De afbraak rond de St. Pi
nare Hoofdpijn
De avonturen van Prof je en Struisje
Mdimfiaal mnden da§
Bies, liesbeth,
d<m: KOFFIE H/IG
ELISABETH
WAT MOET ER OP DE
SLOOPING VOLGEN?
Wanneet fuvtf en zenuwen
QfMoeg fiMen van de püh-
helende imkmg dviceffeine.
KOFFIEDIK
VRIJDAG 19 NOVEMBER 1937
Men heeft plannen om op den vrij
gekomen grond een zuilen
portiek te bouwen
Een verplaatsbaar
model
De fakir met de wonder-
maag
De nieuwe Zeppelin
Melk in de voeding
uitgezocht, omdat I SCnOeneil f
„Toen Mussolini 21 April 1934 het Parco
Adrianeo verliet, dat hij zoo juist geschonken
had aan het Romeinsche volk, bleef hij staan
en schouwde naar de Borghi en den Sint Pieter.
Onbeweeglijk en peinzend stond hij daar. Op
dat oogenblik besloot hij het probleem, dat zich
hu reeds eeuwen voordeed, definitief op te
'ossen
Aldus, niet zuinig hoogdravend, „Architet-
tura", revue van het nationale fascistische ar-
ehitecten-syndicaat, toen 28 October 1936 be
gonnen werd met de afbraak van het huizen
blok tusschen Borgo Vecchio en- Borgo Nuovo.
de woonkwartieren, die recht op den Sint Pie
ter afstrompelen. Tegenover dit enthousiasme
de weemoed van hen, die den ouden toestand
zoo romantisch vonden, zoo verrassend door de
tegenstelling tusschen de smalle, smerige
straatjes en de wijd-open schaal van het Sint
Pietersplein, door de contrastwerking van de
groezelige, overbevolkte, maar onbewoonbare
huizen eenerzijds, den kolossalen gevel van den
Sint Pieter, de zuilengangen van Bernini en
het hooge bastion van het Vaticaan anderzijds.
28 October 1937. Geen steen is meer op den
Anderen gebleven; de afbraak is voltooid,
^ïaar het probleem, dat Mussolini tijdens
flat moment van onbeweeglijk peinzen in 1934
besloot definitief op te lossen, is nog altijd een
Probleem. Wat moet er op de afbraak volgen?
£>eze vraag is nog steeds niet definitief beant
woord.
De systematiseering van de Borghi, zooals
het officieel heet, is een zeer precaire onder-
heming. Niet cp de laatste plaats zijn hiervan
öe verantwoordelijke personen overtuigd. Het
huizenblok, dat er stond, hoe leelijk het ook
Was, hoe noodzakelijk het ook opgeruimd moest
Worden, het deed aan wat het voor het oog
verborghet Sint Pietersplein met zijn heer
lijke kerk, geen wezenlijke afbreuk. Het had
er tenslotte niets mee te maken; het kon er
onmogelijk bij getrokken en dus ook niet bij
b etrokkenworden. Maar met het plan, welks
hitvoering men beoogt na jarenlange studie
ontworpen door de architecten Piacentini en
Spaccarelli is het anders gesteld. Het wil op
flen vrijgekomen grond een zuilenportiek bou-
Wen, die tot doel heeft het gezicht op den Sint
Pieter te onderbreken. Deze zuilenportiek hoort
flus door haar doel wezenlijk bij den Sint Pieter
en met haar te bouwen gaat men aan deze iets
toevoegen. Zij zal niet minder bij den Sint Pie
ter hooren, dan thans de kolonnaden van Ber-
hini.
De architecten zeggen, den kolonnaden geen
concurrentie te willen aandoen. Deze beschei-
flenheid siert hen wellicht, doch het is de vraag,
°f zij ook den Sint Pieter sieren zal.
Er zijn lieden, die door de bescheidenheid der
architecten vreesachtig zijn geworden. Zeggen
fle architecten enkel maar den kolonnaden van
Pernini geen concurrentie te willen aandoen,
°f willen zij dit werkelijk niet? vragen deze
hienschen zich af. Is het laatste het geval, dan
zoo concludeeren zij legge men niet zoo-
2eer den nadruk op de bescheidenheid, als wel
°P de machteloosheid. En laat men er dan lie-
ver niets neerzetten. Laat men zich dan te-
Vreden stellen met de bestrating van den vrij
gekomen grond en wat correctie aan de flanken
fler beide Borgo's, Vecchio en Nuovo.
