop de verovering van de wereld door het Christendom is verzinnebeeld. In dezen tijd, nu het autoritaire regiem den bijsmaak dreigt te krijgen van verdrukking der religie, is dit misschien wel de sterkste propa ganda, welke er van deze wonderbaarlijke ten toonstelling uitgaat. Onverkoopbare vuiligheid Prikkel-lectuur kent geen betere, geen meer effectieve reclame, dan een in- beslag-neminkje. Iedere boekhande laar, die zich met den verkoop van zulke lectuur bezig houdt, weet dat en de min- conscientieusen onder hen speculeeren daar zelfs op. Er loopt op het oogenblik zoo'n klein be- slagje tegen een Duitsch boek. dat qua tekst niet van wetenschappelijke waarde ontbloot is, doch waarvan de illustraties een dus danige lichamelijke ontblooting te zien geven, dat het geheel, in de handen van den gewonen, gemiddelden, intellectueelen lezer eenvoudig pomographie vormt. Wie als psychiater of medicus, als criminalist of kunstenaar belang stelt in den tekst vindt daar mogelijk interessant materiaal in, maar zelfs hèro zullen de illustraties niet anders dan als bewust prikkelma teriaal kunnen aandoen. Deze illustraties komen niet van den wetenschappelijken auteur, doch van den zakelijken uitgever, die voor goed geld den naam van een be kend man uit de sexueele wetenschap kocht als vlag op de modderschuit van zijn vieze prentenboek. Dat feit werd bevestigd door een van de medewerkers aan deze of een dergelijke uitgave, die den uitgever schriftelijk verzocht zijn bijdrage uit het boek terug te nemen omdat dit geen we tenschappelijk werk meer was. maar zui vere pornographie. p cssmu i.ifli ft Keizer Augustus en zijn Wereldrijk Dit boek nu kan men in Nederland al lang koopen tegen een behoorlijken prijs. De uitgever echter, die in Tsjecho-Slowa- kije zit, heeft van het werk een grooten, on verkoopbaren voorraad liggen. Onverkoop baar omdat het nationaal-socialistische Duitschland den prijzenswaardigen moed had zijn grenzen voor dergelijk drukwerk te sluiten. Waar nu heen met die 40.000 exemplaren Wellicht is Nederland er goed voor! Als er maar reclame wordt gemaakt. Daartoe heeft een Nederlandsch boek handelaar zich geleend. Zélf bood hij de justitie een proefproces over dit boek aan. Niet om den uitslag af te wachten, zooals een fatsoenlijk mensch zou veronderstellen, doch om er reclame uit te slaan. Nauwe lijks werd het boek in beslag genomen, nauwelijks begon de Officier van Justitie het aangeboden proces aanhangig te ma ken of de groote klok werd geluid. In zijn eigen blaadje ontketende bedoelde boek handelaar een ware hetze tegen de straf vervolgingwaar hij zelf om had ge vraagd. Verschillende bladen o.a. de Groene Amsterdammer natuurlijk en de Arbeiderspers namen het relletje over. Zij coquetteerden met den naam van den auteur, alsof het daarom ging. Zij stelden het voor alsof de rechtbank het geval maar zoo-zoo had bekeken, terwijl een van de rechters nota bene de stichter is van de centrale pomographiebestrijding in ons land, dus sowieso belangstelling voor zulke" gevallen heeft. En zulk soort dingen meer. Allemaal reclame! De onverkoopbare vuiligheid, waar men in Praag mee opgescheept zit, moet voor een flink deel naar ons land. En onze justi tie moet de reclame maken! Is dat een schandaal of niet? De Howard Bond voor Hervorming der Strafrechtpleging in Engeland heeft een merkwaardig rapport uitgebracht over de behandeling van gevangenen in voorarrest, in verschillende landen. Uit het rapport blijkt, dat in een groot aan tal landen voornamelijk in Europa man nen en vrouwen zonder proces in de gevangenis opgesloten blijven, en dat folteringen, teneinde bekentenissen of getuigenverklaringen af te dwingen, „wijdverbreid zijn en toenemen." De Bond heeft inlichtingen ingewonnen om trent de volgende punten: 1. Wie is gemachtigd personen gevangen te houden vóór zij veroordeeld of vrijgesproken worden? 