De afbraak rond de St. Pi nare Hoofdpijn De avonturen van Prof je en Struisje Mdimfiaal mnden da§ Bies, liesbeth, d<m: KOFFIE H/IG ELISABETH WAT MOET ER OP DE SLOOPING VOLGEN? Wanneet fuvtf en zenuwen QfMoeg fiMen van de püh- helende imkmg dviceffeine. KOFFIEDIK VRIJDAG 19 NOVEMBER 1937 Men heeft plannen om op den vrij gekomen grond een zuilen portiek te bouwen Een verplaatsbaar model De fakir met de wonder- maag De nieuwe Zeppelin Melk in de voeding uitgezocht, omdat I SCnOeneil f „Toen Mussolini 21 April 1934 het Parco Adrianeo verliet, dat hij zoo juist geschonken had aan het Romeinsche volk, bleef hij staan en schouwde naar de Borghi en den Sint Pieter. Onbeweeglijk en peinzend stond hij daar. Op dat oogenblik besloot hij het probleem, dat zich hu reeds eeuwen voordeed, definitief op te 'ossen Aldus, niet zuinig hoogdravend, „Architet- tura", revue van het nationale fascistische ar- ehitecten-syndicaat, toen 28 October 1936 be gonnen werd met de afbraak van het huizen blok tusschen Borgo Vecchio en- Borgo Nuovo. de woonkwartieren, die recht op den Sint Pie ter afstrompelen. Tegenover dit enthousiasme de weemoed van hen, die den ouden toestand zoo romantisch vonden, zoo verrassend door de tegenstelling tusschen de smalle, smerige straatjes en de wijd-open schaal van het Sint Pietersplein, door de contrastwerking van de groezelige, overbevolkte, maar onbewoonbare huizen eenerzijds, den kolossalen gevel van den Sint Pieter, de zuilengangen van Bernini en het hooge bastion van het Vaticaan anderzijds. 28 October 1937. Geen steen is meer op den Anderen gebleven; de afbraak is voltooid, ^ïaar het probleem, dat Mussolini tijdens flat moment van onbeweeglijk peinzen in 1934 besloot definitief op te lossen, is nog altijd een Probleem. Wat moet er op de afbraak volgen? £>eze vraag is nog steeds niet definitief beant woord. De systematiseering van de Borghi, zooals het officieel heet, is een zeer precaire onder- heming. Niet cp de laatste plaats zijn hiervan öe verantwoordelijke personen overtuigd. Het huizenblok, dat er stond, hoe leelijk het ook Was, hoe noodzakelijk het ook opgeruimd moest Worden, het deed aan wat het voor het oog verborghet Sint Pietersplein met zijn heer lijke kerk, geen wezenlijke afbreuk. Het had er tenslotte niets mee te maken; het kon er onmogelijk bij getrokken en dus ook niet bij b etrokkenworden. Maar met het plan, welks hitvoering men beoogt na jarenlange studie ontworpen door de architecten Piacentini en Spaccarelli is het anders gesteld. Het wil op flen vrijgekomen grond een zuilenportiek bou- Wen, die tot doel heeft het gezicht op den Sint Pieter te onderbreken. Deze zuilenportiek hoort flus door haar doel wezenlijk bij den Sint Pieter en met haar te bouwen gaat men aan deze iets toevoegen. Zij zal niet minder bij den Sint Pie ter hooren, dan thans de kolonnaden van Ber- hini. De architecten zeggen, den kolonnaden geen concurrentie te willen aandoen. Deze beschei- flenheid siert hen wellicht, doch het is de vraag, °f zij ook den Sint Pieter sieren zal. Er zijn lieden, die door de bescheidenheid der architecten vreesachtig zijn geworden. Zeggen fle architecten enkel maar den kolonnaden van Pernini geen concurrentie te willen aandoen, °f willen zij dit werkelijk niet? vragen deze hienschen zich af. Is het laatste het geval, dan zoo concludeeren zij legge men niet zoo- 2eer den nadruk op de bescheidenheid, als wel °P de machteloosheid. En laat men er dan lie- ver niets neerzetten. Laat men zich dan te- Vreden stellen met de bestrating van den vrij gekomen grond en wat correctie aan de flanken fler beide Borgo's, Vecchio en Nuovo. Wij zitten hier midden in het meeningsver- Schil, dat thans actueel is geworden. Inderdaad het dwaas den kolonnaden van Bernini geen