Wij zitten hier midden in het meeningsver-
Schil, dat thans actueel is geworden. Inderdaad
het dwaas den kolonnaden van Bernini geen
concurrentie te willen aandoen, tenzij men weet
flaartoe machteloos te zijn. Maar of die mach
tloosheid tot niets-doen verplicht, mag betwij-
tld worden. De flanken van Borgo Vecchio
®h Borgo Nuovo loopen niet parallel, maar, naar
flen Sint Pieter toe, uiteen. Dit veroorzaakt een
sterke perspectivische verkleining. Bovendien
S&at door een afbraak, waarop geenerlei op
bouw volgt, het gesloten karakter van het Sint
behoeft Uw dag niet te vergallen. Neem een
AKKERTJE" en Ge zij ter af. Bovendien, Ge
Proeft nietsI Prettig en makkelijk innemenl
AKKER - CACHETS verdrijven spoedig
Hoofdpijn, Kiespijn, Zenuwpijn, Spierpijn.
Overal verkrijgbaar i 52 cent per 12 stuks.
Pietersplein verloren, en daarmede zijn, wat
men zou kunnen noemen: liturgische functie.
Deze bezwaren worden door een zuilenportiek
opgeheven en vergoedt dit haar machteloosheid
niet? Als zij deze machteloosheid slechts mani
festeert, doordat zij geen pretentie heeft; wan
neer zfj de kolonnaden van Bernini kan noch
wil evenaren en daardoor in ieder geval niet
stoort; wanneer zij, kort en goed, niet leelijk is,
maar wel iets leelijks wegneemt en iets schoons
bewaart, moet men dan niet althans er genoe
gen mee nemen?
Het meeningsverschil vroeger reeds uit
voerig in ons blad weergegeven, waarom wij
ons hier bepalen tot de voornaamste wederzijd-
sche argumenten zal nu beslecht worden ten
overstaan van de zichtbare feiten. De Sint Pie
ter is „ontmanteld", en men is al ver gevorderd
met den bouw van een model op ware grootte
van de zuilenportiek. De steenen, echte zoowel
als nagebootste, zullen spreken. De echte doen
het reeds en zij bevestigen alles, wat er inge
bracht werd tegen de open vlakte. Vlakte
dit is het juiste woord. Een bijna vierkante,
stijllooze vlakte, plein niet, noch straat, die het
Sint Pietersplein als het ware opslokt. Het Sint
Pietersplein kan tegenover zijn brutale lee-
lijkheid de reserve niet handhaven, welke het
in acht nam tegenover het huizenblok van eer
tijds. Dit was een bedelaresse, diep doordron
gen van het standsverschil, die enkel vroeg bij
den ingang van de kerk de hand te mogen op
houden. Maar de vlakte van nu is een klassen-
strijder, die om gelijkheid schreeuwt.
Zij gaat het Sint Pietersplein te lijf; zij is
handtastelijk; zij tracht te nivelleeren. Wat
haar natuurlijk niet gelukt, maar wel slaagt zij
erin de voorname rust, de hooge orde en die
zekere schoone zelfgenoegzaamheid, welke het
Sint Pietersplein bezat, te verstoren.
En hoe schaadt zij den gevel van den Sint
Pieter! Men weet, dat er tegen dien gevel aes-
thetisch wel het een en ander aan te voeren
valt, wat men hem echter vergeeft, omdat zijn
afmetingen zoo imponeeren. Maar het zijn nu
juist die afmetingen, waarop de vlakte het met
succes gemunt heeft. Haar trechtervorm heeft
het resultaat, dat men voorzag: hij verkleint.
Hij verkleint aanmerkelijk. En de fouten, de
onvolmaaktheden van den gevel dringen zich
derhalve op. De afbraak brengt bovendien on
barmhartig aan het licht, hoe min fraai de ge
vel zich aansluit bij den koepel.
De koepel, de onovertroffen schepping van
Michel Angelo! Wanneer men. zich langs den
Tiber naar den Sint Pieter begeeft, heeft men
nu, zoodra men den Engelenburcht voorbij is,
een vrij uitzicht op hem. Hij kreeg door de af
braak ook van betrekkelijk dichtbij de werking,
die Michel Angelo beoogde. Licht en zwevend
rijst hij boven den gevel uit, als ware de Sint
Pieter volgens het oorspronkelijke plan in den
vorm van een Grieksch kruis gebouwd, een
kruis met vier gelijke armen.
Dit is de groote winst op de afbraak behaald.
Een winst echter, die door den bouw van een
zuilenportiek niet verloren zou gaan, terwijl het
verlies, dat het Sint Pietersplein en de gevel
van den Sint Pieter leden, er door opgeheven
zou worden. Niemand betwist dan ook, dat wat
de zeventiende-eeuwsche architect, Carlo Fon-
tana, een „nobele onderbreking" noemde, een
zuilenportiek aan het einde van het Rusticucci-
plein, de beste oplossing is voor het probleem, dat
den opgang naar den Sint Pieter vormt. Maar
is de zuilenportiek, door de architecten Piacen
tini en Spaccarelli ontworpen, werkelijk nobel?
