tKdm/éml van den daa
De avonturen van Prof je en Struis je
A
BIES, LIESBETH,
ELISABETH
DINSDAG 16 NOVEMBER 1937
Nanking heeft twee
namen
Als in den goeden ouden tijd
Priester en spiritist
Inquisitie-attributen
c^nderdaad, het zonder rust
werkende hart moet ontzien wor
den! Waarvoor de prikkeling door
caffeine, en daardoor storing van
de normale functies?
Er is Koffie Hag, gegarandeerd
coffeïnevrij overeenkomstig de be
palingen der Neder landscheWar en-
wet. Bovendien wordendoor het ver
maarde Hag-procédé de krachtige
smaak en het kostelijke aroma van
de fijnste hooglandkoffie voor 100%
gewaarborgd.
Ook de tweede soort, „Sanka" ge
naamd, is heel goed en kost slechts
44 ets. per pakje.
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Weer woedt er oorlog om Nanking. De
Japansche luchtaanvallen, schreeuwen
de staaltjes van moderne onmensche-
lijkheid en zelfs van oorlogsontaarding (het
woord is niet zoo dwaas als het er uitziet),
deed de burgerbevolking van de oude stad
vluchten. Het is verschrikkelijk, wat daar ge
beurt, en men begrijpt niet, dat het wereld
geweten niet om effectieve maatregelen vraagt.
Maar de historicus bekijkt de zaak „op een
afstand", hy slaat de bladen van Nankings
kroniek op, en ziet welke gruwelen er ook in
net verleden in en om deze oeroude stad wer
den bedreven.
Twee namen vindt men voor de huidige
hoofdstad van China (zy is het sinds 1927) in
de officieele atlassen. Nanking beteekent „Zui
delijke Hoofdstad", in tegenstelling met Peking,
dat eens de „Noordelijke Hoofdstad" was. De
andere naam echter is Kiang-ning-Poe, wat
.Rustpunt van den Stroom" beteekent. Want
hier is de Jangtse nog slechts 350 kilometer
van de zee verwijderd en de invloed van eb en
vloed valt in Nanking nog duidelyk waar te
nemen.
Wanneer men den Chinees, die de geschie
denis van zyn land bestudeerd heeft, onder-
Vraagt, kent hy intusschen niet slechts twee.
maar wel zeventien namen voor de groote stad
aan den Jangtse. Men heeft in oude Chineesche
archieven het bewijs gevonden voor het feit, dat
Nanking reeds 3000 jaar geleden een groote
stad was en in den loop van vele eeuwen .als
politieke hoofdstad of cultureel centrum een
groote rol heeft gespeeld.
In den tijd, dat Julius Caesar zich opmaakte
om Engeland te veroveren, was Nanking reeds
een oude stad. In het jaar 166 zond Marcus
Aurelius een Romeinsche delegatie naar Nan
king. Van den Pundsjab en van de oevers van
den Ganges trokken groote karavanen naar
Nanking, dat toentertyd als hoofdstad van
het Woe-koninkrijk een gouden tydperk be
leefde. Doch in het jaar 280 werd Nanking
p'atgebrand en verwoest om spoedig weer
als een phoenix uit zijn asch te herrijzen.
De veroveraars, de Tsins, maakten van Nan
king ook hun hoofdstad. De eerste keizer
bouwde omstreeks het jaar 318 een paleis, dat
3500 vertrekken had. Een eeuw later liet een
andere keizer het gebouw neerzetten, dat in de
Chineesche litteratuur als het .Paleis der on
eindige Vreugde" bekend is. Ook de rijke kei
zer Liang Woe-Ti liet een schitterend paleis
voor zich bouwen, waarvan de wanden met
zonnebloemen versierd waren. Vier groote uni
versiteiten schonken aan 1000 studenten op
staatskosten de noodige kennis. Kanalen, brug
gen, dijken en wegen werden aangelegd. Plot
seling verloor echter Nanking toen zijn schitte
ring. De Soeng-dvnastie maakte Sian in het
jaar 589 tot hoofdstad.
Maar ook de groote leermeesters van China
en de dichters bleven Nanking trouw. Ook Li-
Ta i-Po heeft in Nanking zijn onsterfelijke ge
dichten geschreven. Nadat de Tartaren en
Mongolen hun heerschappij over China had
den uitgeoefend, werd Nanking in de veertiende
eeuw weer keizerstad. De eerste Ming-keizer,
een Chinees van lage geboorte, die de Mongo
len uit het land dreef. liet den geweldigen
muur om Nanking bouwen, die een lengte van
22 mijl had en op sommige plaatsen 27 meter
hoog en 20 meter breed was. Binnen dezen
muur lagen nog vele akkers, zoodat er in tij
den van belegering voldoende levensmiddelen
genroduceerd konden worden.