concurrentie te willen aandoen, tenzij men weet flaartoe machteloos te zijn. Maar of die mach tloosheid tot niets-doen verplicht, mag betwij- tld worden. De flanken van Borgo Vecchio ®h Borgo Nuovo loopen niet parallel, maar, naar flen Sint Pieter toe, uiteen. Dit veroorzaakt een sterke perspectivische verkleining. Bovendien S&at door een afbraak, waarop geenerlei op bouw volgt, het gesloten karakter van het Sint behoeft Uw dag niet te vergallen. Neem een AKKERTJE" en Ge zij ter af. Bovendien, Ge Proeft nietsI Prettig en makkelijk innemenl AKKER - CACHETS verdrijven spoedig Hoofdpijn, Kiespijn, Zenuwpijn, Spierpijn. Overal verkrijgbaar i 52 cent per 12 stuks. Pietersplein verloren, en daarmede zijn, wat men zou kunnen noemen: liturgische functie. Deze bezwaren worden door een zuilenportiek opgeheven en vergoedt dit haar machteloosheid niet? Als zij deze machteloosheid slechts mani festeert, doordat zij geen pretentie heeft; wan neer zfj de kolonnaden van Bernini kan noch wil evenaren en daardoor in ieder geval niet stoort; wanneer zij, kort en goed, niet leelijk is, maar wel iets leelijks wegneemt en iets schoons bewaart, moet men dan niet althans er genoe gen mee nemen? Het meeningsverschil vroeger reeds uit voerig in ons blad weergegeven, waarom wij ons hier bepalen tot de voornaamste wederzijd- sche argumenten zal nu beslecht worden ten overstaan van de zichtbare feiten. De Sint Pie ter is „ontmanteld", en men is al ver gevorderd met den bouw van een model op ware grootte van de zuilenportiek. De steenen, echte zoowel als nagebootste, zullen spreken. De echte doen het reeds en zij bevestigen alles, wat er inge bracht werd tegen de open vlakte. Vlakte dit is het juiste woord. Een bijna vierkante, stijllooze vlakte, plein niet, noch straat, die het Sint Pietersplein als het ware opslokt. Het Sint Pietersplein kan tegenover zijn brutale lee- lijkheid de reserve niet handhaven, welke het in acht nam tegenover het huizenblok van eer tijds. Dit was een bedelaresse, diep doordron gen van het standsverschil, die enkel vroeg bij den ingang van de kerk de hand te mogen op houden. Maar de vlakte van nu is een klassen- strijder, die om gelijkheid schreeuwt. Zij gaat het Sint Pietersplein te lijf; zij is handtastelijk; zij tracht te nivelleeren. Wat haar natuurlijk niet gelukt, maar wel slaagt zij erin de voorname rust, de hooge orde en die zekere schoone zelfgenoegzaamheid, welke het Sint Pietersplein bezat, te verstoren. En hoe schaadt zij den gevel van den Sint Pieter! Men weet, dat er tegen dien gevel aes- thetisch wel het een en ander aan te voeren valt, wat men hem echter vergeeft, omdat zijn afmetingen zoo imponeeren. Maar het zijn nu juist die afmetingen, waarop de vlakte het met succes gemunt heeft. Haar trechtervorm heeft het resultaat, dat men voorzag: hij verkleint. Hij verkleint aanmerkelijk. En de fouten, de onvolmaaktheden van den gevel dringen zich derhalve op. De afbraak brengt bovendien on barmhartig aan het licht, hoe min fraai de ge vel zich aansluit bij den koepel. De koepel, de onovertroffen schepping van Michel Angelo! Wanneer men. zich langs den Tiber naar den Sint Pieter begeeft, heeft men nu, zoodra men den Engelenburcht voorbij is, een vrij uitzicht op hem. Hij kreeg door de af braak ook van betrekkelijk dichtbij de werking, die Michel Angelo beoogde. Licht en zwevend rijst hij boven den gevel uit, als ware de Sint Pieter volgens het oorspronkelijke plan in den vorm van een Grieksch kruis gebouwd, een kruis met vier gelijke armen. Dit is de groote winst op de afbraak behaald. Een winst echter, die door den bouw van een zuilenportiek niet verloren zou gaan, terwijl het verlies, dat het Sint Pietersplein en de gevel van den Sint Pieter leden, er door opgeheven zou worden. Niemand