tKdm/éml van den daa De avonturen van Prof je en Struis je A BIES, LIESBETH, ELISABETH DINSDAG 16 NOVEMBER 1937 Nanking heeft twee namen Als in den goeden ouden tijd Priester en spiritist Inquisitie-attributen c^nderdaad, het zonder rust werkende hart moet ontzien wor den! Waarvoor de prikkeling door caffeine, en daardoor storing van de normale functies? Er is Koffie Hag, gegarandeerd coffeïnevrij overeenkomstig de be palingen der Neder landscheWar en- wet. Bovendien wordendoor het ver maarde Hag-procédé de krachtige smaak en het kostelijke aroma van de fijnste hooglandkoffie voor 100% gewaarborgd. Ook de tweede soort, „Sanka" ge naamd, is heel goed en kost slechts 44 ets. per pakje. AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Weer woedt er oorlog om Nanking. De Japansche luchtaanvallen, schreeuwen de staaltjes van moderne onmensche- lijkheid en zelfs van oorlogsontaarding (het woord is niet zoo dwaas als het er uitziet), deed de burgerbevolking van de oude stad vluchten. Het is verschrikkelijk, wat daar ge beurt, en men begrijpt niet, dat het wereld geweten niet om effectieve maatregelen vraagt. Maar de historicus bekijkt de zaak „op een afstand", hy slaat de bladen van Nankings kroniek op, en ziet welke gruwelen er ook in net verleden in en om deze oeroude stad wer den bedreven. Twee namen vindt men voor de huidige hoofdstad van China (zy is het sinds 1927) in de officieele atlassen. Nanking beteekent „Zui delijke Hoofdstad", in tegenstelling met Peking, dat eens de „Noordelijke Hoofdstad" was. De andere naam echter is Kiang-ning-Poe, wat .Rustpunt van den Stroom" beteekent. Want hier is de Jangtse nog slechts 350 kilometer van de zee verwijderd en de invloed van eb en vloed valt in Nanking nog duidelyk waar te nemen. Wanneer men den Chinees, die de geschie denis van zyn land bestudeerd heeft, onder- Vraagt, kent hy intusschen niet slechts twee. maar wel zeventien namen voor de groote stad aan den Jangtse. Men heeft in oude Chineesche archieven het bewijs gevonden voor het feit, dat Nanking reeds 3000 jaar geleden een groote stad was en in den loop van vele eeuwen .als politieke hoofdstad of cultureel centrum een groote rol heeft gespeeld. In den tijd, dat Julius Caesar zich opmaakte om Engeland te veroveren, was Nanking reeds een oude stad. In het jaar 166 zond Marcus Aurelius een Romeinsche delegatie naar Nan king. Van den Pundsjab en van de oevers van den Ganges trokken groote karavanen naar Nanking, dat toentertyd als hoofdstad van het Woe-koninkrijk een gouden tydperk be leefde. Doch in het jaar 280 werd Nanking p'atgebrand en verwoest om spoedig weer als een phoenix uit zijn asch te herrijzen. De veroveraars, de Tsins, maakten van Nan king ook hun hoofdstad. De eerste keizer bouwde omstreeks het jaar 318 een paleis, dat 3500 vertrekken had. Een eeuw later liet een andere keizer het gebouw neerzetten, dat in de Chineesche litteratuur als het .Paleis der on eindige Vreugde" bekend is. Ook de rijke kei zer Liang Woe-Ti liet een schitterend paleis voor zich bouwen, waarvan de wanden met zonnebloemen versierd waren. Vier groote uni versiteiten schonken aan 1000 studenten op staatskosten de noodige kennis. Kanalen, brug gen, dijken en wegen werden aangelegd. Plot seling verloor echter Nanking toen zijn schitte ring. De Soeng-dvnastie maakte Sian in het jaar 589 tot hoofdstad. Maar ook de groote leermeesters van China en de dichters bleven Nanking trouw. Ook Li- Ta i-Po heeft in Nanking zijn onsterfelijke ge dichten geschreven. Nadat de Tartaren en Mongolen hun heerschappij over China had den uitgeoefend, werd Nanking in de veertiende eeuw weer keizerstad. De eerste Ming-keizer, een Chinees van lage geboorte, die de Mongo len uit het land dreef. liet den geweldigen muur