Toen deze Mingrkeizer ten grave gedragen
werd. trokken er 13 lijkstoeten de 13 stadspoor
ten uit en 13 lijkkisten werden op den Purpe
ren Berg bijgezet. Men weet op het oogenblik
nog niet, in welke kist deze geweldige Ming-
keizer gelegen heeft.
Religieuze fanatici zooals Hoeng Sioe-Teoen,
de aanvoerder der Taipings, veroverden Nan
king en maakten zichzelf tot keizer. Tien ja
ren lang woedde de burgeroorlog in Nanking.
Daarna werd het weer stil om de stad, totdat
er later voor Dr. Soen-Yat-Sen een mauso
leum werd gebouwd.
Maar hoewel r. Soen-Yat-Sen reeds in het
jaar 1912 van Nanking uit de republiek pro
clameerde. herkreeg de stad toch voorloopig
haar ouden glans niet. Zelfs toen maarschalk
Tsiang Kal-Sjek in het jaar 1927 Nanking of
ficieel tot hoofdstad der republiek verhief,
kostte het groote moeite, daar werkelijk een
centrale voor de regeering te scheppen. De
meeste ambassadeurs en gezanten bleven in
Peiping wonen en slechts indien er iets bij
zonders aan de hand was, zond men een afge
vaardigde naar Nanking.
Intusschen heeft de regeering niet stil ge
zegen. Van Poekou uit heeft men op het oogen
blik een schitterend uitzicht over de moderne
hoofdstad, met de breede straten en groote
gebouwen, die de regeering heeft laten bou
wen. Inderdaad heeft Nanking zich gemoderni
seerd.
Wat zal er na afloop van den tegenwoordi-
Sedert meer dan 30 jaar wordt
Siroop Famel door doktoren
gewaardeerd als een betrouw-
baar geneesmiddel ter
bestrijding van
HARDNEKKIGE HOEST,
BRONCHITIS
en andere aandoeningen
der ademhalingsorganen
KLEINE FLACON 1.15 GROOTE FLACON ƒ1.90
m
gen stryd van de muren der Ming-dynastie en
de groote nieuwe straten overgebleven zyn?
Wellicht slechts weinig. Maar aan den verde
ren wil tot leven van de stad behoeft niemand
te twijfelen. Heeft zij niet reeds 30 eeuwen ge
trotseerd
Onlangs hebben de Dominicanen van Haver-
stock Hill, te Hampstead, Londen, het feit
herdacht dat een der hunnen, Father Albert
Knapp, O.P., vijftig jaren geleden tot hun ge
meenschap toetrad.
Eigenlyk was het niet vyftig, maar één-en-
vyftig jaren geleden, want het vorige jaar,
weinige dagen voor hy zyn lubilee zou vieren,
werd Father Knapp door een omnibus aange
reden, tengevolge waarvan hy een dubbele
beenbreuk kreeg. Maandenlang moest de be
jaarde priester in een ziekenhuis op zijn rug
te bed liggen, maar hy herstelde zoo goed als
een man op leeftyd van zulk een breuk her
stellen kan, en nu eindelyk zyn feest gevierd
kon worden was de belangstelling zoo mogelijk
nog grooter dan zy een jaar geleden geweest
zou zijn. In de groote kerk zijner Orde droeg
hij een plechtige Hoogmis van dankzegging op,
geassisteerd door den in alle Engelsch spreken
de landen vermaarden predikant Father Vin
cent McNabb, O.P., als diaken, en zyn eigen
Prior, Father Antonius Maguire, als subdia
ken. De Provinciaal der Dominicanen, Fr. Ber
nard Delany, O.P., hield de preek, en de kerk
was geheel gevuld met geloovigen, terwijl in
het priesterkoor de Priors van Dominicanen
kloosters uit verschillende deelen des lands, en
persoonlijke vrienden zooals Mgr. W. F. Brown,
de Bisschop van Pella, de plechtigheid volgden.
Na de lunch werd een by eenkomst gehou
den, waarop de feestvierende priester gehul
digd werd door zijn broederen, en door vele
leeken, die hem namens de Katholieke ge
meenschap van Haverstock Hill dankten voor
wat hy gedurende zyn lange priesterloopbaan
gedaan heeft voor dit belangryke katholieke
district der hoofdstad.