betwist dan ook, dat wat de zeventiende-eeuwsche architect, Carlo Fon- tana, een „nobele onderbreking" noemde, een zuilenportiek aan het einde van het Rusticucci- plein, de beste oplossing is voor het probleem, dat den opgang naar den Sint Pieter vormt. Maar is de zuilenportiek, door de architecten Piacen tini en Spaccarelli ontworpen, werkelijk nobel? Het model op ware grootte zal het moeten uit wijzen. Wat er reeds van opgetrokken is, geeft al wel eenig idee over de mérites van het ont werp, zeker, wanneer men de teekeningen en de maquettes heeft gezien. Het doet inderdaad den kolonnaden van Bernini geen concurrentie aan; het is ook niet leelijk. Het is een vrucht van den huidigen stand der Italiaansche archi tectuur, die theoretisch verder is dan practisch, heel goed smakeloosheid weet te vermijden en aan te wijzen, maar er nog niet in geslaagd is een eigen stijl te scheppen, die meer dan niet leelijk, die mooi is. Het model zal men kunnen wegrollen. Men zal dus als het ware naast elkaar kunnen stel len het effect van de open vlakte en dat van de onderbreking. Wij voor ons twijfelen er niet aan, dat het laatste, ook al is de onderbreking dan niet aanstonds nobel, het winnen zal. slikte gedeelte weer uit zijn maag; ook kwamen eenige zakmesjes en spijkers te voorschijn. Toen de arts van dit laatste waagstuk van den fakir hoorde, zeide hij dit niet te kunnen ge- looven. De fakir herhaalde daarop de demon stratie in het bijzijn van den dokter. Het meest verwonderlijke was wel, dat dit geschiedde een week na de operatie. In het voornaamste Engelsche arteen-tijd- schrift „British Medical Journal" wordt melding gemaakt van de wonderlijke prestaties van een fakir. De schrijver is een Engelsche chirurg, die in Bombay werkzaam is. De fakir verwekt door zijn optreden reeds sinds jaren de grootste ver wondering onder zijn wetenschappelijk gevorm de toeschouwers. lederen dag slikt hij sleutels, scheermesjes enz., zonder dat hem déze „kost" schaadt. Eens schijnt hij een vergissing begaan te hebben, want hij werd met symptomen van een ernstige inwendige verwonding naar het ziekenhuis gebracht. De chirurg opereerde hem onmiddellijk. Na de opening der maag meende men een echte rommelkamer te zien. Geldstuk ken, scheermesjes, ijzeren knoopen kwamen uit de maag te voorschijn. Na de operatie was de fakir in verwonderlijk korten tijd weer beter. En thans vertoont hij weer zijn kunststukjes. Hij vertelde den chirurg, dat hij voor zijn „ijzeren maaltijden" een liter water drinkt en dan, nadat hij een aantal voor- Werpen heeft ingeslikt, weer een zelfde hoeveel heid water tot zich nam. Den volgenden mor gen werkte hij een twaalf meter lange waschlijn naar binnen. Het eind van deze lijn hield hij in de hand. Na eenige minuten trok hij het inge- De nieuwe Zeppelin LZ 130, welke op haar vluchten heliumgas zal gebruiken, zal waar schijnlijk in het voorjaar van 1938 gereed ko men. Het luchtschip wordt te Friedrichshaven gebouwd. Stalen tanks om het helium van de Ver. Staten naar Duitschland te vervoeren, wor den thans in Duitschland vervaardigd. Zoodra zij gereed zijn zullen zij naar de V. S. worden gezonden om daar met gas gevuld te worden. De Zeppelin zal 200.000 kubieke centimeter gas noodig hebben. Het luchtschip zou oorspronke lijk in het najaar van 1937 gereed zijn gekomen, doch het moest worden omgebouwd voor het gebruik van helium. De oude „Graf Zeppelin" blijft te Frankfort a. d. Main als museumstuk, daar de kosten om hakr om te bouwen voor het gebruik van helium gas te groot zijn. Het schip werd negen jaar geleden gebouwd. Reeds 300.000 bezoekers heb ben het oude luchtschip bezichtigd. De kosten hiervan bedragen een Mark, zoodat het schip, hoewel uit de vaart, nog steeds zijn geld op brengt. Mej. Martine