om Nanking bouwen, die een lengte van 22 mijl had en op sommige plaatsen 27 meter hoog en 20 meter breed was. Binnen dezen muur lagen nog vele akkers, zoodat er in tij den van belegering voldoende levensmiddelen genroduceerd konden worden. Toen deze Mingrkeizer ten grave gedragen werd. trokken er 13 lijkstoeten de 13 stadspoor ten uit en 13 lijkkisten werden op den Purpe ren Berg bijgezet. Men weet op het oogenblik nog niet, in welke kist deze geweldige Ming- keizer gelegen heeft. Religieuze fanatici zooals Hoeng Sioe-Teoen, de aanvoerder der Taipings, veroverden Nan king en maakten zichzelf tot keizer. Tien ja ren lang woedde de burgeroorlog in Nanking. Daarna werd het weer stil om de stad, totdat er later voor Dr. Soen-Yat-Sen een mauso leum werd gebouwd. Maar hoewel r. Soen-Yat-Sen reeds in het jaar 1912 van Nanking uit de republiek pro clameerde. herkreeg de stad toch voorloopig haar ouden glans niet. Zelfs toen maarschalk Tsiang Kal-Sjek in het jaar 1927 Nanking of ficieel tot hoofdstad der republiek verhief, kostte het groote moeite, daar werkelijk een centrale voor de regeering te scheppen. De meeste ambassadeurs en gezanten bleven in Peiping wonen en slechts indien er iets bij zonders aan de hand was, zond men een afge vaardigde naar Nanking. Intusschen heeft de regeering niet stil ge zegen. Van Poekou uit heeft men op het oogen blik een schitterend uitzicht over de moderne hoofdstad, met de breede straten en groote gebouwen, die de regeering heeft laten bou wen. Inderdaad heeft Nanking zich gemoderni seerd. Wat zal er na afloop van den tegenwoordi- Sedert meer dan 30 jaar wordt Siroop Famel door doktoren gewaardeerd als een betrouw- baar geneesmiddel ter bestrijding van HARDNEKKIGE HOEST, BRONCHITIS en andere aandoeningen der ademhalingsorganen KLEINE FLACON 1.15 GROOTE FLACON ƒ1.90 m gen stryd van de muren der Ming-dynastie en de groote nieuwe straten overgebleven zyn? Wellicht slechts weinig. Maar aan den verde ren wil tot leven van de stad behoeft niemand te twijfelen. Heeft zij niet reeds 30 eeuwen ge trotseerd Onlangs hebben de Dominicanen van Haver- stock Hill, te Hampstead, Londen, het feit herdacht dat een der hunnen, Father Albert Knapp, O.P., vijftig jaren geleden tot hun ge meenschap toetrad. Eigenlyk was het niet vyftig, maar één-en- vyftig jaren geleden, want het vorige jaar, weinige dagen voor hy zyn lubilee zou vieren, werd Father Knapp door een omnibus aange reden, tengevolge waarvan hy een dubbele beenbreuk kreeg. Maandenlang moest de be jaarde priester in een ziekenhuis op zijn rug te bed liggen, maar hy herstelde zoo goed als een man op leeftyd van zulk een breuk her stellen kan, en nu eindelyk zyn feest gevierd kon worden was de belangstelling zoo mogelijk nog grooter dan zy een jaar geleden geweest zou zijn. In de groote kerk zijner Orde droeg hij een plechtige Hoogmis van dankzegging op, geassisteerd door den in alle Engelsch spreken de landen vermaarden predikant Father Vin cent McNabb, O.P., als diaken, en zyn eigen Prior, Father Antonius Maguire, als subdia ken. De Provinciaal der Dominicanen, Fr. Ber nard Delany, O.P., hield de preek, en de kerk was geheel gevuld met geloovigen, terwijl in het priesterkoor de Priors van Dominicanen kloosters uit verschillende deelen des lands, en persoonlijke vrienden zooals Mgr. W. F. Brown, de Bisschop van Pella, de plechtigheid volgden. Na de lunch werd een by eenkomst gehou den, waarop de feestvierende priester gehul digd werd door zijn broederen, en door vele leeken, die hem namens de Katholieke ge meenschap van Haverstock Hill dankten voor wat hy gedurende zyn lange priesterloopbaan gedaan heeft voor dit belangryke katholieke district der hoofdstad. Het klooster en de kerk van Haverstock Hill nemen een zeer