Het klooster en de kerk van Haverstock Hill
nemen een zeer eigenaardige positie in. Zy lig
gen precies op de scherp afgebakende grens
tusschen een der rijkste wyken van Noord-
Londen en een groote volkswyk. Diegenen, die
zelden by de Dominicanen mis komen hooren,
meenen dat dezen een „ryke" parochie hebben,
en dat bygevolg de paters het in maatschappe-
lyk opzicht nog al gemakkelijk hebben. De waar
heid schynt te zijn dat de gegoede wijken
grootendeels onder een andere parochie vallen;
de kerk van Haverstock Hill is een typische
volkskerk, en de paters hebben een drukken en
veelzijdigen missie-arbeid te verrichten in de
uitgestrekte arbeiderswyken, aan welker grens
hun klooster is gebouwd. Als een groot mis
sionaris werd Father Knapp gehuldigd.
Maar zyn nationale faam dankt hy toch
hieraan dat hij waarschynlyk de eenige katho
lieke priester in Engeland is, die tevens spiri
tist is, en zelfs tal van séances gegeven heeft.
Hij roept geesten op alsof het zyn vak is; hy
laat hen door middel van mediums boodschap
pen uit het hiernamaals overbrengen, zoo
authentiek als men maar wenschen kan. Soms
is het bepaald griezelig. Dan ziet men een witte
gedaante in al haar astraligheid, of een tafel
begint te dansen, of onaardsche geluiden stij
gen op, die alleen uit de geestenwereld af
komstig kunnen zijn. Father Knapp geeft zyn
publiek zelfs nog meer dan zyn collega's-spiri
tisten, want als de eigenlijke séance afgeloo-
pen is, dan begint hy weer van voren af aan,
maar nu met de lichten op. En dan laat hy
precies zien hoe hij al die spiritistische wonde
ren in elkaar gegoocheld heeft. En aan 't pu
bliek wordt het overgelaten zich een meening
te vormen omtrent de waarde van de presta
ties van diegenen, die in vollen ernst beweren
spiritisten te zijn.
Mr. W. Davies, een bewoner van de Londen-
sche wijk Chelsea, is de eigenaar van een col
lectie welke zelfs te Londen, het grootste para
dijs van den verzamelaar, eenig is.
Zy ontstond, toen Napoleon in 1808 het kasteel
van Triana, te Sevilla, innam, en werd later
door een varren bloedverwant van Mr. Davies
voor een zeer aanzienlijk bedrag gekocht. Zy
heeft daarna verschillende eigenaars, doch allen
in dezelfde familie, gehad, maar geen hunner
heeft de verzameling ooit in 't openbaar ten
toongesteld. Mr. Davies bewaart haar in een
safe in het souterrain van zijn woning te
Chelsea, maar zelfs nu hij van plan is haar te
verkoopen, heeft hij nog niet ertoe kunnen be
sluiten haar voor het publiek ter bezichtiging
te stellen, ofschoon hij haar soms toont aan
deskundigen en aan personen die belang stellen
in de geschiedenis der Spaansche inquisitie.
Want daarop heeft de verzameling betrek
king.
De voornaamste stukken zyn het Zwaard, het
Kruis en het Blad, welke voor de Inquisiteurs
lagen als zy hun rechtszittingen hielden; verder
de geborduurde standaard, welke voor hen uit
gedragen werd als zij zich in processie naar
een autodafé begaven, en het kristallen kruis,
van hout en spiegels, dat voor de beklaagden
uit gedragen werd op weg naar de rechtszaal.
Mr. Davies gelooft dat dit het eenige kruis van
dien aard is dat nog bestaat.
Sommige der voorwerpen hebben, afgezien
van hun historische beteekenis, groote kunst
waarde. Een der merkwaardigste is een ouder-
wetsche klok, waarop uitsluitend de kwartieren
aangegeven zyn; zulke klokken hingen in de
vertrekken waar de rechtszittingen plaats
hadden.
Belangwekkend, maar toch niet zeer aange
naam om te aanschouwen is een verzameling
folterwerktuigen. Folterwerktuigen evenwel kan
men in oude Engelsche kasteelen (ofschoon hier
geen inquisitie was) nog in zoo grooten getale
zien, dat wij geen Spaansche verzameling noo-
dig hebben om ons een denkbeeld te vormen
van de zachtmoedigheid van vroeger eeuwen.
Van meer belang is een étui met insignes, waar
van verscheidene door de Inquisiteurs gedragen
werden. Eén daarvan, met juweelen versierd,
zou door Carlos II gedragen" zijn, toen deze een
autodafé bijwoonde.