Wittop Koning schrijft: I Voor de baby is moedermelk het voedsel. Na de borstvoeding echter volgt een tijd, dat koemelk het hoofdvoedsel vormt; in verband met de samenstelling, die niet geheel klopt met de eischen van het kind, wordt in die maanden een aanvulling gegeven, die het ijzer gehalte en het gehalte aan vitamine A, C en D op peil brengt (vruchtensap, groentenat, lever traan) Voor den kleuter, het schoolgaand? kind en de „rijpere jeugd", evenals voor den volwassene kan melk niet langer de hoofdzaak in de voe ding vormen: voor hen is een zg. gemengd dieet aangewezen, waarin echter steeds de melk een plaats behoort te hebben, en wel in des te grooter hoeveelheid naarmate het individu jon ger is. Met name moet hier nog gewezen worden op de a.s. moeder en de zoogende moeder, die èn voor haar kindje èn voor zichzelf heeft te zor gen bij de opname van haar voedsel en die dus wat haar behoefte aan bouwstof betreft, op één lijn kan worden gesteld met het groeiende kind. De onderzoekingen (in Engeland) van Sher man, Daniels en anderen toont, dat voor de Jonge kinderen, even na de zuigelingenperiode, per dag 8 d.L. („2 pints") moet worden gesteld, en dat die hoeveelheid langzamerhand kan dalen tot de helft. Het schoolkind en ook de „rijpere jeugd" mag dus niet gaan beneden de hoéveelheid van 4 d.L. („1 pint"), waaruit Wij voor Nederland zouden kunnen besluiten, dat de twee glazen melk per dag één bij elk van de broodmaaltijden gehandhaafd moeten blijvenminstens tot 18 jaar, maar liever nog eenige jaren langer. Onder de volwassenen neemt de aanstaande moeder en de moeder, die haar kindje zelf voedt, een eigen plaats in, wat de voedings- eischen betreft. Dr. Mellanby (Engeland) wenscht voor beide gevallen 8 d.L. („2 pints") per dag, wat vrijwel overeenkomt met de ook hier te lande gebrui kelijke 1 L. melk, in 4 5 glazen over den dag verdeeld of wel gedeeltelijk ook ondergebracht in de middagmaalgerechten (o.a. pap). Voor de verdere volwassenen is volgens het Engelsche rapport de hoofdzaak, dat dagelijks zooveel melk wordt gebruikt als noodig is voor een voldoenden toevoer van kalk. Weliswaar heb ben de onderzoekingen, die aan het rapport voorafgaan, uitgebracht, dat behalve gebrek aan kalk ook vaak gebrek aan volwaardige ei witten in de voeding van volwassenen moet wor den geconstateerd, maar deze laatste kunnen ook in den vorm van vleesch, visch en eieren worden toegevoerd, terwijl voor de kalkvoorzie- ning een dergelijke hulp minder gemakkelijk te krijgen is. In dit opzicht zal men zich dus het veiligst bevinden, wanneer er dagelijks gerekend wordt op een zij het ook kleine hoeveelheid melk (in Engeland geschat op minstens 2 d.L. pint"). Wanneer we voor Nederland dezen maatstaf mogen overnemen en de betrouwbaarheid van de proeven en de onderzoekingen rechtvaardi gen dat volkomen dan zal het voor de huis vrouw een kleine moeite zijn, om de melkcon- sumptie in haar eigen huishouden te toetsen aan de hier genoemde hoeveelheden, in verband met den leeftijd en de omstandigheden der be trokken personen. 's Avonds ging Profje nog wat uit om 't een en ander te koopen voor de verdere reis. Hij wilde in deze groote stad niet lang blij ven, want in de wildernis was voor hen.' veel meer te leeren. Van allerlei zag hij to de groote winkels, Waar hij samen met Struisje heen was gegaan. Het was wel een beetje moeilijk om den menschen duidelijk te ma ken wat hij eigenlijk wilde hebben, maar eindelijk lukte het toch en Struisje kreeg een heel pak te dragen. Nog lang zat Profje in de gekochte kaarten te studeeren en Struisje was al lang op zijn stoel in slaap gevallen. Telkens schrok hij even wakker als Profje een uitroep deed, of als hij opstond om weer een ander boekje op te zoeken. Het was dan