eigenaardige positie in. Zy lig gen precies op de scherp afgebakende grens tusschen een der rijkste wyken van Noord- Londen en een groote volkswyk. Diegenen, die zelden by de Dominicanen mis komen hooren, meenen dat dezen een „ryke" parochie hebben, en dat bygevolg de paters het in maatschappe- lyk opzicht nog al gemakkelijk hebben. De waar heid schynt te zijn dat de gegoede wijken grootendeels onder een andere parochie vallen; de kerk van Haverstock Hill is een typische volkskerk, en de paters hebben een drukken en veelzijdigen missie-arbeid te verrichten in de uitgestrekte arbeiderswyken, aan welker grens hun klooster is gebouwd. Als een groot mis sionaris werd Father Knapp gehuldigd. Maar zyn nationale faam dankt hy toch hieraan dat hij waarschynlyk de eenige katho lieke priester in Engeland is, die tevens spiri tist is, en zelfs tal van séances gegeven heeft. Hij roept geesten op alsof het zyn vak is; hy laat hen door middel van mediums boodschap pen uit het hiernamaals overbrengen, zoo authentiek als men maar wenschen kan. Soms is het bepaald griezelig. Dan ziet men een witte gedaante in al haar astraligheid, of een tafel begint te dansen, of onaardsche geluiden stij gen op, die alleen uit de geestenwereld af komstig kunnen zijn. Father Knapp geeft zyn publiek zelfs nog meer dan zyn collega's-spiri tisten, want als de eigenlijke séance afgeloo- pen is, dan begint hy weer van voren af aan, maar nu met de lichten op. En dan laat hy precies zien hoe hij al die spiritistische wonde ren in elkaar gegoocheld heeft. En aan 't pu bliek wordt het overgelaten zich een meening te vormen omtrent de waarde van de presta ties van diegenen, die in vollen ernst beweren spiritisten te zijn. Mr. W. Davies, een bewoner van de Londen- sche wijk Chelsea, is de eigenaar van een col lectie welke zelfs te Londen, het grootste para dijs van den verzamelaar, eenig is. Zy ontstond, toen Napoleon in 1808 het kasteel van Triana, te Sevilla, innam, en werd later door een varren bloedverwant van Mr. Davies voor een zeer aanzienlijk bedrag gekocht. Zy heeft daarna verschillende eigenaars, doch allen in dezelfde familie, gehad, maar geen hunner heeft de verzameling ooit in 't openbaar ten toongesteld. Mr. Davies bewaart haar in een safe in het souterrain van zijn woning te Chelsea, maar zelfs nu hij van plan is haar te verkoopen, heeft hij nog niet ertoe kunnen be sluiten haar voor het publiek ter bezichtiging te stellen, ofschoon hij haar soms toont aan deskundigen en aan personen die belang stellen in de geschiedenis der Spaansche inquisitie. Want daarop heeft de verzameling betrek king. De voornaamste stukken zyn het Zwaard, het Kruis en het Blad, welke voor de Inquisiteurs lagen als zy hun rechtszittingen hielden; verder de geborduurde standaard, welke voor hen uit gedragen werd als zij zich in processie naar een autodafé begaven, en het kristallen kruis, van hout en spiegels, dat voor de beklaagden uit gedragen werd op weg naar de rechtszaal. Mr. Davies gelooft dat dit het eenige kruis van dien aard is dat nog bestaat. Sommige der voorwerpen hebben, afgezien van hun historische beteekenis, groote kunst waarde. Een der merkwaardigste is een ouder- wetsche klok, waarop uitsluitend de kwartieren aangegeven zyn; zulke klokken hingen in de vertrekken waar de rechtszittingen plaats hadden. Belangwekkend, maar toch niet zeer aange naam om te aanschouwen is een verzameling folterwerktuigen. Folterwerktuigen evenwel kan men in oude Engelsche kasteelen (ofschoon hier geen inquisitie was) nog in zoo grooten getale zien, dat wij geen Spaansche verzameling noo- dig hebben om ons een denkbeeld te vormen van de zachtmoedigheid van vroeger eeuwen. Van meer belang is een étui met insignes, waar van verscheidene door de