Onder de olieverfportretten van inquisiteurs
bevindt zich één het martelaarschap van den
inquisiteur Arbues voorstellend, waarvan men
gelooft, dat het door Murillogeschilderd werd
ter kwijting van een schuld, waarvoor hy in het
kasteel van Triana gevangen zat.
Het grootste deel der verzameling bestaat
evenwel uit boeken en manuscripten. Er zyn
bijna 60 perkamenten, waarvan vele verlucht
zijn, en welke de benoemings-oorkonden van
inquisiteurs zyn. De jaartallen dier oorkonden
loopen van 1577 tot 1817.
Verder zijn er tal van memoranda betreffende
de Inquisitie zelf; edicten, waarby het lezen
van zekere boeken verboden werd; edicten waar
by den Joden het verblyf in zekere steden ont
zegd werd; levensbeschrijvingen van verschei
dene Inquisiteurs; tal van geschiedenissenbe
treffende het Spaansche volk en verschillende
Spaansche steden.
Ten slotte bevat de verzameling oude prenten,
betrekking hebbend op de werkwyze der Inqui
sitie. Alles byeengenomen heeft de verzameling
groote historische waarde. Mr. Davies hoopt dat
de boeken en manuscripten in een of andere
bibliotheek zullen komen, waar zij geraadpleegd
kunnen worden door ernstige onderzoekers.
Wy hopen dit eveneens; er is geen enkele
reden tot geheimzinnigheid met betrekking tot
de Spaansche Inquisitie, zy is niet geweest wat
vrienden van Spanje zouden wenschen, en even
min wat anderen ervan maken. Zoo is ook de
Sterrekamer in Engeland niet geweest wat
vrienden van Engeland zouden wenschen, et
cetera
iVnVnWïm'
Maar toen Profje er alles goed en wel uit
had, kwam hem toch Struisje in de gedach
ten en haastte zich terug om nog eens in de
cabine te kyken of hy daar nog was. En ja
hoor, daar zat Struisje in den hoek, trotsch toe
te zien, hoe het leelyke harige beestje, dat
zyn kind was, een wedloop hield om de mand
waarin Struisje zat. Profje keek vol bewonde
ring. Hij vond de baby wel een leelijk beest,
maar het was toch erg aardig, dat dat plot
seling uit het ei gekropen was en al zoo goed
kon loopen.
Profje en Struisje verlieten nu samen het
luchtschip en Profje bestelde een auto, want
de bagage was nu te groot, dan dat Struisje
er voor kon zorgen en bovendien moest deze
ook op het jong passen. Hy was dus wat in
zyn schik, dat ze ryden gingen, waardoor het
voor het jonge Struisje ook een gemakkelyke
tocht werd. Natuuriyk hadden ze in het
vreemde land veel bekijks, want de auto was
open en de lange hals van Struisje viel in de
verte al op.
De auto reed hen naar een groot hotel,
waar veel vreemdelngen kwamen. In de hal
van het hotel stonden tafeltjes en stoelen en
toen Struisje die zag, zette hy zich in een
fauteuil, die er zacht en warm uitzag, gauw
zijn jong vogeltje. Maar dat zag een portier,
die daar rondliep en dat wilde deze niet over
zijn kant laten gaan. Hy stapte er onmid
dellijk op af.
De secretaris van de „Ster Film My." had
zyn mannetje gevonden.
Kom, Sanders, ik heb je noodig. Ben
jij bereid om Turner te vervangen in al de scè
nes, waarbij
Waarbij iemand z'n leven op het spel
zet, hè?
De secretaris haalde zijn schouders op.
Laten we niet overdrijven. Jij bent veel
sterker dan Turner, dat is alles. En het is een
eer voor je, Turner te mogen vervangen.
Z'n zyden hemden te mogen aantrekken
en een oogenblikje toe te kijken, jawel. Maar
als de eerste actrice in de laatste scène dreigt
te verdrinken, moet Sanders in het water sprin
gen, om haar te redden. Of het water al ijskoud
is? Meneer Turner kan niet zwemmen en San
ders offert zich op, dat hij den held kan blij
ven uithangen. Het publiek weet ér niet van.
Het publiek blijft ook onder water alleen maar
Turner zien.
Ons laatste stuk speelt in het hoogge
bergte, ging de secretaris onverstoorbaar voort.
Het heet: „De blanke duivel." Weet je iets van
Alpensport?
Voor dertig frank per uur doe ik een
sprong in de lucht.