Het model op ware grootte zal het moeten uit
wijzen. Wat er reeds van opgetrokken is, geeft
al wel eenig idee over de mérites van het ont
werp, zeker, wanneer men de teekeningen en
de maquettes heeft gezien. Het doet inderdaad
den kolonnaden van Bernini geen concurrentie
aan; het is ook niet leelijk. Het is een vrucht
van den huidigen stand der Italiaansche archi
tectuur, die theoretisch verder is dan practisch,
heel goed smakeloosheid weet te vermijden en
aan te wijzen, maar er nog niet in geslaagd is
een eigen stijl te scheppen, die meer dan niet
leelijk, die mooi is.
Het model zal men kunnen wegrollen. Men
zal dus als het ware naast elkaar kunnen stel
len het effect van de open vlakte en dat van
de onderbreking. Wij voor ons twijfelen er niet
aan, dat het laatste, ook al is de onderbreking
dan niet aanstonds nobel, het winnen zal.
slikte gedeelte weer uit zijn maag; ook kwamen
eenige zakmesjes en spijkers te voorschijn.
Toen de arts van dit laatste waagstuk van den
fakir hoorde, zeide hij dit niet te kunnen ge-
looven. De fakir herhaalde daarop de demon
stratie in het bijzijn van den dokter. Het meest
verwonderlijke was wel, dat dit geschiedde een
week na de operatie.
In het voornaamste Engelsche arteen-tijd-
schrift „British Medical Journal" wordt melding
gemaakt van de wonderlijke prestaties van een
fakir. De schrijver is een Engelsche chirurg, die
in Bombay werkzaam is. De fakir verwekt door
zijn optreden reeds sinds jaren de grootste ver
wondering onder zijn wetenschappelijk gevorm
de toeschouwers. lederen dag slikt hij sleutels,
scheermesjes enz., zonder dat hem déze „kost"
schaadt. Eens schijnt hij een vergissing begaan
te hebben, want hij werd met symptomen van
een ernstige inwendige verwonding naar het
ziekenhuis gebracht. De chirurg opereerde hem
onmiddellijk. Na de opening der maag meende
men een echte rommelkamer te zien. Geldstuk
ken, scheermesjes, ijzeren knoopen kwamen uit
de maag te voorschijn.
Na de operatie was de fakir in verwonderlijk
korten tijd weer beter. En thans vertoont hij
weer zijn kunststukjes. Hij vertelde den chirurg,
dat hij voor zijn „ijzeren maaltijden" een liter
water drinkt en dan, nadat hij een aantal voor-
Werpen heeft ingeslikt, weer een zelfde hoeveel
heid water tot zich nam. Den volgenden mor
gen werkte hij een twaalf meter lange waschlijn
naar binnen. Het eind van deze lijn hield hij in
de hand. Na eenige minuten trok hij het inge-
De nieuwe Zeppelin LZ 130, welke op haar
vluchten heliumgas zal gebruiken, zal waar
schijnlijk in het voorjaar van 1938 gereed ko
men. Het luchtschip wordt te Friedrichshaven
gebouwd. Stalen tanks om het helium van de
Ver. Staten naar Duitschland te vervoeren, wor
den thans in Duitschland vervaardigd. Zoodra
zij gereed zijn zullen zij naar de V. S. worden
gezonden om daar met gas gevuld te worden.
De Zeppelin zal 200.000 kubieke centimeter gas
noodig hebben. Het luchtschip zou oorspronke
lijk in het najaar van 1937 gereed zijn gekomen,
doch het moest worden omgebouwd voor het
gebruik van helium.
De oude „Graf Zeppelin" blijft te Frankfort
a. d. Main als museumstuk, daar de kosten om
hakr om te bouwen voor het gebruik van helium
gas te groot zijn. Het schip werd negen jaar
geleden gebouwd. Reeds 300.000 bezoekers heb
ben het oude luchtschip bezichtigd. De kosten
hiervan bedragen een Mark, zoodat het schip,
hoewel uit de vaart, nog steeds zijn geld op
brengt.
Mej. Martine Wittop Koning schrijft:
I
Voor de baby is moedermelk het voedsel.