Inquisiteurs gedragen werden. Eén daarvan, met juweelen versierd, zou door Carlos II gedragen" zijn, toen deze een autodafé bijwoonde. Onder de olieverfportretten van inquisiteurs bevindt zich één het martelaarschap van den inquisiteur Arbues voorstellend, waarvan men gelooft, dat het door Murillogeschilderd werd ter kwijting van een schuld, waarvoor hy in het kasteel van Triana gevangen zat. Het grootste deel der verzameling bestaat evenwel uit boeken en manuscripten. Er zyn bijna 60 perkamenten, waarvan vele verlucht zijn, en welke de benoemings-oorkonden van inquisiteurs zyn. De jaartallen dier oorkonden loopen van 1577 tot 1817. Verder zijn er tal van memoranda betreffende de Inquisitie zelf; edicten, waarby het lezen van zekere boeken verboden werd; edicten waar by den Joden het verblyf in zekere steden ont zegd werd; levensbeschrijvingen van verschei dene Inquisiteurs; tal van geschiedenissenbe treffende het Spaansche volk en verschillende Spaansche steden. Ten slotte bevat de verzameling oude prenten, betrekking hebbend op de werkwyze der Inqui sitie. Alles byeengenomen heeft de verzameling groote historische waarde. Mr. Davies hoopt dat de boeken en manuscripten in een of andere bibliotheek zullen komen, waar zij geraadpleegd kunnen worden door ernstige onderzoekers. Wy hopen dit eveneens; er is geen enkele reden tot geheimzinnigheid met betrekking tot de Spaansche Inquisitie, zy is niet geweest wat vrienden van Spanje zouden wenschen, en even min wat anderen ervan maken. Zoo is ook de Sterrekamer in Engeland niet geweest wat vrienden van Engeland zouden wenschen, et cetera iVnVnWïm' Maar toen Profje er alles goed en wel uit had, kwam hem toch Struisje in de gedach ten en haastte zich terug om nog eens in de cabine te kyken of hy daar nog was. En ja hoor, daar zat Struisje in den hoek, trotsch toe te zien, hoe het leelyke harige beestje, dat zyn kind was, een wedloop hield om de mand waarin Struisje zat. Profje keek vol bewonde ring. Hij vond de baby wel een leelijk beest, maar het was toch erg aardig, dat dat plot seling uit het ei gekropen was en al zoo goed kon loopen. Profje en Struisje verlieten nu samen het luchtschip en Profje bestelde een auto, want de bagage was nu te groot, dan dat Struisje er voor kon zorgen en bovendien moest deze ook op het jong passen. Hy was dus wat in zyn schik, dat ze ryden gingen, waardoor het voor het jonge Struisje ook een gemakkelyke tocht werd. Natuuriyk hadden ze in het vreemde land veel bekijks, want de auto was open en de lange hals van Struisje viel in de verte al op. De auto reed hen naar een groot hotel, waar veel vreemdelngen kwamen. In de hal van het hotel stonden tafeltjes en stoelen en toen Struisje die zag, zette hy zich in een fauteuil, die er zacht en warm uitzag, gauw zijn jong vogeltje. Maar dat zag een portier, die daar rondliep en dat wilde deze niet over zijn kant laten gaan. Hy stapte er onmid dellijk op af. De secretaris van de „Ster Film My." had zyn mannetje gevonden. Kom, Sanders, ik heb je noodig. Ben jij bereid om Turner te vervangen in al de scè nes, waarbij Waarbij iemand z'n leven op het spel zet, hè? De secretaris haalde zijn schouders op. Laten we niet overdrijven. Jij bent veel sterker dan Turner, dat is alles. En het is een eer voor je, Turner te mogen vervangen. Z'n zyden hemden te mogen aantrekken en een oogenblikje toe te kijken, jawel. Maar als de eerste actrice in de laatste scène dreigt te verdrinken, moet Sanders in het water sprin gen, om haar te redden. Of het water al ijskoud is? Meneer Turner kan niet zwemmen en San ders offert zich op, dat hij den held kan blij ven uithangen. Het publiek weet ér niet van. Het publiek blijft ook onder water alleen maar Turner zien. Ons laatste stuk speelt in het hoogge bergte, ging de secretaris onverstoorbaar voort. Het heet: „De blanke duivel." Weet je iets van Alpensport? Voor dertig frank per uur doe ik een sprong in de lucht. Met een dame in je armen? Met twee, als het moet. >Laten we dan 25 frank zeggen, met een gemiddelde van vier uur per dag. „De blanke duivel" wordt vertolkt door Iris Alwin en door Turner. Hier is het contract. Teeken het en vertrek vanavond om tien uur. 