Met een dame in je armen?
Met twee, als het moet.
>Laten we dan 25 frank zeggen, met een
gemiddelde van vier uur per dag. „De blanke
duivel" wordt vertolkt door Iris Alwin en door
Turner. Hier is het contract. Teeken het en
vertrek vanavond om tien uur.
's Avonds vond Sanders den secretaris aan
het station, met een kaartje derde klas en
honderd frank voorschot.
De kosten voor eten en slapen zyn voor
ons, zei de secretaris er nog bij.
Het was een best zaakje. Hij las nog eens de
bepalingen van het contract. „Turner vervan
gen in al de riskante passages van „De blanke
Duivel", telkens wanneer de tekst dat vor
dert...."
Na zeven uur reizen kwam Sanders op de
plaats van bestemming. De maaltyd in het
hotel was tamelyk vernederend voor hem; hij
moest apart gaan zitten, net alsof hij niet by
de anderen hoorde.
Den volgenden dag werd hy aan Iris voor
gesteld.
Het zal wel gaan, jongeman, verklaarde
de eerste actrice. Maar laat je eerst eens
fatsoenlijk knippen en scheren. Kan ik op je
spieren rekenen? Een berg is geen stoepje.
Turner deed net alsof hy Sanders nooit eer
der gezien had.
Ik reken op je beenen. De secretaris zegt
dat ze onbreekbaar zijn.
Juffrouw Iris schynt het niet ijeelemaal
te vertrouwen, zei Sanders tot den secretaris.
Ze zei dat een berg geen stoepje is.
Laat haar praten! De dames drukken zich
uit in beeldspraak. Ze is verliefd op Turner
en zou zich het liefst door hem laten dragen.
Maar hij kan het niet, want hij heeft spie
ren van suiker. Hy kan alleen omhoog gaan
in een lift.
Zoodra hij zich had opgeknapt, leek Sanders
een ander mensch, en wat méér zegt: in voor
komen en kleeding leek hij volkomen op Tur
ner. Op het eerste teeken van den directeur
werd de lens gericht. Het landschap was ver
rukkelijk. Aan den eenen kant de hemelhooge,
met sneeuw bedekte bergen, en aan den an
deren kant de vallei, bezaaid met weilanden en
dennenbosschen.
Thans was Iris niet meer de kattige jonge
dame, die hem had behandeld als een bede
laar. Voor het objectief spreidde zij al haar
charme ten toon. Van tyd tot tijd voegde Tur
ner zich by haar. Turner wist van liefde te
spreken, zelfs bij een temperatuur van tien
graden onder nul, en hij wisselde teere lachjes
en blikken af, zooals een ander van das ver
wisselt.
Toen men honderd meter film gemaakt had,
liet de eerste acteur gloeiende thee komen.
Ik begin al weer te hoesten. De jongeman
moet me óók vervangen in die scène van het
riviertje.
Heb je het gehoord, Sanders? zei de secre
taris. Je komt direct in actie. Turner is ver
kouden.
Wat een eer voor me! De „blanke duivel"
denkt zeker, dat de bergen centraal verwarmd
behooren te wezen.
Trek je kousen en schoenen maar vast uit.
Juffrouw Iris staat te wachten.
De stem van den directeur riep luide:
Alles klaar! We draaien....
Sanders nam de actrice in zijn armen.
U weegt niet veel. Zoo licht als een vo
geltje!
Knijp me niet zoo, u doet me pyn. U hebt
stalen armen!
Het riviertje was yskoud, maar hy voelde
niets. Toen ze weer aan den kant stonden, hoor
de men de stem van Turner:
Zoo is het genoeg. Ophouden!
Rust u wat uit. U zult moe wezen, zei de
actrice.
Dank u, juffrouw. Ik zou graag nog wat
langer geloopen hebben.
Met uw voeten in het water? Dat is geen
aangename positie.
Zij namen plaats. Thans behandelde Iris hem
als haar gelijke.
Soms brengt u me in de war, zei ze.
Dan houd ik u voor Turner.
U hebt me gedwongen om zelfs myn haar
te laten knippen om meer op hem te lyken.
Iris bloosde even.
Ik wist niet, dat ik u daarmee kwetste.
En ze hebben me geschminkt en opge
dirkt, alléén om uw besten vriend een verkoud
heid te besparen. Ik ben zooveel als de ver
sleten kant van de medaille. Ik mag een dame
in m'n armen nemen, omdat er een riviertje
moet worden overgestoken.
Straks dacht u daar anders over. U had
nog wat langer willen loopen.