ook al heel laat toen de Professor zijn bed opzocht, maar zijn plannen voor den nieuwen tocht waren kant en klaar en hij lachte in zichzelf toen hij er aan dacht. Den volgenden morgen voor dag en dauw gingen de twee, of liever de drie, op weg om de nieuwe reis te beginnen. Het was alweer een wandeling door de stad waar ze mee begonnen, aangegaapt door de men schen, die niet gewoon waren struisvogels als bedienden te zien. De stad lag aan een rivier en het was niet ver voor ze die bereikt had den. De professor had zich voorgenomen dezen keer eens een boot te huren. Weet je, wat eigenlijk bij mijn nieuwe costuumpje ontbreekt, Balder?" „Wel?" „Een paar blauwe schoenen, van die echt chique, donkerblauwe schoenen." „Blauwe schoenen! Hoe kom je er bij! Blau we schoenen! Als het mode was, dat vrouwen roode neusbeschermers droegen, zou je tot de eersten behooren, die er een kocht!" „Wind je toch niet zoo op! Blauwe schoenen zijn heelemaal geen luxe. Het is alleen een vooroordeel, wanneer je daar luxe in ziet." „Mij kun je daar niet van overtuigen." „Dat beproef ik niet eens, het zou me te veel tijd kosten en te vervelend zijn. Van advocaten krijgt trouwens niemand ooit gelijk." „Nieuwe schoenen! En dat in dezen tijd! Je hebt toch een kast vol schoenen. En in alle kleuren heb je ze!" „Ja, geweldig. Van die acht paar schoenen zijn minstens zeven paar scheef geloopen." „Dat kun je laten bijwerken." „Maar de schoenmaker zegt dat het niet kan." „Die schoentjes van slangenleer, die zijn toch nog prima?" „Voor een straatzangeres misschien, maar ik kan ze niet meer dragen. Ze zijn totaal scheef geloopen." „Dat komt, omdat je veel te hooge hakken onder je schoenen hebt. Hoe dikwijls heb ik je niet gezegd, dat zooiets heel ongezond is." „Gelukkig, nu zijn we tenminste op medisch terrein gekomen. Het zal me niet verwonderen, of blauwe schoenen brengen ons ook nog in de juristerij." „Dat is inderdaad niet uitgesloten. Het is na melijk nergens wettelijk voorgeschreven, dat ik verplicht ben blauwe schoenen voor je te koopen." „Dat ben je ook niet, geestige schat. Ik zal ze zelf wel koopen. Van de erfenis van tante Ella". „Nu nog mooier! Ik dacht, dat je die bij el kaar wilde houden om het bedrag door samen gestelde interest in tien jaar te verdubbelen." „De armzalige uitgave voor een paar blauwe schoenen zal dat plan heusch niet ruïneeren." „Het begint met blauwe schoenen, dan volgt een handtasch en dan een pelsjas.... Over twee weken heb je niets meer." „En als tante Ella niet gestorven was?" „Dan zou je in ieder geval later die erfenis gekregen hebben en het geld was bij deze voor beeldige en spaarzame vrouw veiliger geweest dan nu jij er over beschikken kunt. Over tien jaar, als je er niet aankomt, heb je het dub bele en wat kun je dan niet allemaal koopen!" „Over tien jaar zal ik waarschijnlijk geen lust hebben dergelijke dingen te koopen. Nu ben ik jong en heb ik gaarne iets moois. Daar mee basta, je maakt me zenuwachtig." »Een uur, nadat Balder naar zijn kantoor is gegaan, klinkt bij hem thuis het bellen van de telefoon. Zijn vrouw is juist van een korte wan deling terug, binnen een kwartier heeft zij zich een paar blauwe schoenen gekocht. „Ben jij het Mausi?" vraagt Balder in het apparaat. „Moet je eens luisteren. Ik ben met Müller, die mij sedert maanden een bedragje verschuldigd is, overeengekomen, dat hij mij in waren zal betalen. Ik heb daarom voor me zelf wat genomen en voor jou een paar blauwe schoenen uitgezocht. Ze worden straks nog be zorgd!" Mausi bleek verrukt en enthousiast. „Je bent een schat, Balder! Maar het mogen ook bruine zijn in plaats van blauwe. „Bruine? Je zei toch, dat je blauwe schoenen wilde hebben?" „Ja, maar nu ik er over nadenk, vind ik, dat bruine toch practischer zijn." „Dan moet je maar ruilen, als je dat wilt, maar die blauwe waren heusch buitengewoon aardig." Spoedig daarna werden de schoenen gebracht, Mausi ruilt ze niet, want deze blauwe zijn nog mooier dan die, welke zij zelf gekocht heeft. En wat geeft het eigenlijk, dat een vrouw twee paar blauwe schoenen heeft? 