2. Wie ondervraagt hen? 3. Hoe worden zij ondervraagd? 4. Hoe lang worden zij gevangen gehouden alvorens terecht te staan? 5. Wat gebeurt met gearresteerden die niet terecht staan? De resultaten van het onderzoek zullen voor gelegd worden aan den Volkenbond. In een inleiding tot het Rapport wordt gezegd, Opeens werd Struisje gewekt doordat er iemand aan zijn pak zat te morrelen. Hij vloog verschrikt overeind en zag een kerel staan die 't op den koffer voorzien had. Hij had zeker gedacht dat het wel makkelijk zou zijn om dien koffer te stelen van 'n aommen struisvogel en 'n slapenden professor; doch hij had buiten de waakzaamheid van Struisje gerekend. Want deze stond meteen overeind en had den dief, die er natuurlijk meteen van door wou, bij zijn broek te pakken. De groote snavel hapte er een lap uit. De man ging aan den haal, met nog maar één pijp aan zijn broek, maar Struisje was nog niet te vreden. Een heel eind ging hij, half loo pend, half vliegend achter hem aan, en eerst bij de kromming van den weg liet hij hem met rust. Die zou zooiets niet weer pro- beeren. Profje was intusschen ook ontwaakt en keek slaperig om zich heen. Waar was Struisje nu toch? Hij keek angstig rond of er misschien weer een kipachtig beest voor in de plaats was gekomen, maar hij vond niets. Gelukkig brachten Struisjes lange beenen hem weer gauw terug en met een zucht van verlichting klom Profje op zijn oude plaatsje en liet Struisje verder stap pen. Voor den ambtenaar van den Burgerlij ken Stand van Dippelsga stond 's mor gens om II uur een bruidspaar. De brui degom, een jongeman van 24 jaar met pein zende, dan weer plotseling flikkerende oogen, maakte een eigenaardigen indruk. De bruid was zeer rustig. „En nu vraag ik u, Hans Goll," sprak de ambtenaar tenslotte na eenige inleidende woorden en nadat de formaliteiten vervuld waren, „of u met Charlotte Pahle, woonachtig in Dippelsga, het huwelijk wenscht aan te gaan." „Neen!" riep de bruidegom, „nu niet! Later!" De lorgnet viel den ambtenaar van den neus. „Als de heeren zoo goed willen zijn buiten nog even met elkaar te beraadslagen, dan zal ik straks nog eens vragen," sprak hij, nadat hij zich van zijn verrassing had hersteld. Maar zoo snel ging dat niet met de aan wezigen, met de ouders, familie en getuigen van 't bruidspaar. De bruid was met een gil van schrik ep een dichtbijstaanden stoel ge zonken. De anderen stonden min of meer per plex. Eindelijk trokken zich de beide partijen, ieder met hun huwelijkscandidaat in 't mid den, in een hoek der kamer terug en begon nen opgewonden met elkaar te redeneeren. Om 't voorval voor de lezers eenigermate te verduidelijken, moeten we opmerken, dat Hans en Charlotte reeds sedert een jaar verloofd waren. De bruidegom was een eigenaardig jongmensch, gemakkelijk uit z'n evenwicht te brengen en zeer onstandvastig van karakter. Van iets slechts of verkeerds was hij niet te betichten, doch genoemde eigenschappen brachten hem meermalen in een moeilijk par ket. Van Charlotte hield hij veel en innig en hij had met liefde dengene neergeslagen, die beweren wilde, dat hij haar niet wenschte te trouwen. Maar hij was 't met zichzelf nog niet eens, of 't nu daarvoor al de tijd was. 