O ja, maar om u voor altijd mee te ne
men, ver van hier, daar waar geen operateurs
of directeuren zijn
Maar op dat oogenblik kwam de spreekbuis
van den directeur tusschonbeide.
Juffrouw, komt u terug. Turner wacht al
ettelijke minuten op u.
's Avonds tijdens den maaltijd, voelde San
ders zich nog eenzamer dan anders. By de kof
fie vroeg Iris den secretaris om den „plaats
vervanger" aan de gemeenschappelyke tafel te
noodigen.
De arme jongen, hij verdient dat men hem
aankijkt.
Sanders verontschuldigde zich, zei dat hy te
moe was en ging naar bed, zonder iemand te
groeten.
Turner lachte den heelen avond.
Iris ontfermt
zich over mijn
conterfeitsel. Hij r\
is haar Samson. piUUlb
Ze heeft me mee-
gedeeld, dat ze "VCW&YlffCV
volkomen ver-
trouwen heeft in
zyn spieren!
Ben je soms jaloersch?
Jaloersch? Op dien armzaligen vent? Neen,
maar, die is goed!
Den volgenden morgen ontving Sanders zyn
orders van den secretaris.
Trek je ruitercostuum aan. Je moet Tur
ner vervangen in de klopjacht.
Sanders reed als een kozak en Iris liet zich
rooven. Maar toen het hoogtepunt dèèr was,
kwam Turner tusschenbeide.
Jongeman, nu doe ik het verder wel.
Glimlachend trok hy het meisje uit zyn han
den; de vertolker van de rol was hy!
Gauw, Sanders, riep de secretaris. Kleed
je om voor de ski-scène. Zorg, dat je perfect
werk geeft.
Sanders nam Iris by de hand, en samen vlo
gen zy over de sneeuw.
Een beetje kalmer, als u kunt, hygde Iris.
Waarom bent u gisteravond niet aan onze
tafel gekomen?
Ik was moe.
Dat is niet waar. U hebt den heelen nacht
wakker gelegen. Ik was óók wakker
Het beviel haar goed, door die sterke hand
te worden voortgetrokken. Sanders voelde zich
meester in het gebergte. Turner had al het mo
gelijke gedaan, om op zijn plaatsvervanger af
te dingen.
Het kan geen kwaad, als je een beetje uit-
kykt, vriend, had hy gezegd. Je bent tóch
al niet al te voorzichtig.
Toen had hij Iris aan Sanders overgelaten;
en daarbij hadden de beide mannen elkaar vlak
in het gelaat gezien.
De scène moest sluiten met een sprong van
een geweldige hoogte.
Sanders, riep Iris, myn leven is in goede
handen....
Sanders greep het meisje in zyn armen en
maakte zich gereed tot den sprong.
Thans is zy van my, dacht hy en nie
mand zal haar meer van me afnemen.
En hij sprong
Mijn leven is in jouw handen!
Sanders antwoordde met een kus, terwyl
daarboven de „blanke duivel" aan één stuk door
schreeuwde:
Genoeg, genoeg! Nu weer boven komen!
Die arme Turner, zei Iris. Hy denkt,
dat we nog met het stuk bezig zyn!
(Nadruk verboden).
AI I Ti A 'C op 011 blad zi^n ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen p" 7£\H
OI «I il l rVUV/1 ♦lilJQi O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen 1 ÜU»"
F *7 bij een ongeval met i-T 9 bij verlies van een hand,
%J\Jvm doodelijken afloop een voet of een oog.
bij levenslange geneele ongeschiktheid tot werken door
verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen
Uil het Fransch vertaald door Christine Kamp
33
Ik had den indruk, dat myn stem niet zoo
kalm waals mijn houding moest doen ver
onderstellen en ik beken, dat ik mij» best deed
niet naar Claude te kijken, daar ik vreesde,
dat mijn woorden hem pijnlijk waren. Met
neergeslagen oogen keek ik naar een kussen,
waarvan ik het borduursel van buiten kende en
wachtte ik op het antwoord met een ontroering,
die mij vreemd leek. Eenige minuten gingen
voorbij en daar Claude bleef zwijgen, was ik wel
genoodzaakt op te zien en bemerkte, dat hy
lachte.
Wat was ik dom, idioot. Ik dacht, dat mijn
woorden Claude pijn zouden doen, ik betreurde
ze en ziedaar, myn nog niet officieele verloofde,
vernemende, dat ik de verloving wilde verbre
ken, vond om mij zijn spijt uit te drukken
slechts een lachje.