's Avonds vond Sanders den secretaris aan het station, met een kaartje derde klas en honderd frank voorschot. De kosten voor eten en slapen zyn voor ons, zei de secretaris er nog bij. Het was een best zaakje. Hij las nog eens de bepalingen van het contract. „Turner vervan gen in al de riskante passages van „De blanke Duivel", telkens wanneer de tekst dat vor dert...." Na zeven uur reizen kwam Sanders op de plaats van bestemming. De maaltyd in het hotel was tamelyk vernederend voor hem; hij moest apart gaan zitten, net alsof hij niet by de anderen hoorde. Den volgenden dag werd hy aan Iris voor gesteld. Het zal wel gaan, jongeman, verklaarde de eerste actrice. Maar laat je eerst eens fatsoenlijk knippen en scheren. Kan ik op je spieren rekenen? Een berg is geen stoepje. Turner deed net alsof hy Sanders nooit eer der gezien had. Ik reken op je beenen. De secretaris zegt dat ze onbreekbaar zijn. Juffrouw Iris schynt het niet ijeelemaal te vertrouwen, zei Sanders tot den secretaris. Ze zei dat een berg geen stoepje is. Laat haar praten! De dames drukken zich uit in beeldspraak. Ze is verliefd op Turner en zou zich het liefst door hem laten dragen. Maar hij kan het niet, want hij heeft spie ren van suiker. Hy kan alleen omhoog gaan in een lift. Zoodra hij zich had opgeknapt, leek Sanders een ander mensch, en wat méér zegt: in voor komen en kleeding leek hij volkomen op Tur ner. Op het eerste teeken van den directeur werd de lens gericht. Het landschap was ver rukkelijk. Aan den eenen kant de hemelhooge, met sneeuw bedekte bergen, en aan den an deren kant de vallei, bezaaid met weilanden en dennenbosschen. Thans was Iris niet meer de kattige jonge dame, die hem had behandeld als een bede laar. Voor het objectief spreidde zij al haar charme ten toon. Van tyd tot tijd voegde Tur ner zich by haar. Turner wist van liefde te spreken, zelfs bij een temperatuur van tien graden onder nul, en hij wisselde teere lachjes en blikken af, zooals een ander van das ver wisselt. Toen men honderd meter film gemaakt had, liet de eerste acteur gloeiende thee komen. Ik begin al weer te hoesten. De jongeman moet me óók vervangen in die scène van het riviertje. Heb je het gehoord, Sanders? zei de secre taris. Je komt direct in actie. Turner is ver kouden. Wat een eer voor me! De „blanke duivel" denkt zeker, dat de bergen centraal verwarmd behooren te wezen. Trek je kousen en schoenen maar vast uit. Juffrouw Iris staat te wachten. De stem van den directeur riep luide: Alles klaar! We draaien.... Sanders nam de actrice in zijn armen. U weegt niet veel. Zoo licht als een vo geltje! Knijp me niet zoo, u doet me pyn. U hebt stalen armen! Het riviertje was yskoud, maar hy voelde niets. Toen ze weer aan den kant stonden, hoor de men de stem van Turner: Zoo is het genoeg. Ophouden! Rust u wat uit. U zult moe wezen, zei de actrice. Dank u, juffrouw. Ik zou graag nog wat langer geloopen hebben. Met uw voeten in het water? Dat is geen aangename positie. Zij namen plaats. Thans behandelde Iris hem als haar gelijke. Soms brengt u me in de war, zei ze. Dan houd ik u voor Turner. U hebt me gedwongen om zelfs myn haar te laten knippen om meer op hem te lyken. Iris bloosde even. Ik wist niet, dat ik u daarmee kwetste. En ze hebben me geschminkt en opge dirkt, alléén om uw besten vriend een verkoud heid te besparen. Ik ben zooveel als de ver sleten kant van de medaille. Ik mag een dame in m'n armen nemen, omdat er een riviertje moet worden overgestoken. Straks dacht u daar anders over. U had nog wat langer willen loopen. O ja, maar om u voor altijd mee te ne men, ver van hier, daar waar geen operateurs of directeuren zijn Maar op dat oogenblik kwam de spreekbuis van den directeur tusschonbeide. Juffrouw, komt u terug. Turner wacht al ettelijke minuten op u. 