Na de borstvoeding echter volgt een tijd,
dat koemelk het hoofdvoedsel vormt; in
verband met de samenstelling, die niet geheel
klopt met de eischen van het kind, wordt in die
maanden een aanvulling gegeven, die het ijzer
gehalte en het gehalte aan vitamine A, C en D
op peil brengt (vruchtensap, groentenat, lever
traan)
Voor den kleuter, het schoolgaand? kind en
de „rijpere jeugd", evenals voor den volwassene
kan melk niet langer de hoofdzaak in de voe
ding vormen: voor hen is een zg. gemengd
dieet aangewezen, waarin echter steeds de melk
een plaats behoort te hebben, en wel in des te
grooter hoeveelheid naarmate het individu jon
ger is.
Met name moet hier nog gewezen worden op
de a.s. moeder en de zoogende moeder, die èn
voor haar kindje èn voor zichzelf heeft te zor
gen bij de opname van haar voedsel en die dus
wat haar behoefte aan bouwstof betreft, op één
lijn kan worden gesteld met het groeiende kind.
De onderzoekingen (in Engeland) van Sher
man, Daniels en anderen toont, dat voor de
Jonge kinderen, even na de zuigelingenperiode,
per dag 8 d.L. („2 pints") moet worden gesteld,
en dat die hoeveelheid langzamerhand kan
dalen tot de helft. Het schoolkind en ook de
„rijpere jeugd" mag dus niet gaan beneden de
hoéveelheid van 4 d.L. („1 pint"), waaruit Wij
voor Nederland zouden kunnen besluiten, dat
de twee glazen melk per dag één bij elk van
de broodmaaltijden gehandhaafd moeten
blijvenminstens tot 18 jaar, maar liever
nog eenige jaren langer.
Onder de volwassenen neemt de aanstaande
moeder en de moeder, die haar kindje zelf
voedt, een eigen plaats in, wat de voedings-
eischen betreft.
Dr. Mellanby (Engeland) wenscht voor beide
gevallen 8 d.L. („2 pints") per dag, wat vrijwel
overeenkomt met de ook hier te lande gebrui
kelijke 1 L. melk, in 4 5 glazen over den dag
verdeeld of wel gedeeltelijk ook ondergebracht
in de middagmaalgerechten (o.a. pap).
Voor de verdere volwassenen is volgens het
Engelsche rapport de hoofdzaak, dat dagelijks
zooveel melk wordt gebruikt als noodig is voor
een voldoenden toevoer van kalk. Weliswaar heb
ben de onderzoekingen, die aan het rapport
voorafgaan, uitgebracht, dat behalve gebrek
aan kalk ook vaak gebrek aan volwaardige ei
witten in de voeding van volwassenen moet wor
den geconstateerd, maar deze laatste kunnen
ook in den vorm van vleesch, visch en eieren
worden toegevoerd, terwijl voor de kalkvoorzie-
ning een dergelijke hulp minder gemakkelijk te
krijgen is. In dit opzicht zal men zich dus het
veiligst bevinden, wanneer er dagelijks gerekend
wordt op een zij het ook kleine hoeveelheid melk
(in Engeland geschat op minstens 2 d.L.
pint").
Wanneer we voor Nederland dezen maatstaf
mogen overnemen en de betrouwbaarheid van
de proeven en de onderzoekingen rechtvaardi
gen dat volkomen dan zal het voor de huis
vrouw een kleine moeite zijn, om de melkcon-
sumptie in haar eigen huishouden te toetsen
aan de hier genoemde hoeveelheden, in verband
met den leeftijd en de omstandigheden der be
trokken personen.
's Avonds ging Profje nog wat uit om 't
een en ander te koopen voor de verdere reis.
Hij wilde in deze groote stad niet lang blij
ven, want in de wildernis was voor hen.' veel
meer te leeren. Van allerlei zag hij to de
groote winkels, Waar hij samen met Struisje
heen was gegaan. Het was wel een beetje
moeilijk om den menschen duidelijk te ma
ken wat hij eigenlijk wilde hebben, maar
eindelijk lukte het toch en Struisje kreeg een
heel pak te dragen.
Nog lang zat Profje in de gekochte kaarten
te studeeren en Struisje was al lang op zijn
stoel in slaap gevallen. Telkens schrok hij
even wakker als Profje een uitroep deed, of
als hij opstond om weer een ander boekje op
te zoeken. Het was dan ook al heel laat toen
de Professor zijn bed opzocht, maar zijn
plannen voor den nieuwen tocht waren kant
en klaar en hij lachte in zichzelf toen hij er
aan dacht.
Den volgenden morgen voor dag en dauw
gingen de twee, of liever de drie, op weg
om de nieuwe reis te beginnen. Het was
alweer een wandeling door de stad waar ze
mee begonnen, aangegaapt door de men
schen, die niet gewoon waren struisvogels als
bedienden te zien. De stad lag aan een rivier
en het was niet ver voor ze die bereikt had
den. De professor had zich voorgenomen
dezen keer eens een boot te huren.