„Welnu, Claude," hernam ik vertoornd, „ik
wacht."
En die nare vent spotte: „Ik ook, Elisabeth."
Dat ging toch alles te boven. „Je wacht nog?
Heb je my dan niet begrepen?"
„Zeker, maar ik wilde weten, of je my nog
iets anders te zeggen had."
„Maar.... Neen!"
„In Rouaan naar ik meen, heb je mij gespro
ken over een van je vriendinnen, die ik bekoor-
lyk vond. Heb je nog altyd dit idee?"
Was Claude aan het spotten, of had hy
Annette Mercier ontmoet t
Ik had geen tijd om die gedachten te over
wegen, want papa kwam binnen: „O, ik zocht
je, Lies en Claude. Moeder vraagt naar jelui.
Kinderen, je ziet er uit, alsof je ruzie hebt ge
maakt."
Natuurlijk protesteerden wij heftig, maar ik
geloof, dat wij papa niet van het tegendeel kon
den overtuigen.
Dank zij Claude ging het diner beter voorby,
dan ik zou gedacht hebben. Hy praatte voort
durend en ik moet bekennen, dat hy niet ver
velend is. Hy is geestig, hy vertelt goed, hy
weet te oordeelen en zelfs, als hij wilde, zou
hij kunnen behagen: meer elegante kleeren,
minder opzichtige dassen, eigenlijk heel weinig
en indien hij wilde, zou Claude harten kunnen
veroveren. Heeft Annette Mercier begrepen, dat
die Willem de Zwyger een prettige causeur kon
zijn, is het de liefde die hem zoo vroolyk maakt
en hem zoo opgewekt doet zyn, zooals ik hem
nooit gekend heb?
Wij brachten den avond door in den salon
Lodewijk XVI, mama en papa zaten in een
hoekje te babbelen als twee verliefde tortel
duifjes: de vergiffenis, die ik was gaan brengen,
heeft heel wgt wolken verjaagd. Nu begon voor
hen een nieuwe reeks wittebroodsweken en de
twee hadden niet meer de groote dochter noo
dig, die getuige was geweest van de kwade uren.
Wat zou er van Lies worden?
Zy voelde zich alleen in dien grooten salon, al
de treurigheid van de vervlogen dagen om
ringde haar, angst kneep haar het hart toe, zij
meende, dat zij alles verloren had, zij bezat
geen vrienden meer, zij was ongelukkig! Wat
een geplaagde, angstige, droevige ziel!
Claude zat een sigaar te rooken, terwijl hij
de avondbladen inzag, tenminste hy gaf voor
tè lezen, maar zijn oogen volgden den rook
van zyn sigaar en heelemaal niet de letters in
de bladen. Hy droomde van blonde haren, een
fyn profiel van een heel jong meisje. Dat
moest my eigenlijk onverschillig zyn, maat ik
ben nieuwsgierig zooals alle vrouwen en om dien
moreelen angst te verdwynen, die my zelfs
lichameiyk pyn deed, vroeg ik plotseling;
„Claude, ik zal misschien heel onkiesch zijn, ver
geef my dit by voorbaat, maar wees oprecht
en zeg my onmiddellijk, waaraan je denkt met
dat droomerige air dat ik niet van je ken."
Direct, zonder den tyd te nemen om een
uitvlucht te zoeken, antwoordde hij: „Ik denk
aan jou, Elisabeth."
„Men kan qan iemand denken op allerlei
manieren. Ik verbeeld my, dat je wenscht ont
slagen te worden van die vriendschap, die je
hebt aangeboden en die aangenomen was."
Een beetje spottend, maar volstrekt niet ont
roerd, antwoordde Claude: „Ik bedank je, dat je
probeert myn gedachten te ontleden, maar ik
moet je zeggen, dat je het niet goed doet; goede
raadselsoplosters zyn zeldzaam."
Ik liep weg, ik voelde, dat ik vanavond niet
geestig genoeg was om Claude een raak ant
woord te geven.
En ziedaar waarom ik op myn kamer, om
niet te gaan zitten huilen, aan het schryven ben
gegaan. Ik wil vergeten. Vergeten, wat? Dat
zijn de woorden, die uit myn pen vloeien en
die ik niet begryp. Ik heb niets te vergetert.
Jean-Pierre is vertrokken, te voren heb ik hem
weergezien, ik heb vergeven en zelfs beloofd, dat
ik mijn huwelijksreis naar Canada zou doen.