's Avonds tijdens den maaltijd, voelde San ders zich nog eenzamer dan anders. By de kof fie vroeg Iris den secretaris om den „plaats vervanger" aan de gemeenschappelyke tafel te noodigen. De arme jongen, hij verdient dat men hem aankijkt. Sanders verontschuldigde zich, zei dat hy te moe was en ging naar bed, zonder iemand te groeten. Turner lachte den heelen avond. Iris ontfermt zich over mijn conterfeitsel. Hij r\ is haar Samson. piUUlb Ze heeft me mee- gedeeld, dat ze "VCW&YlffCV volkomen ver- trouwen heeft in zyn spieren! Ben je soms jaloersch? Jaloersch? Op dien armzaligen vent? Neen, maar, die is goed! Den volgenden morgen ontving Sanders zyn orders van den secretaris. Trek je ruitercostuum aan. Je moet Tur ner vervangen in de klopjacht. Sanders reed als een kozak en Iris liet zich rooven. Maar toen het hoogtepunt dèèr was, kwam Turner tusschenbeide. Jongeman, nu doe ik het verder wel. Glimlachend trok hy het meisje uit zyn han den; de vertolker van de rol was hy! Gauw, Sanders, riep de secretaris. Kleed je om voor de ski-scène. Zorg, dat je perfect werk geeft. Sanders nam Iris by de hand, en samen vlo gen zy over de sneeuw. Een beetje kalmer, als u kunt, hygde Iris. Waarom bent u gisteravond niet aan onze tafel gekomen? Ik was moe. Dat is niet waar. U hebt den heelen nacht wakker gelegen. Ik was óók wakker Het beviel haar goed, door die sterke hand te worden voortgetrokken. Sanders voelde zich meester in het gebergte. Turner had al het mo gelijke gedaan, om op zijn plaatsvervanger af te dingen. Het kan geen kwaad, als je een beetje uit- kykt, vriend, had hy gezegd. Je bent tóch al niet al te voorzichtig. Toen had hij Iris aan Sanders overgelaten; en daarbij hadden de beide mannen elkaar vlak in het gelaat gezien. De scène moest sluiten met een sprong van een geweldige hoogte. Sanders, riep Iris, myn leven is in goede handen.... Sanders greep het meisje in zyn armen en maakte zich gereed tot den sprong. Thans is zy van my, dacht hy en nie mand zal haar meer van me afnemen. En hij sprong Mijn leven is in jouw handen! Sanders antwoordde met een kus, terwyl daarboven de „blanke duivel" aan één stuk door schreeuwde: Genoeg, genoeg! Nu weer boven komen! Die arme Turner, zei Iris. Hy denkt, dat we nog met het stuk bezig zyn! (Nadruk verboden). AI I Ti A 'C op 011 blad zi^n ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen p" 7£\H OI «I il l rVUV/1 ♦lilJQi O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen 1 ÜU»" F *7 bij een ongeval met i-T 9 bij verlies van een hand, %J\Jvm doodelijken afloop een voet of een oog. bij levenslange geneele ongeschiktheid tot werken door verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen Uil het Fransch vertaald door Christine Kamp 33 Ik had den indruk, dat myn stem niet zoo kalm waals mijn houding moest doen ver onderstellen en ik beken, dat ik mij» best deed niet naar Claude te kijken, daar ik vreesde, dat mijn woorden hem pijnlijk waren. Met neergeslagen oogen keek ik naar een kussen, waarvan ik het borduursel van buiten kende en wachtte ik op het antwoord met een ontroering, die mij vreemd leek. Eenige minuten gingen voorbij en daar Claude bleef zwijgen, was ik wel genoodzaakt op te zien en bemerkte, dat hy lachte. Wat was ik dom, idioot. Ik dacht, dat mijn woorden Claude pijn