Weet je, wat eigenlijk bij mijn nieuwe
costuumpje ontbreekt, Balder?"
„Wel?"
„Een paar blauwe schoenen, van die echt
chique, donkerblauwe schoenen."
„Blauwe schoenen! Hoe kom je er bij! Blau
we schoenen! Als het mode was, dat vrouwen
roode neusbeschermers droegen, zou je tot de
eersten behooren, die er een kocht!"
„Wind je toch niet zoo op! Blauwe schoenen
zijn heelemaal geen luxe. Het is alleen een
vooroordeel, wanneer je daar luxe in ziet."
„Mij kun je daar niet van overtuigen."
„Dat beproef ik niet eens, het zou me te veel
tijd kosten en te vervelend zijn. Van advocaten
krijgt trouwens niemand ooit gelijk."
„Nieuwe schoenen! En dat in dezen tijd! Je
hebt toch een kast vol schoenen. En in alle
kleuren heb je ze!"
„Ja, geweldig. Van die acht paar schoenen
zijn minstens zeven paar scheef geloopen."
„Dat kun je laten bijwerken."
„Maar de schoenmaker zegt dat het niet kan."
„Die schoentjes van slangenleer, die zijn toch
nog prima?"
„Voor een straatzangeres misschien, maar ik
kan ze niet meer dragen. Ze zijn totaal scheef
geloopen."
„Dat komt, omdat je veel te hooge hakken
onder je schoenen hebt. Hoe dikwijls heb ik je
niet gezegd, dat zooiets heel ongezond is."
„Gelukkig, nu zijn we tenminste op medisch
terrein gekomen. Het zal me niet verwonderen,
of blauwe schoenen brengen ons ook nog in de
juristerij."
„Dat is inderdaad niet uitgesloten. Het is na
melijk nergens wettelijk voorgeschreven, dat ik
verplicht ben blauwe schoenen voor je te
koopen."
„Dat ben je ook niet, geestige schat. Ik zal
ze zelf wel koopen. Van de erfenis van tante
Ella".
„Nu nog mooier! Ik dacht, dat je die bij el
kaar wilde houden om het bedrag door samen
gestelde interest in tien jaar te verdubbelen."
„De armzalige uitgave voor een paar blauwe
schoenen zal dat plan heusch niet ruïneeren."
„Het begint met blauwe schoenen, dan volgt
een handtasch en dan een pelsjas.... Over
twee weken heb je niets meer."
„En als tante Ella niet gestorven was?"
„Dan zou je in ieder geval later die erfenis
gekregen hebben en het geld was bij deze voor
beeldige en spaarzame vrouw veiliger geweest
dan nu jij er over beschikken kunt. Over tien
jaar, als je er niet aankomt, heb je het dub
bele en wat kun je dan niet allemaal koopen!"
„Over tien jaar zal ik waarschijnlijk geen
lust hebben dergelijke dingen te koopen. Nu
ben ik jong en heb ik gaarne iets moois. Daar
mee basta, je maakt me zenuwachtig."
»Een uur, nadat Balder naar zijn kantoor is
gegaan, klinkt bij hem thuis het bellen van de
telefoon. Zijn vrouw is juist van een korte wan
deling terug, binnen een kwartier heeft zij
zich een paar blauwe schoenen gekocht.
„Ben jij het Mausi?" vraagt Balder in het
apparaat. „Moet je eens luisteren. Ik ben met
Müller, die mij sedert maanden een bedragje
verschuldigd is, overeengekomen, dat hij mij
in waren zal betalen. Ik heb daarom voor me
zelf wat genomen en voor jou een paar blauwe
schoenen uitgezocht. Ze worden straks nog be
zorgd!"
Mausi bleek verrukt en enthousiast.
„Je bent een schat, Balder! Maar het mogen
ook bruine zijn in plaats van blauwe.
„Bruine? Je zei toch, dat je blauwe schoenen
wilde hebben?"
„Ja, maar nu ik er over nadenk, vind ik, dat
bruine toch practischer zijn."
„Dan moet je maar ruilen, als je dat wilt,
maar die blauwe waren heusch buitengewoon
aardig."
Spoedig daarna werden de schoenen gebracht,
Mausi ruilt ze niet, want deze blauwe zijn nog
mooier dan die, welke zij zelf gekocht heeft.
En wat geeft het eigenlijk, dat een vrouw twee
paar blauwe schoenen heeft?