's Avonds komt Balder thuis, hij heeft een doos onder den arm. „Weet je," zegt hij, „ik dacht eraan, dat Schmidt me ook nog geld schuldig was. Ik ben er heen ge- I' gaan en heb maar T>lauwp een paar blauwe u u schoenen voor je j je die van Müller wilde ruilen tegen bruine." Mausi is een tactische vrouw, zij zwijgt en glimlacht dankbaar. Na een poosje zegt ze, zachtjes Balder's haren streelend: „Ik zal ze om jou een plezier te doen, ruilen, tegen een paar practische, zwarte schoenen." „Je bent toch heusch een zuinig vrouwtje," antwoordt hij vol waardeering. En nu staan er, zonder dat hij er eenig idee van heeft, drie paar blauwe schoenen in haar kast. Mausi houdt alle drie paar. Wat geeft het immers, dat iemand drie paar blauwe schoenen heeft? Den volgenden Zondag gaat zü met haar man wandelen. Zij draagt natuurlijk blauwe schoe nen, het zijn die, welke zij zelf kocht. „Heb je nu toch een paar blauwe schoeenen gehouden?" vraagt hij verbaasd. „Wel neen, lieve," jokt zij geroutineerd, „het eene paar heb ik geruild tegen bruine en het andere tegen zwarte, en weet je, wat dit voor schoenen zijn? Die oeroude witte, die ik bijna nooit droeg en die men nu zoo schitterend blauw heeft weten te verven voor me." ,,'t Is werkelijk geweldig. Ik wist niet, dat zoo iets mogelijk was. Jullie vrouwen kunnen toch ongeloofelijk zuinig zijn." Mausi neemt de loftuiting in ontvangst zon der zelfs met haar oogwimpers te knipperen. Zij lacht onweerstaanbaar en legt met een al lerliefst gebaar haar arm in dien van haar man. Balder voelt zich als een keizer, het geeft iemand het gevoel van besliste superiori teit, een werkelijk zuinige vrouw te bezitten. Argeloos en coquet klikt het blauwe paar schoentjes nummer één over het asphalt. Nu heb 'k toch even staan te kijken Van wat ik las in onze krant, Die een bericht bracht, zeer veel zeggend, Afkomstig uit een nabuurland, Een land. waar men voor niets terugdeinst En al op alles heeft gezet Om groote plannen door te drijven §5 Met steun en dwang van macht en wet; Een land, waar men de hoogste waarden Niet goed en niet „modern" meer acht, Een land, dat trotsch is op 't verleden j§ Van heidendom en brute kracht; Waar men zichzelf genoeg wil wezen, S Waar men een eigen cultus brouwt, En waar men op een handvol menschen Veel meer dan op God zelf vertrouwt. Daar deed men plots'ling een ontdekking E En zag men met een veldheersblik Dat 't heil van alle volksgenooten Te vinden is inkoffiedik! Dat gaat men dagelijks verzaam'len,. Een acht of negen ton of zoo. U ziet, deez' nieuwe onderneming Werkt dan met koffiedik engros! 3 Maar als dat zaakje nu wat uithaalt 3 Bewijst het toch maar even dit: Dat in het koffiedik warempel Toch maar de heele toekomst zit! HERMAN KRAMER I WAT/ IS DAT ÉNE PAKJE AL DE ZEEP vDIE JE GEBRUIKT HEBT OM ZO'N PRACHTIG VET SOP IN JE WAS. MACHINE TE KR'JGEN?;.,- bK ZEKER MAAR DAT KR'JG JE ALLEEN ALS JE DE NIEUWE OVERVETT RINSO GEBRUIKT. IK ZOU ER NIET MEER BUITEN KUNNEN ZONDER DE WAS TE KOKEN, IK MET ÉÉN PAKJE RINSO IN ANDERHALF UU DE HELE WAS: Uw was krijgt met overvettelftnso een ongekende helderheid, terwijl het sop veel sneller werkt dan van gewone zeeppoeders. Boven dien kan dit bijzonder werkzame sop meer malen worden gebruikt Prijs per pak 12| tt. met geschenkenbon. RJ7-0309* het Fransch vertaald door Christine Kamp 36 t.Tegenwoordig kan Claude opgeruimd zijn en toont dit, hetgeen hij vroeger niet kon. Mijn L^je, zoo stil, dat mij somber leek, mijn A'tensporig groote kussens, die mij bespottelijk t eri, dat alles was veranderd, aangeraakt door A Seheimzinnlgen tooverstaf. - 'Toolijk, tevreden, niet meer denkend aan mijn achten, dat mij zoo lang had geschenen, ant- "orclcie ik: „Ik houd dol veel van dit hoekje, °Tai als ik er vrienden ontvang." 