zouden doen, ik betreurde ze en ziedaar, myn nog niet officieele verloofde, vernemende, dat ik de verloving wilde verbre ken, vond om mij zijn spijt uit te drukken slechts een lachje. „Welnu, Claude," hernam ik vertoornd, „ik wacht." En die nare vent spotte: „Ik ook, Elisabeth." Dat ging toch alles te boven. „Je wacht nog? Heb je my dan niet begrepen?" „Zeker, maar ik wilde weten, of je my nog iets anders te zeggen had." „Maar.... Neen!" „In Rouaan naar ik meen, heb je mij gespro ken over een van je vriendinnen, die ik bekoor- lyk vond. Heb je nog altyd dit idee?" Was Claude aan het spotten, of had hy Annette Mercier ontmoet t Ik had geen tijd om die gedachten te over wegen, want papa kwam binnen: „O, ik zocht je, Lies en Claude. Moeder vraagt naar jelui. Kinderen, je ziet er uit, alsof je ruzie hebt ge maakt." Natuurlijk protesteerden wij heftig, maar ik geloof, dat wij papa niet van het tegendeel kon den overtuigen. Dank zij Claude ging het diner beter voorby, dan ik zou gedacht hebben. Hy praatte voort durend en ik moet bekennen, dat hy niet ver velend is. Hy is geestig, hy vertelt goed, hy weet te oordeelen en zelfs, als hij wilde, zou hij kunnen behagen: meer elegante kleeren, minder opzichtige dassen, eigenlijk heel weinig en indien hij wilde, zou Claude harten kunnen veroveren. Heeft Annette Mercier begrepen, dat die Willem de Zwyger een prettige causeur kon zijn, is het de liefde die hem zoo vroolyk maakt en hem zoo opgewekt doet zyn, zooals ik hem nooit gekend heb? Wij brachten den avond door in den salon Lodewijk XVI, mama en papa zaten in een hoekje te babbelen als twee verliefde tortel duifjes: de vergiffenis, die ik was gaan brengen, heeft heel wgt wolken verjaagd. Nu begon voor hen een nieuwe reeks wittebroodsweken en de twee hadden niet meer de groote dochter noo dig, die getuige was geweest van de kwade uren. Wat zou er van Lies worden? Zy voelde zich alleen in dien grooten salon, al de treurigheid van de vervlogen dagen om ringde haar, angst kneep haar het hart toe, zij meende, dat zij alles verloren had, zij bezat geen vrienden meer, zij was ongelukkig! Wat een geplaagde, angstige, droevige ziel! Claude zat een sigaar te rooken, terwijl hij de avondbladen inzag, tenminste hy gaf voor tè lezen, maar zijn oogen volgden den rook van zyn sigaar en heelemaal niet de letters in de bladen. Hy droomde van blonde haren, een fyn profiel van een heel jong meisje. Dat moest my eigenlijk onverschillig zyn, maat ik ben nieuwsgierig zooals alle vrouwen en om dien moreelen angst te verdwynen, die my zelfs lichameiyk pyn deed, vroeg ik plotseling; „Claude, ik zal misschien heel onkiesch zijn, ver geef my dit by voorbaat, maar wees oprecht en zeg my onmiddellijk, waaraan je denkt met dat droomerige air dat ik niet van je ken." Direct, zonder den tyd te nemen om een uitvlucht te zoeken, antwoordde hij: „Ik denk aan jou, Elisabeth." „Men kan qan iemand denken op allerlei manieren. Ik verbeeld my, dat je wenscht ont slagen te worden van die vriendschap, die je hebt aangeboden en die aangenomen was." Een beetje spottend, maar volstrekt niet ont roerd, antwoordde Claude: „Ik bedank je, dat je probeert myn gedachten te ontleden, maar ik moet je zeggen, dat je het niet goed doet; goede raadselsoplosters zyn zeldzaam." Ik liep weg, ik voelde, dat ik vanavond niet geestig genoeg was om Claude een raak ant woord te geven. En ziedaar waarom ik op myn kamer, om niet te gaan zitten huilen, aan het schryven ben gegaan. Ik wil vergeten. Vergeten, wat? Dat zijn de woorden, die uit myn pen vloeien en die ik niet begryp. Ik heb niets te vergetert. Jean-Pierre is vertrokken, te voren heb ik hem weergezien, ik heb vergeven en zelfs beloofd, dat ik mijn huwelijksreis naar Canada zou doen. Wat wil men