's Avonds komt Balder thuis, hij heeft een
doos onder den arm. „Weet je," zegt hij, „ik
dacht eraan, dat Schmidt me ook nog geld
schuldig was. Ik
ben er heen ge- I'
gaan en heb maar T>lauwp
een paar blauwe u u
schoenen voor je j
je die van Müller
wilde ruilen tegen
bruine."
Mausi is een tactische vrouw, zij zwijgt en
glimlacht dankbaar.
Na een poosje zegt ze, zachtjes Balder's haren
streelend: „Ik zal ze om jou een plezier te doen,
ruilen, tegen een paar practische, zwarte
schoenen."
„Je bent toch heusch een zuinig vrouwtje,"
antwoordt hij vol waardeering.
En nu staan er, zonder dat hij er eenig idee
van heeft, drie paar blauwe schoenen in haar
kast. Mausi houdt alle drie paar. Wat geeft het
immers, dat iemand drie paar blauwe schoenen
heeft?
Den volgenden Zondag gaat zü met haar man
wandelen. Zij draagt natuurlijk blauwe schoe
nen, het zijn die, welke zij zelf kocht.
„Heb je nu toch een paar blauwe schoeenen
gehouden?" vraagt hij verbaasd.
„Wel neen, lieve," jokt zij geroutineerd, „het
eene paar heb ik geruild tegen bruine en het
andere tegen zwarte, en weet je, wat dit voor
schoenen zijn? Die oeroude witte, die ik bijna
nooit droeg en die men nu zoo schitterend
blauw heeft weten te verven voor me."
,,'t Is werkelijk geweldig. Ik wist niet, dat zoo
iets mogelijk was. Jullie vrouwen kunnen toch
ongeloofelijk zuinig zijn."
Mausi neemt de loftuiting in ontvangst zon
der zelfs met haar oogwimpers te knipperen.
Zij lacht onweerstaanbaar en legt met een al
lerliefst gebaar haar arm in dien van haar
man. Balder voelt zich als een keizer, het
geeft iemand het gevoel van besliste superiori
teit, een werkelijk zuinige vrouw te bezitten.
Argeloos en coquet klikt het blauwe paar
schoentjes nummer één over het asphalt.
Nu heb 'k toch even staan te kijken
Van wat ik las in onze krant,
Die een bericht bracht, zeer veel
zeggend,
Afkomstig uit een nabuurland,
Een land. waar men voor niets
terugdeinst
En al op alles heeft gezet
Om groote plannen door te drijven §5
Met steun en dwang van macht en
wet;
Een land, waar men de hoogste
waarden
Niet goed en niet „modern" meer
acht,
Een land, dat trotsch is op 't verleden j§
Van heidendom en brute kracht;
Waar men zichzelf genoeg wil wezen, S
Waar men een eigen cultus brouwt,
En waar men op een handvol
menschen
Veel meer dan op God zelf vertrouwt.
Daar deed men plots'ling een
ontdekking E
En zag men met een veldheersblik
Dat 't heil van alle volksgenooten
Te vinden is inkoffiedik!
Dat gaat men dagelijks verzaam'len,.
Een acht of negen ton of zoo.
U ziet, deez' nieuwe onderneming
Werkt dan met koffiedik engros! 3
Maar als dat zaakje nu wat uithaalt 3
Bewijst het toch maar even dit:
Dat in het koffiedik warempel
Toch maar de heele toekomst zit!
HERMAN KRAMER I
WAT/ IS DAT ÉNE PAKJE AL DE ZEEP
vDIE JE GEBRUIKT HEBT OM
ZO'N PRACHTIG VET
SOP IN JE WAS.
MACHINE TE KR'JGEN?;.,-
bK
ZEKER MAAR DAT KR'JG JE ALLEEN ALS
JE DE NIEUWE OVERVETT
RINSO GEBRUIKT.
IK ZOU ER NIET MEER BUITEN KUNNEN
ZONDER DE WAS TE KOKEN,
IK MET ÉÉN PAKJE RINSO IN
ANDERHALF UU
DE HELE WAS:
Uw was krijgt met overvettelftnso een
ongekende helderheid,
terwijl het sop veel sneller
werkt dan van gewone
zeeppoeders. Boven
dien kan dit bijzonder
werkzame sop meer
malen worden gebruikt
Prijs per pak 12| tt.
met geschenkenbon.
RJ7-0309*
het Fransch vertaald door Christine Kamp
36
t.Tegenwoordig kan Claude opgeruimd zijn en
toont dit, hetgeen hij vroeger niet kon. Mijn
L^je, zoo stil, dat mij somber leek, mijn
A'tensporig groote kussens, die mij bespottelijk
t eri, dat alles was veranderd, aangeraakt door
A Seheimzinnlgen tooverstaf.