't Was misschien beter eerst nog eens rond te kijken, wat er in de wereld alzoo te doen was, alvo rens zich voorgoed te binden. Het verlangen naar wildstroomende rivieren, bergen met eeuwige sneeuw, zigeunerleven en avonturen was soms zoo sterk in hem, dat 't hem te machtig werd. Hij had zijn geboorteland nog nooit verlaten, dus kon hij nog niet weten, dat 't nergens beter en veiliger was. Kort geleden had Charlotte hem om zijn malle bevliegingen zijn woord teruggeven, maar hij had niet ge rust, vóórdat ze zich weer met hem had ver zoend. En toen had hij zelfs in een plotselinge opwelling willen aanteekenen. Doch juist in de laatste dagen waren hem weer lokkende reis beschrijvingen in handen gekomen en toen hij nu naar 't stadhuis toog, was 't hem te moede, als iemand die absoluut niet wist, wat hij wil de. In hem woedden allerlei tegenstrijdige ge waarwordingen en juist toen de ambtenaar hem de vraag stelde, welke over zijn lot zou beslissen, had de zucht om vrij te blijven en de wijde wereld in te trekken de overmacht over hem gekregen. In beide hoeken van de kamer was, men lan gen tijd aan 't bedisselen, wat er eigenlijk ge beuren moest, zonder tot een resultaat te ko men. Plotseling verhief zich Charlotte's oom Ferdinand, die een oplossing gevonden had en wel een zoodanige, dat beide families niet met elkaar in vijandschap dreigden te vervallen. „Wij willen," zei oom Ferdinand, „in deze omstan- J-Tnns ™nrdt I digheden afzien E FLUTl* IVUrui van de huwelijks- E 7 7 sluiting, doch on- Ultge rlUWe lij kt E der voorwaarde, E E dat Hans op de vraag, die de ambtenaar straks zal stellen, „ja" zal antwoorden, terwijl Charlotte de eer aan zich zal houden en met „neen" zal antwoor den. Daarmee is dan de zaak afgedaan." De bruidegom en de zijnen namen het voor stel aan. En opnieuw stelde de ambtenaar de bewuste vraag. Hans antwoordde zoo vlug mo gelijk „ja". Daarop vroeg de ambtenaar: „En nu vraag ik u Charlotte Pahle, of u met Hans Goll, woonachtig eveneens in Dippelsga, in het huwelijk wenscht te treden." „Ja," riep de bruid, duidelijk verneembaar. Zij keek vastbesloten en trotsch uit haar oogen. 't Woord sloeg in als een bom en toch kon niemand zich bewegen, zoo onwaarschijnlijk scheen 't hun. „Dan verklaar ik hiermee 't huwelijk voor gesloten," klonk in de stilte de stem van den ambtenaar, die van de afspraak niets wist en er zich natuurlijk ook niet mee ingelaten zou hebben. Eindelijk werd de spanning verbroken. De bruidegom wilde beginnen te razen en zette in zijn opwinding echter nog zijn handteekening onder de huwelijksacte. De anderen stamelden onsamenhangende woorden. Maar er viel niets aan te veranderen. De twee waren getrouwd. En Hans zou 't dus maar eens in den hu- welijksstaat probeeren. Na twee weken reeds verklaarde hij, dat zijn Charlotte de flinkste vrouw van de wereld was en hijzelf de groot ste domoor. (Nadruk verboden) dat voor zoover folterings-methoden ingevoerd zjin in verband met politieke misdrijven, „aan den strijd tusschen de partijen een nieuw ele ment van de uiterste verbittering toegevoegd is, dat ook de internationale betrekkingen dreigt te verbitteren. Geen beschaafd land is bereid te erkennen, dat het zijn 'toevlucht neemt tot foltering. Toch kan niemand, die de feiten nagaat, eraan twijfelen, dat foltering thans meer voorkomt dan een halve eeuw geleden. Het kwaad is niet uitgeroeid, maar neemt toe." Twee gevallen uit Europeesche landen worden genoemd. Het eerste betreft een gevangene, die dagen en nachten lang in een wit-gestucadoorde cel, van één vierkanten meter, en twee meter hoog, opgesloten werd, met een licht van 500 kaarsen sterkte voortdurend voor zijn gelaat brandend. Het andere betreft het uittrekken van de nagels van een gevangene. Noord-Ierland komt ook op de lijst voor. De bevoegdheden van po litie en magistraten tot het ondervragen van gevangenen, die nog niet terechtgestaan heb - ben, zijn daar onbeperkt, en personen kunnen voor onbepaalden tijd gevangen gehouden wor den op bevel van de burgerlijke overheden, zon der dat zij terechtstaan. In Duitschland bestaan, aldus blijkt uit het Rapport, in het geheel geen voorschriften be treffende ondervraging, en geen grens is gesteld aan den tijd, gedurende welken een persoon gevangen gehouden kan worden zonder terecht te staan. De Staatspolitie of Geheime