3 "'Henden! Waarom dit meervoud? Als ik heh F was' dat miJ Je vroegere vriendschap k bt teruggeschonken, die vriendschap, die ge- j- rch is uit leed, zou ik je niet permitteeren dat aervoud te gebruiken." g ',Claude, ik geloof, dat zij op het punt is om 0vbeel terug te komen. Ik heb zonder mij daar- j er te verheugen, vergeven aan hem, die ons Oft 'BÉ' gescheiden, maar nu ben ik blij, omdat ik Q 0v.UV..V.MV,«, "V" "I w t6 8eflaan heb. Ik begin de woorden van papa besrijpen en ik gun die gestrengheid aan hen, wie het recht toekomt om te oordeelen en ls ^Taffen. Ik ben slechts vrouw en mijn hart fle baas geworden over mijn hoofd." Claude ging op een fauteuil zitten, geheel op z'n gemak, zijn verlegenheid is totaal verdwenen. Dan hernam hij: „Je hart is veel liever dan je hoofd, maar je kende het niet." „En jij, ken jij het dan?" „Beter dan je denkt. Ik heb het ontdekt op zekeren avond in het station, te midden van het gedrang. Daarom heb ik het plan gevormd een bedevaart te gaan doen naar dat station." „De streek is niet schilderachtig." „Daar let men als pelgrim niet op." „Komaan, laten wij toch ernstig zijn." „Vind je, dat wij het niet zijn?" „Ja en neen. Ik moet je spreken over je mede werkster, ik zal je aanstonds vertellen, waar ik haar ontdekt heb." „O ja, dat is zoo, ik kwam hier om die dame te ontmoeten." „Je hebt haar zoo lang laten wachten, dit is geen verwijt.en toen is zij heengegaan, maar wees er niet bedroefd om, zy zal terugkomen." „Vertel mij iets van haar." „Niets liever dan dat. Wat haar uiterlijk be treft zullen wij er niets van zeggen, want je werklieden stellen daar geen belar.g in." Energiek begon Claude te protesteeren: „Je vergist je, ik ben gesteld op een knap uiterlijk." „Welnu, O. L. Heer heeft haar dat niet ge weigerd." „Prachtig! Laten wij nu eens spreken over haar karakter." „Zij bezit goede eigenschappen en gebreken, maar ik geloof, dat je haar gebreken wel de baas zult worden. Zij heeft een goede opvoeding ge noten, maar weet niets van kinderzorg; Je weet toch, dat jonge meisjes zich niet daarmee bezig houden. Dat is zeer jammer, want wij moesten leeren kinderen te verzorgen, eer wij er zelf hebben. Die dame, die goed van wil is en energie bezit, gaat studeeren en zal binnen korten tijd in staat zijn de taak te aanvaarden, die je haar wilt toevertrouwen," „Heb je haar gesproken over de teleurstellin gen, die haar wachten?" „Ja en zij is er niet bang voor. Het is een vrouw, die de wereld kent en ik kan je verzeke ren, dat die wereld haar geen teleurstellingen heeft bespaard. Je werklieden jagen haar geen vrees aan, zij hoopt, dat zij zich door hen zal doen beminnen." „Men zal haar zeggen, dat dit een illusie is!" „Zonder illusies zou zij niet kunnen leven." Ernstig, terwijl zijn oogen als het ware in mijn ziel lazen, vroeg Claude: „Is zij dapper en moedig?" „Dat geloof ik wel." „Hoe oud is zij?" Dat was een teere kwestie. „Zij is Jong, maar men moet jong zijn en stoutmoedig om zoo iets te beproeven." „Haar Jeugd zou misschien een beletsel zijn. Men moet rekening houden met kwaadsprekerij, ik ben ook nog niet oud. Wat zal men er van zeggen?" „Men, dat is de wereld. Wil Je Je bekommeren over een honderdtal personen, die allen een ge heim tuintje hebben, mooier of leelijker?" Heel kalm antwoordde Claude: „Ik ben ge noodzaakt mij om haar daarover te bekom meren." „Welnu, trouw dan met haar!" Er kwam een pauze van stilzwijgen, dan vroeg Claude met een schalksch