- 'Toolijk, tevreden, niet meer denkend aan mijn
achten, dat mij zoo lang had geschenen, ant-
"orclcie ik: „Ik houd dol veel van dit hoekje,
°Tai als ik er vrienden ontvang."
3 "'Henden! Waarom dit meervoud? Als ik
heh F was' dat miJ Je vroegere vriendschap
k bt teruggeschonken, die vriendschap, die ge-
j- rch is uit leed, zou ik je niet permitteeren dat
aervoud te gebruiken."
g ',Claude, ik geloof, dat zij op het punt is om
0vbeel terug te komen. Ik heb zonder mij daar-
j er te verheugen, vergeven aan hem, die ons
Oft 'BÉ'
gescheiden, maar nu ben ik blij, omdat ik
Q 0v.UV..V.MV,«, "V" "I w
t6 8eflaan heb. Ik begin de woorden van papa
besrijpen en ik gun die gestrengheid aan hen,
wie het recht toekomt om te oordeelen en
ls ^Taffen. Ik ben slechts vrouw en mijn hart
fle baas geworden over mijn hoofd."
Claude ging op een fauteuil zitten, geheel op
z'n gemak, zijn verlegenheid is totaal verdwenen.
Dan hernam hij: „Je hart is veel liever dan je
hoofd, maar je kende het niet."
„En jij, ken jij het dan?"
„Beter dan je denkt. Ik heb het ontdekt op
zekeren avond in het station, te midden van
het gedrang. Daarom heb ik het plan gevormd
een bedevaart te gaan doen naar dat station."
„De streek is niet schilderachtig."
„Daar let men als pelgrim niet op."
„Komaan, laten wij toch ernstig zijn."
„Vind je, dat wij het niet zijn?"
„Ja en neen. Ik moet je spreken over je mede
werkster, ik zal je aanstonds vertellen, waar ik
haar ontdekt heb."
„O ja, dat is zoo, ik kwam hier om die dame
te ontmoeten."
„Je hebt haar zoo lang laten wachten, dit is
geen verwijt.en toen is zij heengegaan, maar
wees er niet bedroefd om, zy zal terugkomen."
„Vertel mij iets van haar."
„Niets liever dan dat. Wat haar uiterlijk be
treft zullen wij er niets van zeggen, want je
werklieden stellen daar geen belar.g in."
Energiek begon Claude te protesteeren: „Je
vergist je, ik ben gesteld op een knap uiterlijk."
„Welnu, O. L. Heer heeft haar dat niet ge
weigerd."
„Prachtig! Laten wij nu eens spreken over
haar karakter."
„Zij bezit goede eigenschappen en gebreken,
maar ik geloof, dat je haar gebreken wel de baas
zult worden. Zij heeft een goede opvoeding ge
noten, maar weet niets van kinderzorg; Je weet
toch, dat jonge meisjes zich niet daarmee bezig
houden. Dat is zeer jammer, want wij moesten
leeren kinderen te verzorgen, eer wij er zelf
hebben. Die dame, die goed van wil is en
energie bezit, gaat studeeren en zal binnen
korten tijd in staat zijn de taak te aanvaarden,
die je haar wilt toevertrouwen,"
„Heb je haar gesproken over de teleurstellin
gen, die haar wachten?"
„Ja en zij is er niet bang voor. Het is een
vrouw, die de wereld kent en ik kan je verzeke
ren, dat die wereld haar geen teleurstellingen
heeft bespaard. Je werklieden jagen haar geen
vrees aan, zij hoopt, dat zij zich door hen zal
doen beminnen."
„Men zal haar zeggen, dat dit een illusie is!"
„Zonder illusies zou zij niet kunnen leven."
Ernstig, terwijl zijn oogen als het ware in
mijn ziel lazen, vroeg Claude: „Is zij dapper en
moedig?"
„Dat geloof ik wel."
„Hoe oud is zij?"
Dat was een teere kwestie. „Zij is Jong, maar
men moet jong zijn en stoutmoedig om zoo iets
te beproeven."
„Haar Jeugd zou misschien een beletsel zijn.
Men moet rekening houden met kwaadsprekerij,
ik ben ook nog niet oud. Wat zal men er van
zeggen?"
„Men, dat is de wereld. Wil Je Je bekommeren
over een honderdtal personen, die allen een ge
heim tuintje hebben, mooier of leelijker?"
Heel kalm antwoordde Claude: „Ik ben ge
noodzaakt mij om haar daarover te bekom
meren."
„Welnu, trouw dan met haar!"
Er kwam een pauze van stilzwijgen, dan vroeg
Claude met een schalksch lachje: „Ken ik
haar?"