Wat wil men meer? Een echtgenoot, een man,
dat is de oplossing voor een smart zonder reden,
voor een ziekeiyken toestand, die my vreemd
is. Ik heb geen ander doel en ik zal den eersten
den besten aannemen, die door myn ouders my
wordt voorgesteld. Zij zullen mij uithuwelyken,
ik heb het niet kunnen doen. Ik zal eindigen,
waar ik had moeten beginnen.
Claude gaat ons verlaten, da trouwe en toege
wijde vriend gaat heen, myn vader heeft mij
zyn vertrek aangekondigd.
Claude heeft het aangenomen, nu hy door al
de aandeelhouders van een belangrijke fabriek
is aangezocht om de directie daarvan te aan
vaarden. De fabriek is gelegen in de nabijheid
van Parijs, in Marly-Le-Roy, naar ik meen. Die
fabriek had een energieken directeur noodig en
naar het schijnt, zou niemand daar zoo op zijn
plaats zyn als Claude. Hij zal eenige jaren
hard moeten werken, maar als hy slaagt, zal
dat voor hem het fortuin beteekenen. Zyn moe
der gaat met hem mee; het landhuisje in
Neullly, waar ik zooveel van houd, zal weldra
onbewoond zyn en'ik zal er niet meer komen.
Myn vader neemt dat vertrek op met een be
rusting, die my verwondert. Hij zegt: „Claude
zal ik missen, maar toch ben ik blij, dat hij een
betrekking krijgt, die hem waardig is." Mama,
wiens vriend hij voorgoed is gebleven, zegt, dat
zij hem dikwijls zal gaan bezoeken en iedereen
verheugt zich, dat het lot eindelyk hem gunstig
is, die door den oorlog geruïneerd was.
Die nieuwbakken directeur is heelemaal ver
anderd; hij heeft, ik weet niet waar, dat brom
merige gezicht afgelegd; hy is nu zoo vriende-
ïyk, als hy vroeger onvriendelijk was; die ver
andering dateert van den dag, dat Jean-Pierre
vertrokken is. Ik heb hem dien dag gevraagd
onze verloving te verbreken. Is het zijn vrij
heid, die hy opnieuw veroverd heeft, die hem
zoo opgeruimd maakt?
Vanouds is hy ons een afsch§idsvisite komen
maken. Mama had het my aangekondigd en ge
vraagd om in den salon te komen. Ik ben
expres een half uur te laat gekomen, ik hoopte
zelfs, dat hy al vertrokken zou zyn. Claude,
stralend van blydschap, maakt mij boos, ik zou
hem liever zien als verlegen, brommerig, on
aangenaam. Toen was hy mijn vriend, een
vriend, die voor mij zoo goed is geweest in de
kwade uren!
Ondanks dat half uur, dat ik te laat was,
was Claude er nog. Hij zat met mama te praten
over Jean-Pierre. Myn broer is in' Canada aan
gekomen, hij maakt hèt uitstekend. De blauwe
papiertjes, die telegrammen, die Claude voor
mama neergelegd had, bevestigen het. Mama is
nooit vermoeid als het gaat om over Jean-
Pierre te praten. Claude kent Canada door den
vriend, by wien Jean-Pierre nu in betrekking is
en als directeur van een fabriek van houtwaren
zal hy den een of anderen dag genoodzaakt
zijn er een reis aan te wagen.
Toen ik die woorden hoorde, riep ik aanval
lend uit: „Canada, dat staat op mijn programma
voor myn huwelijksreis: het zou grappig zyn
als wij elkander daar ontmoetten."
„Zeker, maar Canada is een zeer uitge
strekt land en als wij elkander daar geen
rendez-vous geven, loopen wy groot gevaar
nooit elkaar te vinden."
„Welnu, wat belet ons dan een afspraak te
maken?"
Hij keek my doordringend aan, dan ant
woordde hij: „Niemand, Elisabeth, ten minste
niet van mijn kant. Maar daar die reis op je
programma staat na je huwelijk, zul Je dan een
meester hebben."
Een meester! Dat woord alleen bracht my in
opstand.
„Myn echtgenoot zal nooit een meester zyn".
„Wil jy het dus zijn, die beveelt?"
„Ja, en hij zal gehoorzamen."
„Ik beklaag hem!"
„Dank je, maar wil je my eens vertellen,
waarom je hem beklaagt?"
„Omdat een man niet geschapen is voor de
rol, die je hem toezegt."
T.Dus je vindt, dat de vrouw moet gehoor
zamen. Dat is ouderwetsch, wij hebben dat alles
veranderd."
(Wordt vervolgd.)