Staatspolitie kan optreden tegen politiek-verdachten „geheel bui ten elk rechterlijk toezicht, en zonder eenige wettige belemmering," en een persoon kan voor onbepaalden tijd in een concentratiekamp op gesloten worden. De Howard Bond zal te Genève vragen, dat zijn Rapport bestudeerd worde door de Vijfde Volkenbondscommissie, welke zich met sociale aangelegenheden bezig houdt, en .dat zij, indien zij door deze en andere bewijsstukken over tuigd mocht worden, den Volkenbond zal advi- seeren een verklaring af te leggen, waarin de leden tot waakzaamheid en onderlinge samen werking aangespoord worden. Verschenen is de muziek en de tekst van een oorspronkelijke Tegelsche operette getiteld „Ba ron van Glazenap". De stof voor deze operette is ontleend aan de historische figuur Baron van Glazenap. De ge schiedenis verhaalt, dat omstreeks 1750 de heer van Hundt, Heer van Holtmolen te Tegelen met aanhoorigheden, in gezelschap van zijn dochter een wandelrit deed per voiture, over de heide in de richting van Kaldenkirchen. Baron van Glazenap, afkomstig uit Pomme- ren, die met een aantal manschappen te paard 1 Wordt dan Neerland eind'lijk wakker? s Zal de Nederlandsche Leeuw i Dan toch overeind gaan komen Met gebrul en zonder geeuw Zal de weermacht dan wat waard zijn i Ook in den modernen tijd, Waarin alle buren wapenen, En zich sterken als om strijd? Neerland is graag vredelievend, I Geen, die dat betwijfelen zal, I Maar als het te goed zou wezen I Brengt het nog zichzelf ten val. Wordt begeerig ook gekeken, Dan staat Neerland pal en vief, 1 Niemand wil een aanvalsoorlog, 't Leger werke preventief Neerland smeedt geen booze plannen, i 't Is tevree met zijn gebied, Maar de deuren open zetten, Dat is zelfmoord, anders niet! Laat het dan een offer ivezen, Dat de grootste zorgen baart, Onze weermacht moet verbeterd, 1 Neerland is een offer waard! Ook al zijn w' een kleine natie, Ook al zijn we een klein land, Iedereen moet van ons weten: Daar geeft men toch tegenstand. Want aan liefde voor de vrijheid Is hier waarlijk geen gebrek, I Nederlanders moet men toeten Zijn wel goed, maar heusch niet gek! HERMAN KRAMER 1 MlIllllllllllllllllllllllllltllIM uit Duitschland naar Tegelen was gekomen om de dochter van den heer van Hundt te schaken, sloeg bij Wambach zijn slag en voerde de freule, die Baron van Glazenap vroeger reeds vergeefs ten huwelijk had gevraagd, mede. De baron huwde met haar en werd bij erfenis Heer van Holtmolen. Van het Beiersche Hof verkreeg hij in 1755 verlof om munt te slaan, de z.g. Glazenapkes. Van Baron van Glazenap is bekend, dat hij tot de dolste dingen in staat was. Onder meer wilde hij een kanaal aanleg gen naar Kaldenkerken, vanaf den vijver van Holtmolen, wat gezien het feit, dat Kaldenker ken tientallen meters hooger ligt dan Tegelen, een volkomen fiasco werd. Ook wilde de Baron het kasteel Holtmolen bomvrij maken. Hij liet hiertoe het dak met enorme massa's zand be dekken, waarvan het gevolg was dat het in stortte en een metselaar er onder bedolven werd. De boemel-baron was een slechte bestuurder van Holtmolen, raakte financieel in den put en verliet Tegelen omstreeks 1770. 1 A F1 A DAMlVlf1 JCJ °P dlt bIad ziJn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen E' biJ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p - 'biJ een ongeval met J-4 /Sl A 1,1.Ir, A fat, ffl 11 8 r. ij ongevallen verzekerd voor een der vqjgende uitkeeringen A i verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A f %J\J» doodelijken afloop bij verlies van een hand, een voet of een oog. 17 Hij hield haar handen In de zijne gesloten, terwijl hij dit vroeg en zij antwoordde zacht: „Dat kan ik niet zegen; ik weet niet zeker „Janie!" riep hij. Op dat oogenblik klonk er een doordringende gil uit het vertrek boven hen, die iedere