meer? Een echtgenoot, een man, dat is de oplossing voor een smart zonder reden, voor een ziekeiyken toestand, die my vreemd is. Ik heb geen ander doel en ik zal den eersten den besten aannemen, die door myn ouders my wordt voorgesteld. Zij zullen mij uithuwelyken, ik heb het niet kunnen doen. Ik zal eindigen, waar ik had moeten beginnen. Claude gaat ons verlaten, da trouwe en toege wijde vriend gaat heen, myn vader heeft mij zyn vertrek aangekondigd. Claude heeft het aangenomen, nu hy door al de aandeelhouders van een belangrijke fabriek is aangezocht om de directie daarvan te aan vaarden. De fabriek is gelegen in de nabijheid van Parijs, in Marly-Le-Roy, naar ik meen. Die fabriek had een energieken directeur noodig en naar het schijnt, zou niemand daar zoo op zijn plaats zyn als Claude. Hij zal eenige jaren hard moeten werken, maar als hy slaagt, zal dat voor hem het fortuin beteekenen. Zyn moe der gaat met hem mee; het landhuisje in Neullly, waar ik zooveel van houd, zal weldra onbewoond zyn en'ik zal er niet meer komen. Myn vader neemt dat vertrek op met een be rusting, die my verwondert. Hij zegt: „Claude zal ik missen, maar toch ben ik blij, dat hij een betrekking krijgt, die hem waardig is." Mama, wiens vriend hij voorgoed is gebleven, zegt, dat zij hem dikwijls zal gaan bezoeken en iedereen verheugt zich, dat het lot eindelyk hem gunstig is, die door den oorlog geruïneerd was. Die nieuwbakken directeur is heelemaal ver anderd; hij heeft, ik weet niet waar, dat brom merige gezicht afgelegd; hy is nu zoo vriende- ïyk, als hy vroeger onvriendelijk was; die ver andering dateert van den dag, dat Jean-Pierre vertrokken is. Ik heb hem dien dag gevraagd onze verloving te verbreken. Is het zijn vrij heid, die hy opnieuw veroverd heeft, die hem zoo opgeruimd maakt? Vanouds is hy ons een afsch§idsvisite komen maken. Mama had het my aangekondigd en ge vraagd om in den salon te komen. Ik ben expres een half uur te laat gekomen, ik hoopte zelfs, dat hy al vertrokken zou zyn. Claude, stralend van blydschap, maakt mij boos, ik zou hem liever zien als verlegen, brommerig, on aangenaam. Toen was hy mijn vriend, een vriend, die voor mij zoo goed is geweest in de kwade uren! Ondanks dat half uur, dat ik te laat was, was Claude er nog. Hij zat met mama te praten over Jean-Pierre. Myn broer is in' Canada aan gekomen, hij maakt hèt uitstekend. De blauwe papiertjes, die telegrammen, die Claude voor mama neergelegd had, bevestigen het. Mama is nooit vermoeid als het gaat om over Jean- Pierre te praten. Claude kent Canada door den vriend, by wien Jean-Pierre nu in betrekking is en als directeur van een fabriek van houtwaren zal hy den een of anderen dag genoodzaakt zijn er een reis aan te wagen. Toen ik die woorden hoorde, riep ik aanval lend uit: „Canada, dat staat op mijn programma voor myn huwelijksreis: het zou grappig zyn als wij elkander daar ontmoetten." „Zeker, maar Canada is een zeer uitge strekt land en als wij elkander daar geen rendez-vous geven, loopen wy groot gevaar nooit elkaar te vinden." „Welnu, wat belet ons dan een afspraak te maken?" Hij keek my doordringend aan, dan ant woordde hij: „Niemand, Elisabeth, ten minste niet van mijn kant. Maar daar die reis op je programma staat na je huwelijk, zul Je dan een meester hebben." Een meester! Dat woord alleen bracht my in opstand. „Myn echtgenoot zal nooit een meester zyn". „Wil jy het dus zijn, die beveelt?" „Ja, en hij zal gehoorzamen." „Ik beklaag hem!" „Dank je, maar wil je my eens vertellen, waarom je hem beklaagt?" „Omdat een man niet geschapen is voor de rol, die je hem toezegt." T.Dus je vindt, dat de vrouw moet gehoor zamen. Dat is ouderwetsch, wij hebben dat alles veranderd." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10