Ik moest bekennen, geen verschuilen was meer
mogelijk.
„Ja, je kent haar."
Met een triomfantelijken kreet riep Claude
uit: „Zeg mij dan gauw haar naam."
Ik aarzelde nog. De trots der Mayrans is wel
lastig te dragen.
„Het is heel moeilijk."
„Waarom?"
„Omdat zij er verschillende heeft."
„Kies dan de liefste, of de kleinste, die ik
haar soms heb gegeven en dien ik telkens zeg
als ik alleen ben."
Nu was ik verlegen en fluisterde: „Zeg het
dan, want lk ben zoo bang mij te vergissen."
„Lies! Is het waar, wil Liesbeth die zware
taak aanvaarden?"
„zy is wel gedwongen, want zij wil dienen.
Dat andere leven, het leven van modepoppen
zou zij niet kunnen leiden. Byna heeft zy het
gekozen, maar een zeker bezoek heeft haar gauw
haar evenwicht doen terugvinden, dat door ver
driet en wrok verstoord was. Ik heb ook een
pelgrimstocht te doen."
De groote handen van myn vriend maakten
zich meester van de müne en drukten ze zoo,
dat als ik minder ontroerd was geweest, ik „Au"
zou hebben geroepen.
„Dank je, Lies! Wat een mooie taak hebben
wij voor ons, wat een mooi werk zullen wy
ondernemen!"
Wel vreemde woorden van liefde, die aan veel
jonge meisjes niet zouden hebben behaagd, maar
het waren juist de woorden, die ik verwachtte.
„Ja, Claude, wij zullen samen werken: ik zal
je vrouw, je medewerkster worden en altoos Je
vriendin."
„Lies, myn Liesje!"
En opeens werd Lies, die zich het verleden
herinnerde, plagerig, coquette, boosaardig.
„Waarom wil je nu met my trouwen, terwyi je
het vorig jaar my geweigerd hebt met alle
energie, daarover je kor: beschikken?"
Claude bekende: „Ik was slechts een onderge
schikte secretaris; je was te mooi, te rijk ook,
ik vreesde je te zullen beminnen."
„En nu?"
„Ik ben geen secretaris meer, ik zou die be
trekking nooit hebben opgegeven, als je vader
het niet gewild had."
Verwonderd herhaalde ik: „Papa heeft dat
gewild?"
„Ja, hy raadde my aan te trouwen en myn
betrekking by hem belette my het te doen,"
„Keurt hy onze verloving goed?"
„Dat geloof lk wel."
„Je verbaast my
Hy aarzelde, dan hernam hy: „Ik moet myn
bekentenis voltooien. Eenige weken geleden zei
mynheer Mayran mij: „Claude, ik houd van je
als van een zoon. Als de jonge meisjes niet voor
gaven zelf hun echtgenoot te willen kiezen, zou
ik met Elisabeth spreken, maar zy zal r.oolt een'
huweiykscandidaat aannemen, die haar ouders
gekozen hebben. Je bent haar verloofde geweest
in een uur, toen onrechtvaardigheid haar tot
opstand had gebracht, tracht nu haar liefde ta
winnen. Zy heeft geleden, zy is verbysterd, maar
ik weet zeker, dat eens jelui zielen elkaar zul
len vinden."
Ik was ontstemd en toch tevreden, papa be
oordeelde my gestreng, maar hy keurde myn
keus goed.
Lachend zei ik: „Waar zullen wy elkander in
Canada treffen?"
„wy zullen samen de reis maken."
Wantrouwend voegde ik er aan toe: „Mits wy
ginds geen teleurstelling vinden."
En Claude met zyn blauwe oogen stralend van
geluk, antwoordde: „Dat hoop ik niet, maar in
alle geval hebben wij onzen plicht gedaan. De
plicht, daaraan is alles gelegen!"
Ernstig antwoordde ik, toch gelukkig, omdat
geen laag gevoelen my by hem zou kunnen be
sluipen: „Je hebt gelijk, daaraan is alles ge
legen."
Het dagboek van Lies zou hiermede kunnen
eindigen. Lies was een Mayran; de zielen van
haar grootmoeders, burgerlijk, maar rechtscha
pen, waarden om haar heen en verdedigden
haar. Zij wilde gelukkig zijn, zy wilde avon
turen beleven, een groote liefde leeren kennen,
die haar wie weet waarheen zou hebben ge
voerd. zy heeft geen avonturen gehad, zi) heeft
de smart gekend, zy heeft de liefde ontmoet,
die tot basis heeft: den plicht.
Grootmoeders, rust in vrede, uw kleindochter
zal, naar lk hoop, u waardig zyn.
EINDE.