andere gedachte by haar verdreef. Ontzet riep zij: „O, Rorke, dat is Charlie!" HOOFDSTUK XIV Het had den heelen dag al geregend in Bur- ■ngton. Mrs. Warrener en haar secretaresse ■•aren druk bezig geweest met het verzenden <van een stapel circulaires en Elizabeth was wel wat moe. Na de thee stelde zy voor, of ze, den regen trotseerende den hond even zou buiten laten en dan meteen by het terugkomen in de bibliotheek een boek zou gaan ruilen. Haar werkgeefster vond dit een uitstekend plan en gaf haar een lijstje van boeken, die zy graag wel eens wilde lezen Het kostte Bettie eenige gewetenswroeging om zoo te handelen, want dat gaan naar de bibliotheek was eigenlyk met de bedoeling en in de hoop, een brief van Janie te krijgen. Die had zich geen enkelen keer door haar zuster laten overreden, om met haar adres te voorschyn te komen. Haar brieven, die dus het postmerk Chatbeck droegen, verschenen steeds bij de Warreners, in den regel met de eerste post, zoodat Dick er zich dikwyis in stilte over verwonderde, van wie die toch wel konden zijn. Hy sprak echter geen enkelen keer meer van zijn neef in Stoneshire, maar de vrees, dat een van die epistels zijn nieuwsgierigheid weer wekken kon, had haar eindelyk doen besluiten, Janie te vragen, om haar brieven in het ver volg maar aan de bibliotheek te adresseeren, waar zij toch iedere week moest wezen voor inruil van boeken. Zoodra zij zich nu hier vertoonde, zei de eige nares: „Er ligt al een paar dagen een brief op u te wachten, Miss Gilchrist." Bettie had gretig het welkome epistel in ont vangst genomen, toen iemand, die achter haar den winkel was binnengekomen, haar naam uit sprak. IJlings schoof ze den brief in het ge ruilde boek en kreeg een kleur van verrassing, toen ze, zich omkeerend, gewaar werd, dat dit Dick Warrener was. „Ik zag door het venster juist even het puntje van den staart van Dane," schertste hy, „en toen dacht ik wel, dat hij tot geleide zou hebben!" Dick was een byzonder flinke, knappe ver schijning in zijn, los-toegeknoopte regenjas, vond Betty. Wel zat ze er wat over in, of hy ook soms de woorden van de vrouw zou gehoord, of htór haastige beweging, om den brief weg te stoppen, zou gezien hebben. De verhoogde blos maakte haar gezichtje nog èèns zoo bekoorlyk en hij meende daaruit te mogen opmaken, dat zy even aangenaam verrast was door deze ontmoeting als hy. Zoodra ze de bibliotheek uit waren, wilde hij absoluut het boek voor haar dragen. Daar zij geen parapluie bij zich had en hij wèl, hield hy die boven haar hoofd. Nu was het maar een klein eindje van de bibliotheek naar huis, maar toch deden ze er tamelijk lang over. „Ik wilde u en moeder vanavond mee naar den schouwburg nemen," zei hij, „dan kunnen we eerst buitenshuis dineeren. U heeft den laat- sten tijd veel te hard gewerkt en de boog kan toch niet altijd gespannen zijn!" „Dat heeft u verleden week ook al gezegd, toen u ons naar het concert in Queen's Hall mee heeft genomen en naar het Russisch ballet en de week te voren, toen we tweemaal een tochtje op de rivier hebben gemaakt!" „Maar die uitstapjes zyn u toch geen van alle slecht bekomen, is 't wel, Betty?" Ze schrok: hy had haar nog nooit by den voornaam genoemd. „Als uw moeder gaan wil, dan.... zal ze my wel meenemen." „En gaat u dan enkel uit een soort plichtsge voel?" Ze waren nu vlak by huis en stonden onder de portiek. Ze strekte de hand uit, om het boek van hem aan te nemen. „Doe je het dan enkel uit plichtsgevoel?" her haalde hy, „en is het je geen genoegen, om met my mee te gaan?" Zenuwachtig trilde haar hand, zoodat ze het boek liet vallen. Dick bukte zich om het op te rapen, en de brief gleed er uit. Toen hy een spetje slyk er afveegde, moest hij wel zien, dat het een ongeopende brief was, geadresseerd met een mannenhand, althans daar had