lachje: „Ken ik haar?" Ik moest bekennen, geen verschuilen was meer mogelijk. „Ja, je kent haar." Met een triomfantelijken kreet riep Claude uit: „Zeg mij dan gauw haar naam." Ik aarzelde nog. De trots der Mayrans is wel lastig te dragen. „Het is heel moeilijk." „Waarom?" „Omdat zij er verschillende heeft." „Kies dan de liefste, of de kleinste, die ik haar soms heb gegeven en dien ik telkens zeg als ik alleen ben." Nu was ik verlegen en fluisterde: „Zeg het dan, want lk ben zoo bang mij te vergissen." „Lies! Is het waar, wil Liesbeth die zware taak aanvaarden?" „zy is wel gedwongen, want zij wil dienen. Dat andere leven, het leven van modepoppen zou zij niet kunnen leiden. Byna heeft zy het gekozen, maar een zeker bezoek heeft haar gauw haar evenwicht doen terugvinden, dat door ver driet en wrok verstoord was. Ik heb ook een pelgrimstocht te doen." De groote handen van myn vriend maakten zich meester van de müne en drukten ze zoo, dat als ik minder ontroerd was geweest, ik „Au" zou hebben geroepen. „Dank je, Lies! Wat een mooie taak hebben wij voor ons, wat een mooi werk zullen wy ondernemen!" Wel vreemde woorden van liefde, die aan veel jonge meisjes niet zouden hebben behaagd, maar het waren juist de woorden, die ik verwachtte. „Ja, Claude, wij zullen samen werken: ik zal je vrouw, je medewerkster worden en altoos Je vriendin." „Lies, myn Liesje!" En opeens werd Lies, die zich het verleden herinnerde, plagerig, coquette, boosaardig. „Waarom wil je nu met my trouwen, terwyi je het vorig jaar my geweigerd hebt met alle energie, daarover je kor: beschikken?" Claude bekende: „Ik was slechts een onderge schikte secretaris; je was te mooi, te rijk ook, ik vreesde je te zullen beminnen." „En nu?" „Ik ben geen secretaris meer, ik zou die be trekking nooit hebben opgegeven, als je vader het niet gewild had." Verwonderd herhaalde ik: „Papa heeft dat gewild?" „Ja, hy raadde my aan te trouwen en myn betrekking by hem belette my het te doen," „Keurt hy onze verloving goed?" „Dat geloof lk wel." „Je verbaast my Hy aarzelde, dan hernam hy: „Ik moet myn bekentenis voltooien. Eenige weken geleden zei mynheer Mayran mij: „Claude, ik houd van je als van een zoon. Als de jonge meisjes niet voor gaven zelf hun echtgenoot te willen kiezen, zou ik met Elisabeth spreken, maar zy zal r.oolt een' huweiykscandidaat aannemen, die haar ouders gekozen hebben. Je bent haar verloofde geweest in een uur, toen onrechtvaardigheid haar tot opstand had gebracht, tracht nu haar liefde ta winnen. Zy heeft geleden, zy is verbysterd, maar ik weet zeker, dat eens jelui zielen elkaar zul len vinden." Ik was ontstemd en toch tevreden, papa be oordeelde my gestreng, maar hy keurde myn keus goed. Lachend zei ik: „Waar zullen wy elkander in Canada treffen?" „wy zullen samen de reis maken." Wantrouwend voegde ik er aan toe: „Mits wy ginds geen teleurstelling vinden." En Claude met zyn blauwe oogen stralend van geluk, antwoordde: „Dat hoop ik niet, maar in alle geval hebben wij onzen plicht gedaan. De plicht, daaraan is alles gelegen!" Ernstig antwoordde ik, toch gelukkig, omdat geen laag gevoelen my by hem zou kunnen be sluipen: „Je hebt gelijk, daaraan is alles ge legen." Het dagboek van Lies zou hiermede kunnen eindigen. Lies was een Mayran; de zielen van haar grootmoeders, burgerlijk, maar rechtscha pen, waarden om haar heen en verdedigden haar. Zij wilde gelukkig zijn, zy wilde avon turen beleven, een groote liefde leeren kennen, die haar wie weet waarheen zou hebben ge voerd. zy heeft geen avonturen gehad, zi) heeft de smart gekend, zy heeft de liefde ontmoet, die tot basis heeft: den plicht. Grootmoeders, rust in vrede, uw kleindochter zal, naar lk hoop, u waardig zyn. EINDE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 13