Janie's schrift veel van; ook kon het poststempel uit Chatbeck hem zijn opgevallen. Hij moest zich wel herinneren haar ver legenheid, toen zy den vorigen keer een derge- lijken brief ontving en als hy de woorden van de vrouw uit de bibliotheek had verstaan, dan konden die hem al een heel eind op weg ge bracht hebben, om de afkomst van den brief te verklaren.... Pynlijk was haar verlegenheid nu; ze bloosde tot in de wortels van haar mooi, goudblond haar, toen hij haar den brief over reikte. Zooals de afspraak was, dineerden ze buitens huis en gingen toen naar den schouwburg. Maar de avond was al half voorby, eer Betty iets had aan het stuk. Dick was wel heel beleefd en oplettend voor de dames, maar hy was toch stil en verstrooid en Betty zou dolgraag zyn gedachten gelezen hebben. De intrigue van het stuk ontlokte Mrs. War rener den uitroep: „Maar die man is dan toch al heel makke- ïyk te bedriegen. Ik denk, dat jy, Dick, toch een tè goed rechtskundige zou wezen, om je zóó te laten misleiden?" „Och, moeder, juist een goed rechtsKundige zou er in een geval als dit, inloopen. De bewyzen spreken eveneens tè duidelijk!" „Maar welke man zou nu op de bewyzen af gaan, als het karakter van de vrouw zoo duide lijk spreekt! Zelfs een man, die geen liefde voor haar voelde, zou toch zien, dat zy onschul dig is!" „Ik geloof, dat u gelyk hebt," zei Dick met ernstigen nadruk. „Iedereen, met een greintje verstand, moet wel inzien, dat zij niet in staat is tot eenig kwaad en de man, die haar, ondanks alle bewijzen, niet vertrouwen kan, is haar dan ook niet waard." zyn blik rustte niet op de heldin van het stuk, maar op het jonge meisje naast hem. Elizabeth's oogen ontmoetten de zijne en er had een zwy- gende uitwisseling van gedachten plaats, een vraag en een antwoord, wat een stralende be- koorlykheid op haar lief gelaat te voorschyn riep. By de ontknooping werd de heldin in alle eer hersteld, maar Elizabeth en Dick schonken hier niet veel aandacht aan. Ze richtten de blikken wel naar het tooneel, maar in gedach ten waren ze slechts vervuld van elkaar. De rit terug naar Burlington Gardens was hun veel te kort. Mrs. Warrener sluimerde in haar hoekje en Elizabeth zat in droomeryen verdiept. Eerst toen de auto voor de deur stilhield, viel het haar in, dat zy den brief van Janie nog niet gelezen had. In de eetkamer, waar nog het een en ander voor hen gereed stond, lagen een paar brieven op tafel. Dick sorteerde ze en overhandigde er een aan Betty. Tot haar verbazing zag zy, dat het adres ge schreven was met de hand van haar zuster: Had Janie zelf dan haar dringend verzoek ver geten, om haar adres geheim te houden? Elizabeth deed de enveloppe open. Mrs. Warre ner was naar haar studeerkamer gegaan. Dick was bezig met zijn eigen correspondentie. Hy wilde iets tegen Betty zeggen, maar niet nü: zyn moeder kon immers ieder oogenblik binnen komen. Ineens hoorde hy een onderdrukten uitroep. Betty, die in een stoel bij de tafel zat, hief haar doodsbleek gezichtje op. „Slecht nieuws?" vroeg hij, naderbij tredende. „O, ik moet dadelijk gaan!" riep ze wan hopend. „Ik had er al eerder moeten zyn." „Betty, in 's Hemelsnaam, wat is het?" „Mijn neefen ook de uweRorke „Rorke Gilchrist? Wat is er met hem? Betty, wat is hij voor joü?Waarom schryft hy je?" Zy zat met het hoofd op de hand geleund, terwijl haar elegante avondmantel half open viel. „Ik heb hem nooit gezien!" antwoordde ze. „De brief is van myn zuster Janie. Ze verkeeren in vreeselijke droefheid op „The Grange" en daar is zy; daar is ze aldoor geweest. We konden geen andere plaats voor haar vinden; toen heeft ze haar achternaam maar weggelaten en is bti de Gilchrists ingetrokken als „hulp voor de moe der". Zij wilde niet, dat ik er van spreken zou. .(Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10